Database wetenschappelijke onderzoeken & deskundigen Februari 2012
Criminaliteit
Opdracht is uitgevoerd door
Criminaliteit Stoppen met crimineel gedrag
Een kwalitatief, longitudinaal onderzoek naar Marokkaanse en Nederlandse mannen met een crimineel verleden. H. Werdmölder 2011 Dit artikel is een eerste verslag van een longitudinaal en kwalitatief onderzoek naar 40 Marokkaanse en Nederlandse mannen met een crimineel verleden. De basis hiervan is gelegd in 1982. Eind 2008, na een periode van twintig jaar, heeft de auteur het onderzoek weer opgepakt. De focus van dit artikel ligt op de keerpunten en obstakels van de categorie mannen die gestopt is met criminaliteit en richt zich op de vraag wanneer jongeren in de criminaliteit komen en welke factoren belangrijk zijn om uit de criminaliteit te komen. In het onderzoek komt naar voren dat bij 10 jongemannen tussen de 21 en 26 jaar een proces van re-integratie had plaatsgevonden. Ze waren niet meer crimineel, hadden werk en de helft woonde samen of was getrouwd. Er had bij hen een proces van sociale rijping plaatsgevonden, een vorm van interne sociale controle. Negen jongemannen hadden meer obstakels om te re-integreren, zoals het vinden van een vaste baan en de verslaving aan harddrugs. De combinatie van werk, huwelijk, het krijgen van kinderen, militaire dienst en een vast woonadres zijn bekende re-integratiemechanismen. In het geval van criminele mannen van Marokkaanse huize is hun directe leefomgeving, waaronder familie, vrienden en schoonfamilie, ook van grote invloed. Een belangrijk obstakel is de verslaving aan harddrugs of alcohol. Maar uiteindelijk zijn persoonlijke eigenschappen, zoals discipline, eigen verantwoordelijkheid, motivatie en doorzettingsvermogen, beslissend. http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/jv201105-van-interventie-tot-stoppen-metmisdaad.aspx
Hedendaags kwaad revisited Kanttekeningen bij de Marokkaanse criminaliteit in Nederland
FORUM S. Harchaoui 2011 Dit artikel beschrijft de individualistische tendens binnen de Marokkaanse samenleving, hetgeen gevolgen zal hebben voor de aanpak van de problemen. De tendens van individualisering wordt begeleid door een grote diversiteit binnen de Marokkaanse samenleving als zodanig, maar er zijn ook verschillen tussen Marokkanen die jeugdcriminaliteit begaan. Dit aspect leidt tot de conclusie dat aandacht moet worden besteed aan de eigen verantwoordelijkheid van deze jongeren. Het is belangrijk voor de (effectiviteit van het) strafrechtelijk systeem en voor verder onderzoek en theorie over de Marokkaanse criminaliteit. Vanuit het perspectief dat er een individualistische tendens plaatsvindt, kunnen er opmerkingen geplaatst worden over de criminele betrokkenheid van Marokkanen, over de manieren waarop de criminaliteit plaatsvindt en over de gegeven verklaringen voor de hoge mate van criminaliteit onder de Marokkaanse jeugd. Dit artikel concludeert dat de eigen verantwoordelijkheid echter weer ten volle moet worden teruggegeven aan de als individu opererende Marokkaanse (jeugd)delinquent of verdachte. Dit betekent vanzelfsprekend niet dat culturele omstandigheden niet aan bod moeten komen; het betekent wel dat jongens indringend bevraagd moeten worden op de causaliteit tussen de aangevoerde culturele aspecten en hun concrete gedragingen. http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/jv201105-van-interventie-tot-stoppen-metmisdaad.aspx
Land van Overvecht
Een kwalitatief onderzoek naar sociale contacten en crimineel gedrag van Marokkaanse jongeren uit de Utrechtse wijk Overvecht Universiteit Utrecht C. Abourida (masterthesis) 2010 In het onderzoek worden de volgende vragen beantwoord: hoe kunnen de sociale contacten van Marokkaanse jongeren in Overvecht qua aard en locatie worden gekarakteriseerd en hoe worden deze patronen verklaard? En in hoeverre is er een relatie tussen de sociale contacten van deze jongeren en crimineel gedrag en in hoeverre zijn andere aspecten van belang bij het verklaren van crimineel gedrag? In de buurt, op school en het werk worden hechte sociale contacten onderhouden met andere jongeren van verschillende komaf. Naast school, sport en werk zijn buurt- en theehuizen, winkels en de straat belangrijke ontmoetingsplaatsen. Deze ontmoetingsplaatsen zijn belangrijk voor de sociale cohesie in de wijk. Er lijkt echter een gebrek te zijn aan gemeenschappelijke waarden, maatschappelijke orde, sociale controle en
solidariteit onder alle wijkbewoners. Sociale netwerken en sociaal kapitaal onder de Marokkaanse gemeenschap in de wijk zijn wel sterk aanwezig. Buurtkenmerken en –effecten zijn in dit onderzoek van invloed gebleken op het gedrag en de sociale contacten van jongeren. Transnationale kenmerken van Marokkaanse jongeren uiten zich vooral op sociaal-cultureel gebied en zijn steeds meer gericht op de Marokkaanse gemeenschap in Nederland zelf. Professionals willen jongeren activeren en laten participeren door middel van activiteiten en ondersteuning. Er zijn veel goedbedoelde initiatieven van welzijnsorganisaties en stichtingen die in een aantal gevallen hun doeltreffendheid missen of te optimistisch zijn. Crimineel gedrag bestaat voornamelijk uit fraude, diefstal, inbraak en drugshandel. Fraude gebeurt op het gebied van wonen, werken en onderwijs. Het soort diefstal verschilt per leeftijdsgroep. Dit heeft te maken met de geografische mobiliteit die toeneemt met de leeftijd. Als conclusie kan gesteld worden dat sociale contacten en sociale netwerken van invloed zijn op ongewenst- en crimineel gedrag onder jongeren. De problemen hebben te maken met een gebrek aan sociale binding, een ondermaatse opvoeding, de relatie met ouders en concentratiegebieden. Resultaten en kenmerken die in dit onderzoek ook van invloed zijn gebleken op crimineel gedrag onder jongeren, zijn economische deprivatie, culturele heterogeniteit, hoge verhuismobiliteit, hoog aandeel jongeren in de bevolking, een deprivatiedimensie en gebrek aan sociale cohesie. Deze kenmerken zijn in Overvecht aanwezig en daarmee ook de samenhangende jeugddelinquentie. De verwachting is dat concentraties van niet-westerse allochtonen niet zullen afnemen, maar eerder gelijk blijven of groeien. Waar de meeste onderzoekers en ondervraagden het over eens zijn, is dat de rol van ouders zeer belangrijk is. Een aantal ouders geven hun kinderen naast een slecht voorbeeld door zelf te frauderen, een slechte opvoeding, weinig steun en hebben geen grip op het doen en laten van hun kind buiten de deur. Hierdoor bouwen kinderen sociale netwerken op die bestaan uit verkeerde contacten en ontstaat bendevorming. Naar verwachting zal de komende decennia de sociaaleconomische status van de Marokkaanse gemeenschap over het algemeen verbeteren. Hierdoor zal de economische deprivatie in de wijk in elk geval niet toenemen. Aan sociaalculturele factoren als taal, religie en de daaruit voortvloeiende normen en waarden zal waarschijnlijk nog sterk gehecht worden door Marokkaanse jongeren. Integratie lijkt eerder te komen met participatie dan met recreatie. De jongeren van nu die straks de ouders zijn en weten dat misdaad niet loont, zijn namelijk wel geschoold, geïntegreerd en minder vaak werkloos. Wat onze samenleving dan nog rest is wederzijds respect, begrip en geduld. http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2010-0625-200145/UUindex.html
Integratie, maar uit de gratie Multi-etnisch samenleven onder Rotterdamse jongeren H. Entzinger 2009 Turkse en Marokkaanse jongeren zijn de afgelopen jaren beter gaan participeren in de Nederlandse samenleving. Tegelijkertijd bestaat zowel bij hen als bij autochtone jongeren
het gevoel dat de onderlinge culturele afstand is gegroeid. Dit blijkt uit een recent onderzoek onder Rotterdamse jongeren, dat een replicatie vormde van een eerder onderzoek onder deze jongeren in 1999.
Op de meeste indicatoren blijkt de integratie van migrantenjongeren te zijn voortgeschreden, onder meer vanwege het stijgende opleidingsniveau en het groeiende aandeel van de tweede generatie. Desondanks is, vooral in de beleving van de autochtonen, de onderlinge culturele afstand gegroeid. Dit blijkt niet zozeer uit de daadwerkelijke waardeoriëntaties, als wel uit een verslechterende onderlinge beeldvorming. Deze wekt bij Turkse en Marokkaanse jongeren het gevoel op dat de lat voor hen telkens hoger wordt gelegd: ze gaan voort op het pad van de integratie, maar raken tegelijkertijd uit de gratie .In dit polarisatieproces gaan zij meer nadruk leggen op bepaalde aspecten van de ‘eigen’ identiteit. In Nederland is het, vooral onder de jongere Marokkanen, de Islam die wordt gebruikt als zo’n marker van identiteit, als een instrument waarmee ze zichzelf kan onderscheiden van anderen. Dit lijkt de hypothese te bevestigen dat het veranderend maatschappelijk en politiek klimaat heeft geleid tot een verslechtering van de verhoudingen tussen allochtonen en autochtonen: door de opgeschroefde integratie-eisen wenden allochtonen zich van autochtonen af en vindt er een verharding van onderlinge scheidslijnen plaats. http://scholar.google.nl/scholar?q=integratie+maar+uit+de+gratie&hl=nl&lr=
Criminaliteit, leeftijd en etniciteit WODC R. Jennissen 2009 Dit artikel gaat over de afwijkende leeftijdsspecifieke criminaliteitscijfers van in Nederland verblijvende Antillianen en Marokkanen. Deze studie laat zien dat het niet al te positief is gesteld met de criminaliteit onder niet-westerse allochtonen als deze vergeleken wordt met die van de autochtone bevolking. In studies waarbij de groep niet-westerse allochtonen verder onderverdeeld wordt naar de afzonderlijke herkomstgroepen, valt de hoge criminaliteit onder Antillianen en Marokkanen vaak op. Juist bij deze twee groepen met de hoogste geregistreerde criminaliteitscijfers is er iets merkwaardigs aan de hand met de leeftijdsspecifieke criminaliteitscijfers. De zogenaamde age-crime curves voor in Nederland verblijvende Marokkanen vertonen uitzonderlijk hoge criminaliteitscijfers in de tienerjaren – in verhouding veel hoger dan de criminaliteitscijfers bij andere herkomstgroepen. Het doel van deze studie is om inzicht te krijgen in de achtergronden van de afwijkingen in de age-crime curves van Marokkanen en Antillianen. Deze studie bestaat uit een literatuuronderzoek dat zowel de Nederlandse casus als ook vergelijkbare situaties in het buitenland bestrijkt en kwantitatieve analyses van data over geregistreerd daderschap in Nederland. Voor dit laatste is gebruikgemaakt van integrale populatie gegevens die op het
individuele niveau kunnen worden geanalyseerd. De data hadden betrekking op het jaar 2005.
De ‘klassieke’ age-crime curve kenmerkt zich door snel toenemende criminaliteitscijfers in de puberteit die in de late adolescentie en vroege volwassenheid een piek bereiken. De criminaliteitscijfers dalen vervolgens snel onder twintigers en dertigers. Vanaf de middelbare leeftijd ten slotte zijn de criminaliteitscijfers relatief erg laag. Voor Marokkanen is een beeld zichtbaar van een alsmaar afnemende oververtegenwoordiging naarmate de leeftijdsgroepen hoger worden. De verklaring voor het hoge percentage daders onder Marokkaanse tieners in vergelijking met het overall Marokkaanse daderpercentage ligt waarschijnlijk in de culturele dissonantie van jonge Marokkanen. Met culturele dissonantie wordt het verschijnsel bedoeld dat migranten moeten laveren tussen twee sterk verschillende culturen, namelijk die van het land van herkomst (van hun ouders) en die van het land waarin ze op het moment resideren. Om de criminaliteit onder Marokkanen aan te pakken is het dus noodzakelijk dat wordt gefocust op het deviante gedrag van Marokkaanse jongens in hun tienerjaren. Op deze leeftijd hebben Marokkaanse jongeren namelijk het meest te maken met problemen die voortvloeien uit hun culturele dissonantie. http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/de-afwijkende-leeftijdsspecifieke-criminaliteitscijfersonder-marokkanen-en-antillianen.aspx?cp=44&cs=6798
De procesparticipatie van Marokkaanse jeugdige verdachten en hun ouders in de Nederlandse rechtbank in vergelijking met Nederlandse jeugdige verdachten en hun ouders L. van Vliet Masterthesis Pedagogische wetenschappen, Universiteit van Utrecht 2009 Deze thesis vergelijkt de deelname tijdens het proces van Marokkaanse jonge verdachten en hun ouders met de deelname van Nederlandse jonge verdachten tijdens het proces en hun ouders in Nederland. Onderzoek naar de oorzaak van de problemen van de Marokkaanse jeugd met de politie en het rechtssysteem in Nederland wijzen op verschillende oorzaken. De voornaamste bronnen voor het ontwikkelen van probleemgedrag bij Marokkaanse jongeren liggen in de problematische thuissituatie waarin veel cultuurverschillen zorgen voor uiteenlopende conflicten, de lage sociaal economische status met werkloosheid, stress en onderstimulering als gevolg, groeps-/bendevorming als gevolg van slechte behuizing, de wantrouwende culturele achtergrond en in de verminderde intelligentie van veel Marokkaanse jongeren. Door middel van observaties tijdens de jeugdstrafrechtzaken in de rechtbanken van Utrecht, Rotterdam en Amsterdam zijn de pedagogische aspecten en de deelname van het proces van de Marokkaanse en Nederlandse verdachten en hun ouders waargenomen. Daarnaast werd gebruik gemaakt van een interview, in de vorm van vragenlijsten, voor zowel verdachten als hun ouders. Deze vragenlijsten werden na afloop van de zitting aan zowel de verdachte als
de ouder(s) voorgelegd. De vragenlijsten gingen in op het begrip van de verdachte en hun kennis van aan justitie gerelateerde begrippen. De observaties tonen weinig verschillen in het gebruik van pedagogische aspecten in de verschillende rechtbanken. De deelname van het proces van de verdachten verschilde op een aantal onderwerpen, met name hun laconieke houding en hun begrip verschilden. De verschillen in perceptie werden alleen gevonden in het gevoel van Nederlander zijn. De ouders verschilden ook op dit punt, de ervaring van culturele verschillen in contact met de politie en het rechtssysteem is in overeenstemming met dit verschil. Concluderend kan gesteld worden dat in elke rechtbank pedagogische aspecten worden gebruikt, weinig verschillen zijn gevonden. De deelname van het proces van Marokkaanse verdachten en hun ouders verschilden op diverse punten in vergelijking met de deelname van het proces van Nederlandse verdachten en hun ouders. http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2009-0806-200204/UUindex.html
Tussen onmacht en onwil Een kwalitatief onderzoek naar twintig Marokkaanse veelplegers Politieacademie A. van Wijk en Y. Schoenmakers 2008 In 2006 werden er door de politieregio Brabant-Noord bijna tachtig Marokkaanse jongeren tot 24 jaar in Den Bosch als ‘veelpleger’ aangemerkt. Om meer inzicht te krijgen in de kenmerken en achtergronden van de jeugdige Marokkaanse veelplegers in Den Bosch, is in opdracht van de gemeente een kleinschalig kwalitatief onderzoek verricht. Van twintig geselecteerde veelplegers zijn de dossiers bestudeerd, zoals aangeleverd door verschillende politiële, justitiële en hulpverlenende instanties. Per veelpleger zijn diverse leefdomeinen in kaart gebracht, zoals gezin, school, werk, gezondheid, vrije tijd en vrienden, criminaliteit en contacten met instanties. Er blijkt weinig informatie beschikbaar te zijn over de achtergronden van de ouders en de wijze van opvoeden. Er is een duidelijke scheiding tussen de wereld binnenshuis en buitenshuis. Terugkerend onderwerp is de soms manipulerende manier waarop de veelplegers omgaan met instanties. Delicten worden ontkend. Zij zijn niet ontvankelijk voor hulpverlening. De ouders soms ook niet, want ook zij ontkennen de problemen. De veelplegers doorlopen soms een lange weg door de justitiële keten. Opvallend daarbij is dat zij vaak ‘laatste kansen’ krijgen. Taakstraffen en proefperioden lijken niet te helpen. Uit de dossiers wordt duidelijk dat er vaak veel aan voorafgaat voordat de jongeren als ‘veelpleger’ te kenmerken zijn. De mogelijkheden voor (preventieve) maatregelen liggen bij de jongere Marokkanen die de eerste stappen zetten op het criminele pad. Voor de Marokkaanse veelplegers uit dit onderzoek zullen preventieve maatregelen grotendeels een gepasseerd station zijn. Wel kunnen hun jongere broertjes nog behoed worden voor eenzelfde criminele carrière, door effectief in te grijpen in multi-problem gezinnen. Ook in repressief opzicht valt er nog veel te winnen, namelijk het voorkomen dat het strafrechtelijke
systeem haar geloofwaardigheid voor deze jongeren verliest door te laat, niet eenduidig, niet consequent te straffen en de jongeren met fluwelen handschoenen aan te pakken. http://www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl/doc/overlast_mn_jongeren/Tussen_onmacht_en_ onwil.pdf
Criminaliteit en etniciteit ESB L. Borghans& B. ter Weel 2003 Uit internationaal onderzoek komt naar voren dat sociaaleconomische omstandigheden een belangrijke determinant van criminaliteit zijn. In Nederland wordt criminaliteit echter vaak in verband gebracht met allochtonen. Het is daarom de vraag of deze associatie slechts gebaseerd is op enkele incidenten. In dit artikel wordt geanalyseerd in hoeverre criminaliteit verklaard kan worden uit de sociaaleconomische omstandigheden en de etnische samenstelling van gemeenten. Het doel van dit artikel is om op systematische wijze te analyseren in hoeverre criminaliteit in Nederland verklaard kan worden uit sociaaleconomische omstandigheden, zoals inkomen en werkloosheid. Het is een kwantitatief onderzoek dat het verband tussen het aantal allochtonen (Marokkanen) per gemeente en criminaliteit onderzoekt met als onderzoekselement de sociaal- economische omstandigheden. In tegenstelling tot de Verenigde Staten bestaat in Nederland relatief weinig samenhang tussen werkloosheid en lage inkomens enerzijds en criminaliteit anderzijds. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in Nederland de sociale voorzieningen voor mensen met een slechte sociaaleconomische positie voldoende zijn om een vlucht in de criminaliteit te voorkomen. http://esbonline.sdu.nl/esb/images/880548_tcm445-239558.pdf
Vervelende feiten, criminaliteit onder allochtone jongens SCP P. Schnabel 2002 De criminaliteit in Nederland staat er gekleurd op. Het aandeel van de allochtonen onder verdachten en veroordeelden is aanzienlijk hoger dan hun aandeel in de bevolking als geheel. In de meeste gevallen komt het overigens niet tot de opsporing van een verdachte, maar wanneer het slachtoffer de dader tenminste nog wel gezien heeft, is de kans groot dat de omschrijving 'gekleurd' is door het zuidelijke land van herkomst. In dit artikel wordt inzicht gegeven in de feiten over criminaliteit onder allochtone jongens, met name Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse jongens. Ondanks alle ongelukkige beperkingen waar de verschillende registraties onder gebukt gaan en ondanks alle voorbehouden die gemaakt moeten worden, is bet algemene beeld toch heel duidelijk, zij
het niet op voorhand gemakkelijk te interpreteren. Er is een groot verschil tussen autochtonen en allochtonen in de kans verdacht te worden van een delicten dat verschil is nog groter waar het de kans op een veroordeling en detentie betreft. Doordat er zoveel meer autochtonen als allochtonen zijn,weerspiegelen de absolute getallen de relatieve verhoudingen niet goed. Niettemin, van de gedetineerden en ook van de strafrechtelijke jongeren is nu nog slechts een minderheid van oorspronkelijk Nederlandse afkomst. Alle cijfers wijzen erop dat de criminaliteit op zich groeit en daarin weer het aandeel van de allochtonen. Het gaat dan vooral om jongens en jonge mannen van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst. In het artikel wordt een blik in de toekomst gekeken en wordt er advies gegeven. http://igitur-archive.library.uu.nl/USBO/2007-1002201118/schnabel_02_vervelendefeiten.pdf
Boeken
Straatkwaad en jeugdcriminaliteit M. Komen 2005 Bundeling van bijdragen waarin de vraag centraal staat in hoeverre culturele verschillen en etniciteit een verklaring kunnen zijn voor de relatieve oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in de jeugdcriminaliteit. Sommige jongeren jagen buurtbewoners de stuipen op het lijf en vallen meisjes of vrouwen
lastig. Vooral Marokkaanse en Antilliaanse jongens scoren hoog in de criminaliteitsstatistieken. Het aantal allochtone jongeren in de eindstations van de jeugdzorg is ontzettend hoog, terwijl er maar weinig allochtone professionals in de kinderbescherming en de justitiële jeugdinrichtingen werken. Veel hulpverleners, maatschappelijk werkers, gezinsvoogden, justitiewerkers en beroepsopvoeders komen van een andere etnische en culturele achtergrond dan hun cliënten. Sommige beroepsopvoeders weten niet op welke wijze ze moeten omgaan met etnische of culturele diversiteit van opvattingen over opvoeding, hulp, zorg en straf. Moeten we allochtone jongeren nu extra streng en hard aanpakken of niet? Anderen hebben voor problemen van multiculturaliteit etnisch specifieke oplossingen gevonden, maar hun deskundigheid is niet of nauwelijks in kaart gebracht. Hierdoor weten we nog te weinig wat wel en niet werkt. Volgens verschillende deskundigen werkt een etnisch-specifieke aanpak van problemen het beste. Is dat inderdaad het geval? En waarmee moeten we dan rekening houden? Straatkwaad geeft antwoord op deze vragen. De bundel bevat bijdragen van specialisten ais: Frank Bovenkerk, Simone Crok, W.J. Deetman, J.P.H. Donner, Jaap van Donselaar, Mostapha El Madkouri, SadikHarchaoui, Mieke Komen, Dirk J. Korf, Ruud Peters, Omar Ramadan, Erik van Schooten, Krista Schram, Jeroen Slot, NourdinTchiche, HeleenTerwijn, Maarten Thissen en Willem Wagenaar. http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=lang_nl&id=wAoq6iAam5gC&oi=fnd&pg=PA1&dq=
marokkaanse+jongeren+aanpak&ots=0HbjGhn8fT&sig=h2QzxsIk9WLRxdhv4yDAlOi1Zms#v =onepage&q=marokkaanse%20jongeren%20aanpak&f=false
Ieder voor zich: Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens F. Van Gemert 1998 Over criminaliteit van Marokkaanse jongens is al het nodige gezegd en geschreven. In de verklaringen stonden sociaaleconomische factoren meestal centraal en bleven de veel lastiger te grijpen culturele factoren onderbelicht. In dit boek echter krijgt cultuur veel aandacht. De hoofdpersonen in deze studie zijn Marokkaanse jongens uit Rotterdam-Zuid. In het boek worden etnografische beschrijvingen van het gedrag van de Marokkaanse jongens weergegeven, daarnaast wordt ingegaan op de geschiedenis van de Berbers in het Rif, de migratie, het gezin, de Rotterdamse woonomgeving, en hun criminele activiteiten. De auteur analyseert deze verschillende situaties en wijst op de culturele elementen die er als een rode draad doorheen lopen. Het zijn deze elementen die het ‘normale’ én het criminele gedrag van Marokkaanse jongens begrijpelijk maken. http://books.google.nl/books?id=fzNHgyDdUU4C&dq=Buurthuis+Zuid&ie=ISO-88591&source=gbs_gdata&redir_esc=y
Marokkaanse wortels, Nederlandse grond. Exploratie, bindingen en identiteitstrategieën van jongeren van Marokkaanse afkomst Rijksuniversiteit Groningen S. Ketner 2008 In dit onderzoek staat de identiteitsvorming van jongeren van Marokkaanse afkomst in Nederland centraal. Hoe hebben zij een min of meer coherente identiteit kunnen ontwikkelen vanuit de diverse mogelijkheden die hen ter beschikking staan? Ze kampen met andere uitdagingen dan hun Nederlandse leeftijdgenoten. De Marokkaanse jongeren hebben met twee culturen te maken. De Marokkaanse normen en waarden die ze van huis uit meekrijgen verschillen in menig opzicht van de normen en waarden van de Nederlandse samenleving waarin ze leven. Het verschil tussen ‘thuis en buiten’ is vaak groot. Hoe gaan de Marokkaanse jongeren met deze uitdagingen om? In dit onderzoek komen de jongeren daarover zelf aan het woord. In het onderzoek wordt de nadruk gelegd op ‘normale’ Marokkanen met wie het ‘gewoon goed’ gaat. Tot nu toe werd er vooral onderzoek verricht naar Marokkaanse probleemjongeren in de vier grote steden. Maar meer dan de helft van alle Marokkanen woont niet in een van deze steden. De auteur interviewde daarom 80 Marokkanen (50 meisjes en 30 jongens) tussen de 13 en 20 jaar oud die juist in middelgrote steden wonen. Ze legt de focus op de bestudering van de creativiteit waarmee Marokkaanse jongeren hun identiteit vormgeven.
In het onderzoek worden twee conclusies getrokken: de moslimidentiteit speelt bij Marokkaanse jongeren een belangrijke rol. Daarnaast willen ze ook als echte Nederlanders gezien worden. De integratieparadox laat duidelijk zien hier nog een lange weg te gaan is, die Marokkanen en andere allochtone groepen niet alleen kunnen afleggen. Immers, naarmate hoogopgeleide allochtonen meer gericht zijn op de autochtone samenleving en meer willen integreren, lijken ze meer last te hebben van verschijnselen van buitensluiting en discriminatie. Deze veelal hoogopgeleide allochtonen zouden juist een voorbeeldfunctie kunnen vervullen in de Nederlandse samenleving. Er zal dan ook alles aan gedaan moeten worden om deze jongeren ‘binnenboord’ te houden en hen dezelfde kansen en mogelijkheden te bieden als hun autochtone leeftijdgenoten. De samenvatting van het proefschrift is te downloaden via www.variya.nl/onderzoeksketner.htm.
Integratie én uit de gratie? J. Omlo 2011 In de afgelopen decennia zijn er talloze sociaalwetenschappelijke publicaties verschenen over de integratie van etnische minderheden. De term integratie wordt vooral gebruikt om gedrag, opvattingen en posities van etnische minderheden te meten, te beschrijven, te verklaren of te voorspellen. Het gaat steeds om de integratie van etnische minderheden, maar hoe betrokkenen zelf denken over integratie blijft buiten beschouwing. In deze studie maakt de auteur integratie tot onderwerp van debat. Hij gaat in gesprek met Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen die relatief succesvol zijn in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Centraal staat wat zij onder integratie verstaan. Onder welke voorwaarden vinden zij integratie belangrijk? Hoe oordelen zij over publieke integratiedebatten? Voelen zij zich verbonden met Nederland en voelen zij zich maatschappelijk geaccepteerd? Aan de hand van citaten biedt dit boek inzicht in de belevingswereld van een groep waar veel over wordt gesproken.
Marokkaanse lieverdjes
Crimineel en hinderlijk gedrag onder Marokkaanse jongeren H. Werdmölder
2011 Al geruime tijd kent de Nederlandse samenleving problemen in de omgang met een groep Marokkaanse jongens. Zij terroriseren de straten en vertonen hinderlijk crimineel gedrag. Wat zijn de achtergronden van hun gedrag? Hoe is het mogelijk dat een klein deel van onze Marokkaanse jeugd optreedt op een manier die in Marokko absoluut niet wordt getolereerd? En hoe valt te begrijpen dat een aantal Marokkaanse jongeren radicaliseert en verstrikt raakt in de netten van radicale moslimfundamentalisten? Hoe reageert de Marokkaanse gemeenschap op de problemen in eigen kring?
In dit boek geeft de auteur aan de hand van vele voorbeelden en persoonlijke verhalen antwoord op de vragen die deze groep oproept. Daarbij gaat hij in op belangrijke begrippen uit de Marokkaanse cultuur, zoals religie, eer, schaamte en respect. Ook suggereert hij een aantal belangwekkende oplossingen voor de problematiek die onze samenleving zo bezig houdt.
Deskundigenoverzicht In dit laatste hoofdstuk geven we een overzicht van alle deskundigen per thema. In het groen geven we de deskundigen aan die naast hun expertise op het specifieke thema ook deskundig zijn op het gebied van de aanpak van Nederlands-Marokkaanse jongeren. De deskundigen die in het roze zijn aangegeven hebben met name een expertise opgebouwd op het specifieke thema en zijn de auteurs van de verzamelde artikelen. Criminaliteit Prof. dr. Frank Bovenkerk Prof. dr. Frans Bovenkerk is cultureel antropoloog van opleiding. Van 1988 tot 2008 was hij als hoogleraar in de criminologie verbonden aan het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Thans is hij nog als hoogleraar emeritus aan dit instituut verbonden. Vanaf 2009 is hij als bijzonder hoogleraar radicaliseringsstudies aan de FORUM Frank J. Buijs leerstoel verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Migratie en Etnische Studies.Tijdens zijn hoogleraarschap in Utrecht ging zijn belangstelling uit naar de onderwerpen georganiseerde misdaad, drugscriminaliteit, de betrokkenheid van etnische groepen bij criminaliteit en schreef hij over uiteenlopende onderwerpen in de criminologie. Thans publiceert hij over radicalisering, ethnicprofiling en uittreden uit criminele groeperingen en zet hij een onderwijs- en onderzoeksprogramma uit over de evaluatie van de effectiviteit van het antiradicaliseringsbeleid. Prof. dr. H. Entzinger Prof. dr. H. Entzinger studeerde sociologie in Leiden, Rotterdam en Straatsburg. Hij is gepromoveerd in Leiden en sinds 2001 is hij als hoogleraar Migratie- en Integratiestudies verbonden aan de EUR. Al bijna dertig jaar beweegt zijn onderzoek zich op het terrein van migratie, integratie en multiculturaliteit. Daarover heeft hij veel gepubliceerd in binnen- en buitenland. Ook adviseert hij de Nederlandse regering, alsmede de Europese Commissie en de Raad van Europa over deze vraagstukken. Dr. H. Ferwerda Henk Ferwerda is criminoloog, politieonderzoeker en directeur van Advies- en Onderzoeksgroep Beke. Voorheen was hij werkzaam bij het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Groningen. Na zijn studie sociologie promoveerde hij in 1992 aan de
Juridische Faculteit op een (longitudinaal) onderzoek onder jongeren naar de ontwikkeling en achtergronden van criminele carrières: 'watjes en ratjes'. Sinds 1986 publiceert hij op diverse terreinen van criminaliteit, veiligheidsbeleid en de strafrechtsketen. Dr. F. Van Gemert Dr. Frank van Gemert is als hoofddocent criminologie verbonden aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij doet onderzoek op het terrein van Jeugd en jeugdgroepen/gangs, criminaliteit en etnische minderheden en culturalcriminology. Dr. R. Jennissen Dr. R. Jennissen is als onderzoeker betrokken bij het WODC op de onderzoeksafdeling RWI (Rechtsbestel, Wetgeving, Internationale- en vreemdelingenaangelegenheden). Dr. S.Ketner Dr. S.Ketner werkt sinds 1 april 2010 bij het Verwey-Jonker Instituut als onderzoeker bij de onderzoeksgroep Jeugd, opvoeding en onderwijs. Zij studeerde Godsdienstwetenschap aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Tijdens haar studie was zij als stagiair verbonden aan het Meertens Instituut in Amsterdam, waar zij een onderzoek uitvoerde naar religieuze uitwisselingen tussen leerlingen op een multiculturele school. Eind 2008 promoveerde zij aan de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap in Groningen op het proefschrift Marokkaanse wortels, Nederlandse grond. Exploratie, bindingen en identiteitsstrategieën van jongeren Marokkaanse afkomst. Dr. M. Komen Dr. M. Komen werkt als criminologe bij het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen van Universiteit Utrecht en daarnaast als lector Jeugd en Opvoeding aan de Haagse Hogeschool. Dr. Mieke Komen is gespecialiseerd op het gebied van multiculturaliteit in jeugdzorg in brede zin. Ze heeft veel praktijkervaring en veel onderzoek gedaan naar de (ongelijke toegang tot en etnische ongelijkheid in aanbod, interculturalisering) Centra voor Jeugd en Gezin, kinderbescherming, jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen. Dr. J. Omlo Dr. J.Omlo is als senior researcher werkzaam bij MOVISIE bij het programma Trends en Onderzoek waar hij zich bezig houdt met de effecten van sociale interventies. Hiernaast verricht hij in samenwerking met Jan Willem Duyvendak en Ruben Gowricharn een promotieonderzoek naar de wijze waarop succesvolle Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen argumenteren over integratie. Dr. H. Werdmölder Dr. Hans Werdmölder is als lector Jeugd en Veiligheid werkzaam aan het Expertisecentrum Veiligheid van de Avans Hogeschool in Brabant en als universitair hoofddocent verbonden aan de Universiteit van Utrecht.