‘Dat wij uw mensen zijn, Gij onze God’
‘Verhef je stem als een ramshoorn’ Jesaja 58: 1
ASWOENSDAG 13 FEBRUARI 2013
Oecumenische viering in de Noorderkerk Laurillardlaan 6 Bilthoven Voorgangers: Pastor Gerard Weersink en ds. Paul Wansink Organist: de heer Han Siemons Cantorij van de Protestantse Gemeente Bilthoven i.w. o. l. v. de heer Maarten van der Bijl 2
WOORD VAN WELKOM LIED Een mens te zijn op aarde
LvdK Gezang 172 La forme des prieres et chantz ecclesiastiques, Wijze: Psalm 128, Straatsburg 1543, Tekst: W. Barnard
2 Een mens te zijn op aarde / in deze wereldtijd, is komen uit het water / en staan in de woestijn, geen god onder de goden, / geen engel en geen dier, een levende, een dode, / een mens in wind en vuur. 3 Een mens te zijn op aarde / in deze wereldtijd, dat is de dood aanvaarden, / de vrede en de strijd, de dagen en de nachten, / de honger en de dorst, de vragen en de angsten, / de kommer en de koorts. 4 Een mens te zijn op aarde / in deze wereldtijd, dat is de Geest aanvaarden / die naar het leven leidt; de mensen niet verlaten, / Gods woord zijn toegedaan, dat is op deze aarde / de duivel wederstaan. 3
GEBED om VERGEVING Uw barmhartigheid, God, is groter dan de mensen en uw vergeving breekt door al hun onmacht heen. Leg dan uw hand op ons en maak ons vrij van alles wat ons benauwt en verengt tot mensen die zichzelf zoeken, die macht en aanzien wensen, om het leven naar eigen hand te zetten. Koester, God, wat met zorg uit uw handen voortkwam en nu gebroken neerligt bij de macht van de zonde. Houd ons vast en trek ons omhoog uit de diepte van onze onwil en onmacht, die ons uiteenslaan tot richtingloze mensen. Verzamel ons, God, tot uw volk, en geef ruimte ons om te keren, met ons gezicht naar U toe. Laat ons, één met elkaar en onze hele wereld, zó elkaars schuld dragen zoals uw Zoon het kruis gedragen heeft en geplant midden in de schuld van alle mensen. Hoor ons Heer, aanhoor ons, wees genadig en ontferm U.
KYRIE Elke maat: eenmaal koor, eenmaal allen
4
LEZING uit het EERSTE TESTAMENT Jesaja 58: 1-10 (NBV) 1
Roep luidkeels, zonder je in te houden, verhef je stem als een ramshoorn. Maak aan mijn volk zijn misdaden bekend, aan het volk van Jakob zijn zonden. 2 Zeker, ze zoeken mij dag aan dag, vol verlangen om te ontdekken wat ik wil, zoals een vreemd volk dat rechtvaardig leeft en het recht van zijn goden niet verzaakt. En ze vragen naar mijn rechtvaardige voorschriften en verlangen naar Gods nabijheid. 3 ‘Waarom ziet u niet dat wij vasten, en merkt u niet op dat wij ons onthouden?’ Omdat jullie op je vastendagen nog handeldrijven en jullie arbeiders afbeulen, 4 omdat jullie onder het vasten strijden en ruziën en vol vuur met elkaar op de vuist gaan. Als je op die manier vast, wordt je stem niet gehoord in de hemel. 5 Zou dat het vasten zijn dat ik verkies? Is dat een dag van onthouding: dat iemand het hoofd buigt als een riet en zich met een rouwkleed neerlegt in het stof? Noemen jullie dat soms vasten, is dat een dag die de HEER behaagt? 6
Is dit niet het vasten dat ik verkies: misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, en ieder juk breken? 7 Is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen? 8 Dan breekt je licht door als de dageraad, je zult voorspoedig herstellen. 5
Je gerechtigheid gaat voor je uit, de majesteit van de HEER vormt je achterhoede. 9 Dan geeft de HEER antwoord als je roept; als je om hulp schreeuwt, zegt hij: ‘Hier ben ik.’ Wanneer je het juk van de onderdrukking uitbant, de beschuldigende vinger en de kwaadsprekerij, 10 wanneer je de hongerige schenkt wat je zelf nodig hebt en de verdrukte gul onthaalt, dan zal je licht in het donker schijnen, je duisternis wordt als het licht van het middaguur.
ZINGEN Psalm 119 II
GvL melodie: B. Huibers
Tekst: J. Wit
2 Al uw geboden zijn gerechtigheid. Ik prijs uw woord met juichende gezangen. Uw rechterhand geleide mij altijd; Naar uw geboden richt ik al mijn gangen. 6
Het is uw wet, waarin ik mij verblijd, het is uw heil, waarnaar ik blijf verlangen. 3 Geef leven aan mijn ziel, wees Gij mijn lied, Geef dat ik eeuwig U mag toebehoren. Onthoud mij uw getuigenissen niet. Ik was een schaap, en had de weg verloren. Zoek, Heer, uw knecht. Ik hoor wat Gij gebiedt. Gij hebt mij immers tot uw dienst verkoren.
LEZING uit het Evangelie van Matteüs 6: 1-8,16-21 (NBV) 1
Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet. 2 Dus wanneer je aalmoezen geeft, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 3 Maar als je aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. 4 Zo blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 5 En wanneer jullie bidden doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 6 Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 7 Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. 8 Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen. 16 Wanneer jullie vasten, zet dan niet zo’n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun 7
loon al ontvangen. 17 Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, 18 zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 19
Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. 20 Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. 21 Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
OVERWEGING
ZINGEN Geloofsbelijdenis Cantorij: Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde. Allen:
Cantorij: die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, Allen:
Cantorij die nedergedaald is ter helle de derde dag verrezen uit de doden, 8
GvL 2 7 1
Allen:
Cantorij: vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden. Allen:
Cantorij: de gemeenschap van de heiligen; de vergeving van zonden; Allen:
ZEGENBEDE bij de as God van mensen, wij staan aan het begin van de Veertigdagentijd, een periode van inkeer en bezinning, van zelfonderzoek, maar ook van gerichtheid op de ander, van solidariteit en steun. Zo verlangen wij ernaar om U opnieuw te vinden en te verstaan. 9
Wij vragen om kracht, om onze tekorten onder ogen te zien en om onze fouten te herstellen. Wij vragen U: trek met ons mee en sterk ons in onze goede bedoelingen, zodat zij daden worden van gerechtigheid en vrede. U vraagt ons: “Keer u om naar Mij met heel uw hart, maar scheur uw hart en niet uw kleren”. U wilt dat wij van binnenuit leven en uiterlijk vertoon laten voor wat het is. Voor ons mensen is dat keer op keer een opgave, waaraan wij willen werken uit verbondenheid met U en met elkaar. Wij vragen U om wijsheid, om in te zien waar we goed aan doen en wat wij moeten laten om onszelf te zien zoals we zijn: kwetsbaar en broos; om de ander te accepteren, zoals hij is; om de weg te gaan die uw Zoon ons heeft voorgeleefd. Eeuwige, zegen deze as en geef ons kracht om dit teken te ontvangen. Laat uw genade, uw verzoening, uw zegen komen over allen, die met deze as worden getekend. Laat in deze periode van inkeer door ons vasten, door ons gebed en door daden van solidariteit zicht ontstaan op dat sprankelende, onuitsprekelijke nieuwe leven van Pasen. Amen. UITREIKING van het ASKRUISJE De cantorij zingt: Bless the Lord, my soul
10
KLAARMAKEN van de TAFELGAVEN COLLECTE TAFELLIED
Alles wat over ons geschreven is
OKG 619 melodie: Frits Mehrtens
Tekst: W. Barnard
2 De schepping die voor ons gesloten was ontsluit Gij weer, Gij opent onze ogen. o Zoon van David, wees met ons bewogen, het vuur van bloed en ziel brandde tot as. 3 Maar, Heer, de haard van uw aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken; Gij waart met ons, Gij zult ons niet ontbreken, Gij hogepriester in der eeuwigheid. 4 Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan. Aan U, o Heer, ontleent het brood zijn leven. Ons is een loflied in de mond gegeven, sinds Gij de weg van ’t offer zijt gegaan.
11
TAFELGEBED God van woestijn en God van het beloofde land; stamvader van altijd-zwervers, die wég zijn om thuis te komen: wij bidden hier met de staf in de hand ons reisgebed. Wij zijn uw volk onderweg. U kent ons opstaan en neerzitten: mensen die vandaag vuur en vlam zijn en morgen misschien weer gedoofd; mensen die vérder gaan, maar die ook neerzitten, duf worden en niets meer zijn, niets en niemand nog aansteken. Wij bidden U: wees hier aanwezig, God, en maak ons opnieuw reisvaardig; dat we ons veilige nest inruilen voor een vluchtige tent en dat wij opnieuw op weg gaan, nu de ringdijken van onze zekerheden worden weggebroken. Geef ons een nieuwe kans om weer te zijn zoals uw gemeente uit het begin: aanhangers van de weg. Geef ons daarom oog voor hem, die geen vaste tempel was, geen vaste burcht, geen heilige stoel. Die zelfs geen steen had om zijn hoofd op neer te leggen, die zei: ik ben vuur komen brengen een laaiende gloed; die storm en onrust was. Geef ons oog voor Jezus van Nazareth, uw zoon, die rust noch duur kende om mensen te wijzen op de weg naar uw koninkrijk. Die er alleen voor ging zitten op die laatste avond, toen hij het brood nam, de zegenbede sprak, het brood brak en aan zijn leerlingen gaf met de woorden: dit is mijn lichaam, gebroken voor u. 12
Die eveneens de beker nam, opnieuw de zegenbede sprak en hem aan zijn vrienden gaf met de woorden: neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe altijddurende verbond, dit is mijn bloed, dat voor u en voor alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om mij te gedenken. Geef ons, God, zijn geest voor onderweg: dat wij opstaan uit ons gevestigde ‘ik’, uit de beslotenheid van onze eigen veiligheid en dat wij ruimte zijn, begaanbaarheid voor iedereen. Dat wij niet verloren raken in angstig hébben, maar dat wij uitzien en uitgaan naar elkaar, naar de bevrijding van elkaar, dat wij deze aarde steeds weer vernieuwen uit kracht van U die gezegd heeft: alles maak ik nieuw. Laten we dan nu bidden tot God onze Vader met de woorden die Jezus ons gegeven heeft: Onze Vader, die in de hemelen zijt uw Naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome; uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden zoals ook wij onze schuldenaren vergeven. En leid ons niet verzoeking, maar verlos ons van de boze; Want van U is het koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen 13
VREDESWENS NODIGING en UITDELING De cantorij zingt Panis angelicus fit panis hominum; Dat panis coelicus figuris terminum: O res mirabilis! manducat Dominum pauper, servus et humilis. Te trina Deitas unaque poscimus: Sic nos tu visita, sicut te colimus; Per tuas semitas duc nos quo tendimus, Ad lucem quam inhabitas. Amen. Brood van de engelen wordt het brood van mensen; Het brood van de hemel maakt een einde aan de schaduwen: O, groot wonder! dienaren, arm en nederig nemen hun Heer tot zich. U, God, drievuldig en één zie, wij bidden U: Kom ons zo bezoeken, zoals wij U vereren, leid ons langs Uw weg waarheen wij willen gaan, naar het licht dat Uw woning is. Amen.
SLOTGEBED
ZEGEN 14
SLOTLIED Abide with me; fast falls the eventide
Lvd K Gez. 3 9 2 W illiam Henr y Mo nk 1 8 2 3 -1 8 8 9
Eventid e
Wees bij mij, nu de dag ten einde spoedt. Alles verdoft wat glans bezat en gloed. Alles vervalt in 't wisselend getij, maar Gij die eeuwig zijt, blijf mij nabij. U heb ik nodig, uw genade is mijn enig licht in nacht en duisternis. Wie anders zal mijn leidsman zijn dan Gij? In nacht en ontij, Heer, blijf mij nabij Ik vrees geen kwaad, want bij mij is de Heer. Tranen en leed zijn nu niet bitter meer. Uw dag breekt aan, de schaduw gaat voorbij. In dood en leven, Heer, wees Gij nabij. Henry Francis Lyte (1793-1847) Vertaling: W. Barnard, Ad den Besten, W. J. van der Molen
15
Onze Lieve Vr o uwe
J ulianaker k Mar ia Chr istinaker k
De W o ud kap el No o r d er ker k
Zuid er kap el 16