TH.J.S. VAN STAALDUINE, EGBERT ENGBERTS (1875-1955), REPRESENTANT VAN HET LEVEN VAN NEDERLANDERS IN SINT-PETERSBURG ROND 1900.
Toespraak in het kader van de manifestatie “Venster op Nederland 2000" te Sint-Petersburg, 14 september 2000, vergadering van de Genealogische Vereniging te Sint-Petersburg. De auteur is uitvoerder van het project ‘inventarisatie archieven en bronnenpublicatie betreffende de Hollandse Hervormde Kerk te Sint-Petersburg (1717-1927) aan de Theologische Universiteit te Kampen.
Dames en Heren, Introductie Mijn onderwerp van deze avond is de Sintpetersburgse wereld van Egbert Engberts, geboren in 1875 in deze stad, gevlucht naar Nederland in 1918, overleden in 1955. Maar alvorens wij onze aandacht op deze Russische Nederlander, of Nederlandse Rus en zijn omgeving richten, zou ik u graag iets willen vertellen over het onderzoek waarin wij deze kleurrijke figuur zijn tegengekomen. De Hollandse Hervormde Kerk van Sint-Petersburg, waarvan ook Egbert Engberts lid was, vormt nl. al enige jaren object van studie aan de Theologische Universiteit te Kampen in Nederland onder leiding van prof. P.N. Holtrop. De kerk functioneerde van 1717 tot 1927 in deze stad en haar archieven bevinden zich in het Centrale Staats Historische Archief van Sint-Petersburg. Opmerkelijk is de rijkdom aan materiaal van dit archief. Niet alleen de kerkenraadsnotulen, maar ook de correspondentie en de ledenadministratie in o.a. Doop, Trouw en Begraafboeken zijn voor een groot deel bewaard gebleven over de periode van 1717 tot aan 1917. Dit maakt de Hollandse kerk van Sint-Petersburg tot een bijzonder fenomeen. Deze kerk behoorde tot de zogenaamde Nederlandse handelskerken. Als handeldrijvende natie stichtte zij in de loop van de 17e en 18e eeuw op tientallen plaatsen in de wereld handelskerken, waar haar handelaren en zeelui ook ‘in den vreemde’ de eigen protestantse religie in de eigen Nederlandse taal konden beleven. 1 In de regel zijn de archieven van deze buitenposten slechts fragmentarisch bewaard, of zelfs geheel verloren gegaan. Sint-Petersburg vormt daarop dus een gelukkige uitzondering en kan als sleutel dienen tot de bestudering van de handelskerken. Zowel in Nederland, als in haar koloniën, vormde de protestantse kerk in de 17e tot en met de 19e eeuw de dominante religieuze stroming, met alle bevoorrechting van dien. Het was in de handelskerken dat het protestantisme slechts als getolereerde minderheid leefde temidden van andere religies en culturen. Het is interessant te zien hoe het protestantisme van de kerk als instituut en van de leden als individuele burgers zich in zo’n situatie hebben ontwikkeld. Op welke punten pasten zij zich aan? Wat koesterden zij als de kern van hun identiteit? Hoe was de interactie met de religie van het gastland? Hoe ontwikkelde zich de geloofsoverdracht van generatie op generatie? Juist in onze huidige tijd, waarin de invloed van het christelijke geloof in West-Europa sterk verminderd is, kan het van wezenlijke waarde zijn te zien hoe het protestantisme zich in vroeger tijd als minderheid al dan niet wist te handhaven. 2 Het plan is om de belangrijkste bronnen over de geschiedenis van de kerk uit te geven in 2001 en
1. Het beste overzicht over de Nederlandse handelskerken is nog steeds: L. Knappert, 'Schets van eene geschiedenis onzer handelskerken', in Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis [NAKG] XXI (1928) 1-46, 81-146. 2. Zie ter inleiding over de geschiedenis van de Hollands Hervormde Kerk van Sint-Petersburg: P.N. Holtrop, ‘Een voorgenomen onderzoek van de geschiedenis van de Hollandse Hervormde Kerk te St. Petersburg, 1717-1922’, in Documentatieblad voor de Geschiedenis van de Nederlandse Zending en Overzeese Kerken [DZOK], 4.2 (1997) 41-51 en P.N. Holtrop, ‘De Hollandse Hervormde Kerk te Sint-Petersburg 1717-1927. Een kort overzicht’ in P.N. Holtrop e.a. (red.), Hervormd in Sint-Petersburg, Zoetermeer 1999, 11-19.
1
in 2003, bij het 300-jarig bestaan van Sint-Petersburg, een monografie over de kerk te doen verschijnen. Uw spreker werd aangetrokken als uitvoerder en sinds 1998 werkt een team onder leiding van prof. Holtrop en ondergetekende aan de verwezenlijking van die beide doelstellingen. Zoals gezegd, het archief van de kerk ligt in het Centrale Staats Historische Archief van SintPetersburg. Naar de aard van dat archief komen we daarin vooral de geschiedenis van de kerk als instituut tegen. Deze avond wil ik u echter laten kennismaken met de mensen zelf, met de Nederlandse Sint-Petersburgers van 100 jaar geleden. En daarvoor vond ik mijn stof niet in deze stad, maar in een klein dorpje in Nederland, in de streek Twente, in Vriezenveen. Hoe vreemd het ook klinkt, uit dit dorp kwam gedurende bijna twee eeuwen een groot deel van de Hollandse handelskolonie van Sint-Petersburg. Hun nazaten hadden de goede gedachte om veel van hun Russisch erfgoed in te leveren bij het Museum te Vriezenveen en in depot te geven bij het gemeentehuis. Het zijn particuliere collecties, die het verhaal vertellen van de mensen uit de kerk van Sint-Petersburg. In dagboeken en brieven ontmoeten wij hun spiritualiteit. Hier vinden we foto’s, paspoorten en hun gebruiksvoorwerpen. De collecties te Vriezenveen zijn nog nauwelijks ontsloten, maar voor het verhaal van vlees en bloed over de kerk van Sint-Petersburg onontbeerlijk.3 In Vriezenveen vonden wij een afschrift van de memoires van Egbert Engberts, geboren in SintPetersburg in 1875 als telg van generaties Russische Vriezenveners en in ballingschap gegaan naar het land van herkomst in 1918. Daar, in Nederland, kwelde hem de heimwee naar Rusland tot de dag van zijn dood in 1955. Hij schreef in 1929 zijn herinneringen op aan het Sint-Petersburg dat hij nooit meer zou terugzien. Engberts beschreef hoe in de generaties voor hem de Nederlandse handelslui uit Vriezenveen zich afzijdig hadden gehouden van de Russische samenleving waarin en waaraan zij hun brood verdienden. De textielwinkels, de firma's in koffie en tabak, de handel in import en export in het gebouw van de Hollandse kerk aan de Nevski 20 en aan de Gostinni Dvor werden gedreven door mannen, die zich hecht aaneengesloten hadden tot Compagnien. Mannen die hun vrouwen thuisgelaten hadden in Nederland, in de streek Twente, en van wie de zonen pas op zijn vroegst als ze een jaar of 12 waren met vader of oom meegingen naar SintPetersburg. In Nederland opgegroeid garandeerden zij telkens weer voor een generatie dat de Hollandse handel ook Hollands bleef. Ik laat u graag meegenieten van het proza waarmee Engberts het leven van die Hollandse mannenwereld in uw Russische stad ten tijde van zijn vader en grootvader beschreef: De patroons en alle ongehuwde bedienden woonden samen in een grote woning, of wel in twee woningen die met elkaar verbonden waren. De bediening bestond uit één of twee meiden. Met het oog op de vele jonge lui werden er steeds oudere jaargangen uitgekozen die beslist geen aanspraak op enige schoonheid of bekoring mochten hebben. Gegeten werd er in twee of drie ploegen. Zo’n samenleving bestond vaak uit 30à 40 personen. In oude tijden reisden de patroons om de drie of vier jaar naar huis, later om de één of twee jaar. Tot circa 1820 werd de reis met paard en wagen ondernomen, later via Hamburg en Lübeck met stoomboten, totdat de spoorwegen het reizen nog meer vergemakkelijkten en bekortten. De overlevering spreekt van een zeer strenge tucht die in de compagnieën heerste. De jonge mensen, ook al waren ze de zoons van de baas, moesten van onderop beginnen met het vuilste,
3. Het museum Oud Vriezenveen, beheerd door de Vereniging Oud Vriezenveen, is gevestigd Westeinde 54, 7671 CD Vriezenveen.
2
nederigste werk: bijvegen, schrobben, afstoffen. Ze moesten voor thee en heet water zorgen en thuis de patroons bedienen en de lange Goudse pijpen voor hen stoppen en de punch brouwen. De leerlingen moesten vijf jaar onafgebroken in dienst blijven en kregen dan een half jaar verlof om naar huis te gaan. Om tien uur ’s avonds werd de deur gesloten en moest iedereen binnen zijn. (...) Streng en draconisch zelfs waren de nationale en confessionele voorschriften en beginselen van de compagnieën voor de leden onderling. Zo mochten alleen Twentenaren, voornamelijk dorpsgenoten, er leden van zijn en deze mochten alleen met Hollandse, en ook al weer bij voorkeur Twentse meisjes trouwen, en wel van het geloof der vaderen. Was iemand van plan hier van af te wijken, en bijvoorbeeld met een Russisch meisje van Grieks-Orthodox geloof te trouwen, dan moest hij onvoorwaardelijk uittreden. Dergelijke gevallen hebben zich een paar maal voorgedaan. Interessant en voor onze tijd haast ongelooflijk doen de verhalen aan dat eertijds ’s winters, bij het donker worden, dus al tegen drie uur ’s namiddags, de winkels werden gesloten. Van een kunstmatige verlichting, zelfs met olielampen, was lange tijd nog geen sprake. De jonge Hollanders werden dan aan het leren van Russisch en andere talen gezet, terwijl de bazen zich met huiselijke arbeid, schrijven van brieven, boekhouding en het onderwijzen der jongeren bezig hielden.4 Zo ging het toe in het midden van de 19e eeuw. Maar in de tijd van Egbert Engberts was er dan toch eindelijk integratie op gang gekomen. De moeder van Egbert, Maria Kruys, kwam nog wel uit het stamdorp Vriezenveen, maar ze had zich bij haar man in Sint-Petersburg gevoegd en Egbert was dan ook in Rusland geboren en getogen. Als eerste generatie trouwde Egbert in 1902 buiten de clan met Sara Bréchet, een Russische van Zwitsers-Baltische afkomst. Zijn broer Nicolaas Bernardus studeerde rechten in Sint-Petersburg, nam de Russische nationaliteit aan en werd vrederechter in Riga. Twee andere broers echter volgden hun vader conform de traditie op in de oude Compagnieszaak "Engberts en Co". Egbert zelf vond een tussenweg tussen oud en nieuw en begon een éénmanszaak als vertegenwoordiger van diverse buitenlandse ondernemingen. 5 De Nederlandse kolonie kende in de dagen van Egbert Engberts een aantal bijzondere types, die hij raak kon beschrijven. Zo hekelde Engberts in zijn memoires de heer Smelt, wiens familie eigenaar was van hotel l'Europe, die prat ging op zijn Nederlanderschap, zijn landgenoten telkens op vergaderingen wilde dwingen het Nederlands element te versterken, veel Hollandse kranten en boeken las, Hollandse gedichten en pamfletten schreef, maar ondertussen zijn Nederlands bezit verkocht en zijn veelgeroemde Nederland nooit bezocht. Sympathieker vond Engberts iemand die in Sint-Petersburg als een ware Don Juan als een eerste klas causeur en danseur de salons onveilig maakte, maar thuis in Vriezenveen gewoon weer zijn boerenkleding en klompen aantrok, alsof hij nooit anders gekend had. Dorpsgenoten die het dialect van Vriezenveen beneden hun waardigheid achtten en alleen Hoognederlands wilden spreken konden rekenen op Engberts minachting. Maar met deernis vertelde hij van een verarme geleerde in de Nederlandse geschiedenis en letterkunde die van de nood een deugd maakte en maar eens per dag at en aan ieder vertelde dat deze soberheid zo goed was voor geest en lichaam. Een ander lid van de Nederlandse kolonie had de eigenaardigheid op bezoek in slaap te vallen en toen hij op latere leeftijd trouwde hield een ieder de adem in of hij ook bij de huwelijksinzegening zou indutten. Weer een ander had zich in het hoofd gezet dat turf in de toekomst onbetaalbaar zou worden als brandstof en kocht daarom voor elke vrije roebel turfland op in Nederland, tot ergernis van de familie die het een slechte investering 4. E. Engberts, Oude Tijden. Herinneringen aan Sint-Petersburg, afschrift in Museum Oud-Vriezenveen, 182-184. 5. D.G. Harmsen, Vriezenveners in Rusland, Almen 1966, 112-114; J. Hosmar, Graven in Vriezenveen's verleden, Enschede, 1981, 97-98; Engberts, 220 (nawoord door kleinzzon Toon Tellegen).
3
vond. Maar na de revolutie waren ze maar wat blij met deze idee-fixe! Een volgende deed de spreekwoordelijke Hollandse zuinigheid eer aan door als verstekeling in een postwagen naar Nederland te reizen en in de volksgaarkeuken zijn kostje bij elkaar te scharrelen en op die manier in korte tijd rijk te worden. Er viel zeker wel wat te beleven in de Hollandse kolonie van de dagen van Egbert Engberts.6 Ook zonder de Russische revolutie was de toekomst van die kolonie echter zorgelijk geweest. Egbert zag dat de economische kracht van de oude Hollandse firma's verwaterde. De belastingdruk werd groter, de concurrentie van puur Russische ondernemingen nam toe. Maar ook de rek van de onderlinge band was er uit. Zoals zijn vader zei: ‘ze kenden elkaar te goed’, en de ene na de andere Vriezenveense zaak sloot zijn deuren, tot er van de tientallen oude firma's er bij de revolutie van 1917 nog maar twee over waren. 7 Een andere samenbindende factor van de Hollandse kolonie die onder druk stond was de Hollandse kerk. Van oudsher was een deel van de leden Duitstalig, waartoe de kerkdiensten en daarmee de voor protestanten zo belangrijke geestelijke toespraak, de preek, om en om in het Duits en het Nederlands werden gehouden. De opkomst bij de Nederlandse diensten in de dagen van Egbert Engberts was een teken aan de wand. Terwijl de kerk bij de Duitse diensten van ds. Gillot goed gevuld was, met leden en niet-leden en hij dikwijls volgens Engberts ook beroemde Russische ambtsdragers en geleerden onder zijn gehoor had, werden de Nederlandse diensten allertreurigst bezocht. Soms verschenen er maar drie of vier man en dan werd maar besloten met de predikant een wandeling te maken, want men vond het niet passend dat de zeer-eerwaarde voor stoelen en banken zou preken. Ter versterking van het Nederlands element benoemde de kerk een leerkracht om onderwijs in de Nederlandse taal te geven.8 De ironie van de geschiedenis is dat dit onderwijs het Nederlands karakter van de kerk niet vermocht te versterken, maar wel vele nazaten van de Hollanders van pas kwam toen men na de revolutie van 1917 als berooide zakenlieden Rusland verliet en een nieuwe toekomst in het oude Holland zocht. Welnu, aan de hand van de memoires van Egbert Engberts kunnen wij dus constateren dat het Nederlands karakter van de handel en de kerk van de Hollandse kolonie rond 1900 sterk verzwakt was, of reeds had moeten capituleren voor de dominante Duitse en Russische cultuur van de rijkshoofdstad van die dagen. De Nederlandse groep was geen gesloten bolwerk meer. De Nederlandse nazaten maakten inmiddels veel sterker deel uit van de cultuur van Sint-Petersburg. De generatie van Engberts ging niet meer elke zomer naar Vriezenveen, maar zocht als elke gegoede inwoner van Sint-Petersburg een datscha buiten de stad, waarover Engberts lyrisch kon schrijven. Een detail: Engberts zag daar op de datscha's de vreemdelingen, waaronder hij zichzelf rekende, even graag op de zaterdag voor Pinksteren de datscha met berkentakken versieren, als de Rus.9 En met veel enthousiasme beschrijft Engberts een bezoek aan de Russisch-orthodoxe kloosters Konewets en Walaam op eilanden in het Ladogameer.10 Aan het carnaval van de boterweek, voordat de grote vasten beginnen, deden volgens Engberts de vreemdelingen, en niet het minst de Hollanders, graag mee. Maar ook die vastenperiode kon Engberts waarderen: Droevig werd de ‘reine’ maandag door kerkklokken ingeluid en de hele eerste week der vasten bleef elke vreugdeuiting, muziek en spel achterwege. Enkel uiterlijkheid? Nee, zeker niet. Er was iets moois, aandoenlijks en plechtigs in die stille, eerste vastenweek met haar klagende, 6. De Hollandse types zijn beschreven in Engberts, 133-137. 7. Engberts, 184-185. 8. Engberts, 69. 9. Engberts, 95. 10. Engberts, 104.
4
weemoedig geluid. Het voor een wijle zoekgeraakt kontakt met de dingen der eeuwigheid was weer hersteld.11 Tot in de verhalen die hij zijn kleinzoon Toon Tellegen jaren later vertelde klinkt een geloofsbeleving door die diep doordrenkt is van de Russische spiritualiteit.12 Toch gingen Engberts en de zijnen niet op in de Russische cultuur. Hij bleef zichzelf als vreemdeling zien. Als goede Nederlandse protestant las hij in huiselijke kring na de maaltijd voor uit de bijbel, maar wel in het Russisch (!).13 En ondanks de teloorgang van compagnie en kerk stichtten de Nederlanders toch nog begin 20e eeuw een Hollandse club, met een eigen residentie aan de Moika, waaraan wel 100 leden verbonden waren aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Daar werden typisch Hollandse feesten als Sinterklaas gevierd (een cadeautjesfeest in het begin van december).14 Engberts was trots op de talenkennis van de Nederlanders in tegenstelling tot die van de Fransen, en verweet hen dat zij zich niet als de Hollanders en Duitsers organiseren in eigen clubs, sportverbonden en scholen. Hij prees de Engelsen die hun eigen nationale identiteit bewaarden door hun kinderen tussen hun 12e en hun 18e in Engeland te doordrenken met de Engelse cultuur, voordat zij als werknemers van Britse firma's terugkeerden naar Rusland en wenste dat "wij, Nederlanders" iets van dat systeem hadden overgenomen.15 Engberts beschreef voorts op prachtige wijze het culturele leven van Sint-Petersburg, het systeem van de ‘natschjai’ (de fooi die het economische leven smeert), het harde bestaan van de huurkoetsiers, de standenmaatschappij en de overgave aan drank en kansspelen door vele Russen.16 Maar betrokken als hij was, bleef hij toch toeschouwer, een Hollander die de politiek van Rusland niet aanging, en juist daardoor bijna twee eeuwen ruimte had om zijn brood te verdienen in de handel. Een Russische Hollander met een achterdeurtje, een familiehuis in Vriezenveen en veiligheidshalve een kapitaaltje op een Nederlandse bank in Almelo. 17 Na de revolutie van 1917 was Egbert Engbert gedoemd tot werkeloosheid. Zijn bedrijf, handel met het buitenland, was nutteloos geworden. Zijn bezittingen in Rusland, in 1922 geschat op 780.000 roebel van voor de revolutie, leverden geen inkomsten op. Het werd steeds moeilijker om zijn gezin met 6 kinderen, waarvan de jongste 1 jaar oud was, te eten te geven. Engberts wachtte lang, langer dan de meeste Nederlanders, maar te lange leste keerde hij zijn geliefde Sint-Petersburg de rug toe. Op 15 oktober 1918 (Nieuwe Stijl) vertrok hij met vrouw en kinderen.18 Maar ook in Nederland was hij een vreemdeling. In zijn memoires klinkt de heimwee naar de oevers van de Newa: De kinderen van de emigranten hebben een ruim hart, het heeft twee grote liefden te bevatten: voor het land der vaderen en voor het land hunner geboorte, voor het vaderland en voor de Heimat. (...) in Nederland is men een Rus en in Rusland een ‘Gollandets’ (Hollander). (...) 11. Engberts, 84-87. 12. Zie: Toon Tellegen, De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne, Amsterdam, 2000. 13. Tellegen, 61. 14. Harmsen, 165. 15. Engberts, 115-117. 16. Engberts, o.a. 36-41, 171-176, 119-124, 27-29. 17. Karina Meeuwse, Opkomst en ondergang van de Vriezenveense Ruslui. Handelsfamilies in St. Petersburg 1720-1920, Utrecht 1926, 156. 18. Engberts berekende zijn bezit in Rusland op 7-7-1922 op f. 585.000,--. Zie zijn brief aan de minister van buitenlandse zaken in het Algemeen Rijks Archief, toegangsnr. 2.05.21, invnr. 1662, dossier "584", Nederlandsche kolonie te Petrograd, map ‘inl. Engberts’. In 1916 was de roebel ongeveer 75 ct. Zie: Ben Knapen, De lange weg naar Moskou. De Nederlandse relatie tot de Sovjet-Unie, 1917-1942, Amsterdam/Brussel, 1985, 268, nt. 90. In hetzelfde dossier in het ARA een brief van Engberts van 13-8-1920 met de datum van vertrek uit Sint-Petersburg.
5
Vaderland en Heimat... Twee culturen stormen op je in: de Germaanse en de Slavische. Toch versmelten zij niet, maar blijven als twee grote, evenwijdig lopende stromen het leven beheersen. De afstand tussen de twee stromen is groot en kan pas na generaties worden overbrugd. En dan blijven er vaak nog resten van de twee mentaliteiten duidelijk waarneembaar. Een meer dan veertigjarig, vrijwel onafgebroken verblijf aan de oevers van de Neva heeft van de ‘Rus’ toch nog geen echte Rus kunnen maken. West en Oost werden wel vrienden, maar één werden zij niet. Heimat... ondanks al haar gebreken blijft zij nochtans de geliefde Heimat. Men bemint haar zoals men een moeder bemint, omdat... ja... omdat men haar nu eenmaal beminnen moet en niet anders kan.19 De verloren liefde van een Hollander voor Sint-Petersburg. Ik heb gezegd.
19. Engberts, 1-3.
6