20130430/140602 bgw dv
DAGVAARDING
Heden, de
tweeduizend en veertien
TEN VERZOEKE VAN:
1.
ROBERT J. BARBOUR en
2.
DEANA BARBOUR, beiden wonende te Oxon, Verenigd Koninkrijk;
3.
PHIL C. CLARKSON en
4.
FIONA J. CLARKSON, beiden wonende te Milton Keynes, Verenigd Koninkrijk;
5.
WARREN VERN DASHWOOD, wonende te Cheshire, Verenigd Koninkrijk;
6.
DEREK FOSTER, wonende te Manchester Verenigd Koninkrijk;
7.
VIRGINIA HALLIWELL, wonende te Cheshire, Verenigd Koninkrijk;
8.
de rechtspersoon naar buitenlands recht HALLIWELL 1997 DISCRETIONARY SETTLEMENT, gevestigd te Cheshire, Verenigd Koninkrijk;
9.
ALASTAIR J.D. HOPE, wonende te Argyll, Verenigd Koninkrijk;
10. DAVID N. HOWIE, wonende te Aberdeenshire, Verenigd Koninkrijk; 11. C.M. KIRKPATRICK en 12. DOROTHY KIRKPATRICK, beiden wonende te Lockerbie, Verenigd Koninkrijk; 13. STUART A. KNIGHTS,
.. 2 .. wonende te Devon, Verenigd Koninkrijk; 14. STUART KNOX en 15. SUSAN KNOX, beiden wonende te Dumfries, Verenigd Koninkrijk; 16. de rechtspersoon naar buitenlands recht ESTATE OF C. MATTHEWS, gevestigd te Manchester; 17. de rechtspersoon naar buitenlands recht CAPPE TRUST, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten; 18. ANDREW C.S. MUTTY, wonende te Cambridgeshire, Verenigd Koninkrijk; 19. ALAN J. NICOLL en 20. C.J. NICOLL en 21. J.G. NICOLL, allen wonende te Aberdeen, Verenigd Koninkrijk; 22. SIMON R. PRESTON, wonende te Cheshire, Verenigd Koninkrijk; 23. PETER R. RANDALL en 24. KAREN RANDALL, beiden wonende te Gloucestershire, Verenigd Koninkrijk; 25. NEIL STYLES, wonende te Cheshire, Verenigd Koninkrijk; 26. J. MURRAY TREECE, wonende te Cheshire, Verenigd Koninkrijk; 27. ROB P. WEST, wonende te Milton Keynes, Verenigd Koninkrijk; 28. MIKE YOUNG en 29. INA YOUNG, beiden wonende te Aberdeen, Verenigd Koninkrijk;
.. 3 .. allen te dezer zake domicilie kiezende te Soest aan de Vredehofstraat 15 (postbus 318, 3760 AH) ten kantore van Van der Goen Advocaten, van wie mr…………….. voor hen als advocaat optreedt;
Heb ik,
GEDAGVAARD:
1. de naamloze vennootschap WORLD ONLINE INTERNATIONAL N.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Barendrecht aan de Ebweg 1e (2991 LS), aldaar aan dat adres mijn exploot doende en afschrift dezes latende aan:
2. de naamloze vennootschap THE ROYAL BANK OF SCOTLAND N.V., in haar hoedanigheid van rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam aan de Paasheuvelweg 25 (1105 BP), aldaar aan dat adres mijn exploot doende en afschrift dezes latende aan:
3. de vennootschap naar Engels recht GOLDMAN SACHS INTERNATIONAL, statutair gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, mede kantoorhoudende te Amsterdam aan het Gustav Mahlerplein 78 B, 12th Floor ITO Tower (1082 MA), aldaar aan dat adres mijn exploot doende en afschrift dezes latende aan
.. 4 ..
MET AANZEGGING DAT:
a.
indien gedaagde(n) verzuim(t)(en) advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter verstek tegen gedaagde(n) zal verlenen en de hierna omschreven vordering zal toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
b.
indien ten minste één van de gedaagden advocaat heeft gesteld en het griffierecht tijdig heeft voldaan, tussen alle partijen één vonnis zal worden gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd;
c.
bij verschijning in het geding van ieder van de gedaagden een griffierecht van € 3.621,00 zal worden geheven, te voldoen binnen vier weken te rekenen vanaf het tijdstip van verschijning;
d.
van gedaagden die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven;
OM:
op des
dag de middags te
tweeduizend en veertien uur niet in persoon doch vertegenwoordigd door een advocaat te
verschijnen ter terechtzitting van de Rechtbank te Amsterdam, alsdan gehouden wordende in het Gerechtsgebouw aan de Parnassusweg 220-228;
.. 5 .. TENEINDE:
te horen eis doen en concluderen als volgt:
Inleiding
1.
Gedaagde sub 1 is sedert 1 maart 2000 de rechtsopvolgster van World Online B.V. – hierna: “WOL” –, een internet service provider, opgericht in 1994. Gedaagde sub 2 is de rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V. – hierna: “ABN AMRO” –. ABN AMRO en gedaagde sub 3 – hierna: “Goldman Sachs” – hierna tezamen ook: “de banken” – waren als joint global coordinator, joint lead manager en joint book runner betrokken bij de introductie op de Amsterdamse effectenbeurs van WOL op 17 maart 2000. Eisers hebben (het recht op de verkrijging van) aandelen verworven in WOL. Zij vorderen vergoeding van de schade die zij hebben geleden door het onrechtmatig handelen van gedaagden rond de beursgang. Zij beroepen zich ter zake op de navolgende feiten.
2.
Nina Bernardina Storms-Vleeschdrager (bekend als Nina Brink – hierna “Brink” –), wonende te Brasschaat, België, was één van de grondleggers van WOL en eerste voorzitter van de Raad van Bestuur. Zij bezat aandelen in WOL – hierna “aandelen WOL” –, namelijk via haar persoonlijke holding Kalexer II N.V. 6,35% en via Benguiat Corporation N.V. 3,13% van het aandelenkapitaal.
3.
In een aantal mededelingen en berichten heeft Brink laten weten althans de indruk gewekt dat zij geen aandelen WOL zou vervreemden of in ieder geval heeft zij verzwegen dat zij dit wel gedaan had.
4.
Zo heeft zij reeds in een bericht in de Telegraaf van 23 november 1999 gesteld dat niemand van de toenmalige aandeelhouders van WOL, onder wie zij zelf, aandelen zou verkopen. Op 22 februari 2000 werd door WOL in een persbericht de voorgenomen beursgang bekendgemaakt. Op 1 maart 2000 heeft WOL in Amsterdam een persconfe-
.. 6 .. rentie gegeven om de beursgang toe te lichten. Tijdens deze persconferentie heeft een journalist aan Brink gevraagd: “Gaat u uw aandelen ook cashen?” waarop Brink heeft geantwoord: “I didn’t sell any shares at this time.”
5.
In een interview gepubliceerd in het Financieel Dagblad van dezelfde datum luidde het antwoord van Brink op de vraag hoeveel zij zou gaan ‘cashen’: “Ik ga niet vertellen of ik iets cash. In de prospectus zal dat denk ik lastig te achterhalen zijn. Er zijn een aantal B.V.’s tussengeschoven.”
6.
In een televisie-interview met een journalist van de televisierubriek NOVA op 8 maart 2000 antwoordde Brink op de vraag over de eventuele verkoop van haar aandelenbezit in WOL dat zij dit niet voornemens was.
7.
Achteraf bleek echter dat Brink reeds in augustus 1999 de aandelen WOL die zij hield via Kalexer (hierna: “de Kalexer-aandelen”) aan haar medeaandeelhouders en nadien ook aan een derde partij te koop heeft aangeboden. Zij heeft (geconverteerd) 14.898.500 aandelen WOL tegen een prijs van $ 6,04 per aandeel verkocht aan respectievelijk Mallowdale Corporation N.V., Reggeborgh Participaties B.V. en BayStar Capital LP. De Kalexer-aandelen zijn op 27 december 1999 overgedragen, waarbij Reggeborgh 2.436.465 aandelen verwierf, Mallowdale eveneens 2.436.465, en BayStar 10.025.570. Brink was een passive investor in BayStar.
8.
Van 2 tot en met 16 maart 2000 heeft WOL een roadshow gehouden in Europa en Noord-Amerika om potentiële beleggers te interesseren in aandelen WOL. Na het bekendmaken van haar voorgenomen beursgang heeft WOL in de periode van 28 februari tot 22 maart 2000 een tiental persberichten uitgegeven onder meer over samenwerking met bedrijven als Yack.com, Getronics, Endemol, Novartis, Microsoft, Telitel, Lastminute.com, Ericsson en Cisco, waarvan achteraf bleek dat deze samenwerking weinig of geen substantie kende.
.. 7 .. 9.
Blijkens een overvloed aan berichten in zowel Nederlandse als buitenlandse media bestond er ten tijde van de beursgang van WOL een enorme belangstelling bij zowel media als publiek, waarbij, (zoals de Hoge Raad overweegt in het nader te bespreken arrest van 27 november 2009) (ECLI:NL:HR:2009:BH2162) – hierna: “het arrest” –, de centrale vraag was hoe rijk Brink door de beursgang zou worden, wellicht rijker dan Hare Majesteit de Koningin (zulks in de bewoordingen van het arrest, r.o. 2.13.1.4).
10.
Achteraf bleek de persoonlijke voorgeschiedenis van Brink heel wat minder rooskleurig te zijn dan gesuggereerd werd in het hierna te noemen prospectus. Zo was Brink in 1989 bestuurder geworden van A Line, in 1990 van Amoc en in 1992 van Tritech, welke vennootschappen alle kort nadat Brink uit het bestuur daarvan was getreden, zijn gefailleerd. Bovendien was Brink bestuurder van Newtron, dat in 1991 naar de beurs werd gebracht, hetgeen uitdraaide op een desastreuze mislukking.
11.
Deze informatie was doodsimpel te verkrijgen: de (raadsman van de) hierna onder 18 te noemen Stichting Van der Goen Wolclaims vernam deze van het eerste het beste incassobureau; deze informatie was voor eenieder die daarvoor belangstelling had uit (openbare of vrijwel openbare) bronnen te verwerven. Voor eenieder die daarvoor belangstelling had: daartoe behoorden niet de banken. Deze wisten van niets of wilden van niets weten. Wel werd het c.v. van Brink tot een ronkend verhaal opgepompt, waarin met geen woord gerept werd over de hierboven genoemde “successtory” van Brink die voorafging aan de beursgang. Hiermede leverden de banken een niet te onderschatten bijdrage aan de mogelijkheid voor Brink om “rijker te worden dan de koningin” (arrest r.o. 2.13.1.4). Het is voorstelbaar en aannemelijk dat mede door de reputatie en klinkende namen van de banken (ABN AMRO had om het nog wat indrukwekkender te maken voor de gelegenheid de naam ‘Rothschild’ aan haar naam toegevoegd) de overweldigende publieke belangstelling werd gecreëerd, hetgeen uiteindelijk leidde tot de grootste beursgang van na de oorlog (en vervolgens tot het grootste echéc op de beurs na de oorlog). Specifiek wat betreft de hierna te noemen Telinco-deal geldt nog dat ook hier een aureool van betrouwbaarheid in het leven werd geroepen door met name ABN AMRO, aangezien deze ter gelegenheid van deze transactie als guarantor optrad.
.. 8 ..
12.
Ten behoeve van de beursgang van WOL is op 3 maart 2000 een voorlopig prospectus gepubliceerd en op 16 maart 2000 een definitief prospectus –hierna tezamen: “het prospectus” – voor de uitgifte van 67.562.819 gewone aandelen WOL.
13.
Bij de introductie van de aandelen WOL is gebruik gemaakt van de bookbuildingmethode. Deze methode houdt in dat de uiteindelijke introductieprijs wordt vastgesteld aan de hand van opgaven van geïnteresseerde beleggers. Particulieren konden in de periode van 3 tot en met 13 maart 2000 bij een tevoren bepaalde bandbreedte van € 35,-tot € 43,-- bestens intekenen en de overige beleggers in de periode 3 tot 15 maart 2000 10.00 uur.
14.
De voor particulieren beschikbare aandelen werden met ongeveer een factor 24 overtekend, de overige aandelen met een factor van bijna 21. Op 17 maart 2000 heeft de introductie ter beurze plaats gevonden door de uitgifte van 46.906.454 nieuwe aandelen WOL en door de verkoop van 20.656.365 bestaande aandelen door drie aandeelhouders (Mallowdale, Melkpad en NS Telecom). Aan particulieren zijn 13.512.564 aandelen en aan overige beleggers 54.050.255 aandelen toegewezen tegen een prijs van € 43,-- per aandeel. De openingskoers van het aandeel WOL was € 50,20.
15.
WOL heeft op 24 maart 2000 een conference call gehouden met enige institutionele beleggers. Op 3 april 2000 hebben de raad van commissarissen van WOL en Nina Brink een persverklaring afgegeven omtrent een onderzoek dat Ernst & Young en PriceWaterhouseCoopers hebben verricht naar de Kalexer-aandelen. Brink is op 13 april 2000 uit de raad van bestuur van WOL getreden.
16.
Het bekend worden van het feit dat misleidende en onjuiste informatie was verstrekt heeft geleid tot een aanzienlijke koersval binnen een kort tijdsbestek. De koers van het aandeel is na de beursgang vrijwel steeds gedaald. In de laatste week dat WOL een beursnotering had – in december 2000 – was de koers van het aandeel onder € 10,-- gedaald.
.. 9 ..
Procedures
17.
Op 15 mei 2000 diende een door een aantal gedupeerde aandeelhouders tegen WOL, Brink en ABN AMRO aangespannen kort geding. Doel van deze procedure was om de feiten rond de beursgang boven tafel te krijgen. Bij vonnis van 22 mei 2000 werd de vordering afgewezen.
18.
In 2001 werd door de Stichting Van der Goen Wolclaims eveneens namens een aantal gedupeerde aandeelhouders bij de rechtbank te Amsterdam onder zaak nr. 227946/HAZA 01-2481 een bodemprocedure aangespannen tegen dezelfde gedaagden als in het kort geding. Deze procedure werd aangehouden in afwachting van de uitkomst van de hierna te noemen procedure.
19.
Door de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) alsmede de Stichting VEB-actie WOL werd ten behoeve van een groot aantal andere gedupeerden bij de rechtbank te Amsterdam een procedure aangespannen tegen WOL, ABN AMRO en Goldman Sachs. Uiteindelijk heeft in deze zaak de Hoge Raad op 27 november 2009 het eerder genoemde arrest gewezen. (De in het voorgaande weergegeven opsomming van feiten is in overwegende mate aan dit arrest ontleend.)
20.
De zaken van zowel de onder 17 als 18 genoemde aandeelhouders hebben op basis van dit arrest tot een schikking geleid, waarna de desbetreffende procedures zijn geroyeerd.
Aansprakelijkheid van WOL en de banken
21.
De Hoge Raad heeft in het arrest (r.o. 4.40) geoordeeld dat:
.. 10 .. na deze uitspraak onherroepelijk zal vaststaan dat World Online, ABN AMRO en Goldman Sachs op de volgende punten onrechtmatig hebben gehandeld: - doordat in het prospectus misleidende informatie was opgenomen omtrent de loopbaan van [betrokkene 1] (Nina Brink, JvdG) en de verwerving van Telitel als dochtermaatschappij; - doordat in het prospectus ten onrechte niet was vermeld dat de verkoop (bijna drie maanden voor de beursgang) door [betrokkene 1] van de aandelen in World Online die zij bezat via haar vennootschap Kalexer, had plaatsgevonden voor een koopprijs van $ 6,04 per aandeel; - doordat [betrokkene 1] door haar uitlatingen in de pers vlak voor de beursgang een onjuiste indruk bij het publiek heeft gewekt over haar aandelenbezit in World Online, en World Online, ABN AMRO en Goldman Sachs hebben nagelaten dit onjuiste beeld te corrigeren; - doordat World Online in de periode vlak voor en na de beursgang een tiental persberichten over allianties met belangrijke bedrijven heeft uitgebracht, terwijl van deze aangekondigde allianties er vrijwel geen was die enige werkelijke substantie had, en ABN AMRO en Goldman Sachs zijn tekortgeschoten in hun verplichting als lead managers om World Online zodanig te begeleiden en te instrueren dat deze niet een te rooskleurig beeld van haar onderneming schept. Ten slotte zal met deze uitspraak onherroepelijk vaststaan dat ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij op 17 maart 2000 een misleidende, ruim boven de vastgestelde uitgifteprijs liggende, openingskoers van € 50,20 heeft bewerkstelligd.
22.
Wat de aansprakelijkheid van ABN AMRO aangaat is nog een andere uitspraak van betekenis, namelijk die van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 februari 2009 (ECLI:NL:CBB:2009:BI0948), waarbij door ABN AMRO beroep werd ingesteld tegen het besluit van 26 februari 2002 van de AFM om aan ABN AMRO een tweetal boetes op te leggen wegens overtreding van het Besluit toezicht effectenver-
.. 11 .. keer 1995 in verband met de rol van ABN AMRO bij de introductie van WOL. Het CBb wees het beroep af en overwoog:
Vaststaat dat ABN AMRO om een openingskoers van € 50,20 mogelijk te maken (terwijl de emissiekoers op € 43,00 was bepaald) een vraag in de markt heeft gelegd van 4,35 miljoen aandelen. ABN AMRO wist op dat moment dat in absolute zin sprake was van een fors laatoverschot en dat dit laatoverschot voor het grootste deel bestond uit bestensorders. Naar het oordeel van het CBb heeft ABN AMRO onder deze omstandigheden een onjuist, want niet met de werkelijkheid overeenstemmend, signaal naar de markt gegeven dat bij een met de emissiekoers overeenkomende prijs per aandeel de vraag naar dat aandeel het aanbod – ruimschoots – overtrof, terwijl het tegendeel het geval was. Reeds het creëren van een onjuiste voorstelling ten aanzien van de verhouding op dat moment van vraag en aanbod brengt, ongeacht de mate waarin de openingskoers de emissiekoers overtrof, mee dat sprake is van misleiding.
23.
Aangezien de feiten en omstandigheden met betrekking tot de gebeurtenissen in de aanloop naar de beursgang van WOL, de beursgang zelf en de verdere gang van zaken rond de aandelen WOL die in de onderhavige procedure aan de orde zijn, uit de aard der zaak geheel identiek zijn aan die ten grondslag liggen aan de procedure die leidde tot het arrest, kan hiernaar in casu worden verwezen en geldt hetgeen in feitelijke instanties door rechtbank, gerechtshof en in laatste instantie door de Hoge Raad te dien aanzien is beslist, in de onderhavige zaak eveneens.
24.
Uit hetgeen als hierboven is geciteerd (maar niet beperkt daartoe) met betrekking tot de slotsom van het arrest, staat derhalve de aansprakelijkheid van gedaagden vast. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld, kort gezegd zowel wat betreft de misleidende informatie die in het prospectus was opgenomen als ook los daarvan, doordat gedaagden hebben nagelaten de onjuiste uitlatingen van Brink in het algemeen te corrigeren en de banken tekort geschoten zijn in hun begeleiding van
.. 12 .. WOL. Ook uit de onder 22 aangehaalde uitspraak van het CBb blijkt eens te meer het onrechtmatig handelen van ABN AMRO.
25.
Hiermede staat de aansprakelijkheid van gedaagden jegens eisers vast en dient in de onderhavige procedure hiervan te worden uitgegaan.
De eisers en hun vordering
26.
Eisers zijn onder meer nabestaanden van wijlen Chris Matthews, bij leven directeur/grootaandeelhouder van de Britse (ook in het prospectus genoemde) internetonderneming Telinco Ltd – hierna: “Telinco” –, overige directie en werknemers van Telinco, alsmede vrienden, kennissen en familieleden van dezen. Eisers hebben hun aandelen in WOL verworven al dan niet ten tijde van de verkoop van aandelen in Telinco aan WOL, die begin 2000 heeft plaatsgevonden. De door eisers geleden schade is het gevolg van de daling van de waarde van de in hun bezit zijnde aandelen, waarvoor gedaagden gezien hun onrechtmatig optreden aansprakelijk zijn.
27.
Het maakt voor de positie van partijen geen verschil of gedupeerde beleggers ten tijde van, bij gelegenheid van of in ruil voor aandelen (in casu Telinco) zijn overgegaan tot aankoop van aandelen WOL. Eisers zijn van oordeel dat er geen enkele relevante reden bestaat om ter zake een onderscheid te maken (zie hierna ook onder verweer). Niettemin gaan eisers volledigheidshalve en zonder dat aan deze indeling enig voor deze procedure relevant rechtsgevolg kan worden verbonden, in op de verschillende wijzen waarop eisers hun aandelen hebben verworven. Ter zake kan de volgende indeling worden gemaakt:
1. degenen die als houders van Telinco-aandelen aandelen in WOL hebben verworven; 2. degenen die hun aandelen in WOL hebben verworven in het kader van het zgn. Friends & Family Program;
.. 13 .. 3. degenen die hun aandelen in WOL hebben verworven in het kader van het zgn. Share Matching Program; 4. degenen die een optieregeling met betrekking tot WOL-aandelen hebben verkregen.
28.
Als productie 1 wordt overgelegd een overzicht van eisers, met vermelding van het aantal gekochte aandelen, alsmede de wijze van verkrijging van deze aandelen. In het navolgende komen de genoemde categorieën achtereenvolgens aan de orde.
Ad 1: voormalig houders van Telinco-aandelen
29.
Het gaat hier om de eisers sub 1, 3, 5 t/m 11, 14, 16 t/m 19, 22, 23 en 25 t/m 28. Deze eisers waren in het bezit van aandelen in Telinco. Dezen zijn met WOL overeengekomen dat de koopprijs voor de door WOL aangekochte aandelen in Telinco (gedeeltelijk) zou worden voldaan in de vorm van een recht op de verkrijging van aandelen WOL bij de beursgang. Hierbij gold dat de waarde van de te koop aangeboden aandelen Telinco werd gesteld op een bedrag X en bij de beursgang de betrokken verkopers van de Telinco-aandelen een aantal aandelen WOL zouden verkrijgen dat overeenkwam met het aantal dat zij bij de beursgang blijkens de uitgiftekoers voor dat bedrag X hadden kunnen aankopen. Deze categorie eisers wist derhalve niet hoeveel aandelen WOL zij bij de beursgang zou ontvangen, aangezien dit afhankelijk was van de hoogte van de openingskoers.
30.
Nu de Hoge Raad onherroepelijk heeft vastgesteld dat er sprake is geweest van een kunstmatig opgedreven openingskoers en er sprake is geweest van misleiding, dient ook de aan deze categorie eisers aangerichte schade zonder meer te worden vergoed. Hierbij wijzen eisers erop dat indien de openingskoers niet kunstmatig was “opgefokt”, maar op een lager bedrag zou zijn vastgesteld, eisers (aanzienlijk) meer aandelen zouden hebben verworven dan nu het geval was, waardoor eisers zijn benadeeld.
.. 14 .. 31.
Tevens geldt dat deze categorie eisers, indien zij ten tijde van de beslissing om hun aandelen in Telinco van de hand te doen in ruil voor aandelen WOL, op de hoogte zouden zijn geweest van alle thans vaststaande feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat Brink haar aandelen kort voor de beursgang voor een dumpprijs had verkocht, niet akkoord zouden zijn gegaan met betaling in aandelen WOL en indien dit wel het geval mocht zijn geweest, zij slechts zouden hebben ingestemd met toepassing van een geheel andere ruilverhouding.
32.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat voor deze categorie aandeelhouders enigerlei andere maatstaf zou moeten gelden dan voor degenen ten aanzien van over wie de Hoge Raad in het arrest uitspraak heeft gedaan.
Ad 2: het Friends & Family-programma
33.
Het gaat hier om de eisers sub nrs. 20 t/m 22 en 24. Dit betreft partijen die geen aandeelhouders van Telinco waren, waaronder familieleden en bekenden van de onder 1 genoemde eisers en anderen die niet zelf betrokken waren bij de Telinco-deal, maar in verband met het zogenaamde Friends & Family-programma aandelen in WOL hebben aangekocht.
34.
Eisers werd door WOL de gelegenheid geboden om zich aan te melden middels een formulier teneinde aandelen WOL te verkrijgen tegen de “initially quoted price”. De uitnodiging voor deze aanmelding werd door WOL verzonden in de periode nadat Nina Brink de beruchte uitspraken deed over haar eigen aandelen (22 februari 2000).
35.
Vanzelfsprekend is er geen enkele reden om aan te nemen dat voor deze categorie eisers andere maatstaven zouden gelden dan voor degenen waarover de Hoge Raad in het arrest uitspraak heeft gedaan.
Ad 3: het Share Matching Program
.. 15 .. 36.
Het gaat hier om de eisers sub 22, 23 en 26 aangeduide eisers. Dit betreft partijen die aandelen in WOL hebben gekocht in verband met het zgn. Share Matching Program, dat voor werknemers van WOL in het leven was geroepen.
37.
Als productie 2 wordt overgelegd een toelichting van de hand van Fiona Holmes namens World Online UK Limited. Zoals bevestigd in deze toelichting was het Share Matching Program (SMP) ingesteld om werknemers van WOL een bonus toe te kennen. De regeling kwam erop neer dat, in geval van een wijziging in de zeggenschap over WOL, de werknemers voor ieder aandeel dat zij bezaten een half aandeel extra zouden ontvangen.
38.
Ook voor deze categorie geldt onverkort dat de aandelen die deze eisers ontvingen een geringere waarde vertegenwoordigden door het onrechtmatig handelen van gedaagden, zodat de betrokken eisers hierdoor geschaad zijn.
Ad 4: de optieregeling
39.
Het gaat hier om eiser sub 23, voormalig bestuurder van Telinco, die in het kader van zijn indiensttreding bij WOL korte tijd na de verkoop van Telinco aan WOL, met deze een optieregeling heeft getroffen op grond waarvan hij optierechten verkreeg op aandelen WOL.
40.
Ten aanzien hiervan geldt dat, als gevolg van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden, de waarde van het aandeel WOL onder de aan het optierecht verbonden koers daalde alvorens het eiser toegestaan was de optierechten uit te oefenen, zodat deze waardeloos werden. Het optierecht bedroeg € 12,65 nu de waarde van het aandeel daalde onder dit bedrag was dit recht waardeloos geworden. Aangenomen moet worden dat in aanmerking genomen de emissiekoers van € 43,- zonder het onrechtmatig handelen van gedaagden er sprake geweest zou zijn van een voor eiser voordelig verschil tussen koers en uitoefenprijs.
.. 16 .. 41.
Nu onherroepelijk vaststaat dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en voor de daardoor aangerichte schade met betrekking tot de waardedaling van de aandelen WOL aansprakelijk zijn, geldt dit ook te dezer zake. Zonder het onrechtmatig handelen van gedaagden zouden de optierechten niet waardeloos zijn geworden, voor welke schade gedaagden aansprakelijk zijn.
.. 17 ..
Verweer en weerlegging
42.
Gedaagden zijn bij schrijven d.d. 12 december 2011 (productie 3) aansprakelijk gesteld en gesommeerd tot betaling van de door eisers geleden schade. Van WOL is in dit stadium geen verweer bekend. Met (de raadslieden van) de banken hebben enkele besprekingen plaatsgevonden. Dezen hebben in reactie op de aansprakelijkstellingen gesteld dat, voor zover eisers zich mochten hebben laten leiden door uitlatingen van Brink aangaande verwachte ontwikkelingen na de beursgang, de banken geen kennis van dergelijke uitlatingen zouden hebben gehad en hiervoor geen verantwoordelijkheid zouden kunnen dragen.
43.
Deze opvatting is in het licht van hetgeen door de Hoge Raad in het arrest is uitgesproken evident onjuist. Deze stelt terzake immers (r.o. 4.30):
Nu een onjuist beeld niet is voorkomen, mocht van de Banken worden verlangd dat zij dit waar mogelijk corrigeerden, hetgeen zij niet hebben gedaan. De mededeling op pagina 3 van het prospectus dat uitsluitend mag worden afgegaan op de inhoud van het prospectus, vermag ook hen niet te vrijwaren indien en voor zover het gaat om mededelingen gedaan door functionarissen van World Online. In zoverre hebben ook de Banken onzorgvuldig gehandeld jegens de beleggers. Weliswaar kan hun niet worden tegengeworpen dat zij niet álle onjuiste informatie in de pers corrigeerden, maar dat neemt niet weg zij inderdaad tekortgeschoten zijn in de nakoming van de op hen jegens de beleggers rustende zorgplicht als hiervoor vermeld.
44.
Voorts geldt dat (zoals eerder gesteld sub 11) ABN Amro nota bene als partij bij de verkoop van Telinco aan WOL betrokken is geweest en hierbij optrad als guarantor.
45.
De banken hebben betwist dat het genoemde arrest van de Hoge Raad van toepassing zou zijn op eisers. Eisers wijzen in dit verband op het feit dat de Hoge Raad in het arrest (r.o. 4.6) heeft overwogen dat VEB (die in deze procedure als eiseres optrad) blijkens haar statuten tot doel had de belangen van beleggers te behartigen en deze ontvankelijk
.. 18 .. heeft verklaard op de voet van art. 3:305a BW. VEB kwam in de betreffende procedure op voor de belangen van beleggers die in de periode van 17 maart tot en met 3 april 2000 aandelen WOL hebben verworven en voor of bij aankoop daarvan door gedaagden zijn misleid, waardoor zij schade hebben geleden. Dit geldt onverkort voor eisers die tot de genoemde groep beleggers behoren.
46.
De banken hebben zich voorts op het standpunt gesteld dat er met betrekking tot aansprakelijkheid onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen enerzijds degenen die de aandelen WOL in het kader van de beursgang hebben verkregen en anderzijds degenen die (zoals eisers) deze aandelen hebben verkregen ter gelegenheid van de zg. Telincodeal. Deze opvatting is onjuist: het doet niet ter zake op grond van welke rechtsverhouding betrokkenen ertoe zijn gebracht aandelen te verwerven, nu beide categorieën aandeelhouders evenzeer schade hebben geleden door het onrechtmatig optreden van gedaagden. Deze zienswijze stemt overeen met die op verzoek van eisers verkregen is van prof. mr. P.A. Stein (eisers leggen volledigheidshalve het integrale advies van Stein over, maar tekenen hierbij aan dat hetgeen deze over de verjaring opmerkt geschreven is vóór de hierna te vermelden jurisprudentie is verschenen) (productie 4), prof. mr. R.A.A. Duk (cassatieadvocaat) (productie 5) en prof. mr. A. Hartkamp (productie 6). Prof. Stein stelt hieromtrent:
Al zou de aard van de overtreden norm – de prospectus-aansprakelijkheid – door eisers niet kunnen worden ingeroepen, dan is niettemin de aard van de schade die zij hebben geleden zodanig dat hun zaak zonder meer vergelijkbaar is met de gevallen die wel door de prospectus-aansprakelijkheid worden beheerst. De grondslag voor deze veronderstelling ligt mede daarin dat de banken bij hun toezicht op de emissie een taak hebben op zich genomen niet alleen jegens de kopers ter beurze, maar meer in het algemeen jegens alle gegadigden die door de openingskoers bij de beurshandel zijn misleid. Het behoort tot de taak van de banken die toezicht hebben op de emissie, deze vorm van misleiding te voorkomen.
.. 19 ..
Prof. Duk merkt terzake op:
Naar mijn oordeel is er geen sprake van een relevant onderscheid tussen degenen die naar aanleiding van het prospectus aandelen in WOL hebben gekocht en degenen die aandelen in het kapitaal van Telinco hebben verkocht tegen een recht op aandelen in het kapitaal van WOL, waarbij de voor die aandelen te betalen prijs direct afhankelijk was van de koers van de WOL-aandelen ter gelegenheid van de introductie ter beurse.
Prof. Hartkamp stelt terzake:
Uw vraag luidt of, wat het recht op schadevergoeding betreft, een relevant onderscheid bestaat tussen de inschrijvers en de verkopers van de aandelen Telinco. Op uw vraag kan ik u meedelen dat naar mijn oordeel een dergelijk onderscheid niet bestaat. De verkoop van de aandelen en de wijze waarop de tegenprestatie in de overeenkomst is geregeld duiden op een nauw verband tussen die transactie en de spoedig daarna te verwachten beursgang.
47.
Voor zover gedaagden zich op verjaring van de vorderingen van eisers mochten beroepen geldt het volgende. De vordering van eisers is niet verjaard. In de eerste plaats is de verjaring gestuit door de procedure die bij de Hoge Raad heeft geleid tot het arrest, waarin VEB namens alle benadeelden kon optreden ingevolge art. 3:305a BW en waarin WOL, ABN AMRO en Goldman Sachs als gedaagden waren betrokken (r.o. 4.6-4.9).
48.
In het door de Hoge Raad bekrachtigde vonnis van de Rechtbank Amsterdam (17 december 2003, ECLI:NL:RBAMS:2003:AO0367, r.o. 5) is overwogen dat de collectieve actie van VEB betrekking had op benadeelde beleggers in WOL, welke beleggers door de rechtbank werden aangemerkt als een voldoende duidelijk omlijnde groep met bundelbare belangen. De rechtbank heeft dan ook (gesanctioneerd door de Hoge Raad) geoordeeld dat aan het vereiste van gelijksoortigheid is voldaan.
.. 20 .. 49.
Eisers dienen dan ook te worden aangemerkt als behorende tot de voldoende duidelijk omlijnde groep met bundelbare belangen, hetgeen met zich meebrengt dat door de ingestelde vordering ook ten aanzien van eisers geldt dat de verjaring is gestuit (zie ook HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:766 met een prejudiciële beslissing in de zaak van VEB tegen Deloitte, r.o. 3.8).
50.
Ten aanzien van de ratio die ten grondslag ligt aan de verjaring kan ten overvloede nog worden opgemerkt dat, vanwege de procedures die in de nasleep van de beursgang aanhangig zijn gemaakt tegen gedaagden, gedaagden gehouden waren om er voor zorg te dragen dat alle informatie en bewijsmateriaal beschikbaar zou blijven, ook teneinde zich te verdedigen tegen rechtsmaatregelen van aandeelhouders die nog geen rechtsmaatregelen hadden getroffen.
Schade
51.
De schade van eisers bestaat uit de door hen geleden vermogensschade, waarbij als uitgangspunt dient te gelden dat eisers dienen te worden teruggebracht in de toestand waarin het schadebrengende feit niet zou hebben plaatsgevonden.
52.
De Hoge Raad heeft in het arrest vastgesteld dat door gedaagden voorafgaand aan de beursgang een misleidende voorstelling van zaken is gegeven met betrekking tot onder meer het aandelenbezit van Nina Brink en de door WOL aangegane allianties met derden c.q. deze voorstelling van zake niet door de banken is weersproken, terwijl de ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld door een te hoge openingskoers te bewerkstelligen. Het bekend worden van het misleidende aspect van deze informatie heeft geleid tot een koersval van het aandeel.
53.
Deze koersval heeft zich doorgezet tot december 2000, toen het aandeel WOL van de beurs verdween. Dat is tevens het moment waarop voor beleggers die hun aandelen niet
.. 21 .. eerder hebben verkocht, de schade zich heeft gematerialiseerd (vgl. mr. drs. B.J de Jong, Schade door misleiding op de aandelenmarkt, Deventer, Kluwer 2010, p. 121 e.v.).
54.
De Hoge Raad heeft in het arrest (r.o. 4.11.2) als uitgangspunt genomen dat beleggers zonder de misleidende voorstelling van zaken door gedaagden niet tot aankoop van hun aandelen zouden zijn overgegaan, dan wel voor een aanmerkelijk lagere koers. Wanneer aangenomen wordt dat de vermogenspositie van eisers zonder de misleiding stationair zou zijn gebleven, kan de door eisers geleden schade worden begroot op het verschil tussen de door hen voldane aankoopprijs en de (lagere) waarde van de aandelen nadat de door de bekendwording van de misleiding ingezette koersdaling is voltooid.
55.
De schade van eisers is derhalve gelijk aan het verschil tussen de door hen betaalde aankoopprijs voor de aandelen en de waarde die deze vertegenwoordigden op het moment dat zij werden geconverteerd in aandelen Tiscali, respectievelijk op het moment dat het eisers voor het eerst was toegestaan om tot verkoop van de aandelen over te gaan. Deze schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over dat bedrag, te rekenen vanaf de datum van het ontstaan van de schade (zijnde de beursintroductie op 17 maart 2000) tot de dag der algehele voldoening, alsmede met de buitengerechtelijke kosten over de hoofdsom en rente, conform het rapport Voorwerk II.
56.
De vorderingen van eisers kunnen als volgt worden berekend:
Eiser sub : - aantal aangekochte aandelen: - aankoopprijs:
€
- (eventueel:) verkoopprijs:
€
- (eventueel:) waarde aandelen op conversiedatum:
€
- verschil (subtotaal):
€
- wettelijke rente vanaf 17 maart 2000 t/m heden:
€
- verdere rente:
p.m. Totaal:
€
+ p.m.
.. 22 .. Eiser sub 23 (Randall): - aantal optierechten:
500.000
- opbrengst in geval van verzilveren optierechten tegen emissiekoers van € 43,00 (500.000 x € 43,00):
€
- laagst mogelijke opbrengst in geval van verzilveren tegen vastgestelde ondergrens van € 12,65 (500.000 x € 12,65):
€
- verlies (500.000 x € 30.35):
€ 15,175,000.00
- wettelijke rente 17 maart 2000 t/m heden:
€
- verdere rente:
p.m. Totaal:
57.
€ + p.m.
Eisers menen tot geen bewijs gehouden te zijn. Slechts volledigheidshalve, zonder daartoe onverplicht bewijslast te aanvaarden die rechtens niet op hen rust, bieden eisers bewijs aan van al hun stellingen door alle middelen rechtens. In het bijzonder zijn eisers, voor zover de bewijslast op hen mocht rusten, bereid en in staat om de hierna vermelde feiten door het doen horen van getuigen te bewijzen:
-
de totstandkoming en afwikkeling van de verkoop van aandelen Telinco in ruil voor de verkrijging van aandelen WOL;
-
de verwerving door eisers van aandelen WOL, waaronder die genoemd onder de respectievelijke categorieën Friends and Family, Share Matching Scheme en optieregeling.
Het bewijs van deze feiten is ter zake dienende, omdat, indien zij komen vast te staan de eis dient te worden toegewezen (HR 11 maart 1988, NJ 1988, 508 en HR 20 maart 1998, NJ 1999, 693).
MITSDIEN:
.. 23 .. Het Uw Rechtbank behage om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen om, binnen tweemaal 48 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te voldoen een bedrag groot € 118.973.992,24 (zegge: honderdachttien miljoen negenhonderddrieënzeventig duizend negenhonderdtweeënnegentig euro en vierentwintig eurocent) terzake voormeld, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 december 2011 tot die der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
De kosten dezes voor mij, deurwaarder, zijn: