mr. Arie Wit
ISBN 978 90 12 39226 6
9 789012 392266
mr. A. Wit
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen Tekst & artikelsgewijs commentaar
Eerste druk
Van de uitgever van
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, Tekst & artikelsgewijs commentaar maakt de problematiek van een dagloonvaststelling inzichtelijk en is daarmee een onmisbaar naslagwerk voor eenieder die in de praktijk te maken krijgt met daglonen.
mr. A. Wit
Deze uitgave bevat de tekst van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (geldend vanaf 1 juni 2013) met een uitgebreid en actueel commentaar per artikel. Het commentaar beperkt zich niet tot een uitleg van de tekst van het Dagloonbesluit, maar geeft u tevens een goed beeld van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep over de tot 1 juni 2013 geldende dagloonregels (neergelegd in het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen).
Eerste druk
DAGLOONBESLUIT WERKNEMERSVERZEKERINGEN Tekst & artikelsgewijs commentaar
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen Tekst & artikelsgewijs commentaar
mr. A. Wit
Eerste druk
Sdu Uitgevers Den Haag, 2014
Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: Sdu Klantenservice Postbus 20014 2500 EA Den Haag tel.: 070 - 378 98 80 www.sdu.nl/service © 2014 Sdu Uitgevers bv, Den Haag Ontwerp omslag en vormgeving binnenwerk: André Kamer Vormgeving ISBN: 978 90 12 39226 6 NUR: 825
Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers bv. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich te wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent. While every effort has been made to ensure the reliability of the information presented in this publication, Sdu Uitgevers neither guarantees the accuracy of the data contained herein nor accepts responsibility for errors or omissions or their consequences.
Inhoudsopgave Woord vooraf
7
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. 1.
Definities
9
Hoofdstuk 2. Bepalingen voor vaststelling van dagloon ZW en WW Art. 2. Art. 3. Art. 4. Art. 5. Art. 6. Art. 7. Art. 8.
Refertejaar voor ZW en WW 15 Loonbegrip voor ZW en WW 19 Algemene bepalingen over het loon voor ZW en WW 35 Dagloon voor ZW en WW 48 Loon in geval van ziekte of verlof tijdens een dienstbetrekking 58 ZW-dagloon van een uitkeringsgerechtigde en bij nawerking 64 WW-dagloon van gewezen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer 67 Art. 9. WW-dagloon bij niet toekennen of intrekken van invaliditeitsuitkering EU-lidstaat 72 Art. 10. WW-dagloon bij opeenvolgend arbeidsurenverlies binnen het refertejaar uit dezelfde dienstbetrekking 74 Art. 11. WW-dagloon na overeengekomen vermindering van loon bij dezelfde werkgever 75 Art. 12. Algemene dagloongarantie WW 77 Hoofdstuk 3. Bepalingen voor vaststelling van dagloon Wet WIA en WAO Art. 13. Art. 14. Art. 15. Art. 16. Art. 17. Art. 18. Art. 19. Art. 20.
Refertejaar voor Wet WIA en WAO 81 Loonbegrip voor Wet WIA en WAO 84 Algemene bepalingen over het loon voor Wet WIA en WAO 96 Dagloon voor Wet WIA en WAO 109 Loon in geval van ziekte of verlof tijdens dienstbetrekking 118 Dagloon starter en herintreder 124 WIA-dagloongarantie voor oudere arbeidsongeschikten 130 WIA-dagloon bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bij aanvang verzekering 132 Art. 21. WIA-dagloon bij later ontstaan van recht dan einde wachttijd 134 Art. 22. WIA- en WAO-dagloon na overeengekomen vermindering van loon bij dezelfde werkgever 135
Sdu Uitgevers
5
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Art. 23. Aanpassing dagloon in verband met herziening minimumloon Art. 24. Verhoging dagloon en herziening dagloon voor een werknemer jonger dan 23 jaar bij aanvang van refertejaar en bij aanvang uitkering Art. 25. Maximering van het dagloon bij samenloop van uitkeringen Art. 26. Intrekken Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen Art. 27. Wijziging Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten Art. 28. Wijziging Besluit nadere regeling verlies van arbeidsuren Art. 29. Intrekken Besluit verlaagde wekeneis WW en Wet WIA Art. 30. Inwerkingtreding Art. 31. Citeertitel Bijlage Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen tot 1 juni 2013
137 138 140 143 145 146 146 147 147 149
Trefwoordenregister 165
6
Sdu Uitgevers
Woord vooraf Inkomensbescherming in de socialezekerheidswetten voor werknemers is vrijwel altijd gekoppeld aan een dagloon. Het dagloon is een afspiegeling van het welvaartsniveau van de werknemer voordat hij ziek of werkloos werd. Om het welvaartsniveau van de werknemer te kunnen vaststellen heeft de regelgever dagloonregels opgesteld. Sinds 1 juni 2013 wordt de hoogte van het dagloon vastgesteld op grond van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen breekt met een aantal uitgangspunten zoals die voordien golden onder het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. Anders dan voorheen geldt bijvoorbeeld voor de dagloonvaststelling in het kader van de Ziektewet en de Werkloosheidswet dat de dienstbetrekking waaruit de ongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ontstaan, beslissend is voor het antwoord op de vraag welk loon de werknemer verdiende en op welk bedrag het dagloon uitkomt. Deze uitgave bevat een artikelsgewijs commentaar op het Dagloonbesluit en stelt u in staat een verantwoorde inschatting te maken van het dagloon of een vastgesteld dagloon op juistheid te toetsen. Waar mogelijk wordt een brug gelegd naar het oude regime en de reeds gevormde jurisprudentie van de bestuursrechters in eerste aanleg en de Centrale Raad van Beroep. Voor juristen op het terrein van het sociaal verzekeringsrecht is deze uitgave een echte must. Maar ook voor arbeidsrechtelijk georiënteerde juristen is de hoogte van het toe te kennen dagloon een goed ijkpunt om de inkomensschade bij naderend ontslag te bepalen. Het is mijn bedoeling en wens, dat u met behulp van dit boek dagloonproblemen kunt overzien en een professionele bijdrage kunt leveren aan de oplossing daarvan. De Geinbrug mr. Arie Wit
Sdu Uitgevers
7
8
Sdu Uitgevers
Definities
Art. 1
Besluit van 22 mei 2013, houdende regels in verband met het vaststellen van het dagloon op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Dagloonbesluit werknemersverzekeringen)1 Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 februari 2013, nr. IVV/2013/10006, Gelet op de artikelen 15, tweede lid, van de Ziektewet, 17a, derde lid, en 45, tweede lid, van de Werkloosheidswet, 13, derde lid, en 58, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en 14, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 april 2013, nr W12.12.0048/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 mei 2013, nr. 2013-000055455; Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. 1. Definities 1. In dit besluit wordt verstaan onder: a. aangiftetijdvak: het tijdvak van vier weken dan wel één maand waarop de aangifte waarop de ingehouden loonbelasting wordt afgedragen, betrekking heeft danwel, indien de werkgever over een afwijkend tijdvak aangifte doet, het tijdvak waarover loon is betaald van één maand of vier weken of herleid tot één maand of vier weken; b. arbeidsongeschikt(heid): arbeidsongeschikt(heid) als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WAO of volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de Wet WIA; c. arbeidsurenverlies: het arbeidsurenverlies, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WW; d. gebroken aangiftetijdvak: een aangiftetijdvak dat deels binnen en deels buiten het refertejaar bedoeld in artikel 2 of artikel 13, valt; e. het UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; f. minimumjeugdloonpercentage: een percentage als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de WML; g. minimumloon: het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de WML, gedeeld door 21,75; 1
Stb. 2013, 185. Inwerkingtredingsdatum: 1 juni 2013 (Stb. 2013, 186).
Sdu Uitgevers
9
Art. 1
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen h. uitkering: een uitkering op grond van de ZW, de WW, de Wet WIA, de WAO of de Wazo; i. verlof: een tussen de werkgever en werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd overeengekomen tijdvak, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht, met uitzondering van verlof als bedoeld in de artikelen 3:1 en 3:2 van de Wazo; j. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; k. WAO-dagloon: het dagloon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de WAO; l. WAO-vervolgdagloon: het vervolgdagloon, bedoeld in artikel 21b van de WAO; m. Wazo: Wet arbeid en zorg; n. Wazo-dagloon: het dagloon, bedoeld in artikel 3:13 van de Wazo; o. Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; p. WIA-dagloon: het dagloon, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA; q. Wfsv: Wet financiering sociale verzekeringen; r. WML: Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag; s. WW: Werkloosheidswet; t. WW-dagloon: het dagloon, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de WW; u. ziek/ziekte: ongeschikt(heid) tot het verrichten van zijn of haar arbeid als bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de ZW; v. ZW: Ziektewet; w. ZW-dagloon: het dagloon, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de ZW. 2. Voor de toepassing van dit besluit is maandag de eerste dag van de kalenderweek en zijn de eerste vijf dagen van de kalenderweek dagloondagen. Kern van het artikel In art. 1 Dagloonbesluit zijn de door de regelgever in dit besluit gehanteerde algemene begrippen gedefinieerd. Deze algemene begrippen gelden voor het gehele Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Het merendeel van de definitiebepalingen spreekt voor zich. Een beperkt aantal definitiebepalingen is hierna van commentaar voorzien, omdat deze definities een belangrijke rol spelen bij de dagloonvaststelling. Commentaar 1. Inleiding Ten opzichte van het tot 1 juni 2013 geldende Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (verder BDW), zijn de gehanteerde algemene begrippen niet wezenlijk gewijzigd. Een belangrijk verschil tussen het BDW en het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (verder Dagloonbesluit) is gelegen in het feit, dat de regelgever er in het Dagloonbesluit voor kiest om de dagloonvaststelling ZW en WW afzonderlijk te regelen in hoofdstuk 2 en de dagloonvaststelling Wet WIA en WAO onder te brengen in hoofdstuk 3. De afzonderlijke regeling voor de dagloonvaststelling ZW en WW ten opzichte van de dagloonvaststelling Wet WIA en WAO brengt mee, dat het loonbegrip voor de
10
Sdu Uitgevers
Definities
Art. 1
dagloonvaststelling ZW en WW verschilt van het loonbegrip voor de dagloonvaststelling Wet WIA en WAO. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat bij de dagloonvaststelling ZW en WW wordt uitgegaan van het genoten loon uit de dienstbetrekking waaruit de ongeschiktheid of de werkloosheid is ontstaan, waardoor uitkeringen ingevolge de werknemersverzekeringen in beginsel geen rol spelen bij de vaststelling van het genoten loon voor de dagloonvaststelling ZW of WW. Ontvangen ziekengeld en WW-uitkering op grond van de zogenoemde calamiteitenregeling van art. 18 WW vormen hierop een uitzondering (uitgebreide informatie over dit verschil is te vinden in het commentaar op art. 3 en 5 Dagloonbesluit). Een ander belangrijk verschil bij de dagloonvaststelling ZW en WW ten opzichte van de dagloonvaststelling Wet WIA en WAO is, dat het aantal dagloondagen voor de dagloonvaststelling ZW en WW niet per definitie 261 is, maar onder meer afhankelijk is van het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag van aanvang van de dienstbetrekking waarin de ongeschiktheid of werkloosheid is ingetreden tot en met de laatste dag van het refertejaar (zie het commentaar op art. 5 Dagloonbesluit). Het einde van het refertejaar is voor de dagloonvaststelling ZW en WW in tegenstelling tot de dagloonvaststelling voor de Wet WIA en WAO gelegen op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaand aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden. Vanaf 1 juni 2013 is voor de dagloonvaststelling ZW en WW niet meer de laatste dag van het aangiftetijdvak direct voorafgaand aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid of het arbeidsurenverlies is ingetreden relevant. Deze wijziging van het einde van het refertejaar voor de dagloonvaststelling ZW en WW in het Dagloonbesluit ten opzichte van het BDW geeft het UWV de gelegenheid om vrijwel altijd bij een dagloonvaststelling ZW of WW uit te gaan van de gegevens die voorhanden zijn in de polisadministratie. Mede hierdoor kan een dagloonvaststelling ZW en WW naar het oordeel van de regelgever meer dan voorheen geautomatiseerd plaatsvinden. De regelgever beoogt met deze wijzigingen een verdere besparing op de uitvoeringskosten. 2.
Dagloondagen
Ook het Dagloonbesluit gaat uit van vijf dagloondagen, te weten maandag tot en met vrijdag. Op grond van art. 1, lid 2, Dagloonbesluit is hieraan toegevoegd, dat voor de toepassing van het Dagloonbesluit maandag de eerste dag van de kalenderweek is. De uitkeringssystematiek van vijf dagloondagen bestaat al sinds jaar en dag en wordt ook gehanteerd als de betrokken werknemer voorafgaand aan zijn uitkering meer dan vijf dagen per week werkt. In bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk om ook op zaterdag en zondag te werken. Binnen de systematiek van vijf dagloondagen wordt daarmee rekening gehouden nu de totale loonsom in de relevante referteperiode wordt gedeeld door het aantal dagloondagen in die periode. Is de referteperiode een jaar, dan wordt de loonsom gedeeld door 261 dagen. Op deze 261 dagen valt wel iets af te dingen, omdat het aantal dagloondagen per jaar soms 260, 261 of 262 bedraagt. De wetgever heeft er in de verschillende wetten in formele zin voor gekozen om bij de vaststelling van het dagloon uit te gaan van 261 dagen per jaar (zie
Sdu Uitgevers
11
Art. 1
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen art. 15 ZW, art. 13 Wet WIA, art. 14 WAO en art. 45 WW). Het aantal dagloondagen was onder de werking van het BDW onderwerp van geschil in CRvB 29 mei 2008, nr. 07/5165 WIA2. De Centrale Raad van Beroep oordeelde kort en bondig, dat indien sprake is van zes aangiftetijdvakken van vier weken er op grond van art. 1, lid 2, Dagloonbesluit (voorheen art. 1, lid 1, onderdeel k, BDW), 120 dagloondagen zijn. 3.
Wijziging einddatum van het refertejaar
Op grond van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV3 is vanaf 1 juni 20134 in art. 15 ZW en art. 45 WW opgenomen, dat het refertejaar eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid of het arbeidsurenverlies heeft plaatsgevonden. Deze wijziging in het Dagloonbesluit ten opzichte van het BDW biedt het UWV de gelegenheid om bij een dagloonvaststelling ZW of WW vrijwel altijd uit te gaan van de loongegevens die voorhanden zijn in de polisadministratie, waardoor een dagloonvaststelling ZW en WW vaker dan voorheen geautomatiseerd kan plaatsvinden. De regelgever beoogt met deze wijziging een verdere besparing op de uitvoeringskosten. Voor de goede orde: voor de dagloonvaststelling WAO en Wet WIA is het einde van het refertejaar niet gewijzigd (zie art. 13 Dagloonbesluit). Een poging om (onder de werkingssfeer van het tot 1 juni 2013 geldende BDW) het refertejaar te laten eindigen op de dag voorafgaand aan de ingetreden ongeschiktheid strandde bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad is gelet op CRvB 27 november 2013, nr. 12/2740 ZW5, van oordeel dat het aan de wetgever is om eventuele onredelijke en niet beoogde effecten van de dagloonsystematiek teniet te doen. Voorts overweegt de Centrale Raad van Beroep dat een wet in formele zin door een rechter niet getoetst kan worden op haar grondwettigheid noch op haar innerlijke waarde of billijkheid, dit op grond van art. 120 Grondwet en art. 11 Wet algemene bepalingen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de Centrale Raad van Beroep onder de werking van het Dagloonbesluit een ander standpunt gaat innemen. 4.
Aangiftetijdvak
Een werkgever dient per vier weken of één maand bij de Belastingdienst aangifte te doen van de door hem betaalde lonen, en de daarover verschuldigde loonbelasting en premies sociale verzekeringen af te dragen. Zo’n periode van vier weken of een maand wordt een aangiftetijdvak genoemd. De aangifte van de werkgever geschiedt digitaal en wordt door de Belastingdienst doorgezonden naar het UWV, die de gegevens per individuele werknemer opslaat in haar polisadministratie. Op deze wijze ontstaat op den duur een volledig financieel overzicht van iedere individuele werknemer. Dit overzicht wordt in voorkomende gevallen gebruikt om onder andere het dagloon van een werknemer te berekenen. Voordeel van dit systeem is dat het UWV niet of nauwelijks bij de (ex-) werkgever uitvraag hoeft te doen naar de loongegevens van een uitkeringsgerechtigde. 2 USZ 2008, 229, ECLI:NL:CRVB:2008:BD3213. 3 Wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 675. 4 Zie het enig artikel in het Besluit van 22 mei 2013, Stb. 2013, 186. 5 ECLI:NL:CRVB:2013:2588. 12
Sdu Uitgevers
Definities
Art. 1
Normaal gesproken zal het raadplegen van het loon in de aangiftetijdvakken geen probleem opleveren. Dit wordt anders wanneer het UWV besluit om een zelfstandige bij nadere beschouwing alsnog aan te merken als werknemer. De werkgever van deze voormalige zelfstandige heeft uiteraard geen loonaangiftes gedaan; de ‘zelfstandige’ heeft immers aangifte gedaan van de door hem gegenereerde winst uit onderneming. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 maart 20106 geoordeeld, dat in zo’n situatie moet worden uitgegaan van aangiftetijdvakken als ware de betrokkene altijd werknemer geweest. De genoten winst dient naar evenredigheid te worden toegerekend naar deze (fictieve) aangiftetijdvakken. Dit uitgangspunt van de Centrale Raad van Beroep impliceert, dat het UWV doorgaans de winstcijfers van twee kalenderjaren dient te beoordelen en deze winst naar evenredigheid dient toe te rekenen naar (fictieve) aangiftetijdvakken van een maand. Hiermee wordt naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep zo goed mogelijk aangesloten bij art. 45, lid 1, WW en de systematiek van het BDW. Het UWV betoogde in deze zaak vergeefs, dat voor de vaststelling van het dagloon de winst moest worden genomen uit het volledige kalenderjaar voorafgaand aan het eerste arbeidsurenverlies. 5.
Gebroken aangiftetijdvak
Aangezien het begin van het refertejaar niet altijd samenvalt met de start van een nieuw aangiftetijdvak, is zowel in het Dagloonbesluit als in het BDW een regeling opgenomen met betrekking tot gebroken aangiftetijdvakken. Er is sprake van een gebroken aangiftetijdvak, indien een aangiftetijdvak deels binnen en deels buiten de referteperiode is gelegen. Aangezien de referteperiode altijd eindigt met een volledig aangiftetijdvak ligt een gebroken aangiftetijdvak derhalve per definitie aan het begin van de referteperiode. Voor de berekening van het loon per dag in een gebroken aangiftetijdvak geeft art. 5, lid 2, Dagloonbesluit een rekenformule bij de dagloonvaststelling ZW en WW en is in art. 16, lid 2, Dagloonbesluit een identieke regeling getroffen voor de vaststelling van het dagloon voor de Wet WIA en de WAO. De rekenformule gehanteerd in voornoemde artikelen leidt ertoe, dat het loon genoten in het gebroken aangiftetijdvak naar evenredigheid deel uitmaakt van het loon genoten in het refertejaar. Een voorbeeld in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep waarin onder de werking van het BDW sprake was van een gebroken aangiftetijdvak is te vinden in CRvB 29 juli 2010, nr. 08/259 WIA7. In deze zaak was sprake van dertien volledige aangiftetijdvakken en een gebroken aangiftetijdvak dat uitsluitend bestond uit een zaterdag en een zondag, welke dagen niet meetelden. Hetzelfde geldt op grond van art. 1, lid 2 onder de werking van het Dagloonbesluit.
6 7
CRvB 18 maart 2010, nr. 09/2448 WW, USZ 2010, 143, ECLI:NL:CRVB:2010:BM0066. RSV 2010, 276, ECLI:NL:CRVB:2010:BN3448.
Sdu Uitgevers
13
Art. 1
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen 6.
Verlof
Het begrip verlof is zowel in het BDW als in het Dagloonbesluit ruim omschreven. Zo behoeft er ingevolge art. 1, lid 1, onderdeel i, Dagloonbesluit geen sprake te zijn van een wettelijke verlofregeling. Voldoende is dat werkgever en werknemer een periode van verlof zijn overeengekomen waarin voor een gedeelte of het geheel van de overeengekomen arbeidstijd geen arbeid wordt verricht. In art. 1, lid 1, onderdeel i, Dagloonbesluit is anders dan onder het BDW opgenomen, dat verlof zoals bedoeld in art. 3:1 en 3:2 Wazo niet valt onder het begrip verlof. Het gaat hierbij om zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof. De nota van toelichting op het Dagloonbesluit8 noemt in dit verband calamiteitenverlof en ander kortdurend verlof zoals kraamverlof, ouderschapsverlof, zorgverlof en BAPO-verlof (Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen). Hoewel in het Dagloonbesluit het begrip verlof ruim is omschreven, kan deze ruime omschrijving er niet toe leiden dat ongeoorloofde opname van snipperdagen eveneens wordt beschouwd als verlof in de zin van art. 1, onderdeel i, Dagloonbesluit. CRvB 23 april 2008, nr. 07/2948 WW9 is nog steeds relevant, omdat de tekst in art. 1, lid 1, onderdeel i, Dagloonbesluit niet wezenlijk verschilt van de tekst in art. 1, lid 1, onderdeel t, BDW. 7.
Arbeidsurenverlies
De referteperiode die in acht moet worden genomen bij de vaststelling van een WWdagloon is gekoppeld aan het arbeidsurenverlies. Het begrip arbeidsurenverlies in het Dagloonbesluit is gelijk aan het arbeidsurenverlies in de zin van art. 16, lid 1, WW. Onder de werking van het BDW heeft de Centrale Raad van Beroep zich een aantal keren uitgelaten over de vraag wanneer het arbeidsurenverlies is ingetreden. Aangezien de definitie van het begrip arbeidsurenverlies in het BDW en het Dagloonbesluit identiek is, blijft de gevormde jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep over het begrip arbeidsurenverlies relevant voor de toepassing van het Dagloonbesluit. Met betrekking tot het moment waarop het arbeidsurenverlies in de zin van art. 16 WW is ingetreden, overweegt de Centrale Raad van Beroep10, dat het intreden van het arbeidsurenverlies een feitelijke vaststelling is. Daarbij is het al dan niet voortbestaan van de arbeidsovereenkomst niet relevant. In het onderhavige geval was sprake van het intreden van een arbeidsurenverlies vanaf het moment waarop de werknemer was ontheven van de verplichting om de bedongen arbeid te verrichten en de facto verrichtte hij die ook niet meer. Het beroep op de Regeling gelijkstelling niet-gewerkte uren met gewerkte uren werd afgewezen, omdat deze regeling ziet op de berekening van het aantal arbeidsuren en niet op de vaststelling van het arbeidsurenverlies zelf. De Raad herhaalt in een aantal uitspraken11 het hiervoor weergegeven standpunt. 8 Stb. 2013, 185, p. 22. 9 USZ 2008, 208, ECLI:NL:CRVB:2008:BD1258. 10 CRvB 4 december 2008, nr. 08/2123 WW, USZ 2009, 57, ECLI:NL:CRVB:2008:BG8432. 11 CRvB 24 december 2010, nr. 09/4111 WW, ECLI:NL:CRVB:2010:BO8948, CRvB 2 maart 2011, nr. 10/5045 WW, ECLI:NL:CRVB:2011:BP6418 en CRvB 17 oktober 2012, nr. 11/981 WW, ECLI:NL:CRVB:2012:BY0454. 14
Sdu Uitgevers
Refertejaar voor ZW en WW
Art. 2
De uitspraak van 2 maart 201112 heeft als bijzonderheid, dat hier sprake was van een ontslag op staande voet, dat nadien werd omgezet in een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aangezien de werkneemster in de periode vanaf het ontslag op staande voet tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst feitelijk geen werkzaamheden meer had verricht voor de werkgever, bleef het moment waarop het arbeidsurenverlies intrad, en daarmee de aanvang van de referteperiode, ongewijzigd. De vaststelling van het eerste arbeidsurenverlies voor de vaststelling van de referteperiode is soms een zeer precies karwei. In CRvB 22 april 2011, nr. 10/3857 WW13 heeft het UWV naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep op goede gronden aangenomen, dat het eerste arbeidsurenverlies op donderdag valt en niet op woensdag, omdat deze laatste dag gold als een afgesproken vrije dag voor de werknemer. 8.
Referteperiode en ongeschiktheid na het Wazo-verlof
Wanneer een vrouwelijke verzekerde na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof ingevolge de Wet arbeid en zorg ongeschikt is ten gevolge van de zwangerschap of bevalling, heeft deze werkneemster recht op ziekengeld ingevolge art. 29a, lid 4, ZW. In deze specifieke situatie wordt voor de vaststelling van de referteperiode de dag aansluitend aan het bevallingsverlof als eerste ongeschiktheidsdag genomen. De Centrale Raad van Beroep heeft dit standpunt van het UWV bevestigd.14
Hoofdstuk 2. Bepalingen voor vaststelling van dagloon ZW en WW Art. 2. Refertejaar voor ZW en WW 1. Onder refertejaar wordt in dit hoofdstuk de periode verstaan van een jaar die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte of het arbeidsurenverlies is ingetreden. 2. In afwijking van het eerste lid eindigt het refertejaar op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de dienstbetrekking is geëindigd, indien de dienstbetrekking eindigt door ontbinding door de kantonrechter, wederzijds goedvinden van partijen, of opzegging, zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn, en a. de werknemer een schadeloosstelling of vergoeding wegens de beëindiging van de dienstbetrekking heeft ontvangen waardoor het arbeidsurenverlies, bedoeld in het eerste lid, op een later moment intreedt dan het moment waarop de dienstbetrekking eindigt, en b. de datum van eindiging van die dienstbetrekking is gelegen voor het einde van het refertejaar, bedoeld het eerste lid.
12 CRvB 2 maart 2011, nr. 10/5045 WW, ECLI:NL:CRVB:2011:BP6418. 13 ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2708. 14 CRvB 28 januari 2011, nr. 10/2215 ZW, ECLI:NL:CRVB:2011:BP2535. Sdu Uitgevers
15
Trefwoordenregister
Trefwoordenregister A Aangiftetijdvak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 gebroken aangiftetijdvak. . . . . . . . . . . . . . . . . . 13, 57, 118 Arbeidsongeschiktheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 59, 60, 120 bij aanvang verzekering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132, 133 Arbeidsurenverlies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 opeenvolgend, met zelfstandig recht op WW. . . . . . . . . . . . . . 75 relevant arbeidsurenverlies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 74 Auto van de zaak, privégebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 90, 93
B Begrippen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Buitenwettelijk beleid UWV. . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 47, 108
C Calamiteitenregeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 27, 31, 32 Correctieaangifte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38, 45, 99, 106
D Dagloonberekening werknemers jonger dan 23 jaar . . . . . . . . . . . . . . . . 138, 139 ZW en WW. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Dagloondagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11, 56, 57 Dagloongarantie 55-plussers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 arbeidsongeschikte werknemers . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 in Ambersituaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 uitsluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 WW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78, 79 Dienstbetrekking aanvang van. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 einde van. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 16, 17
E Eindheffingsbestanddelen. . . . . . . . . . . . 26, 30, 32, 87, 89, 91, 93, 95 Extraterritoriale kosten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 22, 85
F Fictieve opzegtermijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Sdu Uitgevers
165
Trefwoordenregister
G Garantiedagloon bij demotie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76, 136 bij loopbaanombuiging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76, 136 voor oudere arbeidsongeschikte . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 voor oudere werknemer (55-plus) . . . . . . . . . . . . . . . . 76, 136
I Invaliditeitsuitkering, buitenlandse pro rata. . . . . . . . . . . . . . 72, 73
L Levensloopregeling, uitkeringen ingevolge . . . . . . . . . . . 31, 32, 92, 96 Loon all-in loon. . . . . . . . . . . . . . . . . . 51, 53, 54, 111, 112, 129 daadwerkelijk genoten loon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 86 hoogte van het genoten loon. . . . . . . . . . . . . . . . . . 39, 100 negatief loon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47, 108 overeengekomen loon. . . . . . . . . . . . . . . . 60, 61, 62, 120, 122 per tijdseenheid overeengekomen loon . . . . . . . . . . . . . . 77, 136 tijdstip waarop het loon wordt genoten . . . . . . . . . . . . . . 36, 97 uit vroegere dienstbetrekking . . . . . . . . . 24, 25, 28, 29, 87, 88, 93, 94 vorderbaar, maar niet inbaar loon . . 35, 37, 41, 42, 43, 44, 45, 96, 97, 102, 104, 105, 106 zwart loon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23, 39, 87, 100 Loonbegrip fiscaal loonbegrip . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 27, 28, 87, 92, 93 tot 1 januari 2013. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 28, 92, 93 vanaf 1 januari 2013. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 90 voor dagloonvaststelling Wet WIA en WAO . . . . . . . . . . . . . 84, 85 voor dagloonvaststelling ZW en WW . . . . . . . . . . . . . . . 19, 20 Loonemolumenten . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 30, 37, 89, 90, 95, 98 Loon over/Loon in. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38, 100 Loonsuppletie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 29, 88, 94 Loonsverhoging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 37, 98
M Maximumdagloon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140, 141, 142, 144 evenredige vermindering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141, 142 Minimumjeugdloon, dagloonaanpassing . . . . . . . . . . . . . . 138, 139 Minimumloon, dagloonaanpassing. . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
166
Sdu Uitgevers
Trefwoordenregister
N Naheffingsaanslag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 30, 89, 95 Nawerking verzekering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 64, 66, 83 Ne-bis-in-idem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 117
O Onkostenvergoedingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 85 Ontslagvergoedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 29, 88, 94 Overgangsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143 Overuren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Overuren, overwerk. . . . . . . . . . . . . . . 26, 36, 43, 44, 90, 97, 104
P Polisgegevens, Beleidsregels UWV gebruik . . . . . . . . . . 40, 41, 101, 102 Pro rata invaliditeitsuitkering, buitenlandse. . . . . . . . . . . . . . 72, 73
R Refertejaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 16, 17, 81, 82, 83 einde in geval van: dagloonvaststelling Wet WIA en WAO. . . . . . . . . . . . . . . 82 dagloonvaststelling ZW en WW. . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 nawerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 83 niet relevant arbeidsurenverlies. . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 ontbinding, wederzijds goedvinden of opzegging zonder opzeggingstermijn. 18 toepassing art. 40 WAO. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83 Referteperiode factor D. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55, 56, 57
S Samenloop pro rata WAO-uitkering en WW-uitkering. . WW-uitkering en WAO-uitkering. . . . . Schadevergoeding, gefixeerde . . . . . . . . Starter/herintreder . . . . . . . . . . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . . . . . . . . 72 . . . . . . . . . . 70 . . . . . . . 25, 89, 95 . 29, 94, 112, 125, 126, 128
T Tantième . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 106 Toeslagen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 91, 117
U Uitkeringsdag, eerste . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 Uitzendkrachten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 56
Sdu Uitgevers
167
Trefwoordenregister
V Vakantiebonnen. . . . . . . . . . . . 52, 54, 55, 60, 113, 114, 115, 120, 121 Vakantiedagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 43, 90, 104 Vakantietoeslag, vakantiebijslag . . 39, 50, 51, 52, 98, 100, 111, 113, 115, 118, 129 Vaststellingsovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46, 107 Verlof. . . . . . . . . . . . . . . . . 14, 56, 59, 60, 61, 64, 120, 124, 130 onbetaald extra. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 92
W WAO-dagloon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68, 69, 70, 81, 83 WAO-vervolgdagloon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68, 70 Wazo-dagloon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50, 65 Wazo-verlof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 124 Weflex-systeem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 101 Welvaartsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Wet arbeid en zorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 WIA-dagloon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 bij later ontstaan recht op WIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 WW-dagloon bij samenloop pro rata WAO en WW . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 bij voorafgaande beëindiging WAO-uitkering . . . . . . . . . . . . . . 69 en beëindigde WIA-uitkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 en gedeeltelijke WAO-uitkering. . . . . . . . . . . . . . . . . 69, 71 van gewezen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten . . . . . . . . . . . . 68
Z Zelfstandige. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116, 131 Ziekte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 59, 60, 62, 63, 119, 120 Zorgverzekeringswet, vergoeding op grond van . . . . . . . . . . . . . 30, 95 Zwangerschaps- en bevallingsverlof. . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 124 ZW-dagloon bij toepassing art. 35aa WW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 op grond van nawerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 van een uitkeringsgerechtigde Wazo . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 van een zieke werkloze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
168
Sdu Uitgevers