1
D66 Ruimtelijke Agenda STEDENLAND MET TOPKWALITEIT Krachtige steden en een vitaal platteland: topkwaliteiten centraal Heldere ruimtelijke keuzes voor een aantrekkelijk, duurzaam en economisch krachtig land waar mensen prettig en gezond kunnen leven.
Datum: 21 november 2014
2
VOORWOORD Er doen zich op dit moment verschillende ontwikkelingen voor die een direct effect hebben op de ruimte zoals toenemende vergrijzing, grootschalige leegstand van gebouwen, de vraag naar verduurzaming van het energiegebruik, verandering van de economische verhoudingen in de wereld. Deze ontwikkelingen zorgen voor nieuwe ruimtelijke opgaven en nieuwe uitdagingen. Hoe gaan we de ruimte van morgen inrichten, wat is de stip aan de horizon? Daarbij zien we een ontwikkeling waarbij steeds meer burgers, organisaties en bedrijven met initiatieven en ideeën komen. In wisselende samenstellingen worden deze voorbereid en uitgevoerd. Het inrichten van onze omgeving is bij uitstek een onderwerp om burgers, bedrijven, organisaties en andere overheden zoveel mogelijk bij te betrekken. Dit betekent ook dat de overheid een andere rol moet krijgen. Daarbij staat D66 staat voor een duurzame en harmonieuze samenleving en ruimte voor de eigen kracht van mensen. Wij moeten bij het inrichten van de ruimte rekening ho uden met toekomstige generaties. Voor de Thema– afdeling Ruimte en Mobiliteit van D66 een reden om deze Ruimtelijke Agenda op te stellen en deze aan te bieden aan de Tweede Kamerfractie en de Mr. Hans van Mierlo Stichting. We hebben in de afgelopen maanden Lagerhuisdebatten gevoerd met leden, verspreid over het land, waar aan de hand van een aantal thema’s zoals verstedelijking, mobiliteit, water, landbouw, natuur en landschap, economie en duurzaamheid werd gedebatteerd. Hierbij hebben ook externe deskundigen met ons mee willen denken. De aangedragen informatie is door een werkgroep verwerkt tot het voorliggende document. Uiteraard kan een algehele ruimtelijke agenda zoals deze geen heel grote diepgang hebben. Het is ons voornemen deze agenda de komende tijd per onderwerp uit te werken. Bijvoorbeeld op het gebeid van grondbeleid, –exploitaties en nieuwe vormen van gebiedsontwikkeling zijn ons een aantal voorstellen gedaan. Dat geldt ook voor openbaar vervoer in relatie tot verstedelijking en natuurbeleid. Deze ruimtelijke agenda agendeert opgaven en geeft ook enkele antwoorden. Daarmee kan het document mogelijk - samen met enkele meer sectorale uitwerkingen – als kapstok gaan fungeren voor toekomstige verkiezingsprogramma’s van D66. Wij kijken daar nu al naar uit.
INHOUDSOPGAVE
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Voorwoord; Inhoudsopgave; Samenvatting; Inleiding; Sturen; Nederland, stedenland in een stedelijke Noordwest Europese Delta ; Verstedelijking en mobiliteit; Water, landbouw en een vitaal platteland; Centrale rol voor steden; Energie en Ruimte; Colofon.
3
SAMENVATTING Nederland heeft een traditie op het gebied van ruimtelijke planning waar we in de wereld trots op mogen zijn. Een goede ruimtelijke kwaliteit is in het algemeen het resultaat, met scherpe scheidingen tussen stad en land, tussen bebouwing en open landschap. Tegelijk hebben we soms te stringent, te collectief en teveel topdown gestuurd en de keuzemogelijkheden van mensen beperkt. Naoorlogse woonwijken in het hele land lijken bijvoorbeeld sterk op elkaar. Op tal van plekken zijn overschotten en tekorten ontstaan. Leegstaande kantoren, bedrijventerreinen en winkelvoorzieningen aan de ene kant en op veel plekken nog steeds tekorten op de woningmarkt. Niet alleen de aantallen schieten te kort, maar ook de diversiteit en kwaliteit. Dat beperkt de keuzemogelijkheden van mensen. Bovendien heeft het afremmen van de groei van de steden (bijvoorbeeld met groeikernen) tot forse pendelstromen geleid en de economische structuur verzwakt. In de komende decennia komen er veel veranderingen op ons af met ruimtelijke effecten. Deze transities vragen ook om een nieuw ruimtelijk antwoord. In deze D66 Ruimtelijke Agenda wordt daar een aanzet voor gegeven en een langere termijn perspectief geschetst. Met deze agenda kiest de landelijke thema-afdeling Ruimte en Mobiliteit van D66 voor versterking van de ruimtelijk economische ontwikkeling van de stad. Wij laten ons inspireren door steden als Singapore, Madrid en Vancouver. Singapore vanwege de diverse internationale topkwaliteiten waarin het excelleert, Vancouver vanwege de focus op leefkwaliteit voor mensen (‘living first’) en Madrid vanwege de consequente uitbouw van het openbaar vervoer handin-hand met stedelijke bouwactiviteiten. De ontwikkelingen in deze steden geven veelal ruimte aan mensen en maken die niet ondergeschikt aan gebouwen, verkeersinfrastructuur of transport. Mensen willen wij ook in Nederland centraal stellen in het ruimtelijke beleid. Diversiteit en keuzemogelijkheden voor mensen passen dan ook in ons streefbeeld voor Nederland. Om de ruimtelijke kwaliteit te vergroten ontkomen we niet aan een veel beter onderhoud en beheer van onze gebouwen en openbare ruimte, inclusief transformatie en sloop van leegstaande gebouwen. Dit is misschien wel de grootste opgave voor de komende tijd. D66 kiest voor een overall strategie en voor vergroting van de stedelijke bebouwingdichtheden. Dat draagt bij aan ´stedelijkheid´. Meestal ´inbreiding´ dus en geen uitbreiding van het bebouwde oppervlakte.
4
Een goed leefmilieu is steeds belangrijker dan vestigingsfactor. Mensen moeten zich prettig voelen in onze steden en er graag willen zijn. Aantrekkelijke en gezonde steden zijn de ontmoetingsplekken van de 21e eeuw. Daar ontstaan ook nieuwe ideeën en innovaties, nodig voor een bruisende cultuur en een krachtige economie. Dat betekent meer lokale kwaliteit én een uitstekende bereikbaarheid te voet, op de fiets, met het openbaar vervoer en natuurlijk – waar nodig - een goede aanhaking op de auto-infrastructuur en internationale vaar- en vliegverbindingen. Mensen staan centraal. Topkwaliteit staat centraal. En daarvan kunnen alle bewoners en bezoekers van ons land meeprofiteren. In deze ruimtelijke agenda pleit de landelijke Thema-afdeling Ruimte en Mobiliteit van D66 ook voor een kwaliteitsverbetering op het platteland. Landbouwkundige ontwikkelingen moeten passen binnen het landschap. Grootschalige intensieve ontwikkelingen horen thuis op agrobusiness centra. In Nederland is zoveel kennis van ruimtelijk ontwerpen gericht op waterveiligheid en waterbeheersing, dat het intussen een exportproduct is geworden (met ‘rebuild by design’ in New York als een treffend voorbeeld daarvan). Dat moeten we zo houden. Maar we moeten die ontwerpkennis ook weer in Nederland gaan inzetten en zorgen voor gebiedsgerichte kwaliteit hier. We hebben nu eenmaal blijvend te maken met water door de lage ligging van grote delen van Nederland, de grote rivieren, de manier waarop grote delen van ons land zijn ingericht en de uitdagingen die de klimaatverandering op dat terrein stelt: zeespiegelstijging, bodemdaling, neerslagpieken, meer periodes met wateroverschotten en -tekorten. Bij de economische ontwikkeling moeten keuzes worden gemaakt en moeten regio’s elkaar niet onnodig beconcurreren. Liever één topcampus, dan vijf middelmatige. Ook wordt veel waarde gehecht aan internationale afstemming, bijvoorbeeld als het om Rotterdam, Amsterdam en de andere grote havens in Noordwest-Europa gaat. Het is een uitdaging om meer toegevoegde waarde te behalen uit onze doorvoerfunctie en ervoor te zorgen dat onze landschappen niet nodeloos worden aangetast met nieuwe haven- en bedrijventerreinen. Ook hier geldt: kwaliteit boven kwantiteit. D66 hecht veel waarde aan een duurzame en betrouwbare energievoorziening. Om dat voor elkaar te krijgen is er ruimte nodig. Om Nederland in 2050 CO2-neutraal te krijgen zal ruimte voor windenergie op land en op zee gereserveerd moeten worden. Bewoners, ondernemers en overheden kunnen hier samen veel bereiken, ook met zonnepanelen op daken en windturbines bij hun woning. In de toekomst zal er meer ruimte moeten zijn voor mensen om eigen initiatieven te nemen. Minder regels, meer ruimte. Tegelijk blijft op hoofdlijnen ook regie nodig om bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden te beschermen, duurzaamheid te bevorderen en – waar de markt daar niet voor zorgt – te zorgen voor voldoende aanbod van voorzieningen, woningen, infrastructuur en een openbare ruimte met kwaliteit. Met wisselende coalities kunnen bewoners, ondernemers en overheden samen ruimtelijke keuzes maken en zelf kiezen hoe de woon-, werk- en leefomgeving eruit ziet. Dat vraagt maatwerk en een andere opstelling van de overheid. D66 wil dat Rijk, Provincies en Gemeenten op hun eigen niveau een Omgevingsvisie gaan maken die ruimte geeft aan mensen én inspireert met een toekomstperspectief dat past bij de nationale, regionale, lokale kansen en opgaven. Topkwaliteiten, stedelijke kracht staan daarin – met een vitaal platteland – centraal. Ruimtelijke ingrepen die daar niet bijpassen, krijgen geen ruimte, opdat iedereen in heel Nederland kan kiezen welke kwaliteit hij of zij wil en waar hij wil wonen, werken en leven. Zo´n perspectief met – waar nodig – regie, geeft ook helderheid wat betreft de toekomst en de ruimtelijke keuzes die daarbij passen. Nederland als geheel kan zo een stedenland worden met topkwaliteit!
5
1. INLEIDING In een dichtbevolkt gebied als Nederland vervullen alle gronden een functie voor de bewoners en bezoekers. Uiteenlopende activiteiten vragen om afzonderlijke ruimten. Wijzigende woon - en werkomstandigheden als gevolg van nieuwe ontwikkelingen in onder meer productietechnieken, IT en telematica veroorzaken ook veranderingen in de soort van ruimte waaraan behoefte is. Vanaf 1900 groeide Nederland van een land met 5,1 miljoen inwoners en enkele belangrijke steden in een verstedelijkt land met ruim 16,5 miljoen inwoners. De uitdaging voor dit ‘stedenland’ is om Nederland tot een gebied te maken dat kwaliteit en keuzemogelijkheden biedt aan inwoners en bezoekers: een duurzaam, gezond en aantrekkelijk land. Een dergelijk stedenland is economisch sterk, met krachtige steden en een vitaal platteland. Een goede ruimtelijke kwaliteit is daarbij essentieel. Het kenmerk van dit gebied is ruimte: voor water, voor natuur, voor landschap en voor aantrekkelijke steden die samen plaats bieden aan een gezond en prettig leven. Dit gebied heeft toegankelijke (en bereikbare) voorzieningen en instellingen op topniveau; kwaliteiten waarop we trots kunnen zijn en die een voorbeeld zijn voor andere verstedelijkte gebieden in de wereld. Kwaliteiten die een bepalende factor zijn voor vestiging van internationale ondernemingen en instellingen. Kwaliteiten die niet alleen worden uitgedrukt in opleidingsniveau, politieke rust en talenkennis van de inwoners, maar ook in ‘quality of life’ én uitstekende bereikbaarheid. De inrichting van Nederland moet daaraan bijdragen. Nederland groeit naar verwachting tot ongeveer 2040 met ca. 1 miljoen inwoners. Die groei zien we in een beperkt aantal regio’s, andere delen van het land hebben te maken met stagnatie of zelfs krimp van de bevolkingsgroei. Weer andere gebieden hebben met krimp te maken. Soms komt zelfs alle drie tegelijk in één regio voor. Dit betekent dat tussen regio’s grote verschillen zullen ontstaan tussen kansen en knelpunten. Maatwerk per gebeid is meer dan ooit nodig in ons ruimtelijke beleid.
6
2. STUREN 1. Re gie is nodig om ruimte te houden voor nieuwe ontwikke lingen en innovaties e n voor be hoefte n e n we nsen van inwoners, die steeds meer onderling versc hille n. Regie ook voor topkwaliteit van wone n, we rken en leven en de beoogde ‘quality of life’.
De diversiteit aan behoeften en wensen vragen om een slimme regie waarin vragen worde n gecombineerd en waarin de beschikbaarheid van verouderde of in onbruik rakende terreinen en gebouwen een rol kunnen spelen. Een dergelijke regie vraagt om een strategische aanpak van het ruimtelijk beleid die voorkomt dat maatregelen op korte termijn, ‘q uick wins’, een bedreiging kunnen zijn voor de economische kracht en ruimtelijke kwaliteit op langere termijn van het gebied. Korte termijn denken kan ook de mogelijkheden voor andere functies verkleinen. Bovendien is de kans groot dat gebrek aan strategie leidt tot verdere toename van het overschot aan kantoren, winkelvoorzieningen en bedrijventerreinen, maar ook het tekort aan woningen op vee l plekken niet oplost. De OESO adviseerde Nederland niet voor niets al bij een aantal gelegenheden, om bij de (fysieke) keuzes werk te maken van focus en samenhang op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid, werkgelegenheid en governance. CPB1 en PBL onderstreepten de kracht en de potenties van onze steden voor bewoners en ondernemers, zowel wat betreft economische kansen als op het gebied van duurzaamheid. Daarbij benadrukten zij de verschillen tussen de steden en hun onderling afwijkende bijdragen aan de economische kracht en het innovatievermogen van Nederland. De divers samengestelde handels en universiteitssteden2 bieden in het algemeen meer kansen op groei dan steden met een meer eenzijdige economische structuur3. De uitdaging is om het beste van elke stad te versterken en te benutten. Ook de maakindustrie en - buiten de steden - specifieke agrarische sectoren met hun grote exportkracht, spelen hierin natuurlijk een rol. Regie op de ruimtelijke ontwikkeling is nodig om enerzijds die potentiële krachten uit de verf te laten komen en anderzijds de delen van Nederland met een minder positieve economische dynamiek te kunnen laten meeprofiteren van de kracht van de stedelijke gebieden.
1 2 3
CPB-rapport ‘Stad en land’, RPB- en PBL-rapporten Otto Raspe c.s. Vooral Amsterdam, Utrecht, Leiden, maar ook steden als Groningen, Breda, Zwolle en Maastricht. Enschede, Hengelo, Heerlen, Kerkrade, Dordrecht en in mindere mate ook Tilburg en Rotterdam.
7
De ervaring met decentralisatie en verplaatsing van rijksdiensten en economische activiteiten leert dat deze op termijn weinig vruchtbaar zijn, terwijl ze wel belastinggeld kosten. Dat is niet vruchtbaar en kan ook negatieve invloed hebben op de Nederlandse economie als geheel. Het is aantrekkelijker uit te gaan van de eigen kracht van een regio en die te versterken, ook al betekent dit dat een beperkt aantal delen van ons land slechts een beperkte economische groei zal kennen. Daar kunnen andere kernwaarden tegenover staan, zoals ruimte, rust en groen. Spreiding van rijksdiensten en subsidiëring van economische activiteiten om daarmee de welvaart te verdelen is niet langer aan de orde. Afleiden van de groei naar groeikernen of naar economisch zwakkere regio’s o ok niet.
2. D66 kiest voor het benutten en versterke n van de economische krachten waar die zic h voordoe n. Ruimtelijke keuzes moeten daa raan bijdragen. D66 kiest dus niet voor het gelijkmatig verde len van de activite iten over het land.
In het wetsvoorstel voor de nieuwe Omgevingswet wordt gevraagd om integrale omgevingsvisies op nationaal, provinciaal en lokaal niveau. Dat biedt kansen op een sociaalliberale visie die ruimte biedt en richting geeft, handvatten aanreikt in de keuzes tussen ruimteclaims. Die visie stimuleert en enthousiasmeert burgers, marktpartijen en maatschappelijke organisaties richting een hoogwaardige kwaliteit van de ruimte. D66 wil daarbij zorgen voor een economisch en ruimtelijk krachtig land waarin inwoners zelfstandig keuzes kunnen maken. Dat betekent minder centrale sturing waarmee uniformiteit over heel Nederland wordt bevorderd en inwoners weinig keuzes hebben. Het betekent ook meer ruimte voor eigen initiatief waardoor nieuwe dynamiek ontstaat en meer verschillen tussen regio’s. Diversiteit is kwaliteit. En natuurlijk doen we dat op een manier die ruimte laat voor volgende generaties. We gaan duurzaam om met grondstoffen, we dragen bij aan de gezondheid van de inwoners van ons land.
3. Ruimtelijke regie en topkwaliteit. D66 kiest voor regie op de ruimte lijke ontwikke lingen met topkwalite it e n ruimte aan de ambities van iede reen. De nieuwe Omgevingswet grijpt D66 aan om daarmee een aanspre kend toekomstperspectief te schetsen. In dit perspectie f is plaats voor de (ruimte lijke ) inric hting van Nederland, sectoringrepen èn voor ha ndvatten voor keuzes tusse n conflicte rende ruimtecla ims. Om tot gebiedsvisies te kome n, wordt gebruik gemaakt van uitee nlopende ruimtelijke ontwerpen. Dat maa kt duidelijk wat te kieze n is en dat er verschillende manie ren zijn om het gewe nste toekomstbeeld gezamenlijk te realisere n.
Ingrepen ten behoeve van natuur, landschap, water, wonen, werken, verplaatsen, recreëren staan nooit op zichzelf, maar moeten in samenhang met elkaar worden uitgevoerd, in het verlengde van de integrale omgevingsvisie. De grootschalige topdown ontwikkelingen en ingrepen van de afgelopen decennia maken plaats voor een meer kleinschalige en gebiedsgerichte aanpak in samenwerking met alle belanghebbenden. Dankzij samenwerking zijn in de Nederlandse geschiedenis veel grootschalige projecten tot stand gekomen waarvan we nog steeds profijt hebben. In dat proces heeft de nationale overheid de integrale regie, maar daarin uitsluitend over collectieve belangen en over functies die belangen van individuele burgers en bedrijven overstijgen.
8
4. Er is nog veel werk te verzetten voor overheden, ondernemers en inwoners om de topkwaliteit te bere iken die D66 beoogt, met maatwe rk en oplossinge n per gebied.
5. Visies, kaders, projecten: D66 kiest voor omgevingsvisies met bele idskeuzes, uitvoeringsacties en – projecte n, rege lgeving en op onderdele n nade r onderzoek e n verdieping. Visies, kaders, projecten en ke nnisontwikkeling gaan hand-in-ha nd. Geen projecte n zonde r dat ze passen in een toekomstambitie; geen toekomstambitie zonde r concrete uitvoe ring; geen be leid zonder he ldere regels. Ruimtelijke regie is nodig om te zorgen voor een duurzaam la nd, waarin mensen hun eigen dromen waa r kunnen ma ken. Visies, ka ders en projecte n zijn daarbij noodza ke lijk met daarbij de na druk op pra ktische actie met inzet van iede reen en niet op vervaardiging van dikke rapporte n.
Ruimtelijke kwaliteit als vestigingsplaatsfactor Deze agenda van D66 kiest voor een duurzaam en economisch krachtig land waarin mensen ruimte hebben om hun ambities en dromen waar te maken; nu en in de toekomst. De bereikbaarheid en de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting van Nederland bepalen meer en meer de aantrekkelijkheid van Nederland voor bewoners en ondernemers. Waar primaire vestigingsplaatsfactoren in Europa steeds meer op elkaar gaan lijken (arbeidsrust, fiscale regimes, etc.), neemt dit belang toe. Dat vereist regie op de ruimtelijke inrichting, maar wel een regie op hoofdlijnen. Keuzes op nationaal, provinciaal en lokaal niveau vanuit samenwerking tussen overheden, marktpartijen, kennisinstellingen en burgers. Met ruimte voor duurzame energieopwekking, ruimte voor natuur en landschap, met een agrarische bedrijfsvoering die daarin past. Instrument grondexploitatie D66 wil gebruik maken van het instrumentarium van de grondexploitatiewet. Dat betekent dat winsten van private partijen kunnen worden afgeroomd wanneer die voortvloeien uit overheidsinvesteringen. Oude opgelegde collectieve regelingen waarin de overheid een centrale rol speelt met de bijbehorende bureaucratie en administratieve last (zoals erfpacht) passen niet bij deze tijd. D66 wil keuzevrijheid voor burgers en terughoudende inzet van de overheid. Dat geldt ook hier. Tegelijkertijd kan de overheid actie f bijdragen aan een gezonde woningmarkt. Minder regels met meer eenvoud en transparantie van die regels kunnen daarbij helpen. Bij meer ruimte voor andere vormen van gebiedsontwikkeling horen ook andere verdienmodellen.
9
6. Participatie: In een ene rgie ke samenleving nemen burgers, maatsc happe lijke orga nisaties, marktpartijen en overhede n initiatief. De overheid is één van de spele rs e n niet pe r sé de bepale nde spele r. Gebiedsgerichte en thematische coalities moeten de antwoorde n geven op opgaven, zonder een allesbepale nde overheid. Gemeente n en prov inc ies facilite ren daarom steeds meer activ iteiten van a ndere n waarvoor ze de, in dit geval ruimte lijke, kade rs en spe lrege ls aa ngeeft.
Na de Tweede Wereldoorlog is een sterk vertrouwen in de sturende kracht van de overheid gegroeid. Toen bleek, dat de overheid niet alles kan en een sterke overheidssturing veel nadelen heeft, is (vanaf 1990) het marktdenken belangrijker geworden. Veel overheidsdiensten en – voorzieningen werden geprivatiseerd of op afstand van de overheid gezet, maar ook dat gaf niet altijd het gewenste resultaat. Voor D66 staan mensen en de samenleving centraal en niet de overheid. Daarom willen wij een andere houding van de overheid naar de samenleving: om samen met anderen maatschappelijke doelen en meerwaarde te bereiken. Ruimtelijke kaders, kwaliteiten en spelregels helpen daarbij, al zal het aantal beperkt wel moeten zijn. De maatschappij bruist van initiatieven en ideeën. Deze kunnen uitmonden in coalities van burgers, coöperaties, organisaties van particulieren of marktpartijen èn overheden; steeds samen in wisselende samenstellingen. De overheid staat hierbij niet centraal: zij faciliteert. Dit vergt een attitudewijziging van de overheid. Omdat initiatieven per definitie ongelijk zijn, verschillende belangen raken, kan daarbij het gelijkheidsprincipe gedeeltelijk worden losgelaten. Het is daarmee noodzakelijk, misschien zelfs nog meer dan in het verleden, dat ruimtelijke uitwassen worden voorkomen. Behouden en verbeteren wat waardevol en kwetsbaar is; zorgen voor diegenen die en datgene dat uit de boot dreigt te vallen. Het terugdringen van de positie van de overheid mag niet leiden tot een tandeloze overheid. Als er knopen doorgehakt moeten worden kan alleen de overheid dat met democratische legitimiteit.
7. D66 kiest voor ee n te rughoudende overheid die vooral ge richt is op het facilite ren en op partije n bij elkaar te brengen. De overhe id neemt de regie wanneer het essentië le functies en bela nge n betreft met een (boven)gemee ntelijke, (boven)prov incia le of (inte r)nationale beteke nis.
10
3. NEDERLAND, STEDENLAND IN EEN STEDELIJKE NOORDWEST EUROPESE DELTA De ruimtelijk economische kracht van Nederland hangt sterk samen met onze ligging in Europa en onze handelsfunctie, de kracht van onze steden en onze ligging in Noordwest -Europa. Met de regio’s Amsterdam als meest prominente internationale uithangbord, Rotterdam als grootste Europese haven en Eindhoven als grootste concentratie voor research en intelligente maakindustrie. Steden en stedelijke regio´s van deze omvang zijn vaak internationaal krachtig. Noordwest-Europa vormt al decennia de kern van de economische, sociale en culturele kracht van Europa. De zone van Londen tot Noord-Italië is in feite daarvan het stedelijke hart, waarbinnen de afzonderlijke gebieden overigens met elkaar concurreren. De groei van Amsterdam en Utrecht is bijvoorbeeld fors de afgelopen jaren, maar geen garantie voor de toekomst. Ook voor Barcelona, Kopenhagen en München geldt dit. Wellicht onttrekken Londen en Parijs zich door hun omvang aan de kans op een terugvallende ontwikkeling. In het midden van de NoordwestEuropese Delta ligt de Benelux. Samen met Noordrijnland-Westfalen vormt zij een regio met 46 miljoen inwoners. De interne samenhang van deze regio (s) is niet in alle opzichten groot. De relatie met Londen of Parijs is bijvoorbeeld voor verschillende functies belangrijker dan de relaties binnen de eigen regio of met directe buren. Verder gaat het natuurlijk niet uitsluitend om de steden, maar is er ook op diverse plekken in Nederland een krachtige agrarische sector die bijdraagt aan de economische positie van Nederland. De Benelux-plusregio tekent voor 25% van het BNP van de EU als geheel. En op de mondiale lijst van im- en exporterende landen staat deze Benelux-plusregio nog voor China en de Verenigde Staten. Vooral Nederlandse en Vlaamse (haven)steden en luchthavens zijn de poort tot Europa. Dat heeft forse ruimtelijke implicaties. We noemen opslag, overslag en verwerking van goederen en personen in de grote havens, we noemen ook het transport door ons land naar het (Europese) achterland over water, weg, rail, door buizen en door de lucht. Niet voor niets beginnen en eindigen drie van de acht trans -Europese goederencorridors in Nederland.
11
Deze positie biedt economische kracht en kansen op innovatie, maar brengt ook bedreigingen met zich mee. Zo onderkende de OESO recent het risico dat elders vooral van de lusten van onze havens wordt genoten, maar in Nederland (en dan niet alleen in en rond Rotterdam en Amsterdam) vooral de lasten. Denk hierbij aan negatieve milieueffecten in de directe omgeving. Juist als de kwaliteit van onze ruimte ons lief is, is dit een opdracht aan onszelf.
Groeiende stedelijke agglomeraties
8. D66 wil inzetten op werkge legenheid, innovatie en toegevoegde waarde van de havenactiviteiten. Kwa lite it boven kwa ntiteit.
Transport en distributie blijven belangrijk, maar niet ten koste van alles. De ontwikkeling van en benutting van de (eigen) maakindustrie met vooral kennisintensieve producten is gewenst, naast, of in plaats van logistieke locaties. Daar komt nog bij dat zich een tendens aandient richting een licht dalende groei van het goederenvervoer met daarin verplaatsing van het containervervoer buiten Nederland. Ons huidige distributienetwerk biedt nu al uitgelezen kansen voor goede en snelle export van onze producten. Deze noodzakelijke ontwikkeling wordt onderstreept in het rapport ‘Updating the Future’. De distributie via Nederlandse (lucht)havens blijft alleen op peil bij omschakeling naar duurzame energie- en voedselproductie en consumptie daarvan in eigen land en internationaal. Focus op duurzaamheid en kwaliteit van de productie en distributie vergt dus veel meer samenhang en afweging (op Noordwest-Europees niveau) in de ontwikkeling van bedrijventerreinen en bij zoveel mogelijk gebruik van bestaande en nieuwe infrastructuur.
12
D66 wil het Europese programma Trans European Netwerk Transport benutten. In de periode 2014 – 2020 is in dit kader rond de 23 miljard euro beschikbaar voor onderzoek en investeringen. De samenballing van mensen en hun activiteiten gaat echter niet gepaard met één samenhangende stedelijke en bestuurlijke structuur. In dit gebied liggen binnen Nederland twee metropolitane regio’s met relatief veel interne samenhang en daarnaast enkele andere stedelijke regio’s. De internationale oriëntatie is vooral te vinden in de metropoolregio Amsterdam (w.o. media, congressen, ICT, toerisme, kennis, (lucht)haven, zakelijke en financiële dienstverlening), Den Haag (recht, vrede en veiligheid), Rotterdam (havenindustrieel complex) en Eindhoven (techniek). Daarnaast hebben ook steden als Utrecht, Zwolle en Groningen een krachtige positie. Om de kracht van deze regio’s te versterken zijn g oede internationale verbindingen nodig. Vanuit deze kracht kan internationale samenwerking optimaal worden benut. Tegelijk is verbetering van de aantrekkelijkheid e n kwaliteit van d e regio’s voor mensen nodig.
9. Ruimtelijke kwaliteit e n kracht bete ke nen ook ge ric ht inzetten op inte rnationale samenwerking en gre nsoverschrijde nde netwe rke n op het gebied van ene rgie, natuur, infrastructuur en water. EU-samenwe rking kan bijdrage n aan de aantre kkelijkheid en ruimtelijke kwa liteit van Ne derland.
Wanneer wordt de ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteit van de leefomgeving doorslaggevend voor de keuze voor Nederland als vestigingsplaats? Cruciaal voor het internationale bedrijfsleven zijn arbeidsrust, politieke rust, kennis en innovatie, onderwijs en lage drempels voor transacties in de economie. Aangezien de verschillen in de EU kleiner worden op dit punt, neemt het belang van secundaire vestigingsplaatsfactoren als ‘quality of life’, ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en bereikbaarheid toe. En op die kwaliteiten hebben we zelf invloed!
10. D66 kiest voor ruimte lijke topkwa lite it, ook vanwe ge de functie daa rvan als vestigingsplaatsfactor.
De recente Monitor Infrastructuur en Ruimte 2014 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onderstreept dat de ‘quality of living’ in Nederland b ovengemiddeld is in vergelijking met 25 andere Europese regio’s, maar dat Nederland minder scoort op aspecten als luchtkwaliteit, groen en natuur in en om de stad, stedelijke recreatie en cultuur.
13
4. VERSTEDELIJKING EN MOBILITEIT Economische activiteiten ontwikkelen zich veelal langs of nabij verkeer- en vervoersinfrastructuur. D66 wil daarom meer en betere afstemming tussen verstedelijking en mobiliteit. Deze Transport Oriented Development (TOD) biedt kansen om te verdichten nabij OV- en andere multimodale plekken. Te lang is gebouwd op moeilijk bereikbare plekken. Andersom is vaak niet in de infra geïnvesteerd waar dat vanuit de verstedelijkingsdynamiek zeer wenselijk was geweest. Dit kan en moet veel beter op elkaar worden afgestemd. Daar hoort ook bij dat de stedelijke regio’s een snel en frequent OV krijgen met goede en makkelijk bereikbare op - en overstapmogelijkheden. OV en fiets moeten - in samenhang met een op voetgangers gerichte stedelijke inrichting belangrijke dragers worden voor aantrekkelijkheid van die steden. Fiets voor kortere afstanden; snel OV voor langere afstanden. De Metropoolregio Amsterdam heeft, met 2,3 miljoen inwoners, een veel beter en sneller OV-net nodig; uitbouw van de metro kan daarvoor zorgen. In de regio Rotterdam-Den Haag geldt dit ook, maar daar zijn al wel eerste stappen gezet met Randstadrail.
11. Kwalite itssprong OV e n betere fietsvoorzieninge n: D66 wil een kwaliteitssprong met snelle r, betrouwbaa rde r en veiliger OV. Meer OV leidt tot meer ruimte voor mensen e n minder voor a uto´s; vraaggerichte afstemming van de vervoersmogelijkhe den op e lkaar. In samenhang hiermee moet de infrastructuur voor de fiets en ve rgelijkba re vervoersmiddelen, worden aangepast op de eisen voor woon-werkve rkeer en op de OV-voorzie ningen. De ruimtelijke inrichting van de stad moet mensen uitnodigen tot bezoe k en verblijf. Fiets- en voetgange rsverkeer passen bij uitste k in dat beeld.
Deze kwaliteitssprongen zijn essentieel voor de stedelijke kwaliteit. De OESO schreef al in 2007 en 2010 dat dit een van de wezenlijke keuzes is die Nederland zou moeten maken om versterking van de economische structuur te bevorderen. Stap voor stap moet er ruimte voor de fiets gemaakt worden en moet er toegewerkt worden naar een beter netwerk van snelle metro -, lightrail en HOVverbindingen.
14
Amsterdam en Rotterdam (in samenhang met Den Haag) blijven op dit punt achter bij metropolen van vergelijkbare omvang in het buitenland (Hamburg, Madrid, Kopenhagen, Stockholm) en daarmee kunnen bedrijven minder makkelijk werknemers werven en hebben bewoners minder mogelijkheden om naar hun werk toe te gaan. Op kleiner schaalniveau speelt dit ook in bijvoorbeeld Utrecht, Eindhoven, ArnhemNijmegen en Twente. Slimme toepassingen en nieuwe technologieën kunnen eraan bijdragen dat steden duurzamer en efficiënter worden. Met parkeerapps kunnen bezoekers bijvoorbeeld snel een parkeerplek vinden en hoeven ze niet ellenlang rond te rijden op zoek daarnaar. Terugwinning van grondstoffen uit afval, zelfs uit rioolwater, is ook een slimme innovatie die in de steden al snel kostenefficiënt kan zijn. De stad biedt ruimte voor een meer circulaire economie en bedrijven moeten daartoe worden uitgedaagd.
12. Slimme stede n: Met slimme applicaties en combinaties van nie uwe technologieën ka n de kwalite it van de stad e n het ve rkee r verde r toe nemen. D66 wil innovaties op het gebied van woningbouw en ve rkee r de ruimte geven in de overtuiging dat ze gaan bijdragen aan meer duurzame, aantre kkelijke steden. Dat geldt ook voor diverse vorme n van circulaire economie.
15
5. WATER, LANDBOUW EN EEN VITAAL PLATTELAND Nederland is een door mensen aangelegd en gemaakt land. Nederlanders vormden met een goede ruimtelijke planning en in nauwe samenwerking en afstemming van wederzijdse belangen waterige gebieden om tot een leefbaar gebied. De structuur van vele van onze steden en dorpen maar ook van het landschappelijke gebied laten deze planmatige aanpak van de ruimte nog steeds zien met grachten en polders om maar twee voorbeelden te noemen. Landinrichting, stedenbouw en waterwerken hebben nog steeds een nauwe relatie met elkaar. Veiligheid, bescherming tegen overstromingen, bewaking van de waterkwaliteit, zij vereisen alle goede ruimtelijke planning. D66 wil geen gescheiden ingrepen in de waterhuishouding, maar een integrale aanpak en visie, met oog voor woningbouw, economie, landbouw, natuur, landschap èn water. Niet per definitie verhoging van de dijken, maar meer meebewegen met het water. Wij willen daarom meer inzetten op nieuwe concepten als meerlaagse veiligheid (MLV) en het benutten van de ruimte tússen de dijken voor natuur, recreatie, woningbouw, bedrijvigheid èn opvang hoogwater (IPDD, zuidwestelijke delta). Nederland en water horen bij elkaar. Ruimtelijk ontwerpen met water ook. In Nederland kunnen we dit zo goed, dat het een exportproduct is geworden. In de VS, Engeland maar ook in andere gebieden in de wereld wordt onze kennis van watermanagement vermarkt, in New York onder de noemer ´rebuild by design´; met betrokkenheid en enthousiasme van burgers, betere ruimtelijke kwaliteit én beveiliging tegen overstromingen als resultaat. Het lijkt er alleen op dat we deze kennis vooral buiten Nederland en niet binnen onze landsgrenzen inzetten. D66 wil dit veranderen.
13. De combinatie van ruimtelijk ontwe rp en wate rmana gement moet wee r een centraal onde rwerp worde n bij de ruimtelijke ontwikkeling van ons land.
Schaalvergroting in de landbouw en maatregelen voor veiligheid tegen overstromingen en wateroverlast vragen om afstemming met andere opgaven: we hebben geleerd van de eerdere dijkverzwaringen en ruilverkavelingen. Achteruitgang van de ruimtelijke kwaliteit , de kwaliteit van natuur en landschap en het verlies van erfgoed maakt Nederland onaantrekkelijk. Bovendien herkennen bewoners zich vaak niet meer in hun leefomgeving. Keuzes zijn nodig om ruimte te geven aan álle functies die dat nodig hebben: wonen, w erken, verplaatsen, recreëren, natuur, landschap, duurzame landbouw, energievoorziening, water. Een integrale toekomstambitie biedt, onder regie van de drie overheden en met betrokkenheid van bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties, een hand vat om te kiezen bij conflicterende ruimteclaims èn geeft richting aan specifieke sectorale acties.
14. D66 vindt een kwa lite itsslag op het plattela nd bela ngrijk. De afname van de landschappelijke kwaliteit, natuur en biodiversiteit moet worden gestopt. Agrarische en toeristisch-rec reatieve activiteite n moeten passen in het karakte r van de landelijke omgeving.
16
Dat betekent dat grootschalige grondgebonden landbouw maar in enkele regio´s plaats krijgt. Grootschalige intensieve vormen van veehouderij hore n thuis op agrobusinessparken. Elders staat meer kleinschalige landbouw (bijvoorbeeld tuinbouw) centraal. D66 wil ook de kwaliteit van natuur vergroten. Dat kan door uit te gaan van grotere eenheden waar natuur centraal staat en niet langer van kleine snippers waar landbouwbelangen het bereiken van waterkwalite it-, natuur- en biodiversiteitdoelen frustreert. De grotere focus op steden biedt tegelijkertijd ruimte voor meer kwaliteit en diversiteit daarbuiten en in de meer landelijke gebieden van Nederland. De schaal van Nederland is zo beperkt dat dit ook kansen biedt de stedeling te verbinden met het leven op het land, ook voor toeristisch recreatief gebruik, en andersom de stedelijke voorzieningen binnen bereik van de bewoners van het platteland te brengen.
6. CENTRALE ROL VOOR STEDEN
15. De fysieke inric hting van Nede rla nd moet optimaal bijdragen aan ´groene groe i´, stede lijke groeikracht en duurzame innovaties. Duurzaamhe id, gezondheid en (top)kwaliteit staa n voorop, en niet massaliteit (of kwantite it): Nede rland handels- en stedenland, met focus op eigen mogelijkhe den en kracht.
De focus verschuift daarmee voor D66 naar de steden (en stedelijke regio’s), het binnenstedelijk gebied, hun verblijfsklimaat, de bereikbaarheid en de kwaliteit van de sociale, culturele, medische en onderwijs voorzieningen. Met heldere focus van de stad op de eigen kracht. Niet elke gemeente/regio een eigen campus of university college, maar focus en concentratie op enkele topfaciliteiten. Daarbij past ook verhoogde inzet op een verkeer- en vervoerssysteem dat mensen keuze biedt en dat past bij de gegroeide schaal van de steden, met hun diverse centra, maar ook bij het samenspel van functies in een groter geheel. De ruimtelijke ontwikkeling rond knooppunten van vervoer vindt D66 daarom des te belangrijker. Daarbij past ook groene kwaliteit in en om de steden. Voor onze gezondheid wordt ingezet op betere milieucondities zoals de lucht- en waterkwaliteit. Slimme acties en investeringen en dus minder uitstoot van emissies in de steden: aan de bron (zoals het brandstofgebruik door auto, bus en vrachtverkeer) en met de ruimtelijke inrichting (vervuilend transport en productie verder van woon- en verblijfsgebieden), smart grids voor decentrale energieopwekking, slim parkeer- en netwerkbeheer, ICT, elektrische auto’s, etc. En de markt geeft het zelf al aan, kantoren en winkels aan de rand van de stad langs de snelweg staan vaak leeg. Een binnenstedelijke focus past daarbij. D66 kiest voor transformatie, herstructurering, hogere bebouwingdichtheden in de steden in nauwe samenhang met de bereikbaarheid en ruimtelijke en leefomgevingkwaliteit.
17
Singapore, Vancouver en Madrid zijn steden die als voorbeeld voor onze steden en stedelijke regio’s kunnen dienen. Singapore vanwege de focus op internationale topkwaliteit; Vancouver vanwege de focus op leefkwaliteit en aantrekkelijkheid (‘living first’);; Madrid vanwege de structurele inzet van OV op een hoger schaalniveau, in samenhang met de ruimtelijke ontwikkeling. Gezonde, aantrekkelijke, veilige en slimme steden geven ruimte aan initiatief van burgers en bieden daarvoor de goede randvoorwaarden. Dit levert ook een bijdrage aan de sociale cohesie. Met enkele ruimtelijke en andere ingrepen kan de stad het domein worden van mensen in plaats van vervuilende auto’s en wegtransport. Michael Bloomberg heeft in New York City laten zien wat er met enkele eenvoudige ingrepen mogelijk is, welke rol fietsers en voetgangers daarin spelen. Nederland heeft een flinke achterstand in te halen, al is er bijvoorbeeld rond Rotterdam Centraal veel aan kwaliteit gewonnen.
16. Buite nlandse voorbee lden benutten: D66 wil een voorbee ld nemen aan inte rnationaal aa nspreke nde resultaten, bijvoorbeeld in Ne w York, Vancouver, Singapore en Ma drid. Tege lijk gaat het niet allee n om de fysieke resultaten maar ook om de wijze waarop deze samen met be wone rs worden bere ikt. Er staat ons veel te doe n.
Ter borging van levendige en leefbare binnensteden zal ook de parkeeropgave meer integraal (verkeerskundig, stedenbouw, economisch perspectief) beschouwd moeten worden. Het goed monitoren van het gebruik van het parkeerareaal stelt ons beter in staat de effectiviteit van het (parkeer)beleid te bepalen.
17. Het is niet onre delijk om de pa rkeerde r te late n beta len voor het gebruik van de ruimte die met gemeenschapsgeld wordt ingericht en onderhouden. De wijze waa rop dit gebeurt en de hoogte van de bijdrage zullen per plaats en naar tijdstip verschillen en is prima ir onderwe rp van lokale afwegingen.
18
18. Het aanbod aan woningen, bedrijvente rre ine n, winke lvoorzieningen, en voorzieningen voor recreatie en toerisme moet passen bij de regionale vraag. Weide winkels moeten worde n voorkome n om de vitaliteit van binnenstede n te onderste une n en onnodige mobilite it te voorkomen. Overschot e n te korten moete n worde n voorkomen. Decentrale overhe den voeren de regie.
Er is een overschot aan bedrijfspanden en woningen. Naast foutieve inschattingen van de behoefte aan vastgoed in het recente verleden zijn ook de veranderende arbeidsmarkt (flexplekken) en veranderingen in het aankoopgedrag (internetwinkelen) de oorzaak van leegstand. Anderzijds moeten nieuwe winkels, andere bedrijfspanden en woningen aan nieuwe eisen voldoen. Zij kunnen alleen als onderdeel van een overallstrategie worden gerealiseerd nadat de lokale en regionale noodzaak is aangetoond (vraaggericht). D66 kiest in het algemeen voor ‘inbreiding’ in plaats van uitbreiding, en daarmee ook voor herbestemming. Deze opgaven zijn onder andere een belangrijke opgave voor de voormalige groeisteden en –kernen. De toenemende aandacht voor het bestaand stedelijk gebied biedt ook mogelijkheden voor het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen (zoals Cirkelstad Rotterdam; verdienen met sloop; een marktplaats van gebruikte bouwelementen) of ‘urban greeneries’ waarin oude gebouwen en terreinen worden gebruikt voor de verbouw van groente en fruit. Soms kan een nieuw gebouw een impuls geven aan de stad, soms geldt dit voor de ombouw van een oud gebouw. De Rotterdamse Markthal is een voorbeeld van het eerste; de Amsterdamse hallen of de Haagse Caballero-fabriek of voormalige fabrieken in het Eindhovense Strijp van het tweede.
19. D66 kiest voor maatwe rk en ruimte voor decentrale a fweginge n om optimaal in te spelen op de specifie ke uitdagingen.
19
7. ENERGIE EN RUIMTE D66 hecht groot belang aan betrouwbare e n duurzame energievoorziening met een betrouwbaar elektriciteitsnetwerk. Die energie komt nu grotendeels van fossiele brandstoffen maar de transitie naar duurzame energieopwekking met hernieuwbare bronnen komt op gang. Deze alternatieven dragen bij aan de duurzaamheidopgaven waarvoor Nederland en Europa staan. Buiten dat maakt alternatieve energiewinning ons meer onafhankelijk van instabiele en discutabele regimes, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten. De ruimtelijke impact van meer duurzame energievoorziening zal fors zijn. Voor geothermie, biomassa en getijdenenergie is dat vooralsnog niet helder. Dat geldt ook voor de opstelling van windturbines. De discussies over de nieuwe 380 kV-leidingen op een aantal locaties in Nederland (bijvoorbeeld nu in West-Brabant en eerder in de Bloemendalerpolder in Weesp en de Haarlemmermeer) herinneren velen zich nog als de dag van gisteren. Wat betreft duurzame energie moeten we dus voortvarend aan de slag om de omslag te realiseren en tegelijkertijd te zorgen voor draagvlak. Daarvoor is vroegtijdige en echte betrokkenheid en participatie van bewoners nodig én moet rekening worden gehouden met de kwaliteiten van natuur en landschap. In sommige gebieden zijn nieuwe grootschalige bebouwing in het algemeen en hoogspanningsleidingen of windturbines in het bijzonder per definitie een inbreuk op de bijzondere landschappelijke kwaliteiten. Nieuwe windenergie plannen of tracés voor 380 kV- of andere hoogspanningsleidingen zullen niet passend zijn. Waar dat elders geen bezwaar hoeft te zijn, kan het zelfs een nieuwe landschappelijke kwaliteit opleveren.
20. Een he lde r planologisch kader is nodig zodat duidelijk is waa r we l ruimte is voor windturbines. Daarmee wordt helde r waa r in principe wel (ja, mits) en waar gee n (nee, tenzij) grote bouwwerke n (w.o. windturbines) geplaatst kunnen worden en waar dit aan gemeenten wordt overge laten. Op die manie r maken we ruimte voor duurzame ene rgie opwe kking en weet iede reen waar hij/zij wat dat betreft aan toe is.
20
Zonne-energie heeft een heel andere impact. Ook hier zal het ruimtelijk belang zorgvuldig moeten worden afgewogen. Zeker bij gebruik op bestaande gebouwen zal de ruimtelijke impact meevallen. Zonne-energie nodigt uit tot dubbel gebruik van ruimte, vaak loze ruimte zoals op de al genoemde daken, of (soms tijdelijk) loze ruimte in gebieden met een bouwbestemming. Om werkelijk relevante hoeveelheden zonne -energie op te wekken is naast investeren in rendementverbetering, vooralsnog heel veel oppervlakte nodig. Dergelijke oppervlakten kunnen de kwaliteit van het landschap net zo negatief beïnvloeden als andere grootschalige bebouwing zoals windturbines of hoogspanningsleidingen en –masten. Ook hiervoor is dus ruimtelijke regie nodig. D66 wil heldere keuzes voor gebieden waar nieuwe, duurzame vormen van energieopwekking en hoogspanningsleidingen een plek vinden. Dat biedt helderheid voor initiatiefnemers en geeft vaart aan onze duurzame ambities. Tegelijk wordt helder waar dit soort bouwwerken bijzondere natuur en landschappen zozeer aantasten dat daarvoor geen ruimte is. Een zorgvuldig ´ja, mits´ (onder andere in grootschalige landschappen, nieuwe polders en industriegebieden) en ´nee, tenzij´ (in landschappen met (inter)nationale betekenis, werelderfgoeden natuurgebieden), zijn hiervoor nodig. D66 wil dat Nederland vanaf 2050 CO2 neutraal is, met als tussenstap in 2030 40% hernieuwbare energie (excl. biomassa). Een forse duurzaamheiddoelstelling waarvoor alle zeilen moeten worden bijgezet. Wij gaan er van uit dat de lokale overheid initiatieven steunt, maar ook dat de hogere overheden en maatschappelijke organisaties ruimte voor duurzame energie initiëren en stimuleren. D66 wil ruimte voor zon, wind, warmte koude opslag, gebruik waterkracht, getijdencentrales (Afsluitdijk, Grevelingendam), waterosmose (zoet/zout), waterstof en biomassa. D66 is daarbij kritisch t.a.v. de inzet van biomassa, waar dit ten koste gaat van de (wereld -) voedselproductie en tekorten kunnen gaan ontstaan. Wij kiezen daarom primair voor alleen het gebruik van afval en landbouwproducten voor duurzame energie productie als het niet mogelijk is deze als grondstof voor hoogwaardiger producten te benutten De overheid is verantwoordelijk voor het energienetwerk. Bij decentrale energieopwekking worden hoge eisen aan dat netwerk gesteld. Dat bemoeilijkt de groei van hernie uwbare energie en ook de ESCO’s [Energy Service Companies] die kunnen bijdragen aan efficiënter en energiezuiniger gedrag. Het huidige netwerk is hier onvoldoende op berekend. Opslag en distributie van energie is één van de uitdagingen van de komende decennia. Naast technische innovaties in de vorm van vloeibare batterijen, de omzetting van elektriciteit in gas of waterstof, hergebruik van accu’s in elektrische auto’s en bussen voor de opslag van duurzaam opgewekte energie, kunnen ook ruimtelijke innovaties, zoals opslag in zoutcarvernes en in oude mijnen evenals het gebruik van waterhoogteverschillen een rol spelen. D66 wil dat gemeenten, provincies en Rijk hun rol nemen bij het realiseren van grootschalige, gemeentegrensoverschrijdende, duurzame energieproductie. In ieder geval staan zij aan de lat als het gaat om ruimte voor duurzame energie uit waterkracht, waterstof, waterosmose (zoet/ zout).
21
Deze ontwikkelingen moeten waar mogelijk samen met burgers en maatschappelijke organisaties worden vormgegeven zodat draagvlak ontstaat en bewoners in het wingebied de duurzame energieopwekking als iets van hen gaan beschouwen. De ontwikkeling van kleinschalige projecten voor duurzame energieopwekking moet voor de bevordering van dit draagvlak worden ondersteund. D66 is van mening dat dit geen oplossing biedt voor 100% duurzame energieopwekking in 2050. Daarvoor is internationale uitwisseling van duurzaam geproduceerde energie, inclusief een effectief transport- en opslagsysteem, noodzakelijk. Ook dat heeft dus ruimtelijke gevolgen. Aangezien er nog vele woningen in Nederland onvoldoende geïsoleerd zijn (tussen de een en twee miljoen), is het nodig dat alsnog voortvarend op te pakken. Dit kan meteen een impuls betekenen voor de kwaliteit van een wijk.
22
21. Om de ambities voor een duurzaam land en een harmonieuze samenleving te kunnen realise ren, moet ruimte worde n vrijge houden voor duurzame ene rgieopwe kking e n een ele ktriciteitsnetwerk dat daarbij past. Energiebesparing kan bijdra gen aan wijkverbete ring en aan minde r verkwisting. De blok-voor-blok aa npa k in Haarlem is hiervoor een mooi voorbeeld. Woningisolatie moet voortvarend worde n opgepa kt.
Binnen gemeenten biedt het tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen interessante mogelijkheden voor de inzet van onder meer zon, biomassa (uit afval) en/of wind door de stijgende rentabiliteit van deze energievormen. De plaatsing van windmolens roept vaak sterke lokale weerstanden op; ze kunnen een aantasting betekenen van de ruimtelijke kwaliteit van de openba re ruimte. Daarom is een helder kader daarvoor nodig opdat helder is wat er op dit vlak mogelijk is. Zonneakkers waarvan de kostprijs nu al beneden 10 cent/kWh ligt, interessant te zijn vooral in combinatie met opslag en distributie van gasvorm; Power to Gas (P2G). Maar ook hiervoor is ruimte nodig. mogelijkheden van een zonneakker met ondergrondse gasopslag in de Oost-Groningen verkennen.
lijken als alternatief heel de opgewekte energie in D66 wil daarom ook de bestaande gasvelden van
In een zo dichtbevolkt land als het onze met alle nu nog onbekende risico’s voor bevingen, grondwatervervuiling e.d., zeker in het licht van de zeer beperkte opbrengstmogelijkheden, vinden we het winnen van schaliegas onverstandig.
23
COLOFON Thema-afdeling Ruimte & Mobilite it Samenstellers Bjorn Hondelink (lid werkgroep Ruimtelijke Agenda) Aart Karssen (voorzitter thema-afdeling Ruimte en Mobiliteit) Mariëlle Overboom (hoofdredactie Ruimtelijke Agenda) Bart Lennaert Vink (voorzitter werkgroe p Ruimtelijke Agenda) Herman Wilmer (lid werkgroep Ruimtelijke Agenda) Theo Fambach (opmaak) Met bijzondere dank voor hun inhoudelijke inbreng aan: Oetzge Atzema Paul Bleumink Frank Bijdendijk Alexandra van Huffelen Tineke Klitsie Theo Stauttener Pieter Tordoir Ton Venhoeven Herman Wierenga Sebastiaan de Wilde en verder de D66-leden: Wicher Beljon Eric de Bruijn Willem Hornman (redactioneel advies) voor hun ondersteuning bij de totstandkoming van dit document.
24
D66 Ruimtelijke Agenda
D66 Ruimtelijke Agenda