STATUTEN: Begripsomschrijvingen. Artikel 1. In deze statuten wordt verstaan onder: a. het fonds : Stichting Pensioenfonds ANWB; b. het bestuur : het bestuur van het fonds; c. de werkgever : de onderneming(en) bedoeld in artikel 5 van deze statuten; d. de werknemer : ieder in dienst van de werkgever conform de begripsomschrijving in het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds ANWB; e. het pensioenreglement : pensioenreglementen van het fonds; f. reglement deelnemersraad : het reglement waarin de bevoegdheden, de taak, de werkwijze en andere aspecten betreffende de deelnemersraad nader worden geregeld; g. de algemene vergadering : de gezamenlijke vergadering van het bestuur en de deelnemersraad; h. het verantwoordingsorgaan : het orgaan, als bedoeld in artikel 15 van de statuten; i. de auditcommissie : het orgaan, als bedoeld in artikel 14 van de statuten, dat belast is met het interne toezicht; j. gedragscode : de regels waaraan bestuursleden en leden van de deelnemersraad zich dienen te houden; k. de deelnemer : de werknemer die deelnemer is van het fonds overeenkomstig de bepalingen van het voor hem geldende pensioenreglement; l. de gepensioneerde : degene die krachtens de bepalingen van het voor hem geldende pensioenreglement ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen ontvangt; m. de gewezen deelnemer : de deelnemer wiens deelnemerschap anders dan door pensionering of overlijden is geëindigd, doch die krachtens de bepalingen van het voor hem geldende pensioenreglement nog aanspraak op pensioen kan maken; n. de pensioengerechtigde : een ieder die krachtens het pensioenreglement recht op een ingegaan pensioen heeft; o. overige aanspraakgerechtigden : degenen die niet vallen onder de categorieën (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde, maar die wel aanspraken op pensioen hebben jegens het fonds.
2
Naam en zetel. Artikel 2. 2.1.
Het fonds draagt de naam: Stichting Pensioenfonds ANWB en is gevestigd te ’s-Gravenhage. 2.2. Door de te 's-Gravenhage gevestigde Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en de leden van zijn personeel is op één december negentienhonderdéénendertig opgericht een vereniging, genaamd: "Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB", gevestigd te 's-Gravenhage. De vereniging is op eenendertig januari tweeduizendzeven omgezet in Stichting Pensioenfonds ANWB. Doel en werkwijze. Artikel 3. 3.1. Het fonds heeft ten doel om de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden te beschermen tegen financiële gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden. 3.2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door hen bij pensioenreglement vast te stellen voorwaarden, aanspraken en rechten toe te kennen en daarmede overeenkomende uitkeringen te doen. 3.3. Het fonds zal, hetzij de dekking van de pensioenaanspraken en rechten op pensioen in eigen beheer (voor eigen risico) houden, hetzij overeenkomsten van verzekering sluiten met één of meer verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. De verzekeringsovereenkomsten liggen voor degenen die rechten aan deze overeenkomsten kunnen ontlenen, bij het kantoor van het fonds ter inzage. 3.4. Voor de financiering en de dekking van de verleende aanspraken werkt het fonds volgens een door het bestuur vast te stellen actuariële- en bedrijfstechnische nota. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt de basis voor het verzekeringstechnische en financiële beleid van het fonds beschreven. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt, naast hetgeen overigens bij of krachtens de Pensioenwet is vereist, onder meer opgenomen: a. een actuariële beschrijving van de wijze waarop het fonds ervoor zorgt dat de bezittingen van het fonds tezamen met de te verwachten inkomsten toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en pensioenreglementen voortvloeiende verplichtingen; b. een uiteenzetting van het beleggingsbeleid, met inbegrip van het beleid ten aanzien van financiële derivaten, en van de in dat kader bij of krachtens de Pensioenwet vastgestelde (nadere) voorschriften; c. een organogram van het fonds; d. een mandaatregeling binnen het fonds; e. een beschrijving van de sturingsmiddelen. De regels bij of krachtens de Pensioenwet alsmede de door de toezichthouder op te stellen regels zullen bij de opstelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota in acht worden genomen. De actuariële en bedrijfstechnische nota alsmede wijzigingen daarvan worden door het bestuur onverwijld aan De Nederlandsche Bank N.V. overgelegd.
3
3.5.
Het bestuur zorgt ervoor dat de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden op gemakkelijke wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van de geldende statuten en pensioenreglement(en), hierna ook aan te duiden als: het pensioenreglement. Jaarlijks verstrekt het bestuur ten behoeve van de deelnemer een opgave van de verworven en te bereiken pensioenaanspraken, evenals bij beeindiging van de deelname of op verzoek van de (gewezen) deelnemer. Financieel beheer. Artikel 4. 4.1. De middelen van het fonds worden gevormd uit de volgende inkomsten: a. bijdragen van de werkgever; b. bijdragen van de deelnemers; c. uitkeringen uit herverzekering; d. opbrengsten uit beleggingen van het fonds; e. alle andere baten, met dien verstande, dat erfstellingen niet anders dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving kunnen worden aanvaard. 4.2. De middelen van het fonds zullen afgescheiden blijven van de middelen van de werkgever. 4.3. De uitgaven van het fonds bestaan uit: a. uitkeringen als bedoeld in artikel 3, lid 2; b. eventuele premies en koopsommen voor (her)verzekeringen; c. alle andere uitgaven, welke het bestuur ter nakoming van het doel of voor het beheer van het fonds noodzakelijk acht. 4.4. Voor zover de middelen van het fonds niet worden gebruikt ter voldoening van premies of koopsommen voor overeenkomsten van verzekering die het fonds ter dekking van de pensioenaanspraken gesloten heeft, zal het bestuur deze middelen beleggen. 4.5. Het bestuur voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudentperson regel, met inachtneming van het bepaalde in artikel 135 van de Pensioenwet, en met name gebaseerd is op de volgende uitgangspunten: a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; b. beleggingen in de werkgever worden beperkt tot maximaal tien procent (10%) van de portefeuille. Beleggingen in de werkgever geschieden prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie; c. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering. 4.6. Het bestuur legt de uitgangspunten die het hanteert en de maatregelen die het treft om voldoende afstand te bewaren tot de werkgever naarmate in meer of mindere mate wordt deelgenomen in de werkgever vast in de "Verklaring inzake de beleggingsbeginselen". Het bestuur herziet de in de vorige zin genoemde verklaring in ieder geval binnen de termijnen genoemd in de Pensioenwet. 4.7. Indien De Nederlandsche Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden, gaat het fonds binnen de daarvoor door De Nederlandsche Bank gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van een verzekeringsovereenkomst met een herverzekeraar.
4
4.8.
Niet belegde gelden van het fonds worden gestort op een te name van het fonds staande bank- of girorekening. Effecten en andere waardepapieren worden bij een bank in open bewaargeving gedeponeerd. 4.9. Het bestuur kan (een deel van) de uitvoering opdragen aan één of meer andere personen dan bestuursleden. Zulks laat onverlet de eindverantwoordelijkheid van het bestuur. Indien het fonds werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt het fonds er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens de wet gestelde regels, die op de uitbesteding van toepassing zijn, naleeft. Het fonds zal daartoe onder meer een uitbestedingsovereenkomst, die voldoet aan de gestelde eisen, aangaan met deze derde. Werkgever. Artikel 5. 5.1. Werkgever in de zin van deze statuten is ANWB B.V., statutair gevestigd te 's-Gravenhage en met haar gelieerde ondernemingen die als zodanig door het bestuur tot het fonds zijn toegelaten. De in de vorige zin bedoelde ondernemingen worden op een lijst vermeld die als addendum aan deze statuten wordt gehecht. 5.2. Andere ondernemingen kunnen na de inwerkingtreding van deze statuten op hun verzoek als werkgever toetreden mits het bestuur een uitvoeringsovereenkomst met die ondernemingen sluit. 5.3. Voor de uitvoering van rechten en verplichtingen van de werkgever voortvloeiende uit deze statuten en het pensioenreglement van het fonds, welke niet met de ondernemingen in de afzonderlijke uitvoeringsovereenkomsten zijn overeengekomen, zullen de ondernemingen gezamenlijk optreden. Bestuur. Artikel 6. 6.1. Het fonds wordt beheerd door een bestuur, bestaande uit zes leden. 6.2. De drie leden die de werkgever vertegenwoordigen worden door de werkgever benoemd. 6.3. De drie andere leden worden door de vertegenwoordigers van de deelnemers in de deelnemersraad benoemd uit de deelnemers. 6.4. De voorzitter wordt aangewezen door de werkgever uit de door de werkgever benoemde leden. De secretaris wordt door het bestuur benoemd uit de door de vertegenwoordigers van de deelnemers in de deelnemersraad benoemde bestuursleden. 6.5. Bij de kandidaatstelling van een te benoemen bestuurslid hanteert het bestuur een door het bestuur opgestelde profielschets. De personen die het beleid van het fonds (mede)bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden en de werkgever en zorgen ervoor dat deze zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 6.6. De door de werkgever benoemde bestuursleden kunnen door de werkgever door anderen worden vervangen. De drie door de vertegenwoordigers van de deelnemers in de deelnemersraad benoemde bestuursleden worden benoemd voor vier jaar. Herbenoeming is slechts mogelijk voor twee aansluitende perioden van vier jaar. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts door: overlijden;
5
-
6.7.
6.8.
6.9.
6.10. 6.11.
6.12.
6.13. 6.14.
6.15.
bedanken; einde van het deelnemerschap; het verlies van de bevoegdheid zijn of haar vermogen te beheren en daarover te beschikken krachtens enige wetsbepaling of een niet voor hogere voorziening vatbare rechterlijke uitspraak; indien een wijziging als bedoeld in lid 15 daartoe aanleiding geeft; ontslag op grond van het bepaalde in lid 22. Gedurende het bestaan van een vacature vormen de overige (tenminste vier) bestuursleden gezamenlijk desalniettemin een bevoegd college, dat overigens gehouden is zo spoedig mogelijk in de vacature te (laten) voorzien. Het bestuur vergadert als de voorzitter dit nodig acht of als ten minste twee bestuursleden hem dit verzoeken, doch ten minste eenmaal per jaar. Bestuursvergaderingen worden bijeen geroepen door of vanwege de voorzitter door middel van een schriftelijke convocatie met een termijn van ten minste zes werkdagen. Ingeval de oproeping niet op gemelde wijze heeft plaatsgevonden kunnen niettemin geldige bestuursbesluiten worden genomen, indien alle in functie zijnde bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn. Het bestuur neemt zijn besluiten bij meerderheid van stemmen in een vergadering, waarbij meer dan de helft van de zittende bestuursleden aanwezig is. Een bestuurslid kan zich door middel van een schriftelijke volmacht door een mede-bestuurslid ter vergadering laten vertegenwoordigen. Bij staking der stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee bestuursleden. De deskundigheid van de personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen, dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden. Door het bestuur wordt een deskundigheidsplan opgesteld, hetwelk als doel heeft de deskundigheid van het bestuur blijvend op een dusdanig niveau te houden, dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank de deskundigheid voldoende is met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden. De handelingen, de voornemens of de antecedenten van de personen die het beleid van het fonds (mede) bepalen, mogen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen bedoeld in lid 11, de betrouwbaarheid van deze personen in twijfel staat. Het bestuur van het fonds brengt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid (mede)bepalen vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank. Een wijziging als bedoeld in lid 13 wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of indien De Nederlandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in lid 12, stelt het bestuur van het fonds De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
6
6.16.
Met betrekking tot het bepaalde in dit artikel wordt de regelgeving die is opgesteld door De Nederlandsche Bank in acht genomen. 6.17. Ieder der bestuursleden is bevoegd deskundigen te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit waarbij ten minste een/zesde van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan. 6.18. Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van het fonds. 6.19. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Voorts wordt het fonds vertegenwoordigd door het gezamenlijk handelen van een door de werkgever aangewezen en een uit de deelnemers benoemd/gekozen bestuurslid. Het bestuur is bevoegd één of meer van haar leden dan wel een derde volmacht te verlenen. 6.20. Bestuursleden genieten als zodanig geen beloning. Reis- en verblijfkosten en andere uitgaven in het belang van het fonds gedaan, worden vergoed. 6.21. De bestuursleden en de administrateur mogen datgene waarvan zij met betrekking tot de werkgever, het fonds en de deelnemers kennis hebben gekregen, niet verder bekend maken dan hun functie met zich meebrengt. Tevens dienen zij een verklaring tot naleving van de gedragscode te ondertekenen. 6.22. Een bestuurslid dat naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert, kan door het bestuur voor ontslag worden voorgedragen aan het orgaan dat het desbetreffende bestuurslid heeft benoemd. Ingeval een voordracht als bedoeld in de vorige zin wordt gedaan, is het orgaan dat het desbetreffende bestuurslid heeft benoemd, bevoegd hem te ontslaan. 6.23. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Benoeming van het bestuur. Artikel 7. 7.1. Steeds als door beëindiging van het bestuurslidmaatschap van een door de werkgever benoemd bestuurslid een vacature ontstaat, zal de werkgever binnen een maand na het ontstaan van de vacature een nieuw bestuurslid benoemen met inachtneming van het gestelde in artikel 6. 7.2. Steeds als door beëindiging van het bestuurslidmaatschap van een uit de deelnemers voortgekomen bestuurslid een vacature ontstaat, zal binnen een maand na het ontstaan van de vacature uit de groep deelnemers een nieuw bestuurslid door de vertegenwoordigers van de deelnemers in de deelnemersraad worden benoemd met inachtneming van het gestelde in artikel 6. 7.3. Bestuursleden die zijn benoemd in de plaats van bestuursleden die tussentijds zijn afgetreden, treden af op het tijdstip waarop het oorspronkelijke bestuurslid zou zijn afgetreden. Administrateur. Artikel 8. Het bestuur kan zich bij de vervulling van zijn taak terzijde doen staan door een administrateur. Zijn aanstelling geschiedt schriftelijk. De taak en de bevoegdheden van de administrateur worden in een door het bestuur vast te stellen instructie geregeld. Bij die instructie kan het bestuur be-
7
paalde hem toekomende bevoegdheden aan de administrateur overdragen, die deze bevoegdheden uitoefent onder toezicht van het bestuur. Accountant, actuaris. Artikel 9. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, Burgerlijk Wetboek en een actuaris. De accountant zal de boekhouding van het fonds geregeld controleren en aan het bestuur zo dikwijls het dit gewenst acht, doch ten minste eenmaal per jaar na het einde van elk boekjaar, schriftelijk verslag uitbrengen omtrent de financiële toestand van het fonds. De actuaris zal jaarlijks een berekening maken van de voorziening pensioenverplichtingen van de benodigde jaarpremies en van de risico's welke dienen te worden herverzekerd, alsmede het actuarieel verslag als bedoeld in artikel 13, lid 3. Deelnemersraad. Artikel 10. 10.1. Het bestuur stelt een deelnemersraad in. In de deelnemersraad worden de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. 10.2. Het bestuur heeft een reglement vastgesteld waarin de omvang, benoeming en het ontslag van de leden van de deelnemersraad, de bevoegdheden, de taak, de werkwijze en andere aspecten betreffende de deelnemersraad nader worden geregeld. Het bestuur is bevoegd, al dan niet op initiatief van de deelnemersraad dit reglement te wijzigen, mits de deelnemersraad daarmee instemt. Algemene vergaderingen. Artikel 11. 11.1. Het bestuur van het fonds en de deelnemersraad komen tenminste tweemaal per kalenderjaar bijeen. Voorts worden vergaderingen met de deelnemersraad gehouden zo dikwijls het bestuur of ten minste drie leden van de raad zulks verlangen. De bijeenroeping geschiedt door of namens de voorzitter van het bestuur door verzending van brieven of een e-mail aan ieder lid. Indien tenminste drie leden van de raad een vergadering wensen, draagt de voorzitter van het bestuur er zorg voor dat deze vervolgens binnen drie weken wordt gehouden. Oproepingen vermelden plaats en tijdstip van de vergadering en de in de vergadering te behandelen onderwerpen. De termijn van de oproeping bedraagt tenminste tien dagen, de dag van de oproeping en van de vergadering niet meegerekend. 11.2. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan de raad tijdig alle inlichtingen te verstrekken die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 11.3. leder lid van de raad heeft in de deelnemersraad recht op het uitbrengen van één stem. Leden van de raad stemmen zonder last of ruggespraak. Een lid kan zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigd medelid doen vertegenwoordigen. Een lid kan ter vergadering slechts één medelid vertegenwoordigen. 11.4. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen, indien tenminste de meerderheid van de leden van de deelnemersraad aanwezig of vertegenwoordigd is en alle leden met inachtneming van het hierna bepaalde, zijn opgeroepen, met uitzondering evenwel, dat ook indien de voorschriften omtrent de oproeping niet in acht zijn genomen, niette-
8
min geldige besluiten kunnen worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. 11.5. Uitgangspunt bij de vaststelling of de meerderheid van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is, vormt het aantal leden van de raad, inclusief een eventuele vacature, tenzij eventuele vacatures zich voordoen in het laatste jaar van de zittingsperiode. In dat geval is het aantal leden, exclusief eventuele vacatures, bepalend. 11.6. De raad besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen komt geen besluit tot stand. Blanco en ongeldige stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. 11.7. De vergaderingen van de deelnemersraad worden voorgezeten door de voorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter worden de vergaderingen voorgezeten door de vice-voorzitter en in geval ook deze afwezig is, door een ander daartoe aangewezen lid. De secretaris maakt de notulen van de vergadering en kan daarin worden bijgestaan door het secretariaat. Bij afwezigheid van de secretaris wijst de voorzitter een secretaris aan die de notulen van de vergadering maakt. De notulen van de vergadering worden vastgesteld in een volgende vergadering. Boekjaar. Artikel 12. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. Jaarverslag. Artikel 13. 13.1. Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een jaarrekening, jaarverslag en eventuele overige stukken op. Na ontvangen advies van de deelnemersraad stelt het bestuur deze jaarstukken voor een juli definitief vast, waarna ze worden ondertekend door voorzitter en secretaris en ter kennisneming worden gezonden aan de werkgever. 13.2. Het in lid 1 bedoelde verslag ligt voor de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden ter inzage op het secretariaat van het fonds. Een samenvatting van het verslag wordt op de pensioensite gepubliceerd. 13.3. Het bestuur van het fonds legt aan De Nederlandsche Bank jaarlijks voor één juli een jaarrekening, een jaarverslag, een actuarieel verslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van De Nederlandsche Bank blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. Het actuarieel verslag moet zijn voorzien van een verklaring van de actuaris. 13.4. Desgevraagd is op verzoek van het bestuur zowel de accountant als de actuaris verplicht inzicht in de controlewerkzaamheden te geven aan De Nederlandsche Bank alsmede alle overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van haar toezicht. De Nederlandsche Bank stelt het bestuur van het fonds in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de accountant en/of actuaris.
9
Intern toezicht; auditcommissie. Artikel 14. 14.1.
Teneinde te voorzien in een adequaat intern toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het fonds door onafhankelijke deskundigen stelt het bestuur een auditcommissie in. 14.2. De auditcommissie heeft de volgende taken: a. het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds; b. het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; c. het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. 14.3. In dat kader heeft de auditcommissie recht op: alle informatie die zij nodig acht om haar taak goed te kunnen uitvoeren; overleg met het bestuur over alle bestuurstaken; overleg met de externe accountant en externe actuaris. 14.4. De auditcommissie rapporteert aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de rapportage van de auditcommissie en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan. In het jaarverslag worden de bevindingen van de auditcommissie vermeld. 14.5. Nadere regelingen rond de auditcommissie worden opgenomen in een door het bestuur vast te stellen reglement. Het bestuur is bevoegd het in de vorige zin vermelde reglement te wijzigen, na advies van de auditcommissie. 14.6. De auditcommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen die door het bestuur worden benoemd en ontslagen. 14.7. De kosten die met de werkzaamheden van de auditcommissie gemoeid zijn komen ten laste van het fonds. Het verantwoordingsorgaan. Artikel 15. 15.1. Het bestuur stelt een verantwoordingsorgaan in, waarin de (actieve) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever gelijkelijk zijn vertegenwoordigd. 15.2. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. 15.3. Het bestuur bespreekt ten minste één maal per jaar het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. 15.4. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes personen. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd en ontslagen op de wijze, zoals vermeld in het in lid 10 vermelde reglement. 15.5. De leden van het verantwoordingsorgaan worden voor de zittingsduur, zoals vastgelegd in het in lid 10 vermelde reglement, benoemd. 15.6. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de auditcommissie, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel
10
wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. 15.7. Het verantwoordingsorgaan heeft voorts de volgende rechten: a. het recht op overleg met het bestuur; b. het recht op overleg met de externe accountant en de externe actuaris; c. het recht op informatie; d. het recht op een schriftelijke en beargumenteerde reactie op het oordeel dat het heeft gegeven over het door het bestuur uitgevoerde beleid. 15.8. Voorts heeft het verantwoordingsorgaan het recht advies uit te brengen over: a. het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; b. het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; c. de vorming , instelling en samenstelling van het interne toezicht; d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenregeling; e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. 15.9. Het verantwoordingsorgaan kan, als het van oordeel is dat het bestuur niet naar behoren functioneert, zich, na raadpleging van de auditcommissie, wenden tot de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam met het verzoek: a. een onderzoek door één of meer onafhankelijke onderzoekers te bevelen naar het beleid van en de gang van zaken bij het fonds; b. het functioneren van het bestuur als zodanig te toetsen. Een besluit tot het indienen van een in dit lid bedoeld verzoek kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. 15.10. Nadere regelingen betreffende het verantwoordingsorgaan worden opgenomen in een door het bestuur vast te stellen reglement. Het bestuur is bevoegd het in de vorige zin vermelde reglement te wijzigen, gehoord het verantwoordingsorgaan. 15.11. De kosten die met de werkzaamheden van het verantwoordingsorgaan gemoeid zijn komen ten laste van het fonds. Onvoorziene gevallen en geschillen. Artikel 16. In gevallen, waarin niet door bepalingen van deze statuten en het pensioenreglement mocht zijn voorzien, als ook bij de uitlegging en de toepassing van die bepalingen, zal worden beslist door het bestuur in de geest van deze bepalingen. Besluiten van deze aard worden vermeld in het jaarverslag. Statutenwijziging. Artikel 17. 17.1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen, met inachtneming van het bepaalde in het reglement van de deelnemersraad. 17.2. De gewijzigde statuten zijn eerst van kracht na het passeren van de notariële akte. Wijziging van het pensioenreglement. Artikel 18. Het bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen, met inachtneming van het bepaalde in het reglement van de deelnemersraad.
11
Wijze van beslissing van geschillen. Artikel 19. 19.1.
Onder geschillen wordt in deze statuten verstaan, alle geschillen welke over of in verband met de uitvoering van deze statuten en van het pensioenreglement tussen het fonds en een deelnemer, gewezen deelnemer of andere belanghebbenden, kunnen ontstaan, ook die welke slechts door een der partijen als geschil worden aangemerkt. 19.2. Geschillen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te den Haag. 19.3. Een belanghebbende kan een geschil zoals bedoeld in lid 1 slechts aan de bevoegde rechter voorleggen nadat de geschillencommissie, zoals vastgelegd in de geschillen- en klachtenregeling van het fonds, een uitspraak heeft gedaan. Opheffing en liquidatie. Artikel 20. 20.1. Op de dag waarop alle ondernemingen die met het fonds een overeenkomst inzake de pensioenregeling zijn aangegaan ontbonden zijn zonder dat deze ondernemingen worden voortgezet en de verplichtingen tegenover het fonds worden overgenomen, zal het bestuur tot liquidatie kunnen besluiten, onverminderd het bepaalde in lid 2. 20.2. Voorts kan het bestuur tot liquidatie van het fonds besluiten, anders dan in het in lid 1 bedoelde geval, bij een met algemene stemmen genomen bestuursbesluit. 20.3. Tenzij het bestuur anders beslist treden als liquidateuren op de bestuursleden, die in functie zijn op het tijdstip van het verzoek tot ontbinding. Het in deze statuten omtrent de bestuursleden en de vervulling van vacatures in het bestuur voorgeschrevene is op de liquidateuren, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing. Indien dit noodzakelijk is, voorzien de liquidateuren zelf in vacatures. 20.4. Voor zover de voor pensioen bestemde middelen aan een levensverzekeringsmaatschappij worden overgedragen, zullen de uit de verzekeringen voortvloeiende rechten op naam van de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden, worden gesteld. Op de desbetreffende verzekeringsbescheiden zal worden aangetekend dat voor de verzekeringen, voor zover hierin zijn belichaamd de jegens het fonds opgebouwde aanspraken, uitsluitend en onverminderd de voorschriften van de Pensioenwet - waar nog van toepassing - van kracht blijven en dat noch afkoop van deze verzekeringen is toegestaan, noch wijziging van de begunstiging anders dan ten behoeve van de verzekerde, dan wel diens nagelaten betrekkingen. 20.5. Aan een batig liquidatiesaldo wordt een bestemming gegeven conform de doelstelling van het fonds. Een nadelig liquidatiesaldo zal leiden tot vermindering van de aanspraken. 20.6. De liquidateuren dragen er zorg voor, dat de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden van het fonds ingelicht worden over de liquidatiegevolgen, onder meer door uitreiking van een bewijs, waaruit hun - al dan niet gewijzigde - rechten blijken en waaruit blijkt jegens wie deze rechten geldend kunnen worden gemaakt. 1 januari 2008