C.V.I. § 6.8 Allergenen
6.
KWALITEITSZORG
6.8
ALLERGENEN
Auteur:
Mw. Ir. A. Koopman Deventer
Herziene versie Co-auteurs:
Mw. P. van Aken-Schneijder Mr. ing. H.L. Heeres
februari 2001 Herzien augustus 2004
blad 1 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING....................................................................................................................3
2
ALLERGIE MEDISCH GEZIEN ..................................................................................3
3 BEHEERSING VAN ALLERGENEN ..........................................................................4 3.1 Algemeen ....................................................................................................................4 3.2 Receptuur ....................................................................................................................4 3.3 Procesbeheersing en contaminatie ..............................................................................5 4 DE ALLERGENEN .......................................................................................................5 4.1 Algemeen ....................................................................................................................5 4.2 De Top Twaalf ............................................................................................................6 4.2.1 Glutenbevattende granen ................................................................................6 4.2.2 Schaaldieren en producten op basis van schaaldieren.....................................6 4.2.3 Eieren en producten op basis van eieren.........................................................7 4.2.4 Vis en producten op basis van vis ..................................................................7 4.2.5 Aardnoten en producten op basis van aardnoten ...........................................7 4.2.6 Soja en producten op basis van soja...............................................................7 4.2.7 Melk en producten op basis van melk (inclusief lactose) ..............................7 4.2.8 Schaalvruchten en producten op basis van schaalvruchtenl .........................7 4.2.9 Selderij en producten op basis van selderij ....................................................7 4.2.10 Mosterd en producten op basis van mosterd ..................................................8 4.2.11 Sesamzaad en producten op basis van sesamzaad .........................................8 4.2.12 Sulfiet (grenswaarde 10 mg/kg)......................................................................8 4.3 Overige allergenen ......................................................................................................8 5
OVER DE DATABANKEN ..........................................................................................8
6
CONCLUSIE..................................................................................................................9
7
LITERATUUR .............................................................................................................10
BIJLAGE 1
ADRESSEN DATABANKEN EN ANDERE BELANGRIJKE.................11 INSTANTIES:.............................................................................................11
BIJLAGE 2
INFORMATIE OVER DE ALBA TOELICHTING ...................................13
blad 2 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
1
INLEIDING
De belangstelling voor allergenen in de voeding groeit. Of dit nu veroorzaakt wordt doordat er meer mensen zijn die een allergie hebben of doordat de diagnose vaker wordt gesteld is niet eenduidig vast te stellen. Voor de fabrikant van levensmiddelen betekent deze toename dat er vaker gedetailleerde vragen gesteld worden over de samenstelling van zijn producten. De voedsel-overgevoelige consument wil immers weten of de producten in het dieet passen. Deze voedselovergevoelige consument verdraagt sommige veelgebruikte levensmiddelen niet. Reacties lopen uiteen van loopneus en eczeem tot de meest extreme reactie: anafylactische shock. Bij een anafylactische shock reageert het afweersysteem van het lichaam zo heftig op een stof dat bewusteloosheid en, in uitzonderlijke gevallen, de dood kunnen optreden. De enige therapie bij allergie is elk contact met het allergeen te vermijden. Hiervoor moet het levensmiddel dat de overgevoeligheid veroorzaakt uit de dagelijkse voeding worden verwijderd. Om dat contact te vermijden heeft deze consument informatie nodig over de aanwezigheid van allergenen in levensmiddelen. In Nederland verzamelt de databank ALBA gegevens van rond de 30 stoffen die voedselovergevoeligheid kunnen veroorzaken. Op basis van deze gegevens worden merkartikelenlijsten samengesteld. Die lijsten zijn opsommingen van artikelen waarvan de fabrikant heeft aangegeven dat die bepaalde stof(fen) niet in het levensmiddel aanwezig is (zijn). De uitgifte van de merkartikelenlijsten wordt verzorgd door het Voedingscentrum (zie voor adres Bijlage 1). Deze lijsten vervullen een grote behoefte van consumenten naar informatie. De fabrikant die aan deze vraag tegemoet wil komen, zal in eerste instantie uitgaan van de receptuur van het product, maar als hij het zekere voor het onzekere wil nemen, moet hij ook rekening houden met contaminatie, onbedoelde vermenging tijdens de bereiding en opslag. Het is niet mogelijk om levensmiddelen te maken waarvoor niemand allergisch is, maar het is wel mogelijk om allergenen te beheersen en betrouwbare informatie te verstrekken aan de consument.
2
ALLERGIE MEDISCH GEZIEN
Om een beeld te hebben van het belang van de productinformatie voor de patiënten met voedselovergevoeligheid volgt hieronder een beknopte beschrijving over de medische aspecten van voedselovergevoeligheid. Een individu met een voedselovergevoeligheid ontwikkelt negatieve reacties op een levensmiddel dat de meeste mensen zonder problemen kunnen consumeren. Het immuunsysteem van de voedsel-overgevoelige consument reageert op de stof. Deze afweerreactie kan zich op verschillende manieren uiten. 1. Huidreacties: eczeem, jeuk 2. Ademhaling: astma, loopneus, chronische verkoudheid, kortademig 3. Spijsvertering: diarree, verstopping, buikpijn, overgeven 4. Bloedsomloop: zwelling van lippen, keel (verstikking), sterke wisseling in bloeddruk. 5. Shockreactie: hierbij treed een sterke bloeddrukdaling op, de persoon kan buiten bewustzijn raken en overlijden. Er wordt onder de noemer voedselovergevoeligheid door medici een onderscheid gemaakt tussen allergie en intolerantie. Van een allergie is sprake als eenduidig door een dubbel-placebo-gecontroleerde test overgevoeligheid is aangetoond. Bij deze test wordt de verdachte stof gecamoufleerd toegediend en wordt dezelfde test ook uitgevoerd zonder deze stof (placebo gecontroleerd). Dit is voor het ziekenhuis en de patiënt zeer belastend en daarom wordt deze test niet altijd uitgevoerd. Een allergie zal een aantoonbare immunologische reactie veroorzaken. Dit kan getest worden door bijvoorbeeld op laboratoriumschaal bloed te mengen met het geïsoleerde allergeen, waarbij de immunologische respons gemeten kan worden.
blad 3 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
Ook wordt gebruik gemaakt van krastesten, waarbij de allergenen in een kleine verwonding op de huid worden gebracht en wordt na enige tijd de zwelling gemeten. Bij een intolerantie reageert de patiënt wel op de stof, maar kan geen eenduidige immunologische reactie worden aangetoond. Het is zeer moeizaam om een goede diagnose op te stellen. Onze voeding is complex van samenstelling, zodat we aan een grote verscheidenheid van stoffen worden blootgesteld. Specialisten zullen laboratoriumproeven doen, diëtisten proberen met een voedingsdagboek de diagnose te stellen. Ook patiënten zelf zullen proberen een oplossing te zoeken. Hoe de diagnose ook gesteld wordt, een allergie gaat niet over en er is nog geen therapie bekend die kan genezen. Een patiënt waarbij het risico van anafylactische shock is vastgesteld, zal vaak een EPI-pen (Epimephrine) bij zich dragen. Hiermee kan zelfstandig een antihistamine injectie gegeven worden, zodat tijd gewonnen wordt om hulp te bereiken. Er zijn nog geen effectieve medicijnen tegen allergie, of allergische reacties ontwikkelt. De enige remedie is contact met het allergeen vermijden. 3
BEHEERSING VAN ALLERGENEN
3.1 Algemeen Om de consument adequate informatie te kunnen verstrekken zal de fabrikant zich in de eerste plaats in de samenstelling van het product moeten verdiepen. De samenstelling en aard van de grondstoffen en de te gebruiken recepturen zullen moeten worden nagelopen. Afhankelijk van de mate van gevoeligheid van de te gebruiken allergene grondstoffen, kan het noodzakelijk zijn om rekening te gaan houden met kruisbesmetting van producten. Dan moeten ook de procesgang en de productieomgeving worden beoordeeld. De risico’s van kruisbesmetting moeten worden beoordeeld en worden beheerst binnen het kwaliteitssysteem (HACCP, ISO, hygiënecode). Het beperken van het aantal punten waarop besmetting kan plaatsvinden, verkleint het risico van besmetting door allergene stoffen en verhoogt de beheersbaarheid van een besmetting. Daarmede wordt de betrouwbaarheid van informatie voor de consument over de aan- of afwezigheid van allergenen in een levensmiddel sterk vergroot. Het controleren op de afwezigheid van allergenen in het consumentenproduct is om twee redenen geen goede oplossing. Ten eerste is deze controle beperkt betrouwbaar vanwege de hoogte van de detectiegrenzen bij de analyse en het gegeven, dat een geringe concentratie al een allergene reactie kan opwekken. Ten tweede is deze controle van het consumentenproduct kostbaar vanwege het aantal uit te voeren analyses en de kosten van een analyse. 3.2 Receptuur De beheersing van allergenen in de bedrijfsvoering begint bij de ingrediënten voor de levensmiddelen. Alle ingrediënten moeten worden nagelopen op de mogelijke aanwezigheid van allergenen. Vraag de samenstelling van ingrediënten na bij de leveranciers, zij behoren hun producten te kennen. In Nederland wordt veel gebruik gemaakt van de lijst van allergenen die is opgesteld door de databank ALBA. Deze lijst met bijbehorende toelichting over de gevraagde allergenen wordt regelmatig aangepast. Een up-to-date toelichting kunt u opvragen bij de databank ALBA. Voor niet deelnemende fabrikanten zijn hier kosten aan verbonden. (adressen in Bijlage 1). In Bijlage 2 treft u enige gegevens aan over deze ALBA Toelichting. Zodra een allergeen voorkomt in een ingrediënt, komt dit ook voor in de receptuur en dus in het eindproduct. Om er voor te zorgen dat de actuele gegevens steeds beschikbaar zijn, zal het verzamelen en onderhouden van informatie over allergenen een plaats moeten krijgen in procedures voor grondstoffen, hulpstoffen en recepturen van het kwaliteitssysteem.
blad 4 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
3.3 Procesbeheersing en contaminatie Door vermenging of versleping via de verwerkingslijnen tijdens de productie kan een allergeen in een product terechtkomen. Maar ook is besmetting met een allergeen mogelijk afkomstig van de omgevingslucht rond de productieapparatuur. De aanwezigheid van deze allergenen in het levensmiddel komt niet voort uit de ingrediënten, die volgens de receptuur zijn gebruikt. Deze aanwezigheid wordt ook wel contaminatie, onbedoelde besmetting, of kruiscontaminatie genoemd. Afhankelijk van de concentratie en de aard van de allergene stof is het van groot belang om hiermee rekening te houden in de communicatie naar de consumenten. Het risico voor de mensen, die allergisch voor een of meer stoffen zijn, is vaak zeer moeilijk te schatten, omdat geen minimale dosis bekend is. Hiernaar wordt onderzoek gedaan. Het is aan te raden een overzicht te maken van de situaties waarin contaminatie kan optreden. Vermenging kan op verschillende plaatsen optreden. Bij de opslag, door stuiven, door stofdeeltjes in de omgevingslucht van voorgaande productieruns of tegelijkertijd lopende productieruns waarbij een of meer allergene stoffen worden gebruikt, in mengketels door resten van het vorige product, kleefresten in ovens of kookketels, stofresten in pijpwerk, versleping via opeenvolgende recepturen enzovoorts. Ook snijmachines kunnen een bron van contaminatie zijn. Met name in winkels waar levensmiddelen ter plekke voor de consument gesneden worden. Een andere bron van contaminatie is het herverwerken van producten. Het is van belang om een risico-analyse uit te voeren om alle momenten waarop vermenging van verschillende recepturen kan plaats vinden kritisch te bekijken. Met dit overzicht is de kennis over de eventuele aanwezigheid van allergenen in eindproducten nauwkeuriger en wordt het risico om verkeerde informatie te verstrekken kleiner. Bovendien is het mogelijk om op sommige punten rekening te houden met de verspreiding van allergenen over de verschillende producten. Soms kan door op een andere manier te reinigen, door een aanpassing in de productieplanning of na reiniging en desinfectie met de productie van allergeenvrije levensmiddelen te beginnen, de kans op contaminatie worden verkleind of mogelijk uitgesloten. Misschien kan een andere hulp- of grondstof worden gekozen. Stoffen met allergenen zullen afgesloten moeten worden bewaard en alleen met die ene schep uit de voorraad worden geschept. Grote bedrijven met meerdere productielijnen kunnen kiezen om een lijn of productiegebouw vrij houden van een bepaald allergeen. Natuurlijk kan niet met alle allergenen evenveel rekening worden gehouden. Binnen de EU is een lijst met 12 meest voorkomende allergenen opgesteld die gedeclareerd moeten gaan worden. 4
DE ALLERGENEN
4.1 Algemeen In principe kan elk eiwit een allergische reactie opwekken. De allergenen, die opgevraagd worden, zijn slechts een indicatie van de meest herkende allergieën. Daarom is het onmogelijk om een product te maken dat absoluut vrij is van allergenen. Een product kan slechts vrij zijn van bepaalde allergenen, bijvoorbeeld ‘vrij van koemelk’. Binnen de EU is het declareren van de 12 meest voorkomende allergenen vanaf 25 november 2004 toegestaan en vanaf 25 november 2005 verplicht op grond van Richtlijn 2003/89/EG.1 . Deze richtlijn zal in Nederland moeten worden geïmplementeerd in de regelgeving over etikettering. De richtlijn schrijft voor, dat alle ingrediënten die worden gebruikt bij de vervaardiging van een levensmiddel en die, zelfs in gewijzigde vorm, nog aanwezig in het eindproduct en vermeld 1
RICHTLIJN 2003/89/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 10 november 2003 tot wijziging van Richtlijn 2000/13/EG met betrekking tot de vermelding van de ingrediënten van levensmiddelen, (PbEG 2003, L 308/15).
blad 5 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
in de bijlage van de richtlijn of afkomstig van een in die bijlage opgenomen ingrediënt, moeten op het etiket worden vermeld. Deze vermelding is niet vereist wanneer de verkoopbenaming van het levensmiddel duidelijk naar het betrokken ingrediënt verwijst. . De keuze van de 12 allergene stoffen in de bijlage is gebaseerd op het vóórkomen van allergie (prevalentie) voor deze stof en de heftigheid van de reacties, waarbij in het bijzonder op anafylactie gelet wordt. Een interessant overzichtsartikel is geschreven door Bousquet et al: ‘Scientific criteria and selection of allergenic foods for labeling’ [1]. De 12 allergene stoffen die vanaf 2005 gedeclareerd moeten worden zijn: 1. glutenbevattende granen (zoals tarwe, gerst, rogge, haver, spelt, kamut of de hybride soorten daarvan) en producten op basis van glutenbevattende granen. 2. schaaldieren en producten op basis van schaaldieren 3. eieren en producten op basis van eieren 4. vis en producten op basis van vis 5. aardnoten en producten op basis van aardnoten 6 soja en producten op basis van soja 7. melk en producten op basis van melk (inclusief lactose) 8 schaalvruchten en producten op basis van schaalvruchtenl 9 selderij en producten op basis van selderij 10 mosterd en producten op basis van mosterd 11 sesamzaad en producten op basis van sesamzaad 12 sulfiet (grenswaarde 10 mg/kg) De databank ALBA geeft een toelichting uit waarin aanvullende informatie staat over de allergenen die zij opvraagt. Daarin probeert zij bronnen te identificeren van de allergenen en synoniemen te geven. In aanvulling op ALBA toelichting wordt hier ingegaan op gegevens over de prevalentie en de gevoeligheid voor de stoffen. 4.2 De Top Twaalf 4.2.1 Glutenbevattende granen (zoals tarwe, gerst, rogge, haver, spelt, kamut of de hybride soorten daarvan) en producten op basis van glutenbevattende granen (wheat, barley, rye, oats, spelt). Er zijn allergische reacties bekend op eiwitten uit tarwe, rogge, haver en spelt. Granen met gluten worden niet verdragen door consumenten met coeliakie. Door consumptie van gluten, namelijk het gliadine, wordt de darmwand van de dunne darm aangetast. Coeliakie is geen ‘echte’ allergie, maar een auto-immuunziekte. De patiënten reageren op gluten in hun menu en zoeken dus naar glutenvrije producten. Coeliakie komt vrij veel voor, schattingen lopen uiteen van 1 op 1000 tot 5000 personen. In een recent screening onderzoek, waarbij patiënten werden opgespoord die geen herkende klachten hebben, werd de incidentie nog veel hoger geschat. In Nederland en vele andere landen bestaat dan ook vele coeliakie-verenigingen. Voor deze mensen is het een probleem dat gluten steeds vaker verwerkt worden in speciale ingrediënten, welke worden ingezet als bindmiddel of als stabilisator. Daardoor komt het voor dat in producten, waarbij geen directe associatie wordt gelegd met toegevoegd meel of tarwe, opeens gluten voorkomen. 4.2.2 Schaaldieren en producten op basis van schaaldieren (crustaceans, molluscs) Kreeft, krab en garnalen horen tot de kreeftachtigen. Tot de schaaldieren behoren oesters, mosselen, kokkels, slakken en inktvis. Beschreven gevallen komen meestal uit de landen rond de Middellandse zee, waar meer vis wordt gegeten. Het kan zijn dat sommige consumenten maar op één of enkele organismen uit deze verzameling reageren. Er bestaat een kruisreactiviteit tussen schaaldieren en sommige schelpdieren.
blad 6 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
4.2.3 Eieren en producten op basis van eieren Het gaat hierbij om eieren van kip, kalkoen, eend, gans en meeuw. De overgevoeligheid bestaat niet alleen voor heel ei maar ook eigeel en ei-eiwitten. 4.2.4 Vis en producten op basis van vis Het verschilt per individu voor welke vissen men allergisch is. De reactiviteit lijkt af te nemen door inblikken. Ook hier geldt dat de meeste beschreven gevallen zijn voorgekomen in streken waar veel vis wordt geconsumeerd. 4.2.5 Aardnoten en producten op basis van aardnoten Pinda De reacties op pinda zijn zeer heftig. Van de onderzochte anafylactische reacties in de USA en het Verenigd Koninkrijk zou circa ½ tot veroorzaakt worden door onbedoelde consumptie van pinda. Per jaar zouden in het Verenigd Koninkrijk tussen de 10 en 15 personen aan een shock na het onbedoeld eten van pinda overlijden. De minimale dosis, welke tot een fatale reactie kan leiden, wordt momenteel geschat tussen 10 en 100 microgram, hetgeen minder is dan in één pinda voorkomt. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met ongeraffineerde pindaolie, dat ook eiwit bevat. In Amerika wordt rekening gehouden met pinda-allergie. Dit wordt veroorzaakt door de publiciteit rond fatale cases. Dit resulteert in labelling: ‘might contain peanut’. 4.2.6 Soja en producten op basis van soja In de voedingsindustrie wordt vaak soja gebruikt in allerlei gerechten, bijvoorbeeld als aroma of vulmiddel. Voor consumenten met soja-allergie is het van groot belang soja bevattende producten te kunnen herkennen. Gefermenteerde sojasaus is naar alle waarschijnlijkheid vrij van allergenen. Kikkoman, Japans grootste producent heeft onderzoek hiernaar verricht. De soja-eiwitten zijn in de sojasaus afgebroken tot aminozuren. Bij de invoering van genetisch gemodificeerde soja (GMO-soja) is veel onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van soja-eiwit in sojaolie. Dit in het kader van de vraag of olie afkomstig van GMO soja ook als zodanig zou moeten worden gedeclareerd. Uit de resultaten van deze onderzoekingen heeft de soja-industrie de conclusie kunnen trekken dat in geraffineerde sojaolie geen eiwit aanwezig is. 4.2.7 Melk en producten op basis van melk (inclusief lactose) Het gaat hierbij om het melkeiwit van de melk van verschillenden dieren zoals de koe, buffel, geit en schaap. In tegenstelling tot alle andere allergieën komt allergie voor koemelk vooral voor bij jonge kinderen. Het lijkt erop dat de meeste kinderen hier over heen groeien. Een prevalentie van circa 5 % wordt genoemd. Lactose-intolerantie komt zeer frequent voor, deze personen missen het lactase-enzym dat lactose afbreekt. Wereldwijd beschouwd is het vooral het kaukasische ras, waartoe vele blanke Europeanen en Amerikanen behoren, dat koemelk kan blijven drinken. 4.2.8 Schaalvruchten en producten op basis van schaalvruchtenl Hieronder vallen amandelen (Amygdalus communis L.), hazelnoten (Corylus avellana), walnoten (Juglans regia), cashewnoten (Anacardium occidentale), pecannoten (Carya illinoiesis (Wangenh.) K.Koch), paranoten (Bertholletia exelsa), pistachenoten (Pistacia vera), macadamianoten (Macadamia ternifolia). Noten kunnen al in kleine hoeveelheden heftige reacties geven. Noten-oliën worden vaak minder gezuiverd, omdat het speciale aroma dan verloren gaat. Deze oliën kunnen dan ook allergene eiwitten bevatten. 4.2.9 Selderij en producten op basis van selderij Zowel zaad, knolselderij als bladselderij. Gevoelige patiënten kunnen al reageren op kleine hoeveelheden van dit allergeen.
blad 7 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
Symptomen kunnen uiteen lopen van urticaria tot een anafylactische shock. 4.2.10 Mosterd en producten op basis van mosterd Mosterdallergie komt zowel bij volwassenen als bij kinderen voor. In Zuid-Europa komt deze allergie vaker voor dan in Nederland. 4.2.11 Sesamzaad en producten op basis van sesamzaad Het aantal en de ernst van de reacties op sesam zijn in de loop van de jaren toegenomen. Een paar milligram van het sesameiwit kan al een ernstige reactie tot gevolg hebben. 4.2.12 Sulfiet (grenswaarde 10 mg/kg) Sulfiet en astma lijken duidelijk verwant. In een literatuurstudie uit 1999 door Reus en Dubois [5] naar additieven en allergie is uit wetenschappelijk onderzoek een relatie aangetoond tussen allergie en sulfiet. Voor sulfiet is in relatie tot allergie een drempelwaarde geaccepteerd van 10 ppm. 4.3
Overige allergenen
Andere peulvruchten Lupine Door de introductie van GMO-soja is het gebruik van soja afgenomen en hebben veel producenten soja uit de receptuur verwijderd. In sommige recepturen is sojameel vervangen door meel van lupine. Het lijkt erop dat vooral onder consumenten met een pinda-allergie kruisreacties kunnen optreden bij consumptie van lupine. Een en ander is nog niet duidelijk, omdat lupine een relatief nieuw ingrediënt is. Bonen, erwten en linzen Het lijkt erop dat allergie voor deze groenten minder frequent voorkomt. Er zullen wel meer consumenten zijn welke deze groenten slecht verdragen, vanwege de bijzondere koolhydraten die de peulvruchten bevatten. Niet alle consumenten zullen voor elke peulvrucht in dezelfde mate allergisch zijn. Fruit Voor allerhande soorten fruit kunnen patiënten allergisch zijn. Appel, kers, pruim, perzik, abrikoos, kiwi, banaan, ananas, papaja worden allen genoemd als mogelijk allergeen. Welk product de allergische reactie opwekt en hoe sterk deze reactie is, hangt af van de mate overgevoeligheid van het individu. Rijst In Europa is allergie voor rijst zeldzaam, maar in Japan en andere Oosterse landen komt het meer voor. Glutaminaat / glutamaat / MSG Bij glutaminaat is er over het algemeen sprake van een overgevoeligheid. Onder de naam ve-tsin wordt het additief E 621, Natriumglutaminaat, veel gebruikt in de Chinese keuken als smaakversterker. Bij glutaminaat kan ook een toxicologische reactie optreden. Dit verschijnsel is bekend onder de naam ‘Chinese restaurant syndrome’. 5
OVER DE DATABANKEN
In Nederland kunnen consumenten met voedselovergevoeligheid informatie aanvragen via het Voedingscentrum in Den Haag (voorheen het LIVO). Het Voedingscentrum geeft zogenoemde ‘vrije lijsten’ uit. Deze lijsten bevatten een opsomming van producten welke vrij zijn van de voedselovergevoeligheid veroorzakende stof. De consument kan kiezen uit vier boekjes die de meest gevraagde lijsten weergeven (koemelkvrij, glutenvrij, koemelk en
blad 8 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
kippeneivrij,, kippeneivrij) en kan een lijst op maat laten maken door een keuze te maken uit de beschikbare lijst met opgevraagde stoffen. Al deze lijsten worden samengesteld door de databank ALBA, deze is ondergebracht bij TNO Voeding in Zeist. De databank ontvangt haar gegevens van fabrikanten en leveranciers. Deze leveren op vrijwillige basis deze gegevens. Natuurlijk zijn de stoffen, waarop geselecteerd kan worden, beperkt. Het Voedingscentrum en ALBA zijn selectief in het opvragen van de stoffen die voedselovergevoeligheid veroorzaken. In totaal vraagt de databank ALBA gegevens na over 29 stoffen waaronder de 12 genoemde in de bijlage van de richtlijn van de EU. De databank ALBA hanteert een viertal criteria voor het opnemen van nieuwe bestanddelen in het databestand namelijk: 1 Signalen vanuit de praktijk dat bepaalde ingrediënten vanuit het oogpunt van voedselovergevoeligheid belangrijk zijn. 2. Uit wetenschappelijke literatuur moet naar voren komen dat bepaalde bestanddelen relatief vaak verantwoordelijk zijn voor voedselovergevoeligheidsreacties. Er dient hierbij uitgegaan te worden van dubbelblinde placebo gecontroleerde gerandomiseerde provocatiestudies voor het vaststellen van een positief verband. 3 De ingrediënten moeten niet eenvoudig te achterhalen zijn via het etiket 4 Fabrikanten die deelnemen aan het ALBA databestand moeten in staat zijn en ook bereid zijn over de betreffende stoffen informatie aan te leveren. De gegevens van de databank ALBA worden het hele jaar door geactualiseerd. De gedrukte merkartikelenlijsten worden 1 maal per jaar uitgegeven Een overzicht van tussentijdse wijzigingen wordt maandelijks doorgegeven aan het Voedingscentrum. Deze wijzigingen worden bekend gemaakt via de internetpagina’s van het Voedingscentrum. De databank ALBA verstrekt een toelichting aan fabrikanten en leveranciers, welke behulpzaam is bij het invullen van de gegevens. Deze wordt op aanvraag verstrekt. De niet deelnemende fabrikanten kunnen via een bestelformulier een toelichting aanvragen Grootkeukens en horeca maken gebruik van de informatie welke verstrekt wordt door Grootverbruik Product Informatie (GPI) in Barneveld. GPI neemt informatie van leveranciers voor groothandels tegen een vergoeding op in haar bestand. Het databestand van GPI bevat naast informatie over allergenen ook informatie over ingrediënten, voedingswaarde, dosering, bewaarcondities, verpakking en microbiologie. In het algemeen volgt GPI de allergenenlijst zoals deze is opgesteld door ALBA. De databank van GPI kan on-line geraadpleegd worden en op verschillende manieren doorzocht worden. 6
CONCLUSIE
Door de toegenomen belangstelling voor voedselveiligheid, hebben de consumenten met voedselovergevoeligheid meer aandacht van de media gekregen. Na 25 november 2004 mogen en vanaf 25 november 2005 moeten de fabrikanten de 12 hierboven genoemde allergenen te declareren volgens een voorgeschreven wijze op hun etiket, tenzij de verkoopbenaming van het levensmiddel duidelijk naar het betrokken ingrediënt verwijst. Dit zal niet snel het geval zijn. Uit de opsomming van allergenen blijkt dat het niet realistisch is om voedingsmiddelen te willen produceren waarin geen allergenen voorkomen. Wel zijn verschillen waarneembaar tussen de allergenen, in de aantallen consumenten die gevoelig zijn voor een allergene stof, en de heftigheid van de reactie. De voorgeschreven wijze van etikettering biedt de voedingsmiddelensector wel keuzes ten aanzien van het etiketteren vanwege de formulering van de voorgeschreven wijze. Om de aanwezigheid van allergene stoffen in de te produceren levensmiddelen na te gaan na te gaan moet de producent zich eerst in de samenstelling van het product. De samenstelling en aard van de grondstoffen en de te gebruiken recepturen zullen moeten worden nagelopen.
blad 9 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
Afhankelijk van de mate van gevoeligheid van de te gebruiken allergene grondstoffen, kan het noodzakelijk zijn om rekening te gaan houden met kruisbesmetting van producten. Dan moeten ook de procesgang en de productieomgeving worden beoordeeld. De risico’s van kruisbesmetting moeten worden beoordeeld en worden beheerst binnen het kwaliteitssysteem (HACCP, ISO, hygiënecode). Als bij de beoordeling rekening wordt gehouden met kruisbesmetting neemt de veiligheid voor de gevoelige consumenten toe, maar neemt de keuzevrijheid voor velen van hen af. En wel door het vermelden van die allergenen. De bovenstaande mogelijkheden beïnvloeden de bedrijfsvoering in zekere mate, daar bij de productieplanning en receptuurbeheersing rekening moet worden gehouden met de voedselovergevoelige consument. Als door een eenvoudige verandering contaminatie verhinderd kan worden, kan een groep gevoelige consumenten met vertrouwen het product consumeren. Het is aan te raden om de te vermelden allergenen op alle niveaus te volgen. Daarnaast kan de producent deze 12 allergenen uitbreiden tot het aantal genoemd in de ALBA-lijst. Ter wille van een goede beheersing en vermelding van allergenen is het aan te bevelen om een risico analyse ten aanzien van de aanwezigheid van allergenen in de te produceren levensmiddelen uit te voeren en de te nemen maatregelen te implementeren in het kwaliteitssysteem in de vorm van onder andere specificaties, instructies en procedures. 7
LITERATUUR
1 Bousquet, J., B. Björksten, C.A.F.M. Bruijnzeel-Koomen, A. Hugget, C. Ortolani, J.O. Warner, M. Smith; Scientific criteria and selection of allergenic foods for labelling, ILSI Europe Food Allergy Task Force, Allergy 50 (1995) 623-635 2 FAO Report of the FAO Technical Consultation on Food Allergies, Rome, Italy, 13-14 november 1995 Food and Agriculture of the United Nations, 1995. 3 Koopman, A., K. van Drongelen Databank ALBA 'up to date' Voedingsmiddelentechnologie 21 (1999) 93-94 4 Niestijl Jansen, J.J., A.F.M. Kardinaal, G. Huijbers, B.J. Vlieg-Boerstra, B.P.M. Martens, T. Ockhuizen Prevalence of food allergy and intolerance in the adult Dutch population J. Allergy Clin. Immunol. 93 (1994) 446-456 5 Reus, K.E.H., A.E.J. Dubois Literatuuronderzoek naar het voorkomen van voedselovergevoeligheid ten gevolge van de orale inneming van additieven Zeist, TNO Voeding, rapportnummer V 98.305 (1999). 6 Wet- en regelgeving. RICHTLIJN 2003/89/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 10 november 2003 tot wijziging van Richtlijn 2000/13/EG met betrekking tot de vermelding van de ingrediënten van levensmiddelen, (PbEG 2003, L 308/15).
blad 10 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
BIJLAGE 1
ADRESSEN DATABANKEN EN ANDERE BELANGRIJKE INSTANTIES:
Databank ALBA (alleen bedoeld voor bedrijven) Postbus 360 3700 AJ Zeist telefoon 030 - 694 4768; fax 030 - 695 7952 Internet: www.allergenendatabank.nl E-mail:
[email protected] TNO Voeding, Bureau Levensmiddelen Recht Utrechtseweg 48, Zeist Postbus 360, 3700 AJ Zeist Telefoon: 030 694 44 607 Fax: 030 69 57 952 Internet: http://www.voeding.tno.nl/ E- mail:
[email protected] TNO Voeding Utrechtseweg 48, Zeist Postbus 360, 3700 AJ Zeist Telefoon: 030 694 41 44 Fax: 030 695 72 24 Internet: http://www.voeding.tno.nl/ Voedingscentrum Postbus 85700 2508 CK Den Haag Telefoon 070-306 8888 (werkdagen van 9-17 uur) Internet: www.voedingscentrum.nl E-mail:
[email protected] GPI Postbus 582 3770 AN Barneveld telefoon 0342 - 416414; fax 0342 - 414 444 E-mail:
[email protected] Stichting Voedselallergie Postbus 207 3860 AE Nijkerk telefoon 033 - 465 5098 (werkdagen van 9 – 13 uur) fax 033 - 465 4964 Internet: www.stichtingvoedselallergie.nl E-mail:
[email protected] Nederlandse Coeliakie Vereniging Postbus 65 3860 AB Nijkerk telefoon 033 - 247 1040 (werkdagen van 9 tot 13 uur); fax: 033 - 247 1042 Internet: www.coeliakievereniging.nl E-mail:
[email protected]
blad 11 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
VWA Voedsel en Waren Autoriteit CentreCourt, Prinses Beatrixlaan 2, 2595 AL Den Haag Postbus 19506, 2500 CM Den Haag Telefoon: (070) 448 48 48 Fax: (070) 448 47 47 Internet: http://www.vwa.nl/ VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Parnassusplein 5, 2511 VX Den Haag Postbus 20350, 2500 EJ Den Haag Telefoon: (070) 340 79 11 Fax: (070) 340 78 34 Internet; http://www.minvws.nl/ LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Bezuidenhoutseweg 73, 2594 AC Den Haag Postbus 20401, 2500 EK Den Haag Telefoon: 070-3786868, 070-3784062 (Infotiek) Fax: 070-3786100 Internet: http://www.minlnv.nl/
blad 12 van 13
C.V.I. § 6.8 Allergenen
BIJLAGE 2 INFORMATIE OVER DE ALBA TOELICHTING De in § 6.8 ‘Allergenen’ opgenomen tekst dient in samenhang met de ALBA Toelichting te worden gezien. De ALBA Toelichting wordt met enige regelmaat vernieuwd en aangepast aan de actualiteit. Daarom is besloten deze niet integraal op te nemen. Volstaan wordt met het weergegeven van het titelblad van het document ALBA Toelichting. De integrale en meest up-to-date versie kan worden aangevraagd bij: Databank ALBA Postbus 360, 3700 AJ Zeist tel.: 030 - 694 4768; fax: 030 - 695 7952; e-mail:
[email protected] Voor de niet deelnemende fabrikanten zijn er kosten verbonden aan de toelichting. Zij kunnen een toelichting aanvragen door middel van een bestelformulier.
blad 13 van 13