AFDELING HERENTALS
CURSUS AANPLANT SNOEIEN EN ONDERHOUD IN DE ECOLOGISCHE FRUITTUIN .
LESGEVER: EDDY VETS CURSUS: MICHEL PEETERS
1
HOOFDSTUK 1 INLEIDING EN SITUERING VAN DE CURSUS . 1.1 Inleiding . Het opzet van de Tuinhier afdeling Herentals is om een steunwerkje te maken voor de tuinier die op een betrekkelijk kleine ruimte zal trachten een verscheidenheid aan fruit te kweken . Hiervoor hebben we in de eerste plaats de hulp ingeroepen van alom gekend pommolier: Eddy Vets . Deze specialist van inheems fruit zal ons op weg brengen om zowel in theorie als in de praktijk te tonen hoe we onze bomen moeten snoeien en verzorgen om uiteindelijk gezond fruit in je eigen tuin te kweken . Deze mens is ook een grote bezieler van het kweken op een ecologisch verantwoorde wijze . Dit is een eerste benadering van fruit kweken, die we als Tuinhierafdeling zeker willen promoten . Later gaan we trachten nog andere fruitdragers te behandelen die dan een ander deel van de cursus zullen bestrijken . 1.2 Betekenis van een ecologische fruittuin . Binnen het grote fruitverhaal dienen we een onderscheid te maken tussen hard fruit en kleinfruit . Onder dit laatste vallen alle soorten bessen, braamachtigen en frambozen . Het hard fruit verdelen we in pit - en steenfruit . Voor we op de verschillende aspecten van het ecologisch fruitkweken zullen ingaan, belichten we eerst een aantal basisprincipes . 1.2.1 Inheems . We houden het bij inheems fruit, dus vijgen, kiwi en ander exotisch fruit laten we buiten beschouwing . Ook in de omkadering en tussenbeplanting kiezen we voor streekgebonden struiken en bloemen omwille van hun ecologische meerwaarde voor de verschillende andere levensvormen . 1.2.2 Liefhebbers . We passen dit woord toe in de strikte betekenis: we hebben het fruit lief . Dit houdt in dat we erg veel zorg besteden aan de bomen met de gedachte dat aan gezonde bomen ook gezonde vruchten groeien . Elke commerciële aanpak blijft dus buiten beschouwing . Ons eigen fruit kweken veronderstelt een leven lang van bomen kunnen genieten in al hun aspecten: van bloesem tot vrucht . 1.2.3 Paradijsgevoel . Ban de chemische middelen! Het gebrui van enig natuurvreemd product blijft uit den boze, zowel voor besproeiing als voor bemesting of bodemonderhoud . Lopend langs de bomen moeten we vruchten kunnen plukken die we het liefst ongeschild, recht van de boom kunnen opeten zonder ons ongerust te maken over wat er op of in zit . Onze fruittuin als een aards paradijs met dien verstande dat ons paradijs werk vraagt . Fruit kweken zonder moeite kan alleen in tuinboekjes . 1.2.4 Diversiteit . Inherent aan het woord “ ecologisch “ is de diversifiëring van zo veel mogelijk leven . Waar in een biologisch verhaal de mens centraal staat, willen we in het ecologische uitgangspunt onze hele biotoop ( lees ons huis ) centraal stellen als de plaats waar leven is . De samenhang tussen planten, insecten, vogels, dieren en mensen staat in deze aanpak voorop . En toch…..fruit kweken vormt geen uitgesproken “ natuurlijke “ bezigheid . Inderdaad, een fruitboom is geen zuiver natuurlijk product, maar het resultaat van menselijke ingrepen, vandaar is dit cultuur . De boomkweker “ maakt “ de boom door enting, occulatie of andere vermeerderingstechnieken . 1.2.5 Variatie . Binnen de verschillende fruitsoorten bestaan er ook enorm veel verschillende variëteiten met al hun diverse positieve en negatieve eigenschappen . Weet dat iedere variëteit ook haar eigen specifiek gebruik kent, dus aan variatie geen gebrek . Indien we onze fruitselectie afstemmen op de seizoenen, kunnen we bijna het hele jaar rond genieten van onze fruithof .
2
HOOFDSTUK 2 ONDERDELEN VAN EEN LAAGSTAMBOOM . Wie zijn laagstam fruitbomen op een correcte wijze wil snoeien houdt het bestrekening met de verschillende delen van de boom . De ideale laagstamboom .
Toelichting bij de onderdelen ( 1 ) De onderstam wordt gebruikt om de groeikracht van de boom te temperen: we kweken immers geen hout, maar wel fruit . Hoe trager men de boom wil zien groeien, hoe zwakker de onderstam dient te zijn . De entplaats, te zien aan de knobbelvorming, staat het best 10 à 15 cm boven de grond . Deze maakt het liefst geen contact met de bodem . ( 2 ) De stam bij laagstammen is minimum 50 cm .De onderste takken moeten toch dermate hoog staan zodat het laaghangend fruit niet op de grond of in het gras hangt .Bovendien is het zo makkelijker grasmaaien en wieden onder de boom . ( 3 ) De gesteltakken vormen een blijvend frame onder in de boom . Hierop staat het lichtere vruchthout . De gesteltakken worden altijd behouden, tenzij bij zware ziekteaantasting ( kanker ) .Enkel het lichte vruchthout wordt verjongd en vervangen . Door op het einde van de gesteltak het eenjarig hout tot op 2 ogen terug te knippen, stimuleert men de groei van het ganse takgedeelte . ( saptrekker ) ( 4 ) Het vruchthout zorgt voor de productie van vruchten . We houden dit steeds jong, maximaal 3 jaar oud . Bemerk bovenin de boom weinig vruchthout: dit is namelijk wenselijk om voldoende licht naar onder door te laten . ( 5 ) De harttak van de boom vormt het hart van de boom . Hierop staan onderaan de gesteltakken en daarboven het vruchthout . Het vruchthout boven de gesteltakken wordt eventueel tot tegen de harttak teruggesnoeid . Het kan wenselijk zijn een stomp van een paar cm te laten staan om de verjonging van het vruchthout daar te stimuleren .De harttak blijft normaal behouden en dient enkel in de hoogte gelimiteerd te worden . ( 6 ) De boom wordt met een paal verbonden door een tweetal 8-vormige lussen met voldoende stevige bindband . Vooral bij zwaar fruitbehang vervult deze steun aan de paal een dankbare taak . Men moet ook wel controleren of deze lussen de harttak niet gaan insnoeren bij het groeien en dikker worden . ( 7 ) Elke laagstamboom verdient een paal omdat de onderstam dermate zwak van groei is om de boom zelf recht te houden . Er zijn diverse types palen op de markt: gefreesde, 3
geïmpregneerde, gepekte ( zwarte ) en kastanjepalen . Een paal is ca. 250 cm lang waarvan 70 cm de grond ingaat . De diameter zit rond de 7 cm. De paal hoort langs de westkant van de boom te staan opdat bij de overheersende westenwinden de boom zou kunnen vasthouden . De boom mag niet tegen de paal waaien, anders ontstaat er schuurschade . Men zet de paal steeds 10 à 15 cm van de boom . Als men naar de tekening kijkt, ziet men duidelijk de vorm van een kerstboom of piramide . Probeer deze boomvorm steeds te respecteren . Wanneer je ziet dat je boom precies de vorm heeft van een omgekeerde piramide, dan heb je de boom niet meer onder controle . Tijdig en jaarlijks ingrijpen is de boodschap .
4
HOOFDSTUK 3 DE AANLEG VAN EEN ECOLOGISCHE FRUITTUIN . Men dient weloverwogen antwoorden te geven op twee vragen . Een eerste luidt: waartoe dient de opbrengst van het fruit? ( diversiteit ) en een tweede: waar zal men de fruittuin aanleggen ( jarenlang op dezelfde plaats ) . 3.1 Keuze van het terrein . Voldoende zonneschijn is een absolute voorwaarde . Hoe meer zon, hoe beter fruit . De zon beïnvloedt zowel kwaliteit, smaak en kleur van de vruchten, vooral tijdens de rijpingsperiode . Hou er rekening mee dat de zonnestralen tijdens de late zomer en herfst steeds lager invallen . Ook in de lente bij de bevruchting van de bloesems speelt het zonlicht een erg belangrijke rol . Tijdens het groeiseizoen zal dit ook de bomen gezond houden en zorgen voor een zuivere bladspiegel en stevige takken . Kijk maar naar bomen die in de schaduw staan: zij zoeken het zonlicht op, dikwijls met een onevenwichtige groei tot gevolg . Verder merkt men dikwijls taksterfte doordat het zonlicht onvoldoende kan doordringen . Een tweede belangrijke factor vormt de wind . Door voldoende luchtstroom zullen de bladeren en de vruchten vrij snel opdrogen waardoor het risico op schurftaantasting vermindert . Uiteraard zal dit ook belangrijk zijn bij het snoeien . 3.2 Keuze van de grond . Vermits we de onderstammen aanpassen aan de grondsoort is het mogelijk op diverse grondtypes fruit te kweken . Vermijd echter vooral een te hoge waterstand . Gronden die in de winter constant onderlopen of die op minder dan zestig centimeter een ondoordringbare laag bevatten zijn ongeschikt . Of het nu over zandgrond of zware klei - of zandleemgrond gaat, door grondbewerking en toevoeging van voldoende organisch materiaal kunnen we deze gronden sterk verbeteren . Voorwaarde blijft echter dat de grond voldoende doorlaatbaar moet zijn . Op laaggelegen terreinen vormen verhoogde bedden een oplossing, op zandgronden zal een constante mulchlaag de verdamping tegengaan en de structuur verbeteren . 3.3 Voor het planten . Bewerk de grond door diep te spitten of diep te ploegen . Het terrein frezen is uit den boze! Het aanplanten van de fruittuin gebeurt het best in het najaar . Het plannen ervan doe je het best in het voorjaar ervoor . Tijdens die periode kunnen bij het spitten veel organische materialen en mest ondergewerkt worden . Eventueel kan een groenbemester ( Phacaelia ) zorgen voor een ideale en mooie grondbedekking . Voorzie ook de nodige ruimte om een wildkant, een bloemenstrook, een ruigte en een houtmijt of takkenril aan te leggen . Die vormen essentiële elementen in de ecologische fruittuin . Hou zeker rekening met de plantafstanden . Voor hoogstambomen bedraagt die gemiddeld tien meter, voor halfstam de helft en voor struikvormen vier meter . Voor een fruithaag geldt zowel voor appel als peer een tussenruimte van één meter . 3.4 Mogelijke model fruittuin . Plant rondom een fruithaag in appel en peer . Voorzie hierin meer bewaarsoorten en slechts enkele zomer - en herfstvariëteiten . Zorg voor een afzonderlijk perceel vaan het kleinfruit: ( allerhande bessen, frambozen, druiven, aardbeien, doornloze bramen ) . Gebruik de rest van het terrein voor steenfruit (kers, pruim, perzik ) in struikvorm . Een bloemenstrook aan twee uiteinden van de fruitaanplant zorgt voor het overvliegen van nuttige insecten . Afhankelijk van de grootte van het terrein kunnen wilde heesters in een wildkant of als solitairen een plaatsje krijgen . Rapen gezaaid voor half augustus geven in het voorjaar veel gele bloemen die massaal bijen aantrekken . Om vroege insecten te lokken, plant je het best narcissen en krokussen tussen de bomen . Ze maken van je fruittuin een klein paradijs voor het oog . Hang diverse nestkasten op en voorzie een insectenhotel voor solitaire bijen, gaas - en zweefvliegen . Een ruigte van brandnetels zal vlinders aantrekken en planten met holle stengels bieden een schuilplaats voor de onmisbare lieveheerbeestjes . Kortom maak van je 5
tuintje een biotoop . Om het jezelf makkelijk te maken, zet je de bomen op rijen en zaai gras met bloemen of klavers tussen de kale boomstroken . Laat nooit grassen of onkruiden tot tegen de stam groeien maar hou de boomspiegel vrij door organisch mulchmateriaal verschillende keren per jaar toe te voegen onder de boomkruinen . Bloemen voor de ecologische tuin: Bernagie Korenbloem Kamille Goudsbloem Phacaelia Oost-Indische kers Klaproos Wilde peen Lavatera Ooievaarsbek Struiken voor vogels en nuttige insecten: Zwarte els Spork Vlier Eenstijlige meidoorn Kornoelje Gelderse roos Spaanse aak Kardinaalsmuts Bottelroos Ten slotte: plaats voor je zelf een bank om te genieten van de bloesems en de vruchten .
6
HOOFDSTUK 4 HET AANPLANTEN VAN FRUITBOMEN . De beschikbare grondoppervlakte bepaalt het boomtype . Wie over een groot terrein beschikt, kan een hoogstamboomgaard overwegen, maar in een stadstuitje kan men fruit kweken aan een fruithaag . Wie hier en daar met enkele solitaire fruitbomen zijn tuin meer karakter wil geven, kiest dan weer beter voor halfstam . De grondsoort bepaalt het type onderstam van je fruitboom . 4.1 Boomgrootte en plantafstand . Hoogstambomen groeien weelderig uit en vragen veel ruimte ; Reken gemiddeld tien meter tussen de bomen en evenveel tussen de rijen . De kruinen mogen elkaar niet raken eens de bomen volgroeid zijn . De vruchtbaarheid komt later op gang, houd rekening met een vijftal jaren, maar de bomen gaan een mensenleven mee, mits de nodige verzorging . Hoogstambomen dragen bij tot de verfraaiing van het landschap en bezitten een onvolprezen ecologische waarde voor plant, dier en mens . Door een luchtige aanplant zorg je ervoor dat er veel wind en zon tot de boom kan doordringen, wat zorgt voor een preventieve schurftbestrijding maar ook voor een goed afrijpen van de vruchten . Plant liever een boom te weinig dan te veel . 4.2 Plantsystemen . Indien het gaat om een gemengde fruittuin of boomgaard plant dan steeds in blok . Plant alle fruit van dezelfde soort bij elkaar omwille van de bestuiving . Plant ook nooit twee dezelfde variëteiten, de keuze is immers enorm . Pas het oude blijver-wijker systeem toe .Om de vijf meter een hoogstamboom, dan weer een halfstam, dan weer een hoogstam enz. . De halfstambomen dragen sneller vruchten en als de hoogstambomen in productie komen, moeten de halfstammen wijken, tenzij je alle bomen goed verzorgt en snoeit zodat ze niet in de schaduw van de hoogstammen wegkwijnen . In kleine tuinen kan je dit systeem ook toepassen met halfstam en struikvormen . De plantafstanden bedragen twee derden van het vorige schema . Wie uitsluitend halfstam of struikvorm verkiest, houdt rekening met 25 m² per boom . Indien de bomen in rijen staan - wat aan te raden is omwille van het gemakkelijk onderhoud - kies dan voor een schikking in V- vorm . 4.3 Grondbewerking . Een jaar voor de definitieve aanleg van de ecologische fruittuin zou de grond diep geploegd of gespit moeten worden en voorzien van veel organisch materiaal in de vorm van stalmest of compost . Maak plantstroken met aan minstens één zijde een geul en werp de grond op de plantenstrook zodat deze hoger komt te liggen dan het maaiveld . Maak zelfs links en rechts een geul indien het terrein erg vochtig is . 4.4 Hoe planten ? Fruitbomen dienen hoog geplant . In de lente zaai je op die verhoogde bedden een groenbemester ( Phacaelia ) die je dan in de loop van het vroege najaar onderwerkt . Het planten kan beginnen . Iedere boom moet een steunpaal krijgen . Deze boor je in de grond tot een diepte waarbij de onderste takken net boven de paal uitsteken . De paal zet je aan de kant van de overheersende wind zodat de boom wegwaait van de paal bij felle wind . Maak de grond diep los over een oppervlakte van ongeveer 1 m² . Plant de boom eerder oppervlakkig dan in een diepe kuil . Spreid de wortels goed uit en werp een fijne grondmassa tussen de wortels . Af en toe schudden met de stam zorgt ervoor dat de fijne grondkorrels mooi tussen de wortels terechtkomen . Bij het ecologisch planten voegen we niets toe in het plantgat . Het is de bedoeling dat de boom inwortelt in zijn natuurlijk biotoop . Druk de grond slechts aan één zijde ( oostzijde ) met de voet aan en doe nogmaals in de loop van de vroege lente . De entplaats, een verdikking een twintigtal centimeter boven de eerste wortels, moet boven de grond uitsteken als het planten voltooid is! Bind de stam vast aan de paal met een soepel rekbaar materiaal in achtvorm onder de kruin en klop een spijkertje net onder het boombandje . 7
Dek de boomspiegel af met overvloedig organisch materiaal en laat dit het hele jaar als mulchlaag onder de boom liggen, vooral om verdamping tegen te gaan . 4.5 Plantsnoei . Snoei een derde tot de helft van de gesteltakken weg zodat er een evenwicht ontstaat tussen tak - en wortelvolume . Snoei in het éénjarig hout net boven een oog dat onder de tak staat ( een buitenoog ) . Nu zal de boom open groeien . 4.6 Onderstammen en tussenstammen . 4.6.1 Voor hoog- en halfstam . - Appel: zaailing Bittenfelder, tussenstam Pomme d’or of Keuleman - Peer: zaailing Pyrus kirchensaller, tussenstam Le curé - Pruim: Prunus myrobalan - Kers: Prunus avium 4.6.2 Voor struikvormen . - Appel: M 26 of MM 106 - Peer: Kwee A met tussenstam Le curé - Pruim: St - Julien A of VVA/1 ( voor kleine boomvormen ) - Kers: colt of Gisela 5 ( voor kleine boomvormen ) 4.7 De woelmuiskorf . Woelmuizen zijn verzot op de zoete wortels van vooral appelbomen . Om bomen preventief te beschermen, plat je een boom in een woelmuiskorf . Constructie: Neem een verzinkte gaas met doormeter 1,3 cm en een hoogte van 50 cm . Maak een cilinder met een doormeter van ongeveer 30 à 40 cm, wat overeenkomt met ongeveer 1m gaaslengte . Plooi onderaan dicht . Plant de boom in de korf en knijp de korf rond de stam net onder de entplaats dicht zodat er geen vinger tussen stam en gaas kan . Let erop dat de entplaats boven de grond uitsteekt . 4.8 Een modeltuin. Kies een ruim terrein ( 200 tot 400 vierkant meter of meer ) waar iedere boom minstens een halve dag zonneschijn krijgt . Plant rondom een fruithaag van appel en peer waarbij de peren op de warmste plaats staan . Het steenfruit ( perzik, pruim en kers ) krijgt in struikvorm een plaats als solitaire bomen . Hou rekening met de kruisbestuiving . Selecteer minstens twee verschillende variëteiten per fruitsoort, behalve voor perziken die zelfbestuivend zijn .
8
HOOFDSTUK 5 FRUITHAAG AANLEG, ONDERHOUD EN SNOEI. LES 30 NOVEMBER 2014 door Eddy Vets 5.1 Wat is een fruithaag? Op een smalle strook grond een vrijstaande rij fruitbomen, aangeplant op korte afstand van elkaar . Hiervoor komen vooral appel en peer in aanmerking . De aanplant kan ook tegen een muur doch dit zijn geen leibomen daar de takken een willekeurige en natuurlijke stand vertonen en tevens zijn het geen snoeren daar de takken breder uitgroeien en de boom een piramidale vorm krijgt .µ 5.2 Kenmerken en voordelen . Er is weinig plaats nodig: een strook van één meter volstaat, de lengte is onbeperkt . De aanleg kan in alle richtingen gebeuren als de bomen maar voldoende zon ontvangen . Ook kunnen er verschillende stroken naast elkaar aangeplant worden met een afstand van drie meter tussen de stroken . Omwille van de beperkte oppervlakte is de grond gemakkelijk vruchtbaar te maken en te onderhouden . Door de geringe hoogte vragen snoei en pluk geen hulpmiddelen . De hoogte en de breedte kunnen zelf in de hand gehouden worden . Bij een variabele fruithaag vormt de bestuiving meestal geen probleem op enkele uitzonderingen na . Wie een homogene haag wil, plant één variëteit maar moet wel rekening houden met de juiste bestuiving . De uitgebreide variëteitenkeuze vormt dan ook het essentiële kenmerk van de fruithaag . 5.3 Nadelen . Doordat verschillende rassen naast elkaar staan vertoont de haag geen mooi geschoren geheel . Er is variatie in: - groeikracht - bloesemtijdstip - pluk - blad en bladval Een massale opbrengst zoals bij hoog - en halfstam mag je niet verwachten . 5.4 Doel . Fruit kweken in de eigen tuin op een kleine oppervlakte, als grensscheiding, als scherm tussen tuinonderdelen of tuinkamers of om muren e. d. te verbergen . Een grote verscheidenheid voortbrengen naar: - soorten - smaak - gebruik - pluktijdstip Eenvoudig en milieuvriendelijk onderhoud nastreven Oude waardevolle rassen waarderen en bewaren . Kortom: lekker gezond fruit van eigen bodem op een eenvoudige wijze voortbrengen . 5.5 Keuze van de bomen . De onderstam: zowel voor appel als peer vormt de onderstam het belangrijkste element van de boom . De onderstam dient aangepast te zijn aan de grondsoort en aan de groeikracht van de appel - of perensoort . Vraag steeds aan de boomkweker op welk type onderstam gegriffeld werd voor je de boompjes aankoopt .
9
APPEL Onderstam M27 Zeer zwakke groei Geschikt voor zeer vruchtbare grond (zand, leem, klei ) Goed voor sterk groeiende rassen M9 Verlangt een leem - of kleibodem Maakt weinig wortels Droogtegevoelig Vraagt een blijvende steunpaal Geeft snel en dik fruit M26 Sterker dan M9 Goed voor zandgronden Windbestendig door een groter wortelstelsel Gevoelig voor wollige bloedluis Ideaal voor fruithagen in onze streek MM106 Vraagt een grotere plantafstand Eerder geschikt voor halfstam Gevoelig voor stambasisrot
PEER Onderstam Kwee C
Vrij zwakke groei Zeer vlug vruchtbaar Veel rassen kunnen er rechtstreeks op geënt worden . Kwee Adams Geschikt voor minder goede gronden Goed voor zwakke groeiers Kwee A Geschikt voor de meeste gronden Sterk maar later vruchtbaar Best: kwee A met tussenstam ( Le Curé of Bré Hardy) 5.6 Aanleg van een fruithaag . 5.6.1 Grondoppervlak . Maak een strook vrij van minstens één meter breed en bepaal de lengt zelf afhankelijk van het aantal boompjes . 5.6.2 Grondbewerking . Spit de grond zo diep mogelijk, liefst in de zomer als de aanplant voor het najaar gepland is . Eventueel een groenbemester zaaien of een voorafgaande teelt kweken die een felle bemesting vraagt ( aardappelen, kolen………. ) . Zorg voor voldoende afwatering: desnoods links en rechts van de strook een greppel graven en de grond op de strook verspreiden zodat een verhoogd plantbed ontstaat . Nooit verse stalmest gebruiken vlak voor het planten . Indien een harde laag in de ondergrond aanwezig is op minder dan 60 cm moet deze worden doorbroken of worden uitgegraven . 5.6.3 Grondverbetering . Droge grond: veel compost ( liefst zelf gemaakt ) toevoegen, kleimeel ( bentoniet ) of terra cottem . Dit houdt het water vast en zorgt voor een goede bodemstructuur . Zeewier of magnesiumkalk omdat zanderige gronden meestal te zuur zijn . Zware vochtige kleigronden: weinig kalk . Turf kan de bodem luchtig maken . 5.6.4 Plantafstand . 1 m tussen de bomen en 3 m tussen de rijen bij dubbele fruithaag . 5.6.5 Planttijdstip . In principe vanaf het laatste blad van de boom valt tot het begin van de lente . Beste tijd: november . De bomen maken al wortelknobbels tijdens de zachte winterperioden wat een 10
snelle hergroei bevordert . Tevens staan de bomen steviger vast .Een vroege hergroei geeft vaak langere nieuwe scheuten . 5.6.6 Planten . Indien de grond diep gespit werd moet het plantgat niet dieper en breder uitgegraven worden dan het wortelgestel . De entplaats (verdikking tussen onderstam en de stam ) moet boven het grondoppervlak steken als het planten beëindigd is . Bij te natte gronden op de grond planten . Iedere boom vereist een boompaal . Een houten paal is te verkiezen om het eventueel afbinden te vergemakkelijken . De lengte van de paal is afhankelijk van de gewenste hoogte van de haag . De paal in de grond boren aan de windzijde zodat de boom van de paal wegwaait . Het bevestigen van boom en paal dient met een rekbaar materiaal (bv. binnenband van een fiets ) te gebeuren in achtvorm onder de eerste vertakking . Dit doe je best enkele weken na het planten . Bij het aanbrengen van de boom in het plantgat, geen stalmest noch andere toevoegingen gebruiken . Goed schudden met de boom zodat de verkruimelde aarde tussen de wortels glijdt . Vasttrappen, echter niet vaststampen aan de voorzijde . In maart controleren of de boom niet gelicht werd door de vorst of door dieren . Even opnieuw aandrukken! Woelmuiskorf gebruiken voor appelbomen . Zeer belangrijk! Na het planten de boomschijf afdekken met stalmest of houthaksel of ruwe compost …. tegen het uitdrogen van de grond . Deze bedekking het hele jaar laten liggen . Mest tot enkele cm van de stam aanbrengen . 5.7 Onderhoud . De stroken constant zwart houden: onkruidvrij .Mulchen met boven op stalmest, houthaksel, gras, gazonmaaisel…. aan te brengen . Gevaar voor woelmuizen !!!!! Houtas is zeer goed voor appelaars . Naast de zwarte strook een strook gras of klaver aanleggen ( stikstof ) of een bloemenstrook ( insecten ) . Groenbemesting: in het voorjaar vlinderbloemige planten, in het najaar kruisbloemige . Bij droogte water geven: Een grote bloempot naast de boom ingraven en regelmatig vullen Een vroegtijdige bodembewerking geeft snelle hergroei maar meer kans op nachtvorstschade aan de bloesems . Eventueel de stammen witkalken als de bomen enkele jaren oud zijn . Eventueel nestkastjes ( mezen ), bloempotten met stro ( oorwormen ) en insectendoeken aanbrengen tussen de bomen . Tip: netelgier . Productie: 1 kg brandnetels in 10 l water laten gisten ( stinkt geweldig ) . Van dit brouwsel 1 op 5 met water verdunnen en gebruiken als vloeibaar mest om de bomen aan te gieten en 1 op 20 om over de bomen te verstuiven bij schaduwweer om ongedierte te bestrijden en tevens bladvoeding toe te passen . 5.8 Snoeien . 5.8.1 Principes van de fruithaagsnoei . Harttak of middentak behouden . Zijtakken mogen niet vergaffelen ( splitsen ) . Rechtopstaande scheuten altijd volledig wegsnoeien . Tegen elkaar slaande takken vermijden . Steeds snoeien in een driehoek: zowel de boom als de zijtak . Dus boven korte takken en onder langer hout . Snoei op een oog dat naar buiten wijst . Verlengingen weinig insnoeien . Hoe langer de verlenging, hoe minder snoeien . Bij normale groei ( meer dan 30 cm ) 1/3 van de verlenging wegsnoeien . Bij zwakke groei sterk terugsnoeien, desnoods tot op 2 bladogen . Zijtakken insnoeren op 30 cm, de hergroei op 10 tot 20 cm . Zomersnoei toepassen na de langste dag . Bij sterke groei snoeien in het late voorjaar, bij zwakke groei in het vroege najaar . Streef voor de inplanting van de takken naar 45° tot zo horizontaal mogelijk . Dit bevordert de bloemknopvorming . Dit kan gebeuren door afbinding of door gebruik te maken van gewichtjes . Spoortjes en korte takjes eindigend op een bloemknop (brindillen) nooit wegsnoeien . 5.8.2 Onderhoudssnoei . Alle rechtopgaande takken wegnemen . Droge takken verwijderen . Zorgen dat het licht 11
overal in de boom kan doordringen, ook onderaan . Af en toe durven terugkomen op nieuw gevormd hout om de boom te verjongen . Dus steeds zo snoeien zodat er groei in de boom blijft . Eindsnoei van de harttak: na half september de harttak tot op twee ogen terugsnoeien geeft weinig hergroei . Kliksnoei toepassen . Eindsnoei van een zijtak: tussen twee bloemknoppen snoeien heeft een groeiremmende effect .
12