op basis van het NVOG-project Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Onder redactie van prof.dr. F. Scheele en dr. M.F. Schutte Utrecht 2005 Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
NVOG-HOOG
Curriculum opleiding tot gynaecoloog
© Copyright 2005 NVOG Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de NVOG.
Leden projectgroep HOOG - Dr. Annelies Bos (VAGO) - Prof. dr. Didi Braat (Concilium, Hooglerarenconvent) - Dr. Thierry van Dessel (Voorzitter Deelproject Teach the Teachers) - Dr. Marianne ten Kate-Booij (Voorzitter Deelproject thema’s en toetsing) - Dr. Jan van Lith (Voorzitter Deelproject additionele eindtermen en cursorisch onderwijs) - Prof. dr. Fedde Scheele (projectleider NVOG-HOOG) Leden stuurgroep HOOG - Dr. Gijs van Doorn (perifeer opleider) - Dr. Cor de Kroon (VAGO) - Prof. dr. Humphrey Kanhai (Concilium) - Prof. dr. Jan Nijhuis (voorzitter stuurgroep HOOG, NVOG-bestuur) Adviseur - Prof. dr. Maas Jan Heineman Projectondersteuning en organisatieadvies - Drs. Wendy van Ierschot
Werkend in opdracht van het bestuur van de NVOG Het project NVOG-HOOG werd gesponsord door de NVOG en de VAGO Curriculum opleiding tot gynaecoloog NVOG-HOOG ISBN-10: 90-78097-01-9 ISBN-13: 978-90-78097-01-3 NUR-code: 882 NUR-omschrijving: gezondheidswetenschappen Vormgeving: 2D-sign grafische vormgeving, Rotterdam Drukwerk: Het Centrum Utrecht bv, Utrecht NVOG Postbus 20075 3502 LB Utrecht http://www.nvog.nl
I N H O U D S O P G AV E
Leden deelwerkgroepen en klankborden
4
Voorwoord van het bestuur van de NVOG
5
Voorwoord van de projectgroep HOOG
8
Hoofdstuk 1
Inleiding: motivatie, visie en praktische keuzes
10
Hoofdstuk 2
Thema’s en toetsing
25
Hoofdstuk 3
Portfolio en het voortgangsgesprek
67
Hoofdstuk 4
Cursorisch onderwijs
79
Hoofdstuk 5
Docentprofessionalisering
82
Hoofdstuk 6
Kwaliteitszorg
86
Hoofdstuk 7
De twijfelachtig presterende AIOS
89
Hoofdstuk 8
NVOG-HOOG Kansen en bedreigingen
90
Hoofdstuk 9
Implementatieplan
93
Hoofdstuk 10
Competentiegerichte opleidingseisen voor CCMS
96
Bijlage 1
CCMS ontvouwt plannen voor de vervolgopleiding van medisch specialisten (prof. dr. Otto Bleker et al.)
102
Bijlage 2
De opleiderteams en hun klinieken jaarlijks beoordeeld
108
Bijlage 3
Verklarende woordenlijst
111
Bijlage 4
Aanbevolen literatuur
113
Bijlage 5
Tabellenoverzicht
114
Bijlage 6
De NVOG-opleiding tot gynaecoloog vóór 2006
115
Het curriculum NVOG-HOOG werd mede tot stand gebracht met adviezen van: Dr. Jan Willem Briët Prof. dr. Gerard Essed Dr. Scheltus van Luijk Dr. Hanneke Mulder
Via internet te bereiken - Het Kaderbesluit van het CCMS (publieksversie): www.knmg.nl, Opleiding & Registratie - Algemene competenties van de medisch specialist (CCMS): www.knmg.nl, Opleiding & Registratie - Naar een Raamplan en scholing voor opleiders medische vervolgopleidingen (Dr. Sanneke Bolhuis et al.): www.nvog.nl/net, Wetenschap, Studies, HOOG - Aanbevelingen voor het onderwijs voor gynaecologen in opleiding. Voor het Concilium Gynaecologicum et Obstetricum (Drs. Clasien van der Houwen): www.nvog.nl/net, Wetenschap, Studies, HOOG
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
3
LEDEN
DEELWERKGROEPEN
EN KLANKBORDEN
Dit curriculum is met alle zorg voorzien van een breed draagvlak binnen de NVOG.
Thema’s en toetsing
Klankbordgroepen
Dr. Jos Lips Dr. Frans Roumen Prof. dr. Theo Helmerhorst Drs. Marja Dijksterhuis Prof. dr. Hans Brölmann Prof. dr. Gemma Kenter Dr. Hans Zondervan Dr. Mariëlle van Pampus Drs. Willem van Vliet Dr. Cor de Kroon Drs. Mallory Woiski Prof. dr. Didi Braat Dr. Marianne ten Kate-Booij Prof. dr. Fedde Scheele Dr. Annelies Bos Drs. Wendy van Ierschot
Leden deelwerkgroepen Leden NVOG (ook in symposium ‘anders opleiden’) NVOG-ledenvergaderingen Ver. Assistenten Gyn. en Obst. (VAGO) Concilium Gyn. en Obst. Beroepsbelangencommissie NVOG Bestuur NVOG Maatschappen NVOG Presidium CCMS
Docentprofessionalisering Dr. Thierry van Dessel Prof. dr. Gerard Essed Dr. Paul van der Linden Drs. Lia Fluit Drs. Ineke van der Kaaij Drs. Erica Werner Prof. dr. Fedde Scheele Cursorisch onderwijs Dr. Jan van Lith Drs. Clasien van der Houwen Dr. Hans Doornbos Prof. dr. Fedde Scheele Selectie AIOS Prof. dr. Jan Nijhuis Prof. dr. Fedde Scheele
4
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
VOORWOORD VA N H E T B E S T U U R VA N D E
NVOG
NVOG-HOOG: Fase 1, Het curriculum opleiding tot gynaecoloog, de ontwerpfase, afgerond Het curriculum is ontworpen en beschreven door de NVOG-projectgroep Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie (HOOG). De projectgroep heeft met dit document hoog gegrepen. Met vereende krachten is in korte tijd een werkdocument opgesteld dat duidelijk de uitdaging beschrijft waar de NVOG-leden nu voor staan. Het begon met de actie van een ad hoc-commissie van het Concilium die in mei 1998 het rapport publiceerde: ‘Specialisten-opleiding Obstetrie en Gynaecologie: Advies eindtermen en leerdoelen’. Tijdens de besprekingen binnen het Concilium werd vastgesteld dat het hier meer om de inhoudsopgave van een leerboek ging dan om realistische eindtermen en men besloot opnieuw te beginnen. Na overleg met een onderwijskundige bewandelde men de ‘koninklijke weg’. Dat betekent dat eerst een beschrijving is gemaakt van het basispakket van vaardigheden die elke gynaecoloog moet beheersen. Daarmee kwam een pittige discussie op gang over de toekomst van het vak. In april 2000 werd de nota ‘Basispakket van de gynaecoloog’ aangenomen wat een brede opleiding garandeert, waarmee men goed in staat is om de diensten te blijven doen en waarin meer dan 80% van het dagelijks werk, dus zowel de obstetrie als de gynaecologie, is ondergebracht. Daarna zijn de eindtermen geformuleerd op het niveau van weten, kennen en kunnen. De ‘Nota Eindtermen verloskunde en gynaecologie’ is in november 2001 door de ledenvergadering aangenomen. De volgende stap was het formuleren van het traject waarin de eindtermen behaald kunnen worden. Na felle discussie over met name de duur van de opleiding werden in november 2003 de uitgangspunten door de ledenvergadering aangenomen. Er werd gekozen voor een 6-jarige opleiding, waarvan ten minste 2 jaar universitair en ten minste 2 jaar niet-universitair, een modulaire opbouw en enige vorm van toetsing. In oktober 2002 verscheen het rapport: ‘De arts van straks’ van de CommissieMeyboom en in juli 2003 het rapport ‘De zorg van morgen’ van de Commissie-Legrand. In deze rapporten worden aanbevelingen gedaan voor herstructurering van de artsenopleiding. Mede op grond van deze rapporten nam het Centraal College voor de Medische Specialismen (CCMS) de regie om de wetenschappelijke verenigingen te helpen tot een uniform stramien te komen voor de opleiding. Het gaat dan om eindtermen waarin de competenties beschreven moeten zijn. De competenties zijn meer dan die van de medisch specialistische expert. Er zijn ook vakoverstijgende competenties noodzakelijk om een goede specialist te zijn en volgens advies van het College moeten deze worden gebaseerd op de competentie-indeling zoals beschreven in de CanMEDS 2000. Met deze opdracht moest dus rekening worden gehouden.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
5
Begin 2004 is een projectgroep van de NVOG samengesteld met de opdracht de eindtermen te vertalen in competenties en deze in te passen in een curriculum. Bovendien moest de bijbehorende toetsing beschreven worden. De projectgroep is onder de bezielende leiding van Fedde Scheele keihard aan het werk gegaan. De volgende punten zijn hiermee bereikt: - De keuze voor een actieve opstelling heeft ertoe geleid dat de NVOG beter het verloop van de landelijke discussie over opleiden kan sturen. - De NVOG vindt haar eigen visie in de opleidingsherziening terug. Voorkomen is dat andere partijen ons te veel de wet zouden voorschrijven. - In de NVOG is voldoende enthousiasme en expertise gebleken om dit curriculum (noodgedwongen) met een klein budget te kunnen uitwerken. Tientallen gedreven NVOG-leden hebben samen naar schatting rond de duizend uren onbezoldigd in dit project gestoken. - Waar mogelijk is gebruik gemaakt van ‘Best Evidence Medical Education’, de groeiende wetenschap van het volwassenenonderwijs in de geneeskunde. - De projectgroep heeft volgens het principe van ‘projectmatig werken’ gefunctioneerd. Daarvoor is organisatieadvies ingewonnen. De projectgroep heeft gebruik gemaakt van deelwerkgroepen en is continu gemonitord door een stuurgroep met vertegenwoordiging uit vitale gremia. Er is een strak tijdschema gehanteerd met duidelijke afspraken over te behalen resultaten. Het conceptstuk heeft vier klankbordrondes doorgemaakt. Er zijn regelmatig adviezen gevraagd van experts binnen en buiten de NVOG. - Het nieuwe curriculum is met alle zorg voorzien van een breed draagvlak binnen de NVOG. In de constructie zijn alle acht opleidingsclusters, de VAGO, het NVOGbestuur, het Concilium, de commissie onderwijs, de beroepsbelangencommissie, de commissie wetenschap en klankbordgroepen uit de vereniging betrokken. Daarnaast is van enkele externe onderwijskundige experts advies gevraagd. Ook het presidium van het CCMS is om advies gevraagd. Het gaat hier om rond de honderd direct betrokkenen. - De voortgang van de curriculumbouw is vanaf maart 2004 op iedere algemene ledenvergadering van de NVOG ter sprake geweest en er is in december 2004 een opiniërend symposium gehouden. - Het stuk is pas naar de ledenvergadering gegaan nadat er steun was uitgesproken vanuit onder meer de VAGO, het NVOG-bestuur, het Concilium, de commissie onderwijs en de beroepsbelangencommissie. - Het eindtermendocument van de NVOG is als fundament voor de inhoud gebruikt en waar nodig aangevuld. - De CCMS-richtlijnen, over de manier van opleiden, zijn gebruikt en naar de visie van de NVOG gemodelleerd. Daarbij is gestreefd naar voldoende flexibiliteit en vrijheid voor de clusters.
6
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
-
-
-
Het curriculum ‘NVOG-HOOG’ is het resultaat van een uitgekristalliseerde discussie binnen de NVOG. Het biedt een dynamisch werkdocument dat minstens iedere twee jaar een revisie dient te ondergaan op basis van ervaring en voortschrijdend inzicht. Er is continu discussie geweest en nog steeds gaande over financiële kaders. De snelheid van implementatie zal bepaald worden door de geboden financiële middelen. Bij de implementatie zal gewerkt worden met pilots die inzicht moeten geven in werkbaarheid, tijdsbesteding (financiële consequenties) en de winst voor de opleiding. Financiering voor de pilots is in mei 2005 nog in bespreking.
Het voorliggende document is het resultaat van een klus waar veel gynaecologen en gynaecologen in opleiding hun beste krachten aan hebben gegeven. Het liefst zouden we tevreden met het resultaat rustig een tijdje uitblazen maar nee: op naar fase twee, de implementatie. Het bestuur van de NVOG wenst ons allen sterkte en succes.
Dr. Maarten Schutte, voorzitter NVOG Prof. dr. Jan Nijhuis, voorzitter stuurgroep HOOG, vice-voorzitter NVOG
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
7
VOORWOORD VA N D E P R O J E C T G R O E P
HOOG Fedde Scheele
Keuze voor een actieve opstelling!
1
De NVOG is trots op de opleiding tot gynaecoloog zoals die door de jaren heen verzorgd is. Momenteel spelen er maatschappelijke ontwikkelingen zoals de inrichting van een opleidingscontinuüm waarin de scholing van student tot medisch specialist efficiënt en inzichtelijk wordt vormgegeven, en de veranderende eisen die aan de medische specialist worden gesteld, onder meer op het terrein van samenwerking in teams en in de organisatie van de zorg. Landelijk worden de specialistenopleidingen meer gericht op deze ontwikkelingen. Ook moderne inzichten in volwassenenonderwijs geven daar richting aan. De NVOG heeft kwaliteit hoog (HOOG) in het vaandel staan en loopt vaker voorop bij het invoeren van kwaliteitsbeleid. De NVOG wil zich profileren als ondernemende wetenschappelijke vereniging en de herziening van de vervolgopleidingen tot medisch specialist mede vormgeven. 1 Dit proces wordt versneld en dwingender van aard door de Kaderbesluiten van het wetgevende Centraal College voor Medische Specialismen (CCMS). Verder zijn er beleidsdirectieven vanuit het ministerie van VWS die worden uitgevoerd via de stuurgroep Modernisering Opleidingen Beroepsuitoefening Gezondheidszorg (MOBG). Een afwachtende houding ten aanzien van de invoering van dit moderniseringstraject past niet bij onze cultuur en kan het gevaar met zich meebrengen dat derden een beslissende stem krijgen in het ontwikkelen van ons opleidingscurriculum. 2
Pioniersrol voor de NVOG met hulp van de stuurgroep MOBG van VWS
2
Breed gedragen document van de NVOG
3
Het curriculum NVOG-HOOG kan alleen kansrijk worden ingevoerd met hulp van een begeleidingsgroep waarin zowel deskundige leden van de NVOG als deskundigen van de KNMG (CCMS) of overheid (MOBG) plaats nemen. Het CCMS en de stuurgroep MOBG zullen spoedig met implementatieplannen komen. Wij opteren voor een pioniersrol bij de implementatie NVOG-HOOG met fysieke en financiële ondersteuning door bijvoorbeeld de stuurgroep MOBG. 3 Met het project NVOG-HOOG (Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie) neemt de NVOG haar verantwoordelijkheid en zet de NVOG een kwaliteitsslag in op basis van eigentijdse inzichten over opleiden. Om te zorgen dat het curriculum door NVOG-leden als een breed gedragen document van hun vereniging wordt gezien, zijn er vele tientallen gynaecologen en AIOS (artsen in opleiding tot specialist) uit alle acht opleidingsclusters betrokken bij de samenstelling ervan. Er is zoveel mogelijk in het werk gesteld om het gedachtegoed van opleiders, AIOS en werkgroepen en commissies met belangen in de opleiding te peilen en te verwerken in het voorliggend plan. 4 Dit curriculum (NVOG-HOOG) is gemaakt vanuit de visie dat de invloed van de AIOS (arts in opleiding tot specialist) op de kwaliteit van de eigen opleiding groot dient te zijn. Daartoe dienen de omstandigheden rond de AIOS goed te worden geregeld, met als doel dat de AIOS optimaal de kans krijgt de eigen opleiding tot een heel goede te maken. De AIOS heeft in NVOG-HOOG ruim de gelegenheid het eigen opleidings-
8
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
traject te sturen. Dit brengt wel een grote verantwoordelijkheid met zich mee voor de AIOS en de opleider. De ontwikkeling van de AIOS moet namelijk inzichtelijk gemaakt worden voor de opleider. Van de opleider worden didactische vaardigheden gevraagd. Bovendien zal de opleider de AIOS moeten ondersteunen bij het zelf sturen van het leerproces. De opleider geeft de AIOS gestructureerde aandacht die gekenmerkt wordt door observaties, feedback en coaching. De AIOS legt een document aan van de eigen ontwikkeling in het portfolio en doet voorstellen voor verdere groei in de voortgangsgesprekken. 5 Van de opleider, maar vooral ook van de AIOS, wordt dus meer inspanning gevraagd om de effectiviteit van de opleidingstijd zo groot mogelijk te maken. In feite betekent dit een leertraject voor zowel de AIOS, als de opleider. 6 Bij het afscheidsdiner van prof. dr. Otto Bleker als voorzitter van het CCMS op 20-1-2005 gaf de eveneens vertrekkende prof. dr. Geert Blijham aan het verjongde CCMS de boodschap mee dat regelgeving in de opleiding maat moet kennen. Te sterke controle garandeert geen extra kwaliteit. Om deze reden is bewust gekozen voor een bondig NVOG-HOOG-document en is er tamelijk veel ruimte gelaten voor eigen invulling door de acht opleidingsclusters Verloskunde en Gynaecologie vallend binnen de Onderwijs en Opleidingsregio’s (OOR’s). Het stuk gaat in op de verandering ten opzichte van de huidige manier van opleiden. De bondige vormgeving van het document NVOG-HOOG brengt zeker onvolkomenheden met zich mee, maar is gericht op bruikbaarheid. Het stuk is in eerste instantie geschreven voor leden van de NVOG. Er wordt geen uitvoerige beschrijving gegeven van de nu gangbare opleidingspraktijk waar NVOG-HOOG verder op bouwt. Het moet de NVOG-leden in grote lijnen inzicht bieden in de komende herziening in de opleiding tot gynaecoloog. Het is te bondig om als werkboek door te kunnen gaan. De begeleidingsgroep zal bij de invoering van NVOG-HOOG nadere documentatie verzorgen. Ook praktische vragen als hoe ouderejaars AIOS in het nieuwe systeem opgenomen worden, zullen later verder moeten worden uitgewerkt. In dit document is gekozen voor leesbaarheid en richten we ons op de hoofdlijnen. 7 Het document NVOG-HOOG is een zorgvuldig afgewogen stuk, maar het zal aan verandering onderhevig zijn. In de komende jaren zal veel ervaring opgedaan worden in de diverse aspecten van de opleidingsherziening. Het document zal voortdurend verbeterd moeten worden op grond van voortschrijdend inzicht dat onder meer voortkomt uit onze kwaliteitszorg en uit het wetenschappelijk onderzoek over onderwijs.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
De filosofie van het competentiegericht opleiden geeft de AIOS maximale kansen
4
Leertraject voor AIOS en opleider: opleiden = leren
5 Het document NVOG-HOOG
6
Dynamisch document
7
9
Hoofdstuk 1
INLEIDING M O T I VAT I E ,
VISIE EN PRAKTISCHE KEUZES Fedde Scheele
M O T I VAT I E Waarom deze inspanning tot verbetering van de opleiding? NVOG kiest voor kwaliteit van opleiding
Het gaat hier over meer structuur in de opleiding en verbeterde didactiek in de begeleiding
8
De NVOG werkt al decennia hard aan een optimale opleiding tot gynaecoloog. De introductie van eigentijdse inzichten over de opleiding tot medisch specialist wordt steeds zorgvuldig afgewogen. In de internationale literatuur verschijnen er de laatste jaren aansprekende inzichten over het volwassenenonderwijs in de medisch specialistische sfeer. 8 De algemene ledenvergadering van de NVOG heeft zich in november 2002 uitgesproken voor een vernieuwing en verbetering van de opleiding tot gynaecoloog. Voortbouwend op een zorgvuldig samengesteld eindtermendocument koos de NVOG daarmee voor een intensief traject van opleidingsherziening. Het bestuur van de NVOG heeft daarvoor de NVOG-projectgroep Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie (NVOG-HOOG) geïnstalleerd. Voor NVOG-HOOG is een projectmatige aanpak gekozen in de vormgeving van een stuurgroep, projectgroep, deelprojectgroepen en klankbordgroepen. Het Concilium, de Commissie Onderwijs, de VAGO (Vereniging Assistenten Gynaecologie en Obstetrie), het bestuur van de NVOG en vertegenwoordigers, zowel universitair als niet-universitair werkend, uit de acht opleidingsclusters zijn nadrukkelijk vertegenwoordigd in het project. CCMS
NVOG-HOOG is gericht op de keuzes van het CCMS
9
10
Al in 2003 werd de projectgroep geconfronteerd met voorgenomen besluiten van het Centraal College voor Medische Specialismen (CCMS). Een aantal van deze voorgenomen besluiten is in een Kaderbesluit van het CCMS terechtgekomen (Staatscourant 14-12-2004, nr 241). Deze besluiten worden momenteel door het CCMS verder uitgewerkt en de resultaten daarvan komen beschikbaar. Al deze algemene aanwijzingen van het CCMS zijn door de projectgroep opgepakt en gebruikt als leidraad. Het gaat om de volgende onderwerpen: Opleidingsstructuur - Gebruik van algemene en vakspecifieke competenties in het curriculum - Een modulaire opleidingsstructuur voor het curriculum - Gebruik van gestructureerd cursorisch onderwijs Toetsing - Voortgangsgesprekken (vier keer in het eerste jaar, twee keer per jaar in het tweede en derde jaar en één keer per jaar in de laatste drie jaren) - Instelling van zogenaamde korte klinische beoordelingen (KKB’s) gedurende de hele opleiding
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
- Bijhouden van een portfolio - Schriftelijke voortgangstoetsing wordt geadviseerd Docentprofessionalisering Deze CCMS-besluiten zijn in lijn met de plannen die in de NVOG leefden en konden vrij gemakkelijk ingebouwd worden. 9
VISIE:
P R A K T I S C H E K E U Z E S VA N D E
NVOG
Wat voor ideeën zijn er bij de projectgroep HOOG ontstaan tijdens de discussies over het nieuwe curriculum? In het kort wordt aan de hand van de (deels voorgenomen) CCMS-besluiten de stand van onze discussies weergegeven. Opleidingsstructuur a) Gebruik van algemene en vakspecifieke competenties in het curriculum b) Een modulaire opleidingsstructuur voor het curriculum c) Gebruik van gestructureerd cursorisch onderwijs Ad a) Competenties De specifieke aandacht voor de algemene competenties is een belangrijke ontwikkeling die de AIOS beter voorbereidt op haar toekomstige maatschappelijke functie. De algemene competenties zijn in tabel 1.1 samengevat. Vakspecifieke competenties vallen vooral onder het medisch handelen. De andere algemene competenties hebben een meer vakoverstijgend karakter. TABEL 1.1 - DE ALGEMENE COMPETENTIES
Medisch handelen Communicatie Kennis en Wetenschap
Samenwerking Organisatie Maatschappelijk handelen Professionaliteit
Kennis en vaardigheden van het vak Met patiënt, familie en professionals Evidence-based Medicine, onderwijs geven, het publiek informeren; wetenschappelijk onderzoek doen Met collega’s en zorgverleners binnen en buiten de kliniek Doelmatig werken met anderen; zorglogistiek optimaliseren Preventie, kennis en toepassen van juridisch kader, riskmanagement, omgaan met fouten Ethiek, reflectie, kennen van eigen grenzen
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
11
In ons huidige eindtermenrapport blijkt een deel van de algemene competenties maar heel beperkt of in algemene termen ondergebracht te zijn. Samengevat komt het op de volgende situatie neer (tabel 1.2): TABEL 1.2 - COMPETENTIES IN EINDTERMENRAPPORT 2004
Dit curriculum is een ontwikkelstuk!
10
Competentiegericht opleiden: veel initiatief en verantwoordelijkheid bij de AIOS
11
12
Algemene competentie
In het in 2004 geldende eindtermenrapport
Medisch handelen Communicatie Kennis en wetenschap Samenwerking Organisatie Maatschappelijk handelen Professionaliteit
goed uitgewerkt redelijk uitgewerkt redelijk uitgewerkt onvoldoende uitgewerkt onvoldoende uitgewerkt matig uitgewerkt matig uitgewerkt
Extra eindtermen Het bestaande eindtermendocument is van een bescheiden bijlage voorzien. Deze bijlage zal de algemene eindtermen, zoals voorgeschreven door het CCMS, beter invulling geven. Het uitwerken van bijvoorbeeld de competenties ‘samenwerking’ en ‘organisatie’ als onderdeel van de specialistenopleiding is niet af. In meerdere gremia werkt men thans aan een discipline-overstijgend curriculum om algemene competenties als communicatie, samenwerking, organisatie en beroepsbeoefening op een goede manier bij de AIOS onder de aandacht te brengen. Het toepassen van Evidence-Based Medicine door gebruikmaking van van zogenaamde Critical Appraised Topics (CAT’s) op basis van PICO’s (Problem - Intervention Comparison - Outcome-vragen) speelt een prominente rol in het voorgestelde curriculum. De NVOG heeft het gebruik van de CAT’s al eerder gestimuleerd, onder andere door een evidence-based medicine (EBM)-cursus voor opleiders aan te bieden. Dit curriculum haakt daarop in. 10 Competentiegericht opleiden Onderwijskundigen benadrukken vaak de waarde van competentiegericht, ofwel toegespitst op de toekomstige taak, opleiden. De versterkte aandacht voor tot nu toe minder belichte algemene competenties als samenwerking en organisatie maakt er deel van uit. Competentiegericht opleiden bereidt de AIOS ook voor op levenslang leren. Competentiegericht opleiden gebeurt het beste door veel initiatief en verantwoordelijkheid voor het leerproces te leggen bij de AIOS zelf. De zelfsturing zal in nauw overleg met de opleider plaatsvinden aan de hand van documentatie in het portfolio. De opleider krijgt hierbij meer een rol als ‘coach’.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Ad b) Modulaire opleidingsstructuur Een modulaire opleidingsstructuur voor het curriculum Onder een modulaire opleidingsstructuur kan bijvoorbeeld worden verstaan dat de opleiding wordt onderverdeeld in vaste stages van een half jaar. Het belangrijkste voordeel van een modulair curriculum is de contractsfeer. De AIOS maakt bij de opleider aanspraak op voldoende deelname aan praktijksituaties met professionele coaching. De opleider verwacht van de AIOS een, met behulp van portfolio, aantoonbare groei van competenties volgens plan. Maar: het potentiële nadeel van een modulair curriculum is de rigiditeit. Er is daarom gekozen om niet een eenvormig centraal, star gedicteerd modulair systeem aan te bieden, maar vakinhoudelijke bouwstenen te beschrijven die in de opleidingscluster (OOR) bijeengebracht dienen te worden tot een inzichtelijk opleidingsschema. Als bouwstenen voor het opleidingsschema zijn achttien thema’s benoemd die het vakgebied van de Obstetrie en Gynaecologie geheel bestrijken. Deze thema’s omvatten groepen eindtermen die vakinhoudelijk bij elkaar passen (tabel 1.3). Thema’s kunnen tegelijkertijd onderwezen worden en zijn dus de bouwelementen voor het in de opleidingscluster te creëren en te individualiseren opleidingsschema. Op deze manier ontstaat een virtueel modulair systeem op basis van de halfjaarlijkse voortgangsgesprekken. Voor iedere individuele AIOS met diens eigen begaafdheid en ervaringspeil (de al verworven competenties) kan nu de meest ideale variatie in het opleidingsschema worden gekozen. Bijvoorbeeld: op grond van individuele snelheid van de ontwikkeling van competenties (die bij ieder voortgangsgesprek aan de hand van het portfolio worden beoordeeld) kan desgewenst in het opleidingsschema worden ingegrepen. Een voorwaarde is dat een en ander overzichtelijk blijft en dat op tijd het afgesproken niveau van bekwaamheid in de diverse competenties en vakspecifieke onderwerpen wordt bereikt. 12
Modules: contract! Cave rigiditeit. Daarom thema’s en virtuele modules op basis van toetsing en voortgangsgesprekken Bouwstenen voor individuele opleidingsschema’s: thema’s met ijkpunten en bekwaamheidsniveaus voor toetsing
12
Er zijn drie ijkpunten voor toetsing: - Het basisniveau dat na ongeveer twee jaar bereikt moet zijn (ofwel ijkpunt I), - Het niveau na de speciële fase van het 3e en 4e opleidingsjaar (ijkpunt II) - Het niveau na de integratie en eventueel differentiatie in het 5e en 6e jaar (ijkpunt III). Het is niet de bedoeling om hier de tijdsrelatie strak te regelen. De snelle AIOS zal op basis van het portfolio kunnen aantonen meer tijd te hebben voor de differentiatie, ofwel het aandachtsgebied. Eigenlijk hoort bij competentiegericht opleiden en het serieus werken met individuele leertrajecten een variabele opleidingsduur. Het CCMS denkt hierover na. Omdat de term modulair te vaak wordt gerelateerd aan een rigide in de tijd geplaatst opleidingsschema wordt in dit document deze term verder vermeden. Het modulaire karakter van de opleiding kan enerzijds worden teruggevonden in de halfjaarlijkse, van een goede structuur voorziene, voortgangsbespreking en anderzijds in gedeeltes van het individuele opleidingsschema waar de schikking van een aantal thema’s sequentieel plaats vindt.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
13
Het cursorisch onderwijs is al een sterk deel van het huidige curriculum
13
Ad c) Gebruik van gestructureerd cursorisch onderwijs 13 De Commissie Onderwijs heeft het cursorisch onderwijs goed in kaart gebracht en becommentarieerd. Het anno 2005 binnen de NVOG bestaande cursorisch onderwijs kent nog leemtes die eventueel in de opleidingsclusters moeten worden ingevuld. In het kader van de huidige opleidingsherziening, met meer nadruk op algemene competenties als ‘samenwerking’ en ‘organisatie’, zijn ook wat betreft onderwijs in algemene competenties leemtes vastgesteld. Dat zal in de komende periode verder ontwikkeld moeten worden. Er wordt niet alleen binnen de NVOG, maar ook binnen de opleidingsclusters en landelijke organisaties gewerkt aan deze leemtes. Toetsing
Wij kiezen als primair doel van toetsing ontwikkelingsgerichte aandacht voor de AIOS. De AIOS wordt gestimuleerd.
Toetsing is een krachtig instrument om - de AIOS te laten zien welke competenties voor de gynaecoloog belangrijk zijn - de AIOS inzicht te geven in de sterke en de zwakke kanten van diens functioneren - de AIOS in redelijke mate te volgen in diens ontwikkeling in de verschillende aspecten van de vakuitoefening en te voorzien van feedback - te signaleren wanneer er onvoldoende ontwikkeling van de AIOS plaatsvindt - opleidingsinstituten en clusters te vergelijken (kwaliteitsindicator)
14
Toetsing is het eenvoudigst in te zetten ten behoeve van de ontwikkeling van de AIOS. Het is moeilijker om op basis van toetsing een AIOS op een betrouwbare manier als ongeschikt te beoordelen. Om tot een verdedigbare afwijzing van een AIOS te komen, moet een zorgvuldig dossier worden aangelegd dat meer momenten van toetsing en bijsturing bevat dan in NVOG-HOOG wordt aanbevolen. Het is kosteneffectiever om de toetsing te richten op ontwikkelingsdoelen. 14
Wanneer er verdenking op disfunctioneren van een AIOS rijst, kan individueel een intensiever toetsprogramma ingezet worden
15
14
Wanneer er verdenking op disfunctioneren rijst, moet een intensiever toetsprogramma voor de betreffende AIOS ingezet worden. De regel moet zijn dat waar twijfel over een AIOS bestaat, de opleider binnen de opleidingscluster een intensiever toetsprogramma opstart. Desgewenst kan op verzoek van de cluster een door het Concilium aangewezen ad hoc-commissie een voor die individuele AIOS passend advies geven. Tegen het inzetten van het intensievere toetsprogramma onder toezicht van het Concilium kan de AIOS niet in beroep gaan. Tegen de uitslag van de intensievere toetsing wel. Zie hoofdstuk 7. 15 Het toetsprogramma van de (voorgenomen) CCMS-besluiten behelst: a) Voortgangsgesprekken (vier keer in het eerste jaar, twee keer per jaar in het tweede en derde jaar en één keer per jaar in de laatste drie jaren) b) Instellen van korte klinische beoordelingen (KKB’s) (tabel 1.4) gedurende de hele opleiding. Als variant van de KKB op de operatiekamer gebruikt NVOG-HOOG de OSATS (tabel 1.5)
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
c) Bijhouden van een portfolio d) Schriftelijke voortgangstoetsing wordt geadviseerd Het HOOG-curriculum kent twee additionele toetsvormen: e) De simulatietoetsen in het oefenlaboratorium zoals de fantoomtoetsing bij verloskunde. Het gebruik van oefenlaboratoria draagt bij aan de efficiëntie van het leerproces, aan doelmatig gebruik van operatietijd en aan de veiligheid van de patiënt. f) De 360 graden-observatie ofwel een gestructureerde beoordeling van staf, assistenten, verpleging en andere medewerkers van de werkvloer (tabel 1.6). Deze toetsvorm heeft in NVOG-HOOG vooral een plaats bij de beoordeling van communicatie, samenwerking, organisatie en professioneel gedrag. Ad a) Voortgangsgesprekken vinden in onze gynaecologische opleidingspraktijk al vaak plaats volgens het praktische ritme van minstens eens per half jaar. Met enige aanpassingen kan de bestaande praktijk van voortgangsgesprekken sterk verbeterd worden. 16 Het gesprek dient goed voorbereid te worden door zowel AIOS als opleider. Voor de opleider betekent dit: - Formuleren van agendapunten - Zorgen dat er kennis genomen is van de afspraken die de vorige keer zijn gemaakt en beoordelen of deze afspraken zijn nagekomen, zowel van de kant van de AIOS als van de kant van de opleider - Zorgen dat kennis genomen is van de informatie aangegeven door de AIOS (documentatie, sterkte/zwakte-analyse en leerplan) - Zorgen dat informatie verkregen is van het opleidingsteam over het functioneren van de AIOS
Het voortgangsgesprek moet een betere kwaliteit krijgen
16
Voor de AIOS betekent dit: - Formuleren van agendapunten - Een documentatie van opgedane ervaring - Een documentatie van doorlopen toetsmomenten - Een sterkte/zwakte-analyse betreffende de ontwikkeling van vakspecifieke en algemene competenties met een taakstelling voor de toekomst (leerplan). De opleider moet dit gesprek professioneel kunnen sturen. Dat betekent dat de opleider didactische kennis en vaardigheden voor het voortgangsgesprek moet hebben opgedaan. Deze vaardigheden betreffen onder andere: - Het voeren van een functioneringsgesprek - Het geven van feedback - Het inschatten van de betrouwbaarheid en de waarde van toetsmomenten
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
15
-
KKB’s worden gericht op vitale stukken van de gynaecologische praktijk. Een minimum aantal is geformuleerd
17
Voor beoordeling van specifieke operatieve vaardigheid wordt de OSATS gebruikt
18
Kennis van achtergronden en betekenis van een portfolio binnen de opleiding Kennis van achtergronden en betekenis van competentiegericht opleiden aan de hand van de algemene competenties
Ad b) Korte klinische beoordelingen Korte klinische beoordelingen (KKB’s) zijn observaties van het werken van de AIOS in de praktijk. De klassieke vorm is het gedurende een kwartier bijwonen van een poliklinisch contact tussen AIOS en een patiënt. Daar wordt een scorelijstje van ingevuld (tabel 1.4) en dezelfde dag wordt er feedback gegeven. De feedback vormt een vitaal onderdeel van deze KKB’s omdat daarmee het ontwikkelingsgerichte uitgangspunt tot expressie komt. Er is in ons curriculum gekozen om te sturen naar onderdelen van de praktijkvoering waarvan onze beroepsgroep vindt dat een KKB daar noodzakelijk is. Voorbeelden zijn het anticonceptiegesprek, counseling over prenatale diagnostiek en slechtnieuwsgesprekken. Er is een minimumvariant beschreven voor deze toetsvorm waarbij de KKB zich niet alleen richt op bepaalde onderdelen van de vakuitoefening, maar ook het aantal KKB’s aangeeft dat voldoende inzicht biedt in het functioneren van de AIOS. 17 Het aantal poliklinische (inclusief feedback ongeveer 30 minuten kostende) KKB’s is daarmee voor onze opleiding op minimaal 33 per zes jaar gesteld. Daarnaast zijn nog minimaal 20 KKB’s en OSATS in de gangbare wachttijden op onder andere de operatiekamers en verloskamers gepland. Voor de operatiekamers is de KKB maar gedeeltelijk geschikt. De KKB leent zich daar vooral voor het beoordelen van communicatie met collega’s, samenwerking, organisatie en professioneel gedrag. Voor de specifieke operatieve vaardigheid wordt de OSATS (objective structured assessment of technical skills) lijst gebruikt (tabel 1.5). Hiervan zijn er 18 in het HOOG-curriculum opgenomen. 18 Ad c) Bijhouden van een portfolio Het portfolio is een soort logboek waarin tevens een reflectie op de eigen ontwikkeling wordt gegeven. Het bevat onder andere: - Het opleidingsplan - Medische ervaringen, verrichtingen - Cursorisch onderwijs, symposia en congressen - Publicaties, voordrachten - Toetsingsresultaten - Een regelmatige sterkte/zwakte-analyse van de eigen ontwikkeling in de diverse thema’s en in de algemene competenties (2 dimensies), met taakstelling en een duidelijk tijdpad - Samenvatting voortgangsgesprekken Het portfolio wordt aangelegd door de AIOS en gebruikt als basis voor de voortgangsgesprekken. 19
16
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Streefgetallen kunnen nuttig zijn om voldoende ervaring te garanderen voor de AIOS. Het is niet eenvoudig om bekwaamheidsniveaus goed te beoordelen. Zolang de beoordeling van operatieve competentie nog niet verbeterd is, is het veiliger om het principe van aantallen verrichtingen, die ervaring garanderen, niet te verlaten. Streefgetallen, die zelfs de vorm aannemen van een ‘numerieke toetsing’ zijn vele jaren toegepast op basis van een binnen de NVOG door vakinhoudelijke autoriteiten vastgestelde lijst (tabel 3.6). De aanname waaronder de lijst gebruikt werd, was dat van de gemiddelde AIOS redelijkerwijs verwacht kon worden dat die bekwaamheidsniveau 4 (handelt zonder supervisie) bereikt zou hebben door de in een getal uitgedrukte ervaring. 20 Er is veel discussie over de zin en onzin van de streefgetallen. Empirisch onderzoek moet uitwijzen wat de kracht is van deze getallen. Het is onbekend bij hoeveel ingrepen de gemiddelde AIOS bekwaamheidsniveau 4 bereikt. In de aankomende twee jaar dient bij de implementatie van NVOG-HOOG per assistent geteld te worden na hoeveel ingrepen (per type ingreep uitgesplitst) bekwaamheidsniveau 4 bereikt wordt. Op grond van gemiddelden en standaarddeviaties (hoe ligt o.a. de bandbreedte tussen de meer en minder getalenteerde groep? Is er verschil tussen opleidergroepen?) wordt wel duidelijk of streefgetallen zinvol zijn en op welk niveau ze vastgesteld moeten worden.
Operatieve vaardigheden in het portfolio: streefgetallen
19
Streefgetallen: empirisch onderzoek gewenst
20
Het huidige logboek wordt dus enigszins aangepast om aan de eisen van het CCMSmodel te voldoen. De grote verandering is de reflectie op het eigen functioneren door het gebruik van het portfolio als basis voor het voortgangsgesprek. Ad d) Schriftelijke voortgangstoetsing 21 Het rendement van de voortgangstoets voor de AIOS is verder te verbeteren door de resultaten op te nemen in het portfolio en te gebruiken bij het voortgangsgesprek. Om budgettaire reden kan het schriftelijke toetsarsenaal tijdens de opleiding voorlopig niet uitgebreid worden, ook al is er wel draagvlak voor een omvangrijker systeem om het niveau van de kennis van de AIOS te meten en te stimuleren. 22 Er zijn zorgen over de aansluiting tussen basisopleiding tot arts en de start als AIOS. In dat kader lijkt het zinvol om de MRCOG1-toets, de basale kennistoets aan het begin van de Britse opleiding tot gynaecoloog, een rol te laten spelen bij de aanname van AIOS. Aansluiting bij de internationaal gebruikte MRCOG1 geeft de garantie van een goede basiskennis aan het begin van de opleiding, waarna de voortgangstoets van de NVOG de rol van een klinische begripstoets kan spelen. De MRCOG1 is open voor deelnemers vanaf het doctoraalexamen geneeskunde en vraagt voor de NVOG nauwelijks extra infrastructuur. De basis voor de invoering van de MRCOG1 als ingangscriterium voor de selectie tot de opleiding Verloskunde en Gynaecologie zal
De schriftelijke kennistoets wordt in onze vereniging al goed vorm gegeven met de jaarlijkse, verplicht gestelde voortgangstoets.
21
MRCOG1 voorafgaande aan de selectie voor de opleiding.
22
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
17
Een sollicitant met de MRCOG1 op zak heeft in elk geval een goede basale kennis!
23
een ‘gentleman’s agreement’ binnen de NVOG moeten zijn. Co-assistenten en artsen niet in opleiding kunnen worden aangemoedigd om de MRCOG1 te halen door in wervingsadvertenties aan te geven dat het bezit van dit diploma tot aanbeveling strekt. 23
Een samenvatting van de in NVOG-HOOG gebruikte toetsvormen is te vinden in tabel 1.7. Docentprofessionalisering
Docentprofessional isering is de sleutel tot vergroting van de kwaliteit van de opleiding. Docenten ontwikkelingsgericht beoordelen.
24
Er is reeds enige aandacht voor docentprofessionalisering binnen onze NVOG in de vorm van de feedback-cursus. Naast dit zeer belangrijke onderwerp zijn er verscheidene andere didactische vaardigheden die eigenlijk onmisbaar zijn voor de begeleiding van AIOS. Binnen HOOG is de keuze gemaakt om het raamplan van Bolhuis et al. (www.nvog.nl/net, Wetenschap, Studies, HOOG) voor docentprofessionalisering als uitgangspunt te gebruiken. 24 Een jaarlijkse clusterbijeenkomst dient aangegrepen te worden om de AIOS de gelegenheid te geven om aan de opleidingsteams gestructureerde feedback te geven. Die feedback zal dan gericht zijn op de faciliteiten die de opleiding biedt en op de didactische kwaliteiten die het opleidingsteam toont (zie hoofdstuk 4 en 6).
VERANDERING
EN BUDGET
Er is begin mei 2005 nog geen budget voor de noodzakelijke extra inspanningen voor de opleiding bij de NVOG ter beschikking gekomen. In overleg met de beroepsbelangencommissie (BBC) van de NVOG is gekozen voor een herzieningspakket dat voldoet aan de eisen van het CCMS, maar dat vooral een beperkte extra inspanning koppelt aan een duidelijke kwaliteitswinst voor de opleiding. Dit curriculum is derhalve op te vatten als een zuinige variant. Er is veel meer mogelijk, maar dat brengt nu onacceptabele kosten met zich mee. Dit zuinige curriculum geeft aan waar volgens de NVOG de prioriteiten liggen in de opleidingsherziening. De stuurgroep MOBG zal een budget ter beschikking stellen voor implementatie. In mei 2005 is nog onduidelijk hoe dit precies gaat lopen. Opleidingsfonds De kosten die een AIOS per jaar met zich mee brengt, zijn onder meer door Prismant in samenwerking met veldpartijen geschat tussen de 110.000 en de 150.000 euro. Over de productie die door AIOS geleverd wordt zijn minder harde gegevens beschikbaar, maar klinieken met AIOS laten over het algemeen geen hogere productiecijfers zien dan klinieken zonder AIOS. Daarmee lijken AIOS in de huidige
18
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
manier van opleiden (anno mei 2005) productieneutraal te functioneren. Vragen over de invloed van AIOS op kwaliteit van de zorg en de kwaliteit van het leven van het opleiderteam zijn daarmee niet beantwoord. In de contracten van AIOS van 46-48 uur wordt 36-38 uur betaald en staat 10 uur voor opleiding. Dit is als een eigen bijdrage voor de opleiding te beschouwen. Er is een opleidingsfonds in oprichting. Het fonds zal gevoed worden door het afromen van de prijs van Diagnose-Behandel-Combinaties (DBC’s). Het opleidingsfonds gaat de AIOS volledig betalen. Dat betekent dat ook de praktijken die geen opleiding hebben, meebetalen aan de AIOS van de collega’s die wel in een opleidingskliniek werken. Dit stelt verplichtingen aan de kwaliteit van de begeleiding van AIOS: die moet professioneel worden aangepakt.
TRIAS POLITICA GYNAECOLOGICA Een trias politica gynaecologica wordt voorgesteld voor de complementaire rollen van het Concilium, de Commissie Onderwijs en het bestuur van de NVOG, voor de periode nadat de projectgroep zijn opdracht heeft vervuld.
Concilium: Commissie Onderwijs: NVOG-bestuur:
Rechterlijke macht Wetgevende macht Bestuurlijke en uitvoerende macht
De ledenvergadering neemt als parlement uiteindelijk besluiten
Volgens de theorie van Montesquieu is het belangrijk dat de drie overheidstaken wetgeving, bestuur en rechtspraak niet in dezelfde hand komen. In ‘opleidingsland’ is een strikte scheiding minder nodig, maar lijkt het principe van scheiding der machten toch ook zijn voordelen te hebben. Daarom wordt voor de opleiding tot gynaecoloog in grote lijnen de volgende taakindeling nagestreefd: - Concilium: ‘rechterlijke macht’ die toetst wat de Commissie Onderwijs genereert en de kwaliteit van de opleiding bewaakt. - Commissie Onderwijs: formuleert als ‘wetgever’ onderwijsvernieuwing en genereert regels en voorschriften binnen de door het CCMS gekozen wettelijke kaders. Genereert bovendien de benodigde onderwijsproducten vanuit haar onderwijskundige expertise. - Het NVOG-bestuur: ‘bestuurlijke macht’ die zich laat adviseren door de Commissie Onderwijs en het Concilium en opdracht kan geven tot de uitvoering van projecten. De ledenvergadering van de NVOG heeft in de rol van parlement een doorslaggevende rol in de te maken keuzes.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
19
TABEL 1.3 - THEMA’S DIE ONS VAK BESTRIJKEN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
20
Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd Gewone bevalling Gecompliceerde bevalling Gecompliceerde bevalling hoog ingeschat risico Kraamperiode & kind ongecompliceerd Kraamperiode & kind gecompliceerd Algemene poli gynaecologie veel voorkomend Algemene poli gynaecologie weinig voorkomend Urogynaecologie & Bekkenbodem Oncologie Seksuologie Voortplantingsendocrinologie & Fertiliteit basis Voortplantingsendocrinologie & Fertiliteit specieel OK laag ingeschat risico OK hoog ingeschat risico Perioperatieve zorg Algemene vaardigheden, wetenschap en management
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
TABEL 1.4 - DE KKB HANDLEIDING
V O O R G E B R U I K VA N D E
KKB
K O R T E K L I N I S C H E B E O O R D E L I N G (KKB)
De Korte Klinische Beoordeling (KKB) richt zich op de competenties van de arts in opleiding tot specialist (AIOS) in patiëntencontacten. Ze kan eenvoudig worden toegepast door stafleden als onderdeel van de dagelijkse routine en is geschikt voor de beoordeling van AIOS in diverse klinische settings. De KKB is een kortdurende observatie (10 minuten) van een AIOS-patiëntcontact. De combinatie van meerdere KKB’s geeft inzicht in het handelen van de AIOS.
Beoordelaar: ________________ Datum: _____________ AIOS : _____________________ Opleidingsjaar: _______ Patiënt/probleem/diagnose: __________________________________________________ Plaats: m poli m afdeling m SEH m Anders: __________ Patiënt: Leeftijd: ___ Sekse: ____ m nieuw m follow-up Complexiteit beeld: m gering m matig m groot Focus: m gegevensverzameling m diagnostiek m therapie m adviesgesprek
De KKB kan geregeld (iedere paar maanden) worden toegepast op de afdeling (zaal of IC/CCU), op de poli, op de Spoedeisende Hulp of elders, zoals tijdens opname of ontslag.
1) Anamnese
Als beoordelaars kunnen optreden: superviserende stafleden, afdelingshoofden, opleiders en ouderejaars AIOS.
2) Lichamelijk onderzoek
Van iedere beoordeling wordt een kopie verstrekt aan de AIOS. Het origineel gaat naar de opleider.
1 2 3 onvoldoende
1 2 3 onvoldoende
0 = niet geobserveerd 4
4
5 6 matig
TOELICHTING
BIJ DE BEOORDEELDE
COMPETENTIES
1 2 3 onvoldoende
4
4) Probleemanalyse, klinisch redeneren
2. Lichamelijk onderzoek Houdt een logische en efficiënte volgorde aan; kiest een goed evenwicht tussen algemeen en hypothesegericht onderzoek; informeert de patiënt; is attent op de belasting voor de patiënt en haar gêne.
5) Vervolgonderzoek en begeleiding
3. Professioneel gedrag Toont respect, betrokkenheid en empathie en genereert vertrouwen; reageert adequaat op ongemak en gêne, en op de behoefte aan privacy en informatie.
6) Communicatie met de patiënt
4. Probleemanalyse, klinisch redeneren Adequaat en selectief gebruik van diagnostische procedures en laboratoriumonderzoek met goede afweging van risico’s en opbrengst. 5. Vervolgonderzoek en begeleiding Formuleert evidence-based indicaties voor vervolgonderzoek en behandeling, bepaalt adequaat noodzakelijke begeleiding, eventueel van andere professionals. 6. Communicatie met de patiënt Verklaart in voor de patiënt begrijpelijke bewoordingen de indicaties voor onderzoek en behandeling, vraagt om instemming waar nodig, overlegt over het beleid. 7. Organisatie en efficiëntie Organiseert adequaat, bewaakt de tijd, is beknopt.
1 2 3 onvoldoende
1 2 3 onvoldoende
1 2 3 onvoldoende
4
4
4
7
8 9 goed
0 = niet geobserveerd
5 6 matig
1. Anamnese Stimuleert de patiënt tot het meedelen van de ziektegeschiedenis; stelt adequaat vragen en geeft adequaat aanwijzingen om de noodzakelijke informatie te verkrijgen; reageert adequaat op emotie en non-verbale signalen.
8 9 goed
0 = niet geobserveerd
5 6 matig
3) Professioneel handelen
7
7
8 9 goed
0 = niet geobserveerd
5 6 matig
7
8 9 goed
0 = niet geobserveerd
5 6 matig
7
8 9 goed
0 = niet geobserveerd
5 6 matig
7
8 9 goed
7) Organisatie en efficiëntie 0 = niet geobserveerd 1 2 3 onvoldoende
4
5 6 matig
7
8 9 goed
Tevredenheid beoordelaar met deze KKB: gering 1 2 3 4 groot Tevredenheid AIOS met deze KKB: gering 1 2 3 4 groot Opmerkingen
Paraaf beoordelaar: ____________ Paraaf AIOS: _______
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
21
TABEL 1.5 - OSATS (O B J E C T I V E S T R U C T U R E D A S S E S S M E N T
OF
Beoordelaar: AIOS Verrichting: Complexiteit: m laag m gemiddeld m hoog Weefselgevoel 1 Gebruikt frequent onnodige kracht of veroorzaakt weefselschade door onjuist gebruik instrumenten
TECHNICAL SKILLS) Datum: Opleidingsjaar:
2
3 Gaat zorgvuldig om met weefsel, incidenteel weefselschade
4
5 Consistente zorgvuldige behandeling weefsel met minimale weefselschade
2
3 Redelijk efficiënte bewegingen, nog enkele onnodige bewegingen
4
5 Economische bewegingen, maximale efficiëntie
2
3 Kundig gebruik van instrumenten, komt af en toe stijf of onhandig over
4
5 Vloeiende bewegingen, kundig
2
3 Kent de namen van de meeste instrumenten en gebruikt het juiste instrument op het juiste moment
4
5 Duidelijk bekend met de benodigde instrumenten, correcte benaming
2
3 Gebruikt assistentie grootste deel van de tijd adequaat
4
5 Gebruikt assistentie strategisch, benut deze optimaal
2
3 Demonstreert voorwaartse planning, gestage vordering operatie
4
5 Duidelijke planning van operatie, moeiteloos van de ene stap naar de volgende
2
3 Kent de meest belangrijke aspecten van de operatie
4
5 Demonstreert een grote mate van kennis van de hele operatie
Tevredenheid beoordelaar met OSATS 1 2
3
4
5
Tevredenheid AIOS met OSATS 1
3
4
5
Tijd en beweging 1 Frequent onnodige bewegingen
Hanteren van instrumenten 1 Maakt herhaaldelijk onzekere en/of onhandige bewegingen Instrumentenkennis 1 Vraagt regelmatig verkeerde instrumenten of onjuist gebruik van instrumenten Gebruik van assistentie 1 Zeer matige instructie assistentie of onvoldoende gebruik assistentie Voortgang operatie 1 Stopt frequent met opereren, vraagt vaak om instructie
Kennis van procedure 1 Onvoldoende kennis, heeft bij bijna elke volgende stap specifieke instructie nodig
2
Handtekening beoordelaar ____________________________ Handtekening AIOS ____________________________________
22
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
TABEL 1.6 - VRAGENLIJST VOOR 360º-OBSERVATIE
De vragen zijn ontwikkeld in het Foreest instituut van het Medisch Centrum Alkmaar door Paul Buit en Dr. Han Maathuis, gynaecoloog i.s.m. medische psychologie van het AMC. De vragen zijn volgens het stramien van de door ons gebruikte algemene competenties opnieuw gerangschikt. Deze lijst zal nader moeten worden geëvalueerd op basis van onze kwaliteitszorg. Procedure 360º observatie: 10 vragenlijsten worden door de AIOS uitgedeeld aan minstens 2 gynaecologen uit het opleidingsteam, minstens 2 collega-AIOS, 2 co-assistenten, minstens 2 verpleegkundigen en minstens 1 verloskundige. Die scoren de lijst op een 5-puntschaal en zenden de lijst naar de opleider. Die berekent gemiddelden en bespreekt die met de betreffende AIOS. De AIOS levert ook een zelfbeoordeling volgens deze vragenlijst aan de opleider aan zodat vergelijking van het zelfbeeld met het 360º beeld mogelijk is. Communicatie Is rustig, vriendelijk en belangstellend? Stelt gerichte, open vragen, vraagt indien nodig door? Staat open voor verbale en non-verbale reacties en emoties? Geeft duidelijk uitleg en kan slecht nieuws overbrengen? Is accuraat met medische verslaglegging? Informeert over voor- en nadelen, alternatieven en risico’s? Controleert of de informatie begrepen is? Samenwerking en organisatie Waardeert de kennis en ervaring van collegae? Is flexibel en staat open voor nieuwe ideeën? Blijft stabiel en kalm in moeilijke situaties? Draagt bij aan de kwaliteit van het team? Hecht belang aan het oordeel van anderen? Houdt zich aan afspraken en het afgesproken beleid? Is zorgvuldig met de overdracht van zorg? Kent het belang van intercollegiaal overleg? Is win-wingericht? Kan feedback accepteren? Kan fouten / tegenslagen erkennen? Geeft correct feedback op het functioneren van anderen? Professionaliteit Zet zich in voor patiënten? Neemt actief deel aan besprekingen / reflectie? Stelt hoge eisen aan eigen prestaties? Stelt zich voor, legt het doel van komst uit? Is o.m. op de hoogte van het dossier en de toestand van de patiënt? Neemt vragen, zorgen, onzekerheid en emoties serieus? Is punctueel en komt afspraken na? Heeft aandacht voor de sociaal-psychologische aspecten? Heeft hoge ethische maatstaven? Is zorgvuldig bij het lichamelijk onderzoek en waarborgt de privacy? Houdt rekening met wensen van anderen? Bewaart het beroepsgeheim? Benadert alle patiënten gelijk?
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
23
TABEL 1.7 - DE TOETSVORMEN
De weergave van toetsing voor de thema’s wordt van de meest valide praktijktoets (KKB) tot minst valide schriftelijke toets gerangschikt. Een valide toets meet wat je wilt weten: in ons geval of een AIOS zich ontwikkelt tot een goede gynaecoloog. Korte klinische beoordeling (KKB) De KKB is door de directe observatie van het functioneren op de werkvloer het meest valide als separate toets. Er zijn veel (>8) KKB’s nodig voor betrouwbare beoordeling. Bij beoordeling door meerdere verschillende stafleden neemt de betrouwbaarheid toe. 360 graden-beoordeling De 360º beoordeling geeft het globale semi-gestructureerde oordeel weer van gynaecologen, assistenten, verloskundigen, verpleging, administratief personeel en desgewenst de mening van patiënten en anderen. Onderwerpen als professioneel gedrag en samenwerking kunnen hiermee beter in kaart worden gebracht. Simulatietoets De simulatietoets is het voortvloeisel uit het idee dat de opleiding en de zorg verbeterd kunnen worden door het gebruik van een vaardighedenlaboratorium waar diverse vaardigheden ‘droog’ kunnen worden geoefend. Het verloskundige fantoom is een klassiek voorbeeld. Kennistoets (voortgangstoets) Een schriftelijke voortgangstoets is een betrouwbare methode om kennis te toetsen. Uiteraard zal uit kennistoetsing alleen niet volgen of de AIOS zich tot een goede gynaecoloog ontwikkelt. Kennistoetsing past in een toetsmix van de verschillende toetsinstrumenten die samen tot een betrouwbaar en valide oordeel kunnen leiden. Portfolio Het portfolio is de schriftelijke weergave van opleidingservaringen (inclusief aantallen verrichtingen), van toetsingsresultaten, van de eigen sterkte/zwakte-analyse en de daaruit voortvloeiende taakstellingen.
24
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Hoofdstuk 2
T H E M A’ S
EN TOETSING
Marianne ten Kate-Booij, Annelies Bos, Didi Braat, Fedde Scheele
T H E M A’ S De eindtermen verloskunde en gynaecologie zoals die vermeld staan in bijlage bij het Besluit verloskunde en gynaecologie, bedoeld in artikel B.3 van het CCMS zijn gegroepeerd in achttien thema’s (tabel 1.3). Die thema’s bestrijken het hele vakgebied van de Obstetrie en Gynaecologie. Deze thema’s omvatten groepen eindtermen die vakinhoudelijk bij elkaar passen en die samen getoetst kunnen worden. In de thema’s zijn algemene competenties concreet opgenomen. 25
IJKPUNTEN
Bouwstenen voor het opleidingsschema: thema’s met ijkpunten en bekwaamheidsniveaus die richting geven aan toetsing
25
Een ijkpunt is een moment voor evaluatie van wat er geleerd en getoetst is. IJkpunt I vindt plaats als de basisfase is afgerond na ongeveer 2 jaar, ijkpunt II als de speciële fase, gedurende het 3e en 4e opleidingsjaar, is afgerond en ijkpunt III bij afronding van de integratie/differentiatiefase na het 5e en 6e jaar. De ijkpunten dienen inhoudelijk bepaald te zijn en de genoemde tijdsrelaties moeten worden aangepast op de individuele situatie van de AIOS.
BEKWAAMHEIDSNIVEAUS Voor ieder thema afzonderlijk zijn bekwaamheidsniveaus (tabel 2.1) afgesproken die moeten zijn bereikt op achtereenvolgens ijkpunt I, II en III. Dit zijn dus allemaal minimum vereisten! TABEL 2.1 - BEKWAAMHEIDSNIVEAUS
1 2 3 4 5
Heeft kennis van Handelt onder strenge supervisie Handelt met beperkte supervisie Handelt zonder supervisie Superviseert en onderwijst bij de handeling
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
25
De gekozen indeling van het curriculum speelt in op: 1) Flexibiliteit: Het geeft de flexibiliteit om op cluster- of lokaal niveau nadere invulling te geven aan de globale indeling, mits de minimumvereisten op de desbetreffende ijkpunten maar worden gehaald. Hierbij kan zowel voor een blokmodel als voor een lijnmodel worden gekozen. In het blokmodel betreft de opleiding in tijd gezien een enkel thema tegelijk. In het lijnmodel worden de verschillende thema’s tegelijk, maar over een langere periode doorlopen. 2) Aandachtsgebied: Het geeft ruimte om op clusterniveau een differentiatieperiode in te vullen. 3) Contract tussen AIOS en opleider: Het vastleggen van de minimumvereisten met een tijdstipaanduiding geeft een duidelijke basis voor een contract tussen opleider en AIOS. De AIOS maakt bij de opleider aanspraak op voldoende deelname aan praktijksituaties met adequate coaching. De AIOS garandeert de opleider maximale inzet om te komen tot groei van competentie volgens plan.
DE
I N H O U D V A N D E T H E M A’ S
Uitgangspunten bij indeling in thema’s -
-
-
-
-
26
De themakeuze: De thema’s zijn naar beste inzicht gekozen door een grote groep gynaecologen en AIOS. Hergebruik eindterm in verschillende thema’s: Het kan voorkomen dat eenzelfde eindterm in verschillende thema’s terugkomt. In dat geval is er sprake van een andere inhoudelijke (context-gerelateerde) invulling. Thema ‘Algemene Basisvaardigheden’: Er is gekozen voor een thema ‘algemene basisvaardigheden’, bestaande uit een aantal ‘algemene’ eindtermen, die in vele thema’s en gedurende de hele opleiding aan de orde komen. Een eindterm wordt opnieuw benoemd en getoetst, indien het een voor dat thema specifieke vaardigheid is, waardoor de eindterm een andere invulling krijgt. Hoog-risicobevallingen: De eindtermen betreffende ‘bevallingen’ zijn onderverdeeld in 3 thema’s, afhankelijk van risico en complexiteit. In de opleiding wordt gestreefd naar zelfstandig functioneren in het laatste jaar. Het thema ‘gecompliceerde bevalling met hoog ingeschat risico’ is apart benoemd omdat aan het opleidingsteam expliciet de keuze moet worden gelaten om tot aan het einde van de opleiding toe sommige AIOS direct te blijven superviseren bij deze risicobevallingen. OK-thema’s o.b.v. risico-inschatting: Eindtermen betreffende ‘OK’ worden ingedeeld in thema’s naar ingeschat risico. Bij een lager ingeschat risico kan de AIOS eerder zelfstandigheid verwerven. Thema inhoud ingedeeld in algemene competenties: De eindtermen die onder de diverse thema’s ondergebracht zijn, worden gerangschikt volgens de algemene competenties weergegeven (zie tabel 1.1.). Dit geeft onder meer inzicht in de mate
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
waarin de algemene competenties specifiek voor taken op de werkvloer zijn ingevuld. De uitgebreide versie met de gekozen eindtermen is onwerkzaam in de praktijk. De samengevatte versie is hieronder in de basistekst geplaatst. Uitgangspunten bij de toetsing -
-
-
-
Ontwikkelingsgericht: De toetsing is in opzet ontwikkelingsgericht (zie hoofdstuk 1, Visie). Niet alle eindtermen worden getoetst. Per thema wordt een minimum aan toetsvereisten gesteld. Korte klinische beoordelingen: KKB’s (tabel 1.4) kunnen door alle leden van het opleidingsteam worden gerealiseerd. Per thema staat een minimum aantal KKB’s aangegeven. De AIOS is verantwoordelijk voor het bijhouden en behalen van het minimum aantal KKB’s. De KKB’s worden voorzien van feedback, reflectie en eventuele taakstelling verzameld in het portfolio. De voortgangstoets: De voortgangstoets dient als jaarlijkse kennistoets die de AIOS en de opleider ontwikkelingsgerichte informatie verschaft. Deze informatie dient in het portfolio te worden opgenomen en mede gebruikt te worden in voortgangsgesprekken. Ook bij het cursorisch onderwijs wordt ontwikkelingsgerichte toetsing aanbevolen. De verschillende NVOG-werkgroepen en cursusorganisaties dienen hun boodschap versterkt uit te dragen door hun toetsvragen aan te leveren voor gebruik in de landelijke voortgangstoets. Tevens zouden de verschillende koepels kunnen aangeven welke leerstof uit studieboeken of literatuur aanbevolen wordt. Voortgangsgesprekken op basis van portfolio: Voortgangsgesprekken met de opleider vinden plaats aan de hand van de verschillende toetsvormen, die samen met verrichtingen en ervaringen, de gevolgde cursussen en de verslagen van eerdere voortgangsgesprekken worden verzameld in de portfolio. Er wordt dan tevens over bekwaamheidsverklaringen gesproken. MRCOG1: Een 0e ijkpunt zal bij de selectie van de AIOS voor de opleiding liggen door het gebruik van de MRCOG1 als entreetoets.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
27
TABEL 2.2.1:
T H E M A Z WA N G E R S C H A P S B E G E L E I D I N G O N G E C O M P L I C E E R D
Inhoud Medisch handelen
Het begeleiden van een zwangerschap inclusief: Geven van preconceptioneel advies. Counseling over prenatale diagnostiek, zwangerschap, pijnstilling durante partu, kraamperiode en borstvoeding. Beleid maken bij liggingsafwijkingen, groeiafwijkingen, abnormale hoeveelheid vruchtwater en mogelijk gebroken vliezen. Gebruik maken van CTG-onderzoek en indicatie inleiding stellen. Haalbaarheid inleiding beoordelen. Inzicht hebben in en uitvoeren van verloskundig echoscopisch onderzoek, behalve de uitvoering van geavanceerde screening op congenitale afwijkingen.
Communicatie
Counseling op verloskundig gebied
Kennis en wetenschap
Bijstellen verloskundige protocollen, kennis van literatuurbronnen teratologie. Gebruik van EBM.
Samenwerking
Samenwerking met 1e lijn.
Organisatie
Omgaan met verloskundig zorgsysteem.
Maatschappelijk handelen
Omgaan met WGBO. In gang zetten kraamzorg.
Professionaliteit
28
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
2 KKB’s observatie deel van een spreekuur, met minstens 1 counselinggesprek. 1 observatie van adequaat uitgevoerd echoscopisch onderzoek.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijnen: Basis Prenatale zorg / Gastro-oesofageale refluxziekten / Indicaties prenatale diagnostiek / Urineweginfecties. NVOG-standpunten:Extra foliumzuur voor fertiele vrouwen / 5 Bekkeninstabiliteit / 6 Serum screening neuraalbuisdefect en Down-syndroom / 10 Nuchal translucency / 13 Prenatale screening. NVOG-kwaliteitsnorm: Echoscopie.
Portfolio
20 laagrisicospreekuren. 5 counselinggesprekken. Verslag van enkele dagen ervaring in de 1e lijns verloskundige zorg. 1 Critical Appraised Topic over zwangerschapsbegeleiding. Cursus klinische genetica. Cursus echoscopie.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
29
TABEL 2.2.2:
T H E M A Z WA N G E R S C H A P S B E G E L E I D I N G G E C O M P L I C E E R D
Inhoud
30
Medisch handelen
Diagnostiek en begeleiding van de pathologische zwangerschap, zoals o.a: hyperemesis, (habituele) miskraam, EUG, congenitale afwijkingen, zwangerschapshypertensie en pre-eclampsie, IUVD, bloedverlies, minder leven, buiktrauma, glucose tolerantiestoornis, infectie, pre-existente aandoeningen, cervix insufficiëntie, meerlingen, serotiniteit, bekkenklachten, bloedgroepantagonisme en verslavings- en psychiatrische problematiek.
Communicatie
Preconceptionele counseling, begeleiding ernstige pathologie.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Multidisciplinaire behandeling.
Organisatie
Overplaatsing regelen.
Maatschappelijk handelen
Wetgeving aangaande perinatale sterfte en (late) zwangerschapsafbreking.
Professionaliteit
Extra begeleiding weten te geven waar nodig.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
3 KKB’s op polikliniek of afdeling zwangeren.
360 graden-beoordeling
1x
Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijnen: Zwangerschapshypertensie / Chronische hypertensie / Serotiniteit / Preventie groep B hemolytische streptokok / Negatieve discongruentie / Dreigende vroeggeboorte / Diepe veneuze trombose / Diabetes / Schildklier / Verwijzing perinatologisch centrum / Bloedverlies 2e helft / Antifosfolipidensyndroom / Transfusiebeleid / Erytrocytenimmunisatie / SLE / Habituele abortus / Tubaire EUG. NVOG-kwaliteitsnorm: Invasieve prenatale diagnostiek / Geavanceerd ultrageluidonderzoek / Preventie moedersterfte
Portfolio
20 poliklinieksessies met hoogrisicozwangeren. Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. 2 Critical Appraised Topics.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
31
TABEL 2.2.3:
T H E M A G E W O N E B E VA L L I N G
Inhoud
32
Medisch handelen
Begeleiding fysiologische baring inclusief 2e-lijns foetale bewaking. Omgaan met koorts durante partu, bloedverlies durante partu, fluxus postpartum en meconiumhoudend vruchtwater. Hechten episiotomie en 1e- en 2e-graadsrupturen. Indicaties tocolyse, inleiding en kunstverlossing. Eerste opvang pasgeborene inclusief resuscitatie. Indicaties consult kinderarts toepassen.
Communicatie
Communicatie: met teamleden en patiënten. Dienstoverdracht.
Kennis en wetenschap
Onderwijs en begeleiding van co-assistenten en student-verloskundigen. Gebruik van EBM.
Samenwerking
Samenwerking: met andere disciplines.
Organisatie
Beheer en timemanagement meerdere verloskamers, regelen antepartum overplaatsing.
Maatschappelijk handelen
Voorlichting verzorgen voor zwangeren en hun partners.
Professionaliteit
Reflectie op het eigen functioneren op de verloskamers. Psychische begeleiding op de verloskamers.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
Praktijkbeoordeling: minimaal 5x KKB van een (gedeelte van een) partus, 1x techniekbeoordeling episiotomie
360 graden-beoordeling
1x
Simulatietoets
Fantoom: gewone partus / schouderdystocie / fluxus / stuit. Episiotomie. CTG-toetsing op locatie. Resuscitatie pasgeborene.
Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijnen: HPP / Schouderdystocie / Inleiden van de baring / Foetale bewaking. NVOG-standpunt: archivering CTG’s
Portfolio
50 bevallingen geteld. 10 2e-graadsrupturen; 5 episiotomieën. 10 MBO’s. 1 critical appraised topic op het terrein van de gewone bevalling. Schriftelijke reflectie op de behandeling van een eigen patiënt met sociaal probleemgedrag. Cursus foetale bewaking.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
33
TABEL 2.2.4:
T H E M A G E C O M P L I C E E R D E B E VA L L I N G
Inhoud Medisch handelen
Begeleiding/uitvoering kunstverlossingen inclusief SC. Oplossen van fluxus, schouderdystocie en inversio uteri. Herstellen totaal- en cervixrupturen. Inzicht in verloskundige complicaties en presentatie van een complexe casus.
Communicatie
Rouw- en slechtnieuwsgesprek.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Teamwork in stressvolle situaties.
Organisatie
Triage en omgaan met de organisatie van 1e, 2e en 3e lijn. De VK kunnen runnen.
Maatschappelijk handelen Professionaliteit
34
Begeleiding ‘life event’.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
Minimaal 5 KKB’s FE en/of VE en 5 SC in de eerste 4 jaar.
360 graden-beoordeling Simulatietoets
Jaarlijkse fantoomtoets VE/FE/schouderdystocie.
Kennistoets (voortgangstoets)
Zie gewone bevalling. NVOG-richtlijn: Het breken van de vliezen voor het begin van de baring.
Portfolio
25 sectio’s. 20 vacuümextracties. 3 forcipale extracties, eventueel te vervangen door fantoom. 10 manuele placentaverwijderingen. 5 totaalrupturen. Verslag slecht nieuwsgesprek (max. 1 A4). 1 Critical Appraised Topic betreffende de gecompliceerde bevalling. Cursorisch onderwijs: volgen MOET of vergelijkbaar onderwijs.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
35
TABEL 2.2.5:
T H E M A G E C O M P L I C E E R D E B E VA L L I N G H O O G I N G E S C H AT R I S I C O
Inhoud Medisch handelen
Stuit- en meerlingbevalling.
Communicatie
Overleg supervisor.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Adequaat verdelen taken.
Organisatie
Inspelen op de infrastructuur.
Maatschappelijk handelen Professionaliteit
36
Overzicht kunnen houden.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
5 KKB’s (meerlingen of vaginale stuitbevallingen) tijdens de opleiding.
360 graden-beoordeling Simulatietoets
Jaarlijkse fantoomtoets op complexe stuitbevallingen.
Kennistoets (voortgangstoets)
Zie ook gewone bevalling. NVOG richtlijnen: Meerlingen / Stuit.
Portfolio
25 meerlingbaringen. 5 vaginale stuitgeboorten. 1 Critical Appraised Topic betreffende vaginale stuitgeboorte of meerlingbevalling. Cursorisch onderwijs: stuitcursus.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
37
TABEL 2.2.6:
THEMA KRAAMPERIODE & KIND ONGECOMPLICEERD
Inhoud Medisch handelen
Begeleiding van fysiologische kraamperiode en na SC en begeleiding gezonde pasgeborene alsook herkenning van pathologie in kraamperiode en bij de pasgeborene. Indicatiestelling klinische kraamperiode en consult kinderarts. Kennis over borstvoeding en medicatie in praktijk brengen. Onderzoek pasgeborene.
Communicatie
Omgaan met emotioneel belastende situatie.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Behandelplan met de verpleegkundige bespreken.
Organisatie
IC-zorg pasgeborene.
Maatschappelijk handelen Professionaliteit
38
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
1 KKB op de kraamafdeling.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijn Anticonceptie: lactatie-amenorroemethode.
Portfolio
1 Critical Appraised Topic.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
39
TABEL 2.2.7:
THEMA KRAAMPERIODE & KIND GECOMPLICEERD
Inhoud Medisch handelen
Begeleiding pathologie in kraamperiode met o.a. abnormaal bloedverlies, infectie, urineretentie, verdenking trombo-embolische processen, vulvahematoom, hypertensie, pre-eclampsie en HELLP. Begeleiding pathologisch beloop pasgeborene en toepassen diagnostiek en indicatie consult kinderarts.
Communicatie
Slechtnieuwsgesprek, rouwverwerking en begeleiding.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
40
Organisatie
NICU-zorg gepast inzetten.
Maatschappelijk handelen
Procedures aangifte en begraven hanteren.
Professionaliteit
Verantwoordelijkheid tonen voor continuïteit van zorg.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
1 KKB slechtnieuwsgesprek.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijn: Wet (vroege) perinatale sterfte.
Portfolio
Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke kraambedziektebeelden zijn op de afdeling en polikliniek door de AIOS gezien. 1 Critical Appraised Topic.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
41
TABEL 2.2.8:
THEMA ALGEMENE POLI GYNAECOLOGIE VEEL VOORKOMEND
Inhoud Medisch handelen
Functioneren op een algemene gynaecologiepolikliniek met o.a.: abnormaal uterien bloedverlies, climacteriële klachten, vaginale jeuk, fluor, (buik)pijnklachten, SOA-screening, cervixscreening, anticonceptie, gynaecologisch echoscopisch onderzoek en colposcopie.
Communicatie
Op het terrein van de psychosomatiek. Correspondentie 1e lijn.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Gebruik maken van supervisie.
Organisatie
Planning logistiek op de polikliniek. Het leiden van indicatiebespreking.
Maatschappelijk handelen Professionaliteit
42
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
Minimaal 8 KKB’s: waarvan minimaal 1 over een nieuwe patiënt / controle patiënt / inbrengen IUD / gynaecologische echoscopie.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijnen: Abnormaal vaginaal bloedverlies / Menopauze / Premenstrueel syndroom /Sterilisatie bij de vrouw / Vulvodynie / Diagnostiek en behandeling endometriose / Simpele ovariumcyste / Orale anticonceptie - intra-uteriene anticonceptie progestageencontraceptie - postcoïtale anticonceptie - natuurlijke geboorteregeling / Diagnostiek en behandeling van menorragie / Gynaecologische echoscopie. NVOG-standpunt: Risico van trombose bij de 3e generatie OAC. LTA: Vaginaal bloedverlies in de postmenopauze.
Portfolio
Minstens 50 polidagdelen. Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. Afgetekend kort verslag van voorzitten polikliniekbespreking. 2 Critical Appraised Topics over veel voorkomende gynaecologische vraagstukken die binnen dit thema werden ontmoet.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
43
TABEL 2.2.9:
THEMA ALGEMENE POLI GYNAECOLOGIE WEINIG VOORKOMEND
Inhoud Medisch handelen
Begeleiding op de polikliniek gynaecologie van zeldzamer casuïstiek als mammapathologie, PMS, heftige vaginale bloedingen, kindergynaecologie en congenitale afwijkingen.
Communicatie
Omgang met kind en ouders.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Multidisciplinair overleg.
Organisatie Maatschappelijk handelen Professionaliteit
44
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB) 360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
Zie poli gynaecologie veel voorkomend.
Portfolio
Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. 1 Critical Appraised Topic over weinig voorkomende gynaecologische vraagstukken die binnen dit thema werden ontmoet.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
45
TABEL 2.2.10:
THEMA UROGYNAECOLOGIE & BEKKENBODEM
Inhoud Medisch handelen
Diagnostiek (inclusief urodynamisch onderzoek). Conservatieve (medicatie, pessarium en fysiotherapie) en chirurgische therapie van genitale prolaps en incontinentie (voorwand, achterwand, perineoplastiek, vaginale uterusextirpatie en portioamputatie).
Communicatie
Seksuologische anamnese.
Kennis en wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Multidisciplinaire aanpak.
Organisatie Maatschappelijk handelen Professionaliteit
46
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
1 KKB
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijn: Urine-incontinentie.
Portfolio
Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. Aantal verrichte UDO’s. Aantal verrichte prolapsoperaties. Aantal midurethrale suspensies. 1 Critical Appraised Topic aangaande bekkenbodemvraagstukken. Cursus urogynaecologie (sterk aanbevolen).
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
47
TABEL 2.2.11:
THEMA ONCOLOGIE
Inhoud
48
Medisch handelen
Van (pre) maligne gynaecologische tumoren de risicofactoren en de symptomatologie kennen. Na diagnostiek de follow-up en het beleid bepalen. Kennis van (palliatieve) pijnbestrijding.
Communicatie
Slechtnieuwsgesprek voeren, rouwverwerking herkennen en daarmee omgaan, omgaan met verdriet, angst of onzekerheid en boosheid van patiënten of hun partner.
Kennis en wetenschap
Voorlichting patiënten over beschikbare folders en brochures en over patiëntenverenigingen. Omgaan met Evidence-Based Medicine.
Samenwerking
Multidisciplinaire aanpak.
Organisatie
Omgaan met de bestaande overlegstructuren en afspraken met betrekking tot verwijzingen.
Maatschappelijk handelen
Omgaan met euthanasieverzoek.
Professionaliteit
Kunnen omgaan met patiënten met een oncologische aandoening. Stervensbegeleiding.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
Ten minste 5, waaronder ten minste van elk 1: - KKB afdelingsvisite - KKB eerste anamnese en onderzoek - KKB slechtnieuwsgesprek.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
Richtlijnen gynaecologische oncologie oncoline (www.oncoline.nl / gynaecologische tumoren: cervixca, endometriumca, ovariumca, borderline ovariumca, mola, persisterende trofoblast, vaginaca, vulvaca) / Richtlijnen palliatieve zorg oncoline). Richtlijn NVOG Molazwangerschap. NVOG-standpunten: HPV en cervixpathologie / Erfelijke gynaecologische kanker. Basale kennis radiotherapie en chemotherapie.
Portfolio
10 polikliniekdagdelen gynaecologische oncologiepoli. Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. Aantallen assistentie bij grotere gynaecologische ingrepen. 1 Critical Appraised Topic op oncologisch terrein Participeren oncologieoverleg of bijeenkomsten WOG. Cursorisch onderwijs over oncologie gevolgd (sterk aanbevolen).
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
49
TABEL 2.2.12:
THEMA SEKSUOLOGIE
Inhoud Medisch handelen
In praktijk brengen van kennis van de gynaecologische problemen die een negatieve invloed op seksueel functioneren hebben. Seksuologische problemen signaleren, seksuologische anamnese afnemen, informatie geven over therapeutische mogelijkheden, eenvoudige seksuologische behandelingen toepassen. Signaleren negatieve seksuele ervaringen patiënte, hiermee omgaan en een juiste plaats geven t.a.v. de klachten van patiënte. In praktijk brengen van kennis van de gevolgen seksueel geweld voor gedrags- en klachtenpatroon.
Communicatie
Afnemen seksuologische anamnese.
Kennis en wetenschap
Omgaan met EBM.
Samenwerking
Verwijzing naar of overleg met seksuoloog.
Organisatie Maatschappelijk handelen Professionaliteit
50
Omgaan met vrouwen met seksuele geweldservaringen. Bekend zijn met procedures voor medisch onderzoek na seksueel geweld.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
2 KKB’s seksuele anamnese.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijn: Seksuele anamnese / Vulvodynie. NVOG-standpunt: Vrouwenbesnijdenis / Hymenreconstructie.
Portfolio
Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. 1 Critical Appraised Topic.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
51
TABEL 2.2.13:
THEMA VOORTPLANTINGSENDOCRINOLOGIE EN FERTILITEIT BASIS
Inhoud Medisch handelen
Kennis toepassen van de endocrinologie, hormonale substitutie, endocriene disfuncties die aanleiding kunnen geven tot cyclusstoornissen, en van oorzaken, diagnostiek en behandeling van primaire en secundaire oligo- en amenorroe, galactorroe, hyperprolactinemie en hirsutisme. Hanteren van de prognostische factoren voor zwangerschap, de oorzaken van en diagnostiek bij mannelijke en vrouwelijke subfertiliteit, riscio’s en complicaties van ovulatie-inductie en geassisteerde voortplantingstechnieken. Indicatie stellen tot en uitvoeren van het oriënterend fertiliteitonderzoek en vervolgens het beleid bepalen. Indicatie stellen voor en de waarde kennen van diagnostische testen: hysterosalpingografie en diagnostische laparoscopie met tubatesten en vervolgens beleid bepalen. Omgaan met globale kennis van kansen op doorgaande zwangerschap, spontane abortus en EUG bij de verschillende fertiliteitsbehandelingen.
Communicatie Kennis en wetenschap
Patiënten inlichten over waar zij aanvullend informatie kunnen verkrijgen en wijzen op bestaan van patiëntenverenigingen. Gebruik van EBM.
Samenwerking
Samenwerken in teamverband.
Organisatie
Omgaan met landelijke transmurale afspraken over 1e en 2e lijn en over behandelingen in gespecialiseerde 2e of 3e lijnscentra.
Maatschappelijk handelen Professionaliteit
52
Eigen positie bepalen bij ethische dilemma’s.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing (deze is voor de basis vooral gericht op de uitvoerende rol) Korte klinische beoordeling (KKB)
3 KKB’s over: - echoscopie - ovulatie-inductie - OFO-anamnese en 1e counseling. Fertiliteitsbespreking leiden waaruit het etiologisch en prognostisch redeneren blijkt.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
NVOG-richtlijnen: OFO /Anovulatie / IUI / Gynaecologisch echo-onderzoek / Mannelijke infertiliteit. LTA: subfertiliteit. Prognostische modellen.
Portfolio
15 polidagdelen VEF basis. Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. Kort essay over Baysiaans denken in het kader van fertiliteitsdiagnostiek. 1 Critical Appraised Topic over basaal fertiliteitswerk. Cursorisch onderwijs VEF (sterk aanbevolen).
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
53
TABEL 2.2.14:
THEMA VOORTPLANTINGSENDOCRINOLOGIE EN FERTILITEIT SPECIEEL
Inhoud Medisch handelen
Diagnostiek uitvoeren en beleid bepalen bij primaire en secundaire oligo/amenorroe, galactorroe en hirsutisme. De verschillende vormen van ovulatie-inductie, intra-uteriene inseminaties uitvoeren en monitoren. Voorlichting geven over geavanceerde technieken: tubachirurgie, IVF, ICSI, KID, eiceldonatie en adoptie. Behandeling OHSS. Landelijke registratiesystemen voortplantingsgeneeskunde kennen.
Communicatie
Over het voorgesteld beleid, slechtnieuwsgesprek.
Kennis en wetenschap
Gebruik van EBM.
Samenwerking
Samenwerken in teamverband.
Organisatie
Omgaan met transmurale afspraken.
Maatschappelijk handelen Professionaliteit
54
Ethiek gespecialiseerde technieken.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing (specieel is vooral gericht op de beleidsmakende rol) Korte klinische beoordeling (KKB)
2 KKB’s: slechtnieuwsgesprek bijv. POF, azoöspermie, uitbehandelde subfertiliteit.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
Overige NVOG-fertiliteitsrichtlijnen: Tubapathologie/ IVF/ OHSS / POF, Endometriose / Hoog technologisch draagmoederschap. NVOG-kwaliteitsnorm: IVF / Standpunt ICSI en genetisch onderzoek / Screening infectieziekten bij kunstmatige voortplanting.
Portfolio
5 polidagdelen VEF specieel. Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de polikliniek zijn gezien. 1 Critical Appraised Topic over specieel fertiliteitswerk.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
55
TABEL 2.2.15:
T H E M A O K L A A G I N G E S C H AT R I S I C O
Inhoud Medisch handelen
Met inzicht toepassen van basale chirurgische technieken. Ingrepen: kleine ingrepen vulva/vagina, cervix lisexcisie en exconisatie, vacuüm en gefractioneerde curettage, hysteroscopische chirurgie tot en met verwijdering gesteelde intracavitaire afwijking, laparoscopische chirurgie inclusief tubatesten, sterilisatie, EUG en salpingectomie. Laparotomie met kleine adhesiolysis en eenvoudige benigne adnexchirurgie.
Communicatie
OK verslaglegging. Overleg met patiënte en naasten.
Kennis en wetenschap
Gebruik van EBM.
Samenwerking
Omgang met OK-personeel, leiding geven in acute situaties.
Organisatie Maatschappelijk handelen Professionaliteit
56
Omgaan met complicaties.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB) De operatiekamer heeft een eigen dynamiek die verschilt van bijvoorbeeld de polikliniek. Dat vraagt om een variant op de KKB: de OSATS (objective structured assessment of technical skills). Zie tabel 1.3
Iedere in het logboek vermelde soort ingreep moet gestructureerd worden beoordeeld wat betreft technische aspecten. Daarbij hoort het mondeling verslag doen van het operatiebeloop aan de supervisor. Wanneer dit voor een soort ingreep als voldoende rijp is beoordeeld wordt dit schriftelijk vast gelegd voor de portfolio. Afhankelijk van ervaring en kwaliteit wordt een bekwaamheidsverklaring voor de ingreep gegeven. Per jaar 3 OSATS verdeeld over laparotomie, laparoscopie en hysteroscopie. Per jaar 5 praktijkbeoordelingen op de OK van communicatie, samenwerking en professioneel gedrag. Per jaar 2 praktijkbeoordelingen leiding geven aan de organisatie en behandeling van een spoedingreep.
360 graden-beoordeling Simulatietoets
Basis instrumentenleer (op locatie) / basis hecht- en knooptechniek / endotrainer oefeningen oog-handmotoriek
Kennistoets (voortgangstoets)
Basis chirurgische technieken kennis en anatomische kennis. Cobraklapper chirurgische technieken.
Portfolio
Aantallen kleine ingrepen vulva/vagina, cervix lisexcisie en exconisatie, vacuüm en gefractioneerde curettage, hysteroscopische chirurgie tot en met verwijdering gesteelde intracavitaire afwijking, laparoscopische chirurgie inclusief tubatesten, sterilisatie, EUG en salpingectomie. Laparotomie met kleine adhesiolysis en eenvoudige benigne adnexchirurgie. Afgetekende soorten ingrepen (zie onder KKB). Per half jaar bespreking over bekwaamheidsverklaringen o.b.v documentatie AIOS en expert opinion van de opleidergroep. Iedere complicatie van de AIOS moet beschreven worden en voorzien van reflectie. 1 Critical Appraised Topic over basischirurgische vraagstukken. Cursussen: cobracursus, cursus toegepaste anatomie.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
57
TABEL 2.2.16:
T H E M A O K H O O G I N G E S C H AT R I S I C O
Inhoud Medisch handelen
Verrichten van AUE, VUE, myoomenuclatie per laparotomie, uitgebreidere hysteroscopische resecties en laparoscopische cystectomie, ovariëctomie en adhesiolysis. Hechten totaalruptuur. Overhechten blaas- of darmlaesie.
Communicatie
OK-verslaglegging.
Kennis en wetenschap
Gebruik van EBM.
Samenwerking
Multidisciplinair complicatie behandelen.
Organisatie
Regelen OK-programma. Complicatieregistratie verzorgen.
Maatschappelijk handelen Professionaliteit
58
Omgaan met complicaties.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB) De operatiekamer heeft een eigen dynamiek die verschilt van bijvoorbeeld de polikliniek. Dat vraagt om een variant op de KKB: de OSATS (objective structured assessment of technical skills). Zie tabel 1.3
Iedere in het logboek vermelde soort ingreep moet gestructureerd worden beoordeeld wat betreft technische aspecten. Daarbij hoort het mondeling verslag doen van het operatiebeloop aan de supervisor. Wanneer dit voor een soort ingreep voldoende rijp is beoordeeld wordt dit schriftelijk vastgelegd voor de portfolio. Afhankelijk van ervaring en kwaliteit wordt een bekwaamheidsverklaring voor de ingreep gegeven. Per jaar 3 OSATS verdeeld over laparotomie, laparoscopie en hysteroscopie.
360 graden-beoordeling Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
Cobraklapper chirurgische technieken.
Portfolio
Aantallen AUE, VUE, myoomenuclatie per laparotomie, uitgebreidere hysteroscopische resecties en laparoscopische cystectomie, ovariëctomie en adhesiolysis. Hechten totaalruptuur. Overhechten blaas- of darmlaesie. Afgetekende soorten ingrepen (zie onder KKB). Per half jaar bespreking over bekwaamheidsverklaringen o.b.v documentatie AIOS en expert opinion van de opleidergroep. Iedere complicatie van de AIOS moet beschreven worden en voorzien van reflectie. 1 Critical Appraised Topic over complexere chirurgische vraagstukken. Beschrijving van de rol bij organisatie van de operatieplanning. Cursussen Werkgroep Gynaecologische Endoscopie (sterk aanbevolen).
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
59
TABEL 2.2.17:
T H E M A P E R I O P E R AT I E V E Z O R G
Inhoud Medisch handelen
Perioperatieve zorg bestaande uit: Op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek een differentiële diagnose opstellen en beleid maken. Verslaglegging dossier. Visite lopen bij postoperatieve patiënten. Wondbeoordeling. Behandeling van een acute buik en koorts. Preoperatief: In praktijk brengen van kennis over indicaties en contra-indicaties, alternatieven, risico’s en voor- en nadelen van de gynaecologische operaties, en van voorzorgmaatregelen c.q. profylactische behandelingen bij diverse operaties. Gebruik van de ASA-classificatie van het anesthesiologisch risico. Postoperatief: In praktijk brengen van kennis over fysiologie en pathofysiologie van de postoperatieve vochthuishouding en darmfunctie. Vaststelling beleid t.a.v. postoperatieve mobilisatie, medicatie, pijnstilling, antistolling en voeding. Ontslagbeleid. Symptomen van postoperatieve complicaties herkennen en beleid bepalen. Voor-en nadelen bloedtransfusie. Indicatie opname Intensive Care.
Communicatie Kennis en wetenschap
Gebruik van EBM.
Samenwerking
Multidisciplinair samenwerken met o.a anesthesist en andere consulenten.
Organisatie Maatschappelijk handelen Professionaliteit
60
Omgaan met complicaties.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB)
3 KKB: - afdelingsvisite - preoperatief gesprek - postoperatief gesprek patiënte of familie.
360 graden-beoordeling
1x
Simulatietoets Kennistoets (voortgangstoets)
Cobracursus en Cobraklapper.
Portfolio
Documentatie van de diversiteit van de ervaring: welke ziektebeelden op de afdeling zijn gezien. 1 Critical Appraised Topic over perioperatieve zorgvraagstukken.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
61
TABEL 2.2.18:
T H E M A A L G E M E N E B A S I S VA A R D I G H E D E N , W E T E N S C H A P EN MANAGEMENT
Inhoud
62
Medisch handelen
Gebruiken richtlijnen NVOG + verloskundig vademecum. Visite lopen, patiënten observeren. Reanimatietechniek beheersen.
Communicatie
Gesprekstechnieken, verslaglegging, dossiervoering, voorlichtingsgesprekken, onderhandelen, conflicten hanteren.
Kennis en wetenschap
Medische literatuur beoordelen en het beheersen van de techniek van de Critical Appraised Topic met behulp van de PICO (Problem, Intervention, Comparison, Outcome). Vraagstellingen in termen van wetenschappelijk onderzoek formuleren. Literatuuronderzoek doen. EBM-principes hanteren. Onderwijs verzorgen. Feedback geven. Gebruik van bronnen van voorlichting.
Samenwerking
Werken in teamverband, multidisciplinair overleg. Gebruik van verschillende vergadertechnieken.
Organisatie
Visie formuleren, strategie bepalen en beleid maken. Projectmatig werken. Protocollair werken. Gebruiken van kennis over de gezondheidszorgstructuur. Begrijpen van financiële structuren en maatschapverband. Omgaan met budgettering en marktgerichte zorg. Participeren in (maatschap-) management. Triage. Efficiënt zorg leveren. Organisatie multidisciplinaire zorg. Deelname aan een multicenter onderzoek organiseren.
Maatschappelijk handelen
Toepassen wetten met betrekking tot medisch handelen als WGBO. Preventie, riskmanagement, omgaan met fouten. Opkomen voor de patiënt (‘advocaat’), in arts-patiëntrelatie en in breder perspectief.
Professionaliteit
Empathie en omgaan met eigen gevoelens. Zelfkennis. Kennis en vaardigheden onderhouden. Evalueren eigen behandelresultaten. Omgaan met klachten. Verantwoordelijkheid nemen. Flexibiliteit tonen. Reflectie op eigen handelen.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Toetsing Korte klinische beoordeling (KKB) 360 graden-beoordeling
Via de drie 360º-beoordelingen tonen goed samen te werken, te organiseren en professioneel gedrag te tonen.
Simulatietoets
Jaarlijkse Acute Life Support cursus.
Kennistoets (voortgangstoets)
WGBO-kennis, BIG-kennis, globale kennis van maatschappelijke discussies in Medisch Contact.
Portfolio
Per jaar 5 modelbrieven aan de huisarts verzamelen. Artikel schrijven in een tijdschrift of een voordracht houden op een geaccrediteerd congres. Via de resultaten van CAT’s aantonen dat EBM opgenomen is in het dagelijks functioneren. Kort verslag doen van een door de AIOS geleid project, bijvoorbeeld: inrichten EH-kamer, opzetten of verbeteren complicatieregistratie etc.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
63
TABEL 2.3.A EN B: THEMA’S, IJKPUNTEN EN BEKWAAMHEIDSNIVEAUS
Per thema is bepaald welk minimaal bekwaamheidsniveau gehaald moet zijn op een bepaald ijkpunt
26
64
Voor de toetsing van de AIOS is in consensusbesprekingen binnen de NVOG gekozen voor een combinatie van thema’s, ijkpunten en bekwaamheidsniveaus. 26
Bekwaamheidsniveau (1 tm 5) 1 2 3 4 5
Heeft kennis van Handelt onder strenge supervisie Handelt met beperkte supervisie Handelt zonder supervisie Superviseert en onderwijst bij de handeling
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Dit schema regelt in grote lijnen de relatie tussen de opleidingsfase en de minimale ontwikkeling van de AIOS in de verschillende thema’s. TABEL 2.3.A - BEKWAAMHEIDSNIVEAUS WEERGEGEVEN PER IJKPUNT, GEGROEPEERD PER THEMA
Wat kan de AIOS op zijn minst op het ijkpunt? Thema’s versus 3 ijkpunten (I, II en III) op bekwaamheidsniveaus (1 tm 5)
IJkpunt I
Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd
IJkpunt II IJkpunt III
5
Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd
3
Gewone bevalling
5
Gecompliceerde bevalling Gecompliceerde bevalling hoog ingeschat risico Kraamperiode & kind ongecompliceerd
5
4
5
2
3
4
2
3
3
Kraamperiode & kind gecompliceerd
3
4
5
Algemene poli gynaecologie veel voorkomend
3
4
5
Algemene poli gynaecologie weinig voorkomend
2
3
4
Urogynaecologie & Bekkenbodem
2
3
4
Oncologie
2
3
4
Seksuologie
2
3
4
Voortplantingsendocrinologie & Fertiliteit basis
3
4
5
Voortplantingsendocrinologie & Fertiliteit specieel
2
3
4
OK laag ingeschat risico
2
3
5
OK hoog ingeschat risico
2
3
4
Perioperatieve zorg
2
3
4
Algemene vaardigheden
Om te kunnen beoordelen zijn ijkpunten nodig. Wat moet een AIOS kunnen op welk punt van de opleiding en welke mate van zelfstandigheid is dan bereikt?
4
IJkpunt I = aan het einde van de basisfase. IJkpunt II = aan het einde van de speciële fase. IJkpunt III = aan het einde van de integratiefase. De opleiding is bij ijkpunt III afgerond.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
65
Dit schema regelt in grote lijnen de relatie tussen de opleidingsfase en de minimale ontwikkeling van de AIOS in de verschillende thema’s. TABEL 2.3.B - IJKPUNTEN WEERGEGEVEN PER BEKWAAMHEIDSNIVEAU, GEGROEPEERD PER THEMA
Wanneer bereikt de AIOS welk bekwaamheidsniveau? Thema’s versus bekwaamheidsniveaus (1 tm 5) op 3 ijkpunten (I, II en III)
1
2
3
4
5
Heeft kennis van
Handelt onder strenge supervisie
Handelt met beperkte supervisie
Handelt zonder supervisie
Superviseert en onderwijst bij de handeling
Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd
I
Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd
I
II
Gewone bevalling Gecompliceerde bevalling
III I
I
III
Gecompliceerde bevalling hoog ingeschat risico
I
III
Kraamperiode & kind ongecompliceerd
I
Kraamperiode & kind gecompliceerd
I
II
III
I
II
III
Algemene poli gynaecologie veel voorkomend Algemene poli gynaecologie weinig voorkomend
I
II
III
Urogynaecologie & Bekkenbodem
I
II
III
Oncologie
I
II
III
Seksuologie
I
II
III
I
II III
Voortplantingsendocrinologie & Fertiliteit basis
III
Voortplantingsendocrinologie & Fertiliteit specieel
I
II
OK laag ingeschat risico
I
II
OK hoog ingeschat risico
I
II
Perioperatieve zorg
I
II
Algemene vaardigheden
66
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
III III III III
Hoofdstuk 3
PORTFOLIO
EN HET VOORTGANGSGESPREK Fedde Scheele
Het portfolio is een aangepast logboek. Het portfolio kan vele doelen dienen, maar wij kiezen ervoor om de doelen voornamelijk te leggen bij de voorbereiding van voortgangsgesprekken. 27 Bij de voortgangsgesprekken wordt het portfolio gebruikt voor de volgende onderwerpen: -
Zelfinzicht: Het verschaft de AIOS inzicht in de eigen ontwikkeling op twee verweven terreinen: de thema’s (zie hoofdstuk 2) en de algemene competenties (zie hoofdstuk 1). Bij ieder voortgangsgesprek zorgt de AIOS voor een bijgewerkt logboek. Dat logboek wordt aangevuld met een evaluerend stuk dat aantoont hoe de in hoofdstuk 2 beschreven thema’s volgens het opleidingsplan doorlopen worden. Verder loopt de AIOS de 7 algemene competenties langs en beschrijft kort welke bewijsvoering er is voor ontwikkeling in die algemene competenties. Over de algemene competenties wordt ten behoeve van het komende voortgangsgesprek een zelfbeoordelinglijst ingevuld en aangevuld met expliciete voorbeelden of bewijzen (zie tabel 3.1). Het logboek dat is voorzien van een reflectie mag met recht portfolio genoemd worden.
-
Taakstelling: Het geeft de AIOS de gelegenheid om voor ieder voortgangsgesprek een plan te formuleren voor het volgende halfjaar: wat zijn de belangrijkste aandachtspunten?
-
Informatie voor de opleider: Het verschaft de opleider voldoende grond om na bestudering van het portfolio een goede indruk te krijgen van de activiteiten, ervaringen en plannen van de AIOS en daar ontwikkelingsgericht feedback op te geven.
-
Bekwaamheidsverklaringen: Er wordt gewerkt met bekwaamheidsverklaringen voor zelfstandigheid op diverse deelaspecten van de thema’s. Er zijn 3 typen van toenemende bekwaamheidsverklaring te geven die passen bij de bekwaamheidsniveaus 3, 4 en 5: a) De AIOS is goed beoordeeld bij de observatie van de behandeling (voorbeeld vacuümextractie) en heeft voldoende kennis getoond bij verder uitvragen. De AIOS kan met de supervisor op de achtergrond de behandeling uitvoeren. b) De AIOS is goed beoordeeld en zo ervaren dat de behandeling na telefonisch overleg en goedkeuring van de supervisor zelfstandig kan worden uitgevoerd zonder aanwezigheid van die supervisor. c) De AIOS is goed beoordeeld, ervaren en zo rijp bevonden dat deze zonder overleg met de supervisor de behandeling zelfstandig mag uitvoeren zonder aanwezigheid van de supervisor. Het onderwijzende stadium is bereikt (bekwaamheidsniveau 5).
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Belangrijkste doel portfolio in de NVOG: de voorbereiding van ontwikkelingsgerichte voortgangsgesprekken
27
67
In de voorbereiding van de voortgangsgesprekken vraagt de AIOS de bekwaamheidsverklaringen zelf aan. - Notulen: Notulen van de voortgangsgesprekken worden door de AIOS gemaakt en na accorderen door de opleider in het portfolio gevoegd. Er kan op terug worden gekomen.
68
-
Sterkte en zwakte van de opleiding in beeld: Evaluaties met behulp van het portfolio kunnen ook zwaktes van het opleidingsinstituut aan het licht brengen. Bij eventuele zwaktes moet de opleider een schriftelijke reactie en een plan van aanpak leveren bij de interne audit (hoofdstuk 6). In jaarlijkse bijeenkomsten van de opleidingscluster, met als doel evaluatie van de opleidergroepen en de opleidingsinstituten, moeten deze maatregelen worden besproken.
-
Zwakkere AIOS komen mogelijk in beeld: De inzet van het portfolio is primair het stimuleren van ontwikkeling en zelfsturing in het leerproces. Het doel is slechts secundair het afwijzen van zwakkere AIOS. Een portfolio kan zwakte van de AIOS aan het licht brengen. Wanneer men tijdens het voortgangsgesprek onvoldoende groei signaleert, wordt eventueel in overleg met een ad hoc-commissie aangewezen door het Concilium, een individueel beoordelingstraject uitgezet (zie hoofdstuk 7).
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
TABEL 3.1 - COMPETENTIEKAART (BRON: PROF. DR. OLLE TEN CATE) COMPETENTIEKAART
Z E L F B E O O R D E L I N G T. B . V . H E T V O O R T G A N G S G E S P R E K
Naam assistent: Datum: (omcirkelen) beneden verwacht niveau
verwacht niveau
boven verwacht niveau
Medisch handelen U bezit kennis en vaardigheid naar de stand van het vakgebied U past het diagnostisch en therapeutisch arsenaal van het vakgebied goed toe U levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg U vindt snel de vereiste informatie en pas deze goed toe
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
8 8 8 8
9 9 9 9
10 10 10 10
Communicatie U bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op U luistert goed en verkrijgt efficiënt relevante patiëntinformatie U bespreek medische informatie goed met patiënten en familie U doet adequaat mondeling en schriftelijk verslag over patiëntencasus
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
8 8 8 8
9 9 9 9
10 10 10 10
Samenwerking U overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners U verwijst adequaat U levert effectief intercollegiaal consult U draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
8 8 8 8
9 9 9 9
10 10 10 10
Organisatie U verdeelt uw energie goed tussen patiëntenzorg, opleiding en andere activiteiten U besteedt de beperkt beschikbare middelen voor de gezondheidzorg verantwoord U werkt effectief en efficiënt in een gezondheidszorgorganisatie U gebuikt ICT adequaat voor optimale patiëntenzorg en voor het eigen leerproces
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
8 8 8 8
9 9 9 9
10 10 10 10
Maatschappelijk handelen U kent en herkent de belangrijkste determinanten van ziekte U bevordert de gezondheid van patiënten en de gemeenschap als geheel U handelt volgens de relevante wettelijke bepalingen U treedt adequaat op bij incidenten in de zorg
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
8 8 8 8
9 9 9 9
10 10 10 10
Kennis en wetenschap U beschouwt medische informatie kritisch U bevordert de verbreding en ontwikkeling van wetenschappelijke vakkennis U ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsplan U bevordert de deskundigheid van studenten en agio’s, en van patiënten en anderen
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
8 8 8 8
9 9 9 9
10 10 10 10
Professionaliteit U levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokken wijze U vertoont adequaat persoonlijk en interpersoonlijk professioneel gedrag U kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daarbinnen U oefent de geneeskunde ethisch uit naar de normen van het beroep
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
8 8 8 8
9 9 9 9
10 10 10 10
De zelfbeoordeling vereist ook expliciete voorbeelden en argumentaties op opvallende punten.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
69
DE
I N H O U D VA N H E T P O R T F O L I O
Personalia en opleidingsschema
Personalia28
Opleidingsschema vastgesteld door de MSRC
29
Naam en voorletters: 28 Voornaam: Adres: Postcode en plaats: E-mail: Geboortedatum: Opleiding: Opleider(s): BIG-nummer: Opleidingsregisternummer: Aanvangsdatum opleiding: 29 Einddatum opleiding: Opleider(s) en geplande stageplekken: Opleidingsinrichting(en): Stage(s): De voortgangsgesprekken
Documentatie van de halfjaarlijkse voortgangsgesprekken
30
Het hogere niveau van documentatie: zelfreflectie op basis van brongegevens 30 Per voortgangsgesprek: 1 Het evaluerende stuk dat aantoont hoe de in hoofdstuk 2 beschreven thema’s volgens het opleidingsplan doorlopen worden. 2 De ingevulde zelfbeoordelinglijst (zie tabel 3.1) aangevuld met expliciete voorbeelden en bewijsvoering voor ontwikkeling in de algemene competenties. 3 Het voor het voortgangsgesprek geformuleerde plan voor het volgende half jaar: wat waren de belangrijkste aandachtspunten? 4 De geaccordeerde notulen van de voortgangsbespreking, inclusief de eventuele bekwaamheidsverklaringen. De toetsing Brongegevens
70
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
R E S U LTAT E N
VOORTGANGSTOETS
TABEL 3.2 - DE 360º-BEOORDELINGEN
Normale bevalling Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd Perioperatief
Verloskamers Polikliniek Afdeling
1 x 360º-beoordeling 1 x 360º-beoordeling 1 x 360º-beoordeling
TABEL 3.3 - DE KKB’S EN DE OSATS GERANGSCHIKT PER THEMA
Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd
2 KKB’s observatie deel van een spreekuur, met minstens 1 counselinggesprek
Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd
3 KKB’s op polikliniek of afdeling zwangeren
Normale bevalling
5 KKB’s van een (gedeelte van een) partus, 1x techniekbeoordeling episiotomie
Gecompliceerde bevalling
minimaal 5 KKB’s FE en/of VE en 5 SC in de eerste 4 jaar
Hoogrisicobevalling
5 KKB’s (meerlingen of vaginale stuitbevallingen) tijdens de opleiding
Kraamperiode & kind ongecompliceerd
1 KKB op de kraamafdeling
Kraamperiode & kind gecompliceerd
1 KKB slecht nieuwsgesprek
OK laag ingeschat risico & OK hoog ingeschat risico
Per jaar 3 OSATS Per jaar 5 praktijkbeoordelingen op de OK van communicatie, samenwerking en professioneel gedrag Per jaar 2 praktijkbeoordelingen leiding geven aan de organisatie en behandeling van een spoedingreep
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
KKB OSATS
71
Verrichtingen
Algemene poli gynaecologie veel voorkomend
8 KKB’s: waarvan minimaal 1 over een nieuwe patiënt / controle patiënt / inbrengen IUD / gynaecologische echoscopie
Urogynaecologie & Bekkenbodem
1 KKB
Oncologie
5 KKB’s, waaronder van de afdelingsvisite, eerste anamnese en onderzoek, en slechtnieuwsgesprek
VEF basis
3 KKB’s over: - echoscopie - ovulatie-inductie - OFO-anamnese en 1e counseling
VEF specieel
2 KKB’s: slechtnieuwsgesprek bijv. POF, azoöspermie, uitbehandelde subfertiliteit
Perioperatief
3 KKB’s: - afdelingsvisite - preoperatief gesprek - postoperatief gesprek patiënte of familie
Seksuologie
2 KKB’s seksuele anamnese
De operatieve en verloskundige verrichtingen Elk type ingreep moet gestructureerd worden beoordeeld op technische aspecten. Daarbij hoort mondeling verslag doen aan de supervisor van het operatiebeloop en kunnen beargumenteren van stappen en keuzes. Wanneer dit voor een soort ingreep voldoende goed is beoordeeld, wordt dit schriftelijk vastgelegd volgens het format: Ingreep – patiënt – beoordelaar – datum. Dit houdt dus de 1e bekwaamheidverklaringsgraad (A) in. De AIOS is in staat de ingreep zelfstandig uit te voeren, maar is nog niet voldoende ervaren om de ingreep zonder de supervisor stand-by uit te voeren.
72
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
TABEL 3.4 - VERRICHTINGEN
Verrichtingen verloskunde
Verrichtingen gynaecologie
Deze lijst kan door de AIOS worden aangevuld
Deze lijst kan door de AIOS worden aangevuld
-
-
Spontane bevallingen in hoofdligging 2e graadsrupturen Episiotomieën MBO’s Vacuümextracties Forcipale extracties Stuitbevallingen Meerlingbevallingen Sectio’s Manuele placentaverwijderingen Totaalrupturen Laagrisicospreekuren verloskunde Counselinggesprekken verloskunde Slechtnieuwsgesprekken verloskunde Poliklinieksessies met hoogrisico zwangeren - Verloskundige echoscopie
-
-
-
Kleine ingrepen vulva/vagina Cervix-lisexcisie Exconisatie Vacuüm en gefractioneerde curettage Hysteroscopische chirurgie tot en met verwijdering gesteelde intracavitaire afwijking Uitgebreidere hysteroscopische resecties Laparoscopische chirurgie inclusief tubatesten, sterilisatie, EUG en salpingectomie laparoscopische cystectomie, ovariëctomie en adhesiolysis Laparotomie met: kleine adhesiolysis eenvoudige benigne adnexchirurgie AUE VUE Laparoscopische uterusextirpatie Myoomenucleatie per laparotomie Overhechten blaas- of darmlaesie UDO’s Prolapsoperaties Midurethrale suspensies Assistentie bij grotere gynaecologische oncologische ingrepen Polikliniekdagdelen gynaecologie Polikliniekdagdelen gynaecologische oncologiepoli Polikliniekdagdelen VEF basis Kansencounseling VEF Polikliniekdagdelen VEF specieel Slechtnieuwsgesprekken VEF Gynaecologische echoscopie
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
73
TABEL 3.5 - DE SIMULATIETOETSEN GERANGSCHIKT PER THEMA
Normale bevalling
Fantoom gewone partus / schouderdystocie / fluxus / stuit Episiotomie CTG-toetsing op locatie Resuscitatie pasgeborene
Gecompliceerde bevalling
Jaarlijkse fantoomtoets VE / FE / schouderdystocie
Hoogrisico bevalling
Jaarlijkse fantoomtoets op complexe stuitbevallingen
OK laag ingeschat risico
Basis instrumentenleer (op locatie) / basis hecht- en knooptechniek / endotrainer oefeningen oog-handmotoriek
IV De ervaring gedocumenteerd: Brongegevens Verrichtingen en complicaties
UITGEVOERDE
V E R R I C H T I N G E N E N C O M P L I C AT I E S
Verloskamer en operatiekamer - Elk type verloskundige en operatieve ingreep moet worden bijgehouden in aantallen. Zie voor streefgetallen tabel 3.8 - Elke eigen complicatie moet worden beschreven met het beloop en de beschrijving van de eigen rol in de begeleiding van de patiënt. Polikliniek en afdeling - Documentatie van de diversiteit van de ervaring gerangschikt per thema: welke ziektebeelden zijn op de polikliniek of afdeling gezien. - Documentatie van de diversiteit van de ervaring op het gebied van: - Communicatie (o.a. slecht nieuwsgesprek, etc.) - Samenwerking (o.a. ontwikkeling leiderschap: specifieke ervaringen?) - Organisatie (o.a. welke projecten heeft de AIOS begeleid?) - Maatschappelijk handelen - Professioneel gedrag (o.a. moeilijke momenten van professioneel gedrag). Deze lijst kan worden aangevuld bij de voorbereiding van de voortgangsgesprekken.
74
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Critical Appraised Topics De per thema vereiste Critical Appraised Topics moeten worden verzameld. Het doel is om de CAT onderdeel te laten zijn van de praktijkvoering van de AIOS. CAT’s moeten geen ellenlange procedures zijn. Het gaat om zoektochten van enkele uren die een alledaags probleem benaderen. De koosnaam PICO voor de methodiek kan in deze context misschien beter als picolo worden aangeduid. Thans kosten gemaakte PICO’s nog veel tijd en daarom is het aantal PICO’s voor het portfolio beperkt. De vereiste aantallen verzamelde CAT’s zijn vermeld in tabel 3.6. Gehouden voordrachten en referaten gerangschikt naar thema Reflectieopdrachten of verslagen per thema Zie tabel 3.7 voor specificatie.
Wetenschappelijke productie Brongegevens Publicatielijst, dissertatie.
Onderwijs buiten de kliniek Brongegevens Gevolgd cursorisch onderwijs, congressen, symposia en wetenschappelijke vergaderingen gerangschikt naar thema’s
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
75
TABEL 3.6 - CAT’S
Thema Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd
76
Critical Appraised Topics verslagen 1
Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd
2
Normale bevalling
1
Gecompliceerde bevalling
1
Hoogrisicobevalling
1
Kraamperiode & kind ongecompliceerd
1
Kraamperiode & kind gecompliceerd
1
OK laag ingeschat risico
1
OK hoog ingeschat risico
1
Algemene poli gynaecologie veel voorkomend
2
Algemene poli gynaecologie weinig voorkomend
1
Urogynaecologie & Bekkenbodem
1
Oncologie
1
VEF basis
1
VEF specieel
1
Perioperatief
1
Seksuologie
1
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
TABEL 3.7 - REFLECTIEOPDRACHTEN OF VERSLAGEN
Normale bevalling
Schriftelijke reflectie op de behandeling van een eigen patiënt met sociaal probleemgedrag. Hoe kiest de AIOS positie en welke acties worden gekozen?
Gecompliceerde bevalling
Verslag slechtnieuwsgesprek (max. 1 A4).
OK laag ingeschat risico & OK hoog ingeschat risico
Iedere complicatie van de AIOS moet beschreven worden en voorzien van reflectie.
OK hoog ingeschat risico
Beschrijving van de rol bij organisatie van de operatieplanning.
Algemene poli gynaecologie veel voorkomend
Kort afgetekend verslag voorzitten van een polikliniekbespreking.
VEF basis
Verslag fertiliteitbespreking leiden waaruit het etiologisch en prognostisch redeneren blijkt. Kort essay over Baysiaans denken in het kader van fertiliteitsdiagnostiek.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Minimum aantal reflectieverslagen per thema
77
TABEL. 3.8 - STREEFGETALLEN
Verrichting In tabel 3.8 staan de verrichtingen uit het document ‘eindtermen opleiding verloskunde en gynaecologie’ en worden de streefgetallen genoemd. Indien van betekenis, zijn ook de streefgetallen na het behalen van niveau 4 gemeld.
Streefgetal (totaal)
Verricht op bekwaamheidsheidsniveau 4
Laparoscopische chirurgie - Diagnostische laparoscopie /Sterilisatie
50
10
- Eenvoudige adhesiolysis
10
n.v.t.
- Salpingectomie /salpingotomie inclusief EUG
20
5
- Cystectomie
10
n.v.t.
- Diagnostische hysteroscopie
40
10
- Resectie gesteelde intracavitaire afwijkingen
10
5
- Resectie myomen (type O-I)
10
n.v.t.
- Resectie myomen (type II)
10
n.v.t.
10
5
5
n.v.t.
15
5
Hysteroscopische chirurgie
Conventionele gynaecologische chirurgie - Marsupialisatie van de klier van Bartholin - Kleine ingrepen aan de vulva (verwijdings- en vernauwingsplastieken, labiumresectie) - Operatieve correctie ongecompliceerde prolapsen en perineoplastiek - Kleine ingrepen aan de cervix (diathermische lisexcisie)
20
5
20
10
- Myoomenucleatie per laparotomie
5
n.v.t.
- Hysterectomie abdominaal
40
5
- Hysterectomie vaginaal
30
5
- (Vacuüm) curettage eventueel gefractioneerd
- Resectie adnexafwijkingen per laparotomie/ adnex extirpatie per laparotomie
15
5
5
n.v.t.
- Forcipale extractie
3
n.v.t.
- Vacuümextractie
30
20
- Sectio
50
10
- Manuele placentaverwijdering
15
5
- Herstel totaalruptuur
10
5
- Meerlingbevalling
15
n.v.t.
- Vaginale stuitbevalling
5
n.v.t.
- Sterilisatie per laparotomie (bijv. bij sectio)
Obstetrische ingrepen
Echoscopie
78
- Obstetrisch (biometrie, globale screening, PI)
150
100
- Obstetrisch (screening)
10
n.v.t.
- Gynaecologisch
120
100
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Hoofdstuk 4
CURSORISCH
ONDERWIJS Jan van Lith en Clasien van der Houwen
HUIDIGE
S I T U AT I E
De NVOG heeft een traditie van gevarieerd cursorisch onderwijs. Enerzijds zijn er landelijke cursussen voor AIOS waarin een belangrijk deelgebied aan bod komt. Deze cursussen worden gemaakt en gegeven door enthousiaste leden van de NVOG, met meestal een groot draagvlak in de betreffende werkgroepen van de NVOG. De Commissie Onderwijs heeft criteria geformuleerd waaraan deze cursussen dienen te voldoen. Momenteel zijn er 4 cursussen verplicht: foetale bewaking, echoscopie, basale chirurgie (alfa-cursus) en toegepaste anatomie. Daarnaast dienen cursussen uit een aanbevolen pakket te worden gekozen (zie www.nvog.nl onder varia of Commissie Onderwijs). Anderzijds is er de jaarlijkse cursus te Vught met twee identieke dagen voor alle assistenten. Hier wordt een variabel programma geboden, waar communicatie, consensusbespreking over vakinhoudelijke onderwerpen en intervisie vaste onderdelen vormen. Een aparte commissie (Commissie Cursorisch Onderwijs) organiseert deze landelijke dagen. Naast het landelijk onderwijs biedt de cluster gemiddeld 1 dag per 2 maanden onderwijs: een variabel programma.
NIEUWE
S I T U AT I E
Het cursorisch onderwijs is nog niet afgestemd op NVOG-HOOG. Uitgangspunten voor NVOG-HOOG zijn: 1 Het CCMS vereist minimaal 1 dag per maand cursorisch onderwijs. 2 Voor alle thema’s moet worden vastgesteld hoe het leerproces het beste kan worden gefaciliteerd: door persoonlijke studie, door ervaring en onderwijs op de werkplek, door onderwijs in de cluster of specialisme overstijgend onderwijs, door landelijke of internationale cursussen. Waar leemtes zijn, moet nieuw onderwijs worden ontwikkeld. 3 Er moet onderwijsaanbod zijn voor alle algemene competenties. Momenteel heeft de competentie ‘medische expertise’ een prominente plaats; de andere competenties zijn relatief onderbelicht. Specialisme-overstijgend onderwijs in algemene competenties dient te worden afgestemd op andere wetenschappelijke verenigingen. In verschillende gremia worden initiatieven genomen om tot een breder cursusaanbod van de vakoverstijgende algemene competenties te komen. 4 Cursussen moeten zo mogelijk verschillende competenties geïntegreerd aanbieden zodat het geleerde, in de context waarin het moet worden toegepast, gemakkelijker zal worden herkend. Dit geldt in het bijzonder in acute situaties. Tijdens de MOET (managing obstetric emergencies and trauma) cursus bijvoorbeeld, wordt nadrukkelijk de samenwerking met medewerkers en andere disciplines geoefend en bediscussieerd.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
79
5 Naast thematisch onderwijs is er ook ruimte voor variabele programma’s, zodat op actuele onderwerpen kan worden ingespeeld. 6 De AIOS dient zoveel mogelijk zelf het onderwijspakket samen te stellen. Op grond van het portfolio moet per thema aannemelijk worden gemaakt hoe voldoende bekwaamheid wordt verkregen. Voor de tijdsplanning van een cursus in de opleiding zijn de bekwaamheidsniveaus per thema de rode draad. Om een bekwaamheidsniveau 3 te halen (handelt met beperkte supervisie) moet in principe het voor dat thema beschikbare cursorisch onderwijs zijn gevolgd. Individuele variaties, leidend tot hogere bekwaamheidsniveaus door verdiepend cursorisch onderwijs of internationale cursussen worden van harte aanbevolen.
WAT
DIENT ER TE WORDEN ONTWIKKELD?
Vooral de uitgangspunten 2, 3 en 4 moeten verder worden uitgewerkt. Duidelijk moet worden op welk niveau per thema onderwijsaanbod moet worden gecreëerd. De algemene competenties (tabel 1.1) komen onvoldoende tot hun recht in het huidige cursorisch onderwijs. De competentie medisch handelen kan aan kracht winnen door deze te plaatsen in de context van de andere algemene competenties. De Commissie Onderwijs dient de uitwerking van deze uitgangspunten verder te coördineren. In de onderstaande tabel wordt inzichtelijk wat reeds bestaat en aansluit bij welk thema. TABEL 4.1 - CURSORISCH ONDERWIJS: WAT BESTAAT ER AL?
Thema
Landelijk bestaand
Gewone bevalling
Foetale bewaking Echoscopie
Gecompliceerde bevalling
MOET
Gecompliceerde bevalling hoog ingeschat risico
Stuit en schouderdystocie cursus
Kraamperiode & kind ongecompliceerd Kraamperiode & kind gecompliceerd
80
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd
Genetica Foetale bewaking Echoscopie
Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd
Echoscopie 2
Algemene poli gynaecologie veel voorkomend
Colposcopie Hysteroscopie
Algemene poli gynaecologie weinig voorkomend
Vulvapathologie
Urogynaecologie & Bekkenbodem
Urogynaecologie
Oncologie
Oncologie
Seksuologie Endocrinologie & Fertiliteit basaal
Voortplantingsendocrinologie en Fertiliteit
Endocrinologie & Fertiliteit specieel OK laag ingeschat risico
Alfacursus Anatomie Hysteroscopie/laparoscopie
OK hoog ingeschat risico
Laparoscopie gevorderden
Perioperatieve zorg
Alfacursus
Algemene vaardigheden Financiering. Management EBM
Landelijk cursorisch onderwijs Vught Voortgangstoets (biedt referentiekader cognitief domein van de gynaecoloog) EBM-cursus
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
81
Hoofdstuk 5
DOCENTPROFESSIONALISERING Thierry van Dessel
WAAROM
DOCENTPROFESSIONALISERING?
-
Om leden van de opleidingsgroepen die gynaecologen opleiden beter op hun veranderende taak toe te rusten. Zonder aanvullende docentprofessionalisering zal aan de nieuwe eisen vaak niet worden voldaan. Er is dus aanvullende scholing nodig: ‘Teach the Teachers (TTT)’. Teach the Teacher-programma’s zijn het fundament onder de nagestreefde kwaliteitsverbetering in de opleiding tot gynaecoloog.
-
Omdat docentprofessionalisering door het CCMS verplicht gesteld is.
TTT is het fundament onder de kwaliteitsverbetering in de opleiding.
Docentprofessionalisering is wet
RAAMPLAN SCHOLING OPLEIDERS
MEDISCHE
VERVOLGOPLEIDINGEN
Onderwijskundigen uit Nijmegen en Groningen hebben in samenspraak met de Samenwerkende Topklinische Ziekenhuizen een raam- plan voor een Teach the Teachersprogramma gemaakt
De visie in het curriculum NVOG-HOOG over hoe een TTT-programma moet worden opgebouwd is sterk beïnvloed door het stuk van Bolhuis et al. ‘Naar een raamplan en scholing voor opleiders medische vervolgopleidingen’. Sommige aanbevelingen die volgen zijn dan ook letterlijk overgenomen uit dit stuk. Het omvat de algemene uitgangspunten voor scholing en de te bereiken eindtermen voor alle opleiders. Tevens worden praktische voorstellen geformuleerd voor een scholingstraject. 34 Het raamplan is minder uitgebreid over de belangrijke onderwerpen van portfolio voor de opleider/opleiding en toetsing van de opleider/opleiding. Hiervoor worden nog aanvullende voorstellen geformuleerd door de Commissie Onderwijs. Uitgangspunten voor scholing van opleiders medische vervolgopleidingen 1 De scholing sluit aan bij besluiten van het CCMS over de gewenste competenties en werkwijze van opleiders. 2 Uitgangspunt voor de invulling van de cursus is de dagelijkse praktijk waarin de opleiders en arts-assistenten samen werken. Het leren van de arts-assistent speelt zich grotendeels af in de praktijk. Hierbij observeert de arts-assistent de opleider en de werkomgeving, krijgt uitleg, voert zelf handelingen uit en krijgt feedback. De opleider leert te waarborgen dat de assistent voldoende en gevarieerde leerervaringen kan opdoen, goede uitleg en relevante opdrachten krijgt, geobserveerd wordt, feedback krijgt op het handelen en adequaat wordt beoordeeld. Er worden algemene vaardigheden geoefend die voor iedere opleider relevant zijn (bijv. het geven van feedback of het voeren van een voortgangsgesprek).
34
82
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
3 De scholing omvat een traject van cursusonderdelen waartussen wordt gewerkt aan de implementatie in de dagelijkse praktijk. Hiervoor wordt bewust gekozen omdat eenmalige cursussen zelden tot structurele gedragsverandering leiden. 4 Opleiden gebeurt door opleidingsgroepen. Op termijn zullen daarom alle leden van opleidingsgroepen basisexpertise moeten verwerven. Minimaal twee opleiders per opleidingsgroep = opleiderteam dienen zich – met het oog op de eindverantwoordelijkheid voor het opleidingsprogramma en de afsluitende beoordeling van arts-assistenten – alle onder 2.2 beschreven competenties eigen te maken. Overige leden van de opleidingsgroep volstaan vooralsnog met het verwerven van competenties als opleider op een meer basaal niveau. Eindtermen voor de scholing van opleiders medische vervolgopleidingen In de loop van het scholingstraject maken de leden van het opleidingsteam zich de competenties van een goede opleider eigen. Het lid van het opleidingsteam is in staat om op adequate wijze: 1 in de dagelijkse praktijk feedback te geven en te ontvangen, alsook ervoor te zorgen dat anderen adequaat feedback uitwisselen; 2 het eigen rolmodel en dat van de werkomgeving (bijv. wat zijn de werkprocedures, hoe gaat men hier met elkaar om) te expliciteren en waar nodig tot onderwerp van kritische discussie te maken; 3 werkactiviteiten op de polikliniek en afdeling in te richten en te benutten als leermoment, bijv. bedside teaching, ochtendrapport, papieren visite, ontslagbrief; 4 korte klinische beoordelingen (KKB) te geven; naast KKB diverse andere beoordelingsinstrumenten (videofeedback, portfoliogesprekken) toe te passen en daarbij eventueel ook andere zorgverleners in te schakelen (verpleging, e.d.); 5 vaardigheden te onderwijzen; 6 kleinschalig groepsonderwijs in te richten en uit te voeren; 7 voortgangsgesprekken voor te bereiden en te voeren 8 mede invulling te geven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de opleidingsgroep en in overeenstemming daarmee de opleidingsactiviteiten een structurele plaats in de eigen werkzaamheden te geven; 9 te participeren in de kwaliteitsverbetering ten aanzien van het opleiden. Dit betekent dus dat scholing ook gericht moet zijn op hoe je onderwijs organiseert binnen een afdeling.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
83
Portfolio en toetsing van de opleiders/opleiding
Ook opleidingsteams worden ontwikkelingsgericht beoordeeld
35
Het raamplan is minder uitgebreid over de belangrijke onderwerpen van portfolio voor de opleider/opleiding en toetsing van de opleider/opleiding. Hiervoor worden nog aanvullende voorstellen geformuleerd door de Commissie Onderwijs. NVOGHOOG kiest voor het aanleggen van een portfolio voor het opleidingsinstituut en de daar functionerende opleidingsgroep. De gedachte hierachter is dezelfde als bij het portfolio voor de AIOS: bij uitstek ontwikkelingsgericht van karakter. De kern van het opleidingsinstituut-portfolio dient te bestaan uit de uitkomsten van een evaluatie van het opleidingsklimaat, vergelijkbaar met de jaarlijkse interne evaluatie van de opleidingscluster (zie hoofdstuk 6). Idealiter wordt deze evaluatie aangevuld met kwantitatieve metingen van het opleidingsklimaat. Instrumenten hiervoor worden nog verder ontwikkeld. 35 Een dergelijk portfolio met relatief weinig bureaucratische inspanning geeft een goede ‘performance’-toetsing van de opleiders/opleiding. Analoog aan de evaluatie m.b.v. portfolio bij de AIOS zal het opleidingsteam op basis van de resultaten met een plan van aanpak komen.
DE
P R A K T I S C H E I N V U L L I N G VA N
TTT
Globale opzet van de scholing voor opleiders medische vervolgopleidingen 1 Het volledige scholingstraject beslaat zes dagen cursorisch onderwijs, verspreid aangeboden over twee tot drie jaar. Het basistraject bestaande uit twee dagen zal in principe door ieder lid van het opleidingsteam gevolgd worden. Van de (plaatsvervangend) opleider wordt verwacht dat deze het volledige scholingsprogramma volgt. Ter ondersteuning wordt in de cursus ook collegiale intervisie geïntroduceerd (zie punt 4). 2 De cursus wordt voorbereid en uitgevoerd door minimaal twee cursusleiders waarbij een van de cursusleiders een praktiserend medisch specialist is (of recent was). De andere cursusleider is geschoold op educatief gebied. 3 Tijdens de bijeenkomsten staat het oefenen van het handelen als opleider in allerlei onderwijssituaties en het reflecteren op eigen ervaringen centraal. 4 Tussen de bijeenkomsten werken opleiders aan eigen leerpunten door middel van intervisie (en/of supervisie of coaching). Voor het opzetten van collegiale intervisie wordt een handleiding en begeleiding aangeboden.
84
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Scholingsmogelijkheden voor opleiders obstetrie/gynaecologie Momenteel bieden 3 PAOG’s cursussen aan: Groningen, Leiden en Nijmegen. Omdat de geformuleerde ambitieuze doelstellingen een zeer forse toename in het aantal op te leiden opleiders met zich meebrengt, is het maar zeer de vraag of de gewenste opleidingscapaciteit op korte termijn beschikbaar is. Daarnaast zijn er een groot aantal in de praktijk gegroeide initiatieven (instructeurcursus MOET, feedbackcursussen, ad hoc-opleidercursus Maastricht), die zeer waardevol zijn en een uitstekende bijdrage kunnen leveren aan de scholing van opleiders(groepen). Een flexibel opleidingsaanbod sluit beter aan op de gedifferentieerde opleidingsbehoefte van ervaren opleiders dan een al te star en afgedwongen verplicht programma. 36
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Aan de hand van het raamplan en van de jaarlijkse beoordelingen bepaalt het opleidingsteam de eigen scholingsbehoeften. Hierbij zijn de opleiders een belangrijk rolmodel voor de AIOS! 36
85
Hoofdstuk 6
KWALITEITSZORG Fedde Scheele en Annelies Bos
WAT
De kwaliteitszorg van een curriculum betekent de planmatige evaluatie van de opleiding
IS KWALITEITSZORG?
Een curriculum voor de opleiding tot gynaecoloog zal aan beweging onderhevig blijven. De zorg verandert, AIOS veranderen, inzichten over volwassenenonderwijs groeien en de opleiding moet flexibel reageren op prikkels en eisen vanuit de eigen beroepsgroep, maar ook vanuit de maatschappij. Periodiek wordt nagegaan of: - de opleiding voldoende beantwoordt aan de gestelde kwaliteitscriteria; - er voldoende onderzoek wordt gedaan naar de oorzaken van in evaluaties geconstateerde problemen; - er sprake is van een functionerende kwaliteitscyclus (plan-do-check-act), waarbij de verschillende ‘stake holders’ (AIOS, opleiders, maatschappij) op adequate manier betrokken zijn. Punten van belang bij de kwaliteitszorg van ons herziene curriculum zijn: - de feitelijke implementatie van het curriculum; hoe is deze en welke belemmerende en bevorderende factoren zijn daarbij opgetreden en hoe is daarop gereageerd? - bewaking inhoudelijke kwaliteit van het curriculum; - de toetsing, inclusief het portfoliogebruik voor het voortgangsgesprek; welke positieve en negatieve factoren zijn opgetreden en hoe is daarmee omgegaan? - het coaching proces, effecten van TTT; - de feitelijk verworven competenties door AIOS. Welke vakinhoudelijke en algemene competenties hebben de AIOS verworven en hoe stellen deze competenties hen in staat om als beroepsbeoefenaar te functioneren?
INSTRUMENTEN NVOG-HOOG
VOOR KWALITEITSZORG BINNEN
KWALITEITSZORG IN HET CURRICULUM NVOG-HOOG KENT 3 PIJLERS:
-
86
De 5-jaarlijkse visitatie De jaarlijkse interne cluster audit Onderzoek van onderwijs
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
De visitatie: toetsing door het Concilium Het huidige visitatiesysteem zoals uitgevoerd door het Concilium van de NVOG is van fundamenteel belang voor onze kwaliteitszorg. De visitatie is een geprofessionaliseerde aangelegenheid en visitatoren worden daarvoor speciaal getraind. De visitatiecommissie doet aanbevelingen aan het Concilium. Het Concilium heeft de mogelijkheid om sancties op te leggen. In het uiterste geval zelfs het ontnemen van de opleiding.
Visitatie: Een professionele aangelegenheid met sanctiemogelijkheden
Bij de visitatie die in principe iedere 5 jaar plaatsvindt, wordt gelet op (bron visitatiehandboek NVOG): a) Persoonlijke indruk bij het bezoek b) Opleidingsstructuur c) Vaardigheden d) Werken conform kwaliteitsnormen van de NVOG De lijst van aandachtspunten dient aangevuld te worden met onderwerpen die het opleiden volgens NVOG-HOOG aangaan, zoals docentprofessionalisering, evidence-based medicine, gebruik van toetsing, portfolio leren, en het gebruik van individuele leertrajecten. De jaarlijkse interne ‘cluster audit’ van opleidingsteams en hun klinieken In het Groningse opleidingscluster Obstetrie & Gynaecologie bestaat er sinds circa 1985 een jaarlijkse beoordeling, waarin de opleiding tot gynaecoloog in alle clusterklinieken door de AIOS zelf kritisch wordt beoordeeld, volgens een afgesproken procedure met evaluatieformulieren. Voor het herziene curriculum is een beperkte modificatie gemaakt van de verschillende aspecten die in dit evaluatieformulier aan de orde kwamen. De door NVOGHOOG gepropageerde lijst wordt toegelicht in bijlage 2. Aan bod komen: 1 Algemene kenmerken vakgroep obstetrie en gynaecologie: - personele bezetting - obstetrische en gynaecologische ingrepen van de kliniek (jaarverslag) 2 Opleiding in het algemeen, opleidingsklimaat, werksfeer 3 Besprekingen/onderwijs/cursussen 4 Arbeidsomstandigheden
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Het evaluatierapport wordt door AIOS gemaakt! AIOS zitten de vergadering voor in een open discussie. Er worden concrete verbeteracties geformuleerd
87
5 Beoordeling assistent: - Wordt er vaak feedback gegeven op de werkvloer? Gebeurt dit volgens het systeem ‘wat ging er goed, wat kan verbeteren’? - Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van - KKB’s, - OSATS, - 360 graden observaties - simulatietoetsing? - Met wie wordt het portfolio besproken? Hoe is de kwaliteit van de voortgangsbespreking? Is uw opleidingsteam didactisch voldoende toegerust voor een goede voortgangsbespreking? 6 Evaluatie portfolio’s Het evaluatierapport wordt door AIOS gemaakt! AIOS zitten de vergadering voor in een open discussie. Er worden concrete verbeteracties geformuleerd. De ‘cluster audit’ van de opleiding en opleidergroep geeft inzicht in de sterke en zwakke punten van de opleiding en draagt bij aan een verbetering van de kwaliteit van de opleiding door zowel opleiders als AIOS. En dit alles onder het motto: Wie stopt met beter worden, houdt op met goed zijn. Onderzoek van onderwijs
Onderzoek naar onderwijs moet een belangrijke rol spelen bij de evaluatie van ons curriculum
37
Er is een duidelijke behoefte aan een wetenschappelijke benadering van curriculumherziening. Dit curriculum bouwt voort op feiten uit de literatuur, maar er gebeurt veel op basis van ‘common sense’. De literatuur over onderwijskundige vraagstukken in de vervolgopleidingen tot medisch specialist groeit, maar er blijven nog vele vragen onbeantwoord. De NVOG moet zich inspannen om een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van wetenschappelijk onderbouwde inzichten over opleiden. Vanuit de Commissie Onderwijs zijn diverse wetenschappelijke projecten gaande. Het gaat hier om onderwerpen als - het gebruik van de voortgangstoets in de NVOG - het gebruik van de KKB en de OSATS - het opleiden op de operatiekamer - de meting van het opleidingsklimaat - problemen bij portfoliogebruik. 37 Veel van dit onderzoek gebeurt clusteroverstijgend. Het moet een belangrijke rol spelen bij de evaluatie van ons curriculum, en bijdragen aan het wetenschappelijk verantwoord didactiek bedrijven in de voortgezette opleidingen.
88
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Hoofdstuk 7
DE
TWIJFELACHTIG PRESTERENDE
AIOS Fedde Scheele
De belangrijkste insteek voor toetsing in de NVOG is het leerproces te stimuleren. Ook zal de disfunctionerende AIOS meer in beeld komen. Daar moeten afspraken over zijn, vergelijkbaar met het examenreglement in de basisopleiding. In hoofdstuk 1 is gesteld dat toetsing een krachtig instrument is om de AIOS: - te laten zien welke competenties voor de gynaecoloog belangrijk zijn - inzicht te geven in de sterke en de zwakke kanten van diens functioneren - in redelijke mate te volgen in diens ontwikkeling in de verschillende aspecten van de vakuitoefening en te voorzien van feedback - te screenen op onvoldoende ontwikkeling - om opleidingsinstituten en clusters te vergelijken (kwaliteitsindicator) Om eventuele disfunctionerende AIOS te detecteren is de toetsing van het HOOGcurriculum minder geschikt. Het is kosteneffectiever om de toetsing te richten op ontwikkelingsdoelen. Wanneer er verdenking op disfunctioneren rijst, moet een intensiever toetsprogramma voor de betreffende AIOS ingezet worden. De regel moet zijn dat waar twijfel over een AIOS bestaat de opleider binnen de opleidingscluster een intensiever toetsprogramma opstart. Desgewenst kan op verzoek van de cluster een door het Concilium aangewezen ad hoc-commissie een voor die individuele AIOS passend advies geven. Tegen het inzetten van een intensiever toetsprogramma kan de AIOS niet in beroep gaan. Tegen de uitslag van de intensievere toetsing wel. 38 Het intensievere toetsprogramma voor de twijfelachtige AIOS behelst het bekende toetsarsenaal: - voortgangsgesprekken - korte klinische beoordelingen - het portfolio - schriftelijke toetsing - de simulatietoets - de 360 graden-observatie Daarnaast kan gebruikt worden gemaakt van een tweede mening in een, na overleg door het Concilium aangewezen, andere opleidingskliniek. Wanneer de opleidingscommissie van de opleidingscluster waar de betreffende AIOS in opleiding is, of het concilium (op advies van de door haar benoemde ad hoc-examencommissie) een negatief advies over voortzetting van de opleiding geeft, wordt dit aan de AIOS kenbaar gemaakt. De betreffende AIOS kan de beslissing niet meer binnen de NVOG aanvechten, maar alleen voor het, door de MSRC ingestelde, scheidsgerecht voor geschillen in de opleiding. In de publieksversie van het Kaderbesluit van het CCMS is de procedure te vinden van het ongeschikt verklaren en van eventueel beroep (www.knmg.nl).
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Wanneer er vermoeden op disfunctioneren van een AIOS rijst, adviseert NVOGHOOG de inzet van een intensiever en op de individuele AIOS toegespitst toetsprogramma. Hierbij kan door de cluster hulp gevraagd worden van een door het Concilium aangewezen ad hoccommissie van NVOG-leden en eventueel deskundigen van buiten de NVOG. 38
89
Hoofdstuk 8
NVOG-HOOG KANSEN
EN
BEDREIGINGEN Fedde Scheele
NOODZAAK,
Pioniersrol NVOG
DOELEN, DRAAGVLAK EN CULTUURVERANDERING
Al in het voorwoord is de noodzaak van de curriculumherziening toegelicht. Een afwachtende houding van de NVOG ten opzichte van het moderniseringstraject past niet bij onze cultuur, maar zou ook het risico introduceren van verregaande overheidsbemoeienis in onze opleiding tot gynaecoloog. Het werktijdenbesluit, dat de invoering van de 48-urige werkweek regelt, is een voorbeeld van een overheidsoplossing waar de beroepsgroep de grip verloren heeft. In vergelijking met andere disciplines loopt de NVOG goed op schema. Er wordt samen met de NVK (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde) gewerkt aan een uitwisselingsprogramma van ervaringen. De stuurgroep MOBG en het CCMS kunnen baat hebben bij een voorspoedige voorbeeldfunctie van de NVOG: kunnen laten zien dat deze kwaliteitsslag mogelijk is en eerste ervaringen delen. Er is alle reden voor adequate steun vanuit de hoek van de stuurgroep MOBG. Voor het project NVOG-HOOG zijn onder meer de volgende doelen geformuleerd: - Programma onderwijskundig up-to-date maken. - Programma laten aansluiten bij de maatschappelijke realiteit, o.a. de 48-urige werkweek. Het project NVOG-HOOG levert onder meer de volgende resultaten: - Een inhoudelijke beschrijving van het opleidingsprogramma. - Inventarisatie van benodigdheden als een overzicht van de - toetsvormen - docentprofessionalisering. - Voorbereiding van implementatie. Het competentiegericht opleiden volgens NVOG-HOOG vraagt een zekere mate van cultuurverandering. Er moet een actiever spel op gang komen tussen opleider en AIOS voor een optimaal rendement. De opleiding moet beter zichtbaar worden binnen de bedrijfsvoering. Er is gekozen voor een uitwerkfase op clusterniveau. Het vraagt een forse inspanning van de clusters om voor de individuele AIOS opleidingsprogramma’s te maken met een themagericht toetsprogramma met voortgangsgesprek op basis van het overkoepelende portfolio. Dit vraagt om gedegen docentprofessionalisering en het zich openstellen voor een, met een leerproces gepaard gaande, vernieuwing. In tabel 8.1 worden de kritische succesfactoren voor het slagen van NVOG-HOOG genoemd.
90
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
TABEL 8.1 - KRITISCHE FACTOREN VOOR HET SLAGEN VAN DE HERZIENING VAN DE OPLEIDING
-
Een breed gedragen overtuiging van de noodzaak ervan Een breed draagvlak voor de vormgeving: ‘NVOG-HOOG is van de (aspirant)-leden van de NVOG’ De docentprofessionalisering Cultuurverandering: actievere interactie en een meer expliciete plaats voor de opleiding Professionele ondersteuning voor de clusters voor de implementatie Financiering
HET
FINANCIËLE VRAAGSTUK
Een probleem voor het project NVOG-HOOG is dat NIET gewaarborgd is dat de middelen nodig voor de uitvoering ervan beschikbaar zijn. - De ontwikkeling van dit curriculum was haalbaar met een beperkt budget, voorgeschoten door de NVOG en donatie van de VAGO. Verder heeft een grote groep gynaecologen en AIOS zich onbezoldigd ingezet. - De implementatiefase van NVOG-HOOG kan bedreigd worden door: - Het ontbreken van financiële compensatie voor de substantiële extra onderwijsinspanning. - De achterstand in de docentprofessionalisering. - Passieve weerstand bij een afkalvend draagvlak bij problemen bij de invoering. - Problemen bij de rol die de opleidingsclusters hebben bij de uitwerkingsfase. Zonder ondersteuning door deskundigen en zonder passend budget zal het niet lukken. Er moet voor de implementatiefase van NVOG-HOOG een ondersteuningsgroep worden benoemd (hoofdstuk 9), bestaande uit leden van de NVOG, onderwijskundigen en verandertechnici. - Voor de uitvoering van het meer tijdconsumerende herziene curriculum is nog geen compensatie geregeld voor de opleiderteams. Wie verzorgt de financiële onderbouwing? Er zijn vier partijen die belang hebben bij goede vervolgopleidingen: de AIOS, de NVOG, het publiek dat vertegenwoordigd wordt door de overheid, en de ziektekostenverzekeraars. De AIOS en de NVOG investeren veel tijd in de ontwikkeling van het curriculum NVOGHOOG. Zonder financiële steun van de overheid of van de ziektekostenverzekeraars is de kans groot dat NVOG-HOOG al in de implementatiefase vastloopt. De verwachting is dat de stuurgroep MOBG de implementatie en de financiële kaders ervan ter hand zal nemen. Wij kunnen voor de stuurgroep MOBG een belangrijke pilotfunctie
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Financiële compensatie voor substantiële extra onderwijsinspanning is een kritische factor voor het slagen van NVOG-HOOG 39
91
vervullen. Vanuit het opleidingsfonds zal budgetneutraal, via afroming van de DBC’s (ook in klinieken zonder opleiding), een financiële oplossing in zicht komen voor de extra inspanningen die noodzakelijk worden voor het opleiden van AIOS na de implementatiefase. 39 Hoeveel tijd gaat het de opleider kosten? Om de implementatie van NVOG-HOOG kansen te geven is onder meer na consultatie van de BBC gekozen voor een, op de huidige praktijk aansluitend, opleidingsmodel met een beperkte extra tijdsinvestering per AIOS. De huidige tijdsbesteding van het opleiderteam per AIOS is nog onderwerp van studie. Voor het curriculum NVOG-HOOG is geschat wat de extra tijdbesteding zal worden. In tabel 8.2 is de extra tijdbesteding beschreven die het opleidingsteam per AIOS besteedt in NVOG-HOOG ten opzichte van wat anno 2004 verwacht werd, gedurende 6 jaar. TABEL 8.2 - EXTRA ACTIVITEITEN VOOR BEGELEIDING VAN DE AIOS Tijdsbesteding in uren per 6 jaar Indeling individuele opleidingschema’s volgens thema’s en
Het project NVOG-HOOG leidt ons naar de implementatiefase: nu het echte werk!
12.0
daaruit volgende toetsing van thema’s bij ieder ijkpunt (3x) KKB’s: 33 x 30 minuten
16.5
OSATS 3 per jaar = 18 x 15 minuten
4.5
360º-beoordelingen = 3 x 3 uur
9.0
aftekening van beoordeelde verrichtingen 40 x 15 min.
10
In het spel met de AIOS tot bloei brengen van ‘portfolioleren’
40 (organisatie kost tijd)
Verzorgen van zinvolle voortgangsgesprekken (elk 1,5 uur)
24
Iedere AIOS krijgt nu 3 dagen per jaar extra aandacht
116 uur = 15 dagen
van het opleidingsteam
per 6 jaren
Extra activiteit voor docentprofessionalisering
Tijdelijk vrij intensief
Kennisnemen van het opleiden volgens NVOG-HOOG
Langetermijninvestering
Waar nodig bijscholing in TTT-programma’s
6 dagen
Deelname in intervisiegroepen voor leden van opleidingsteams
Langetermijninvestering
Elke 3 maanden een dagdeel
12 dagen
Interne cluster audit
6 dagen
Bijdrage aan evaluatie en bijstelling van het curriculum
Langetermijninvestering 2 dagen
Per jaar besteedt de opleider voorlopig 6 dagen aan docentprofessionalisering en optimalisering opleiding
92
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
36 dagen
Hoofdstuk 9
I M P L E M E N TAT I E P L A N Fedde Scheele, Wendy van Ierschot, Hanneke Mulder
Wat wordt er van de opleidingsclusters bij implementatie van HOOG anders verwacht? -
De opleidingsclusters moeten de verantwoordelijkheid nemen voor invoering NVOG-HOOG Cursorisch onderwijs verzorgen voor minder belichte algemene competenties, in overleg met de Commissie Onderwijs Kennisnemen van het opleiden volgens NVOG-HOOG Indeling individuele opleidingschema’s volgens thema’s Indeling individuele toetsmodules van een half jaar Initiëren regionaal/landelijk overleg van opleiders over herziening opleiding Bijdrage aan evaluatie en bijstelling van het curriculum
Wat wordt er van de opleiders nu anders verwacht? -
Kennisnemen van het opleiden volgens NVOG-HOOG Stimuleren en belonen van zelfsturing en initiatief van AIOS Zorgen voor gestructureerde feedback op de werkvloer Zorgen voor gestructureerde aandacht in de vorm van toetsing met behulp van KKB’s, OSATS, 360º-beoordelingen en aftekening van beoordeelde verrichtingen Introductie van ‘portfolioleren’ Het voeren van goed voorbereide voortgangsgesprekken Bijscholing in TTT-programma’s. Bijdrage aan evaluatie en bijstelling van het curriculum Deelname in intervisiegroepen voor leden van opleidingsteams De geschatte benodigde extra tijdsinvestering is te vinden in tabel 8.2
Wat wordt er van de AIOS nu anders verwacht? -
-
Kennisnemen van het opgeleid worden volgens NVOG-HOOG Actief sturen in het vormen van een flexibel opleidingsschema volgens thema’s op basis van bestaande bekwaamheden en op basis van portfolio aantoonbare leercurves Opeisen van directe gestructureerde feedback op de werkvloer Zorgen voor een leidende rol bij de uitvoering van de toetsing met behulp van KKB’s, OSATS, 360º beoordelingen en aftekening van beoordeelde verrichtingen Nemen van verantwoordelijkheid voor een gedegen voorbereiding van de voortgangsgesprekken op basis van portfolio Bijdrage aan evaluatie en bijstelling van het curriculum
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
93
Voor het implementatieproject is een professionele ondersteuningsgroep nodig De HOOG-werkgroep: - bemant een ondersteuningspunt. Biedt hulp waar nodig - evalueert bij de invoering van NVOG-HOOG - stelt elementen van het curriculum bij op grond van ervaringen uit pilots. Levert najaar 2007 Curriculum NVOG-HOOG versie 2 op na revisie op basis van de opgedane ervaring. Stappen van implementatie en tijdpad Implementatiestap 1: - Komen tot een door de ledenvergadering geaccepteerd document ‘NVOG-HOOG’ (september 2005). - Inrichten van een ondersteuningspunt voor NVOG-HOOG waar vragen, problemen en opmerkingen kunnen worden neergelegd. - Benoemen van de HOOG-werkgroep die het ondersteuningspunt bemant, de opleidingsclusters bezoekt voor instructie, hulp en evaluatie en de implementatie staaft met wetenschappelijk onderzoek. Implementatiestap 2: - Kiezen welke pilots in welke opleidingsziekenhuizen worden gedaan t.b.v. de invoering van (onderdelen van) NVOG-HOOG. Voorbeelden van pilots voor delen van NVOG-HOOG zijn het toetsprogramma, een individueel opleidingsschema en kwaliteitszorg. Pilots moeten leiden tot een gedetailleerdere definitie van ‘good practice’. De HOOG-werkgroep stelt later op grond van deze pilots het curriculum bij. - Organiseren van, door de HOOG-werkgroep geleide, workshops in de vooroplopende opleidingsclusters ter ondersteuning van de start van de betreffende NVOG-HOOG pilot. - Maandelijkse evaluatiebezoeken van de HOOG-werkgroep aan de opleidingszieken-huizen waar pilots lopen. - HOOG-werkgroep rapporteert knelpunten en adviseert oplossingen aan de Koepel Opleidingen. Implementatiestap 3: - Verdere uitbreiding van de invoering van HOOG volgens de op basis van evaluatie afgesproken ‘good practice’. Het curriculum gaat nu voluit in alle opleidingsclusters draaien. - Maandelijkse evaluatiebezoeken van de HOOG-werkgroep aan de opleidingsclusters. - HOOG-werkgroep rapporteert knelpunten en adviseert oplossingen aan de Koepel Opleidingen.
94
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
Implementatiestap 4: - HOOG-werkgroep rapporteert evaluatie en aanbevelingen aan de Koepel Opleidingen. - Curriculum NVOG-HOOG versie 2 wordt uitgegeven na revisie op basis van de ervaring. Tijdpad 2005 2006 2007 J A S OND J FMAM J J A S OND J FMAM J J A S OND S TA P S TA P S TA P S TA P
1 2 3 4
De haalbaarheid van dit strakke schema hangt grotendeels af van de hulp die vanuit de stuurgroep MOBG geboden gaat worden. Om de werkgroep HOOG zijn taken effectief te kunnen laten uitvoeren, heeft deze 0,25 FTE gynaecoloog per cluster (totaal 2 FTE), 1 FTE onderwijskundige, 0,2 FTE organisatieadviseur, 0,5 FTE secretariële ondersteuning en 1 FTE onderzoeker (in opleiding) nodig. Een onderzoeker richt zich onder andere op het probleem van de bekwaamheidsverklaring. In de Koepel Opleidingen wordt besloten of het implementatietraject is afgerond. Zo ja, dan neemt de Trias Politica zo mogelijk de functies van de HOOG-werkgroep over. Ervaringen uit implementatietrajecten van basiscurricula geven een probleemfase van ongeveer 2 jaar aan (tot 2008 in het geval van NVOG-HOOG). De Trias Politica Gynaecologica in actie Het Concilium controleert de kwaliteit van de opleiding en de uitvoering van het opleidingsconcept. De Commissie Onderwijs doet voorstellen voor aanpassing of innovatie binnen het curriculum NVOG-HOOG op grond van voortschrijdend inzicht. Het NVOG-bestuur laat zich adviseren en initieert desgewenst projecten. De ledenvergadering treedt op als parlement en accordeert al of niet de voorgenomen besluiten.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
Een ondersteuningspunt bemand door een HOOGwerkgroep voor instructie, hulp en evaluatie, onder auspiciën van de MOBG, is een eis voor een kansrijke implementatie. Pas als deze randvoorwaarde is gecreëerd is het redelijk van start te gaan. 40
95
Hoofdstuk 10
COMPETENTIEGERICHTE VOOR CCMS
OPLEIDINGSEISEN
Jan Willem Briët
SPECIFIEKE
OPLEIDINGSEISEN
OBSTETRIE & GYNAECOLOGIE
Opmerkingen vooraf 1 Het CCMS gebruikt een definitie van competentie die overeenkomt met het woord (algemene) eindterm zoals gehanteerd in Raamplan 2001. Het woord competentie wordt gebruikt als overkoepelend. In ons geval: zeven competenties. Eigenlijk liever: zeven gebieden waarin competentie moet blijken. 2 Het specialisme obstetrie en gynaecologie is in het curriculum NVOG-HOOG verdeeld over 18 thema’s. Voor elk van deze thema’s zijn de zeven competentiegebieden onmisbaar. Het zijn immers algemene eindtermen. Voor goed begrip van de functie van de zeven competenties voor de professionaliteit van de AIOS en latere specialist is in het volgende een globale indeling aangehouden. Voor details zij verwezen naar het document NVOG-HOOG. A Algemene bepalingen A.1. Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder: a) Wetenschappelijke vereniging: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; b) Verloskunde en gynaecologie: het specialisme dat zich richt op de voortplanting, op de baring in al zijn facetten en op het voorkomen, herkennen en behandelen van ziekten van de vrouwelijke geslachtsorganen. A.2. Algemene competenties: Aan het eind van de opleiding tot gynaecoloog voldoet de arts aan de 28 algemene eindtermen zoals beschreven in het Kaderbesluit CCMS. A.3. Toepassingsbereik besluit Op de opleiding en erkenning voor het medisch specialisme verloskunde en gynaecologie zijn, naast de in dit besluit genoemde eisen, alle eisen van toepassing zoals opgenomen in het Kaderbesluit CCMS. B De opleiding B.1. Algemene Eindtermen De 28 algemene eindtermen zijn verdeeld over zeven competenties die door een professionele AIOS geïntegreerd worden toegepast. De AIOS wordt daarop tijdens de opleiding ook geïntegreerd beoordeeld. Het opleidingsprogramma is verdeeld over 18 thema’s. Per thema kan het accent verschillen dat op elk van de zeven competenties wordt gelegd.
96
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
B.1-7.a. De specialist in de obstetrie en gynaecologie is ‘competent in de volgende zeven competenties’: - medisch handelen - communicatie - samenwerking - kennis en wetenschap - maatschappelijk handelen - organisatie - professionaliteit B.1-7.b. Deze eindtermen worden behaald in de 18 thema’s beschreven in hoofdstuk 2 van het Curriculum Opleiding tot gynaecoloog NVOG-HOOG. In dit Curriculum is ook de inhoud van het opleidingsprogramma en van de beoordelingen beschreven. De competenties worden bereikt door: 1 confrontatie met voldoende aantal en variëteit van ziektebeelden (problemen) van de obstetrie en gynaecologie en voldoende consulten op verzoek van anderen. 2 een proces van toenemende eigen verantwoordelijkheid tot voldoende zelfstandigheid in de laatste opleidingsjaren. 3 ontwikkelen van vaardigheden op het gebied van de anamnese en van het lichamelijk onderzoek. 4 ontwikkelen van de vaardigheid in het opstellen van een goede differentiële diagnose en een behandelingsplan, inclusief aanvullende diagnostiek. 5 toepassen van evidence-based medicine in de praktijk van besluitvorming. 6 ontwikkelen van conceptueel denken aangaande genese en pathofysiologie van aandoeningen in de obstetrie en gynaecologie. 7 ontwikkelen van de kennis en vaardigheden, noodzakelijk om alle uren van het etmaal, de algemene aspecten van het specialisme te kunnen uitvoeren. 8 integratie van basale en klinische wetenschap in de patiëntenzorg. 9 toepassen van epidemiologische principes in de patiëntenzorg. 10 voor het verwerven van competentie in - samenwerking - organisatie - professionaliteit dienen onderwijs- en beoordelingsprogramma’s verder te worden ontwikkeld.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
97
B.1-7.c. De opleiding voor het verkrijgen van de zeven competenties is verdeeld over 18 thema’s / modules: -
Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd Gewone Bevalling Gecompliceerde bevalling Gecompliceerde bevalling hoog ingeschat risico Kraamperiode & kind ongecompliceerd Kraamperiode & kind gecompliceerd Algemene poli gynaecologie veel voorkomend Algemene poli gynaecologie weinig voorkomend Urogynaecologie & Bekkenbodem Oncologie Seksuologie Endocrinologie & Fertiliteit basaal Endocrinologie & Fertiliteit specieel OK laag ingeschat risico OK hoog ingeschat risico Perioperatieve zorg Algemene vaardigheden inclusief Wetenschappelijke vorming en Management
De opleiding wordt als volgt verzorgd: 1 opleidingsinrichtingen met klinische- en poliklinische faciliteiten van goede kwaliteit (hoofdstuk C). 2 inrichting van de opleiding in virtuele, door toetsing van op individuele basis geschakelde thema’s bepaalde halfjaarlijkse modules. De virtuele modules worden afgesloten door een voortgangsgesprek op basis van een overkoepelend portfolio, waarbij de voortgang gespiegeld word aan geoormerkte doelen. Stafleden en AIOS zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor dit gedeelte van de opleiding (hoofdstuk C). 3 deelnemen aan zoveel mogelijk patiëntenbesprekingen, zoals ochtendrapporten, zaalvisites, grote visites, interdisciplinaire besprekingen etc. 4 toepassen van de principes van evidence-based medicine in de patiëntenzorg. 5 verplicht te volgen gestructureerd onderwijs in vaardigheden, zoals voorgeschreven door het Concilium en geformaliseerd toezicht op en evaluatie van dit onderwijs.
98
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
B.1-7.d. Beoordeling van de competentie ten aanzien van deze algemene eindtermen geschiedt door middel van: 1 KKB en andere directe beoordelingen met feedback 2 360°-beoordeling 3 simulatietoets 4 kennistoets: voortgangstoets 5 portfolio; (half)jaarlijkse gesprekken o.a. aan de hand van het portfolio Voor elk van de 18 thema’s is in het document NVOG-HOOG omschreven welke vorm van educatieve beoordeling van toepassing is en hoe vaak deze dient te gebeuren. B.2. Structuur van de opleiding verloskunde en gynaecologie B.8. De duur van de opleiding bedraagt zes jaar. B.9. Opleidingsschema en plichten van de AIOS 1 De AIOS volgt ten minste twee jaar en ten hoogste vier jaar een opleiding in een academische opleidingsinrichting. 2 De opleiding wordt in principe in ten hoogste drie opleidingsinrichtingen gevolgd. Indien de opleiding in drie opleidingsinrichtingen wordt gevolgd, brengt een AIOS in iedere niet-academische opleidingsinrichting ten minste één jaar door. 3 De AIOS is zowel in de academische als in de niet-academische opleidingsinrichting ten minste zes maanden op de polikliniek werkzaam, waarbij hij deelneemt aan onderzoek en behandeling van nieuwe patiënten. B.3. Aandachtsgebieden Binnen de 6-jarige opleiding kan op basis van individuele beoordeling, afhankelijk van de snelheid waarmee de AIOS competenties heeft ontwikkeld, na de eerste 4 jaar ruimte ontstaan voor verdieping in een bepaald aandachtsgebied binnen het vak. Er is een zodanig kwantitatief en kwalitatief aanbod van patiënten met aandoeningen van de betreffende differentiatie, dat de betrokken AIOS de vereiste competenties kan verwerven zonder dat dit ten koste gaat van de mogelijkheid voor de overige AIOS om ervaring te verwerven op het gebied van de algemene aspecten van het betreffende aandachtsgebied. B.4. Specifieke toetsing en beoordelingsmomenten voor verloskunde en gynaecologie; inhoud portfolio Zie document NVOG-HOOG.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
99
C Specifieke eisen aan de opleider en opleidingsinrichting voor de obstetrie en gynaecologie
C.1. Eisen voor erkenning 1 De inrichting voldoet aan de volgende eisen: a) in de opleidingsinrichting zijn behalve de opleider nog ten minste twee gynaecologen ten minste 80% van een volledige werkweek werkzaam en lid van de opleidingsgroep; b) in de inrichting zijn werkzaam een anesthesioloog, een chirurg, een internist, een kinderarts en een uroloog; c) regelmatig als consulent kunnen worden geraadpleegd een cardioloog, een dermatoloog, een keel-neus-oorarts, een neuroloog, een oogarts, een psychiater, een radioloog, een klinisch geneticus en een radiotherapeut. Tevens kunnen regelmatig als consulent worden geraadpleegd medisch specialisten met aandachtsgebied immunologie, oncologie en een arts met speciale deskundigheid op het gebied van de seksuologie; d) zij beschikt over een samenwerkingsovereenkomst die voldoet aan de volgende eisen: - hiervan maken in totaal ten minste deel uit een niet-academische inrichting en een academische inrichting; - regelt dat het opleidingsschema in gezamenlijk overleg tussen de opleiders wordt vastgesteld; - regelt dat de aanstelling van de AIOS in gezamenlijk overleg door de opleiders geschiedt. 2 Een academische inrichting voldoet aan de volgende eisen: a) wat betreft de obstetrie: - het aantal nieuw ingeschreven poliklinische patiënten bedraagt ten minste 500 per jaar; - het aantal bevallingen bedraagt ten minste 800 per jaar; - het aantal ter observatie opgenomen zwangeren bedraagt ten minste 100 per jaar; b) wat betreft de gynaecologie: - het aantal nieuw ingeschreven poliklinische patiënten bedraagt ten minste 1500 per jaar; - het aantal grote operaties bedraagt ten minste 300 per jaar en het aantal kleine operaties ten minste 500 per jaar; c) de inrichting beschikt over een neonatale intensive care unit.
100
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
3 Een niet-academische inrichting voldoet aan de volgende eisen: a) wat betreft de obstetrie: - het aantal nieuw ingeschreven poliklinische patiënten bedraagt ten minste 200 per jaar; - het aantal bevallingen bedraagt ten minste 400 per jaar; - het aantal ter observatie opgenomen zwangeren bedraagt ten minste 50 per jaar; b) wat betreft de gynaecologie: - het aantal nieuw ingeschreven poliklinische patiënten bedraagt ten minste 1000 per jaar; - het aantal grote operaties bedraagt ten minste 250 per jaar en het aantal kleine operaties ten minste 500 per jaar; c) de inrichting beschikt ten minste over een neonatale medium care unit. C.2. Verplichtingen opleidingsinrichting De inrichting voldoet aan de verplichting dat het aantal daadwerkelijk op de opleidinginrichting werkzame AIOS voor de verloskunde en de gynaecologie uitgedrukt in fte’s ten hoogste 1,2 maal het gezamenlijk aantal gynaecologen uitgedrukt in fte’s bedraagt dat in de opleidingsinrichting werkzaam en daadwerkelijk bij de opleiding betrokken is. C.3. Aanvullende eisen en verplichtingen bij meerdere locaties 1 Één locatie is aangewezen als hoofdlocatie. 2 De hoofdlocatie voldoet ten minste aan de eisen genoemd in artikel C.1., tweede onderscheidenlijk derde lid. 3 Op de hoofdlocatie: a) zijn werkzaam de anesthesioloog en de kinderarts, genoemd in artikel C.1., eerste lid, onder b; b) zijn de klinische afdelingen van zowel obstetrie als gynaecologie aanwezig; c) is de AIOS aanwezig tijdens diensturen; d) vinden de reguliere overdrachten plaats. 4 Op de andere locaties kan de AIOS de volgende werkzaamheden verrichten: a) grote en kleine gynaecologische operaties, genoemd in artikel C.1., tweede lid, onder b, sub ii en het derde lid, onder b, sub ii; b) bijwonen van relevante multidisciplinaire besprekingen; c) actieve betrokkenheid bij bepaalde onderdelen van het vak, waaronder geavanceerde voortplanting, uro-gynaecologie en oncologie; d) niet nader omschreven werkzaamheden in het kader van de opleiding, met uitzondering van diensten.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
101
C C M S ontvouwt plannen voor de vervolgopleiding van medisch specialisten
BIJLAGE 1
BETER EN LEUKER
102
Otto Bleker, Jan Hoorntje, Vivienne Schelfhout MEDISCH CONTACT • 22 OKTOBER 2004 • 59 nr. 43 Het CCMS neemt actief deel aan de veranderingen die zich in de gezondheidszorg voltrekken. Het heeft de opleidingsdoelen opnieuw geformuleerd en uitgewerkt om de specialist van morgen beter toe te rusten voor zijn nieuwe taken. De specialist van morgen is toegerust met een adequate hoeveelheid kennis en vaardigheden van het eigen vakgebied, maar wordt niet meer encyclopedisch opgeleid. De specialismen zijn zo gegroeid in omvang en diepte van kennis en vaardigheden dat er een keuze moet worden gemaakt: wat hoort elke specialist te weten en te kunnen (basiskennis) en wat behoort tot het domein van de aandachtsgebieden van het specialisme? Het Centraal College Medische Specialismen (CCMS) is zich bewust van deze veranderingen en speelt daarbij, samen met de wetenschappelijke verenigingen, een stimulerende rol. Enige jaren geleden is aan alle verenigingen gevraagd eindtermen op te stellen. Dat nu bijna voltooide proces heeft geleid tot belangrijke discussies in het college, maar vooral ook in de verenigingen. Inmiddels weet men dat het zinloos is om een assistent op te leiden tot het niveau van ‘zelfstandig kunnen’ als hij dat later niet meer in de praktijk zal brengen. Dat vanwege volume en kwaliteit bepaalde ingrepen niet meer door alle maten, maar door slechts enkele maatschapsleden worden verricht, betekent voor de
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
opleiding dat deze ingrepen niet tot de basis van het specialisme behoren, maar tot een aandachtsgebied. Aandachtsgebieden De discussie over de aandachtsgebieden wordt breed gevoerd en heeft ertoe geleid dat veel wetenschappelijke verenigingen het aantal eindtermen voor het algemene specialisme hebben teruggebracht. Bovendien zijn er aandachtsgebieden benoemd en wat betreft de specifieke eindtermen en het opleidingstraject ook ingericht. Opmerkelijk is daarbij dat een aandachtsgebied niet meer aan bod komt ná de reguliere opleiding (van bijvoorbeeld zes jaar voor inwendige geneeskunde of heelkunde) maar bínnen de opleiding na het algemene gedeelte van vier jaar; dus in de laatste twee jaar. Overigens betekent die verandering dat ook het gedeelte van een aandachtsgebied dat binnen de opleiding wordt verworven, uitdrukkelijk valt onder de verantwoordelijkheid van het CCMS. Common trunk Een aantal specialismen kent een vooropleiding van meestal twee jaar, bijvoorbeeld heelkunde en inwendige geneeskunde. De discussie over de eindtermen heeft ook geleid tot nieuwe bezinning op de duur en inhoud van die vooropleidingen. Bij heelkunde en ook bij inwendige geneeskunde en andere specialismen, is de gedachte van een ‘common trunk’ ontwikkeld. De vooropleiding wordt daarbij hecht gestruc-
Nieuwe specialismen Binnen het CCMS is ook discussie gaande over de zogenaamde nieuwe specialismen. Het CCMS geeft in principe regels voor specialismen zoals die in de nietacademische ziekenhuizen worden uitgeoefend: de basis van het specialisme samen met aandachtsgebieden. In academische ziekenhuizen beoefent de individuele specialist vaak uitsluitend een aandachtsgebied. Dat betekent niet dat de CCMS-regelgeving op die vorm van geneeskunde bedrijven moet worden afgestemd. Bij aanmelding van nieuwe specialismen zal daarom vooral de betekenis van het vak voor de nietacademische zorg leidraad zijn.
Nieuwe regelgeving De regelgeving ten aanzien van de opleidingsinrichting en de opleiders is belangrijk herzien; in deze tijd moet regelgeving toetsbaar, transparant en consequent zijn. De regelgeving van het CCMS bij de opleidingen wordt gecontroleerd door de Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC). Alle 27 documenten inzake de opleidingseisen van de respectievelijke specialismen zijn herzien. Door het ‘Kaderbesluit’, dat in principe geldt voor alle specialismen, is het specialismenspecifieke gedeelte van de eisen sterk beperkt. Toekomstige veranderingen van algemene aard gaan dan over het Kaderbesluit en specifieke veranderingen vinden plaats in een document van beperkte omvang. Een belangrijke verbetering voor de werkzaamheden van CCMS en MSRC. De kennis en vaardigheden van het specialisme moeten steeds worden bijgesteld, ook en juist in de praktijk van het vak. De vaardigheid en de bereidheid om levenslang bij te leren en ook nieuwigheden kritisch te beschouwen, moeten in de opleiding worden aangeleerd. Dat geldt ook voor de omgang met richtlijnen. Richtlijnen nodigen uit tot discussie binnen het zorgteam en moeten worden vertaald naar lokale protocollen van beperkte omvang, die altijd beschikbaar zijn. Ook dat proces moet in de opleiding worden aangeleerd. Als dat niet lukt, is er vrijwel zeker weer een generatie verloren voor het toepassen van evidencebased medicine. Alle nieuwe kennis en vaardigheden worden in een nieuwe maatschappelijke context beoefend. De context betreft onder andere de mondige en goed geïnformeerde patiënt, werken binnen een grote maatschap samen met
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
BIJLAGE 1
tureerd, met relatief veel aandacht voor het cursorisch onderwijs, voor de praktische ervaring met de grondbeginselen van het specialisme en voor de beoordeling op de geschiktheid voor het vak. De assistent die de common trunk met succes heeft afgesloten, kan rekenen op een plaats in een van de vervolgopleidingen. Wellicht worden er nieuwe vervolgopleidingen ontwikkeld die kunnen aansluiten op dan bestaande common trunks. Het is eveneens denkbaar dat nu nog zelfstandige specialismen zullen terugkeren naar het moederspecialisme. Dan wordt eerst een common trunk van twee jaar afgerond, gevolgd door een aanvullende periode van twee jaar voor het voltooien van de basis en tot slot twee jaar opleiding in het aandachtsgebied. Aldus gaan de bijzondere vaardigheid en kennis van het aandachtsgebied niet verloren, maar kan wat betreft de gewone specialistische zorg worden samengewerkt met andere leden van de maatschap.
103
BIJLAGE 1
andere zorgverleners, werken in een veranderend zorgsysteem en in een veranderende maatschappij. Het Raamplan Artsopleiding 2001 schonk daarom terecht veel aandacht aan de algemene eindtermen en het CCMS heeft die gedachte overgenomen. Een werkgroep heeft geadviseerd en het CCMS is op basis van het Raamplan 2001 en van CanMEDS 2000 gekomen tot het document ‘Algemene competenties van de medisch specialist’, dat annex is aan het Kaderbesluit en in 2005 geldig zal zijn voor alle medisch-specialistische vervolgopleidingen. In dat document worden competenties benoemd: clusters van vaardigheden, kennis, attitude, eigenschappen en inzichten. Naast medisch handelen (de kennis en vaardigheden van het vak) zijn uitdrukkelijk onderscheiden: communicatie (met patiënt, familie, zorgverleners), samenwerking (met collega’s en zorgverleners binnen en buiten de kliniek), kennis en wetenschap (evidence-based medicine, onderwijs geven, het publiek informeren), maatschappelijk handelen (preventie, WGBO, riskmanagement, omgaan met fouten), organisatie (doelmatig werken met anderen, optimale zorg) en professionaliteit (ethiek, reflectie en kennen van eigen grenzen). Inrichting en controle Ten slotte is veel aandacht geschonken aan de methode en structuur van opleiden en het beoordelen en vastleggen van de voortgang van de individuele assistent. Belangrijk wordt gevonden dat de opleiding vrijwel altijd in minstens twee klinieken (academisch en nietacademisch) plaatsvindt. Ook moet ermee rekening worden gehouden dat
104
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
de opleiding veel vaker dan vroeger parttime (bijvoorbeeld 80%) wordt gevolgd. Essentieel is het inzicht dat actief leren (learning) effectiever kan zijn dan frontaal onderwijs (teaching) en dat directe feedback een belangrijk instrument is voor zowel opleiden als beoordelen. Het CCMS heeft daarom ook voorstellen gedaan ten aanzien van de inrichting en controle van de opleiding, die voor alle verenigingen gaan gelden. Feedback Allereerst wordt er meer structuur van de opleiding gevraagd. De opleiding wordt verdeeld in tijd (en/of plaats), de zogenaamde modules. Voor iedere module worden eindtermen (competenties) vastgesteld door de wetenschappelijke vereniging (niet als onderdeel maar als addendum van de specifieke opleidingseisen). De voortgang wordt halverwege en aan het einde van de module door het verantwoordelijke staflid en de assistent(en) samen geëvalueerd en vastgelegd. De beoordeling halverwege stelt op tijd in staat tot bijsturen. De dagelijkse gang van zaken in de kliniek levert veel momenten voor opleiding, zoals het ochtendrapport, een interdisciplinair overleg, een consult, een ingreep, een wetenschappelijke voordracht, de polikliniek. Het CCMS is er sterk vóór die momenten ook te gebruiken voor beoordelen en directe feedback door middel van de zogenoemde korte klinische beoordelingen (KKB), zoals al toegepast bij studenten in de faculteiten geneeskunde. Het staflid kondigt tevoren aan dat een bepaalde gelegenheid zal worden gebruikt voor een KKB, doet observaties zonder directe inmenging tijdens de gebeurtenis en geeft direct aansluitend
Bijeenkomsten In de dagelijkse praktijk van de opleiding wordt veel geleerd, maar ook veel van hetzelfde gedaan. Er zijn allerlei direct patiëntgebonden activiteiten in een kliniek, maar het is daarnaast zinvol in groepsverband te discussiëren over aspecten van het vak en de beroepsuitoefening. Onder optimale omstandigheden hebben opleiders, stafleden en assistenten samen een meerjarenprogramma opgesteld van domeinen van kennis en vaardigheden die bijzondere aandacht vragen. Juist het opleiden tot de algemene competenties kan gedeeltelijk ook plaatsvinden in structurele bijeenkomsten. Het CCMS is er voorstander van daarvoor hele dagen te gebruiken; het is dan voor de betrokken klinieken volstrekt duidelijk dat op die bepaalde dag, op betrokken stafleden en assistenten geen beroep kan worden gedaan.
Actief Van groot belang is dat wordt overgegaan van frontaal onderwijs (teaching) naar vormen van onderwijs waarbij de assistenten actief betrokken zijn (learning). Niet meer de stafleden houden de korte voordrachten, maar de assistenten zelf. De rol van staflid en opleider wordt meer die van consulent dan van voorzitter van de onderwijsdag. Het CCMS acht vijf tot tien dagen cursorisch onderwijs per jaar haalbaar en noodzakelijk. Het streeft ernaar deze vorm van onderwijs te intensiveren naar bijvoorbeeld één dag per twee weken. Maar – zoals ook zeer terecht in het rapport-LeGrand werd opgemerkt – dat kost geld, zowel door verlies van productie van stafleden als assistenten; de financiering moet dan ook eerst zijn geregeld.
BIJLAGE 1
gestructureerde feedback volgens het schema ‘wat ging goed en wat kan beter’. Er worden speciale handzame formulieren ontwikkeld die het mogelijk maken de verschillende algemene competenties te beoordelen. Het formulier wordt door staflid en assistent van een paraaf voorzien en wordt deel van het portfolio. Ook aan andere zorgverleners, en op langere termijn zelfs aan patiënten, kan worden gevraagd deel te nemen aan het proces van directe beoordeling van de assistent. Het zal duidelijk zijn dat de opleider die tijdens het jaargesprek beschikt over (bijvoorbeeld) ten minste zes KKB’s per assistent per jaar, op zinvoller wijze samen met de assistent de voortgang en de kwaliteit van de opleiding kan evalueren.
Schriftelijk toetsen Schriftelijke toetsen kunnen ook een rol spelen bij de beoordeling van de voortgang van de assistenten, maar gaan inhoudelijk vooral over het kennisdomein en geven geen informatie over de andere competenties. Het CCMS stelt zich vooralsnog op het standpunt dat toetsing voor en na cursorisch onderwijs en gerichte toetsing van een welomschreven leeropdracht, vooral in de eerste helft van de vervolgopleiding zeker een rol kunnen spelen. Het CCMS zal ook de jaarlijkse zogenoemde voortgangstoetsen voor assistenten en opleiders stimuleren en uiteindelijk verplicht gaan stellen. Bij de nadere reglementering van de beoordeling zal het CCMS uitdrukkelijk vaststellen dat de negatieve uitkomst van een schriftelijke toets alléén nimmer aanleiding kan zijn om een assistent het vervolgen van de opleiding te ontzeggen.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
105
BIJLAGE 1 106
Het is zelfs volstrekt uitgesloten dat bij eerdere goede beoordelingen een negatief oordeel aan het einde van de opleiding de opleider zou kunnen machtigen de assistent niet geschikt te verklaren om het specialisme zelfstandig te beoefenen. Portfolio Het is van algemeen belang, maar ook in dat van de assistent en de opleiders, dat de voortgang van de opleiding en het al dan niet verwerven van voldoende specifieke en algemene competenties goed worden beoordeeld en zo objectief mogelijk worden vastgelegd. Aldus ontstaat een portfolio, een door de assistent beheerde verzameling gegevens waarvan de opleider een kopie bezit, waarin ten minste zijn opgenomen: de gevolgde modules en de daaraan gekoppelde evaluatie halverwege en aan het einde, het gevolgde cursorisch onderwijs, de eigen rol daarin en indien aanwezig de evaluatie ervan, de resultaten van schriftelijke toetsen voorzover gebruikelijk en gedaan, maar vooral de KKB’s met directe feedback, die waarschijnlijk de beste indruk geven over de ontwikkeling van de assistent. Aldus beschikt de opleider voor het (half)jaargesprek dat voor rapportage naar de MSRC moet plaatsvinden over veel meer en ook bruikbaarder informatie om tot een gefundeerd en stimulerend oordeel te komen. Meestal zal dat gesprek eindigen in redelijke tevredenheid en met het aanstippen van aandachtspunten ter verbetering bij zowel de assistent als in de opleiding. Soms zal dat gesprek – niet op zichzelf staand maar als onderdeel van een reeks gesprekken met dezelfde conclusies – uitmonden in een negatief
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
oordeel en het advies om de opleiding te staken. Als de betrokken assistent daar de redelijkheid van inziet, is er geen probleem. En als dat niet zo is, zijn de problemen veel minder dan vroeger: de MSRC wordt geconfronteerd met goede en deels objectieve dossiervorming die in een jaar of langer structureel is totstandgekomen en zal de opleider in principe steunen en het oordeel overnemen. Het CCMS is zich bewust van het feit dat deze veranderingen meer tijd en deskundigheid vragen van opleiders en stafleden. Opleiders en stafleden van een opleidingsgroep zullen geschoold moeten worden, bijvoorbeeld in teach the teachers-cursussen en in het geven van directe feedback. Daartoe zouden regionale cursussen kunnen worden georganiseerd door de academische ziekenhuizen en de opleidingsziekenhuizen samen. Kwaliteit Het CCMS is een actief deel van het proces van veranderingen dat zich voltrekt bij de patiënten, de gezondheidszorg en de medische zorgverleners. De medische vervolgopleidingen worden nog eens verbeterd door het beter formuleren van de opleidingsdoelen, door een transparante opbouw van de opleiding met duidelijk omschreven deeldoelstellingen en door een objectievere manier van beoordelen met onder andere directe feedback. Nog meer cursorisch onderwijs is wenselijk maar is alleen mogelijk als het productieverlies wordt gefinancierd. Door meer structureel onderwijs, los van de patiëntenzorg, zal de kwaliteit van de opleiding verder toenemen en wordt vrijwel zeker ook effectiever opgeleid. Op de langere termijn kan worden
BIJLAGE 1
gedacht aan een meer individuele duur van de opleiding, omdat de ene assistent de noodzakelijke competenties nu eenmaal sneller verwerft dan de andere. Het moge duidelijk zijn dat het het CCMS vooral en uitsluitend gaat om de kwaliteit van de opleiding en de kwaliteit van de specialist later. De specialist van morgen wordt door de ingezette veranderingen beter toegerust voor de taken. En, heel belangrijk voor alle bij de opleiding betrokkenen: het wordt nog leuker ook. prof. dr. O.P. Bleker, gynaecoloog AMC Amsterdam, voorzitter CCMS dr. J.C.A. Hoorntje, cardioloog Isala klinieken Zwolle, vice-voorzitter CCMS mw. mr. V.J. Schelfhout, KNMG, afdeling Opleiding en Registratie, secretaris colleges Correspondentieadres:
[email protected]
Samenvatting - Het CCMS heeft duidelijke plannen gemaakt voor verdere verbetering van de opleidingen. - Er komt meer helderheid over het doel van de opleiding, zowel voor de assistenten als voor het opleidingsteam. - Er zijn algemene competenties van de medisch specialist geformuleerd. Vakspecifieke competenties worden door de wetenschappelijke verenigingen voorgesteld. - Dagelijkse momenten in de klinische praktijk worden bewust gebruikt voor opleiden en voor beoordelen. - Voor implementatie van deze plannen komen er niet alleen meer regionale cursussen voor assistenten maar ook voor opleiders.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
107
De jaarlijkse interne ‘cluster audit’
DE
OPLEIDERTEAMS EN HUN KLINIEKEN
BIJLAGE 2
JAARLIJKS BEOORDEELD
108
In het Groningse opleidingscluster Obstetrie & Gynaecologie bestaat er sinds circa 1985 een jaarlijkse beoordeling, waarin de opleiding tot gynaecoloog in alle clusterklinieken door de AIOS zelf kritisch wordt beoordeeld. Door de AIOS van de verschillende clusterklinieken wordt de opleiding, in die specifieke opleidingskliniek, aan de hand van een standaard evaluatieformulier beoordeeld. Voor het herziene curriculum is een beperkte modificatie gemaakt van de verschillende aspecten die in dit evaluatieformulier aan de orde kwamen. De door NVOGHOOG gepropageerde lijst behelst: 1 Algemene kenmerken vakgroep obstetrie en gynaecologie: - personele bezetting, - obstetrische en gynaecologische ingrepen van de kliniek (jaarverslag) 2 Opleiding in het algemeen, opleidingsklimaat, werksfeer. - Is er een opleidingsprogramma op basis van de thema’s en de al bestaande individuele bekwaamheden? Wordt dit vooraf besproken? (M.a.w. is het duidelijk wat er van elkaar, assistent en stafleden, wordt verwacht?) - Is er een herkenbaar stagesysteem? - Is er een gestructureerde inwerkperiode? Is deze voldoende? - Wordt er voldoende stimulering en begeleiding bij wetenschappelijke activiteit, literatuurstudie en onderzoeken ondervonden? - Bestaat het gevoel dat alle stafleden opleidingsgericht zijn? - Zijn de opleiders didactisch voldoende toegerust voor hun taak? Heeft u tips voor eventuele didactische bijscholing? - Hoe wordt het werkklimaat op de afdeling ervaren? 3 Besprekingen/onderwijs/cursussen - Zijn er gemeenschappelijke (ochtend-, avond-, weekeind-) overdrachten? - Zijn er (en zo ja, in welke frequentie) plenaire besprekingen - Over opgenomen patiënten (grote visite?) - Over poliklinische patiënten? Over bijzondere casuïstiek? - Over operatie-indicaties? - Fertiliteitbespreking? - Over seksuologie? - Met urologen? - Met pathologen? - Met oncologen? - Wordt er speciaal voor assistenten (en zo ja, hoe vaak) niet-patiëntgebonden onderwijs verzorgd? - Is deelname aan verplichte cursussen mogelijk? - Mist u bepaalde aspecten in het onderwijs? - Komt in het onderwijs de ontwikkeling van uw rol als samenwerker, organisator en professional voldoende uit de verf?
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
BIJLAGE 2
4 Arbeidsomstandigheden - Wordt er gewerkt volgens het werktijdenbesluit? - Zijn er problemen wat betreft financieel-administratieve zaken (bijv. salaris, vergoeding reiskosten, vergoeding cursusgelden)? - Geven de ruimtelijke faciliteiten (bijv. piketkamers, artsenkamers) aanleiding tot opmerkingen? 5 Beoordeling assistent - Wordt er vaak feedback gegeven op de werkvloer? Gebeurt dit volgens het systeem ‘wat ging er goed, wat kan verbeteren’? - Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van - KKB’s, - OSATS, - 360 graden-observaties - simulatietoetsing? - Met wie wordt het portfolio besproken? Hoe is de kwaliteit van de voortgangsbespreking? Is uw opleiderteam didactisch voldoende toegerust voor een goede voortgangsbespreking? 6 Portfolio’s van de in het voorafgaande jaar geregistreerde gynaecologen uit de cluster worden geëvalueerd met de vraag of de opleiding geboden heeft wat ervan wordt verwacht. Het evaluatierapport wordt door AIOS gemaakt! De evaluatieformulieren uit de verschillende klinieken worden door de AIOS uit die kliniek voorbereid. Daarna worden de evaluatieformulieren samengevoegd in het jaarlijkse evaluatierapport, dat aan alle opleiders, gynaecologen en AIOS in de cluster wordt opgestuurd. AIOS zitten de vergadering voor Circa een maand later vindt de zogenaamde jaarlijkse beoordelingsdag plaats, waarop het rapport plenair met opleiders en AIOS uit de gehele cluster wordt doorgesproken. De assistentenvertegenwoordigers uit het Universitair Medisch Centrum (UMC) zitten de beoordelingsdag voor. Er heerst een open sfeer en er is voldoende gelegenheid voor discussie. Er worden complimenten geuit over positieve items en ontwikkelingen en er wordt gepoogd opbouwende kritiek te geven op zaken die voor verbetering vatbaar zijn. Open discussie en formuleren van concrete voorstellen met tijdpad Punten, die in het beoordelingsrapport van de jaren ervoor zijn genoemd worden opnieuw beoordeeld op aanpassing of verbetering. Er worden ook concrete voorstellen gedaan om zaken te veranderen. Mocht er een relatief negatieve beoordeling over een opleidingskliniek worden gegeven, dan is dat voor de desbetreffende kliniek een signaal om actie te ondernemen en zelf maatregelen te treffen om zaken aan te passen. Ook geeft het de
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
109
BIJLAGE 2 110
gelegenheid voor de AIOS in de betreffende kliniek om eventueel hulp van buitenaf in te roepen. In het verleden zijn er situaties geweest, dat de opleider uit het UMC nauw betrokken is geweest bij de begeleiding van een verbeteringsproces van de opleiding in een perifeer clusterziekenhuis. De ‘cluster audit’ van de opleiding en opleidersgroep geeft inzicht in de sterke en zwakke punten van de opleiding en draagt bij aan een verbetering van de kwaliteit van de opleiding door zowel opleiders als AIOS. En dit alles onder het motto: wie stopt met beter worden, houdt op met goed zijn.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
VERKLARENDE
WOORDENLIJST
Arts of artsen in opleiding tot specialist
BBC
Beroepsbelangencommissie van de NVOG
Bekwaamheidsniveau
Gradatie in ontwikkeling op weg naar het functioneren als zelfstandig gynaecoloog
Bekwaamheidsverklaring
Vervangt de term autorisatie
CanMEDS
Canadian Medical Education Directions for Specialists. Meer over CanMEDS: http://rcpsc.medical.org/canmeds/index.php
CAT
Critically appraised topic
CCMS
Centraal College Medische Specialismen
Common trunk
Gemeenschappelijk eerste deel van een aantal medische specialistenopleidingen
Competenties
Algemene competenties zoals gedefinieerd door het CCMS (tabel 1.1)
Concilium
NVOG Concilium Obstetricum et Gynaecologicum
DBC
Diagnose-Behandel-Combinaties
EBM
Evidence-Based Medicine
Eindtermen
NVOG-Nota Eindtermen Verloskunde en Gynaecologie
HOOG
Project Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
IJkpunt Kaderbesluit
Het moment waarop een bepaald minimaal bekwaamheidsniveau moet zijn bereikt Kaderbesluit van het CCMS
KKB
Korte Klinische Beoordeling
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
BIJLAGE 3
AIOS
111
BIJLAGE 3 112
MOBG
Stuurgroep Modernisering Opleidingen Beroepsuitoefening Gezondheidszorg
Module
Stage. In verband met het voor NVOG-HOOG verwarrende karakter van deze term wordt hij grotendeels vermeden
MOET
Managing Obstetric Emergencies and Trauma
NVOG
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
OOR
Onderwijs en opleidingsregio
OSATS
Objective structured assessment of technical skills
PICO
Problem/Patient Intervention Comparison Outcome
Portfolio
Logboek met zelfreflectie en takenplan
Thema
Gekozen groep eindtermen die vakinhoudelijk bij elkaar passen, waarin competenties zijn opgenomen en die samen getoetst kunnen worden
TTT
Teach The Teachers
VAGO
Vereniging Assistenten voor Gynaecologie en Obstetrie
WGBO
Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
AANBEVOLEN
L I T E R AT U U R
-
Frank J, Jabour M, Tugwell P et al. Skills for the New Millenium: Report of the Societal Needs Working Group. http://rcpsc.medical.org/english/publications/canmed_e.html De Bruijn JHB, van Beek CC en Weggeman MCDP; van Beek MCM (red). Basics Management voor medici. Bohn Stafleu Van Loghum. 2000. ISBN 90 313 2779 4.
Nederlandse Overheid -
Commissie Implementatie Opleidingscontinuüm en Taakherschikking onder voorzitterschap van M.J.M. LeGrand-van den Bogaard. Rapport: De zorg van morgen flexibiliteit en samenhang. http://www.minvws.nl Kamerstuk IBE-2401905B. 2003.
Toetsing -
BIJLAGE 4
Algemene competenties
Berkel van H en Bax A (red). Toetsen in het hoger onderwijs. Bohn Stafleu van Loghum, 2002. ISBN 90 313 3639 4. Driessen E, Beijaard D, van Tartwijk J en van der Vleuten C (red). Portfolio’s. Wolters Noordhoff. 2002. ISBN 90 01 85101 0. Ringsted C. In-training assessment in a work based postgraduate medical education context. Datawyse Universitaire Pers Maastricht. 2004. ISBN 90-5278421-3. Cohen-Schotanus J. Student assessment and examination rules. Medical Teacher 1999;21:318-21. Scheele F, Puyenbroek JI, Wolf B, Schutte MF, Schade MI. Toetsing in de Opleiding tot Gynaecoloog. TMO 2004;31:40-50. Mahesh S, Sijtsma K, Scheele F, Wolf B, Driessen E.W. Het gynaecologisch logboek voor arts-assistenten: kansen voor een portfolio? TMO 2004;23:274-280.
Docentprofessionalisering -
Wall D. Twelve tips on teaching the consultant teachers to teach. Medical Teacher, 1999;21:387-392. Irby DM. What Clinical Teachers in Medicine Need to Know. Acad. Med. 1994;69:333-42. Haan M de, Boendermaker PM en Heij I (red). Het medisch ambacht. Elsevier Gezondheidszorg, 2002. ISBN 90 352 2459 0. Ten Cate ThJ, Bleker OP, Büller HA, Scherpbier AJJA.; van Beek MCM (red). Opleiden van Medisch Specialisten. Bohn Stafleu Van Loghum. 2003. ISBN 90 313 4185 1.
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
113
BIJLAGE 5
TA B E L L E N O V E R Z I C H T
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2.1 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9 2.2.10 2.2.11 2.2.12 2.2.13 2.2.14 2.2.15 2.2.16 2.2.17 2.2.18 2.3A 2.3B 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 4.1 8.1 8.2
114
Algemene competenties Algemene competenties in eindtermenrapport 2004 Thema’s die ons vak bestrijken De KKB (Korte Klinische Beoordeling) OSATS (Objective Structured Assessment of Technical Skills) Vragenlijst voor 360º-observatie Toetsvormen Bekwaamheidsniveaus Thema zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd Thema zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd Thema gewone bevalling Thema gecompliceerde bevalling Thema gecompliceerde bevalling, hoog ingeschat risico Thema kraamperiode & kind ongecompliceerd Thema kraamperiode & kind gecompliceerd Thema algemene poli gynaecologie veel voorkomend Thema algemene poli gynaecologie weinig voorkomend Thema urogynaecologie en bekkenbodem Thema oncologie Thema seksuologie Thema voortplantingsendocrinologie en fertiliteit basis Thema voortplantingsendocrinologie en fertiliteit specieel Thema OK laag ingeschat risico Thema OK hoog ingeschat risico Thema perioperatieve zorg Thema algemene basisvaardigheden, wetenschap en management Bekwaamheidsniveaus weergegeven per ijkpunt, gegroepeerd per thema IJkpunten weergegeven per bekwaamheidsniveau, gegroepeerd per thema Competentiekaart De 360º-beoordelingen De KKB’s en de OSATS gerangschikt per thema Verrichtingen De simulatietoetsen gerangschikt per thema CAT’s (Critical appraised Topics) Reflectieopdrachten of verslagen Streefgetallen Cursorisch onderwijs: wat bestaat er al? Kritische factoren voor het slagen van de herziening van de opleiding Extra activiteiten voor begeleiding van de AIOS
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie
11 12 20 21 22 23 24 25 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 65 66 69 71 71 73 74 76 77 78 80 91 92
DE NVOG-OPLEIDING VÓÓR 2006
TOT GYNAECOLOOG
Een schets voor lezers van buiten de NVOG
Maarten Schutte
VOORBEELD VAN EEN OPLEIDINGSSCHEMA
tijdsduur
stage
werkplek
6 mnd
2e lijns verloskunde
verlos-, zwangeren en kraamafdeling
6 mnd
2e lijns gynaecologie
operatie- en gynaecologieafdeling
6 mnd
2e lijns polikliniek
polikliniek V&G en poli-behandelkamer
6 mnd
3e lijns verloskunde
verlos-, zwangeren en kraamafdeling
6 mnd
gyn. oncologie
operatie- en gynaecologieafdeling, poli
6 mnd
fertiliteit
polikliniek endocrinologie en fertiliteit
6 mnd
prenatale diagnostiek
polikliniek verloskunde, echokamer
6 mnd
bekkenbodem en seksuologie
polikliniek, operatie- en gyn. afdeling
6 mnd
wetenschap
6 mnd
2e lijns gynaecologie
operatie- en gynaecologieafdeling
12 mnd
zelfstandig werken in 2e lijn
gehele afdeling
BIJLAGE 6
De opleiding wordt gekenmerkt door werkend leren. De AIOS leert veelal volgens het meester-gezelprincipe en wordt al spoedig ingezet om zelf medische taken te verrichten, aanvankelijk onder strenge supervisie en bij toenemende ervaring steeds zelfstandiger. De AIOS draagt bij aan de patiëntenzorg in een 48-urige werkweek en krijgt daarvoor een inkomen. De opleiding duurt 6 jaar, waarvan meestal 3 jaar universitair en 3 jaar niet-universitair. De opleiding is gestructureerd in stages. De volgorde en duur daarvan zijn in de verschillende clusters en klinieken verschillend. De universitaire stages zijn het meest uitgesproken. Niet-universitair overlappen de stages vaker. 20-30% van de tijd wordt in weekend- en nachtdiensten gespendeerd.
niet-universitair
universitair
niet-universitair
Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie
115
BIJLAGE 6
ONDERWIJSMOMENTEN Iedere dag bestaat uit werk in een individueel gesuperviseerde leersituatie en groepsonderwijs in de zin van een ochtend- en middagoverdracht met reflectie op de verrichte zorg en uitwisseling van kennis en ervaring. Daarnaast bestaan er enkele uren per week lokale groepsonderwijsprogramma’s zoals complicatie-, perinatologie-, PA-, EBM-besprekingen enz., en referaten. In totaal beslaat het groepsonderwijs ongeveer een dag per week. Minstens één dag per maand wordt besteed aan regionaal of landelijk onderwijs.
TOETSING -
116
Logboek met opsomming van ervaringen. 1x per jaar verplichte schriftelijke voortgangstoets. Functionering/beoordelingsgesprekken op basis van indrukken van het opleiderteam: eerste jaar 4x, daarna 2x per jaar.
Herziening Opleiding Obst etrie en Gynaecologie