Criminele jeugdgroep Stadskanaal
Afstudeerscriptie Master Sociologie Merel Reitsema
Rijksuniversiteit Groningen Vakgroep Sociologie Studentnummer: 1837931 Begeleider: Dr. R. Popping Referent: Prof. Dr. R. Veenstra September 2012
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
2
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Criminele jeugdgroep Stadskanaal Scriptie Merel Reitsema Studentnummer: 1837931
Samenvatting In deze scriptie wordt het probleem van een criminele jeugdgroep in Stadskanaal onderzocht. Onderzocht wordt wat het ontstaan van de groep zou kunnen verklaren en wat een mogelijke aanpak is om het probleem tegen te gaan. Voor dit onderzoek zijn verschillende onderzoeksmethoden gebruikt. Over de leden van de criminele jeugdgroep is bij de gemeente en de politie informatie verzameld. Deze gegevens konden een beschrijving geven vann 33 leden van de groep. Daarnaast zijn er delictgegevens opgevraagd met betrekking tot het criminele handelen van de groep (65 delicten). Deze gegevens maakten het mogelijk het handelen van de groep te analyseren. Met de gegevens over het criminele handelen van de groep is een sociale netwerkanalyse uitgevoerd. Daarnaast zijn 11 groepsleden geïnterviewd in een semigestructureerd diepte interview. In deze interviews, waarvan er 3 plaatsvonden in de gevangenis in Ter Apel, werd met groepsleden gepraat over groepsprocessen en individuele achtergrondinformatie. De resultaten zijn in lijn met de sociale bindingentheorie. Ook zijn resultaten consistent met theorieën over sociale netwerken en groepsprocessen. Uit het onderzoek komen drie belangrijke invloeden naar voren die het ontstaan van de groep kunnen verklaren. Ten eerste speelt de thuissituatie waarin iemand zich bevindt een belangrijke rol bij het toetreden tot de groep en het ontstaan van de criminele jeugdgroep. Ten tweede blijkt drugs in het ontstaan een criminele jeugdgroep een grote invloed te hebben. Ten derde komt uit de resultaten van dit onderzoek naar voren dat in het proces van ‘normale’ jeugdgroep naar criminele jeugdgroep, beïnvloeding een grote rol speelt. Op basis van deze uitkomsten is er een aantal beleidsadviezen gegeven.
Kernwoorden: jeugdcriminaliteit, sociale netwerkanalyse, groepsprocessen, drugsgebruik.
3
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
4
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Voorwoord Deze scriptie is het resultaat van een onderzoek naar een criminele jeugdgroep in Stadskanaal, Groningen. Voor de uitvoering van het onderzoek en het schrijven van de scriptie wil ik een aantal mensen bedanken. Ten eerste de politie Groningen voor de mogelijkheid om dit onderzoek uit te voeren. Daarbij wil ik in het bijzonder Hielke Praamstra bedanken. Ten tweede wil ik Roel Popping bedanken als mijn begeleider vanuit de universiteit. De begeleiding heb ik als erg prettig en motiverend ervaren. Daarnaast wil in mijn referent René Veenstra bedanken voor zijn feedback tijdens het schrijven van de scriptie. Ten derde wil ik graag de politie Stadskanaal bedanken voor de hulp en ondersteuning bij de uitvoering van dit onderzoek. In het bijzonder wil ik de jeugdagent Ger Deddens bedanken, zonder wie een groot deel van dit onderzoek niet gerealiseerd had kunnen worden. Ook wil ik graag de gemeente Stadskanaal bedanken voor de gegevens die zij beschikbaar hebben gesteld voor dit onderzoek. Als laatste wil ik Ymke van der Wal bedanken voor de begeleiding en goede feedback bij het schrijven van deze scriptie. Merel Reitsema, Groningen, september 2012
5
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
6
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................................ 10 1.1 De gemeente Stadskanaal ....................................................................................................... 10 1.2 Criminele jeugdgroep in Stadskanaal ....................................................................................... 11 1.3 Aanpak politie en gemeente .................................................................................................... 11 1.4 Relevantie onderzoek .............................................................................................................. 12 1.5 Probleemstelling ..................................................................................................................... 12 1.6 Opbouw scriptie ...................................................................................................................... 13 2. Theorie ......................................................................................................................................... 14 2.1 Individuele achtergrondkenmerken ......................................................................................... 14 2.2 Sociaal netwerk ....................................................................................................................... 16 2.3 Groepsprocessen..................................................................................................................... 17 3. Methoden ..................................................................................................................................... 19 3.1 Onderzoeksopzet en dataverzameling ..................................................................................... 19 3.1.2 Dataverzameling achtergrondinformatie .......................................................................... 20 3.1.4 Interviews ........................................................................................................................ 21 3.1.5 Respondenten interviews ................................................................................................. 21 3.1.6 Procedure interviews........................................................................................................ 21 3.2 Analyseren van gegevens ........................................................................................................ 22 3.3 Betrouwbaarheid en geldigheid............................................................................................... 23 4. Resultaten gemeente- en politiegegevens ..................................................................................... 24 4.1 Delictgegevens ........................................................................................................................ 24 4.2 Persoonsgegevens................................................................................................................... 25 4.3 Het sociale netwerk ................................................................................................................. 28 4.3.1. Het netwerk grafisch weergegeven.................................................................................. 28 4.3.2 Kenmerken sociaal netwerk .............................................................................................. 29 5. Resultaten interviews.................................................................................................................... 33 5.1 Het groepsmodel..................................................................................................................... 33 5.1.2 Toename van het aantal leden .......................................................................................... 37 5.1.3 Drugs in eerste instantie ................................................................................................... 37 5.1.5 De rol van centraal persoon .............................................................................................. 38 5.1.7 Geld en drugs in tweede instantie .................................................................................... 40 7
Criminele jeugdgroep Stadskanaal 5.1.8 De kick.............................................................................................................................. 40 5.2 Groepsprocessen..................................................................................................................... 41 5.2.3 De besteding van geld ...................................................................................................... 44 5.3 De jeugdjaren .......................................................................................................................... 45 5.4 Hulpverlening en keerpunten .................................................................................................. 47 6. Conclusie en discussie ................................................................................................................... 50 6.1 Beantwoording deelvragen ..................................................................................................... 50 6.2 Probleemstelling ..................................................................................................................... 53 6.3 Resultaten en de theorie ......................................................................................................... 54 6.4 Aanbevelingen ........................................................................................................................ 56 6.4.1 Positieve punten............................................................................................................... 56 6.4.2 Preventieve aanpak .......................................................................................................... 57 6.4.3 Aanbevelingen politie Stadskanaal.................................................................................... 57 6.4.5 Aanbevelingen gemeente Stadskanaal .............................................................................. 58 6.5 Vervolgonderzoek ................................................................................................................... 60 Literatuurlijst .................................................................................................................................... 62
8
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
9
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
1. Inleiding De politie in Stadskanaal kampt al jaren met verschillende criminele jeugdgroepen en wil daarom meer inzicht in dergelijke groepen. Zij wil graag weten wat ze kan doen om het ontstaan van dergelijke groepen te voorkomen en hoe ze, mocht er toch een criminele jeugdgroep zijn ontstaan, deze het best aan kan pakken. Vanuit de gemeente Stadskanaal is er tevens behoefte aan informatie over jeugdgroepen, omdat zij samen met de politie werkt aan de aanpak van problematische groepen. In dit onderzoek wordt ingegaan op de vorming van een criminele jeugdgroep in Stadskanaal en de groepsprocessen binnen deze jeugdgroep. Het onderzoek beoogd antwoord te geven op hoe een criminele jeugdgroep ontstaat en wat gedaan kan worden om de ontwikkeling van dergelijke groepen tegen te gaan. In dit hoofdstuk wordt eerst een beeld geschetst van het gebied waar de problemen zich afspelen (paragraaf 1.1), daarna wordt ingegaan op de problemen omtrent de criminele jeugdgroep (paragraaf 1.2), vervolgens wordt de huidige aanpak van de politie en gemeente besproken met betrekking tot criminele jeugdgroepen (1.4), daarna wordt de relevantie van het onderzoek besproken (paragraaf 1.5) en als laatste wordt de probleemstelling geïntroduceerd (paragraaf 1.6).
1.1 De gemeente Stadskanaal De gemeente Stadskanaal heeft op 1 juni 2012 32.961 inwoners en 9.032 gezinnen. De gemeente heeft een oppervlakte van 117,67 km². Stadskanaal ligt tegen de provinciegrens tussen Drenthe en Groningen aan. De gemeente heeft van oorsprong veel fabrieken en fabrieksarbeiders, er is een school voor moeilijk lerende kinderen (een MLK school) en in de buurt is een asielzoekerscentrum en de penitentiaire inrichting in Ter Apel. In juni 2012 telde Stadskanaal 988 werklozen, dit is 7,6% van de beroepsbevolking. Landelijk lag het percentage werklozen toen op 6,3% van de beroepsbevolking. Van september 2009 tot juli 2012 telde Stadskanaal 3.346 voortijdig schoolverlaters. In juni 2012 zaten in Stadskanaal 130 gezinnen in de schuldsanering en werden er 848 gemeentelijke uitkeringen verstrekt (2,6% van de inwoners van Stadskanaal). Landelijk ontving 1,9% van de bevolking in juni 2012 een gemeentelijke uitkering.
10
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
1.2 Criminele jeugdgroep in Stadskanaal Volgens de shortlistmethodiek van Ferweda (2008) kende Nederland in het najaar van 2010 1.154 hinderlijke, 284 overlastgevende en 89 criminele jeugdgroepen. Ferwerda omschrijft een criminele jeugdgroep als volgt: “Deze groep bestaat (in ieder geval voor een deel) uit jongeren die behoorlijk op het criminele pad zijn geraakt. Ze zijn al vaker met de politie in aanraking gekomen. Kenmerkend voor dergelijke groepen is dat ze meer en meer criminaliteit plegen voor het financiële gewin in plaats van voor de kick of het aanzien. Deze jongeren scoren ook hoog op de delicten waar de andere twee typen jeugdgroepen hoog op scoren. De feiten zijn echter ernstiger en ze schrikken ook niet terug voor het gebruik van geweld.” In de meeste politieregio’s is er sprake van een daling van het aantal problematische jeugdgroepen. In de politieregio Groningen is dit ook zo, maar in de gemeente Stadskanaal is hier (nog) geen sprake van. Zij hebben last van meerdere hinderlijke en/of overlastgevende groepen en in 2011 van een criminele jeugdgroep, de zogenoemde ‘Albert Heijn groep’. Deze groep is betrokken bij meer dan 300 zaken in Stadskanaal en omstreken, waarvan in 65 zaken de betrokken groepsleden worden vervolgd1. De groep bestaat uit 37 leden die allen in meer of mindere mate betrokken zijn geweest bij criminele activiteiten van de groep. In dit onderzoek wordt ingegaan op het ontstaan van deze jeugdgroep.
1.3 Aanpak politie en gemeente Momenteel gebeurt er in Stadskanaal al veel om de criminele jeugdgroep aan te pakken en het ontstaan van een nieuwe groep tegen te gaan. De jeugdagenten zijn nauw betrokken bij de ontwikkelingen omtrent jeugd en jeugdgroepen en zij onderhouden goede contacten met de gemeente. De gemeente organiseert bijeenkomsten voor ouders van jongeren die betrokken zijn bij (beginnende) jeugdgroepen. Tijdens deze bijeenkomsten wordt door de burgemeester, de politie en hulpinstanties gesproken met ouders over het gedrag van hun kinderen, maar ook over mogelijke oplossing voor problemen die spelen. Tijdens vergaderingen van gemeente en politie wordt overlegd over de groepsleden en wordt gekeken wat mogelijke methoden zijn om de groepsleden aan te pakken. Tijdens verhoren stelt de politie in Stadskanaal aan jongeren andere vragen dan aan volwassenen. Er is sprake van een soort sociaal verhoor. Ze vragen meer door over vrienden, dagbesteding en de thuissituatie. Er gebeurt dus al veel, maar aangezien de problematiek omtrent jeugdgroepen nog niet voldoende afneemt is er nog behoefte aan verbetering.
1
Dit blijkt uit gesprekken met de jeugdagent.
11
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
1.4 Relevantie onderzoek Criminele jeugdgroepen zijn een groot probleem in de maatschappij. Ze zorgen voor onprettige en onveilige buurten en richten met het plegen van hun delicten veel schade aan in de maatschappij. De aanpak van deze criminele groepen heeft van minister Opstelten prioriteit gekregen. Regelmatig staan er artikelen in de krant waaruit blijkt dat het aanpakken van deze criminele jongeren nog niet zo eenvoudig is en ook geregeld mislukt (zie bijvoorbeeld de Telegraaf, 1 mei 2012). Het aanpakken of beter nog het voorkomen van een criminele jeugdgroep is ingewikkeld. Aangezien er nog niet een sluitende aanpak is tegen criminele jeugdgroepen zou dit onderzoek een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de aanpak van criminele jeugdgroepen. Er is al veel onderzoek gedaan naar jeugdgroepen. Dit onderzoek richt zich specifiek op een jeugdgroep in Stadskanaal. Stadskanaal heeft zijn eigen problematiek die wellicht een grondslag vormt voor het ontstaan van criminele jeugdgroepen. Veel onderzoek richt zich op de aanpak van jeugdgroepen in de Randstad. In de regio midden/oost Groningen is nog niet eerder een sociaal wetenschappelijk onderzoek gedaan naar criminele jeugdgroepen. In dit onderzoek worden verschillende onderzoeksmethoden samengevoegd, zoals het houden van interviews en het maken van een sociale netwerkanalyse. De combinatie van verschillende onderzoeksmethoden maakt het mogelijk een duidelijk beeld te schetsen over de criminele jeugdgroep in Stadskanaal.
1.5 Probleemstelling Slechts 6% van alle jeugdgroepen is crimineel. Hierdoor rijst de vraag waardoor de ene jeugdgroep wel crimineel wordt en de andere jeugdgroep niet. En specifiek voor dit onderzoek: Waarom heeft de Albert Heijn Groep in de gemeente Stadskanaal zich ontwikkeld tot een criminele groep. De probleemstelling voor dit onderzoek is daarom als volgt geformuleerd:
‘Welke invloeden kunnen het ontstaan van een criminele jeugdgroep in Stadskanaal verklaren?’ De probleemstelling is opgedeeld in vier deelvragen die centraal staan in deze scriptie, namelijk:
1. Wat is de samenstelling van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal?
2. Welke individuele achtergrondkenmerken zouden het gedrag van de groepsleden van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal kunnen verklaren? 12
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
3. Hoeveel personen staan centraal in het sociale netwerk van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal?
4. Welke groepsprocessen zouden het ontstaan van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal kunnen verklaren?
1.6 Opbouw scriptie In hoofdstuk 2 wordt het algemene theoretische kader van het onderwerp besproken. Een aantal theorieën die betrekking hebben op criminaliteit, jeugdcriminaliteit en groepscriminaliteit worden hier ter discussie gesteld. Daarna wordt in hoofdstuk 3 besproken welke methoden zijn toegepast om een antwoord op de deelvragen te kunnen geven. Vervolgens geeft hoofdstuk 4 de resultaten van de gemeente- en politiegegevens weer. In dit hoofdstuk worden ook de resultaten van de sociale netwerkanalyse gepresenteerd. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van de interviews besproken. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, worden de deelvragen en de probleemstelling beantwoord, worden aanbevelingen besproken en wordt ingegaan op vervolgonderzoek.
13
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
2. Theorie Over waarom mensen zich crimineel gedragen zijn in de loop der jaren veel theorieën ontwikkeld. Een aantal theorieën die zijn ontwikkeld gaan specifiek over crimineel gedrag van jongeren en crimineel gedrag van jongeren in groepsverband. In dit hoofdstuk zullen verschillende theoretische inzichten worden besproken om zo inzicht te krijgen in waarom de jeugdgroep in Stadskanaal zich heeft ontwikkeld tot een criminele jeugdgroep. De paragrafen zijn onderverdeeld naar de onderwerpen die in de deelvragen aan bod komen.
2.1 Individuele achtergrondkenmerken In dit onderzoek wordt onder meer gekeken naar individuele achtergrondkenmerken van personen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen kenmerken van een persoon waarvoor iemand aanleg heeft en kenmerken van de omgeving. Als we kijken naar de omgeving is een belangrijke en veel geteste theorie op het gebied van criminaliteit de sociale bindingentheorie. Deze theorie wordt ook wel de sociale controle theorie genoemd en is ontwikkeld door Hirschi (1969). Crimineel gedrag komt volgens de sociale bindingentheorie voort uit zwakke of verdwenen banden met de samenleving. Er zijn vier soorten bindingen: 1) Bindingen met significante anderen, zoals familie of vrienden; 2) Bindingen met sociaal normatieve systemen, zoals school of werk; 3) Betrokkenheid bij sociale activiteiten, zoals lidmaatschap van een sportvereniging; 4) De acceptatie van de algemene normen en waarden in de samenleving. Deze vier bindingen zijn niet allemaal even belangrijk, maar over het algemeen geldt hoe zwakker de bindingen hoe meer de kans bestaat op crimineel gedrag. Een persoon die goede bindingen heeft zal deze niet zomaar op het spel zetten met het risico dat deze banden verloren gaan. Tevens is er meer toezicht en controle op mensen door de bindingen op verschillende niveaus. Uit onderzoek blijkt dat de eerste twee bindingen veel sterker samenhangen met crimineel gedrag dan de laatste twee. Sociale bindingen kunnen er voor zorgen dat iemand niet crimineel wordt, maar kunnen ook in tegengestelde richting werken. Zo hangen bindingen met vrienden die crimineel gedrag vertonen juist samen met crimineel gedrag van de persoon zelf (Hindelang, 1973; Johnson, 1979; Juger-Tas, 1992; Warr, 2002). Het zou dus kunnen zijn dat de jongeren in Stadskanaal die deelnamen aan de criminele jeugdgroep slechte bindingen hebben of dat een aantal bindingen zelfs ontbreekt, zoals contact met ouders. Hierdoor zouden de jongeren sneller crimineel gedrag kunnen gaan vertonen volgens de sociale bindingentheorie. Het kan echter ook zo zijn dat, omdat de jongeren bindingen hebben met mensen die crimineel gedrag vertonen, zij zich eerder crimineel gaan gedragen.
14
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Volgens de general strain theorie ontstaat criminaliteit door een spanning die mensen ervaren vanuit hun omgeving (Agnew, 1991, 1992, 2001, 2006). De spanning kan worden omschreven als voortkomend uit situaties en omstandigheden die door het individu als onprettig worden ervaren (Froggio & Agnew, 2007). De spanning leidt tot negatieve emotie en voert de druk bij het individu om deze spanning te verlichten op. Criminaliteit is een mogelijke reactie op de negatieve emotie die de spanning veroorzaakt, om zo de spanning te verlichten of om er voor weg te vluchten. Ook kan het zijn dat iemand door middel van drugs- of drankgebruik probeert de negatieve emotie en daarmee de ervaren spanning te onderdrukken (Froggio & Agnew, 2007)2. Mensen zijn er volgens deze theorie op uit de spanning te verlagen en zullen dit mogelijk via de criminele weg doen (Nieuwbeerta et al., 2008). Bij jongeren kan spanning ontstaan doordat zij dezelfde doelen hebben als volwassenen en minder of geen middelen om deze doelen te bereiken. Bij jongeren uit een lagere sociale klasse kan dit ook sterk naar voren komen. Zij hebben dezelfde doelen als jongeren in een sociale middenklasse, maar minder of geen middelen om deze doelen te bereiken. De jeugd kan er voor kiezen uit te wijken naar illegale manieren om het doel te bereiken en daarmee de spanning te verlichten. Met andere woorden: jongeren raken gefrustreerd door wat ze wel willen maar niet kunnen bereiken (zoals een baan, een huis en een gezin). Meer gericht op aanleg kwamen Gottfredson en Hirschi in 1990 met zelfcontroletheorie. Deze theorie verklaart criminaliteit door een gebrek aan zelfbeheersing. Volgens de auteurs is zelfcontrole het mechanisme dat bepaalt of iemand zich crimineel gedraagt of niet. Het gebrek aan zelfcontrole wordt door de auteurs als volgt omschreven ´the tendency of individuals to persue shortterm gratification without consideration of long-term consequences of their acts’ (p.177). Mensen met een lage zelfcontrole zijn gericht op het hier en nu, hebben weinig doorzettingsvermogen, zijn impulsief en onvoorzichtig. Ook hebben zij vaak instabiele vriendschap- en liefdesrelaties en arbeidsomstandigheden. Mensen met een lage zelfcontrole zijn meer dan mensen met een gemiddelde of hoge zelfcontrole geneigd sociale regels te overtreden (Junger et al., 1995). Lage zelfcontrole kan ontstaan door zowel temperament (aanleg) als socialisatie (omgeving). De socialisatie dient volgens de auteurs plaats te vinden voor de leeftijd van 8 jaar. Socialisatie vindt onder andere plaats door de verbondenheid van de ouder met het kind, de aanwezigheid van toezicht van een ouder, het herkennen van gedrag dat afwijkt van sociale normen en het bestraffen van afwijkend gedrag. Risicofactoren bij het socialisatieproces zijn onder meer crimineel gedrag van ouders, de grootte van de familie (hoe groter de familie hoe groter de kans dat de kinderen crimineel worden), eenoudergezinnen en een moeder die buitenshuis werkt (Gottfredson & Hirschi, 1990). 2
Er zijn verschillende soorten strains maar het gaat het bestek van dit verslag te buiten hier verder op in te gaan.
15
Criminele jeugdgroep Stadskanaal De ontsporing van de jeugd in Stadskanaal en de vorming van een criminele jeugdgroep zou te maken kunnen hebben met het gebrek aan zelfcontrole van een aantal jongeren. Hoewel de theorie lastig is om te toetsen is toch al meerdere malen ondersteuning gevonden voor het verband tussen een vorm van zelfcontrole en crimineel gedrag (zie bijvoorbeeld: Polakowski, 1994; Vitaro, Tremblay, Gagnon & Pelletier, 1994; Junger et al., 1995). Nu is het zo dat mensen over het algemeen genomen het meest crimineel zijn tijdens de adolescentie (Moffitt, 1993, 1994). In de leeftijdsfase tussen de 15 en de 20 jaar worden zij het meest crimineel. Er is een grote groep die dan crimineel actief is en deze groep wordt nadat zij de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt weer kleiner. De mensen die na de adolescentie stoppen met criminele activiteiten worden ook wel de adolescentie-gelimiteerde antisociale jongeren genoemd (Moffitt, 1993). Hun criminele gedrag beperkt zicht tot de adolescentie. Er is echter ook een groep mensen die niet stopt na de adolescentie. Dit is de levensloop persistente groep (Moffitt, 1993). Deze groep blijft langer hangen in de criminele carrière en het kan zelfs zijn dat deze groep mensen nooit stopt met zich crimineel te gedragen. De grote stijging in crimineel gedrag tijdens de adolescentie kan volgens Van de Sande (2012) komen doordat de adolescenten zich nog in een spelvorm bevinden. Mensen hebben volgens Van de Sande zestien basismotivaties om te handelen (zoals status, voortplanting, erbij horen, agressie en jagen). Al deze motivaties kunnen zowel in volwassen vorm als in spelvorm worden uitgeoefend. In de spelvorm wordt telkens de grens opgezocht en wordt gekeken hoe ver iemand kan gaan. Dit gebeurt tijdens het opgroeien en voor sommige motivaties vooral tijdens de adolescentie (zoals erbij horen, jagen en voortplanting). Na de adolescentie komt de persoon terecht in de volwassen vorm en zal het criminele gedrag afnemen. De groep mensen die door blijft gaan met crimineel gedrag na de adolescentie heeft niet geleerd hoe ze het goed moeten doen of het is voor hen vanwege een stoornis niet mogelijk.
2.2 Sociaal netwerk Uit onderzoek is gebleken dat 75 procent van de jeugdcriminaliteit in Nederland voortkomt vanuit de groep of groepsdynamische processen (Ferwerda, 2010). In dit onderzoek wordt ook gekeken naar het sociale netwerk. Het sociale netwerk kan heel waardevol zijn (Putnam, 1993). Het kan zorgen voor hulpbronnen om individuele doelen te bereiken. Via het sociale netwerk kan iemand bijvoorbeeld een baan of een nieuw huis vinden. Er wordt dan ook wel gesproken over sociaal kapitaal. Mensen investeren het meest in de personen waarvan het meest wordt terugverwacht. Belangrijk hierbij is dat er sprake is van vertrouwen en wederkerigheid (Putnam, 1993). In zijn boek ‘Bowling alone’ wijst Putnam (2000) op het nut van sociaal kapitaal in de samenleving en het verval 16
Criminele jeugdgroep Stadskanaal van sociaal kapitaal waar volgens hem sprake van is. Weak ties zijn belangrijk in het sociale netwerk (Granovetter, 1985). Minder hechte of zwakke connecties leiden tot meer contacten buiten de groep en hierdoor wordt er een grotere diversiteit aan hulpbronnen en dus meer sociaal kapitaal aangeboord (Van der Hulst, 2008). In een crimineel netwerk kunnen deze weak ties worden gebruikt om goederen door te verkopen of tips te horen te krijgen. Structural holes zijn tevens erg belangrijk in een sociaal netwerk (Burt, 1992). Het bestaan van gaten in het netwerk en de mogelijkheid deze te overbruggen is een uitgelezen kans voor het verkrijgen van non-redundante hulpbronnen en ook macht (Burt, 2000; Van der Hulst, 2008). Een zogenoemde broker kan gebruik maken van structurele gaten in een netwerk. De broker heeft macht in zijn positie aangezien hij de brugverbinding is tussen twee non-redundante actoren (Burt, 1992). Een broker kan, met betrekking tot het onderwerp van dit onderzoek, een jongere zijn die tussen twee jeugdgroepen heen en weer informatie verstrekt.
Het sociale netwerk kan ook een mogelijkheid bieden die het plegen van verschillende vormen van criminaliteit kan vergemakkelijken (Van der Hulst, 2008). Vanuit de sociale netwerkbenadering zijn de sociale relaties die iemand heeft bepalend voor zijn gedrag, opvattingen, normen en waarden (Broekhuizen & Driessen, 2006). Het sociale netwerk waarin een persoon zich bevindt kan de persoon dus ook negatief beïnvloeden. Zo zijn er bijvoorbeeld sterke verbanden gevonden tussen crimineel gedrag in het netwerk van een jongere en crimineel gedrag van de jongere zelf (Broekhuizen & Driessen, 2006).
2.3 Groepsprocessen Zoals eerder vermeld is door veel onderzoekers vastgesteld dat er een positief verband bestaat tussen het onderhouden van vriendschappen met criminele jongeren en het plegen van criminaliteit door de jongeren zelf (Haynie, 2001, 2002; Mars, 1999; McAndrew, 1999; Kleemans et al., 1998, Fijnaut et al. 1995, Broekhuizen et al. 2008). Een veel terugkerende vraag is of dit nu komt doordat er sprake is van selectie of dat er sprake is van beïnvloeding. Volgens de differentiële associatietheorie komt dit doordat crimineel gedrag, net als ander gedrag wordt aangeleerd (Sutherland, 1924, 1947). Dit leerproces ontstaat door interacties met andere individuen (Lanier & Henry, 2009). Het gaat bij dit leerproces vooral om hechte relaties met anderen die men vertrouwt (Sutherland, 1947). Niet alleen criminele technieken worden overgedragen, maar tevens motieven en de houding die bij het plegen van criminaliteit komen kijken (Van de Rakt et al., 2005). De theorie gaat er dus van uit dat crimineel gedrag wordt overgedragen doordat een persoon zich bevindt in een intieme groep mensen die normafwijkend gedrag vertoont en die hij vertrouwt. Het sociale netwerk van een persoon zorgt er dus voor dat iemand crimineel gedrag aanleert (Völker, Baerveldt & Driessen, 2008). Voor deze theorie zijn veel ondersteunende 17
Criminele jeugdgroep Stadskanaal onderzoeksresultaten gevonden (Bruinsma, 1985, 2001; Warr & Stafford, 1991; Lanier & Henry, 1998; Alarid et al., 2000; Hartjen & Priyadarsini, 2003). Volgens de sociale ruiltheorie van Weerman (2001) zou dit te maken kunnen hebben met drie verschillende verklaringen. Volgens de groepsverklaring is er invloed vanuit de groep door groepsdruk of groepsbeloning. Een beloning kan zijn dat iemand bij de groep mag horen. Ook zegt deze verklaring dat crimineel gedrag op deze manier wordt aangeleerd in de groep. Een tweede verklaring is de selectieverklaring. Deze stelt dat crimineel gedrag in een groep wordt veroorzaakt door sociale selectie. Dit houdt in dat het individu gelijkgezinden opzoekt en dat hierdoor ongewenst gedrag kan worden versterkt. Daarnaast worden mensen die crimineel gedrag vertonen door anderen afgewezen en hierdoor gaan ze noodgedwongen met elkaar om. De derde verklaring die Weerman geeft is de instrumentele verklaring. Men maakt een kosten en baten afweging waar uit komt dat de kosten bij samen plegen lager zijn. Weerman (2001) stelt in zijn boek dat deze verklaringen afzonderlijk niet voldoende zijn, maar dat er sprake is van een sociaal ruilproces. Zodra het voordelig is om samen te plegen, er voldoende mededaders beschikbaar zijn en deze het aantrekkelijk vinden om samen crimineel gedrag uit te voeren, ontstaat er groepscriminaliteit. Zowel in de sociale ruiltheorie als in de differentiële associatietheorie gaat het over beïnvloeding en/of selectie. Met het onderzoeksprogramma SIENA is het mogelijk het effect van selectie of beïnvloeding te toetsen en voor het andere effect te controleren (zie bijvoorbeeld Veenstra & Dijkstra, 2011). In een onderzoek met het programma SIENA wordt gebruikt gemaakt van longitudinale gegevens. In een recent onderzoek met het programma SIENA kwam naar voren dat er sprake is van significante beïnvloedingseffecten bij criminaliteit voor adolescenten. De resultaten van dit onderzoek laten echter ook zien dat naast beïnvloedingseffecten de psychopathische kenmerken van iemand tevens een grote rol spelen (Kerr, Van Zalk & Stattin, 2012). In een onderzoek van Knecht (2008), waar tevens gebruik werd gemaakt van SIENA, komt naar voren dat adolescenten met een hoger delinquentieniveau vrienden uitzoeken met tevens een hoger delinquentieniveau. Hier is er dus sprake van selectie. In dit onderzoek werden geen significante effecten gevonden voor beïnvloeding. Voor zowel selectie als beïnvloeding worden ondersteunende resultaten gevonden (zie bijvoorbeeld Van de Rakt et al., 2005; De Cuyper 2008; Sijtsema, 2010). Zowel selectie als beïnvloeding zijn dus belangrijke aspecten als het gaat om de ontwikkeling van crimineel gedrag. Het zou zo kunnen zijn dat in Stadskanaal een aantal criminele jongeren was die de rest heeft beïnvloed of dat de groepsleden allemaal de potentie tot crimineel gedrag al in zich hadden en elkaar op basis daarvan hebben geselecteerd.
18
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
3. Methoden In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de methoden die zijn gebruikt voor het uitvoeren van het onderzoek. In paragraaf 3.1 gaat het over de onderzoeksopzet en de verschillende onderdelen van het onderzoek. In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op de respondenten. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op dataverzameling. Paragraaf 3.4 gaat over de analyse van de gegevens en tot slot in paragraaf 3.5 de betrouwbaarheid en geldigheid van het onderzoek.
3.1 Onderzoeksopzet en dataverzameling In dit onderzoek worden verschillende onderzoeksmethoden gecombineerd. Er is gebruik gemaakt van een gemeente- en politiegegevensanalyse voor individuele achtergrondinformatie, er is een sociale netwerkanalyse uitgevoerd en er zijn groepsleden geïnterviewd. 3.1.1 Respondenten politie- en gemeentegegevens De politie heeft 37 namen van personen in hun systeem staan die op een manier betrokken zijn bij de criminele jeugdgroep. Na een gesprek met de jeugdagent zijn vier personen uit de verdere groepsanalyse gelaten, omdat over deze personen geen verdere informatie beschikbaar was en de personen een marginale rol in de groep speelden. De verdere analyses zijn dan ook uitgevoerd op 33 personen, verder groepsleden genoemd. Van deze 33 groepsleden zijn er 29 man en 4 vrouw. De leeftijd van de respondenten varieert tussen de 15 en de 47 jaar. Zie Tabel 1 voor een overzicht van de leeftijden van de respondenten. De politie en de gemeente beschikten niet voor alle onderdelen van het onderzoek over de volledige informatie over deze 33 groepsleden. Bij de verschillende onderdelen is beschreven hoe groot het aantal leden is waarover de informatie beschikbaar is (de N).
19
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Tabel 1 Leeftijd respondenten
Leeftijd (jaar) Aantal 15 1 16 4 17 1 18 3 19 3 22 4 23 2 24 4 25 2 26 2 27 2 28 2 33 2 47 1 Totaal 33
3.1.2 Dataverzameling achtergrondinformatie De politie en de gemeente beschikten over een aantal gegevens van de leden van de criminele jeugdgroep. De politie in Stadskanaal heeft de criminele jeugdgroep in kaart gebracht door middel van de shortlistmethodiek (zie Ferwerda, 2009). Deze informatie is beschikbaar gesteld door een jeugdagent. Ook beschikte de politie over een bestand waarin zij in samenwerking met de gemeente gegevens over de groepsleden bijhoudt. Al deze gegevens zijn in SPSS verwerkt. Bij de informatieafdeling van de politie is een aanvraag ingediend voor de GBA-gegevens van groepsleden. Ook de strafbladgegevens zijn hier opgevraagd. Deze gegevens komen uit het systeem HKS. Dit systeem loopt een periode achter en geeft daarom niet altijd volledige informatie. Met deze informatie is het SPSS bestand aangevuld. De analist van de politie beschikte over een bestand waarin het handelen van de groep in kaart is gebracht. Uit dit bestand is informatie gehaald waarmee een SPSS bestand is gemaakt over de criminele handelingen van de groep. 3.1.3 Dataverzameling sociale netwerkanalyse Het bestand van de politie over het handelen van de groep dat hierboven wordt genoemd is tevens het bestand dat is gebruikt voor de sociale netwerkanalyse. Het bestand gaf namelijk ook weer wie met wie welke criminele handeling heeft uitgevoerd of in ieder geval hierbij betrokken is geweest. Elke relatie tussen groepsleden is ingevoerd in het programma Nodexl. Met dit programma zijn netwerkmaten berekend en visuele weergaves van de groep gemaakt. Voor bepaalde analyses, zoals
20
Criminele jeugdgroep Stadskanaal die van cliques en n-cliques, is gebruik gemaakt van het programma Ucinet (Borgatti, Everett en Freeman, 2002). 3.1.4 Interviews Om meer inzicht te krijgen in de processen die zich in de groep afspelen zijn diepte interviews gehouden met leden van de criminele jeugdgroep. Uit deze interviews is ook achtergrondinformatie over de groepsleden ingewonnen. De literatuur die over groepsprocessen en individuele achtergrondkenmerken beschikbaar was is als basis gebruikt voor het maken van de interviewopzet. 3.1.5 Respondenten interviews Voor het onderzoek zijn 11 groepsleden geïnterviewd. Deze 11 groepsleden zijn een selectie van de 33 groepsleden die hier boven worden genoemd. Drie groepsleden bevonden zich ten tijde van het interview in een penitentiaire inrichting. Doordat deze leden gemakkelijk te bereiken waren zijn zij geselecteerd. De anderen zijn op basis van de informatie van de jeugdagent over hun benaderbaarheid en bereikbaarheid geselecteerd. De groep van 11 respondenten bestaat uit twee vrouwen en negen mannen. Voor een overzicht van de leeftijden van de geïnterviewde groepsleden zie Tabel 2. Tabel 2 leeftijd respondenten interviews
Leeftijd (jaar) 16 17 18 19 22 23 24 Totaal
Aantal 3 1 1 2 2 1 1 11
3.1.6 Procedure interviews Eerst is er informatie ingewonnen over de mogelijkheid van het afnemen van interviews bij de groepsleden die in de gevangenis zaten. In de penitentiare inrichting in Ter Apel was de mogelijkheid de groepsleden te spreken in speciale gespreksruimtes. Er was een planning gemaakt voor het spreken van vier groepsleden, maar aangezien ten tijde van het interview één groepslid inmiddels vrij was gekomen is dit interview niet doorgegaan. Er is nog geprobeerd om een gesprek te krijgen met een ander groepslid die zich in de jeugdgevangenis bevond, maar deze zat niet meer in de jeugdgevangenis ten tijde van het organiseren van de interviews. 21
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Daarna heeft de jeugdagent een aantal groepsleden benaderd in verband met het interview. Vrijwel alle groepsleden die hij hier over benaderde waren hier bereid toe. Aangezien het gesprek moest plaatsvinden op een plek waar de groepsleden het gevoel hadden openlijk te kunnen praten werden hen twee mogelijkheden geboden, namelijk dat het gesprek plaatsvond op het gemeentehuis of op het politiebureau. Alle groepsleden kozen voor het politiebureau. Deze gesprekken werden opgenomen. Na het maken van de afspraak heeft de jeugdagent hen nog een brief gestuurd ter herinnering. Voordat een gesprek van start ging is de groepsleden verteld dat alles wat zij zeiden vertrouwelijk is en dat alle informatie anoniem zal worden verwerkt. Voor de interviews is een vragenlijst opgesteld, waarbij meerdere malen gebruik is gemaakt van vignetten. Daarnaast is nog een lijst gemaakt met vignetten die sommige vragen zouden kunnen vervangen, mocht iemand heel gesloten zijn. Na het eerste interview werd duidelijker hoe de gesprekken zouden gaan lopen en werd overgegaan op een topiclijst met de vignetten. De interviews werden hierdoor semigestructureerd. Een aantal onderwerpen moest tijdens het interview aan bod komen, maar het verloop van het interview werd geleid door de respondent.
3.2 Analyseren van gegevens De individuele achtergrondgegevens en de gegevens van de criminele handelingen werden zoals eerder vermeld ingevoerd in een SPSS bestand. De gegevens zijn met eenvoudige frequentie- en kruistabellen geanalyseerd. De gegevens die als basis dienden voor de sociale netwerkanalyse werden in de programma’s Nodexl en Unicet ingevoerd. De verschillende relaties tussen groepsleden werden hier in aangegeven. Toen deze gegevens allemaal ingevoerd waren konden deze worden geanalyseerd tot verschillende netwerkmaten die wat zeiden over de groep in zijn geheel en over de individuen in de groep. Het analyseren van de gegevens uit de interviews was een uitgebreider proces. De analyse is gebaseerd op de analysemethoden die bij kwalitatief onderzoek worden gebruikt (Mortelmans, 2007, 2009). Eerst zijn transcripties of verslagen van de interviews gemaakt. Als er opnames waren gemaakt gebeurde dit aan de hand van de opnames. Als er geen opnames waren gemaakt gebeurde dit aan de hand van aantekeningen. Daarna werd de informatie gecodeerd. De tekst werd hierbij in stukjes opgedeeld die wat zeiden over een bepaald onderwerp. De stukjes met dezelfde code werden bij elkaar gevoegd. Uit de informatie die hier uit naar voren kwam is een groepsmodel gemaakt. De informatie die in meerdere interviews naar voren kwam werd steeds betrouwbaarder en is in het groepsmodel terecht gekomen. Andere informatie die uit de interviews naar voren kwam 22
Criminele jeugdgroep Stadskanaal is tevens middels coderen verwerkt. De resultaten die hier uit naar voren zijn gekomen zijn in de tekst verwerkt.
3.3 Betrouwbaarheid en geldigheid Als het gaat om het vaststellen van de betrouwbaarheid van dit onderzoek moet vooral gekeken worden naar het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek. Gezegd kan worden dat als het onderzoek opnieuw gedaan zou worden er mogelijk andere resultaten uit zouden komen. Het is niet mogelijk om opnieuw dit exacte onderzoek te doen, aangezien de tijd alweer is veranderd en de kans groot is dat de situatie en de respondenten veranderd zijn. Het onderzoek is een momentopname. Als we kijken naar de geldigheid van de resultaten geven de resultaten een goed beeld van wat er zich in de praktijk voordoet. De meeste groepsleden waren tijdens de interviews verrassend open en maakten een eerlijke indruk. Ik heb het idee dat men naar waarheid heeft geantwoord en dat zij geen zaken bewust hebben achtergelaten of verfraaid. Ook het gebruik van opnameapparatuur tijdens de meeste interviews heeft bijgedragen aan de mogelijkheid om nauwkeurig te werken. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek. De interviews, samen met de aanvullende gegevens, gaven een goed beeld van wat zich in de jeugdgroep in Stadskanaal heeft afgespeeld.
23
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
4. Resultaten gemeente- en politiegegevens Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens die afkomstig zijn van de politie of van de gemeente. De politie heeft een bestand waarin zij de criminele activiteiten van de groep registreert. Uit de politiesystemen zijn tevens gegevens gekomen over het eventuele criminele verleden van de groepsleden. De gemeentelijke basisadministratie heeft bijgedragen aan persoonsgegevens over de groepsleden. Aanvullende informatie over de groepsleden heb ik ontvangen via medewerkers van zowel de gemeente als de politie, die veel contact met de groepsleden hebben (gehad). In dit hoofdstuk worden de gegevens van de groepsleden geanalyseerd. Paragraaf 4.1 gaat in op de delictgegevens die de politie heeft geregistreerd over de groep. De criminele handelingen waarvan bewezen is dat de groep hierbij betrokken is zullen hier worden geanalyseerd. Paragraaf 4.2 gaat in op persoonsgegevens van de groepsleden. In paragraaf 4.3 wordt het sociale netwerk van de groep beschreven. Ten slotte wordt in paragraaf 4.4 de gegevens uit dit hoofdstuk bekeken vanuit het theoretische kader.
4.1 Delictgegevens In deze paragraaf wordt ingegaan op de informatie die de politie heeft over de delictgegevens van de groep. De politie heeft bij 65 delicten kunnen aantonen dat de groepsleden hierbij betrokken zijn.
Locatie. Van de 65 delicten zijn er 29 in de gemeente Stadskanaal gepleegd. Dit is bijna 45 procent van de delicten. In gemeente Nieuw-Buinen, dat tegen Stadskanaal aanligt, is ruim 21 procent van de delicten gepleegd. Uit de gegevens wordt duidelijk dat de groepsleden ook in de omgeving actief waren. Zo pleegden zij onder meer delicten in Emmen, Ter Apel, Musselkanaal en Winschoten.
Feit. Als we kijken naar het soort strafbaar feit dat door de groepsleden het meest is gepleegd, dan is dit auto-inbraak. Van de 65 delicten zijn het 54 keer auto-inbraken. Dit is bijna 85 procent. Verder komen autodiefstal, woninginbraak, overige inbraak, overig diefstal en mishandeling allen nog twee keer voor. Uit gesprekken met politieagenten en met groepsleden blijkt dat er ruim 300 autoinbraken door de groepsleden waren gepleegd. Voor 54 auto-inbraken is er voldoende bewijs gevonden om ze aan de groepsleden te linken.
Dag. Als gekeken wordt naar welke dag de groep volgens de politiegegevens het meest actief was zien we dat dit op de donderdag was. 20 procent van de delicten (13 delicten) zijn op donderdag 24
Criminele jeugdgroep Stadskanaal gepleegd. 17 procent van de delicten (11 delicten) op een zondag en 10 procent (7 delicten) op een dinsdag. Op de overige dagen zijn rond de 8 delicten gepleegd (12,3 procent).
Aantal betrokkenen. Uit de gegevens kon ook worden opgemaakt hoeveel personen bij elk delict betrokken waren. Dit zijn de groepsleden die de criminele activiteit uitvoeren of personen die de goederen afnemen, maar het kunnen ook groepsleden zijn die als getuige betrokken zijn. In 28 procent van de gevallen (18 delicten) zijn drie groepsleden betrokken. Dit is het grootste gedeelte. In 22 procent van de delicten (14 delicten) zijn twee groepsleden betrokken. Daarna komen één, vier en vijf betrokkenen, allen rond de 11 procent (7 delicten). Opvallende uitschieters zijn een autodiefstal waarbij tien groepsleden betrokken waren en een woninginbraak waarbij 14 groepsleden betrokken zijn geweest.
4.2 Persoonsgegevens In deze paragraaf wordt ingegaan op informatie over personen waar de groep uit bestaat. De politie heeft informatie over 33 personen die lid zijn van de groep of betrokken zijn bij de criminaliteit die de groep pleegde. Voor een deel van deze personen is niet alle informatie beschikbaar. Vandaar dat per onderwerp het aantal leden waarvoor de informatie beschikbaar is, de N, wordt vermeld. De meeste informatie is beschikbaar over de meest actieve groepsleden. Woonplaats (N=33). Van de leden wonen er 14 in de gemeente Stadskanaal. Daarnaast komen er 8 leden uit de gemeente Borger-Odoorn. Uit zowel de gemeenten Nieuw-Buinen als de gemeente Ter Apel komen 4 groepsleden. Verder staan er nog leden ingeschreven in de gemeente Oltambt, Assen en Groningen. Woongelegenheid (N=24). De leden van de groep wonen op diverse plaatsten. Bijna één derde van de groepsleden woont op zichzelf. Ruim 60 procent van de groepsleden woont nog bij zijn of haar ouders, bijna 54 procent van deze groepsleden woont alleen bij zijn of haar vader of moeder. Evenveel groepsleden wonen alleen bij zijn of haar vader als bij zijn of haar moeder. Dit is opvallend als gekeken wordt naar de landelijke cijfers volgens welke 83 procent van de eenoudergezinnen door een vrouw worden geleid (CBS, 2011). Eén iemand uit de groep woont bij zijn oma. Leeftijd (N=33) en geslacht (N=33). De gemiddelde leeftijd van de groepsleden in zomer 2012 is 23 jaar. De jongste betrokkene in de groep is op dit moment 15 jaar en de oudste 47 jaar. Het grootste gedeelte van de groep is man (88,2 procent).
25
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Dagbesteding (N=22) en inkomen (N=23). De helft van de groepsleden heeft geen dagbesteding (50 procent). Ruim 30 procent van de groepsleden gaat naar school en ruim 18 procent werkt. Slechts twee groepsleden zijn in het bezit van een startkwalificatie. Een startkwalificatie is een Havo- of MBO niveau 4 diploma. De groepsleden die nog naar school gaan volgen voor zover bekend een opleiding op één van de vier VMBO niveaus. Groepsleden die niet meer naar school gaan en geen startkwalificatie hebben zijn voortijdig schoolverlater. Nederland telde in 2011 3,1 procent voortijdig schoolverlaters. Onder de groepsleden in Stadskanaal heeft 59 procent geen startkwalificatie. Dit is een hoog percentage. De cijfers van het CBS (2011) laten ook zien dat jongeren die voortijdig schoolverlater zijn vaker verdacht worden van een misdrijf (26 procent), dan jongeren die dit niet zijn (4,6 procent). Als we kijken naar het inkomen van de groepsleden zien we dat bijna de helft geen inkomen heeft (47,8 procent). Ruim 26 procent van de groepsleden ontvangt een WAJONG uitkering. Landelijk ontvangt 1,3 procent van de Nederlanders een WAJONG uitkering (CBS, 2012). De groep scoort ook hier veel hoger. Eén groepslid ontvangt een WW uitkering en één een WWB uitkering. Van de zes groepsleden met een WAJONG uitkering heeft slechts 1 groepslid een dagbesteding. Er zijn vier groepsleden (17,4 procent) zonder inkomen en zonder dagbesteding. Ouders gescheiden (N=19). 58 procent van de ouders van de groepsleden is gescheiden en deze groepsleden zijn (grotendeels) opgegroeid in een eenouderhuishouden. In Nederland waren in 2011 19,6 procent van de huishoudens eenouderhuishoudens (CBS, 2011). Het percentage van de groepsleden ligt dus ver boven het landelijke percentage. Drugsgebruik (N=21). 86 procent van de groepsleden gebruikt drugs of gebruikte dit toen hij of zij bij de groep was. Dit is het percentage waarvan bij de politie bekend is dat ze drugs gebruiken. Penitentiaire inrichting (N=33). 18 procent van de groepsleden, dit zijn zes groepsleden, zit in de penitentiaire inrichting op het moment dat deze informatie wordt verzameld. Hulpverleningsinstantie betrokken (N=20). Bij 90 procent van de jongeren is een instantie betrokken of in ieder geval was dit zo ten tijde van het binnenhalen van de informatie. De meest voorkomende hulpverleningsinstanties zijn (jeugd)reclassering en verslavingszorg. Strafbladgegevens3 (N=33). De groepsleden kwamen gemiddeld met de politie in aanraking toen zij 17 jaar oud waren. De meest voorkomende leeftijd waarop groepsleden voor het eerst in contact met de politie kwamen is 16 jaar. In de groep zijn twee personen die op de leeftijd van 12 jaar met de 3
Het systeem waar uit de strafbladgegevens komen loopt achter met de verwerking van deze gegevens. De informatie is in sommige gevallen dus onvolledig. Het systeem registreerd alleen wanneer iemand met de politie in aanraking is gekomen in verband met een misdrijf.
26
Criminele jeugdgroep Stadskanaal politie in aanraking kwamen in verband met een misdrijf. Ruim de helft van de groepsleden is toen zij 16 jaar was al met de politie in aanraking gekomen in verband met een misdrijf. De persoon die het oudst was toen hij met de politie in aanraking kwam was 30 jaar toen dit gebeurde. Er zijn vijf groepsleden die ten tijde van het opvragen van de informatie nog niet in aanraking met de politie zijn geweest in verband met een misdrijf.
Gemiddeld hebben de groepsleden bijna vijf antecedenten op hun strafblad staan. Samen hebben de groepsleden ten tijde van het opvragen van de gegevens 158 antecedenten op hun strafblad. Er is één groepslid die 28 antecedenten op zijn naam heeft. Dit is het groepslid dat al vanaf de leeftijd van 12 jaar een strafblad heeft. Tussen de leeftijden van de overige groepsleden en het aantal antecedenten zijn geen opvallende patronen te vinden. Over het algemeen hebben groepsleden zonder dagbesteding meer antecedenten op hun naam staan dan groepsleden met een dagbesteding. De gegevens laten zien dat groepsleden met gescheiden ouders over het algemeen op jongere leeftijd in aanraking met de politie kwamen. Zo kwam 73% van de groepsleden met gescheiden ouders in contact met de politie voordat zij de leeftijd van 15 jaar had bereikt. Van de groepsleden met ouders die niet gescheiden zijn kwam 25% in aanraking met de politie voordat zij de leeftijd van 15 had bereikt. De gegevens laten ook zien dat groepsleden met gescheiden ouders gemiddeld meer antecedenten op hun naam hebben staan. De groepsleden met gescheiden ouders hebben gemiddeld 6,2 antecedenten op hun naam staan en de groepsleden met ouders die niet gescheiden zijn hebben gemiddeld 4 antecedenten op hun naam staan.
27
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
4.3 Het sociale netwerk In deze paragraaf worden de gegevens van de politie geanalyseerd door middel van een sociale netwerkanalyse. En sociale netwerkanalyse analyseert relaties. Een relatie is in dit geval een verbinding tussen twee groepsleden. De gegevens van de politie laten zien welke groepsleden met elkaar misdaden plegen of in ieder geval hier bij betrokken zijn. Zodra deze relaties worden geanalyseerd is er een netwerk zichtbaar. Eerst wordt er ingegaan op de grafische weergave van het netwerk, daarna worden kenmerken van het netwerk besproken. De groepsleden zijn aangeduid via een nummer. 4.3.1. Het netwerk grafisch weergegeven In Figuur 1 wordt grafisch weergegeven hoe het netwerk van de criminele jeugdgroep er uit ziet. Elke p met een nummer staat voor een groepslid, ook wel een actor genoemd. Een aantal groepsleden is niet in combinatie met andere groepsleden bij criminele activiteiten betrokken. Deze groepsleden zijn geisoleerd. Zij zullen daarom niet in deze analyse worden meegenomen. Van de 37 groepsleden worden er 28 in de sociale netwerkanalyse meegenomen. Door middel van een lijn worden sociale verbindingen weergegeven.
Figuur 1 weergave sociale netwerk criminele jeugdgroep.
In Figuur 2 wordt hetzelfde sociale netwerk weergegeven, maar dan wordt door middel van het formaat van de punt aangegeven bij hoeveel incidenten een actor betrokken is geweest. Ook wordt hier door middel van kleur aangegeven wie man en wie vrouw is. De drie stippen in het netwerk met 28
Criminele jeugdgroep Stadskanaal de roze kleur zijn vrouwen. Uit deze weergave valt op te maken dat een aantal actoren volgens de politiegegevens bij veel incidenten betrokken is en een aantal actoren bijna niet.
Figuur 2 weergave sociaal netwerk naar deelname aantal incidenten en geslacht.
4.3.2 Kenmerken sociaal netwerk In de vorige paragraaf zijn grafische weergaves gegeven van het sociale netwerk. De sociale netwerkanalyse kent verschillende concepten om sociale netwerken te beschrijven. Netwerkcohesie. Netwerkcohesie geeft de onderlinge verbondenheid van het netwerk aan. De dichtheid gaat hier over. Alle relaties in het netwerk worden gedeeld door het aantal mogelijke relaties. Deze waarde van de netwerkdichtheid ligt altijd tussen de 0 en de 1. De dichtheid van dit netwerk is 0,44. Bijna de helft van alle relaties die mogelijk zijn in het netwerk zijn er dus ook. Een andere maat voor netwerkcohesie is de padlengte. Dit is de gemiddelde afstand tussen actoren. De kortste afstand tussen twee actoren is 1, een directe verbinding. De gemiddelde padlengte in het netwerk van deze groep is 1,54. De langste afstand in dit netwerk is 3.
Subgroepen. Subgroepen zijn onder te verdelen in cliques en n-cliques. Een clique is een subgroep van ten minste drie actoren die allen met elkaar verbonden zijn. In een n-clique mag er een afstand zijn tussen de actoren waarbij de n staat voor de onderlinge afstand in de clique waarbij de knopen onderling maximaal de afstand n hebben binnen die clique. In het sociale netwerk van de groep bevinden zich geen cliques. In de groep bevinden zich zeven 2-cliques. Figuur 3 geeft de zeven 29
Criminele jeugdgroep Stadskanaal verschillende cliques en hun niveaus aan. De afstand tussen de groepsleden in al deze zeven cliques is maximaal 2. De grootste 2-clique bevat 18 groepsleden.
Figuur 3 N-cliques in het netwerk
Posities binnen het netwerk. Deze kenmerken beschrijven in hoeverre een actor een centrale positie in het netwerk heeft. Een actor met een centrale positie heeft vaak vele sociale relaties en is dus actief in het netwerk. Belangrijk hierbij is het meten van centraliteitsmaten van de actoren. In Tabel 3 worden de centraliteitsmaten van de groepsleden weergegeven. Een aantal groepsleden komt, doordat zij niet in crimineel verband met andere groepsleden samenwerkten, niet in de analyse van het sociale netwerk terug. Deze groepsleden zijn niet meegenomen in de berekeningen en uit de tabel gelaten.
30
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Tabel 3 Centraliteitsmaten leden criminele jeugdgroep
Persoon p01 p02 p03 p04 p05 p06 p07 p08 p09 p10 p11 p12 p16 p19 p20 p21 p22 p25 p26 p27 p29 p30 p31 p32 p33 p35 p36 P37
Degree 16 22 17 20 17 22 16 6 18 17 18 13 5 4 14 13 2 14 10 5 13 15 6 3 13 2 6 3
Closeness 0,026 0,031 0,027 0,029 0,027 0,031 0,026 0,020 0,028 0,027 0,028 0,024 0,020 0,020 0,025 0,024 0,018 0,025 0,023 0,020 0,024 0,026 0,020 0,019 0,024 0,019 0,020 0,019
Betweenness
Eigenvector
13,794 42,005 16,819 22,005 7,594 46,855 14,877 0,000 15,178 6,236 8,755 0,000 0,000 0,000 4,250 0,000 0,000 21,519 4,000 0,000 0,000 1,111 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000
0,045 0,059 0,053 0,057 0,053 0,058 0,044 0,018 0,054 0,054 0,056 0,045 0,013 0,014 0,046 0,045 0,006 0,034 0,027 0,013 0,045 0,051 0,018 0,011 0,045 0,008 0,018 0,009
Clustering coëfficiënt 0,625 0,532 0,757 0,632 0,765 0,524 0,617 1,000 0,693 0,772 0,739 1,000 1,000 1,000 0,879 1,000 1,000 0,538 0,733 1,000 1,000 0,905 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000
Degree. De degree is een maat voor het aantal relaties dat een actor in het netwerk heeft. Gemiddeld heeft elke actor in de groep 11,79 (SD=6,38) relaties met andere actoren. In Tabel 3 is te zien dat vooral p2, p4 en p6 meer relaties hebben dan anderen. Dit houdt dus in dat zij met veel andere groepsleden delicten plegen. In de tabel is ook te zien dat er een aantal is met een lage degree score. Hieruit kan worden opgemaakt dat zij minder vaak met groepsleden criminele activiteiten plegen en min of meer bij de groep hangen.
Closeness. Closeness gaat over hoe dicht iemand zich bij alle andere actoren in het netwerk bevindt. Dit kan ook worden omschreven als het aantal stappen die de actor nodig heeft om de ander te bereiken. De gemiddelde closeness in het netwerk van de groep is 0,024 (SD=0,04). Dezelfde groepsleden als eerder (p2, p4 en p6) scoren hier weer het hoogst. Echter is nu ook een aantal groepsleden dat dicht bij de score van deze groepsleden in de buurt komen. De actoren die hoog 31
Criminele jeugdgroep Stadskanaal scoren op closeness kunnen relatief gemakkelijk informatie verzamelen en doorspelen binnen het netwerk.
Betweenness. De betweenness gaat over de doorgeeffunctie van het netwerk. Als er veel verbindingen via een actor lopen heeft deze een hoge betweenness en daarbij een centrale functie binnen het netwerk. De gemiddelde betweenness van de actoren in de groep is 8,036 (SD=12,520). Er zijn twee actoren in de groep die er qua betweenness uitspringen, p2 en p6 (zie Tabel 3 Centraliteitsmaten leden criminele jeugdgroep). De actoren p4 en p14 volgen daarna. Voor hen is het gemakkelijk als broker in het netwerk te fungeren. Ze zijn een doorgeefluik voor bijvoorbeeld goederen en informatie. Een groot aantal actoren heeft een score van 0 op betweenness. Zij weten geen enkele brug te bouwen in het netwerk. In zowel Figuur 1 als Figuur 2 is te zien dat deze actoren zich aan de buitenkant van het netwerk bevinden.
Eigenvector. De zogenaamde eigenvector meet de mate waarin buren van de betreffende actor centraal staan in het netwerk. Actoren die ‘gunstig gelegen’ buren hebben kunnen hier gebruik van maken. De gemiddelde eigenvectorwaarde in het netwerk is 0,036 (SD=0,019). De actoren met de hoogste eigenvectorwaarde in het netwerk zijn (weer) p2, p4 en p6. Deze actoren hebben zelf een gunstige positie in het netwerk en tevens hebben zij buren met een gunstige positie.
Clustering coëfficiënt. Deze coëfficiënt geeft aan in hoeverre de actor samen met zijn buren een clique is. Zoals hierboven vermeld is een clique een subgroep van ten minste drie actoren die allen met elkaar verbonden zijn. De gemiddelde clustering coëfficiënt heeft een waarde van 0,847 (SD= 0,177). De groepsleden die eerder als centrale actoren werden aangegeven scoren hier relatief laag. Zij hebben namelijk, door hun centrale positie in het netwerk, contacten met verschillende actoren in het gehele netwerk en passen dus over het algemeen niet bij een clique. Bij 14 actoren is de score 1 gegeven. Dit betekent dat zij deel uitmaken van een clique.
32
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
5. Resultaten interviews In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de informatie die uit de interviews naar voren is gekomen. In paragraaf 5.1 wordt het groepsmodel besproken. Dit is het model dat het proces weergeeft hoe de jeugdgroep een criminele jeugdgroep is geworden. Paragraaf 5.2 geeft weer hoe de processen in de groep zelf verliepen, zoals de rollen die groepsleden hadden, de uitvoering van criminele activiteiten en de besteding van geld. In paragraaf 5.3 wordt ingegaan op de jeugdjaren van de groepsleden. In paragraaf 5.4 wordt de rol van de hulpverlening en de keerpunten in het leven van de groepsleden besproken. In paragraaf 5.5 komt aan de orde welke aanpak volgens de groepsleden zou helpen om het ontstaan van criminele jeugdgroepen te voorkomen. Ten slotte wordt in paragraaf 5.6 de link gelegd tussen de resultaten uit de interviews en het theoretisch kader.
5.1 Het groepsmodel In deze paragraaf wordt besproken hoe de jeugd in Stadskanaal zich heeft ontpopt tot een criminele jeugdgroep. Figuur 4 laat zien hoe dit proces van het ontstaan van deze groep volgens de onderzoeksgegevens is verlopen. Het model is ontleend aan de event structure analysis (Griffin, 1993). In het model worden vooral keuzemomenten en de dynamiek van de groep goed zichtbaar. In de subparagrafen wordt elk stap die de leden hebben doorlopen besproken. De codes die in het model aan het onderwerp is gegeven wordt in de tekst tussen haakjes weergegeven. Een aantal stappen in het model komen later nog uitgebreid aan de orde. 5.1.1 Toetreding tot de groep In het groepsproces maken de toekomstige leden op een bepaald moment een keuze om toe te treden tot de groep (LID). Uit interviews is gebleken dat de leden die toetreden tot de groep over het algemeen genomen een bepaald probleem hebben. Deze problemen zijn in te delen in drie categorieën, deze komen eerst aan bod. Daarna wordt de rol van verveling besproken.
33
Figuur 4 Het groepsmodel Criminele jeugdgroep Stadskanaal
PRO
DAG
VER
PER
LID NET MEE STA HAN
DRU1
Legenda PRO DAG
GEL1
VER PER LID MEE NET
CEN
STA
KEU1
KEU2
KEU3
KEU4
DRU1 HAN
BET
ZEL
BEG
STOP
GEL1 CEN KEU1
CRI1
KEU2 KEU3
KICK
GEL2
KEU4 STOP BET
VERS2
VERS1 ZEL BEG
CRI1
CRI2
PRO2
GEL2 KICK VERS1 VERS2 CRI2 PRO2
Persoon heeft problemen thuis Persoon heeft geen goede of weinig dagbesteding Er is sprake van verveling De persoon heeft een stoornis of een ander persoonlijk probleem Persoon wordt lid van de groep Groep krijgt steeds meer leden Aantal leden groeit door het steeds groter wordende netwerk Status van de groep trekt meer mensen aan De groepsleden gaan naast softdrugs ook harddrugs gebruiken Er ontstaat een handel met betrekking tot de (hard)drugs Er ontstaan geldtekorten Eén persoon in het bezit van veel geld en wil groepsl. betrekken bij crim. activiteit. Leden die al in de criminaliteit zaten zien mogelijkheden Leden die nog niet eerder crimineel actief zijn geweest wordt het geleerd Groepsleden met stoornis raken snel betrokken bij de criminaliteit Groepsleden die kiezen om niet mee te doen Aantal leden raken niet betrokken of stappen uit de groep Ervaren groepsleden raken snel betrokken Onervaren groepsleden gaan zelfstandig op pad Groepsleden met een stoornis pakken het snel op en gaan andere onervaren groepsleden begeleiden Een groot deel van de groepsleden is actief met criminaliteit bezig Door meer geld, meer drugsgebruik Het ervaren van de kick/adrenaline Groepsleden raken (verder) verslaafd aan drugs Groepsleden raken verslaafd aan de kick Criminaliteit neemt toe Er komen meer problemen in het leven van de groepsleden
34
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
Problemen thuis (PRO) Een groot deel van de leden zoekt zijn heil in de groep omdat de persoon thuis problemen ervaart. Deze problemen hebben bijvoorbeeld te maken met slecht of geen contact met ouder(s), huiselijk geweld en verslaving van ouders. Het merendeel van de groepsleden heeft weinig of geen contact meer met in ieder geval één van zijn of haar ouders. Voor sommigen is dit al jaren zo.
“Aangezien mijn vader ons alleen opvoedde en hij werkte, was er niemand meer die mij na school thuis hield. Dus was ik altijd op straat”.
Als er wel sprake is van contact met ouders is er meer dan eens sprake van een vorm van mishandeling of verwaarlozing. “Als mijn vader gedronken heeft, wordt er wel eens gevochten. Dit gebeurt al vanaf dat ik ongeveer 16 was. Toen verloor ik vaak, maar nu niet meer.” (Groepslid, 23 jaar)
Veel problemen die de groepsleden ervaren zijn al ontstaan in de jeugd. In paragraaf 5.3 wordt hier nog uitgebreid op ingegaan. Belangrijk om te vermelden is dat het toetreden tot de groep voor sommigen een andere oorzaak had dan problemen thuis, maar dat zij doordat ze lid werden van de groep uiteindelijk problemen thuis kregen.
Geen of gebrekkige dagbesteding (DAG) Een groot aantal van de groepsleden heeft geen of een gebrekkige dagbesteding. Aangezien bij veel groepsleden in de jeugd al het een en ander is misgegaan heeft dit een negatief effect op het opleidingsniveau. De leerplichtige groepsleden hebben vrijwel allemaal contact gehad met een leerplichtambtenaar en gaan dus niet regelmatig naar school. Zij spijbelen of komen te laat en zodra ze van school gestuurd worden besteden zij al hun tijd op straat. Een aantal van de groepsleden is van school gegaan toen ze de 16 jarige leeftijd hadden bereikt en niet meer leerplichtig waren of hun VMBO diploma hebben gehaald en zijn gaan werken. Iemand in de groep heeft 5 jaar van de basisschool en van de middelbare school gemist en er is iemand die na de basisschool niet meer naar school is gegaan. Het lid zijn van de groep kan mede voortkomen uit het ontbreken van een goede dagbesteding. “Ook toen ik op school zat was ik elke dag onder invloed van drugs. Op een gegeven moment ben ik van school gestuurd”. (Groepslid, 19 jaar) 35
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
Doordat de studieloopbaan bij velen zo slecht is verlopen hebben zij allen ook een slechtere kans op een goede dagbesteding later, namelijk een baan. Het toekomstperspectief voor deze jongeren wordt dan ook steeds slechter. In de interviews kwam naar voren dat slechts twee groepsleden in het bezit zijn van een startkwalificatie. De groepsleden ervaren en zien ook werkloosheid in hun omgeving. Zij zien de invloed hiervan op hun toekomstperspectief. Zowel voordat de groep crimineel werd als doordat de groep crimineel werd is er een aantal mensen dat werkloos is (geworden). Weinig tot geen inkomsten en geen dagbesteding maakt de keuze tot toetreding tot de groep gemakkelijker. “Je ziet veel armoede in de buurt. Veel mensen komen of zitten nu zonder werk. Werkloosheid is hier een groot probleem. Mensen hebben op een gegeven moment geen keus meer.” (Groepslid, 22 jaar) Persoonlijke beperking of stoornis (PER) In de groep zijn drie leden waarvan is vastgesteld dat zij Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) hebben. Een kenmerk van deze ontwikkelingsstoornis is impulsiviteit en zich daarbij vaak in gevaarlijke situaties storten. Ook zijn zij vaak gemakkelijk te beïnvloeden. De groepsleden geven in de interviews ook aan dat dit bij hun het geval is. Bij deze groepsleden met ADHD kwam agressie tevens veel voor. “In de 2e klas ging het mis, want ik kon niet goed met de docent overweg. Toen ik er een keer werd uitgestuurd heb ik hem geschopt en ben ik van school gestuurd.” (Groepslid, 17 jaar)
Ook geeft een aantal groepsleden waarbij geen ADHD geconstateerd is aan dat ook zij zich vaak impulsief gedragen. Veel van de groepsleden hebben gebruik gemaakt of maken vaak gebruik van geweld. Een aantal geeft aan een kort lontje te hebben.
“In groep 3 was ik er al altijd bij zodra er een gevecht was”. (Groepslid, 19 jaar)
Uit de interviews is gebleken dat de drie bovenstaande probleemgebieden aanleiding zijn voor een persoon om toe te treden tot de groep. De problemen sluiten elkaar niet uit. Het komt voor dat personen problemen hebben op meerdere gebieden.
36
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Verveling (VER) Verveling speelt een rol als verklaard moet worden waarom iemand bij de groep is gekomen. Voor het grootste gedeelte speelt dit in combinatie met één van de bovenstaande problemen. Slechts een klein aantal leden geeft aan alleen vanwege verveling bij de groep te zijn gegaan. 5.1.2 Toename van het aantal leden Een jaar of vijf geleden bestond de groep uit ongeveer tien leden. De groep is in de loop der jaren steeds meer gegroeid (MEE). Het samenspel van twee aspecten komt uit de interviews naar voren als oorzaak hier van, te weten status en het sociale netwerk.
Status (STA) Tijdens de interviews werd de groepsleden gevraagd welke redenen belangrijk waren voor het lid worden van de groep. Status werd bijna in elk interview belangrijk gevonden. De status die de groep bezat had een aanzuigende werking voor nieuwe leden. Als je bij de groep hoorde straalde je volgens de leden uit dat je alles kon maken.
“Mensen trokken naar de groep toe omdat we deden dat we wilden.” (Groepslid, 23 jaar)
Netwerk (NET) In combinatie met status speelde het sociale netwerk van de groep een belangrijke rol. Iedereen is via een ander bij de groep gekomen. Toen er meer leden kwamen werd het netwerk groter en via dit grotere netwerk werden weer meer mensen aangetrokken. Hier was sprake van een soort sneeuwbaleffect. In de interviews wordt het netwerk ook geregeld als belangrijke reden genoemd om bij de groep te komen. Hier wordt vaak gedoeld op het drijven van handel via de groep. Het netwerk speelt in de gehele ontwikkeling naar een criminele jeugdgroep een belangrijke rol.
“Ik kwam bij de groep voor het drijven van handel in drugs. Ook de handel van goederen die verkregen werden uit criminaliteit verliep via de groep.” (Groepslid, 24 jaar)
5.1.3 Drugs in eerste instantie Drugsgebruik (DRU1) De groep trekt steeds meer leden aan en op een gegeven moment gaan de groepsleden in plaats van alleen softdrugs ook harddrugs gebruiken (XTC, speed, etc.). Een aantal groepsleden gebruikt al harddrugs en biedt ander groepsleden de mogelijkheid dit ook te proberen. Dit is het eerste moment 37
Criminele jeugdgroep Stadskanaal dat de rol van drugs in de groep groeit en het een belangrijke rol gaat spelen. Sommige leden zeggen dat dit voort komt uit verveling. Handel in drugs (HAN) Doordat de vraag naar drugs groeit, neemt ook het aanbod en daarbij de handel in drugs toe. Een aantal groepsleden dat al handelde in drugs springt hier op in en een aantal nieuwe drugsrunners gaat mee doen in de handel.
“ Ik ging harddrugs gebruiken. Ik ben op een gegeven moment loopjongen geworden en ging uiteindelijk ook regelmatig van mijn eigen spul gebruiken. “ (Groepslid, 19 jaar). 5.1.4 Geld in eerste instantie Doordat het gebruik van drugs in de groep toeneemt, neemt ook de behoefte aan geld toe (GEL1). Een groepslid dat softdrugs gebruikt, besteedt gemiddeld al gauw 15 euro per dag. Nu er ook harddrugs wordt gebruikt, wat een stuk prijziger is, neemt de drang naar geld toe.
“Eerst werkte ik veel en had ik veel geld. Toen had ik geen werk meer en gebruikte ik wel drugs, wat duur was. Veel mensen van de groep zaten in geldproblemen.” (Groepslid, 19 jaar) 5.1.5 De rol van centraal persoon Uit veel gesprekken met de groepsleden blijkt dat er één iemand in de groep een belangrijke positie heeft (CEN). Deze persoon is een belangrijk schakelstuk geweest in de overgang naar crimineel gedrag van de groepsleden. Deze persoon had ten tijde dat andere groepsleden grotendeels met geldtekorten zaten veel geld. Dit heeft groepsleden geïnteresseerd.
“Er was één iemand die alle zaken in gang zette. Hij leefde hier zowat voor. Hij gaf hier gewoon les in ofzo.” (Groepslid over de centrale persoon, 16 jaar)
Hij heeft de leden laten zien hoe hij aan zijn geld is gekomen, dit was door middel van criminaliteit. “Door één iemand is dit allemaal ontstaan. Als deze persoon er niet was geweest was het nooit gebeurd. Iedereen zag hoeveel geld hij had. Hij leerde het de jongens allemaal. (Groepslid over de centrale persoon, 22 jaar) Dit bracht de leden van de groep naar het moment waarop een keuze gemaakt moest worden. 5.1.6 Het keuzemoment Nu de leden ervaren dat er sprake is van een geldtekort en zij van de centrale persoon hebben gezien 38
Criminele jeugdgroep Stadskanaal hoe zij aan geld kunnen komen gaan zij een keuze maken. De keuze bestaat uit wel of niet (verder) betrokken raken bij criminaliteit. In de groep zijn vier verschillende mogelijkheden te onderscheiden in de route die de leden hebben gevolgd.
Leden die niet mee doen/uit de groep stappen (KEU4) Zodra het over criminaliteit gaat is er de mogelijkheid voor een persoon om uit de groep te stappen of in ieder geval niet bij de criminaliteit betrokken te raken (STOP). De groepsleden die uit de groep stappen behoren niet tot dit onderzoek aangezien ze geen lid (meer) zijn van de criminele jeugdroep. Groepsleden die wel in de groep blijven maar niet meedoen aan de criminaliteit behoren wel tot dit onderzoek. In de groep waren er helaas slechts enkele groepsleden die uit de groep stapten of die wel in de groep bleven, maar er voor kozen niet betrokken te raken bij criminele activiteiten.
Bekenden met criminaliteit (KEU1) Een handje vol groepsleden was al bekende van de politie voordat zij bij de groep betrokken raakten. Een aantal van deze leden was ook al bezig met de handel in drugs. Voor hen is er over het algemeen genomen weinig voor nodig om de keuze te maken betrokken te raken bij de criminaliteit in de groep. Zodra zij hier voor hebben gekozen pakken zij het snel zelfstandig op en betrekken ze ook weer andere leden hier bij (BET).
“ We zagen wat hij deed en we dachten: dat kunnen wij ook, maar dan beter.” (Groepslid over de centrale persoon, 19 jaar)
Onbekend met criminaliteit (KEU2) Een aantal leden van de groep was nog niet eerder in aanraking met de politie geweest en gaf ook in de interviews aan nog niet crimineel actief te zijn geweest. Deze leden worden zodra zij hebben gekozen betrokken te zijn bij criminaliteit geïnstrueerd door de centrale persoon. Deze neemt hen mee en laat zien hoe de criminele activiteiten moeten worden aangepakt. Het gevolg hiervan is dat ook deze onervaren groepsleden criminele activiteiten gaan uitvoeren. Dit gebeurt in combinatie met de centrale persoon of groepsleden met meer criminele ervaring, maar uiteindelijk kan het zijn dat ook onervaren lieden zelfstandig gaan opereren (ZEL).
Leden met een stoornis (KEU3) Voor de groepsleden met een stoornis zoals ADHD is de kans groter dat zij snel een gevaarlijke keuze maken. Het gevolg hiervan is dat de centrale persoon deze personen eigenlijk maar één keer hoeft te 39
Criminele jeugdgroep Stadskanaal laten zien hoe de criminele activiteit in zijn werk gaat. Zij gaan daarna vrij snel zelfstandig op pad. Deze mensen zijn vaak erg actief en raken ook betrokken bij het instrueren van anderen (BEG). Criminaliteit Iedereen in de groep heeft een keuze gemaakt en een groot deel van de groep heeft gekozen voor de uitvoering van criminele activiteiten (CRI1).
5.1.7 Geld en drugs in tweede instantie Nu de criminele activiteiten door de groepsleden zijn opgepakt is er in de groep meer geld aanwezig. Doordat de hoeveelheid geld die de groepsleden bezit toeneemt, neemt ook het gebruik van drugs toe (GEL2).
“Het gebruik van drugs begon al in de ochtend en ging de hele dag door. We probeerden alles. Ik ben een keer vijf dagen achter elkaar wakker geweest.” (Groepslid, 19 jaar) Doordat de groepsleden vaak en veel soft- en harddrugs gebruiken raakt men verslaafd aan de drugs (VERS1).
5.1.8 De kick In bijna alle interviews spreken de groepsleden over de kick die het uitvoeren van een criminele activiteit met zich meebrengt (KICK). Ze spreken over adrenaline en spreken ook over dat het mooi was om te doen. Op den duur raakten leden van de groep ook verslaafd aan de kick die bij de criminele activiteit kwam kijken (VERS2).
“Het was elke keer ontzettend spannend of we door de politie zouden worden betrapt. Zelfs op de dagen dat we voldoende geld hadden gingen we door met inbreken.” (Groepslid, 19 jaar) 5.1.10 Criminaliteit De verslaving die leden in de groep kregen aan soft- en harddrugs en aan de kick van het plegen van criminaliteit heeft een versterkend effect op de criminele activiteiten van de groep (CRI2). Doordat de leden verslaafd waren aan drugs hadden zij geld nodig om deze drugs te kunnen kopen. Daarbij komt de verslaving aan de kick die het uitvoeren van de activiteit met zich meebrengt die de drang tot het plegen van criminaliteit versterkt. Uiteindelijk zal dit weer leiden tot nog meer verslaving op beide gebieden wat weer zal leiden tot meer criminaliteit. Er is dan sprake van een vicieuze cirkel die de leden aanzet tot het plegen van steeds meer criminaliteit. 40
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
5.1.11 Problemen thuis en/of met dagbesteding Door het gedrag dat de groepsleden vertonen en de desinteresse die zij ervaren voor andere zaken dan drugs en criminaliteit raken zij ook op andere vlakken (verder) in de problemen (PRO2). Zo raken sommigen in de schulden, anderen verliezen hun baan en velen krijgen ruzies en problemen thuis. Deze problemen kan de jeugdgroep ook weer versterken, want dit is immers ook de reden waarvoor de leden in eerste instantie bij de groep kwamen.
5.2 Groepsprocessen In de groep speelt vanaf het begin een aantal zaken dat voor de leden belangrijk is tot op het moment dat er criminele activiteiten uitgevoerd gaan worden. In deze paragraaf wordt hier op ingegaan. Eerst wordt ingegaan op de verschillende rollen die een groepslid kan hebben. Hierbij wordt ook nogmaals ingegaan op de rol van de centrale persoon in het geheel. Daarna wordt het proces van de criminele handeling besproken. De aspecten die kenmerkend zijn voor de activiteiten van de groep worden besproken. Als laatst wordt ingegaan op wat de groepsleden hebben verteld over wat zij met het geld, gewonnen uit criminaliteit, doen. Ten slotte wordt nog stilgestaan bij de rol van (hard)drugs in het geheel. 5.2.1 Rollen In de jeugdgroepen kunnen de leden een bepaalde rol aannemen. Uit de interviews blijkt dat in de criminele jeugdgroep in Stadskanaal bepaalde rollen voor de leden zijn weggelegd. Zo geeft bijna elk groepslid aan dat er 3 á 4 leiders zijn in de groep. Zij worden niet gezien als leden die de baas spelen over anderen, maar als leden die het meest initiatief nemen tot de criminele activiteit. Zodra er wat gepland of overlegd wordt staan zij vooraan en tevens staan zij vooral bij de uitvoering van de activiteit vooraan.
“Ik ben zelf meer een leider type. Ik joeg mensen op, doordat ik zo druk ben. Sommige wilden liever rustig zitten.” (Groepslid, 19 jaar)
Deze leidende groepsleden hadden weer mensen die achter hen aanliepen, de zogenoemde meelopers. Een aantal groepsleden gaf in de interviews ook aan dat zij meer de rol van meeloper bekleedden. De meelopers lieten zich gemakkelijk door de leiders meevoeren. In de groep zit nog een aantal lieden dat gekenmerkt zou kunnen worden als intellectuele 41
Criminele jeugdgroep Stadskanaal daders. Zij maken misbruik van anderen in de groep. Zij bleven bij de uitvoering van criminele activiteiten net buiten beeld, maar kregen wel een gedeelte van de opbrengst. De helers die de producten van de groepsleden afnemen zouden soms ook als intellectuele dader kunnen worden omschreven. Sommige helers gaven bij de groepsleden aan welk product zij wilden hebben en soms ook nog waar dit zich bevond. Twee andere rollen die de leden van de groep aannamen waren die van drugsgebruiker en dealer. In de interviews gaf een aantal leden aan dat iedereen in de groep drugs gebruikte en een aantal vertelde dat er twee groepsleden waren die geen drugs gebruikten. Van de gebruikende leden gebruikte iedereen softdrugs en het grootste gedeelte van de groep gebruikte ook harddrugs. Voor de drugsgebruikers was het gemakkelijk om een eigen drugshandeltje te hebben om zo ook eigen drugs te kunnen betalen.
“Ik verkocht drugs voor een man van in de 40. Hij woont bij mij in de straat. Mijn ouders wilden niet dat ik met hem omging. Toen ik aan de drugs zat, begon hij met mij te praten en zei hij dat ik ook wel van hem kon kopen. Toen ben ik uiteindelijk ook voor hem gaan verkopen.” (Groepslid, 19 jaar)
Volgens de groepsleden die zijn geïnterviewd hadden veel groepsleden hun eigen handeltje. Als ze samenkwamen hadden veel leden wat bij zich en deelden ze dat met elkaar. Ook een aantal leden dat zelf geen gebruiker was van harddrugs dealde hier in. 5.2.2 Het proces van de criminele handeling Eén van de specialiteiten van de criminele jeugdgroep was auto-inbraken. De groepsleden geven in de interviews aan dat zij in een periode van ongeveer één jaar hebben ingebroken in meer dan 300 auto’s in Stadskanaal en omgeving. Nadat ze hier een handigheid in hadden ontwikkeld gingen zij op een gegeven moment ook inbreken in andere objecten zoals huizen en scholen. Aangezien de autoinbraken in deze groep het meest voorkomend waren, wordt het proces van deze handeling hierna uitgeschreven. Een groepslid (19 jaar) zei het volgende over de organisatie van de auto-inbraken: “Alles was goed georganiseerd. Ik en een aantal anderen organiseerden dit. Per dag brak ik in wel 8 á 9 auto’s in.”
In Figuur 5 wordt het proces van de auto-inbraken besproken.
42
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
De auto-inbraak Vooronderzoek overdag. De leden van de groep trokken er overdag op uit om te onderzoeken waar welke auto’s stonden en met welke inhoud. Dit doen zij met z’n tweeën of alleen. Ze doen dit vaak met de scooter of met de fiets. Ze vertelden dat de beste tijd om dit te onderzoeken is rond etenstijd. Auto’s die er dan staan zijn vaak ’s avonds ook nog aanwezig. De groepsleden die bezig zijn met dit onderzoek zijn op dat moment vrijwel altijd onder invloed van (hard)drugs. ↓ In de avond komen de leden terug. Vaak voeren zij de kraak uit in groepjes van twee personen. Ook nu weer komen zij meestal met de fiets of op de scooter. Ten tijde van de uitvoering zijn de groepsleden vrijwel altijd onder invloed van (hard)drugs. ↓ Eén iemand slaat met een hamertje de ruit in. Dit maakt niet veel lawaai. ↓ De andere persoon gaat door het raam naar binnen en pakt de goederen uit de auto. Over het algemeen is dit het navigatiesysteem, maar zo nu en dan ook een tas en autosleutels. ↓ Eventueel worden de goederen ergens verzameld tot de groepsleden een stuk of tien navigatiesystemen bij elkaar hebben. ↓ De groepsleden gaan met de goederen naar de heler. Dit kan iemand in de groep zijn, maar ook iemand buiten de groep. ↓ Bij de heler wordt onderhandeld over de goederen. Aangezien de leden vaak verslaafd zijn aan drugs en graag geld zien voor de goederen gaan zij vaak akkoord met een lage prijs voor de goederen. De heler die de goederen afneemt verkoopt deze meestal weer door. Slechts een enkele keer is het voor eigen gebruik. Het is ook voorgekomen dat een winkeleigenaar de goederen van de heler afneemt en deze weer in zijn winkel verkoopt. ↓ Nadat er onderhandeld is bij de heler en er een prijs is afgesproken ontvangen zij het geld van de heler. ↓ Voor het geld dat zij bij de heler hebben ontvangen wordt drugs gekocht. Zodra zij het geld hebben gaan zij hiermee naar de groep en kopen daar drugs of gaan zij naar het huis van een dealer en kopen daar drugs. ↓ Zodra de drugs binnen zijn gaan ze deze bij de groep op straat of bij iemand die op zichzelf woont thuis gebruiken. ↓ Een aantal groepsleden is tevens verslaafd aan gokken. Een eventuele stap in dit proces is dan ook om zodra het geld binnen is te gaan gokken. Dit gebeurt dan op het internet bij iemand thuis. Het geld moest bij de meeste groepsleden gelijk weer op, vaak dezelfde avond nog.
Figuur 5 Beschrijving crimineel proces auto-inbraak.
43
Criminele jeugdgroep Stadskanaal 5.2.3 De besteding van geld Als de leden van de groep in het bezit waren van geld moest dit heel snel weer worden uitgegeven. Zoals hierboven staat beschreven is drugs de belangrijkste drijfveer voor de leden van de groep om zich bezig te houden met criminaliteit. De leden in de groep spenderen vrijwel al hun geld hieraan. Zeker voor de leden die kampen met een verslaving is dit het geval. “Ik was echt verslaafd aan drugs. Zodra ik wakker werd draaide ik een joint en fietste ik naar de groep. De rest van de dag en ook een groot gedeelte van de nacht gebruikte ik drugs. Ik heb alles gebruikt behalve heroïne. Het meest verslaafd was ik aan speed.” (Groepslid, 19 jaar) In de groep werd de hele dag door geblowd. Er werd voor ongeveer 15 euro per dag per persoon aan wiet gebruikt. Speed werd tevens veel in de groep gebruikt. Een aantal groepsleden zegt dat per dag wel twee tot drie gram per persoon gebruikt werd. Daarnaast gebruikten zij nog XTC pillen en ook LSD werd regelmatig gebruikt. De groepsleden kochten van elkaar. De één leverde speed, de ander pillen en weer een ander amfetaminen. Cocaïne werd niet veel gebruikt omdat deze drugs duurder is. In elk interview geven de groepsleden aan dat zij er wel eens getuige van zijn geweest dat een kind van 12 á 13 jaar speed of XTC gebruikte. Deze drugs werd aan deze kinderen door een aantal leden gegeven of verkocht. Vrijwel alle leden van de groep rookten ook. Hoewel de kosten hiervan in het niet vallen in vergelijking met die van (hard)drugs werd ook hier geld aan besteed. Naast drugs werd er in de groep ook veel alcohol gedronken. Niet alle groepsleden houden hier van en sommigen worden er agressief van. Als er alcohol werd gedronken was het vaak sterke drank zoals whisky. Deze drank wordt in de groep, dus op straat, genuttigd. Gokken was voor een aantal van de groepsleden, zoals eerder opgemerkt, ook belangrijk. Een enkel groepslid is hier zelfs aan verslaafd en heeft er naar eigen zeggen meer dan 20.000 euro in gestopt. De leden kochten bijvoorbeeld nadat het geld binnen was bij een benzinestation kaartjes voor online pokeren of bezochten een casino. Voor een aantal groepsleden die geen of weinig reguliere inkomsten hadden en niet meer bij hun ouders thuis woonden, diende het geld ook voor het dagelijks onderhoud. Zodra zij geld hadden gingen zij naast het kopen van drugs ook boodschappen doen. Enkele groepsleden vond het dragen van mooie kleding ook erg belangrijk. Zij kochten zo nu en dan merkkleding of mooie schoenen. Er waren niet veel groepsleden die geïnteresseerd waren in kleding doordat de verslaving aan drugs al hun aandacht trok. Tijdens de interviews kwam ook naar voren dat sommige leden door middel van oplichting via het internet aan kleding kwamen. Slechts een enkele persoon in de groep kocht van de inkomsten uit criminaliteit ook wel eens sieraden.
44
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
5.3 De jeugdjaren Deze paragraaf gaat over de jeugdjaren van de groepsleden. Om hier een indruk van te geven staan in Figuur 6 een aantal citaten van de groepsleden over hun jeugd. “Als je mij zou vertellen dat je een jeugd als ik heb gehad, zou ik zeggen dat je een kutjeugd hebt gehad.” (Groepslid, 23 jaar) “Ik heb al tien jaar geen contact meer met mijn moeder en stiefvader. Ook met mijn vader heb ik weinig contact. Hij heeft nog veel kinderen gekregen. Ik zou niet eens weten hoeveel.” (Groepslid, 24 jaar)
“Ik was een jaar of 8 toen mijn ouders uit elkaar gingen. Ze zaten toen beide vast en ik woonde met mijn zusje en zus bij mijn oma.” (Groepslid, 22 jaar)
“Vanaf mijn 14e heb ik geen contact meer met mijn moeder.” (Groepslid, 23 jaar) “Mijn ouders zijn gescheiden toen ik een jaar of tien was. Ik heb geen contact meer met mijn moeder.” (Groepslid, 18 jaar) “Toen mijn vader overleed had mijn moeder geen tijd voor ons, omdat zij met haar nieuwe vriend bezig was.” (Groepslid, 16 jaar) “Toen ik 12 jaar was ben ik in een internaat geplaatst. Ik heb in mijn jeugdjaren ongeveer 5 jaar van school gemist. Mijn moeder hield me altijd thuis.” (Groepslid, 24 jaar) “Toen wij klein waren hadden mijn ouders veel ruzie en sloeg mijn vader mijn moeder.” (Groepslid, 16 jaar) “Ik heb meer mijzelf opgevoed.” (Groepslid, 16 jaar) “Als er een prettigere thuissituatie was geweest dan was het waarschijnlijk anders gegaan. Ik voelde me alleen. Ik had niet een ouder die voor mij zorgde en toen zocht ik het ergens anders.” (Groepslid, 16 jaar) “Mijn moeder is al 11 jaar spoorloos.” (Groepslid, 19 jaar)
Figuur 6 Citaten van groepsleden over hun jeugd.
45
Criminele jeugdgroep Stadskanaal De citaten beschreven op de vorige pagina zijn slechts een aantal van de vele opmerkingen dat de groepsleden maakte over hun jeugd. Een jeugd die bij vrijwel geen enkel groepslid soepel is verlopen. Verlating en verwaarlozing waren bij velen onderdeel van hun bestaan. Opvallend in deze groep is dat er veel leden zijn die slecht of geen contact hebben met één of beide ouders. Van de elf jongeren die ik heb geïnterviewd komen acht uit een eenoudergezin. Een aantal groepsleden heeft contact met beide ouders, maar in veel gevallen is contact met beide ouders of met één van de ouders verbroken. De groepsleden hebben met elkaar overeen dat ze geen gemakkelijke jeugd hebben gehad. Wanneer er geen sprake was van gescheiden ouders, was er wel sprake van een ouder die veel dronk of van een verleden van gepest worden. Worden verlaten was een reële angst bij veel groepsleden en van een stabiele gezinssituatie was vaak geen sprake. De aanwezigheid van voldoende geld en levensmiddelen in het gezin is bij de groepsleden ook niet altijd het geval. Het zijn geen jongeren die komen uit middenklas gezinnen, waar ze elk jaar op vakantie gaan en waar geen geldzorgen zijn. De groepsleden hebben hier over het algemeen wel een mentaliteit van hard werken aan overgehouden. Ze vinden werk, het hebben van een goede baan, dan ook erg belangrijk. De wetenschap van de situatie waar de groepsleden in zijn opgegroeid kan hun gedrag niet goedpraten, maar kan wellicht meer begrip brengen voor de situatie waar zij zich (vaak al vele jaren) in bevinden. “Ik zit nu al drie maand vast. Ik vind het niet zo erg om hier te zitten. Dat vind ik zelf wel sneu, maar dat komt doordat ik verder toch weinig heb.” (Groepslid, 24 jaar)
Van de elf jongeren die zijn geïnterviewd geven er vijf aan dat ze op de basisschool al vaak in de problemen zaten. Vaak had dit te maken met agressie. Drie van deze jongeren hebben ook de diagnose ADHD dat voor een gedeelte zou kunnen verklaren waar deze problemen door zijn gekomen. De anderen geven aan ook impulsief te zijn. Bij deze jongeren was er dus al sprake van deviant gedrag op jonge leeftijd.
46
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
5.4 Hulpverlening en keerpunten In deze paragraaf zal de rol van de hulpverlening worden besproken. Daarna zullen ook keerpunten in het leven van de groepsleden worden besproken. Verschillende hulpverleningsinstanties zijn betrokken bij criminele jeugdgroepen. Veel van de groepsleden zijn begeleid door jeugdreclassering. Een jeugdreclasseringmaatregel wordt opgelegd aan alle minderjarigen die worden vervolgd in verband met een strafbaar feit. De groepsleden denken verschillend over deze hulpverlening. “Ik had geen behoefte aan de bemoeienis van een reclasseringsambtenaar. Toen ik van de rechter mocht kiezen, of twee jaar een reclasseringsmaatregel of twee maanden langer gevangenisstraf heb ik het laatste gekozen.”(Groepslid, 23 jaar)
“De reclasseringsambtenaar geeft mij advies. Ik weet ook dat ik haar kan bellen als er wat is. Ik vind dit wel prettig.” (Groepslid, 16 jaar)
Aangezien veel jongeren kampen met een drugsverslaving wordt een deel van de jongeren begeleid door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). De meeste groepsleden zeggen dat zij hier niet veel aan hebben en dat zij zelf van de drugs af zijn gekomen. Sommigen vinden de vormen van hulpverlening die daar bij komen kijken overdreven (bijvoorbeeld leefstijltraining). De groepsleden zijn echter tijdens de interviews wel bewust van hun gedrag en verslaving. Dit lijkt mij dan weer een positief effect van deze vorm van hulpverlening. De negatieve houding ten opzichte van de hulp bij VNN kan ook te maken hebben met het dwingende karakter van deze hulp die voor sommige groepsleden geldt. Hulpverlening van VNN is voor een aantal jongeren namelijk verplicht gesteld.
“Ik word behandeld bij VNN. Ik heb daar drie behandelaars. Ik heb een toezichthouder, een verslavingsbehandelaar en een maatschappelijk werker.“ (Groepslid, 19 jaar)
De betrokkenheid van de jongerenwerkers van het jongerencentrum de Kwinne in Stadskanaal wordt door veel groepsleden als positief ervaren. Deze vorm van hulp heeft een vrijblijvend karakter. Sommige groepsleden geven aan dat zij weten dat ze bij de jongerenwerkers terecht kunnen als zij problemen hebben. Verder hebben sommige leden nog hulpverlening (gehad) in de vorm van: gezinstherapie, persoonlijke coach, gezinscoach en gesprekken met een psycholoog of psychiater. Slechts in 50 procent van de gevallen wordt dergelijke hulp door de groepsleden als positief ervaren. 47
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
Tijdens de interviews kwamen twee belangrijke keerpunten in het leven van de jongeren naar voren. Dit zijn het hebben van een relatie en het schrikeffect van de gevangenis. Een relatie wordt door de meeste groepsleden als één van de belangrijkste manieren om je tijd te besteden gezien. Voor sommigen heeft de relatie geholpen ook van de drugs af te blijven en/of uit de criminaliteit te stappen. Een aantal jongeren geeft aan dat de relatie de belangrijkste reden is geweest om te stoppen.
“Ik mag van mijn vriendin geen drugs meer gebruiken, anders gaat zij bij me weg.” (Groepslid, 22 jaar) In een aantal situaties, zoals in die waar ook de partner crimineel is en/of drugs gebruikt, kan het effect ook negatief zijn. Bij een aantal groepsleden is dit het geval geweest. Wat veel groepsleden die ik heb geïnterviewd als erg onprettig hebben ervaren is de periode dat zij hebben vastgezeten. Dit heeft bij sommigen een blijvende indruk achtergelaten die, volgens hen, voorkomt dat ze weer de criminaliteit in zullen gaan. Helaas is er ook een aantal groepsleden voor wie dit effect niet (meer) op gaat.
5.5 Aanpak criminele jeugdgroepen In deze paragraaf wordt ingegaan op de hoe de groepsleden denken dat de opkomst van criminele jeugdgroepen kan worden tegengaan. Over het algemeen genomen vonden de groepsleden het moeilijk hier wat over te zeggen. Een aantal gaf aan dat zij dachten dat er niks aan gedaan kon worden. Bij de anderen kwamen er twee overheersende adviezen uit.
1. Het jongerencentrum vaker open. “Als de Kwinne open is, ben ik altijd bij de Kwinne.” (Groepslid, 19 jaar) In het centrum van Stadskanaal staat een groot gebouw genaamd de Kwinne waarin het jongerencentrum zich bevindt. Hier worden activiteiten voor jongeren georganiseerd en kunnen zij ‘hangen’. In het centrum mag geen drank of drugs worden gebruikt. Het jongerencentrum is bij veel van de groepsleden in trek. Nu is het zo dat het jongerencentrum regelmatig gesloten is. Zeker in de avonden is dit vaak het geval (de Kwinne is momenteel op donderdag en vrijdagavond geopend). Ook op zaterdag is de Kwinne de gehele dag gesloten. Voor de jeugd in Stadskanaal die al aan het werk is biedt de Kwinne dus weinig soelaas. Veel jongeren geven aan dat zij het gevoel hebben nergens 48
Criminele jeugdgroep Stadskanaal terecht te kunnen en dat het zou helpen als het jongerencentrum ook vaker in de avond en in het weekend open is.
2. De communicatie tussen de jeugd en de politie moet worden verbeterd. Tijdens de interviews gaven de groepsleden aan dat zij zich door sommige agenten slecht behandeld voelen. Volgens de leden is er vaak alleen maar sprake van negatieve communicatie van de politie richting de groep. De groepsleden spraken over dat als zij ergens stonden, ze slecht benaderd werden door agenten. Ze denken dat het zal helpen als de communicatie tussen de groep en de politie wat beter zal verlopen. Een groepslid sprak van een contactpersoon die in de groep wordt aangewezen en die het contact met de politie onderhoudt. Een aantal groepsleden sprak positief over het contact met de jeugdagenten. Gezien de hoge opkomst op de interviewafspraken, die vanuit de politie zijn geïnitieerd, lijkt het contact tussen de groepsleden en de politie ook weer niet zo slecht. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de interviews met de groepsleden aan de orde geweest. De interviews geven meer informatie over de groepsprocessen dan mogelijk is met de gegevens van de politie en de gemeente. Het groepsmodel en verschillende groepsprocessen zijn in dit hoofdstuk besproken.
49
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
6. Conclusie en discussie Uit de vorige twee hoofdstukken zijn verschillende resultaten gekomen. In dit hoofdstuk worden de deelvragen beantwoord op basis van deze resultaten en de eerder besproken theorie. In paragraaf 6.2 wordt vervolgens een antwoord gegeven op de probleemstelling. Paragraaf 6.3 gaat in op de resultaten en de theorie. In paragraaf 6.4 worden aanbevelingen gedaan en in paragraaf 6.5 wordt ingegaan op vervolgonderzoek.
6.1 Beantwoording deelvragen In deze paragraaf wordt aan de hand van de vorige twee resultaathoofdstukken antwoord gegeven op de deelvragen. 1. Wat is de samenstelling van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal? De criminele jeugdgroep in Stadskanaal bestaat op papier uit 37 leden. De groep bestaat voor het grootste gedeelte uit jongens en de gemiddelde leeftijd in de groep is 23 jaar. Veel groepsleden hebben gescheiden ouders en dikwijls geen dagbesteding. Het grootste gedeelte van de groepsleden komt uit Stadskanaal, een kleiner gedeelte komt uit omliggende gemeenten en een klein gedeelte komt uit gemeenten verder weg zoals Assen en Groningen. Het grootste gedeelte van de groepsleden woont nog bij zijn of haar ouders en bijna alle groepsleden gebruiken drugs. Bij de uitvoering van een sociale netwerkanalyse blijven er 28 groepsleden over die in samenwerking met elkaar criminele activiteiten hebben uitgevoerd. 2. Welke individuele achtergrondkenmerken zouden het gedrag van de groepsleden van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal kunnen verklaren? In zowel hoofdstuk 4 als in hoofdstuk 5 wordt veel geschreven over individuele achtergrondkenmerken van groepsleden. De meest gedeelde en meest opvallende kenmerken zullen hier worden besproken. Problemen in het gezin. Uit hoofdstuk 4 blijkt dat een groot aantal van de groepsleden gescheiden ouders heeft en opgroeit of is opgegroeid in een eenoudergezin. In hoofdstuk 5 wordt, wanneer verder wordt ingegaan op de thuissituatie, duidelijk dat veel van deze gezinnen kampen met problemen. Groepsleden kunnen niet overweg met ouders, worden mishandeld of verwaarloosd. Dit zou een verklaring kunnen bieden voor het gedrag van de groepsleden. Weinig of geen dagbesteding. Een andere overeenkomst die veel groepsleden hebben is het ontbreken van een goede dagbesteding. Veel groepsleden zijn op jonge leeftijd van school gegaan en de groepsleden die nog wel op school zitten spijbelen veel. Het hebben van weinig of geen dagbesteding kan verveling met zich meebrengen, maar ook een financieel probleem als er geen inkomsten binnenkomen. 50
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Ontwikkelingsstoornis. Er is een aantal groepsleden met een ontwikkelingsstoornis. De stoornis waar het om gaat is ADHD. Impulsiviteit is een aspect van deze stoornis die het criminele gedrag van deze groepsleden zou kunnen verklaren. Drugs. Vrijwel alle groepsleden gebruikten ten tijde van het bijeen zijn als groep drugs. Dit was vaak zowel softdrugs als harddrugs. Aangezien het percentage drugsgebruikers (86 procent) hoog is, is de kans groot dat dit een verklarende factor is voor het gedrag van de groepsleden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dus dat er vier belangrijke individuele kenmerken zijn die het gedrag van de groepsleden zouden kunnen verklaren. 3. Hoeveel personen staan centraal in het sociale netwerk van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal? Uit de sociale netwerkanalyse in hoofdstuk 4 blijkt dat een aantal personen centraal staat in het netwerk en daarmee dus in de groep. Drie personen scoren hoog op vrijwel alle centraliteitsmaten. Deze groepsleden waren vaak ook bij de meeste criminele activiteiten betrokken. In de interviews gaven de groepsleden aan dat de groep 3 leiders had. Deze leiders namen andere leden mee en waren zelf het meest crimineel actief. De resultaten die uit de interviews kwamen komen overeen met de resultaten van de netwerkanalyse en daarmee met de gegevens die de politie over het handelen van de groepsleden beschikt. In de interviews wordt gesproken over 3 leiders, maar over één groepslid die als centrale persoon en aanstichter wordt gezien. De groepsleden zeiden in de interviews dat deze persoon veel invloed heeft gehad op de groep en ook op de twee andere leiders. 4. Welke groepsprocessen zouden het ontstaan van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal kunnen verklaren? Groepsmodel. In hoofdstuk 5 is het groepsmodel te zien waarin verschillende processen spelen die de criminele activiteiten van de groep (mede) kunnen hebben veroorzaakt. Het laat in eerste instantie zien wat de individuele achtergronden zijn van de groepsleden om de keuze te maken om bij de groep te gaan. Daarna laat het zien wat de invloed van een aantal groepsleden op de andere leden is geweest. Daarna laat het groepsmodel zien dat de groepsleden in eerste instantie vrijwel geen drugs gebruikte, maar dat zij uiteindelijk veelvuldig harddrugs gebruikten. Als laatste laat het zien hoe de groepsleden door de drugs en de criminaliteit in een vicieuze cirkel terecht komt. Deze verschillende groepsprocessen worden hieronder besproken. Beïnvloeding. Uit de interviews blijkt dat veel groepsleden betrokken zijn geraakt bij criminaliteit door één persoon die hen heeft beïnvloed. Deze persoon was zelf ervaren in de uitvoering van criminele acties en leerde het anderen. Hij nam ze mee en leerde hen hoe zij het beste de criminele activiteit konden uitvoeren. Het ging hierbij vaak over auto-inbraken. In alle interviews kwam deze persoon naar voren als aanstichter van de criminele groepsactiviteiten. Er waren echter nog meer 51
Criminele jeugdgroep Stadskanaal leden in de groep die zich, voordat zij bij de groep kwamen, al bezig hielden met criminele activiteiten. Voor deze personen was er weinig nodig om de criminele groepsactiviteiten op te pakken. Drugs. Een van de meest belangrijke aspecten die het ontstaan van de criminele jeugdgroep in Stadskanaal zou kunnen verklaren is drugs. Drugs heeft een grote rol gehad in het geheel. De drugs speelt namelijk op vrijwel alle onderdelen in het groepsmodel een rol. Drugs hebben een aanzuigende werking voor nieuwe leden. Drugs zorgen er voor dat groepsleden geld nodig hebben. Meer drugsgebruik maakt groepsleden verslaafd en uiteindelijk zorgt drugs er voor dat groepsleden verder in de problemen raken zowel op persoonlijk als financieel vlak. Het nodig hebben van geld voor drugs is de belangrijkste oorzaak voor de uitvoerig van de criminele activiteiten en maakt de beïnvloeding zoals hierboven besproken gemakkelijk mogelijk. Vicieuze cirkel. Als de groepsleden eenmaal drugs zijn gaan gebruiken en betrokken zijn geraakt bij de uitvoering van criminele activiteiten is het voor de groepsleden moeilijk om hier uit te komen. De drugs zorgt voor een drang naar geld die met criminele activiteiten wordt beantwoord. De criminele activiteiten zorgen voor een kick en tevens voor meer geld. Meer geld leidt tot meer drugsgebruik, wat dan weer leidt tot meer criminaliteit. Uiteindelijk raken de groepsleden verslaafd aan de drugs en door de spanning die de criminele activiteiten met zich meebrengen raken zij ook verslaafd aan die kick. De drugs en de criminaliteit houden elkaar in stand en uiteindelijk komen hier naast de verslaving allerlei problemen uit voort en bevinden de groepsleden zich in een negatieve vicieuze cirkel.
52
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
6.2 Probleemstelling Nu de resultaten besproken zijn en de deelvragen zijn beantwoord kan er een antwoord worden gegeven op de probleemstelling. ‘Welke invloeden kunnen het ontstaan van een criminele jeugdgroep in Stadskanaal verklaren?’
Uit al het hiervoor beschrevene blijken een aantal invloeden dat het ontstaan van de criminele jeugdgroep in Stadkanaal kan verklaren. In eerste instantie wil ik ingaan op de slechte jeugd en/of thuissituatie als verklarende invloed voor het ontstaan van de criminele jeugdgroep. Voor vrijwel alle groepsleden geldt dat zij problemen hebben in de thuissituatie. De groepsleden raakten hierdoor vaak betrokken bij de groep en de drempel naar criminaliteit was laag, omdat zij niet veel hadden te verliezen. Zij hadden vaak geen betrokken ouders die zich om hen bekommerden, hadden geen thuis waar zij welkom waren. Daarnaast lijkt de invloed van één persoon veel in gang te hebben gezet. Deze persoon was de spin in het web van de groepsleden, drugs en criminaliteit. Hij kende de groepsleden en mensen in de omgeving, had beschikking over drugs en was bekend met de uitvoering van criminele activiteiten. Een aantal groepsleden geeft deze persoon de schuld van de ontwikkelingen die de groep zijn doorgegaan. Als deze persoon er niet was geweest dan zouden velen niet begonnen zijn aan de criminele activiteiten, zeggen sommigen. Uit de sociale netwerkanalyse kwamen drie centrale personen naar voren. In de interviews kwam naar voren dat de centrale persoon de andere centrale personen ook heeft beïnvloed. In het begin was er één centrale persoon, maar deze heeft de andere personen dusdanig beïnvloed dat zij ook centrale groepsleden werden. De laatste belangrijkste invloed is het gebruik van (hard)drugs. Dit is de meest belangrijkste invloed geweest voor de ontwikkeling van een ‘normale’ jeugdgroep naar een criminele jeugdgroep. In de interviews gaven de groepsleden aan dat de kans groot was geweest dat, als zij de overstap van geen drugs of softdrugs naar harddrugs niet hadden gemaakt, het niet zo ver was gekomen dat zij bij criminele activiteiten betrokken waren geraakt. De groepsleden waren onder invloed tijdens de beraming en uitvoering van de criminele activiteiten en voerden de activiteiten ook vooral uit om drugs te kunnen bekostigen. Drugs blijkt de rode draad te zijn geweest van de ontwikkeling die de groep heeft doorgemaakt. De meeste actieve leden van de groep waren de gehele dag onder invloed van softdrugs of harddrugs. Kinderen van 12, 13 jaar gebruiken al harddrugs. Drugs lijken veelvuldig aanwezig en zijn daardoor gemakkelijk te krijgen voor de jongeren in Stadskanaal. Drugs zorgen vervolgens weer voor allerlei problemen, zoals: schulden, pronlemen thuis en verslaving. De hierboven genoemde invloeden zijn de belangrijkste invloeden die ervoor gezorgd hebben dat de groep een criminele jeugdgroep is geworden.
53
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
6.3 Resultaten en de theorie In hoofdstuk 2 is een overzicht gegeven van de theorieën op het gebied van (jeugd)criminaliteit en criminaliteit in groepsverband. In deze paragraaf worden de uitkomsten van het onderzoek vergeleken met de theorieën. 6.3.1 Individuele achtergrondkenmerken Als we kijken naar de theorieën die gaan over de individuele achtergrondkenmerken zijn er een aantal ondersteunende resultaten gevonden. De sociale bindingentheorie (Hirschi, 1969) stelt dat criminaliteit voorkomt uit zwakke of verdwenen banden met de samenleving. De belangrijkste vorm van binding is die met significante anderen. De persoonsgegevens van de groepsleden laten zien dat er een aantal leden is waarbij sprake is van zwakke of verdwenen bindingen, door bijvoorbeeld gescheiden ouders. Een groot gedeelte van de groep heeft geen dagbesteding en daarbij geen binding met sociaal normatieve systemen. Groepsleden zonder dagbesteding hebben meer antecedenten op hun naam staan. Dit ondersteunt de sociale bindingentheorie. Er is echter ook een aantal groepsleden voor wie deze theorie niet op gaat. Zij hebben een dagbesteding, ouders die niet gescheiden zijn, maar gedragen zich ook crimineel. De resultaten ondersteunen voor een gedeelte de general strain theorie (Agnew, 1992). Bij veel jongeren is er sprake van een vrij uitzichtloze toekomst, ze zien armoede in de omgeving en zien soms niet de mogelijkheid daar aan te ontsnappen. Tijdens de interviews is niet gevraagd naar mogelijke spanningen die hierover ervaren worden. Het is echter wel voor te stellen dat de groepsleden hier spanning ervaren, die zij door middel van een criminele handeling proberen te verlichten. De groepsleden gaven in de interviews wel aan over het algemeen te weten dat hun gedrag hun leven niet ten goede zal komen en dat hier door nog meer problemen en spanningen zijn ontstaan. Dit ondersteunt de general strain theorie dan weer niet. De zelfcontroletheorie (Gottfredson & Hirschi, 1990) stelt dat criminaliteit voortkomt uit een gebrek aan zelfcontrole. Voor deze theorie zijn in het onderzoek ondersteunende resultaten gevonden voor een gedeelte van de groepsleden. De groepsleden die ADHD hebben gaven aan dat zij weinig zelfcontrole hebben en impulsief zijn. Daarnaast geven ook andere groepsleden aan erg impulsief te zijn en weinig of geen zelfcontrole te hebben. De zelfcontroletheorie kan dus gelden voor een gedeelte van de groepsleden, maar voor een gedeelte ook niet. De resultaten van dit onderzoek ondersteunen, op het gebied van individuele achtergrondkenmerken, de sociale bindingentheorie het meest. 54
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
6.3.2 Het sociale netwerk De sociaal kapitaal theorieën gaan over de invloed van het sociale netwerk. Bij de ontwikkeling van een ‘normale’ jeugdgroep naar een criminele jeugdroep speelt het netwerk een grote rol. Groepsleden vertelden in de interviews dat zij gebruik maken van hun netwerk om groepsleden te werven, drugs te verhandelen, criminaliteit uit te voeren en gestolen goederen te verhandelen. Zodra er goederen in de groep waren was er altijd een mogelijkheid deze via de groep te verkopen. Ook kreeg een aantal groepsleden informatie over waar zij konden inbreken via de groep. Voor de totstandkoming en het voortbestaan van de groep is het sociale netwerk volgens de resultaten van de interviews erg belangrijk. Uit de sociale netwerkanalyse kwamen een aantal zaken naar voren: 1) In het netwerk bevonden zich een aantal centrale groepsleden. 2) Het is waarschijnlijk dat de groepsleden bij de uitvoering van de criminaliteit gebruik maakten van dit netwerk. 3) Een aantal groepsleden fungeerde als broker in het netwerk. Ze verhandelen informatie en wellicht goederen tussen verschillende (groepjes) personen. 4) Er is sprake van een vrij dicht netwerk met een relatief korte padlengte. Dit zou kunnen betekenen dat belangrijke informatie in de groep blijft. Ook informatie die voor de politie gunstig zou kunnen zijn. Een aantal groepsleden maakt dus goed gebruik van hun positie in het netwerk. Zij gebruiken dit waarschijnlijk voor de uitvoering van criminele activiteiten, maar ook voor het overbrengen van informatie en voor het verhandelen van goederen. De sociaal kapitaal theorieën zijn goed toepasbaar om inzicht te krijgen in de posities van de groepsleden in het netwerk. 6.3.3 Groepsprocessen De differentiële associatietheorie van Sutherland (1949) stelt dat crimineel gedrag wordt aangeleerd. De resultaten van de interviews laten inderdaad zien dat een gedeelte van de groepsleden zich het criminele gedrag hebben aangeleerd. Een aantal groepsleden is al op jonge leeftijd in aanraking geweest met de politie. Deze jongeren kwamen bij de groep door middel van selectie. Een groot gedeelte is betrokken geraakt bij de criminele activiteiten in de groep door beïnvloeding. In de groep was één persoon die erg veel invloed had op de rest en veel anderen heeft beïnvloed. Ook was er nog een aantal groepsleden dat anderen heeft beïnvloed. Voor de drie verklaringen van de sociale ruiltheorie van Weerman (2001) zijn wisselende resultaten gevonden. In de groep bleek weinig sprake van groepsdruk dus voor de groepsverklaring zijn geen ondersteunende gegevens gevonden. Bij een aantal groepsleden is er sprake geweest van selectie. De selectieverklaring wordt door de resultaten gedeeltelijk ondersteund. Het niet alleen plegen van criminaliteit werd door veel groepsleden als gemakkelijker ervaren. Deze resultaten bieden ondersteuning voor de instrumentele verklaring, dat de leden de kosten en baten van het 55
Criminele jeugdgroep Stadskanaal samen plegen afwegen. Het blijkt dat de theorieën over groepsprocessen door de resultaten van dit onderzoek geheel of gedeeltelijk worden ondersteund.
In deze paragraaf is duidelijk geworden dat de theorieën die in het onderzoek naar voren zijn gekomen op het gebied van individuele achtergrondkenmerken, het sociale netwerk en groepsprocessen door de resultaten vrijwel allemaal worden ondersteund.
6.4 Aanbevelingen Na diep te duiken in de leefwereld van de criminele groepsleden in Stadskanaal en de resultaten te weten die uit dit onderzoek zijn gekomen is er een aantal aanbevelingen dat ik zou willen doen. Duidelijk is geworden dat veel groepsleden een problematische jeugd hebben gehad, komen uit eenoudergezinnen, weinig of geen opleiding hebben genoten en drugs gebruiken. De toekomst van deze groepsleden lijkt uitzichtloos. Daarnaast zijn de maatschappelijke kosten die deze groepsleden met zich mee brengen heel hoog. Ze zorgen voor onveiligheid in de buurt, plegen criminaliteit en zijn vaak betrokken bij meerdere instanties. Daarbij komt dat zij niet bijdragen aan de maatschappij en geregeld een uitkering ontvangen. Na het bespreken van zaken die bij de politie en de gemeente in Stadskanaal al goed gaan wordt de noodzaak van een preventieve aanpak besproken. Daarna wordt in deze paragraaf zal een aantal repressieve aanbevelingen voor het aanpakken en voorkomen van problematische jeugdgroepen voor zowel politie als gemeente worden gegeven.
6.4.1 Positieve punten Bij de aanpak van criminele jeugd en jeugdgroepen gaat een aantal zaken goed. Ten eerste de nauwe samenwerking van politie en gemeente als het gaat om criminaliteit en in het bijzonder om jeugdcriminaliteit. Beleidsmedewerkers van de gemeente zijn aanwezig bij een aantal vergaderingen van de politie en medewerkers van de gemeente en de politie houden zich samen bezig met het monitoren van de criminele jeugd. Ten tweede zijn de jeugdagenten in Stadskanaal betrokken agenten, zij weten hoe de jeugd in elkaar zit en benaderden hen ook op een positieve manier. Hierdoor kunnen de agenten goed werk doen. Ten derde worden er tijdens de verhoren van jongeren uitgebreid vragen gesteld over de leefwereld van de jongere. Het laatste punt dat ik hier wil noemen is de bijeenkomsten die voor ouders van jongeren van een (beginnende) jeugdgroep door de gemeente worden georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten spreken zowel de burgemeester als de politie en instanties de ouders toe over het gedrag van hun kinderen.
56
Criminele jeugdgroep Stadskanaal 6.4.2 Preventieve aanpak Een grote groep jongeren die zich bezig houdt met het uitvoeren van criminele activiteiten kost de maatschappij veel. Daarnaast zijn de levens van deze jongeren vaan uitzichtloos en daardoor is het waarschijnlijker dat zij verder zullen gaan met hun criminele handelen. Wat bijna alle groepsleden overeen hebben is dat zij een problematische jeugd hebben gehad. Een problematische thuissituatie in jonge jeugdjaren hang positief samen met het ontwikkelen van crimineel gedrag (Heckman, 2006). Uit het onderzoek van Heckman (2006) blijkt dat het economisch veel voordeliger is en meer effect heeft om zo vroeg mogelijk te interveren bij achtergestelde kinderen. De problematische thuissituatie zorgt vaak voor achterstand van allerlei vaardigheden waar op latere leeftijd antisociaal gedrag kan ontstaan. In het willen voorkomen van nieuwe problematische jongeren zal dus ook vroeg moeten worden ingegrepen. In het algemeen zou dit middels het consultatiebureau moeten gebeuren. Bij signalen van problematische thuissituatie zou gelijk ingegrepen moeten worden. Specifiek voor problematische jongeren in Stadskanaal zouden deze, bij zwangerschap van de persoon zelf of dienst partner, moeten worden ingegrepepen. De hulp en ondersteuning van een zwangere vrouw zou al effect kunnen hebben (Heckman, 2006). Zo zou moeten worden voorkomen dat de problemen zich herhalen in de toekomst. Alleen de repressieve aanbevelingen die hieronder worden genoemd zullen de problemen, die de gemeente Stadskanaal met de jeugd heeft, niet oplossen. 6.4.3 Aanbevelingen politie Stadskanaal Uit dit onderzoek komt een paar aanbevelingen voort die goed kunnen werken om te voorkomen dat er criminele jeugdgroepen ontstaan. Aanpak drugs. Het aanpakken van drugs is het belangrijkste wat de politie moet doen om de ontwikkelingen van jeugd naar criminele jeugd tegen te gaan. Drugs zijn de rode draad in de ontwikkeling naar een criminele jeugdgroep. Een tweeledige aanpak is het beste. Ten eerste de aanwezigheid van drugs in Stadskanaal aanpakken. De drugsdealers aanpakken zodat de drugs niet meer gemakkelijk te krijgen is. Ten tweede moeten de gebruikers aangepakt worden. De aanpak van gebruikers door middel van strengere controles moet er voor zorgen dat het gebruik wordt teruggedrongen. Aanpak centrale personen. Uit dit onderzoek blijkt dat de invloed van centrale personen in de groep vaak groot is. De politie moet zich voor de aanpak van een groep op de centrale en vaak sturende personen richten. Zodra deze weg zijn is er een grote kans dat de groep uiteen valt of in ieder geval geen criminele activiteiten meer uitvoert. Voordat bij de politie in beeld is wie de centrale personen zijn in een groep moet eerst het sociale netwerk in kaart worden gebracht. De politie moet, zodra het ontstaan van een groep zichtbaar wordt, beginnen met het verzamelen van gegevens van 57
Criminele jeugdgroep Stadskanaal groepsleden. Op deze manier kunnen groepspatronen snel herkend worden en kunnen centrale personen worden geïsoleerd. Zodra de politie hier vaker mee werkt zal zij sneller centrale personen in een groep kunnen herkennen en aanpakken. Verhoren. Zoals hierboven al beschreven staat verhoort de politie de jeugd in Stadskanaal vrij uitgebreid en hebben ze een soort sociaal verhoor. Het is goed om dit nog wat uit te breiden. Zo moet meer aandacht aan vriendschappen worden besteed, om zo in een vroeg stadium een netwerkanalyse te kunnen maken waaruit duidelijk wordt hoe de groep gestructureerd is. Onderwerpen als eventuele stoornissen kunnen aan bod komen, net als dagbesteding, inkomen en scholing. In de verhoren komt het gebruik van drugs over het algemeen al naar voren. Hier zou nog dieper op moeten worden ingegaan tijdens de verhoren. Het zou goed zijn voor de aanpak van jeugdcriminaliteit dat de politie doorverwijst als ze tijdens een verhoor problematische verhalen te horen krijgen over een jongere.
6.4.5 Aanbevelingen gemeente Stadskanaal Uit het onderzoek kwam ook een aantal aanbevelingen voor de gemeente naar voren dat zou kunnen helpen om te voorkomen dat er een criminele jeugdgroep ontstaat. De Kwinne. De Kwinne is een jongerencentrum gelegen in het centrum van Stadskanaal. In dit centrum kunnen jongeren terecht voor activiteiten en werken maatschappelijk werkers om hen te begeleiden. De groepsleden gaven in de interviews aan dat zij vonden dat de Kwinne te weinig open was. Ook werd het in de interviews door groepsleden aangedragen als oplossing voor de problemen met de jeugd in Stadskanaal. De jeugd heeft thuis lang niet altijd een fijne plek om te zijn en zoekt het daardoor vaak buitenshuis. Als de Kwinne open is kunnen ze daar terecht en wordt er toezicht op hen gehouden. De Kwinne is momenteel geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag middag. Op donderdag en vrijdag is de Kwinne ook ’s avonds tot negen uur geopend. In het weekend, wanneer veel jongeren vrij zijn is de Kwinne gesloten. Ook ’s avonds wanneer veel jongeren bij elkaar komen is de Kwinne gesloten. Uit dit onderzoek blijkt dat op donderdagavond, terwijl de Kwinne dan geopend is, de meeste criminele activiteiten door de groep werden gepleegd. Het is in dit onderzoek niet onderzocht of dit een effect van het jongerencentrum is. Jongerencentra’s kunnen een averechts effect hebben, zeker als er sprake is van weinig structuur en toezicht van volwassenen. Dit vergroot de kans dat zij van elkaar anti-sociaal gedrag aanleren (Mahoney, Stattin & Magnusson, 2001). Een aanbeveling vanuit dit onderzoek voor de gemeente Stadskanaal is de openingstijden voor het jongerencentrum de Kwinne uit te breiden. En dan vooral naar het weekend en in de avonden. Daarbij lijkt het noodzakelijk de effecten van het jongerencentrum worden geëvalueerd. Om er zo zeker van de zijn dat het jongerencentrum geen 58
Criminele jeugdgroep Stadskanaal negatieve effecten heeft en waar dit wel het geval is de werkwijze van het jongerencentrum aan te passen. Maatwerk in de hulpverlening. Uit dit onderzoek komt naar voren dat bij bijna alle groepsleden een hulpverleningsinstantie betrokken is. Uit de interviews blijkt dat de hulpverlening vrij vaak niet bevredigend is. Sommigen hebben te veel hulpverleners anderen hebben juist te weinig contact met hun hulpverleners. Het centrum voor jeugd en gezin is er al mee bezig om meer maatwerk te leveren. Investeren in passende hulpverlening is een aanbeveling die belangrijk is om de jeugdproblematiek in Stadskanaal tegen te gaan. Top x aanpak. In Amsterdam hebben ze de Top600 aanpak. Er is daar een Top600 van meest overlastgevende criminelen. Om op deze lijst terecht te komen moet een jeugdcrimineel in de afgelopen vijf jaar minimaal drie keer aangehouden en verdachte zijn geweest, waarbij hij of zij minimaal 1 keer is voorgeleid voor een 'high-impact crime' (overval, inbraak woning, straatroof, ernstig geweldsmisdrijf). In de afgelopen twee jaar moet hij of zij ook minimaal 1 keer zijn aangehouden vanwege een misdrijf. Er wordt een dossier aangelegd met allerlei informatie. Deze informatie wordt geleverd door jeugdzorg, GGD, politie, OM, etc. Dit basisdossier wordt besproken in de 'informatieverzamelgroep' (bestaande uit, GGD, Jeugdzorg, Politie, OM, DWI) en er wordt bedacht waar er bij de desbetreffende persoon het handigst op ingespeeld kan worden. De jeugdcrimineel wordt dan toegewezen aan 1 van de 3 pijlers of er wordt een combinatie van pijlers ingezet. De drie pijlers zijn: 1) Politie/OM - Oude zaken worden opgestapeld en er wordt 1 grote zaak van gemaakt. 2) Zorg (GGD en partners) - De jongere in kwestie heeft zorg nodig, verslavingszorg, of psychiatrische/psychische hulp. 3) Broertjes/zusjes/minderjarige kinderen - De jongere heeft minderjarige broertjes/zusjes of minderjarige kinderen en er wordt een huisbezoek afgelegd om te kijken hoe het met deze kinderen gaat en of ze niet ook dreigen af te glijden. De aanpak en de samenwerking in Amsterdam zal niet automatisch in Stadskanaal kunnen worden toegepast in verband met de verschillende problematiek. Een aantal aspecten kan worden meegenomen van de aanpak. De criminele jeugd moet bijvoorbeeld goed in beeld komen bij de verschillende instanties en alle instanties moeten samenwerken voor een goede aanpak. Het aanmaken van een dossier met allerlei informatie over de jongere zoals in de Top600 aanpak is hier een goed begin. Gemeentelijke samenwerking. Veel groepsleden in de criminele jeugdgroep komen van buiten de gemeente Stadskanaal. Het is hierdoor noodzakelijk om een goede, gemeentegrens overschrijdende aanpak te hebben van deze groepsleden. Een goede samenwerking tussen de gemeenten is hierbij een vereiste. Aangezien problemen op het gebied van dagbesteding en leerplicht kenmerken van de groep zijn is een goede gezamenlijke aanpak op deze gebieden gewenst. De leerplichtambtenaren, het regionaal meld- en coördinatiepunt en de sociale dienst van de verschillende gemeenten zouden een sluitende aanpak voor de problematiek van de groepsleden moeten bieden. Het gemeentebreed 59
Criminele jeugdgroep Stadskanaal delen van informatie is hierbij nodig. Aanpak hangplekken. De plek waar de criminele jeugdgroep zich het meest bevond is in het centrum, in de buurt van de Albert Heijn. Bij het gebouw waar de Albert Heijn zich in bevind zit een overdekte plek waar de jeugd zich altijd op houdt. Dit zorgt voor veel overlast bij omwonenden en voor vervuiling. Dit zorgt voor verloedering van de omgeving en geeft omwoners een onveilig gevoel. De groepsleden mogen hier niet komen en werden regelmatig door de politie weggestuurd, om daar een half uur later weer terug te komen. De gemeente zou hier verschillende methoden moeten toepassen om dit aan te pakken. Verschillende gemeenten maken gebruik van de Mosquito om hangjongeren tegen te gaan. De Mosquito is een geluidsysteem dat een zeer hoge toon verspreid. Dit gebeurt vaak vooral in de avond. Deze toon is alleen te horen door jongeren tot ongeveer 25 jaar. Op dit moment wordt de Mosquito gebruikt om hangjongeren tegen te gaan in meer dan 100 gemeenten. De effecten hiervan blijken positief. De Mosquito moet op plekken worden gehangen waar hangjeugd samenkomt en waar overlast van ervaren wordt. Dit zijn vaak plekken die overdekt zijn. Een samenscholingsverbod of een gebiedsontzegging zijn andere middelen die ingezet moeten worden om hangjeugd tegen te gaan. Zodra de politie en gemeente op de hoogte zijn van criminele activiteiten van groepsleden moet dit worden ingezet. Jongeren die geen overlast bezorgen en geen criminaliteit uitvoeren zouden wel de mogelijkheid moeten krijgen ergens samen te komen. Zoals bij de Kwinne. De aanpak van hangplekken is niet alleen voor het tegengaan van verloedering van de buurt, maar tevens voor het tegengaan van jeugdcriminaliteit belangrijk. Het elkaar treffen in grote groepen op openbare locaties wordt de jeugd zo moeilijk mogelijk te maken. Een effect hier van zou kunnen zijn dat de beraming van criminele activiteiten moeilijker wordt en er dus minder criminaliteit wordt gepleegd.
6.5 Vervolgonderzoek Dit onderzoek heeft een inzicht geboden in de jeugdproblematiek in Stadkanaal en is een begin voor vervolgonderzoek. Ten eerste is het goed zijn te onderzoeken welke aanpak de beste is. Een top x aanpak zoals hierboven genoemd is een voorbeeld hier van. Onderzocht zou moeten worden welke aspecten van een Top600 aanpak in Stadskanaal effectief zijn. Ten tweede is het goed het onderzoek uit te breiden naar hinderlijk en overlastgevende jeugdgroepen. Het is nuttig om te kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen die groepen. Het kan namelijk zijn dat het beleid per soort groep aangepast moet worden. Ten derde is dit een kwalitatief onderzoek met veel aspecten die tevens kwantitatief getoetst zouden kunnen worden. Een kwantitatief onderzoek naar de jeugd in midden/oost Groningen is een goed vervolgonderzoek. De verklaringen voor het gedrag van de jeugd die in dit onderzoek naar 60
Criminele jeugdgroep Stadskanaal voren zijn gekomen kunnen hierin worden onderzocht.
61
Criminele jeugdgroep Stadskanaal
Literatuurlijst Agnew, R. (1991). The interactive effect of peer variables on delinquency. Criminology, 29, 47-72. Agnew, R. (1992). Foundation for a general strain theory of crime and delinquency. Criminology, 30, 47-87. Agnew, R. (2001). Building on the foundation of general strain theory: Specifying the types of strain most likely to lead to crime and delinquency. Journal of Research in Crime and Delinquency, 38, 319-361. Agnew, R. (2006). Pressured into crime: an overview of general strain theory. Los Angeles, CA: Roxbury. Alraid, L. F., Burton, V. S. & Cullen, F. T. (2000). Gender and crime among felony offenders: Assessing the generality of social control and differential association theories. Journal of Research in Crime and Delinquency, 37, 171-201. Borgatti, S. P., Everett, M. G. and Freeman, L. C. (2002). Ucinet for Windows: software for social network analysis. Harvard, MA: Analytic Technologies. Broekhuizen J. & Driessen F. (2006). Van je vrienden moet je het hebben. Structurele en culturele determinan-ten van de jeugdcriminaliteit. Utrecht: Bureau Driessen. Broekhuizen J., Driessen F. & Völker B. (2008). Voorbeeld doet volgen: jeugdcriminaliteit ten gevolge van voorbeelden in vijf verschillende sociale netwerken. Utrecht: Bureau Driessen. Bruinsma, G. (1985). Criminaliteit als sociaal leerproces: een toetsing van de differentiëleassociatietheorie in de versie van K.D. Opp. Arnhem: Gouda Quint. Bruinsma, G. (2001). Differentiële Associatie en sociaal leren. In E. Lissenberg, S. Van Ruller & R. Van Swaaningen (red.) Tegen de regels IV: een inleiding in de criminologie (pp. 119-133). Nijmegen: Ars Aequi Libri. Burt, R. S. (1992). Structural holes. Cambridge, MA: Harvard University Press. Burt, R. S. (2000). The network structure of social capital, In: R. I. Sutton & M. Staw (Eds.), Research in organizational behavior(pp. 345-423). Greenwich, CT: JAI Press.
62
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Cuyper De, R. (2008). Good friends, bad behavior?! The co-evolution of friendship relations and delinquency involvement among Dutch adolescents (Masterscriptie, Radboud Universiteit Nijmegen, Nederland). Geraadpleegd op http://www.ru.nl/publish/pages/657546/rmss201_msc_thesis_ruben_de_cuyper.pdf Ferwerda, H. & Van Ham, T. (2009). Problematische Jeugdgroepen in Nederland. Omvang en aard in het najaar 2010. Arnhem: Bureau Beke. Ferwerda, H. (2010). Standaardrapportage Problematische Jeugdgroepen. Handleiding voor analisten. Versie 0.1. Arnhem: Bureau Beke. Fijnaut, C., Bovenkerk, F., Bruinsma, G., van de Bunt, H. (1995). Inzake opsporing. Enquêtecommissie opsporingsmethoden. Bijlage VII. Den Haag: Sdu Uitgevers. Froggio, G. & Agnew, R. (2007). The relationship between crime and “objective”versus “subjective”strains. Journal of Criminal Justice, 35, 81-87. Gottfredson, M. & Hirschi, T. (1990). A general theory of crime. Stanford, CA: University Press. Granovetter, M. (1985). Economic action and social structure: the problem of embeddedness, American Journal of Sociology, 91, 481-510. Hackman, J. J. (2006). Skill formation and the economics of investing in disadvantaged children. Science, 312, 1900-1902. Hartjen, C. A. & Priyaradarsini S. (2003). Gener, peers and delinquency: A study of boys and girls in rural France. Youth and Society, 34, 387-414. Haynie, D. (2001). Delinquent peers revisited: does network structure matter? American Journal of Sociology 106, 1013-1057. Haynie, D. (2002). Friendship networks and delinquency: the relative nature of peer delinquency. Journal of Quantitative Criminology, 18, 99-134. Hirschi, T. (1969). Causes of Delinquency. Berkely: University of California Press. Hindelang, M. K. (1973). Causes of delinuency: a Partial Replication and extension. Social Problems, 20, 471-487. Hulst, R. C., van der (2008). Sociale netwerkanalyse en de bestrijding van criminaliteit en terrorisme. Justitiële Verkenningen, 5, 10-32. 63
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Johnson, R. E. (1979). Juvenile deliquency and its origins, an integrated theoretial approach. Cambrigde University Press: Cambrigde. Junger, M., Terlouw, G. J., Van der Heijden, P. & Rutenfrans, C. (1995). Zelfcontrole, ongevallen en criminaliteit. Tijdschrift voor Criminologie, 37, 2-21. Junger-Tas, J. (1992). Criminaliteit en Tijd. Justitiele Verkenningen, 3, 66-89. Junger-Tas, J., Steketee, M. & Moll, M. (2008). Achtergronden van jeugddelinquentie en middelengebruik. Utrecht: Verwey-Jonker instituut. Kerr, M., Van Zalk, M., & Stattin, H. (2012). Psychopathic traits moderate peer influence on adolescent delinquency. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 53, 826–835. Kleemans, E., Van den Berg, E, Van der Bunt, H., Brouwers, M., Kouwenberg, R. & Paulides, G. (1998). Georganiseerde Criminaliteit in Nederland. Rapportage op basis van de WODC-monitor. Onderzoek en Beleid 173. Den Haag: WODC, Ministerie voor Justitie. Knecht, A. (2008). Friendship selection and friends’ influence. Dynamics of networks and actor attributes in early adolescence. Amsterdam: Thela Thesis. Lanier, M. M. & Henry, S. (1998). Essential criminology. Boulder: Westview Press. Mahoney, J. L., Stattin, H., & Magnusson, D. (2001). Youth leisure activity participation and individual adjustment: The Swedish youth recreation center. International Journal of Behavioral Development, 509-520 Mars, G. (1999). Culture and crime, in: Canter, D. & L. The social psychology of crime. Groups, teams and networks, 21-50. Darthmouth: Ashgate. McAndrew, D. (1999). The structural analysis of criminal networks, in: Canter, D. & L. Alison. The social psychology of crime. Groups, teams and networks, 51-94. Darthmouth: Ashgate. Moffitt, T. E. (1993). Adolescense-limited and life-course persistent antisocial behavior: a developmental taxonomy. Psychological Review, 100, 674-701.
Moffitt, T. E. (1994). Natural histories of delinquency. In H.J. Kerner & E. Weitekamp (Eds.), Crossnational longitudinal research on human development and criminal behavior (pp. 3-64). Dordrecht: Kluwer Academic Press. Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco. 64
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Mortelmans, D. (2009). Het kwalitatief onderzoeksdesign. In Decorte, T. & Zaitch, D. (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp.33-72). Leuven: Acco. Nieuwbeerta, P. , McCall, P. L., Elffers, H., Eising, K. & Wittebrood, K. (2008). Buurtkenmerken en slachtofferschp van moord en doodslag. Tijdschrift voor Criminologie, 50, 17-31. Polakowski, M. (1994). Linking self- and social-control deviance: Illuminating the structure underlying a general theory of crime and its relation to deviant activity. Journal of Quantitative Criminology 10, 41-78. Putnam, R. (1993). Making democracy work: civic traditions in modern italy. Princeton, New Jersey: Princeton University Press. Putnam, R. D. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of American community. Simon & Schuster: New York. Rakt, M., van de, Weerman, F & Need, A. (2005). Delinquent gedrag van jongens en meisjes. Het (anti) sociale kapitaal van vrienschapsrelaties. Mens & Maatschappij, 80, 328-352. Sampson, R. & Laub, J. (1993). Crime in the making: pathways and turning points trough life. Cambridge: Harvard University Press. Sande, J. P., van de (2012). Massapsychologie. Versie 2 april 2012 Groningen: RuG. Sijtsema, J. J., Ojanen, T., Veenstra, R., Lindenberg, S., Hawley, P. H., & Little, T.D. (2010). Forms and functions of aggression in adolescent friendship selection and influence: A longitudinal social network analysis. Social Development, 19, 515-534. Sutherland, E. (1924). Criminology. Philadelphia: Lippincott. Sutherland, E. (1947). Principles of criminology. Chicago: Lippincott. Veenstra, R. & Dijkstra, J. K. (2011). Transformations in adolescent peer networks. In B. Laursen & W.A. Collins (Eds.) Relationship pathways: from adolescence to young adulthood (pp. 135-154). Los Angeles, CA: Sage. Vitaro, F., Tremblay, R. E., Gagnon, C., & Pelletier, D. (1994). Predictive accuracy of behavioral and sociometric assess-ments of high-risk kindergarten childen. Journal of Clinical Child Psychology, 23, 272-282.
65
Criminele jeugdgroep Stadskanaal Völker B. G. M., Baerveldt C., Driessen F. M. H. M. (2008). Vriendschap en criminaliteit bij jongeren. In: De Klerk, R. (Ed.) Jeugdcriminaliteit (pp.1-14). Den Haag: Boom/Lemma. Warr, M. & Staffort, M. C. (1991). The influence of delinquent peers: What they think or what they do? Criminology, 29, 851-866. Weerman, F. M. (2001). Samenplegen. Over criminele samenwerking en groepsvorming. Nijmegen: Ars Aequi Libri.
66