II. Het Ideeëntoestel Het Ideeëntoestel is een verhalend concept waarbinnen activiteiten worden aangeboden die als doel hebben om creatief denken te stimuleren, aan te moedigen en te ontwikkelen. Het kan gezien worden als een inleidend programma voor doelgerichte creativiteitsontwikkeling; creatieve denkvaardigheden, denktechnieken, houding en gedrag. De lesactiviteiten zijn gebaseerd en gestructureerd op de hiervoor vernoemde ontwikkelingslijn. Het mes snijdt aan twee kanten; enerzijds biedt Het Ideeëntoestel een lessencyclus aan die leerlingen kan helpen bij de creatieve ontwikkeling en anderzijds biedt het concept trainingsmateriaal in de vorm van praktijkopdrachten voor de leerkracht. Dat laatste als onderdeel van een ontwikkelingstraject voor de leerkracht, met als doel om de creatieve ontwikkeling van leerkracht én leerling succesvol te faciliteren. De verhalende rode draad door de activiteiten is Het Ideeëntoestel, een soort vliegende theepot, bewoond door eigenaardige mannetjes die zichzelf Doordenkers noemen. Het reizende toestel, voorzien van ontdekkingsinstrumenten zoals een telescoop en een graafmachine, is een metafoor voor verwondering en nieuwsgierigheid. Binnenin het toestel hebben de Doordenkers allerlei werkplaatsen en ateliers waar zij dingen verzinnen en construeren op basis van wat zij op hun reis ontdekt hebben. De kinderen worden meegenomen in deze wereld, waar ze samen met de Doordenkers bouwen aan hun eigen creatieve ontwikkeling. Het Ideeëntoestel staat voor het creatieve (ontwikkelings-)proces en de plek waar dat proces plaats vindt: ons brein.
De lesbeschrijvingen geven de leerkracht een houvast zonder een rigide lesmethode te zijn. Zowel voor leerkrachten die ervaring hebben met creatieve ontwikkeling als voor zij die geen ervaring hebben kunnen deze lesbeschrijvingen een vertrekpunt zijn waarin veel ruimte wordt gelaten voor eigen verdere invulling. De onderdelen differentiatie en toepassen en verbinden helpen de leerkracht te beslissen om creatieve vaardigheden breder in te zetten.
Pilot De ontdekking van Het Ideeëntoestel In de periode oktober 2012 – mei 2013 hebben 3 basisscholen deelgenomen aan een pilot. Na afloop van de pilotperiode vond een kwalitatieve evaluatie plaats: een open feasibility onderzoek. Hierin werden alle leerkrachten afzonderlijk geïnterviewd aan de hand van een gestructureerde vragenlijst. Bij het opstellen van de interviews en de analyse ervan werden wij actief geholpen door dr. Sanne Dekker, dr. Suzanne Mol en prof. dr. Jelle Jolles van het Centrum Brein & Leren en afdeling Onderwijsneurowetenschap, Faculteit der Psychologie en Pedagogiek, Vrije Universiteit Amsterdam. Jelle Jolles is Universiteitshoogleraar op het gebied van Hersenen, Gedrag en Educatie en tevens directeur van het Centrum Brein & Leren Amsterdam. In de interviews werden vragen gesteld over: (1) ervaringen met het lesmateriaal; (2) transfer van het geleerde naar andere vakgebieden; (3) opbrengsten voor leerling en leerkracht; (4) toegevoegde waarde in vergelijking met andere soortgelijke programma’s; (5) de opzet van de lessen; (6) bijdrage aan creativiteits- en talentontwikkeling.
Creatieve Stromingen
97
Op basis van de analyse van de interviews is door ons een evaluatierapport opgesteld, met daarin de belangrijkste bevindingen – geïllustreerd met uitspraken van de leerkrachten – en conclusies. De inhoud van het rapport, waar Jolles c.s. feedback en input op hebben geleverd, staat hierna – ingekort – weergegeven.
De deelnemende scholen en leerkrachten • OBS De Springbok – Den Haag NT2 school in oude volksbuurt, er namen 4 leerkrachten deel in de groepen 4, 6, 7 en 8. • OBS De Vensterschool – Noordwolde Gemengde dorpsschool, er namen 3 leerkrachten deel in de groepen 1 / 2 en 5. • OBS De Schatkamer – Zwolle Voornamelijk autochtone school in nieuwe wijk, hoog opgeleide ouders, er nam een leerkracht deel in groep 5 / 6
De uitkomsten van het pilotonderzoek Onderstaande tabel geeft een indruk hoe de leerkrachten zich hebben uitgesproken over de verschillende onderwerpen die in de interviews aan bod zijn gekomen.
De ervaringen met Het Ideeëntoestel tijdens de pilotperiode beschrijven we hier vanuit vier invalshoeken: A. Ervaringen met het materiaal van Het Ideeëntoestel. B. O pbrengsten van de pilot. C. Transfer naar andere vakgebieden binnen het onderwijscurriculum. D. Wat vraagt het van de leerkracht om creatieve denkvaardigheden te stimuleren en te ontwikkelen in het onderwijs?
De leerkrachten die met Het Ideeëntoestel gewerkt hebben, waren vooraf allen gemotiveerd om aan dit project mee te doen.
0 = overwegend negatief 1 = afwisselend negatief en positief 2 = overwegend positief Onderwerp
Lk1
Lk2
Lk3
Lk4
Lk5
Lk6
Lk7
Lk8
(max.=16)
Ervaringen met materiaal
2
2
1
2
1
2
2
2
14
Transfer
1
1
1
1
2
1
1
2
10
Evaluatie
1
1
1
1
1
1
1
2
9
Toegevoegde waarde
2
2
2
2
2
2
2
2
16
Proces en opzet lessen
1
2
1
2
1
1
2
2
12
Creativiteit en talentontwikkeling
2
2
2
2
2
1
2
2
15
Scoring (max.=12)
9
10
8
10
9
8
10
12
Creatieve Stromingen
99
A. Ervaringen met Het Ideeëntoestel Materiaal en lessen Leerkrachten vinden het lesmateriaal beeldend en concreet, met een duidelijke opbouw. Het geeft hen voldoende houvast om de lessen te kunnen geven, met ruimte voor eigen initiatief. Een aantal lessen dienen aangepast te worden voor de doelgroep(en), qua taalgebruik en tijdsinvestering. Over het algemeen vinden leerkrachten de lessen goed in te passen in het rooster. Bewustwording van de leerkracht De leerkrachten merken dat deze lessen op een andere manier georganiseerd moeten worden dan reguliere lessen, bijvoorbeeld tijds- en groepsindeling en de balans tussen instructie en zelf ontdekken. Ze geven aan dat zij zich meer bewust worden van hun denkproces, manier van feedback geven en het geven van instructies. Door de focus op creatief denken, worden zij zich ook meer bewust van de creatieve capaciteiten van kinderen en gaan ze hierop handelen en verslag leggen. Om deze andere benadering goed te kunnen uitvoeren zijn continuïteit van deze lessen nodig en voldoende tijd voor de lesvoorbereiding. Reacties van de leerlingen Leerlingen zijn nieuwsgierig naar de lessen, reageren er enthousiast op en tonen hun betrokkenheid door te luisteren en actief mee te doen. Sommigen vinden deze nieuwe manier van denken verwarrend en hebben er moeite mee. Ineens is er geen sprake meer van een goed of fout antwoord! Leerkrachten gaven aan dat een dergelijk leerproces al in de eerste schooljaren moet beginnen. Zo wordt het een natuurlijke en doorlopende ontwikkeling. Vooral bij de oudere leerlingen (groepen 7 en 8) lijkt er aanvankelijk het minste begrip voor deze nieuwe methode. Het kost ze meer moeite om los te kunnen laten wat zij gewend zijn.
100 Creatieve Stromingen
Leerkracht groep 4: “Dit is een ander soort creativiteit dan wat je bij enkel knutselen ziet. Het is fantaseren, inleven, iets anders maken. Een heel ander soort benadering en daar heb ik echt aan moeten wennen. Je ziet als je er langzaam ingroeit, dat je steeds meer ideeën krijgt (…) het moet wel bij je leven. Je moet je eigen creativiteit erin leggen denk ik ook.”6 Leerkracht groep 5: “In het begin vonden de leerlingen in groep 5 het heel vreemd. Ze hadden zoiets van, nou ja juf, dit bestaat niet en dit kan niet! Wat is de bedoeling nou? Ze hielden zich heel erg vast aan de realiteit. En dan, na verloop van tijd, merk je dat ze het los kunnen laten.” Leerkracht groep 8: “Ik heb een groep 8 die echt nul gewend zijn dit soort dingen te doen. Ze zijn enthousiast om met zo’n les aan de slag te gaan. Bij de ‘wensput’ vragen bedenken zonder antwoorden, dat begrijpen ze niet. Dan wordt de motivatie minder. Het is echt iets dat je van jongs af aan moet doen, dan kunnen ze dit veel makkelijker.”
6 D e citaten van de leerkrachten zijn soms ingekort of aangepast om de leesbaarheid te vergroten; strekking en inhoud zijn hierbij zoveel mogelijk behouden.
B. Opbrengsten van de pilot Verbindingen in het curriculum De leerkrachten ervaren het ontwikkelen en stimuleren van creatieve vaardigheden als positief en zien creatieve vaardigheden als een verbindende factor binnen het curriculum. De werkwijze die het lesprogramma vraagt, stimuleert een opener manier van denken waardoor meer ideeën ontstaan om lessen interessanter te maken en om vakgebieden met elkaar te verbinden. Verborgen potentieel Door te werken met dit lesprogramma krijgen de leerkrachten een bredere kijk op creativiteit. Ze vinden dat het potentieel voor de toekomst van de leerlingen heeft omdat het flexibiliteit stimuleert. De betrokken leerkrachten gaan ook meer bewust om met verschillen tussen kinderen. Zij zien meer en ander potentieel in de kinderen en merken ook dat de kinderen met meer vertrouwen en op eigen kracht handelen. Alle leerkrachten zouden het programma bij collega’s aanraden.
Leerkracht groep 5/6: “Mijn eigen ‘trukendoos’ is groter geworden, mijn eigen creativiteit ook. Je krijgt instrumenten om aan een les net een andere draai te geven. Net even zo’n tandje meer.” Leerkracht groep 7: “Voor mij als leerkracht vind ik het heel leuk om te zien dat kinderen anders kunnen zijn dan je denkt en verwacht. Voor de kinderen is het heel erg leuk dat ze een keer niet in een stramien zitten en toch het gevoel hebben dat ze iets aan het leren zijn.” Leerkracht groep 6: “Iedereen wilde weten wat er kwam. Als er mogelijkheden om samen te werken waren deden ze dat ook enthousiast. Het was echt constructief met elkaar bezig zijn.”
Nieuwsgierigheid en flexibiliteit Het lesprogramma stimuleert een vrijere en meer flexibele manier van denken. De kinderen laten dit zien door een onderzoekende houding; zij zijn nieuwsgierig, stellen vragen en brengen daarbij elkaar op ideeën. Ze ontdekken dat er meerdere mogelijkheden zijn en taken verschillend aangepakt kunnen worden. De resultaten van de opdrachten doorbraken het verwachtingspatroon van de leerkracht. Het vertrouwen in de capaciteiten van de leerlingen neemt toe.
Creatieve Stromingen 101
C. Transfer naar andere vakgebieden binnen het onderwijscurriculum Creativiteit binnen andere vakgebieden De leerkrachten zien mogelijkheden om de vaardigheden uit dit programma breed in te zetten binnen het curriculum van de school. Vakken en activiteiten, die genoemd werden in verband met deze transfer zijn; taal, spelling, woordenschat, schrijven, opstel, werkstuk, wereldoriëntatie en rekenen. Verwacht wordt dat ook de leerlingen beter verbanden leren zien tussen de verschillende vakgebieden en dat ze de geleerde vaardigheden bij andere vakken gaan gebruiken. De noodzaak van continuïteit en ervaring De leerkrachten vinden dat zes lessen nog te weinig basis bieden om deze transfer te maken. Er moet plaats gemaakt worden binnen het curriculum. Zij hebben behoefte aan praktische begeleiding en meer informatie over de transfermogelijkheden. Het is een uitdaging om de vaardigheden toe te passen in andere lessen; de leerkracht moet daar zelf creatief in zijn. Door creatief te denken, zie je verbanden tussen verschillende onderdelen van het gehele curriculum. Sociale interactie Volgens de leerkrachten dragen de lessen bij aan een bredere sociale interactie, zowel tussen leerkracht en leerlingen als tussen leerlingen onderling. Leerkrachten voorzien dat de sociale vaardigheden door het programma zullen groeien.
102 Creatieve Stromingen
Leerkracht groep 5/6: “Kijk, je kunt het heel makkelijk zeggen, okee, we nemen een denktechniek en plakken die op een aardrijkskundeles. Maar dan blijft het nog steeds een aardrijkskundeles met een sausje erover heen in plaats van dat het lekker gemarineerd is.” Leerkracht groep 6: “Kijk, als je vooruit denkt op wat er zou kunnen gebeuren als je vanaf de kleuterschool hiermee bezig bent, dan heb je in groep 8 misschien de kans dat je veel minder aanwezig hoeft te zijn, omdat ze zich al die dingen al eigen hebben gemaakt.” Leerkracht groep 1/2: “Door de lessen met Het Ideeëntoestel leer je meer verbanden zien tussen vakken en gebeurtenissen in je persoonlijke leven of daarbuiten. Wat je in de lessen geleerd hebt, kan je inzetten in je verdere leven.”
D. Wat vraagt het van de leerkracht…
Conclusie
…om creatieve denkvaardigheden te stimuleren en te ontwikkelen in het onderwijs? De leerkrachten vinden dat er aandacht en tijd nodig is om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van creativiteit en creatieve denkvaardigheden. De ontwikkeling van een eigen stijl en werkwijze is belangrijk. Dat vraagt om durf, procesgerichte feedback, het nemen van initiatief en het doorbreken van bestaande patronen in lesgeven en de schoolorganisatie. Het gaat om een wezenlijke keuze en het is een gezamenlijke inspanning van het hele leerkrachtenteam.
Onze visie is dat creatief denken een belangrijk onderdeel van het leer- en ontwikkelingsproces is. Het leren van creatieve denkvaardigheden moet een onderwijsdoel zijn. Het Ideeëntoestel biedt een praktische invulling om dit doel te bereiken. Leerkrachten die aan de pilot deelnamen onderschrijven dat het lesprogramma bijdraagt aan het bereiken van dat doel. De kern van wat uit de evaluatie naar voren komt is: leerlingen vertonen meer openheid en een meer vragende houding, leerkrachten zijn zich meer bewust van hun instructievormen en zien (verborgen) potentieel van de leerling (Wissink en Van der Kooij 2013).
Leerkracht groep 6: “Iedere collega kan dit ongetwijfeld doen. De een zal het beter doen dan de ander. Het blijft een verhaal van het ‘je eigen maken’ en dat is voor de een makkelijker dan voor de ander, de een laat makkelijker los dan de ander (…) Ik sta wel open maar ik merk dat het bij mij best moeilijk is.” Leerkracht groep 7: “Als ik zo’n les zie dan denk ik, ja, die verbinding zie ik wel, maar bij een ‘gewone’ les, zie ik die verbinding niet zo snel. Dat komt gewoon omdat ik niet heel erg gewend ben aan creatief denken. Ik denk dat je er meer ‘in’ moet zitten, dat je meer begeleiding of bijeenkomsten nodig hebt.” Leerkracht groep 5/6: “Als je dit als enkeling in een school zou doen, dan is het maar een leuk lespakketje dat je gaat doen en daarna is het klaar. Dit is iets waar je als team echt voor moet kiezen en waarvan je moet snappen waarom en waar je het in kan zetten.”
Opmerkelijk is dat leerkrachten niet alleen bij zichzelf, maar ook bij de kinderen blokkades en remmingen waarnemen wanneer zij uitgedaagd worden om ‘buiten de kaders te denken’ en ‘de realiteit los te laten’. Waar algemeen wordt aangenomen dat jonge kinderen van zichzelf creatief zijn en makkelijk buiten vaste patronen kunnen denken, worden deze capaciteiten blijkbaar al vroeg in de schoolcarrière geremd. Het ligt voor de hand om te stellen dat de onderwijspraktijk deze verandering – ten nadele van creativiteit – teweeg brengt, maar er spelen meer factoren in de ontwikkeling van het kind dan enkel onderwijs, zoals bijvoorbeeld de thuisomgeving – wordt het kind door de ouder geprikkeld en gestimuleerd tot creatief denken – en de neurobiologische ontwikkeling – welke capaciteiten heeft het kind in aanleg en worden die tot ontwikkeling gebracht (Jolles, 2011). Een open en vragende houding spelen een belangrijke rol bij creativiteit. Het lesprogramma spreekt deze capaciteiten aan en wil die stimuleren. Daarbij biedt Het Ideeëntoestel veel mogelijkheden om
Creatieve Stromingen 103
cognitieve vaardigheden, die (meer) creatieve gedachten mogelijk maken, bewust te ontwikkelen; associëren, analogieën gebruiken, transformeren en anders waarnemen. Natuurlijke nieuwsgierigheid en bewust gebruik van creatieve denkvaardigheden maken zo van de leerlingen extra vindingrijke wereldburgers, en die hebben we hard nodig. Wat wij verwachtten, namelijk dat de leerkracht moeite heeft met deze andere manier van lesgeven, met de ‘onzekerheden’ en onverwachte wendingen die creativiteit met zich mee lijkt te brengen, kwam tijdens de evaluatie duidelijk naar voren. Wij beschouwen het als zeer positief dat de leerkrachten hierdoor – min of meer gedwongen door hun toezegging om aan de pilot mee te doen – hun eigen manier van lesgeven in vraag stelden en door goede voorbereiding van de pilotlessen met groeiend enthousiasme met Het Ideeëntoestel aan de slag gingen. Dit enthousiasme werd nog eens verhoogd door het waarnemen van de verborgen creatieve capaciteiten van de leerlingen die het werken met Het Ideeëntoestel zichtbaar heeft gemaakt. Bij leerkrachten blijft wel de behoefte aan meer theoretische kaders en praktische begeleiding, iets waaraan binnen opzet van deze pilot slechts weinig ruimte kon worden gegeven. Dit laatste impliceert dat een school die met creatief denken aan de slag wil daar een bewuste keuze in moet maken die implicaties heeft voor alle leerkrachten (en leerlingen uiteraard), hun manier van lesgeven en de organisatie. In het artikel van Jeroen van der Weide en Rob Bartels in deze publicatie wordt ook op dat organisatieaspect ingegaan. De uitkomsten van de pilot en het evaluatieonderzoek wijzen erop dat Het Ideeëntoestel een basis biedt om met creatief denken binnen een onderwijssetting aan de slag te gaan. Alle leerkrachten
104 Creatieve Stromingen
onderstrepen het belang van creatief denken en zouden het lesprogramma aan collega’s aanraden. Binnen een school(bestuur) moet hier door leerkrachten en schoolleider(s) een unanieme keus voor gemaakt worden, waarna leerkrachten voldoende moeten worden geïnformeerd en begeleid om het lesprogramma uit te voeren. Daarnaast moeten tijdens, maar vooral na het doorlopen van het lesprogramma verbindingen gelegd (blijven) worden met en tussen de verschillende vakgebieden; “Het gaat om universeel toepasbare vaardigheden”, aldus leerkracht Martin, “die als het ware een marinade vormt die in alles steeds dieper doordringt.”
Nawoord – ontwikkelingen Tijdens de zomer van 2013 ontving OBS De Schatkamer de Onderwijs Innovatieprijs – Nu leren voor straks! – van het schoolbestuur Openbaar Onderwijs Zwolle. De prijs werd toegekend aan meester Martin die Het Ideeëntoestel had voorgedragen als “het innoverende lesprogramma dat ons vaardigheden voor de toekomst geeft; creatief denken.” We gaan samen met deze school verder werken aan de creatieve ontwikkeling van de leerkracht en zo ook aan die van de leerlingen. In samenwerking met het team van prof. Jolles willen we verder werken om van Het Ideeëntoestel een evidence-based practice te maken; een lessenpakket waarvan de effectiviteit op een wetenschappelijke wijze is onderzocht. Deze ontwikkelingen staan – nog – in de natte verf. David van der Kooij Anouk Wissink