1
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT THEOLOGIE EN RELIGIEWETENSCHAPPEN
CREATIEF BESTAND WERKCOLLEGE
Annemie DILLEN Karolien HELSEN
Debbie DE SAEDELEER
2012
2 Inhoudstafel I. Bezinningen II. Gebeden III. Gedichten IV. Video’s en liedjes V. Afbeeldingen VI. Inspirerende quotes VII. Websites
3 7 30 61 68 79 80
3 I. BEZINNINGEN 1. Ziekenzegening
O Heer, ontwaak. Waarom slaapt U? Ontwaak, stoot ons niet voorgoed af. Waarom verbergt U uw gelaat? Waarom vergeet U onze ellende en nood? Met lichaam en ziel in het stof Zijn wij vast aan de aarde gebonden. Sta op en kom ons te hulp; Bevrijd ons omwille van uw liefde. Ps 44,24-27
Welkom: We zijn bij elkaar gekomen om N bij te staan in deze moeilijke periode van zijn/haar leven. Bij ons zijn N, zijn/haar (familieleden – vrienden - zorgverleners). Met psalm 44 klagen wij U aan, God. We kunnen niet bevatten waarom deze moeilijkheden op onze weg komen. Waarom de schaduw van de nacht over ons leven valt. Het wordt moeilijk om U nog te kunnen zien. Wij vragen om hoop, om ondersteuning en moed om deze nacht te kunnen dragen. Wij vragen dat U wakker wordt. Ritueel: Licht. Voor velen onder ons bent U een licht in de duisternis. Wij brengen dan ook deze kaarsen naar voren, in de hoop dat U onze nacht voor ons kan lichter maken, dat Uw aanwezigheid zichtbaar kan worden voor alle mensen die hier bij ons zijn. We steken een kaars aan voor N, voor alle warmte en licht die hij/zij gedurende zijn/haar leven heeft uitgestraald opdat dit voor ons een bron van kracht kan zijn. We steken ook een kaars aan voor de warmte en liefde van de mensen om N heen. Die voor hem/haar zorgen, door hem/haar verzorgd werden en hem/haar willen ondersteunen in de dagen die nog komen. Tenslotte steken we een kaars aan voor diegene waarvan wij steun willen ontvangen, aan wie we onze boodschap willen richten, in de hoop dat onze stem gehoord wordt. Aanvaarding. God. We zijn bij elkaar gekomen om samen te bidden voor en met N. We vragen om Uw aanwezigheid en genade opdat N aanvaard mag worden zoals hij/zij is. Dit bidden wij tot U in de naam van de Vader, Zoon en de Heilige Geest. Zegening. Iemand zegenen betekent dat we iemand alle goeds willen toewensen. Zegenen betekent ook dat we aan God kunnen vragen of Hij nabij wilt blijven en N sterkte wilt verlenen in wat nog komen moet. We zegenen je hele lichaam en geest. We zegenen je voeten
4 en de lange weg die je gegaan bent, samen met de mensen om je heen. We zegenen je handen, waarmee je zoveel hebt gedaan, waarmee je hebt gegeven, genomen en uitgedeeld. We zegenen je schouders, die een steun waren voor velen en ook ondersteund werden. We zegenen je oren, in dankbaarheid, voor je luisterbereid. We zegenen je mond, voor het spreken en het zwijgen. We zegenen je ogen, de spiegels van de ziel, waarmee jij zoveel dingen hebt gezien in het leven. We zegenen je voorhoofd, voor alle gedachten die jou tot jou maken. We zegenen je hart en de liefde die jij voelde in de dagen van je leven, opdat dit licht in jezelf niet zal verzwakken. Wie het wenst, kan nu tot N komen en hem/haar zijn of haar zegen geven of een persoonlijk woordje zeggen. Nu we onze zegen hebben gegeven aan N. wil ik graag het verhaal over de storm op het meer voorlezen. Op een dag stapte Hij met zijn leerlingen in een boot en zei tegen hen: ‘Laten we naar de overkant van het meer gaan.’ Ze staken van wal, en tijdens de overtocht viel Hij in slaap. Toen barstte er op het meer een storm los. De boot maakte water en zij raakten in nood. Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Meester! Meester! Wij vergaan!’ Hij stond op en bestrafte de wind en het woeste water. Ze bedaarden, en het werd stil. Lc 8,22-24
Slotwoord. De apostelen wekten de Meester toen zij bang werden, daar in een bootje op het meer. Hij werd wakker en stopte de storm. Hij was bij hen in de boot, hij was niet buiten of boven hen, maar met hen. Mogen we hopen dat door onze aanwezigheid God ook hebben gewekt en dat we ons ervan kunnen verzekeren dat Hij altijd nabij ons is, niet boven noch buiten ons, maar samen met ons in hetzelfde schuitje zit. Laat Hem de storm stoppen voor ons, voor we te bang worden om het zelf te dragen. Amen.
5 2. Bezinning voor vormelingen naar aanleiding van de busramp: Even blijven stilstaan.
Even Blijven Stilstaan Er is heel wat gebeurd de voorbije dagen. Op 13 maart 2012 verongelukte een bus met kinderen die terugkwamen van sneeuwklassen. Tweeëntwintig kinderen vonden de dood, samen met zes volwassenen. Dat heeft ons allemaal aangegrepen. Volwassenen omdat ze meeleven met de ouders van de kinderen en de volwassenen die hen begeleidden. Kinderen omdat ze even oud zijn, omdat ze ook op sneeuwklassen zijn gegaan of nog op sneeuwklassen gaan. Iedereen heeft zijn redenen om betrokken te zijn en ook verdriet te voelen. De meeste van ons hier zitten ook in het zesde leerjaar, net als zij. Op 6 mei zouden ook zij hun vormsel doen. Door alles wat er is gebeurd, hebben we heel veel vragen. Daarom wil ik, voor de catechese begint, even blijven stilstaan bij de gebeurtenissen. Ik ga jullie eerst een tekst voorlezen. Het is geschreven in twee delen, het eerste deel is een vraag aan God en het tweede deel is het antwoord van God. Ze praten van Jou, God1. Ze praten van Jou, God, maar ik kan Je niet vinden, zoiets doet een God niet, die laat je toch niet sterven, dát doe je toch niet? Je hebt ons gemaakt, toch laat je ons doodgaan, dat is net alsof je je lievelingstekening zomaar verscheurt. Dat doe je toch ook niet? wat zou het dan wezen dat mensen die leven, ook zomaar weer doodgaan? Wat vind Jíj daarvan? God, laat je eens horen en laat het ons eens weten: Waar blijven Jouw mensen? Je laat ons toch zeker niet zomaar verdwijnen?
Ik huil met je mee door mensentranen en ik zal je troosten door mensenarmen. Ik ben je dichtbij in mensenwarmte. De dood is voor mij ook het grootste verdriet, een vloek op het leven. Ik ben Levengever, Schepper en Zaaier, de dood wint het niet. Ik trek doden mee naar zeeën van licht, haal hen door het donker naar grenzeloos leven, ze zijn niet verloren, alleen uit je zicht.
Korte uitleg bij de tekst: wat wordt er hier gezegd? Heel veel mensen zijn verdrietig en begrijpen niet waarom het allemaal is gebeurd. Ze vragen aan God waarom Hij de mensen laat verdwijnen. God antwoordt dat Hij de dood niet wil, dat ook Hij heel erg verdrietig is. Hij is niet onder ons als de grote Doodmaker, maar de Levengever. Hij zit in de mensen die andere mensen troosten. Hij troost ook de mensen door te zeggen dat Hij de gestorven kinderen en volwassenen meeneem naar een heel andere wereld, een wereld waar wij ze niet kunnen zien. Wij blijven achter met verdriet, met onbegrip, maar ook met mensen die ons troosten. Mensen die een licht zijn in het donker. Laten we nu ook lichtjes aansteken voor alle mensen die in het donker zitten, 1
Y. VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, vijfde druk, Kampen, Ten Have, 1997, p. 56-57.
6 voor ons verdriet, voor de gewonde kinderen, voor de ouders van alle kinderen, voor de kinderen en de volwassenen die te vroeg gestorven zijn. We denken ook aan de mensen van wie wij houden en van wie wij ook afscheid hebben moeten nemen. Aansteken van kaarsjes onder het afspelen van de muziekvideo van Sigur Ros – Glósóli. Misschien hebben jullie nu heel veel gedachten. Het is niet altijd gemakkelijk om die te vertellen, maar je kan ze neerschrijven of tekenen. Ik heb hier een doos, wat papier, enkele stiften. Jullie kunnen je gedachten, wat je ook maar wil zeggen, neerschrijven of tekenen en in deze doos doen. Ik zal er niet naar kijken als je dat niet wil. Deze doos blijft nog een lange tijd in dit lokaal staan. Als je later nog met gedachten zit, kan je ze hier altijd kwijt. Tijd om briefjes te schrijven of te tekenen en in de doos te steken. Jezus heeft ons woorden gegeven om met God te spreken. Jullie kennen ze. We zeggen ze elke keer weer opnieuw in de mis. Het gaat om het Onze Vader. Het zijn woorden die we kunnen gebruiken als we niet meer weten hoe we met God kunnen spreken. Laten we tenslotte samen het Onze Vader bidden, opdat God ons gebed mag horen en zorgt voor de kinderen en volwassenen die nu onder Zijn hoede zijn. Onze Vader Onze Vader die in de hemel zijt geheiligd zij Uw naam Uw rijk kome Uw wil geschiede, op aarde als in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden, zoals wij ook vergeven aan onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. Amen.
7 II. GEBEDEN Gebed voor een angstige vrouw Maria, Moeder Gods, alles wat hier gebeurt duurt zo ontzettend lang en de weg is eenzaam. Als ik spreek, gaat de pijn niet weg en als ik zwijg, blijft mijn verdriet. Wil U mij aanhoren en licht brengen op mijn weg opdat mijn verdriet minder zwaar wordt? Moeder Maria, ik geloof en vertrouw in U en Uw Zoon, Amen. Lijden aan een verlies – Bisdom Breda
of haar manier van lopen. Je kon de ander horen aankomen. Nu kun je niet meer overleggen. Er is een gemis, vooral op sommige momenten. Op feestdagen. Bij een verjaardag. Nu moet je er alleen door zien te komen. Het is soms alsof bijna alle zin weg is uit je leven. Verdriet Soms wordt er verdriet in een mens wakker. Als een schrijnende pijn vaak. Als een wond in je geslagen. Je maakt het mee als je een geliefd iemand verliest: je man, je vrouw, een kind. Kinderen maken het mee als ze vader of moeder verliezen. Hun verdriet is vaak een stil verdriet. Een verdriet in het spel opgenomen.
Verlies Je hebt lang van iemand gehouden. Er was wel eens wat, maar toch… Eigenlijk kon je niet zonder elkaar. Je was een steun voor elkaar, je overlegde veel met elkaar, je kon met elkaar praten over wat je had meegemaakt. Je had nog plannen, je had gehoopt nog… Als je thuis kwam, wachtte iemand op je. Je had samen nog zoveel willen doen. Nu is die ander er niet meer. Je was er nauwelijks op voorbereid; je hoort zijn stem niet meer
Je maakt het mee als je een vriend of een vriendin verliest. Als een verkering uitgaat. Bij een ongeluk, vooral als je niet meer kunt worden als vroeger. We noemen dit verdriet: rouwverdriet. Ook bij een echtscheiding komt er zo een verdriet los. Waar een mens aan iemand of iets gehecht is, waar een liefdesband bestaat, daar kan verdriet loskomen als je die band kwijtraakt. Lijden aan zulk verdriet kan lang duren, langer dan anderen vaak zien en denken.
8 Laat Uw hoop mij vervullen met nieuwe kracht. De buitenstaanders Verdriet is menselijk Mensen die de ander niet zo goed gekend hebben, zeggen al gauw: ‘Je komt er wel overheen.’ ‘Je moet maar eens naar die of die kijken: die is zo flink.’ Of ze zeggen: ‘Ga er eens even uit.’ Of: ‘Ben je er nu nog niet overheen?’ ‘Je moet maar denken: je hebt samen toch heel wat mooie jaren gehad.’ ‘Er zijn mensen die er erger aan toe zijn.’ Ze bedoelden het vaak wel goed. Je merkt dat ze je er over heen willen helpen. Maar ze begrijpen het niet. Je wilt er niet overheen geholpen worden. Dat is het niet. Je voelt je soms een vreemde in een wereld van goedwillende mensen. Er is een gat, een wonde. Een wonde die veel pijn doet. Soms is het alsof het beter gaat, maar dan weer is alles even donker, je wilt er wel doorheen – een andere weg is er niet – maar het kost veel moeite. Als er maar eens iemand was die het begreep. Voor een vertwijfeld mens Mijn God, ik sta tot aan mijn nek in het water. Van alle kanten word ik bedreigd. Mijn leven lijkt zonder uitzicht. Ik ben als een land zonder water. Kom mij dan toch te hulp. Help mij zien dat Gij mijn verdriet niet wilt. Dat Gij geen vreugde schept in mijn pijn. Houd mij staande God.
Als je iemand verliest of als je je gezondheid verliest geeft dat pijn. Je kunt er lange tijd neerslachtig van worden en het gevoel hebben dat het leven niet langer van je hoeft. Je kunt er ook heel opstandig van worden. Je vraagt je af waarom dit nu moet en of God dat wil. Is hij dan wel een goede en liefdevolle God? Of je gaat twijfelen aan je geloof. Je denkt: als ik nu maar beter geloofde dan zou ik er wel gemakkelijker overheen komen. Of je vindt van jezelf dat je flinker moet zijn. Soms is het goed om je verdriet eens echt toe te laten. Je er aan over te geven. Het kan je geweldig opluchten. Het is alsof je minder zwaar bent. Je hoeft niet altijd sterk te zijn. Huilen is gezond. Je wordt er meer mens van. Door verdriet heen ga je ervaren hoe waar het is: geen echte vreugde zonder verdriet. Een echt mens mag huilen. Gebed om kracht God, Gij die mij kent Gij die weet waar ik ga of sta Gij die mijn verdriet kent, de pijn van mijn hart; wees mij nabij.
9
Wees mij nabij in de hartelijkheid van een mens in de liefde van een vriend in de liefde van een mens die verstaat bij wie ik mag zijn wie ik ben klein verdrietig zoekend naar troost. Schenk mij uw troost uw warmte uw steun uw kracht. Toch wat hoop Jezus zegt in zijn afscheidsrede tot zijn vrienden: “Het is goed voor u dat ik wegga. Ik zal jullie niet achterlaten als weeskinderen. Ik zal de Vader bidden dat Hij u een andere Trooster zal geven om voorgoed bij u te zijn.” (Johannes 14) Dat is de andere naam voor de Geest: De Trooster. De Geest die het dorre besproeit. De Geest die soepel maakt wat star is geworden. De Geest die bijeenbrengt wat uiteen is gevallen. De Geest die de hoop levend houdt in ons. De belofte van de Trooster wil niet zeggen dat er geen ruimte is voor verdriet. Zowel Jezus als zijn leerlingen hebben verdriet om het afscheid en om alles wat er gebeurt. Kort na zijn dood zijn ze ook als verdwaalden en lopen ze verloren rond. Alles leek voorbij te zijn; Maar door ervaringen heen
is de hoop opnieuw gaan groeien en leven en werden ze nieuwe mensen. Belofte Soms zegt iemand na een lange tijd van verdriet: “Ik begin een nieuw mens te worden. Ik krijg weer zin in het leven. Vergeten doe je natuurlijk nooit, maar ik kan weer verder.” Jezus geeft ons de belofte mee dat wij niet alleen zullen worden gelaten. Hij zegt dat het zelfs goed is dat Hij weggaat. Dat kan wel eens onbegrijpelijke taal zijn. Pas later ga je verstaan… Psalmgebed Als God mij thuisbrengt niet langer slaaf laat zijn niet langer een vreemde. Als ik weer mag zijn temidden van hen die mij bekend zijn. Als ik weer de vertrouwde stemmen zal horen. Als ik weer bemind en gekend zal worden zoals ik ben. Als ik weer mag zijn wie ik ben. Als God mij thuisbrengt. Geen rouw en verdriet meer zijn. Ziekte en dood zijn uitgebannen. Oorlog is gevlucht voor vrede. Gerechtigheid haar plaats heeft gevonden. Breng ons thuis Als kleine mensen weer gehoord en gezien zullen worden. Als iedere mens weer telt en in aanzien is.
10
Als God ons thuisbrengt. Wat een dag. Wat een droom. Wat een vreugde zal dat zijn. Dan zullen zij die zaaien onder tranen oogsten in vreugde. Breng ons dan thuis en keer ons tot leven. Vreugde Vreugde dat is na verdriet als je het weer ziet als je weer kracht voelt als je een nieuwe lente voelt herboren bent een nieuwe mens gegroeid door verdriet ontvangen in vreugde. Vreugde dat is weten - waar geen weten is – dat het goed is: je leven jij wie en waar je nu bent. Wanneer je weer kunt zeggen: “Wat Gij doet is welgedaan.” Bidden met zieken – Bisdom Breda Bidden
Soms kun je niet bidden: je zit zo vol verdriet, bent overrompeld, verdoofd. Alles in je doet pijn alles is teveel. Je zit boordevol vragen je lichaam is een last je voelt je opstandig. Het ‘waarom’ ligt op je tong. Bidden is dan meer een zuchten, huilen, smeken, klacht, vraag naar het waarom: God waar ben je ik zit dicht. De bijbelse mens bidt vaak zo de mens Job de mens in de psalmen Jeremia met zijn klaagliederen de profeet Jesaja Jezus zelf. Bidden is gaan tot God de God die ons kent, ons verdriet, onze klacht, onze pijn, de God die er wil zijn, voor ons, met ons, dichtbij, maar die ook zo ver weg kan lijken, zodat wij denken aan ons lot te zijn overgelaten. Bidden, hoe dan ook, is
11 ons toevertrouwen en uitspreken wat er ligt op ons hart aan verdriet, aan vragen.
Gebed als een krachtgevend troost. ‘Als iemand die zijn moeder troost zo zal ik U troosten’ (Jesaja 66,13).
Bidden kan ook zijn danken, dankbaar zijn, voor het goede om je heen, liefde, vriendschap, een mooie dag, een geschenk dat komt als genade.
Nu ik ziek ben
Bidden is persoonlijk, met je eigen woorden. De gebeden in dit boekje willen daarbij helpen. Ze zijn geschreven vanuit de ervaring van ziek-zijn. Die ervaring kun je meemaken als je jong bent, in de kracht van je leven, als je oud bent geworden. Het kan tijdelijk zijn, maar ook van dag tot dag van nacht tot nacht zó dat het je hele leven heeft veranderd en het leven van mensen om je heen.
Nu ik ziek ben, is mijn leven zo anders geworden. Ik voel me afhankelijk. Alles gaat maar door en ik sta er buiten. Ik zoek naar het waarom, naar de zin van mijn leven. Mensen zijn goed voor mij. Ze helpen mij. En toch is mijn leven nu zo anders. Ik was gewend veel te doen, veel te regelen. En nu moet ik zo vaak wachten en afwachten. Vooral als het stil is in huis komen al die vragen op mij af. Ik deel ze met U, God, hoor naar mij en zie naar mij om. Zo bid ik door Jezus Christus, uw Zoon en onze Heer. Afscheid nemen
Als je niet meer zelf kunt bidden, je bent er te moe voor, of je ogen laten niet meer toe om te lezen, kan een ander je voor-lezen of je kunt zelf met eigen woorden tot gebed komen. Het gebed kan tot een bijzondere kracht zijn als je ziek bent of als je vol verdriet zit.
Zoveel dierbare dingen, zoveel geliefde mensen, moet ik loslaten. Hoe ik ook vecht en strijd, ik voel me steeds meer verliezer. Tot U bid ik, dat ik steeds meer mag Winnen bij U, nu ik hier verlies. Mag ik mij het vertrouwen groeien dat U het nieuwe leven bent.
12
Ik bid U voor allen om mij heen, mensen van wie ik houd, dat zij de steun en de kracht mogen ontvangen in deze dagen en uren van afscheid. Wil hem zegenen, Heer, met het licht van uw ogen. Zo bid ik door Jezus Christus, de Verrezene. Ontferm U Heer ontferm U over wie ouder worden en niet zo goed meer kunnen Ontferm U over wie ziek op bed liggen en er alleen mee worstelen in de lange uren van de nacht Ontferm U over wie onzeker in het leven staan geen houvast kunnen vinden geen mens om zich aan toe te vertrouwen ziek zijn van eenzaamheid Ontferm U over wie niemand meer heeft niemand die bemint niemand om te delen wat in hem of haar leeft Ontferm U over ons en leer ons dankbaarheid voor elkaars nabijheid, voor wat we ontvangen aan vriendschap, aan hartelijkheid.
Wil toch blijvend met ons zijn en U ontfermen over ons. Gebed in de nacht Het is nacht. Alleen de dingen om mij heen, het tikken van de klok, een enkel geluid, alles lijkt te slapen, niemand om een woord mee te wisselen, en de slaap die maar van mij wegblijft, onrust in me, gedachten die maar niet te stoppen zijn, die me soms angstig maken, alles lijkt groter en dreigender. Ik probeer het van me af te schudden. Zoek naar afleiding. Keer me om en om. Loop door het koude huis. Het is nacht, de minuten kruipen voorbij en ik voel me soms radeloos. Tranen komen in mijn ogen. En soms haast woede, zo verlang ik naar de rust en de veiligheid van de nacht. Die me weer moed en kracht geeft voor de nieuwe dag. Bij het levenseinde God, onze Vader, Gij die een God van levenden zijn en niet van doden. Wees hier aanwezig, hier in ons midden nu wij samengekomen zijn rond deze mens.
13 Wij bidden om uw nabijheid op dit moment van zijn/haar leven. Bescherm en bewaar hem/haar in uw liefde. Trek uw hand niet terug, maar draag hem/haar op uw handen. Wilt Gij zijn/haar reisgezel zijn ten einde toe en hem/haar nieuwe kracht en nieuw leven schenken. Dat bidden wij U vertrouwend op Jezus, uw Zoon en onze Heer.
Wees gegroet Wees gegroet Maria vol van genade de Heer is met U. Gij zijt de gezegende onder de vrouwen en gezegend is Jezus de vrucht van uw schoot.
Vertrouwde gebeden In de stilte en de rust van dit uur bid ik tot U, God, met de woorden die mij vertrouwd zijn en van huis uit met mij zijn meegegaan in dagen van geluk, in dagen van tegenslag, in het leven van dag tot dag: Onze Vader die in de hemel zijt Uw Naam worde geheiligd Uw Rijk kome Uw wil geschiede op aarde, zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven en leid ons niet in bekoring maar verlos ons van het kwade. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Eer aan de Vader Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin en nu en tot in eeuwigheid.
Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen. Langdurig ziek Het is nu alweer enkele jaren geleden dat ik nog volop in het leven stond. Dat ik elke dag naar mijn werk ging. Het werk kon doen wat ik doen moest. Geen hulp nodig had. Omringd was door heel wat mensen. Soms denk ik er nog aan terug. In het begin had ik heimwee en wilde ik wel terugkruipen. Nu is het vaak stil om me heen. Ik heb tijd om te denken. Wat vroeger vluchtig was, beleef ik nu intenser. De takken die ik open zie komen in mijn tuin. De bloem die bloeit en zich keert naar het licht. Het leven is anders voor mij geworden. Ik kan nu soms een rustpunt zijn voor anderen. En dan weet ik hoe mijn leven nieuwe zin heeft gekregen en dan dank ik mijn God zomaar uit de grond van mijn
14 hart, dat ik er zijn mag, leven mag. Een nieuwe toekomst Wat kan het toch stil zijn, aan het einde van een leven. Wanneer er nog zo weinig te beleven is het horen minder wordt het zien slechter je benen je niet meer dragen. Als je zit op één plek de meeste uren van de dag wat kan het dan toch stil zijn. Dan kan je soms ernaar verlangen van hier weg te zijn. In de stilte aan het einde van mijn leven, groeit mijn verlangen naar U, naar mijn nieuwe toekomst mijn nieuwe leven. Onzichtbaar Niemand die het ziet aan mij. Ik lijk gezond en schijn alles te kunnen. Maar binnen in mij is er onrust en voel ik me vaak als verlamd. Weet ik geen raad met mezelf. Niemand, die het aan mij ziet, en daarom kan ik me zo alleen voelen en onbegrepen en zou ik het soms wel willen uitroepen: ‘Mensen, het gaat niet goed met mij. Luister toch’. Maar ik vrees dat ik
niet geloofd zal worden. Dat ze mij een aansteller zullen vinden. Dat ze zullen zeggen: ‘Als je maar wilt, dan kun je wel’. Met die onmacht, Heer, kom ik tot U. U die het begrijpen zult en verstaat wat in mij omgaat. Wachten op de waarheid Mijn toekomst is onzeker geworden. Ik leef tussen hoop en angst in. Nu ik hier lig voor onderzoek. Nu ik wacht op de uitslag. Wat zal de waarheid zijn voor mij? Ik probeer de angst in me weg te praten, weg te denken, maar soms is ze er onafwendbaar. Zoveel gaat door mij heen. Ik denk aan wie me dierbaar zijn. De mensen van wie ik houd. Zo veel momenten uit mijn leven gaan aan me voorbij. Nu de toekomst onzeker is geworden. Zo plotseling van de ene dag op de andere. Volhardende trouw Wij mensen, soms zo kwetsbaar, die tegen elkaar ‘ja’ hebben gezegd, die elkaar liefde hebben beloofd wederzijdse genegenheid in de dagen van gezondheid en in dagen van ziekte, in dagen van voorspoed en van tegenslag, wij bidden U om volhardende trouw,
15 dat we naar elkaar blijven luisteren, oog hebben voor elkaar. Ook wanneer er verdriet is, ziekte op onze weg komt. Dat we elkaar niet mijden, niet vluchten in schrale troostwoorden, maar elkaar genegen zijn, elkaar tot hulp en steun. Wij bidden U, Heer, dat zo onze trouw zich mag verdiepen en vernieuwen en mag bloeien en zijn mag als een milde regen op verdroogde grond. Wees met ons, God van liefde en trouw. Door Jezus Christus, uw Zoon. Tot de Geest (naar een oud Pinkstergebed) Kom o Geest, kom Troost van armen Licht voor het hart Zachtheid die geneest Vrede in de strijd. Kom o Geest, kom Schijn in onze duisternis, reinig wat vuil is en onrein, heel wat gewond is, maak zacht wat is verstard, leid wie de weg niet vindt. Kom o Geest, kom Geef uw gaven in zevenvoud, sta ons met uw liefde bij opdat ons einde zalig zij. Geef ons een vreugde die niet vergaat, ontsteek in ons het vuur van uw liefde. Kom o Geest, kom.
Buiten de arbeid Langzaam dringt het tot me door. Het doet me pijn en ik kan het nog nauwelijks over mijn lippen krijgen. Mijn ziek worden gaat betekenen, dat ik niet meer terug kan naar mijn werk, dat een ander mijn plaats zal innemen. Ik zal nooit meer kunnen leven zoals voorheen. Mijn werk zal ik missen. Het betekenende veel voor mij. Het gaf zin aan mijn leven. Mensen hadden mij nodig en verwachtten iets van mij. Ik vond er vriendschap en hartelijkheid. Maar nu begint er zich een andere werkelijkheid aan te dienen. Ik zal, zoals dat heet ‘W.A.O.-er’2 worden en wat zullen de mensen denken, zullen ze het wel begrijpen, wie zal ik zijn? Het doet diepe pijn dit te moeten gaan zien en het valt me zwaar om te zeggen hoe dit voelt en hoe ik vecht met mezelf. Geloofsbelijdenis Ik geloof in God die hemel en aarde, ruimte en vrijheid heeft geschapen. En in zijn Zoon Jezus die mens is geworden zoals wij. En in de Geest die ons bezielt, heelt en beschermt. Ik geloof in God 2
Wet op de ArbeidsOngeschiktheidsverzekering. Mensen die steun trekken, niet meer kunnen werkzaam zijn, in Nederland.
16 die ons mensen heeft geschapen als mensen om van te houden. En in zijn Zoon die hart heeft voor elke mens en niemand verloren laat lopen. En in de Geest die ons mensen open maakt en bemoedigt. Ik geloof in elke mens, dat hij een mens van God is, altijd de moeite waard. Ik geloof in mensen, die elkaar beschermen, die uit zijn op gemeenschap. Ik geloof dat ons leven zo sterk is en zo kostbaar, dat het nooit zal vergaan dat het gekend en bemind, bewaard zal blijven in de handen van God, Schepper van alles wat leeft. Dat geloof ik omwille van zijn Zoon die voor ons de laatste dood heeft verdreven. Korte gebeden bij het levenseinde Moge God naar U toekomen U opnemen in Zijn liefde In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest Ga dan heen in Zijn vrede Kom thuis bij Hem waar alles goed zal zijn
louter geluk In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest Moge God U nemen bij Zijn hand nu onze handen U los moeten laten. Moge Hij U geleiden naar Zijn woning. In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest Heer God, ver weg en dichtbij aan de grens van dit leven, wees er nu voor deze mens die ons dierbaar is geweest. In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest Dat hij nu wone in het goddelijk licht waar geen pijn meer zal zijn en geen verdriet. In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest Moge de almachtige God U zegenen en naar U toekomen. Dat zijn licht en zijn vrede uw deel worde. Door Jezus Christus uw Zoon en onze Heer. Om een woord van liefde Soms voelt een mens zich zo klein, kwetsbaar,
17 ben je gevoelig voor ieder woord een woord van liefde maar ook voor een woord dat hard is, dat je terugzet, dat je pijn doet. Je zoekt naar liefde naar iemand die je begrijpt bij wie je je hart kunt luchten. Dat kan je zo troosten als je je veilig voelt en vertrouwd en weet dat de ander je aanvoelt. Ik bid U, God, dat er zulke mensen blijven die begrijpen, hoe moeilijk het kan zijn als je eenzaam bent als je zo verlangt naar liefde en medeleven. Ouder worden Als je ouder wordt, moet je soms steeds maar weer loslaten. Mensen van wie je hield zijn er niet meer. Je lichaam is soms een last. Je ziet minder scherp of hoort slechter. Je bent eerder moe. Je moet anderen in je leven toelaten voor hulp. Of je verliest je eigen huis met wat je dierbaar was. Je kunt niet meer leven in je vertrouwde omgeving. Het is niet gemakkelijk zoveel
te moeten loslaten. Je denkt soms dat je alles kwijtraakt. Help mij dan, Heer, doe in mij het vertrouwen groeien en de hoop dat U mij vasthoudt en mij nieuwe toekomst zult schenken. Richt ons op Richt ons op, Heer onze God, opdat wij ons niet laten teneerslaan door onze eigen moedeloosheid. Opdat wij de kracht vinden ons te richten naar een nieuwe toekomst. Opdat wij weer durven vertrouwen op een nieuwe tijd, waarin alle mensen zullen leven in vrede en verzoening. Na veel verdriet Na veel verdriet, een lange winter, twijfel die je bezighield, is er opeens zo een dag waarop je nog de winter voelt, de rijp nog ziet over de weilanden in de ochtend. Maar dan is er ook de zon, die krachtiger
18 wordt en laat voelen en zien dat de lente aan het komen is, nieuwe hoop en nieuw geloof ontwaken en worden sterker. En je dankt God en bidt tot Hem dat je kunt vasthouden aan die nieuwe hoop, dat nieuwe geloof. Zo onverwacht Zo onverwacht, zo ineens kan het ons overkomen een mens valt weg en er is een gat er is kou er is een niet weten waarom slechts verdoofd zijn verbijsterd zijn bittere tranen vele nog ongeschreid schrijnend in je binnenste. Zo onverwacht, Heer. U die eeuwige liefde bent: ontdek ons dan opnieuw, houdt ons bij de hand U zult toch niet het werk van uw handen laten vallen. Een nieuwe dag Een nieuwe dag ligt er voor mij. Ik hoop dat het er een mag zijn zonder pijn. Dat ik kan genieten
van het mooie dat er is. Van de takken met zijn ontluikende knoppen. De zon die aan alles zo een licht geeft. Dat ik open kan staan voor de mensen van deze dag. De kinderen met hun verhalen. De mensen met hun zorgen en hun ervaringen. Dat niet alles op mezelf betrokken is, maar dat ik ook oog heb voor anderen. Ziekte, God, kan een tiran zijn, die over je heerst en die je afsluit. Aan het begin van deze nieuwe dag, bid ik U, dat ik waardering kan opbrengen voor het goede om me heen. Zo bid ik door Jezus Christus uw Zoon en onze Heer. ‘Het kon niet langer…’ Lange tijd, God, heb ik hem/haar thuis kunnen helpen. Gehoopt dat het zou kunnen tot het einde toe. Het heeft me veel gekost om te moeten gaan zien dat het niet langer kon. Nu hij/zij niet meer hier is en ik vaak alleen zit in dit stille huis, denk ik aan hem/haar daar, ver van mij. Onrust bekruipt me en vragen willen maar niet gaan liggen. Had ik het echt niet langer gekund? Soms kijkt hij/zij me vragend aan en weet ik niet wat ik zeggen moet. Ook ik had het zo gehoopt dat hij/zij thuis had kunnen blijven. Ik weet me geen raad als er dan gevraagd wordt: ‘Was het wel nodig…?’ Al die vragen gaan door me heen nu ik hier zit en ik hem/haar niet meer hoef te helpen.
19 Dankbaar
op zoek naar steun en troost.
Ik dank U voor de mensen die de gave bezitten muziek te maken. Ik dank U voor de mensen die de kunst van het schrijven hebben. Ik dank U voor de mensen die de kunst van het schilderen en tekenen hebben. In stille uren is muziek mijn vervulling. In stille uren spreken woorden tot mij en roepen leven in mij los. Ze helpen eenzaamheid leefbaar te maken of zijn troostend in momenten van verdriet. Ik dank U voor wat te zien is en mij doet reizen door de wereld van mijn fantasie. Zoveel dingen spreken een taal en doen mij het leven ervaren als een wonderlijke gave. Nu ik er tijd voor heb, zie ik het meer dan ooit.
Avondgebed
Je kinderen overleven Elke dag draag ik hem bij me, die me door de dood is afgenomen. Mijn kind die ik op handen heb gedragen, groot heb zien worden, gelukkig heb zien worden. Juist nu ik zelf oud ben geworden en mijn leven voltooid lijkt te zijn, moet ik dit verdriet dragen. Ik wil er niet steeds met anderen over spreken. Het diepste verdriet, het ergste wat je kan overkomen: je eigen kind overleven. God en het maakt me soms opstandig. Met dit verdriet kom ik tot U, smekend,
Alles wordt stiller nu de avond valt. Ik denk terug aan de dag die voorbij is. Ik dank U voor de mensen die mij hebben bezocht. Voor hen die aan mij hebben gedacht. Allen die mij geholpen hebben. Ik dank U voor hen die mij in mijn eigen waarde lieten en mij blijven zien als een volwaardig mens. Ik bid om een rustige nacht, dat ik slapen kan en niet in de greep van de slapeloosheid terecht zal komen. Ik bid voor allen die in deze nacht zullen waken, dat zij een steun en een troost mogen zijn voor allen die angstig en onrustig zullen zijn. En voor allen die in deze nacht zullen sterven, dat zij niet alleen zullen zijn en verlaten. In het vreemde huis Hier zit ik dan Vreemden om mij heen In bijna alles afhankelijk Ik kan alleen nog maar roepen, roepen om hulp Lopen kan ik niet
20 Niet opstaan uit mijn stoel Wachten is nu mijn deel Hier zit ik dan In mijn huis wonen nu anderen Wat ik had, moest ik achterlaten Enkel nog wat foto’s om me heen Ik wil me goed houden voor het bezoek Het verdriet zit me soms bovenaan. Hoe lang nog? Hoe kom ik de dagen door?
Vol twijfels
Om licht te zijn
Wij horen U niet wij zien U niet niemand van ons kan U aanraken en soms leven wij met een hart vol twijfels missen wij houvast dreigt storm ons te ontwortelen roepen wij dan toch tot U komen wij biddend en smekend naar U hopend dat U ons hoort.
God, verlicht mijn hart Help me te zien wat de nieuwe uitdaging kan zijn in mijn leven. Wat nu mijn roeping kan zijn.
Doe in ons het vertrouwen groeien dat U er altijd bent ook wanneer het stormt wanneer het donker is wanneer U afwezig lijkt.
Help me bij het vinden van nieuwe zin voor mijn leven. Hoe ik misschien een rustpunt kan zijn voor anderen. Of iemand met het vermogen tot luisteren. Of met oog voor het mooie en goede in het leven. Of met openheid voor het lijden van anderen.
U toch bent onze God die met de mensen wilt zijn.
Verlicht mij Heer en help mij opnieuw een licht te zijn op een kandelaar, een licht dat schijnt voor anderen.
Ga niet in mij verloren Ga niet in mij verloren opdat ik niet mijzelf verder verlies nu mijn leven zo is aangetast en ik ziek ben van onrust en onzekerheid. Ga niet in mij verloren opdat ik niet radeloos word nu zekerheden wankel blijken te zijn en de dag als een eenzame nacht voor me ligt. Ga niet in mij verloren opdat ik niet dichtslib met wrok en bitterheid nu ik me zo aan de kant voel staan en me uitgestoten voel uit het leven van alledag.
21 kan ik het wel uitroepen. Ga niet in mij verloren ik snak naar adem ik zoek als een blinde naar houvast Ga toch niet in mij verloren. Zegen, God… Zegen, God, de mensen die mij lief zijn de mensen die om mij geven. Zegen mijn kinderen dat zij gelukkig kunnen zijn dat er liefde en goedheid van hen uitgaat naar anderen. Zegen de mensen die om mij heen wonen, buren en kennissen, de mensen die mij steunen met soms maar kleine dingen. Zegen de mensen die het leven van alledag, bescheiden en eenvoudig gaande houden. Zegen het werk van de mensen dat zij werken ten dienste van anderen en niet alleen voor eigenbelang. Zegen hen die macht hebben over anderen, dat zij hun macht niet misbruiken. Zegen hen allen, God, omwille van Jezus Christus, uw Zoon en onze Heer.
Heer, hoe vind ik die vrede hoe kan ik die rust vinden waar ik zo naar verlang. Tot U bid ik. Ook al zwijgt U toch weet ik dat ik terecht kan bij U. Een last voor anderen God, soms voel ik me alleen maar een last voor anderen. Altijd weer dat vragen of die kribbigheid van mezelf. Kortaf zijn. Geen raad weten met mezelf en dat uiten naar die mij lief zijn, mij bijstaan dag in dag uit. Soms kunnen we elkaar niet verdragen, stoten we elkaar af. Ik bid dat ik weer open kan komen, dat het verdriet dat ik heb om mezelf, weer van me wijkt, dat ik mezelf kan aanvaarden met mijn last, mijn moeite en met mijn hoop, mijn wil om ook aan de ander te denken.
Bij slapeloosheid In de nacht als alles stil is vat ik de slaap niet woel ik in mijn bed vind geen plek die me rust geeft verwens ik mezelf
Ik bid dat ik niet tiranniek zal worden door mijn ziekte, dat ik me niet opsluit in mezelf. Ik bid dat ik meer kan zijn dan mijn ziekte, meer dan een last. Help mij, Heer, om dat te kunnen zien en ervaren.
22
Bij herstel Ik dank U, voor het herstel dat ik voel. Ik voel de kracht in mij terugstromen. Kwetsbaar nog, maar toch voel ik me weer de oude worden en tegelijk als nieuw, met een nieuwe ervaring. Ik dank U, wat een bijzondere ervaring het verlamde het vermoeide het afhankelijke te voelen wijken weer nieuwe zin te krijgen te zien hoe de zon ook weer voor mij schijnt. Het leven lacht me weer toe, ook al zijn er nog moeilijke momenten. Help mij deze ervaring uit mijn leven, een goede en eigen plaats te geven.
Laat mij nog eenmaal liggen in de warme tuin van vroeger, groeiend gras, voelen hoe het was toen grote dromen mij droegen. Laat mij nog eenmaal liggen. Eigen Testament (aan Han Renckens sj) Soms droogvoets door het water gaan, dan leven in de woestijn, en uit de ballingschap vandaan proberen mens te zijn. De tien geboden voor geluk weerstaan mijn valse trots, slaan al mijn kleine goden stuk, zijn water uit de rots. Oases liggen op mijn pad, ik vind er brood e wijn. En midden in de drukke stad ligt plots een open plein. Kolommen grijs, kolommen vuur, de stok valt uit mijn hand. Toch leef ik bressen in de muur rond het beloofde land.
Gedachten voor zieken – Bisdom van Breda Operatie Laat mij nog eenmaal liggen in de warme, warme weelde van het gras, voelen hoe het was toen ik, als ’n kind, nog speelde.
Zo’n veertig jaar, een leven lang, steeds wonen in een tent. Een lichte en een zware gang: mijn Eigen Testament.
Godelief
23
Je voelt me al woelen, we konden zachtjes praten, we konden elkaar voelen. Je moet het huilen laten,
lachten en gieren verlangen dat gaat de wanhoop nabij: Gij, aan alles voorbij. Het evenwichtig gaan der dagen
niet steeds de reden vragen, je tranen wasten me tot Licht. Ik lach hier alle dagen, mijn ogen zijn op jou gericht. We blijven verder leven. In een groot vergezicht zal ik je beide handjes geven, een kus op je gezicht.
Gisteren was het geluk niet te dragen, sloeg het gaten in mijn handen. Vandaag is het verdriet te zwaar, loop ik kromgebogen op slepende voeten
God treft geen blaam. Hij heeft de doden lief. En had ik nog geen naam, noem mij dan Godelief.
naar morgen. Wanneer het geluk niet te dragen zal zijn.
Gij, aan alles voorbij
De kleine profeten
Donkere morgen kruispunt van wegen licht in de avond handen vol zegen
Als ’s avonds de mensen niet langer meer komen klinkt nog de stem van de ruisende bomen.
Mens onbegrepen oorlog en vrede kind overreden onzin en rede
Als ’s avonds de merels zijn rusten gegaan zal in de bossen de nachtegaal slaan.
dagen vol leegte ster in de hoogte grijzende haren bron in de droogte
Als ’s avonds de bijen niet langer meer zoemen hangt er nog steeds de geur van bloemen.
kreet van de dieren
Als ’s avonds mijn slapen
24 de dag doet vergeten spreken nog steeds de kleine profeten.
en slaap mijn lichaam overmant, druk ik het kruisje, stil onderpand.
Ik heb het zeil gestreken
Als ik leeg ben, geen zin meer zie en geen verband, druk ik het kruisje, klein onderpand.
Ik heb het zeil gestreken, met laatste kracht gestuurd. Mijn handen stuk geschuurd, mijn lichaam is bezweken. Ik heb het zeil gestreken, het doek stond vaak gebold. Het ligt nu opgerold. De zon deed het verbleken. Ik heb het zeil gestreken en glij langs land en duinen, ik zie de branding schuimen en hoor de golven breken. Als bange nachten spreken en ik in ’t donker, vóór, alleen geluiden hoor – ik hou het zeil gestreken. Ik heb het zeil gestreken, de steven nog gericht, het laatste land in zicht. Trouw onderpand Ik heb een kruisje dat past in de palm van mijn hand. Klein houten teken, trouw onderpand.
Als ik moe ben
Als ik ziek ben en wonen moet aan ’s levens rand, druk ik het kruisje, goed onderpand. Als ik dood ben, heengegaan naar een ander land, drukt in mijn hand het kruisje, trouw onderpand. Afscheid van het leven. Gebeden bij het sterven – Bis dom Breda Bidden tot de Vader Gij die onze Vader zijt vertrouwd met ons en met ons begaan Gij die ons naar U doet verlangen, ons eeuwig thuis, waar wij U zullen zien, van aangezicht tot aangezicht. Geen mens zult Gij laten vallen. Niemand zal meer zijn als een wees maar gedragen op uw handen. Sterk ons geloof en ons vertrouwen dat Gij onze toekomst zijt. Door Jezus Christus, uw Zoon en onze Heer. Amen.
25 Mijn herder is de heer Mijn Herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Hij brengt mij in een oase van groen, daar strek ik mij uit aan de rand van het water, daar is het goed rusten. Al moet ik het duister in van de dood, ik ben niet angstig, U bent toch bij me, onder uw hoede durf ik het aan. Ik kom weer tot leven, dan trekken wij verder, vertrouwde wegen, Hij voor mij uit, want God is zijn naam. Gij nodigt mij aan uw eigen tafel, en allen die tegen mij zijn moeten het aanzien: dat Gij mij bedient, dat Gij mij zalft, mijn huid en mijn haren, dat Gij mijn beker vult tot de rand.
keer terug tot uw Schepper die u uit stof van de aarde heeft gevormd. De heilige Maria, de engelen en alle heiligen, mogen u tegemoet komen bij uw heengaan uit dit leven. Christus, die voor u gekruisigd is, moge u bevrijden. Christus, die voor u gestorven is, moge u verlossen. Christus, de Zoon van de levende God, moge u een plaats geven in zijn paradijs. Dat de Goede Herder u herkent als een van zijn schapen, dat hij u mag vrijspreken van al uw zonden en mag opnemen onder zijn uitverkorenen. Dat u Hem mag zien van aangezicht tot aangezicht. Gebed om vergeving
Overal komen geluk en genade mij tegemoet, mijn leven lang. En altijd kom ik terug in het huis van de Heer, tot in lengte van dagen.
Gij die weet God hoe wij kunnen falen, hoe soms bitterheid en rancune blijft leven in ons hart.
Psalm 23.
Nu het uur van afscheid nemen nadert, bevelen wij u aan bij de almachtige God.
Gij die weet hoe wij soms opgehouden zijn iemand te groeten iemand onder ogen te komen, hoe we onrecht hebben gedaan, een ander hebben gekrenkt.
Wij vertrouwen u toe aan Hem die u geschapen heeft:
Gij die weet hoe zwaar het ons soms valt
Op het moment van sterven
26 ons falen te erkennen en om vergeving te vragen. Hoe we kunnen zeggen: “vergeven, maar niet vergeten”. Bevrijd ons God van alle last, van alle schuld, en vergeef ons onze schuld en al onze zonden. Zo bidden wij in dit uur van ons leven. Amen. Na het overlijden Gij die vrede zijt. Schenk uw vrede aan deze dierbare mens die is weggegaan uit ons midden naar U toe zo bidden wij door Jezus Christus, de Verrezene, opgestaan uit de dood. Amen. Heer geef hem/haar de eeuwige rust. Het eeuwige licht, verlichte hem/haar, dat hij/zij moge rusten in vrede. Amen.
Ja, God is wél goed voor ons, voor een mens die is gelouterd. Bij U, ik ben altijd bij U. Gij houdt mij vast, uw hand in mijn hand. Alles zult Gij ten goede leiden, Gij voert mij mee in uw raadsbesluit. Al wordt mijn lichaam ook afgebroken, al sterft mijn hart, Gij zijt mijn rots, mijn God, de toekomst die op mij wacht. Bij U mijn hoogste goed, mijn God, bij U ben ik geborgen. Uit Psalm 73.
Onze Vader… Weesgegroet… V:
Heer, wij keren ons tot U, nu N van ons is heengegaan en wij bidden U: A: Heer, neem hem/haar op in uw woning. V: Moge hij/zij voor altijd de vrede van uw rijk ervaren en delen in uw geluk. Amen. God is goed voor ons
Bij een onbegrijpelijke dood Verslagen staan wij hier, Gd rond deze mens uit ons midden zo plotseling en ruw weggerukt uit ons leven. Wij begrijpen het niet. Wij willen en kunnen het ook niet begrijpen.
27
Woorden schieten tekort.
u doorziet van verre mijn gedachten. Ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd.
We weten niet wat we moeten zeggen. Schenk dan toch uw licht en uw leven aan deze mens omwille van Jezus Christus, uw Zon en onze Heer. In dankbare herinnering Wij danken U, door onze tranen en ons verdriet heen, in dit uur voor alle goeds, voor alle liefde en zorg, die er geweest zijn in ons leven en het leven van anderen door deze mens. Wij danken U voor zijn/haar woorden die bevrijdend, vergevend en steunend zijn geweest. Die ons hoop en vertrouwen hebben gegeven. Wij danken U voor het werk dat door zijn/haar handen recht heeft gedaan en voor de zorg die liefde heeft gebracht. Wij bidden U dat wij hem/haar zo levend mogen blijven herinneren en dat wij zelf kracht mogen vinden om verder te leven door ons verdriet heen. Amen. Van Breukelen (reds), Kostbare tijd. Woorden uit de Bijbel, Uitgeverij NBG, Heerenveen, 2008. U kent mij Heer, u kent mij, u doorgrondt mij, u weet het als ik zit of sta,
Geen woord ligt op mijn tong, of u, Heer, kent het ten volle. U omsluit mij, van achter en van voren, u legt uw hand op mij. Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven. Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar. Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden. p. 3. Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken, het licht om mij heen veranderen in nacht,’ ook dan zou het duister voor u niet donker zijn – de nacht zou oplichten als de dag, het duister helder zijn als het licht. U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder. Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. Toen ik in het verborgene gemaakt werd, kunstig geweven in de schoot van de aarde, was mijn wezen voor u geen geheim. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,
28 alles werd in uw boekrol opgetekend, aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één. Hoe rijk zijn uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal, ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn. Ontwaak ik, dan nog ben ik bij u. (Ps 139, 1b-18) p. 5 Pijn en donkerheid Heer, God, mijn redder, overdag schreeuw ik het uit, ’s nachts zit ik stil voor u neer. Laat mijn gebed u bereiken, luister naar mijn klagen, ik word door rampen bezocht, mijn leven nadert het dodenrijk. Ik hoor bij wie afgedaald zijn in het graf, ik ben als een man aan het eind van zijn krachten, een naamloze dode, ik ben als een gesneuvelde in een massagraf, aan wie u niet langer denkt, losgerukt uit uw hand. U hebt mij onder in de kuil gelegd, in het duister van de diepte, uw toorn drukt zwaar op mij, uw golven slaan over mij heen. Bekenden hebt u van mij vervreemd, afgrijzen roep ik bij hen op, ik ben ingesloten en zie geen uitweg meer.
Zoals een hinde smacht naar stromend water, zo smacht mijn ziel naar u, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God, wanneer mag ik nader komen en Gods gelaat aanschouwen? Tranen zijn mijn brood, bij dag en nacht, want heel de dag hoor ik zeggen: ‘Waar is dan je God?’ (Ps 42,2-4) p. 17 Verlangen naar God God, u bent mijn God, u zoek ik, naar u smacht mijn ziel, naar u hunkert mijn lichaam in een dor en dorstig land, zonder water. Uw liefde is meer dan het leven, liggend op mijn bed denk ik aan u, wakend in de nacht prevel ik uw naam. U bent altijd mijn hulp geweest. Ik ben aan u gehecht, met heel mijn ziel, uw rechterhand houdt mij vast. (Ps 63) p. 31
p. 7 Hoor, o God, mijn smeken,
29 sla acht op mijn gebed, van het einde der aarde roep ik u aan, want mijn hart bezwijkt. Breng mij op de rots hoog boven mij, u bent altijd mijn schuilplaats geweest, een toren te sterk voor de vijand. Laat mij altijd wonen in uw tent, veilig verscholen onder uw vleugels. (Ps 61, 2-5) p. 49
30 III. GEDICHTEN Partir, c'est mourir un peu, C'est mourir à ce qu'on aime : On laisse un peu de soi-même En toute heure et dans tout lieu. C'est toujours le deuil d'un vœu, Le dernier vers d'un poème ; Partir, c'est mourir un peu. Et l'on part, et c'est un jeu, Et jusqu'à l'adieu suprême C'est son âme que l'on sème, Que l'on sème à chaque adieu... Partir, c'est mourir un peu. Edmond Haraucourt Lines on a Young Lady’s Photo-Album At last you yielded up the album, which Once open, sent me distracted. All your ages Matt and glossy on the thick black pages! Too much confectionery, too rich: I choke on such nutritious images. My swivel eye hungers from pose to pose -In pigtails, clutching a reluctant cat; Or furred yourself, a sweet girl-graduate; Or lifting a heavy-headed rose Beneath a trellis, or in a trilby-hat (Faintly disturbing, that, in several ways) -From every side you strike at my control, Not least through those these disquieting chaps who loll At ease about your earlier days: Not quite your class, I'd say, dear, on the whole.
But o, photography! as no art is, Faithful and disappointing! that records Dull days as dull, and hold-it smiles as frauds, And will not censor blemishes Like washing-lines, and Hall's-Distemper boards, But shows a cat as disinclined, and shades A chin as doubled when it is, what grace Your candour thus confers upon her face! How overwhelmingly persuades That this is a real girl in a real place, In every sense empirically true! Or is it just the past? Those flowers, that gate, These misty parks and motors, lacerate Simply by being you; you Contract my heart by looking out of date. Yes, true; but in the end, surely, we cry Not only at exclusion, but because It leaves us free to cry. We know what was Won't call on us to justify Our grief, however hard we yowl across The gap from eye to page. So I am left To mourn (without a chance of consequence) You, balanced on a bike against a fence; To wonder if you'd spot the theft Of this one of you bathing; to condense, In short, a past that no one now can share, No matter whose your future; calm and dry, It holds you like a heaven, and you lie Unvariably lovely there, Smaller and clearer as the years go by. Philip Larkin Do not stand at my grave and weep,
31 I am not there, I do not sleep. I am in a thousand winds that blow, I am the softly falling snow. I am the gentle showers of rain, I am the fields of ripening grain. I am in the morning hush, I am in the graceful rush Of beautiful birds in circling flight, I am the starshine of the night. I am in the flowers that bloom, I am in a quiet room. I am in the birds that sing, I am in each lovely thing. Do not stand at my grave bereft I am not there. I have not left. Mary Elizabeth Frye Zul je voorzichtig zijn? Ik weet wel dat je maar een boodschap doet hier om de hoek en dat je niet gekleed bent voor een lange reis. Je kus is licht, je blik gerust en vredig zijn je hand en voet. Maar achter deze hoek een werelddeel, achter dit ogenblik een zee van tijd. Zul je voorzichtig zijn? Dry Coppen bookstore, Leuven Altijd zaterdag 7 mei 2005, 9.20 U
Ja, ik schreeuw nog altijd alle lucht uit mijn lijf. Nog altijd hoor je mij niet meer. Maar je grote ogen blijven de hemel aanvragen. Traag sluit ik ze en voor altijd bevriest het blauw van de wereld. Nog trager zoen ik je mond dicht. En weer voel ik hoe jij niets meer voelt. Zachter dan lenteregen adem ik in je oor dat ik je nooit verlaten zal. Ik streel het gras weg tussen je vingers en vouw je ene hand om de andere. In DANIEL BILLIET, Alles gaat voorbij, maar niets gaat over, Clavis, Hasselt – Amsterdam, 2008, p. 5. Gelezen heb ik Gelezen heb ik wat geschreven staat: Een mens leeft korte tijd en is vol ellende – vergeefs is alles en de dood is god Hij komt en gaat, houdt huis naar hem belieft, treitert ons, maakt ons gek van angst en woede, neemt kinderen, slaat geliefden uit elkaar wint elke oorlog – dood, langzame sloop dief in de nacht, dood, uitkomst ongerijmd, welkome dood, bekende onbekende. Gelezen heb ik wat geschreven staat, mij toevertrouwd aan onbewezen woorden: Gij laat mijn ziel niet aan het dodenrijk
32
laat uw geliefde het bederf niet zien – wegen ten leven hebt Gij mij doen kennen; niet voor de afgrond hebt Gij ons gemaakt. Geschreven staat uw Naam: Ik zal er zijn. In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, Kok, Kampen, 2005, p. 16. Gij zegt: voorbij Gij doet de mensen tot stof vergaan. Gij zegt: voorbij, ach kinderen van Adam. Sinds mensenheugenis zijt Gij God. In uw ogen zijn duizend jaren als de dag van gisteren, weg. Gij vaagt ons uit als een droom in de morgen. Wij zijn als het welig tierende gras: ’s morgens komt het omhoog en bloeit, ’s avonds is het gemaaid en dood.
Genees mij Stof en as verheerlijken U niet. Gij hebt het toch niet nodig dat ik doodga. * Genees mij. Genees mij niet. Wat niet kan kan niet. Genees mij van mijn angst. * Omdat Gij het zijt groter dan mijn hart die mij hebt gezien eer ik werd geboren. In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 19. Duren zal de liefde
Een mensenleven duurt zeventig jaar of, als wij sterk zijn, tachtig. Het meeste daarvan is moeite en verdriet. Leer ons dan zo onze dagen waarderen dat wij er wijze mensen van worden. Bestendig het werk van onze handen. Geef ons zoveel gelukkige dagen als wij ellende hebben doorstaan. Bestendig het werk van onze handen. [naar psalm 90] In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 18.
Duren zal de liefde van God voor allen die zijn woord aanvaarden en het volbrengen. Hij roept mij weg uit het graf. Mijn jeugd herleeft als een arend. Alle verdrukten doet Hij recht. Oprijzende liefde. Hij kent ons, Hij vergeet niet dat wij zijn: stof van de aarde. Zonsopgang is Hij, vergeving wijd als het westen en oosten.
33 Mensen hun dagen als gras, bloemen in open veld, de wind waait, ze zijn verdwenen, wie weet waar ze hebben gestaan. Duren zal de liefde van God voor allen die zijn woord aanvaarden en het volbrengen. [naar psalm 103] In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 22. Zalving en zegening van de zieke
je oren waarmee je hoorde naar mensen, je ogen waarmee je speurde en straalde en zag je lippen zegen ik om alle goede woorden die je hebt gesproken. Moge jou vergezellen al het goede dat je gedaan hebt. Moge het met je meegaan in het onbekende. Moge jij binnengaan in het goed wijd land dat ons is toegezegd.
‘Laat uw gezalfde het bederf niet zien’ In naam van allen met wie je geleefd hebt in donker en licht in goede en in kwade dagen zegen ik jou en dank je voor wie je bent geworden; deze mens. Ik eer en eerbiedig en zegen je lichaam dat mooi was en ontzagwekkend uniek zo klein en nietig zo groot als je bent –
Dat de afgrond jou niet zal verslinden – dat je rust en vrede vinden mag onder zijn ogen. Wij leggen op jou de Naam van die Ene over wie geschreven staat dat hij erbarmend en genadig is rijk aan vriendschap en trouw. Moge zijn Aangezicht over jou lichten. In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 24-25. Wek mijn zachtheid weer
je voeten waarmee je gegaan bent naar anderen toe je handen waarmee je gedaan hebt wat moest gedaan
Wek mijn zachtheid weer. Geef mij terug de ogen van een kind. Dat ik zie wat is
34 en mij toevertrouw en het licht niet haat. * Zend mij de engel van de laatste troost, de ogen van één mens. Onthoud mij niet één mens die zegt hier ben ik.
zich bekeren tot de armen. Dat wij nieuwe wetten maken, om de honger uit te bannen, dat wij gouden plannen smeden tot beëindiging van lijden. Scheur de wolken kom bevrijden. In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 32. Gezegend
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 27. Kom bevrijden In de hemel onze vader in een hemel die te hoog is – waarom zijt Gij niet op aarde hier nu God in mensen vrede.
Gezegend Gij Eeuwige onzienlijk hier nu onbeeldbaar boven alle beeldspraak uit – gezegend die ons tijd van leven geeft, dagen en nachten, alle dagen nieuw. Geef pijnloze uren helderheid van geest
Zijt Gij God en niet bij machte moord en doodslag te voorkomen? Waarom geeft Gij ons de vrijheid elkaar zinloos te doen lijden?
dat wij de laatste woorden vinden de laatste groet de stilte van de liefde.
Scheur de wolken kom bevrijden.
Gezegend Gij die weet wat in mensen omgaat.
Plant uw geest in onze harten zend uw kracht in onze handen dat wij leren lief te krijgen onze naaste vriend en vreemde.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 33.
Dat wij medicijnen vinden tegen het ondraaglijk lijden. Dat de groten dezer aarde
Die zegt God te zijn Die zegt god te zijn laat hij tevoorschijn komen, wat hebben wij aan een naam alleen laat hij opstaan dat wij hem zien. Stem uit het vuur wolk in de verte
35 zijn niet genoeg voor deze aarde van scherven en rook waar ons geen leven gegund wordt.
wilt alle liefde aan uw mens besteden. Wees Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft – Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.
Woorden en wonderen zijn er genoeg en goden van goud en beloften maar niet een god als een hand die bevrijdt iemand die doet wat hij zegt.
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 46.
Jij die zegt onze god te zijn verborgen verblindend onmogelijk jij wat houdt je af van de mensen – kun jij de slagen verduren die mensen verduren kun jij de beker drinken die wij moeten drinken ga je met ons in de dood? In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 45. Ik sta voor u
Doe mij binnengaan Doe mij binnengaan in het oord van rust en vrede dat genoemd wordt met uw naam. Licht van licht. Ontferming. Hemel. Liefde is uw naam. Dat ik kom in U, in vrede. Dat ik door het vuur gegaan en mijn laatste leed geleden, komen mag in U mijn vrede. Dat Gij mij zult noemen bij mijn naam.
Ik sta voor U in leegte en gemis, vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen. Gij zijt mijn God, sinds mensenheugenis – dood is mijn lot, hebt Gij geen and’re zegen? Zijt Gij de God bij wie mijn toekomst is? Heer, ik geloof, waarom staat Gij mij tegen.
Sterveling, stof van de aarde, ziel en lichaam is mijn naam. Adem was ik, vonken leven.
Mijn dagen zijn door twijfel overmand, ik ben gevangen in mijn onvermogen. Hebt Gij mijn naam geschreven in uw hand, zult Gij mij bergen in uw mededogen? Mag ik nog levend wonen in uw land, mag ik U eenmaal zien met nieuwe ogen?
in uw oord van rust en vrede doe mij binnengaan.
Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft, dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede. Open die wereld die geen einde heeft,
De mens, geboren uit een vrouw, is kort van dagen en zat van onrust. Als een bloem ontluikt hij
Vuur van liefde, eeuwig leven, nieuwe aarde is uw naam –
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 47. De mens geboren uit een vrouw
36 en wordt afgesneden, als een schaduw is hij vluchtig en bestaat niet. En voor zo een opent Gij uw ogen? Voor een boom, als hij wordt omgehakt, is er nog hoop: die loopt weer uit en nieuwe twijgen ontspruiten aan zijn stam – al is zijn wortel in de aarde verdord en zijn tronk in de grond afgestorven, hij zal uitbotten, zodra hij maar water ruikt, hij zal bloeien, als een jonge plant. Maar sterft een mens, het is voorgoed – een laatste adem voorgoed voorbij water dat verdampt een rivier die opdroogt zo gaat het een mens. [Job 4,1-3; 7-12] In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 52. Sterk als de dood De doden, vergaan in de aarde, verstrooid op de wind, voorgoed onvindbaar, en allen die weg zijn gegaan zonder groet –
aan uw hart als een zegel op uw arm want sterk als de dood is de liefde. In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 54. Deze mens Wij danken U, voor deze mens die zo nabij en dierbaar was en die nu plotseling is weggevallen uit onze wereld. Wij danken U voor alle vriendschap die van haar is uitgegaan en voor de vrede die zij heeft gebracht. Wij bidden U dat er niets van dit mensenleven verloren zal gaan, dat wat zij geleefd en gedaan heeft ten goede zal komen aan deze wereld; dat al wat haar heilig was geëerbiedigd mag worden door de mensen die na haar komen, en dat zij in alles waarin zij groot is geweest tot ons mag blijven spreken juist nu zij gestorven is. Wij bidden U dat zij voort mag leven in haar kinderen, in hun hart en in hun levensdurf, in hun gedachten en in hun geweten.
wat heeft met hen gedaan Gij die nooit varen laat het werk van uw handen?
In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p.55.
Leg hen als een zegel
Laatste woorden
37
Dit is de plaats waar haar lichaam één zal worden met de aarde, stof van de aarde waaruit zij gemaakt is.
geen stem mij groet geen naam mij past tot waar geen mens is tot waar geen god is.
Moge dit haar ongeschonden rustplaats zijn. Dat wij haar hier gedenken tegen de vergetelheid in.
Ogen die mij zien die mij aanzien, daar. In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 78.
* Dag lieve dode De doden, zo talrijk als zandkorrels aan het strand van de zee – de doden, als tranen vergoten? De doden, vergaan in de aarde, als tranen versteend in de grond? Zij liggen gezaaid als graan op aarde, zij zullen opstaan, wuivende schoven een nieuwe morgen. In HUUB OOSTERHUIS, Ogen die mij zoeken, afscheid en uitvaart, p. 76. Ogen die mij zoeken Ogen die mij zoeken volgen – tot hoever. Ik ga een bocht om waar geen licht komt geen hand mij vastgrijpt geen oor mijn stem herkent
Dag lieve dode we vergeten je nooit je was veel te lief om zo maar te vergeten en dat we je missen dat zul je wel weten misschien dat we ooit elkaar weer ontmoeten jij gaat nu op reis en wij moeten je groeten het doet ons verdriet dat jij nu moet gaan wij wensen je dat je opnieuw zult bestaan in een droomland waar wij ooit weer samenkomen en waar mensen nooit meer dood hoeven te gaan. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, Ten Have, Kampen, vijfde druk, 2006, p. 15.
Bij het doodsbed van een kind
38
De aarde is niet uit haar baan gedreven toen uw hartje stil bleef staan, de sterren zijn niet uitgegaan en ’t huis is overeind gebleven. Maar al ’t geklaag en dof gesnik, zelfs onder ’t troostend koffiedrinken, het kon uw stem niet op doen klinken, noch licht ontsteken in uw blik. Gij zult wel nimmermeer ontwaken, want gij bleeft roerloos toen de trap zo kraakte bij den stillen stap des mans, die kwam om toe te maken. Ziet, lieve mensen, ’t is volbracht, Wat gaan wij doen? Wij konden bidden, dan blijf ik nog wat in uw midden, gij krijgt toch wel geen slaap vannacht. En heeft een uwer een ervaren en hooggeleerd en vruchtbaar brein: hij zegge mij of ’t waar kan zijn dat haar de wormen zullen sparen. Door Willem Elsschot – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, Lannoo, Tielt, 2009, p. 531.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand. Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan, Voor de avond nog bereik ik Ispahaan! – Van middag (lang reeds was hij heengespoed) Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet. ‘Waarom’, zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, ‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’ Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ‘t Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast, Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan, Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.’ Door P.N. Van Eyck – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, p. 538. De verlatene De wind en het grauwe weer gaan over mijn hart, en ergens over een dak waar ik heb bemind; de winter wordt koud, en de struiken zijn al zwart – over een plek waar mijn graf zal zijn gaat de wind.
Een perzisch edelman:
Ik zou vuur maken als zij hier weer bij mij kwam als eens in dit oud verhaal van haar en van mij; maar nu sta ik, stil en denkende, bij een raam – de winter wordt koud, de jaren gingen voorbij.
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik, Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!’
Door Adriaan Roland Holst – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, p. 539.
De tuinman en de dood.
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood. In memoriam mijzelf
39
Door vijanden omringd, Door vrienden in den nood Geschuwd als aas dat stinkt, Houdt ik mij lachend groot, Al is mijn ziel verminkt, Mijn lijf voor driekwart dood. In ’t leven was geen dag Ooit zonder tegenspoed. Ik leed kwaad en deed goed; Dat is een hard gelag. Nu, in verloren slag, Strijd ik met starren moed. Bedekt met sneeuw en ijs, Getooid door menig lijk Van wie de dwaze reis Deed naar mijn innerlijk, Eens vroeg licht als Parijs, Nu ’t poolgebied gelijk. Ik laat geen gaven na, Verniel wat ik volbracht; Ik vraag om geen gena, Vloek voor- en nageslacht: Zij liggen waar ik sta, Lachend den dood verwacht. Ik deins niet voor de grens, Nam afscheid van geen mens, Toch heb ik nog een wens, Dat men mij na zal geven: ‘Het goede deed hij slecht, Beleed het kwaad oprecht, Hij stierf in het gevecht, Hij leidde recht en slecht Een onverdraagzaam leven.’
Door Jan Jacob Slauerhoff – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, p. 548. Sotto Voce Zoveel soorten van verdriet, ik noem ze niet. Maar één, het afstand doen en scheiden. En niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn. Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad, vlinderlicht rustend op de aarde, alleen nog maar zijn wezen waard. Maar tussen de aderen van het lijden niets meer om u mee te verblijden: mazen van uw afwezigheid, bijeengehouden door wat pijn en groter wordend met de tijd. Arm en beschaamd zo arm te zijn. Door M. Vasalis – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, p. 559. Als ik dood ben Als ik dood ben, om je een voorbeeld te geven, loop ik hier niet meer door de gang zoals ik gedaan heb in mijn leven, lachen en praten en luid gezang, staan blijven om naar de platen te kijken, dat schip en dat huis en de stad Maastricht, de kinderen over de haren strijken, mompelen aan een nieuw gedicht. Als ik dood ben, om maar eens iets te noemen, zie je me niet meer staan voor het raam tussen de verwilderde bloemen
40 met mijn eigen bloed en mijn eigen naam, met mijn eigen mond om mee te praten, om je te kussen op de mond, alles moeten wij achterlaten als wij vertrekken onder de grond. Wou je dan eeuwig blijven leven? zei je net als die generaal toen zijn mannen zich over wilden geven, doodgaan moet je nu toch eenmaal. Ik weet niet of ik hier wou blijven maar ik wou weten wat leven is. Dat is met geen pen, met geen pen te beschrijven, maar het tekent zich af in de duisternis. Door J. W. Schulte Nordholt – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, p. 572. Voor een dag van morgen Wanneer ik morgen doodga, vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield. Vertel het aan de wind, die in de bomen klimt of uit de takken valt, hoeveel ik van je hield. Vertel het aan een kind dat jong genoeg is om het te begrijpen. Vertel het aan een dier misschien alleen door het aan te kijken. Vertel het aan de huizen van steen, vertel het aan de stad, hoe lief ik je had. Maar zeg het aan geen mens. Ze zouden je niet geloven. Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man alleen maar een vrouw, dat een mens een mens zo liefhad als ik jou. Door Hans Andreus – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, p. 576. Niets Het leven je zou het je moeten kunnen herinneren als een buitenlandse reis en er met vrienden of vriendinnen over na moeten praten en zeggen het was toch wel aardig, het leven, en flarden zien van vrouwen, geheimen en landschappen en dan tevreden achteroverleunen maar doden kunnen niet achteroverleunen. En ook verder kunnen ze niets. Door Cees Nooteboom – in, J. DELEU, Groot verzenboek. 555 gedichten over leven, liefde en dood, p. 589. De eerste dag: Nu ben je dood. Gisteren was je er nog met je das en je muts en je trommeltje met brood. Je had van die leuke schoenen en we wisten hoe je heette, hoe je praatte, hoe je lachte,
41 welke liedjes je kon zingen en nu ben je zomaar dood.
de vlammetjes wuiven een afscheidsgroet.
We begrijpen het niet dat je stem en je lach en de klanken van je lied nooit meer bij ons zullen klinken. Zelfs de echo is verdwenen en je speelgoed ligt te wachten, maar je plaats zal openblijven. Heel de klas is vol verdriet.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 17.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, Ten Have, Kampen, vijfde druk, 2006, p. 16. De tweede dag: De nacht was zo donker De nacht was zo donker geen sterren, geen maan, vannacht kon ik al dat donker niet aan. Je kwam in mijn dromen en iedere keer dat ik je wou roepen vervaagde je weer. De morgen brak eindelijk door in de lucht, de dag kwam tot leven, maar bracht jou niet terug, bracht enkel de leegte met vlagen van kou, de zon zal niet warm genoeg zijn zonder jou. We branden een kaarsje en vatten zo moed,
De derde dag: Je naam Je naam gaat van mond tot mond, gaat door de straten, blijft hangen in huizen, je echo waart rond. Je naam als een luchtballon – zonder die draad om je bij ons te houden – zweeft weg naar de zon. Je naam moet hier blijven, dus zal ik die schrijven en altijd weer noemen. Je naam zal ik zingen, met liefde omringen, jouw naam zal ik roemen. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 18. De vierde dag: We gaan je straks wegbrengen We gaan je straks wegbrengen eens en voorgoed we vormen tezamen een droevige stoet. Nog eenmaal kunnen we rondom jou staan dan zal je voorgoed uit ons midden gaan, maar niet uit ons hart, daar blijf je wel leven, herinnering zal jou een ereplaats geven. We vertellen van jou en onze verhalen zullen jou weer in ons midden halen.
42
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 19.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 21.
De vijfde dag: We leggen bloemen bij je neer
De zevende dag: Nu ben je zeker aangekomen
We leggen bloemen bij je neer: Een rode om je te bedanken, een oranje voor je zonnelach, lila voor je liedjes van verlangen, een roze bloem voor elke dag dat jij de nieuwe morgen groette en door een roze bril bezag.
Nu ben je zeker aangekomen in de hemel van je dromen, in het land vol zonneschijn, waar pijn en tranen niet meer zijn, een land dat niet is uit te leggen, want onze taal kan het niet zeggen.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 20. De zesde dag: Nu wordt het stil Nu wordt het stil. Wij moeten verder, de wereld gaat gewoon zijn gang, maar niet voor ons, de zon schijnt bleker, de nachten duren veel te lang. Je plaats is leeg, maar niemand zal er doen alsof jij niet bestaat. We zien je niet, maar toch: je bent er, omdat zo veel nog van je praat: de lege stoel, je dichte boeken en de verhalen die er gaan. Je hoort bij ons, waar je ook heen gaat, bij ons blijf je voorgoed bestaan.
Misschien als vlinders konden spreken of ’t stromend water in de beken, misschien de zachte zomerwind of een pasgeboren kind. Als wij hun taal eens horen konden, werden wij nu met jou verbonden. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 22. Ik wou niet meer spelen zonder jou Ik wou niet meer spelen zonder jou maar de anderen kwamen, ze trokken me mee en ik speelde toch. Zonder dat ik je zag, was jij er toch bij. Hoe zal ik je dat uitleggen? Vanavond zal ik een matje vlechten, geel met een hartje en dat is vuurrood, – dat hartje ben jij – zo zit je in mijn spel gevlochten en zo blijf jij voor altijd bij mij.
43 In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 23. Bloemen voor oma Een bloem voor je lieve ogen, een bloem voor je zachte lach, een bloem voor de gegeven koekjes, en een bloem voor je bezoekjes, ook een bloem voor elke dag dat je kwam met verhalen, elke dag dat ik je zag. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 24.
Ik kan je niet meer roepen Ik kan je niet meer roepen, ik zal je niet meer zien, ‘Hallo’ en ‘Dag!’ zal niet meer klinken.
Ik stuur je een brief aan een rode ballon Ik stuur je een brief aan een rode ballon. Je bent nu zo ver en ik kijk naar de sterren en wou dat ik je bereiken kon. Misschien ben je nu wel heel dicht bij de zon. Zal de wind voor je waaien? Mag je zwieren en zwaaien en drijven en zweven net als mijn ballon? Zonder geluid komt hij nu naar je toe al zit ik vanbinnen je naam uit te schreeuwen. Ik wil met je praten, al weet ik niet hoe. Mocht je hem vinden laat het dan even, heel even maar sneeuwen? In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 28.
Waar ben je nu? Zijn daar meer mensen? Wie zal jou nu vasthouden? Wie zal je in slaap wiegen? Wie zal jou nu groeten namens mij?
De grote mensen dragen tezamen een groot verdriet
Zou er iemand zijn die de doden opvangt, die ze draagt en wiegt in veilige armen, zodat het ook ginds net als thuis zal zijn?
Zij zijn als een wolk die zwaar boven ons hangt en wij doen wel braaf wat van ons wordt verlangd, maar wij zijn kinderen van de zon. Voor ons houdt de aarde haar geuren en kleuren, wij lachen en huilen en spelen en treuren, we dansen als vlinders van distels naar rozen en zingen een lied voor de hopelozen, wij vinden voor doden de woorden niet, want zij leven bij ons, we vergeten hen niet.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 25.
De grote mensen dragen tezamen een groot verdriet. Voor ons, de kleine kinderen, vinden zij de woorden niet.
44 Zij krijgen een plaats in ons hart en ons spel en in onze dromen daar leven zij wel! Wij geven de doden een plaats in de zon, bij de duizenden sterren waar alles begon en onze tranen van afscheidsverdriet zullen één voor één drogen in ons zonnelied. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 29. Als een leeg huis Ik zag eens een huis zonder mensen. Het was er zo stil, het stond leeg. Daar moet ik nu steeds maar aan denken, sinds ik het te horen kreeg. Je woont niet meer in je lichaam, gesloten lijkt nu je gezicht. De luikjes van je lieve ogen, die blijven voor altijd dicht. Ik zou wel eens willen weten waar je naartoe bent gegaan. Jij kunt het aan mij niet meer zeggen, ik klop tevergeefs bij je aan. Ze zeggen dat je nu bij God woont en dat het heel goed met je is, maar zou God wel willen begrijpen dat ik je verschrikkelijk mis?
Er is een tijd van zoeken en een tijd van vinden. Soms ben je boos op iemand, dan houd je er weer zielsveel van. Zo is er ook oorlog en dan weer vrede. Er zijn tijden dat je iets kapot maakt en er zijn tijden dat je kunt heelmaken. Er zijn tijden van begroeten en tijden van afscheid nemen. En alles heeft zin in een mensenleven, het is altijd weer nemen en dan weer geven, zoals de zee met zijn eb en vloed, als zomer en winter, warmte en kou, leven en dood en toch weer leven! Het geheim van de schepping gebeurt ook in jou, als een adem, – adem in – adem uit – met heel de schepping. Het is de Schepper zelf die in jou ademt en alles draagt en behoedt. Niets gaat verloren. Wees maar gerust nu, alles komt goed. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 36. Lichtceremonie
Zou je daarginds willen vragen of God ons komt troosten misschien? En maakt dat wij hier op de aarde heel gauw weer wat lichtpuntjes zien? In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 33.
Als ik aan jou denk, dan twinkelen lichtjes, omdat je zo lief was en zo vaak moest lachen. Soms zong je een liedje of maakte een grap.
45 Nu blijf ik achter met enkel verhalen van vriendschap, gestokt in de dood, in één klap. Wel honderden lichtjes zou ik willen branden, die zullen jouw stilte nog even verbreken, verjagen het donker met hun zachte glans en ik blijf hier dromen dat ik je ooit terugzie. Mijn licht en jouw schaduw doen samen een dans. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 37. Alle grote mensen huilen Alle grote mensen huilen, heel de wereld heeft verdriet, want er is een kind gestorven. Nog zo jong, dat kan toch niet? het was nog maar pas begonnen, alles lag nog in ’t verschiet: plannen , dromen, luchtkastelen, neergehaald, dat mag toch niet? En wie kan mij nu verklaren wie jou zo vroeg sterven liet? Zeg me niet dat God dat wilde, Levengevers doden niet.
Mijn gedachten en mijn dromen zijn veel groter dan mijn lichaam Laatst bedacht ik vol verbazing dat gedachten kunnen vliegen en mijn dromen kunnen spelen met de tijd. Mijn fantasie kan alles maken: wonderen en luchtkastelen, goede feeën die het boze van de wereld kunnen jagen. En ik kan van alles worden: koningin of dansmarieke, donzen zwaar of bonte vlinder of een elf, alles, álles kan ik worden, want ik zeg dat ben ik zelf. Ik kan nog iets mooiers dromen: iedereen vindt mij de liefste, dan houd ik van alle mensen, alle mensen houden ook weer van elkaar. Niet één hoeft zich meer zeer te doen en iedereen leeft wel honderd jaar. Mijn gedachten en mijn dromen zijn veel groter dan mijn lichaam, zijn onzichtbaar, niet te pakken, voor de wereld van de mensen veel te groot. Niemand, níémand kan ze vangen, want ze komen van veel verder, ze zijn zelfs niet te vangen door de dood. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 39. Hoe kan dat nu?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 38.
Hoe kan dat nu?
46 Je was zo’n leuke jongen, zo vrolijk en grappig, zo levend, gevat!
Ik hoor je niet, ik zie je niet. Waar je nu bent? Ik weet het niet. Ik kan alleen maar gissen.
Hoe moet het nu verder? Jij durfde van alles, je had altijd wat.
Ik zal je heel erg missen en overvol zijn van verdriet. Het schreeuwt in mij: verlaat me niet.
Nu is het verbroken, je mond blijft gesloten, je lichaam verstard.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 41. Oma is dood
En wij moeten doorgaan, je laat ons zo achter, geschokt en verward. Nu jij er niet bij bent, zal alles verand’ren, de dood in het spel. We hebben geen zin meer, wat zullen we morgen? Maar we moeten wel. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 40.
Ik kan niet meer naar oma gaan, nu zijn we nooit meer bij elkaar, het is nog maar pas gebeurd en nu meteen al mis ik haar. Vanaf een foto kijkt ze me aan, ik hoor verhalen over haar, ze zijn met haar lach gekleurd en met haar lieve handgebaar. Haar wezen raakt me teder aan, de dagen zijn nog vol van haar, toch wordt zij zachtjes losgescheurd en binnenin mij wordt het zwaar.
Ik hoop dat ze je vleugels geven Oma is dood. Ik hoop dat ze je vleugels geven, zodat je overal kunt komen, dat je terugkomt in mijn dromen, met me meevliegt door mijn leven. Dat ze je nieuwe ogen geven, zodat je nog naar ons blijft kijken en ons toch nog kunt bereiken, ook al is het soms maar even.
Maar diep in mij blijft ze bestaan, er is zo veel dat spreekt van haar, dat ik haar elke dag bespeur, wij horen eeuwig bij elkaar. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 42. Lieve papa
47
Hoe moet het verder zonder jou?
toch geeft het zonlicht mij nog het gevoel dat jij je warmte aan mijn huid laat komen en dat ik met jouw liefde wordt omspoeld.
Ik mis nu al je sterke armen, je stelt mij altijd gerust, nu zal ik jouw stem nooit meer horen en wordt nooit meer door jou gekust.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 44. Als de liefste mens wordt weggedragen
Wie zal mij de dingen leren? Wie zal mij de weg gaan wijzen? Wie zal mij verhalen vertellen? Wie zal opeten wat ik niet lust? Waarom heeft dit moeten gebeuren? Waarom liet je mij zomaar alleen en liet je ons allemaal achter? Ik heb je nog zoveel te vragen! Waar ben je nu eigenlijk heen? Hoe zal het nu verder moeten? Hoe zullen de dingen lopen? Nu ik niet weet waar je bent? In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 43. Ik hoop dat je een engel bent geworden Ik hoop dat je een engel bent geworden, ook al kan ik jou dan niet meer zien. Op vleugels kun je naar de wereld komen, zo kom je ook een keer bij mij misschien. Ik weet dat ik jou nu niet meer kan horen, al zal een heel zacht zuchtje van de wind mij troosten en verwachtingsvol doen denken dat jij daar bent, dat ik jou toch weer vind. Ik weet dat ik je niet meer aan kan raken,
Als de liefste van de wereld daar roerloos ligt, geen woord meer zegt en het gezicht, zo koud en kleurloos en gesloten, niet meer vertelt hoeveel die liefste van je houdt, dan scheurt er iets vanbinnen, het doet schrijnend pijn en alles in je schreeuwt en roept en dwingt dat het niet waar zal zijn. Schreeuw en huil je verdriet naar buiten, al brengt het haar niet terug, doet haar niet bewegen, het zal ruimte maken voor een nieuw gevoel: Ze houdt nog van jou. Haar liefde heeft andere vormen gekregen, liefde is niet dood te krijgen. Onze ogen kunnen het niet zien, onze oren het niet horen, zo bijzonder is nu haar liefde. Als je tranen gedroogd zijn en binnenin je is het stil alsof de storm is gaan liggen, dan kan je hart het voelen: haar liefde is nog bij je.
48
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 45. Lieve mamma, ik schrijf je een brief Lieve Mamma, ik schrijf je een brief, want ik wil je nog zo veel laten weten. Ik wil je vertellen dat ik je zo mis en dat ik niet weet hoe het verder moet. Je bent er niet meer als ik uit school kom, je zit niet meer aan onze tafel. Je moppert niet meer over mijn rommel, je stem klinkt niet meer door het huis. Je geur zweeft niet meer door de kamer, ons huis is ons huis niet meer zonder jou. Waarom ging je weg nog vóór ik je kon zeggen hoe erg ik het vind als ik rot naar je deed? Doet het nog pijn? En waar ging je heen? Ben je achter de wolken of nog veel verder, ben je met velen of ben je alleen?
Troost Kindje, m’n kindje, wees maar gerust. Ik ben nog wel bij je, niet meer aanraakbaar, niet hoorbaar, niet zichtbaar, maar duidelijk merkbaar. Ik zweef door je dromen, woon in je gedachten, zing mee in de liedjes van je verlangen. Je bent immers uit stof van mijn stof geweven? Je draagt sporen van mij door je verdere leven. Zelfs in de stilte mag je me weten. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 47. Mijn liefde zal blijven Mijn lichaam deed pijn, niets kan me meer deren. Mijn lichaam ging dood, maar zelf leef ik verder. Voor altijd blijf ik met jou verbonden.
Zien we elkaar ooit nog terug? Ik heb nog zoveel te vragen, te zeggen, ik schrijf het maar op. Misschien komen de woorden toch wel bij jou, al weet ik niet hoe. Ik houd zo van jou. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 46.
Leef maar, LEEF maar, bewaar mijn gedachten, de goede herinneringen, ons vallen en opstaan. Het mooiste wat je mij mee kunt geven is: jouw groeien en bloeien en intens leven.
49 Mijn liefde zal blijven, mijn liefde zal stromen en alles zal goedkomen, alles komt goed. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 48.
dat de wereld gewoon doorgaat zonder die ene, je kijkt ernaar en het lijkt net of je niet meer meedoet. Al die gevoelens horen bij verdriet. Je hebt tijd nodig, heel vele tijd, veel meer tijd dan de meesten zeggen en behalve tijd heb je een mens nodig.
Bang Iemand verliezen van wie je houdt, is het ergste wat er is. Misschien ben je nu bang dat je nooit meer kunt lachen of raak je vanbinnen helemaal op slot. Misschien ben je nu bang voor het donker of bang voor buiten, bang om alleen te zijn of juist bang om met velen te zijn. Bang om ook dood te gaan, maar ook weer bang om verder te leven, bang dat je nóg iemand zult verliezen. Er lijkt opeens zoveel om bang voor te zijn. Misschien doe je het van angst opeens weer in je broek of huil je zonder te kunnen stoppen of kun je juist helemaal niet huilen, het verdriet wil er maar niet uit. Het wordt als een prop in je keel en tegelijkertijd lijkt het of er een gat in je maag zit, zo leeg voelt het gemis. En je had nog zoveel te zeggen, er was nog zoveel te doen, je had nog wat goed willen maken, je had nog van alles te vragen, je kunt je niet voorstellen
Iemand die naar je luistert, honderdduizend keer opnieuw. Geloof me, je verdriet wordt dragelijk en zal millimeter voor millimeter minder worden als je erover praten kunt met iemand die je vertrouwt. Zulke mensen bestaan. Misschien een van je ouders, je oma, de juf, een vriend of vriendin, een tante of oom. Zoek, net zo lang tot je iemand vindt die naar jouw verdriet wil luisteren, enkel om jou. Zulke mensen bestaan. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 49-50. Edwin, bij het horen van jouw naam Bij het horen van jouw naam moet ik er steeds aan denken hoe broos wij mensen zijn. Dat kinderen midden in hun spel gestokt worden, doet pijn, onzegbaar pijn. Geen voorteken, geen waarschuwing, niets had ons voorbereid dat jij, voordat de avond viel, niet meer bij ons zou zijn. Bij het horen van jouw naam
50 kom ik je toch weer tegen als stralend levend kind voor eeuwig jong, zoals wij jou gekend hebben, bemind. Zo diep bemind dat jij nog leeft diep in ons hart, niets dat jou wissen kan en ik weet zeker dat ik jou ooit bij de Schepper vind. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 53. Ik blijf altijd aan je denken Ik blijf altijd aan je denken: hoe je liep en hoe je lachte, hoe je keek. Ook je naam blijft altijd bij me, want van jou is er geen tweede. En door steeds je naam te noemen, zal ik jou nooit meer vergeten, zal je niet voorgoed verdwijnen, ook al krijg ik nooit meer antwoord. Mijn gedachten laten jou niet in de steek. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 54.
Ze zeggen: ‘Rust in vrede’. Ze zeggen: ‘Rust in vrede’, maar jij hóórt niet te rusten. Een kind moet spelen, lachen, een kind hoort in de zon, niet in het aardedonker, niet kind van het verleden. Speel jij nu bij je bron? Dat zou ik willen weten, waar jij nu bent gebleven, waar wij je kunnen vinden, ‘k wou dat je ’t zeggen kon. Ben je achter de sterren, zou daar de hemel zijn, of toch dichtbij de zon? In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 55. Ze praten van jou God (tweeluik 1) Ze praten van Jou, God, maar ik kan Je niet vinden, zoiets doet een God niet, die laat je niet sterven, dát doe Je toch niet? Je hebt ons gemaakt, toch laat je ons doodgaan, dat is net alsof je je lievelingstekening zomaar verscheurt. Dat doe je toch ook niet? Wat zou het dan wezen dat mensen die leven
51 ook zomaar weer doodgaan? Wat vind Jíj daarvan? God, laat je eens horen en laat ons eens weten: Waar blijven Jouw mensen? Je laat ons toch zeker niet zomaar verdwijnen? Antwoord (tweeluik 2) Ik huil met je mee door mensentranen en ik zal je troosten door mensenarmen. Ik ben je dichtbij in mensenwarmte. De dood is voor mij ook het grootste verdriet, een vloek op het leven. Ik ben Levengever, Schepper en Zaaier, de dood wint het niet.
die je zachtjes met eerbied bedekken, een deken gegeven door moeder natuur, door bomen geweven. Laat hier de stilte maar over je komen, terwijl wij voor jou de hemelpoort dromen waar je doorheen zult gaan, alles hebt afgedaan, alles wat mensen als wij kunnen zien. Je wordt nieuw geboren. Jij wordt helemaal jij. Het is niet te begrijpen, jij zal het nu weten: het grote geheim van leven en sterven om eeuwig te ZIJN. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 61.
Ik trek doden mee naar zeeën van licht, haal hen door het donker, naar grenzeloos leven, ze zijn niet verloren, alleen uit je zicht.
Verdriet is als een boom in de winter
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 56-57.
‘Laat mij staan waar ik sta, het mag vriezen, het mag dooien, het mag hagelen en sneeuwen, het mag stormen en waaien, het doet me niets, het valt in het niet bij mijn verdriet.’
Rust maar, rust maar Rust maar, rust maar onder de bladeren
Verdriet is als een boom in de winter: verhard en zwart wijzen zijn takken als verwijtende vingers naar de hemel ‘voor mij hoeft het niet meer.’
52
Zo stond de boom in het winterse land. De storm brak hem niet, de wind deed hem niet wiegen en de regen gleed af langs loodzware stam. ‘Voor mij hoeft het niet meer. Ik ben er niet.’ Maar onder het zwart van die sombere bast, daar gonsde en gistte het, krioelde en kriebelde het, daar klopte en bloedde het, de winter lang. Hij boog niet, maar barstee, barstte uit in duizenden knoppen, of hij wilde of niet. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 63. Nu slaat de dood ineens op jou Dood? Ik weet niet wat het is, niets, een gat, niet-zijn, gemis. Altijd de ánderen in de rouw. Nu slaat de dood ineens op jou.
Langzaam maar zeker ontglipte je ons Langzaam maar zeker ontglipte je ons, werd steeds minder lichaam, enkel glimlach en traan uit ogen die keken al over de grens en toen moest je gaan. Ik wist niet dat dood zo zachtjes zou komen, zo wezenlijk vredig, geen sprong in de diepte maar meer een verglijden, een zachtjes wijken. Even mochten wij nog in jouw vrede verblijven, toen moesten wij terug, terug naar het leven, wat deed dat pijn. De diepte die gaapte aan onze kant.
Het past jou niet, je bent nog kind voor wie het leven past begint, net als voor mij, maar jij gaat weg en hoort niet eens meer wat ik zeg.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 70.
Nu raakt de dood ons leven aan, zal altijd tussen ons bestaan. Met woorden houd ik je nog vast. Je naam staat in mijn hart gekrast.
Ik kan niets met jullie woorden over eeuwigheid en hemel, ik heb maar één zekerheid: ik ben voorgoed mijn maatje kwijt.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 67.
Wat vang ik aan met jullie dromen van hiernamaals, paradijzen,
Ik kan niets met jullie woorden
53 niemand levert het bewijs. Ik zie de dood in zwart en grijs.
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 84.
Geef me één woord van herkenning, geef me één blijk dat het waar is dat mijn vriend nog ergens is, één teken van verrijzenis.
Troost van de overkant
Als iemand mij kon overtuigen, kon ik er misschien mee leven. Wie spreekt het verlossend woord dat mijn vriend mijn huilen hoort? In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 76. Ik droom voor jou de hemel Ik droom voor jou de hemel en alles wat hier mooi is, zul je daar mooier vinden met nog meer glans en nog meer kleuren, nog meer warmte, nog meer geuren en de sterren doven niet, bloemen zullen niet verwelken en de zon zal niet verdwijnen, alles zingt een zonnelied. Gras zal zachter nog dan zacht zijn, winden komen je er wiegen, engelen komen je behoeden en de deur van pijn en angsten gaat voorgoed achter je dicht. Elke voetstap doet je dansen, je zult licht zijn, vederlicht. In m’n droom zal ik je terugzien, je zult lichter zijn dan licht.
Wees maar gerust nu, ik ben vrij. Door je verdriet heen denk aan mij en weet dat ik nu zonder pijn, zonder verdriet in licht zal zijn. En wat je nu nog van mij ziet, is wat jij kent, maar ben ik niet, het droeg mijn leven door de tijd en bracht me naar oneindigheid. Ik geef het terug aan Moeder Aard, die het weer opneemt en bewaart en ik – ikzelf – ga naar mijn Bron waar alle leven ooit begon. Droog maar je tranen, het komt goed, ik heb het altijd al vermoed: mijn mooiste dromen worden waar, dus droom nu verder voor elkaar. Blijf aan mij denken, hoe ik was, vooral als ik gelukkig was. Groei maar aan die herinnering, put daaruit moed voor een begin. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 85. Sterf niet met mij Als je mij nog iets wilt geven, dan zou ik vragen: sterf niet met mij, omhels het leven.
54 Je mag bedroefd zijn, maar wanhoop niet, verdrink niet in té groot verdriet.
Mijn vader ging dood – ik was toen zeven – dat was heel erg, maar erger was: die ochtend had ik hem geen kus gegeven.
Als je mij nog iets wilt schenken, dan zou ik willen: blijf toekomst zien, blijf hoopvol denken, zodat je uitgroeit en voluit leeft, het leven alle kansen geeft.
Ik kwam die dag voor de eerste maal van school thuis met een tien voor taal; had hij geen dagje kunnen wachten?
In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 86.
Ik heb van hem een foto en angstig ben ik nog het meest, dat als ik ouder worden geen mens meer zien zal dat wij broertjes zijn geweest.
Later ging ook nog mijn broertje dood. Ik heb gehuild, kon hem niet missen, ‘k was toen al banger voor de dood.
De druppel in de stroom Een druppel verdwijnt niet, hij komt in een stroom, in ’t vloeiende water en wordt daar gedragen naar de oceaan. De oceaan is zijn oorsprong en voortbestaan. En ook de mens zal niet verdwijnen, hij komt in de stroom van alles en allen en wordt daar gedragen naar het grote ZIJN en vindt daar zijn oorsprong en alles is één. In YVONNE VAN EMMERIK, Als vlinders spreken konden. Voor kinderen die rouwen, p. 87. Dood
En als er écht een hemel is en als ik daar dan woon, dan is mijn vader net mijn broertje en mijn broertje net mijn zoon. Ted van Lieshout In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, Kok, Kampen, 2005, p. 14. Halte halverwege Er ging op een dag een vader dood. Hij was van mij en hij viel zomaar ineens de rand van het leven af. Ik keek voorzichtig het donkere gat van de kelder in en zag dat hij nergens lag; dat kwam omdat het daar te diep is om te zien wat vaders doen als ze eenmaal op zichzelf zijn gaan wonen in het huis dat hemel heet. De hemel, dacht ik eerst,
55 was hoog in de lucht, maar hij is ergens beneden, trapaf, nog onder de kelder waar papa’s spullen zich in dozen bewaren. Lager kan ik niet, maar ik heb geen haast en de kelder is wel een gezellige halte halverwege met weinig verkeer: soms een metro waarin mensen zitten die naar je zwaaien omdat ze zijn weggegaan. Dag, wuiven ze. Dag, roep ik terug. Ik wacht op de volgende om mijn vader fatsoenlijk uit te zwaaien. We herkennen elkaar vanzelf hier in dit donker. Ted van Lieshout In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 15. Moeder Mijn moeder gaf me beelden om te dromen. Zij spon geluiden om me heen. Zij goot verhalen in mijn oren. Zij was een zon die altijd scheen.
Ik rouw van jou Lieve mamma ben je daar? hier is je jongste zoon Jij bent m’n mamma voor altijd ik hoor bij jou gewoon. Lieve mamma hoor je me? Hier ben ik, op de grond we zouden samen moeten zijn maar jij loopt in de hemel rond. Lieve mamma luister je? was ik niet lief genoeg? ik zal voortaan echt alles doen wat je me toen vroeg. Lieve mamma kom toch terug! ik hou zoveel van jou ik mis je zo ontzettend veel mamma, ik rouw van jou. Michiel In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 25. Mijn broer is dood
Mijn moeder wilde bij me blijven. Zij zong een lied voor mij alleen. Soms denk ik dat ik haar kan horen. En dat zij niet voorgoed verdween.
Mijn broer is dood. Ik ben verbaasd, het kan niet kloppen, want ik zie dat ik nog leef. Wij zijn van meet af aan altijd bij elkaar geweest en waren dan ook zo ongeveer precies gelijk.
Johanna Kruit In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 24.
Hoe kan het dan dat ik zomaar in mijn eentje overblijf? Alsof iemand in het wilde weg gekozen heeft,
56 niet opgelet heeft wie van ons het was. Hoe dichterbij kan nog de dood?
de letters duiden je gezicht ik vertel je van de buurman die sinds gister naast je ligt
Ted van Lieshout In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 28.
licht de steen en kijk me aan geef een knipoog van bestaan ik zie het best met ogen dicht is jouw schaduw meer dan licht
Blond Hans Hagen ik doe alles later trommelen, de welpen en natuurlijk doodgaan later dan jij jij bent er al geweest al wordt het vaak vergeten
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 31. Inhalen
- de trommelman geeft mij nog steeds jouw naam oom vergist zich meer dan niet en gisteren kwam ik de akela tegen weet-je-nog-dat en heb-je-nog-zo steeds langer keek ze mij aan en zei toen zacht meer binnensmonds dan buiten gek, ik herinner me nog dat je blond was en dat je anders heette –
morgen haal ik hem in morgen sterft hij voor de vierde keer ben ik dan groter word ik ouder wordt mijn grote broer mijn kleine – mijn ogen vind ik in de spiegel maar waar zijn de zijne
zet ik jou voort
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 32.
Hans Hagen
Hans Hagen In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 30.
Steen de steen draagt datum en je naam
Ginds wordt mijn broer begraven. Hj ik; wij zijn daar niet. Een vogel fluit oneerlijk mooi. Ik pluk een bloem niet voor zijn graf maar voor zijn kamer voorgoed onaf. Mijn handen zijn me vreemd.
57 Jammer dat een bloem niet praat. Dood gaat ze ook. ‘Verslensen’ zegt het woordenboek. Alsof ik nieuwe woorden zoek vol minder pijn.
gaan lachen om verleden tijd die je soms niet begrijpt.
Ed Franck
Kunnen opa’s huilen?
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 33.
Johanna Kruit
Zusje Ik droomde je vannacht het leek alsof je door de wolken liep ik riep je nog en wilde zwaaien maar wist niet dat ik sliep. De lucht is grijs vandaag ik moet naar school maar denk dat ik je hoor jij loopt door de wolken in mijn hoofd: loop maar weer door. Johanna Kruit In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 36.
Net als een film, zwart wit met rare geluiden. Ineens houdt hij op. Het einde mag je zelf bedenken.
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 42. Opa is nieuwsgierig Je weet het, als mensen oud zijn, dan worden ze niet groot. En als ze dan nog ouder zijn dan gaan ze tenslotte dood. Maar als je je opa gaat vragen wanneer hij nou eens dood zal gaan, dan zal je opa zeggen: ‘dat gaat je geen donder aan’. Dat komt zo: als mensen oud zijn, dan willen ze nog niet weg, omdat ze zo nieuwsgierig zijn: wat komt er van jou terecht?
Opa’s Ze hebben alle tijd stoppen hun pijp vol dromen en als je wilt komen ben je welkom.
Want opa’s zijn altijd nieuwsgierig naar wat voor soort mens je wordt. Hij kan het nog niet precies raden, want daarvoor leef jij nog te kort.
Over vroeger vertellen ze, hun rimpels
Karel Eykman
58
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 43. Opa Oma is dood. Opa is alleen en met pensioen. Hij werkt elke dag in onze tuin. Er is genoeg te doen. Mama zegt: ‘Het gaat maar niet vooruit. Hij doet niets dan zitten. Hij heeft het ons toch beloofd?’ Papa zegt ‘Hij moet eerst nog erg veel spitten en wieden in zijn hoofd.’
Ik mis je nu al, mis je nu al. Mis je, mis je nu al. Toen ik vanmorgen wakker werd, was het eerste, het eerste wat ik wou: snel m’n bed uit en de deur uit. Even langs bij jou. Ik mis je nu al, mis je nu al. Mis je, mis je nu al. Ergens in m’n hoofd maak ik een plekje vrij. En dood of niet, daar praten, lachen, spelen wij, voor altijd…
Frank Adam Theo Olthuis In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 49.
In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 74-75.
Plekje (een lied) De eerste Toen ik vanmorgen wakker werd, was het eerste, wat ik dacht: o nee. Je bent nu weg, komt nooit meer terug.
vooraan bij het raam was een plaats vrij die jongen had iets met zijn bloed en school dus meestal thuis
Wat een raar idee.
ik mocht met juf mee met de bloemen van de kwartjes en een boek
59 zijn gezicht leek nog witter dan de lakens lichter nog dan glas hij was de eerste die de school verliet de eerste van de klas het boek kreeg hij niet uit hij sloeg voortijdig dicht. Hans Hagen In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 80. Wie gaat, wat blijft Als ik verdwijn bestaat de wereld voort de jongen bomen waaiend en volwassen boven het glijdend groen van zoveel grassen, de vogels gaan gewoon met zingen door de sterren draaien met dezelfde naam voor mensen met veranderende namen in haar voor altijd uitgezette banen zolang de zon duurt en de zomermaan, er zal een menigte van rozen zijn en ronde sneeuw des winters op de wegen en speelse pirouettes van de regen en dag en nacht en dag, als ik verdwijn. Anton van Wilderode In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 91.
De steen Ik heb een steen verlegd
in een rivier op aarde. Het water gaat er anders dan voorheen. De stroom van een rivier, hou je niet tegen, het water windt er altijd een weg omheen. Misschien eens gevuld door sneeuw en regen neemt de rivier mijn kiezel met zich mee om hem glad en rond gesleten, te laten rusten in de luwte van de zee. Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde. Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten. Ik leverde bewijs van mijn bestaan omdat door het verleggen van die ene steen de stroom nooit meer dezelfde weg kan gaan. Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde. Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten. Ik leverde bewijs van mijn bestaan omdat door het verleggen van die ene steen de stroom nooit meer dezelfde weg kan gaan. Bram Vermeulen In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 92.
60
Verwarring Doodstil in het donker staan. Kleine sterren, grote maan. Duizend vogels wiegen zacht in de armen van de nacht.
Geef me water Dan toon ik je hoop, Uitzicht op de dag Waar het ergste voorbij is En het mooiste Weer moet komen (Auteur onbekend, in Uitzicht, crematorium te Kortrijk)
Langzaam door de avond gaan. Tussen zwarte bomen staan. Alle dieren komen kijken. Ogen die op lichtjes lijken. In mijn hoofd zijn duizend vragen. Stille stemmen komen klagen. Over wat ik niet wil weten. Over wat ik wil vergeten. Wie kan eenzaamheid verstaan? Wat laat me weer verdergaan? Johanna Kruit In RIET FIDDELAERS-JASPERS (red.), Kun je de dood ook groeten? 101 Afscheidsgedichten, p. 114. Geef me water Dan maak ik dit venster Voor je schoon met grote halen veeg ik de stilte van je af We kijken samen zie je? Niets wordt weer iets Lucht raakt grond Grond wordt uitzicht uitzicht inzicht
61 IV.VIDEO’S EN LIEDJES SG Wannabe – Just 고작 할 수 있는 거라곤 아무리 둘러봐도 찾아봐도 숨 쉬는 거 말곤 없다 떨어지는 눈물도 막지 못해 그냥 울어 버린다 아이처럼 멈출때 까지 또 운다 난 멀쩡한데 다친 데도 하나 없고 상처 하나도 없어 그런데 왜 자꾸만 아파 숨 쉴 때 마다 아파 별거 아니겠지 해도 어제보다 더 아파 난 그저 너만 못 보는데 난 그대론데 고작 내가 혼자 할 수 있는 건 지워질 그 날 까지 기다리고 또 기다리는 것 뿐이야 난 멀쩡한데 매일 아침도 잘 먹고 늘 하던 일도 하고 소소한 하루를 견디는데 다 이상하대 내가 많이 아파 보인다고 안 좋은 일 있냐고 난 그저 너만 못 보는데 난 그대론데 그대가 너무 보고 싶어요 미친듯 울어봐도 소리쳐봐도 고작 내 사랑 정말 멀쩡한데 다친 데도 하나 없고 상처 하나도 없어 그런데 왜 자꾸만 아플까 숨 쉴 때 마다 아파 별거 아니겠지 해도 어제보다 더 아파 난 그저 너만 못 보는데 난 그대론데
DBSK – Insa 바람이 머문 그시간 조차 나에겐 너무 모자란걸 한번의 미소 마지막 인사 사랑합니다 그댈 시간에 지쳐도 사랑에 아파도 그시간 조차 추억이고
http://www.youtube.com/watch?v=vvMo7Ohtmoc There's only one thing that I can do No matter how I look around, how I search around Besides breathing, I can do nothing I can't even stop the tears from falling I'll just cry it all out like a baby ‘Til the moment it all stops, I cry again I'm fine, not one part of me is hurt Not a single injury…. But Why am I in so much pain? Every breath I take, it's painful Even if it's because of nothing much It's worse than it was yesterday, the pain It's actually just because I can't see you I'm the same old me If there's only one thing that I can do alone Waiting until the day when I can forget Besides waiting, I can do nothing I'm fine, I still eat a good breakfast everyday I'm still doing the things I always do The little everyday tasks, I'm completing them all well Everyone says I'm being strange, that I look pained Asking whether something bad happened It’s actually just because I can't see you I'm the same old me, I miss you so much How much I cry like a lunatic, how much I scream It's only just this love of mine I'm really fine, not one part of me is hurting Not a single injury… But Why am I in so much pain? Every breath I take, it's painful Even if it's because of nothing much It's worse than yesterday, the pain It's actually just because I can't see you I'm the same old me
http://www.youtube.com/watch?v=UaJaBsfZyuU Even that time when the wind stays It’s not enough for me. I smile one more time and give my final greeting: I love you.
I am tired now and love hurts But even if that time is just a memory
62 마지막 인사를 하네요 사랑합니다 사랑합니다
I have to give my final greeting. I love you, I love you.
Fly away Fly away LOVE Fly away Fly away LOVE Fly away Fly away LOVE
Fly away Fly away LOVE Fly away Fly away LOVE Fly away Fly away LOVE
내생에 단 한번의 사랑아 안녕
In the afterlife I will greet my love again.
Sissel - Eg veit i himmerik ei borg
http://www.youtube.com/watch?v=4qwF0KtBovA
Eg veit i himmerik ei borg, ho skin som soli klåre der er´kje synder eller sorg, der er´kje gråd og tåre. Der inne bur Guds eigen son i herlegdom og æra, han er min trøyst og trygge von, hjå honom eg skal vera. Men visst eg veit, ein morgon renn då dødens natt skal enda. Min lekam opp or gravi stend og evig fryd får kjenna. Me takker deg til evig tid, Gud Fader, alle saman, for du er oss så mild og blid i Jesus Kristus! Amen.
Sigur Rós – Glósóli
Nú vaknar þú allt virðist vera breytt ég gægist út en er svo ekki neitt úr-skóna finn svo á náttfötum hún í draumi fann svo ég hékk á koðnun? með sólinni er hún og er hún, inni hér
http://vimeo.com/3977937
Glowing Sun (Bright Sun) Now that you’re awake Everything seems different I look around But there’s nothing at all Put on my shoes, I then find that She is still in her pyjamas Then found in a dream I’m hung by (an) anticlimax
en hvar ert þú....
She is with the sun And it’s out here
legg upp í göngu
But where are you…
63
og tölti götuna sé ekk(ert) út og nota stjörnurnar sit(ur) endalaust hún og klifrar svo út. Glósóli-leg hún komdu út mig vaknar draum-haf mitt hjartað, slá úfið hár. Sturlun við fjar-óð sem skyldu-skrá. og hér ert þú fannst mér..... og hér ert þú Glósóli.....
Celine Dion – Fly Fly, fly little wing Fly beyond imagining The softest cloud, the whitest dove Upon the wind of heaven's love Past the planets and the stars Leave this lonely world of ours Escape the sorrow and the pain And fly again Fly, fly precious one Your endless journey has begun Take your gentle happiness Far too beautiful for this Cross over to the other shore There is peace forevermore But hold this memory bittersweet Until we meet Fly, fly do not fear Don't waste a breath, don't shed a tear Your heart is pure, your soul is free
Go on a journey And roam the streets Can’t see the way out And so use the stars She sits for eternity And then climbs out She’s the glowing sun So come out I awake from a nightmare My heart is beating Out of control… I’ve become so used to this craziness That it’s now compulsory And here you are… I’m feeling… And here you are, Glowing sun… And here you are, Glowing sun… And here you are, Glowing sun… And here you are…
64 Be on your way, don't wait for me Above the universe you'll climb On beyond the hands of time The moon will rise, the sun will set But I won't forget Fly, fly little wing Fly where only angels sing Fly away, the time is right Go now, find the light Album: Afscheid Volume 1 – 3 Volume 1 CD 1: 1. Elton John - Candle In The Wind 2. Jacques Brel - Ne Me Quitte Pas 3. Sarah Mclachlan - Angel 4. Kate Ryan - Évidemment 5. City To City - The Road Ahead (Miles Of The Unknown) 6. Dolly Parton - I Will Always Love You 7. Phil Collins - Against All Odds (Take A Look At Me Now) 8. Kansas - Dust In The Wind 9. 3 Doors Down - Here Without You 10. The Alan Parsons Project - Old And Wise 11. Queen - Who Wants To Live Forever 12. Lamb - Gabriel 13. Jeff Buckley - Hallelujah 14. Wim Sonneveld - Het Dorp 15. Boudewijn De Groot - Verdronken Vlinder 16. Yasmine - Diep In Mij 17. Will Tura - Ik Mis Je Zo 18. Ann Christy - De Roos 19. Elvis Presley - Always On My Mind 20. Edith Piaf - Non, Je Ne Regrette Rien CD2: 1. James Blunt - Goodbye My Lover 2. Nelly Furtado - All Good Things (Come To An End) 3. Coldplay - The Scientist 4. David Bowie - Heroes 5. Simon & Garfunkel - The Sounds Of Silence 6. Johan Verminnen - Laat Me Nu Toch Niet Alleen 7. Rob De Nijs - Open Einde 8. Bram Vermeulen - De Steen 9. Clouseau - Afscheid Van Een Vriend 10. Randy Crawford - One Day I'll Fly Away
65 11. Lionel Richie - Hello 12. New London Chorale Feat. Vicki Brown - Stay With Me 'til The Morning 13. Eric Carmen - All By Myself 14. Don Mclean - Vincent 15. Diana Ross & Marvin Gaye - You Are Everything 16. Louis Armstrong - What A Wonderful World 17. Axelle Red - Parce Que C'est Toi 18. Jackson 5 - I'll Be There (Minus Mix) 19. Will Tura - My Way 20. Vera Lynn - We'll Meet Again Volume 2 CD 1: 1. Marco Borsato - Het Water 2. Natalia & Gabriel Rios - Hallelujah 3. Gilbert Bécaud - Et Maintenant 4. Il Divo - The Lord's Prayer 5. Andrei Lugovski - Ave Maria 6. Teatro - Memory 7. Liesbeth List - Laat Me Niet Alleen 8. Paul De Leeuw - De Steen 9. Jan De Wilde - De Eerste Sneeuw 10. Jo Lemaire + Flouze - Je Suis Venue Te Dire Que Je M'en Vais 11. Arno - Les Yeux De Ma Mère 12. Reinhard Mey - Als De Dag Van Toen 13. Rob De Nijs - Alleen Is Maar Alleen 14. André Hazes - De Vlieger 15. Sweet People - Et Les Oiseaux Chantaient 16. Simon & Garfunkel - Bridge Over Troubled Water 17. Randy Vanwarmer - Just When I Needed You Most 18. Michael Jackson - One Day In Your Life 19. Céline Dion - The Power Of Love 20. Whitney Houston - I Will Always Love You CD 2: 1. Bette Midler - The Rose 2. Elvis Presley - Love Me Tender 3. The Righteous Brothers - Unchained Melody 4. Seal - Stand By Me 5. Jim Reeves - He'll Have To Go 6. Clouseau - Ik Denk Aan Jou 7. Frank Boeijen & Stef Bos - Twee Mannen Zo Stil 8. Volumia! - Afscheid 9. Will Tura - Hoop Doet Leven 10. Paul Young - Every Time You Go Away 11. Roxette - Spending My Time
66 12. Sinéad O'connor - Nothing Compares 2 U 13. Nilsson - Without You 14. Johnny Logan - What's Another Year 15. The Pretenders - I'll Stand By You 16. Editors - No Sound But The Wind (Live At Rock Werchter 2010) 17. Deus - Nothing Really Ends 18. Herman Van Veen - Weet Je Nog 19. Urbanus - Als Ik Doodga 20. Boudewijn De Groot - Avond Volume 3 CD 1: 1. Israel Iz Kamakawiwo'ole - Over The Rainbow 2. Andrea Bocelli - Con te partiro 3. Bram Vermeulen - Testament 4. Frank Boeijen Groep - Zeg me dat het niet zo is 5. The Walker Brothers - The Sun Ain't Gonna Shine Anymore 6. Terry Jacks - Seasons In The Sun 7. Jevetta Steele - Calling You 8. Apocalyptica - Nothing Else Matters 9. Adamo - Sans toi mamie 10. Axelle Red - Je t'attends 11. Raymond van het Groenewoud - Omdat ik van je hou 12. Udo - Ik mis je zo 13. Bill Withers - Ain't No Sunshine 14. Art Garfunkel - Bright Eyes 15. Doug Ashdown - Winter In America 16. Supertramp - Don't Leave Me Now 17. Annie Lennox - No More "I Love You's" 18. Hayley Westenra - Bist du bei mir 19. Gerry & The Pacemakers - You'll Never Walk Alone 20. Ozark Henry feat. Sarah Bettens - You Always Know Your Home 21. James Morrison - I Won't Let You Go CD 2 1. Katherine Jenkins - Time To Say Goodbye 2. Chet Baker - My Funny Valentine 3. Amanda Marshall - Beautiful Goodbye 4. Céline Dion - Fly 5. Ann Christy - Ik mis hem zo 6. Bart Herman - Ik ga dood aan jou 7. Bunny - Leave 8. Kate Winslet - What If 9. Buckshot Lefonque - Another Day 10. Corinne Bailey Rae - Like A Star
67 11. Simone Kleinsma & Paul de Leeuw - Zonder jou 12. Rob de Nijs - Zo zal het zijn 13. Barry Manilow - Mandy 14. Eva De Roovere - Zoals in dat ene liedje 15. Dana Winner - Afscheid van een vriend 16. Minnie Riperton - Lovin' You 17. Reinhard Mey - Gute Nacht Freunde 18. Roger Whittaker - The Last Farewell 19. Vaya Con Dios - Don't Break My Heart 20. Louis Neefs - Margrietje (De rozen zullen bloeien) 21. Will Tura - Eenzaam zonder jou
68 V. AFBEELDINGEN De meeste afbeeldingen in dit hoofdstuk dienen ter inspiratie. Van velen van hen heb ik geen bronverwijzingen en dus kunnen deze niet opgenomen worden op de Elisabethsite. Van onderstaande sculptuurmaker/schilder heb ik zijn naam en zijn facebookpagina waar hij zijn kunst voorstelt. ARTIEST: ANTOINE JOSSE ( http://www.facebook.com/antoinejosse.art )
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79 VI. INSPIRERENDE QUOTES Wat is er zo griezelig aan de dingen zoals ze zijn? Als we de dingen zien zoals ze zijn, kennen we op zijn minst de waarheid. Wat ons bang zou moeten maken is het ontkennen van de dingen zoals ze zijn. - Shyalpa Rinpoche, in Shambala Sun, mei 2003. Het hart heeft zijn redenen, die het verstand niet kent. - Blaise Pascal Macht zei tegen de wereld: “Jij bent van mij.” Liefde zei tot de wereld: “Ik ben de jouwe.” De liefde won. - R. Tagore “If people lived forever – if they never got any older – if they could just go on living in this world, never dying, always healthy – do you think they’d bother to think hard about things, the way we’re doing now? I mean, we think about just about everything, more or less – philosophy, psychology, logic. Religion. Literature. I kinda think, if there were no such thing as death, that complicated thoughts and ideas like that would never come into the world…” - Haruki Murakami in The Wind-Up Bird Chronicle. “You said you’re going far away,” Tamaru said. “How far away are we talking about?” “It’s a distance that can’t be measured.” “Like the distance that separates one person’s heart from another’s.” - Haruki Murakami in 1Q84. A sudden silence in the middle of a conversation suddenly brings us back to essentials: it reveals how dearly we must pay for the invention of speech. - Emile M. Corian Silence, I discover, is something you can actually hear. - Haruki Murakami in Kafka on the Shore. A wise old owl lived in an oak the more he saw the less he spoke the less he spoke the more he heard why can’t we all be like that bird? (Unknown) “I love you without knowing how, or when, or from where. I love you simply, without problems or pride: I love you in this way because I do not know any other way of loving but this, in which there is no I or you, so intimate that your hand upon my chest is my hand, so intimate that when I fall asleep your eyes close.” - Pablo Neruda
80 VII. WEBSITES http://www.pastoralezorg.be http://www.kuleuven.be/thomas/page/pastoraal http://www.preekvandeweek.be