2013-2014
1
2
COLOFON Schreven mee aan deze handleiding: Inge Geerardyn Andries Verslyppe Christof Abspoel Nathalie De Beukelaer Matthias Meynen Jan-Baptist Lemaire Marijke Vanderschot Mathias Anthonissen Oliver Van Oekelen Claudia Löwik Jonas Billen
Correctie en lay-out: Niels Decoster, Jonas Billen, Andries Verslyppe en Inge Geerardyn
3
Inleiding
3
Thema
5
De sprekers
8
De sessies
13
Context: hoe zit het nu eigenlijk?
14
De flexibilisering in cijfers
14
Panelgesprek: terug naar de blauwdruk
19
En ergens anders? Het internationaal perspectief
19
Issues: wat willen we nu?
20
Nultolerantie: te tolereren?
20
Studievoortgang: hoe gaan we verder?
24
Het academiejaar: een goed plan?
29
Slot: kan het wel? Debat: flexibilisering, juridisering en autonomie Glossarium
30 30 31
2
Beste student, professor, beleidsmedewerker Reeds enkele jaren organiseert de studentenraad van de KU Leuven een congres waarin relevante en prangende onderwijsthema’s binnen het hoger onderwijs op de voorgrond worden gezet. De nieuwe Studentenraad KU Leuven wil die mooie traditie – een onderwijscongres voor studenten, professoren en beleidsmakers en –medewerkers – in stand houden. Centraal dit jaar staat de flexibilisering van het hoger onderwijs, in al haar aspecten. In het bijzonder wil de Studentenraad KU Leuven – nu we een goed zicht hebben op de implicaties van dit omvangrijk proces aan onze universiteit – met die thema’s het debat over de flexibilisering op een open, grondige en genuanceerde wijze opnieuw aangaan. Het onderwijscongres heeft daarom twee doelstellingen die als rode draad door het programma lopen: informeren en in vraag stellen. Waar komt flexibilisering vandaag en wat waren de drijfveren en principes achter haar invoering? Is flexibilisering wel zo’n groot probleem als haar reputatie ons soms doet geloven? En misschien nog de belangrijkste vraag van allemaal: is flexibilisering, gezien de steeds strenger wordende studievoortgangsmaatregelen, geen paradox geworden? Op deze en andere vragen proberen we tijdens dit congres in dialoog met elkaar een breed gedragen antwoord te bieden. De conclusies van het congres zullen bovendien achteraf in een congrestekst worden gegoten door de Studentenraad KU Leuven, waarop we dan kunnen terugplooien tijdens de vele op til staande discussies over de verschillende aspecten van flexibilisering, zowel binnen als buiten de KU Leuven. We willen je dan ook alvast hartelijk bedanken voor je aanwezigheid en participatie; het is immers alleen op basis van jullie stem dat wij
3
een gedragen beleid kunnen voeren. We hopen dat we je zullen kunnen prikkelen en aanzetten tot een vernieuwde manier van denken over een van de meest relevante en bevraagde thema’s binnen het huidige onderwijslandschap. Het Algemeen Bureau van de Studentenraad KU Leuven 2013-2014
4
5
Het F-woord: we hebben er allemaal ondertussen wel al van gehoord. Toch loont het om nog éénmaal duidelijk te maken waar het nu precies voor staat, want anders dan vele mensen denken, is flexibilisering een ontzettend ruim begrip dat vele ladingen dekt. Zo kan flexibilisering in vijf deelluiken worden opgedeeld:
flexibelere toegang tot het hoger onderwijs; flexibelere onderwijsmethoden (zoals vb. afstandsonderwijs); flexibelere organisatie van het onderwijs (zoals vb. deeltijds leren, avondonderwijs); flexibelere curricula, die studenten meer mogelijkheid bieden om ze zelf mee vorm te geven; erkenning van eerder verworven competenties en kwalificiaties.
Deze vijf aspecten worden aan elkaar gelinkt door het ultieme doel van de flexibilisering: voor iedere student een optimaal traject mogelijk maken waarbij eigen kansen en talenten ten volle worden gewaardeerd. In de praktijk heeft flexibilisering de laatste jaar geleid tot de introductie van een hoop nieuwe processen en concepten aan onze universiteit – denk maar aan leerkrediet, diplomaruimte, nultolerantie en studievoortgangsmaatregelen. Waar sommige van deze noties de flexibilisering op zich faciliteren, zijn anderen bedoeld als maatregelen om de verkregen vrijheid af te bakenen en te sturen. Deze evoluties, die zich vooral toespitsen op flexibilisering op het vlak van flexibelere curricula en een meer flexibele organisatie van het onderwijs, hebben tot op de dag van vandaag een belangrijke impact. Zo lazen we de laatste maanden
6
weer een aantal interessante krantenartikelen die wijzen op de spanningsvelden die met flexibilisering gepaard gaan. “Ook zouden vernieuwingen in het hoger onderwijs, als creditsystemen en persoonlijke trajecten, het voor studenten makkelijker maken om toch af te studeren, ook al hebben ze hun diploma eigenlijk niet verdiend.” (De Morgen, 3 oktober 2013) “Gebuisd in het middelbaar? Ga over en doe het vak opnieuw” (De Standaard, 16 oktober 2013) “Studenten zonder leerkrediet kloppen aan bij hogescholen” (De Standaard, 17 oktober 2013) De dilemma’s die aan de universiteit worden opgeworpen inzake flexibilisering zijn niet min: verantwoordelijkheid of begeleiding, bescherming of betutteling, vrijheid of stabiliteit? De laatste jaren worden deze principiële vragen echter al te vaak in de schaduw gesteld door de concrete problemen die op de voorgrond treden. In de huidige discussies op het beleidsniveau binnen de KU Leuven ontwaren we drie interessante thema’s die niet alleen studenten, maar ook professoren en beleidsmedewerkers aangaan: de nultolerantie, de principes van studievoortgang en de omstreden discussie rond de (her)indeling van het academiejaar. Hoewel hier al langer over wordt gediscussieerd, willen we door het bieden van de ruimere (historische) context een nieuw elan geven aan de verschillende gesprekken binnen de universiteit.
7
8
Jan Raeymaekers Jan Raeymaekers is hoofd van de Dienst Onderwijsprocessen en –organisatie van de Directie Onderwijs en Leren (DOeL) van de KU Leuven. In zijn hoedanigheid als verantwoordelijke van Algemene Procesopvolging heeft hij een bevoorrechte kijk op de impact van flexibilisering aan de KU Leuven.
Eddy Van Avermaet Eddy Van Avermaet, professor emeritus in de psychologie, heeft al heel wat academische watertjes doorzwommen. Zo was/is hij voorzitter van de Onderwijsraad (1995-2005), academisch opdrachthouder kwaliteitszorg van de VLIR en academisch adviseur bij de Associatie KU Leuven. Hij was eveneens een grondlegger van het flexibiliseringsdecreet.
Arne Smeets Arne Smeets is doctoraatsstudent in de wiskunde, maar binnen beleidskringen aan de KU Leuven is hij nog bekender als exvoorzitter van LOKO (2008-2009) en medegrondlegger van de diplomaruimte. Nu is hij vertegenwoordiger van het academisch en bijzonder assisterend personeel in de Onderwijsraad.
9
Ludo Melis Ludo Melis, kersvers professor emeritus in de letteren, was drie jaar lang decaan van de Faculteit Letteren, vooraleer hij in 2006 werd voorgedragen als vicerector Onderwijsbeleid van de KU Leuven. Hij bleef zeven jaar aan op het rectoraat en zat bijgevolg op de eerste rij toen de diplomaruimte werd uitgedacht en geïmplementeerd.
Didier Pollefeyt Didier Pollefeyt is professor in de theologie en religiewetenschappen en sinds augustus 2013 vicerector Onderwijsbeleid aan de KU Leuven. Hij verdiende eerder reeds zijn strepen als vicedecaan onderwijs van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen. Hij coördineert daarnaast ook nog steeds de lerarenopleiding van deze faculteit.
Toon Boon Toon Boon is specialist in het onderwijsrecht en werkt al 25 jaar lang onder de ronkende titel van “stafmedewerker academische wetgeving en reglementen & bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de informatieveiligheid” aan de KU Leuven. In een ver verleden was Toon Boon ook nog studentenvertegenwoordiger bij LOKO.
10
Karla Van Lint Karla Van Lint werkt sinds 2000 als juriste bij de afdeling Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs van het Departement Onderwijs en Vorming verbonden aan het Vlaams ministerie van Onderwijs. Ze was tot eind vorig jaar secretaris van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen en is een experte inzake het flexibiliseringsdecreet.
Kristiaan Versluys De Directie Onderwijsaangelegenheden (DOWA) is het Gentse equivalent van DOeL aan de KU Leuven. Als directeur van DOWA is Kristiaan Versluys (professor in de letteren aan de UGent) dan ook uitermate geschikt om tijdens het slotdebat van het onderwijscongres de Leuvense situatie te kaderen in de grotere universitaire context.
Rik Gosselink Als professor in de revalidatiewetenschappen nam Rik Gosselink zeven jaar lang (20052013) de functie van decaan van de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen op zich. Als kersvers vicerector Studentenbeleid is Gosselink onder meer een ervaringsdeskundige in uitzonderingsverzoeken van studenten i.v.m. hun studietraject en -dossier.
11
Claudia Löwik Claudia Löwik, studente Bewegings- en Revalidatiewetenschappen, is de huidige voorzitster van de Studentenraad KU Leuven. De voorbije twee academiejaren (2011-2013) deed ze ook al aan onderwijsvertegenwoordiging op het niveau van de POC. Daarbovenop was ze vorig academiejaar onderwijspreses bij Apolloon.
12
13
In de media, op de verschillende beleidsorganen en in studentenkringen kreeg het woord “flexibilisering” de voorbije jaren behoorlijk mythische proporties toegemeten, dit met niet te onderschatten negatieve connotaties. Maar verdient flexibilisering die negatieve reputatie wel? En zo ja, waar liggen de problemen precies? Via een analyse van de cijfers probeert de Studentenraad KU Leuven een duidelijk beeld te geven van waar het effectief fout loopt – en dus ook: waar het anders moet. In de inleidende presentatie geeft Jan Raeymaekers een overzicht van de belangrijkste cijfers en wat we hieruit (niet) mogen concluderen met betrekking tot de impact van flexibilisering. De belangrijkste cijfers kunnen op de volgende pagina’s worden teruggevonden.
14
‘Bijzondere’ trajecten Cijfers 2008 Studenten buiten modeltraject (exclusief Erasmus) Voorafnames Cumul Verkorte bachelors Schakelprogramma’s Voorbereidingsprogramma’s Creditcontracten Individuele trajecten of spreiding Opleidingen aan verschillende instellingen tegelijk Totaal
Aantal ± 2 500 1 383 300 ± 690 153 690 ± 500 786 ± 7 000 (25%)
Cijfers 2012-2013 Studenten buiten modeltraject (exclusief Erasmus) Flexibele trajecten (ABA & IMA) Verkorte bachelors Schakelprogramma’s Voorbereidingsprogramma’s Creditcontracten Meerdere opleidingen Individuele trajecten of spreiding Totaal
15
Aantal 11 720 704 1 445 823 2 484 ± 1 000 ± 500 ± 18 000 (56%)
16
Studieresultaat generatiestudenten
17 Relatieve studieduur
18
Relatieve studieduur
Om een idee te krijgen van de weg vooruit, loont het al eens om achterom te kijken. Dat is dan ook exact wat we doen in een panelgesprek met drie architecten van het flexibiliseringsdecreet dan wel de diplomaruimte: Eddy Van Avermaet (o.a. ex-voorzitter Onderwijsraad en huidig adviseur van de NVAO), Arne Smeets (exLOKO-voorzitter) en Ludo Melis (ex-vicerector Onderwijsbeleid). Centrale vragen: wat waren de drijfveren en principes achter de invoering van flexibilisering en de diplomaruimte? En hoe zijn deze tot stand gekomen?
Een grondig en kritisch kader bieden om discussies met betrekking tot de flexibilisering op een verantwoorde manier te voeren, vereist ook een onderzoek naar hoe die in het buitenland werd (en wordt) aangepakt. Een confrontatie met andere vormen en principes van flexibilisering kan relevante vragen doen rijzen over ons eigen systeem, maar tegelijk doet het ook verschillende factoren en onderscheidingen oplichten die op het eerste gezicht vanuit hun vanzelfsprekendheid over het hoofd worden gezien. Zo wordt er rekening gehouden met zowel de maatschappelijke, culturele en pragmatische context, als de verschillende niveaus waarop men met flexibilisering kan te maken hebben. Voor deze presentatie deden we beroep op de expertise van professor Ludo Melis (ex-vicerector Onderwijsbeleid), professor Luc François (expert internationalisering hoger onderwijs en Bologna, UGent) en gesprekken met internationale studenten aan de KU Leuven.
19
Dat nultolerantie een hevig besproken topic is, behoeft geen verdere uitleg. In de aanloop naar een herevaluatie op beleidsniveau brengen we de discussie op het scherpst van de snee. Dit doen we aan de hand van twee startpleidooien voor en tegen nultolerantie, respectievelijk gegeven door Arne Smeets (ex-LOKOvoorzitter en destijds studentenvertegenwoordiger bij de eerste debatten rond de nultolerantie) en professor Didier Pollefeyt (vicerector Onderwijsbeleid). Situering In het oude kandidatuur/licentiesysteem had een student recht op een aantal 'buispunten' waardoor hij toch kon slagen ondanks enkele tekorten. Maar de invoering van de diplomaruimte zorgt voor nood aan een nieuw systeem. In het strikte creditsysteem zou dit niet mogelijk zijn; daar ben je ofwel geslaagd ofwel niet. In het Vlaamse systeem – en daarmee vormt Vlaanderen een uitzondering in de Europese context - zijn er echter nog steeds toleranties mogelijk. Wanneer je als student in de bacheloropleiding een tekort heb, kan je een tolerantie inzetten en zo toch slagen voor je opleiding. Voor master-, master-na-masteropleidingen en de lerarenopleiding werd in 2010-2011 echter de nultolerantie ingevoerd. Nu de nultolerantie reeds enkele jaren in voeging is getreden, is het eens tijd om dit te evalueren. Staan we hier met de studenten nog steeds achter? Of meer nog: breiden we dit uit naar de bachelor, zoals oorspronkelijk het plan was van de Leuvense studentenvertegenwoordigers? Hierbij lijsten we de pro’s en contra’s op die bij de invoering van de nultolerantie heersten. 20
Pro nultolerantie
Kwaliteitsbewaking Met nultolerantie wordt ook naar de buitenwereld duidelijk gemaakt dat de student effectief alle competenties heeft behaald, door elk individueel creditbewijs te hebben verkregen. Men moet niet uitleggen dat de examencommissie eventueel heeft geoordeeld dat de student op één of andere manier misschien toch “voldoende” aan de leerdoelstellingen heeft voldaan. De student is geslaagd voor alle opleidingsonderdelen door minstens een 10 op 20 te halen. De cesuur ligt dan op deze grens.
Transparantie De nultolerantie is een systeem dat in principe transparant is voor studenten en voor docenten (naar gevolgen van hun examencijfer). Ook voor de ICT is dit het meest eenvoudige systeem. De complexiteit neemt ook af indien we eenzelfde systeem in bachelor en master hebben. Transparantie neemt toe mits de faculteiten dan ook geen ad hoc-regelingen in het zwart organiseren.
Contra nultolerantie
Individuele gevallen In een nultolerantiesysteem worden uitschuivers zwaar bestraft. Het is altijd mogelijk dat een examen door (misschien extreme) omstandigheden de mist in gaat. Toleranties laten zo’n beperkte uitschuivers, die niet betekenen dat een student niet competent is, toe.
Verantwoordelijkheid van de student Het inzetten van toleranties in het huidige systeem valt onder de verantwoordelijkheid van de student en moet niet door het beleid aan de student worden opgedrongen.
21
Onnodige studieduurverlenging Het meenemen van vakken door het niet kunnen inzetten van tolerantiepunten kan leiden tot studieduurverlenging. Zo kan het zijn dat een student een jaar langer moet studeren omwille van één vak waarop hij/zij een 9 haalde.
Deze argumenten pro en contra nultolerantie werpen op hun beurt een aantal vragen op waar tot op de dag van vandaag over wordt gediscussieerd. Dit zijn enkele van die vragen:
Een student kan zijn diploma niet behalen door het niet slagen op één OPO: gaat dit te ver? Is dit tegen de voordelen van flexibilisering? Of is tolerantie waarbij een student leerkrediet verliest in het nadeel van flexibilisering?
Moet het systeem van volgtijdelijkheidsvoorwaarden uitgebreid worden?
Voeren we nultolerantie door in bachelor, met evt. een uitzondering in de eerste fase?
Toetsbeleid Een topic dat hand in hand gaat met de discussie over nultolerantie is dat van het uitwerken van een degelijk toetsbeleid. De KU Leuven heeft hier de afgelopen jaren werk van gemaakt, maar we stoten nog steeds op belangrijke problemen, denk maar aan de discussie over de cesuur (waar leg je de grens tussen slagen en niet-slagen?) en struikelOPO’s (vakken die jaren worden meegesleurd). Hieronder stellen we – telkens aan de hand van een korte inleidende discussietekst – een aantal vragen die het debat over nultolerantie en toetsbeleid duidelijk maken. “Gelet op de consequenties van cijfers voor de studenten is een valide cijferbepaling vereist. Wat die cesuur precies is, is 22
afhankelijk van het opleidingsonderdeel. Elke docent dient voor elk opleidingsonderdeel via een absolute methode de cesuur tussen geslaagd en niet-geslaagd vast te leggen. Het moet bijgevolg gaan om een vooraf vanuit de leerstof bepaalde beheersingsstandaard waar een student minimaal moet aan voldoen om een voldoende te halen: een hoeveelheid kennis, inzicht en/of vaardigheden die vereist is op precies op de cesuur uit te komen. De cesuur is op deze manier onafhankelijk van de resultaten van de groep studenten. In principe is het hierbij mogelijk dat alle studenten slagen of dat alle studenten zakken. Aanvullend moet de docent voor elke beoordeling 14 minimale slaagvoorwaarden neerschrijven.”
Is het nodig dat wij inzicht krijgen op concrete uitwerkingen rond cesuur? “Het ligt niet in de bedoeling om bij detectie van een struikelOPO de cesuur voor dergelijke OPO’s te doen dalen, maar wel om een analyse te maken van mogelijke oorzaken van tekorten bij studenten.”
Kunnen struikelOPO’s weggewerkt worden door een gedegen toetsbeleid? En is dit in praktijk ook al bezig? “In tegenstelling tot de situatie in een aantal andere Vlaamse universiteiten, wordt binnen de KU Leuven gestreefd naar een universiteitsbrede regeling voor toleranties en dit omwille van de duidelijkheid voor student en docent.”
Is dit ook wat wij nog universiteitsbrede regeling?
Indien nee, wat zijn dan de criteria? Motivatie? Relevantie van het vak voor de opleiding? Kunnen enkel nietonderwijsgerelateerde redenen aangebracht worden of zijn ook studiegerelateerde redenen voldoende?
23
steeds
willen/vinden,
een
Er wordt aan de KU Leuven veel aandacht besteed aan het bevorderen van de studievoortgang. Het beleid hieromtrent heeft de afgelopen jaren tot een zekere verstrenging van de regelgeving geleid. Dit komt doordat er sancties zijn ingevoerd die studenten bij onvoldoende studievoortgang de verdere weg versperren, alsook restricties die studenten ervan moeten weerhouden te veel hooi op hun vork te nemen. Daarnaast zijn er hulpmiddelen voorzien, die studenten zouden moeten helpen om zonder problemen door de studie en de wirwar van regels te geraken. Hieronder opgelijst.1
zullen
de
belangrijkste
maatregelen
kort
worden
Sancties Studieadvies (artt. 71-72) Als je in januari van je eerste jaar een studie-efficiëntie van lager dan 60% hebt, krijg je een niet-bindend studieadvies. Hier zijn nog geen gevolgen aan verbonden. Dat ligt heel anders met het bindende studieadvies, dat je na afloop van het eerste academiejaar krijgt. Je krijgt een bindend studieadvies als je studie-efficiëntie over het gehele eerste jaar lager ligt dan 50%. Het bindende studieadvies heeft tot gevolg dat je in het daaropvolgende jaar beslist wél een CSE van 50% of hoger moet halen. Lukt dit je niet, dan kun je niet verder met je opleiding.
1
Artikelnummers verwijzen naar het Onderwijs- en Examenreglement van de KU Leuven. (www.kuleuven.be/onderwijs/oer/)
24
Beperkt aantal examenkansen (art. 73) Je mag je normaal gesproken in twee academiejaren voor eenzelfde opleidingsonderdeel (OPO) inschrijven. Aangezien er twee examenkansen per jaar zijn, betekent dit dat je in totaal vier examenkansen hebt. Als je binnen die vier kansen niet slaagt voor het vak in kwestie, kun je – op voorwaarde dat je CSE minstens 50% bedraagt – je nog een derde keer voor het vak inschrijven. Buis je opnieuw, dan zijn er geen kansen meer. Indien het een verplicht vak betreft, betekent dit dat je je opleiding niet kunt afronden. Leerkrediet (art. 74) Het leerkrediet bestaat sinds het academiejaar 2008-2009 en wordt vanop Vlaams niveau aan de instellingen voor hoger onderwijs opgelegd. Het werkt als volgt: iedere student krijgt bij aanvang van zijn carrière in het hoger onderwijs een ‘rugzakje’ met 140 studiepunten leerkrediet – oftewel: credits. Het aantal studiepunten waarvoor je je inschrijft, gaat van je leerkrediet af. Behaal je de opgenomen studiepunten, dan kunnen deze gewoon weer terug bij je leerkrediet; de eerste 60 studiepunten die je behaalt, komen zelfs dubbel terug. Studiepunten die je niet behaalt of die je tolereert, ben je echter kwijt. Na het behalen van het masterdiploma worden er 140 credits van je leerkrediet afgetrokken. In het ideale geval heb je dan nog 60 credits over. Heb je minder dan 60 credits over, dan wordt je leerkrediet na je studie eenmalig opnieuw tot 60 opgebouwd met 10 punten per jaar. Is je leerkrediet op – of ontoereikend om je in te schrijven voor een nieuwe opleiding – dan moet je een gemotiveerd verzoek indienen om opnieuw tot een instelling in het hoger onderwijs te worden toegelaten. Het is mogelijk dat de onderwijsinstelling je inschrijving weigert. Ook is het mogelijk – en gebruikelijker – dat de opleiding
25
je vraagt om voor het gedeelte van de opleiding waarvoor je studiepunten tekort komt het dubbele inschrijvingsgeld te betalen. Restricties Eerstejaarsvakken eerst (art. 61) Studenten die nog 120 studiepunten van het behalen van hun bachelordiploma verwijderd zijn (eerstejaarsstudenten), zijn verplicht om eerst alle (overgebleven) studiepunten uit de eerste fase van hun studie op te nemen vóór zij andere vakken mogen opnemen. In de praktijk betekent dit dat eerstejaarsstudenten ertoe verplicht zijn om in eerste instantie al hun eerstejaarsvakken op te nemen. Volgtijdelijkheid (art. 76) Aan sommige opleidingsonderdelen zijn volgtijdelijkheidseisen verbonden: er moet aan deze eisen voldaan zijn om het onderdeel te mogen opnemen. Volgtijdelijkheidseisen zijn er in vier varianten. In aflopende strengheid zijn dit:
diplomavolgtijdelijkheid: om het vak op te nemen, moet je reeds een bepaald diploma of een diploma van een bepaald niveau te hebben behaald; strenge volgtijdelijkheid: het vak mag alleen opgenomen worden op voorwaarde dat een bepaald ander vak reeds behaald is; soepele volgtijdelijkheid: het vak mag alleen worden opgenomen als een bepaald ander vak reeds gevolgd is (maar dat hoeft niet behaald te zijn); gelijktijdigheid: het vak mag alleen worden opgenomen als een bepaald ander vak reeds gevolgd is of tegelijkertijd wordt opgenomen.
26
Restricties aan het aantal opgenomen studiepunten (art. 62.2) Je kunt niet zomaar elk aantal studiepunten opnemen dat je wil.
De ondergrens is 25 studiepunten. Minder punten dan dit opnemen, is niet toegestaan, behalve in enkele uitzonderingsgevallen (als je bijvoorbeeld nog minder dan 25 punten te gaan hebt in je opleiding). Er is ook een bovengrens: meer dan 66 studiepunten opnemen is alleen toegestaan, als je in het afgelopen jaar minstens 70% van de opgenomen studiepunten hebt behaald.
Verplicht opnemen van gebuisde vakken Als je in het vorige jaar gebuisd bent voor een noodzakelijk te volgen OPO, moet je dat OPO in het komende jaar opnieuw opnemen alvorens je andere OPO’s kunt kiezen. Harde knip versus zachte knip? De harde knip bestaat nog niet aan onze universiteit, maar er wordt sinds vorig jaar wel veel over gediscussieerd. De harde knip stelt de eis dat alle vakken van de bachelor moeten worden behaald vooraleer je aan de mastervakken kunt beginnen. LOKO (dat tot en met vorig jaar de onderwijsbelangen van de campus Leuven vertegenwoordigde) heeft zich een fel tegenstander betoond van de harde knip. De harde knip kan er immers toe leiden dat studenten die hun bachelor nét niet helemaal hebben voltooid een volledig jaar moeten wachten om aan hun master te beginnen, terwijl er in dat jaar aan opleidingsonderdelen van de bachelor bijna niets te doen valt.
27
Hulpmiddelen Het monitoraat is er om eerstejaarsstudenten op weg te helpen bij het ontwikkelen van een goede studiemethodiek. Op die manier zou het overbodige studievertraging moeten tegengaan. Aangezien het uitstippelen van een geschikt studietraject dat ook nog eens aan alle regels voldoet wel eens lastig kan zijn, hebben alle studenten bovendien toegang tot een studie(traject)begeleider, die hen hierbij kan adviseren. Uitwegen (art. 7.3) Hoewel de regels in principe behoorlijk strict zijn, is er in sommige gevallen een geïndividualiseerd studietraject mogelijk. Zo’n geïndividualiseerd studietraject biedt de mogelijkheid om af te wijken van bepaalde regelingen omtrent de studieomvang, en dus minder of juist meer studiepunten op te nemen dan normaal zou kunnen. Dit traject ligt open voor studenten met een topsportstatuut, kunstenaarsstatuut, erkende functiebeperking, statuut werkstudent en studenten in bijzondere individuele omstandigheden (ernstige, niet-chronische medische aandoening, zwangerschap, bijzondere intellectuele kwaliteiten…). Helaas is deze mogelijkheid nog slechts bij weinigen bekend. Voor meer informatie: http://www.kuleuven.be/onderwijs/doelgroepen/GT
28
Ons academiejaar kent al enige tijd zijn huidige vorm. Er gaan echter stemmen op dat deze indeling niet geschikt is om aan moderne onderwijstechnieken te voldoen. De tweede zittijd plaatsen meteen na de eerste zittijd heeft zowel voor- als nadelen. Enerzijds zou iedereen twee maanden vakantie hebben, eerstejaars zouden makkelijker na het eerste semester van richting kunnen veranderen en de leerstof zou verser in het geheugen zitten dan wanneer er zich zoveel tijd bevindt tussen de twee zittijden. Anderzijds zouden studenten een andere studiehouding moeten aannemen (geen blok meer), moeten ze zich na een eventuele slechte eerste zittijd meteen herpakken en zullen studenten misschien de eerste zittijd minder serieus nemen. Dit zijn slechts enkele bedenkingen uit een groot geheel van opties. Meer hierover kan je lezen in de bijlage die gegeven wordt bij de sessie ‘academiejaar’.
29
Het slotdebat van dit congres stelt de vraag of de vooropgestelde flexibilisering van het hoger onderwijs geen paradox is geworden. Het is alvast duidelijk dat flexibilisering en meer vrijheid tegelijk niet zonde beperkende maatregelen kunnen – de zogeheten studievoortgangsmaatregelen. Maar zijn we niet terechtgekomen in een spiraal van steeds meer regeltjes die de zo nagestreefde vrijheid net tenietdoen? Schuiven de faculteiten zo niet een bepaalde verantwoordelijkheid van zich af, en zo ja, waarom doen en willen ze dat? En, in een breder kader: in hoeverre zijn de universiteiten zelf autonoom om hun beleid te voeren, dit onder het nauwlettend toezicht van enerzijds het Ministerie van Onderwijs en anderzijds de studenten die steeds vaker in beroep gaan tegen beslissingen in hun nadeel? In het panel zitten Rik Gosselink (vicerector Studentenbeleid), Toon Boon (rectoraal adviseur academische wetgeving en reglementen), Kristiaan Versluys (directeur Directie Onderwijsaangelegenheden UGent), Karla Van Lint (juriste en adjunct van de directeur bij de afdeling Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs van het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap) en Claudia Löwik (voorzitster Studentenraad KU Leuven).
30
31
Hoewel we met de Studentenraad KU Leuven ons uiterste best doen om de drempel voor ons onderwijscongres zo laag mogelijk te houden, kan het wel nog eens zijn dat er woorden en concepten gebruikt worden die misschien minder vanzelfsprekend zijn. Om je zeker de kans te geven zoveel mogelijk van ons onderwijscongres te begrijpen, kan je hieronder een korte ‘vocabulariumlijst’ vinden die je hopelijk al een eindje op weg kan zetten. AAP
Assisterend Academisch Personeel (assistenten)
AR
Academische Raad; hoogste beslissingsorgaan van de KU Leuven waar onder andere naast de rector en vicerectoren, de decanen, algemeen beheerders en vijf studenten zetelen.
ATP
Administratief en Technisch Personeel
AV
Algemene Vergadering van de Studentenraad KU Leuven, het hoogste orgaan van de studentenraad waarin de facultaire studentenvertegenwoordigers van alle campussen discussiëren en standpunt innemen voor alle studenten aan de KU Leuven.
BAP
Bijzonder Academisch Personeel, onderzoekers gefinancierd door een of ander wetenschappelijk fonds
Ba/Ma-knip
Om de studievoortgangsmaatregelen tussen de bachelor en de master te benoemen, gebruikt men wel eens deze term. Hierin kan naargelang de strengheid van de voortgangsmaatregelen spreken van een ‘harde knip’ (de student moet heel de bachelor behaald hebben om door te stromen naar de master) of een ‘zachte knip’ (bepaalde OPO’s moeten behaald zijn om OPO’s uit de master op te nemen).
Bologna
De Bolognaverklaring uit 1999 is ‘de moeder van
32
alle onderwijshervormingen’ in Europa. Negenentwintig Europese landen erkenden hierin de noodzaak van ingrijpende en grensoverschrijdende hervormingen in het hoger onderwijs. Bedoeling was in de eerste plaats om één Europese hoger onderwijsruimte te creëren. Belangrijkste gevolgen hiervan was de omschakeling naar een Ba/Masysteem, de vergelijkbaarheid van Europese opleidingen (cf. ECTS), toename mobiliteit studenten en docenten, samenwerking tussen Europese universiteiten (cf. o.a Erasmus Mundus), onafhankelijke kwaliteitscontrole van opleidingen (vgl. NVAO in Vlaanderen en Nederland). Campusraad
Een lokale studentenraad die de studenten van een campus vertegenwoordigt bij het sociale en culturele beleid.
CSE
Cumulatieve Studie Efficiëntie; de verhouding tussen het aantal geslaagde en het aantal ‘geboekte’ studiepunten. CSE wordt aan de KU Leuven gebruikt om de studievoortgang te meten en te bewaken via verschillende maatregelen die een bepaald percentage vereisen (vb. het inzetten van tolerantie en het herinschrijven voor een gefaald OPO).
Diplomaruimte
De “ruimte” die studenten op eigen manier kunnen inrichten om een diploma te behalen. Wordt voorondersteld door een flexibel creditsysteem waarin geen sprake meer is van ‘studiejaren’ maar ‘studiefases’.
ECTS
European Credit point Transfer System; het Europees systeem voor de overdracht en de accumulatie van studiepunten. Het ECTS label dat de verschillende opleidingen binnen de Europese hoger onderwijsinstellingen vergelijkbaar maakt, is één van de centrale instrumenten bij de opbouw van één Europese onderwijsruimte, maar dus ook een sleutel in het uitbouwen van een geflexibiliseerd systeem.
GeBu
Gemeenschappelijk Bureau; het dagelijks bestuur
33
van de universiteit. Hier zetelen onder andere de rector, vicerectoren en algemeen beheer. IER
Individueel ExamenRooster; net zoals een student zijn eigen ISP moet samenstellen, moet een student ook zijn eigen examenrooster samenstellen door het kiezen van verschillende voorgestelde examenmomenten. Zo wordt opnieuw de verantwoordelijkheid in de planning van zijn traject bij de student gelegd.
Integratie
De opname binnen de universiteiten van de masteropleidingen die vroeger aan de hogescholen werden georganiseerd. Voor de KU Leuven betekende dit tevens de oprichting van de nieuwe faculteiten Architectuur en Industriële Ingenieurswetenschappen.
IO
Inrichtende Overheid; bestaat uit bisschoppen en vertegenwoordigers van de universiteit (rector, ererectoren...). Hier worden o.a. de rector, de RvBleden en het College van Bestuur benoemd, het organiek reglement (dat de structuur en bestuursorganen van de universiteit vastlegt) goedgekeurd en de opdrachtverklaring en visietekst van de universiteit goedgekeurd.
ISP
Individueel StudieProgramma; Wanneer een student zich (her)inschrijft kan hij/zij zelf via KU Loket een voorstel voor het individueel studieprogramma samenstellen.
Juridisering
De tendens om vrijheden, rechten en plichten via de juridische weg af te dwingen. Hierbij worden reglementen zoals het OER en objectieve, empirische criteria bij beoordelingen steeds belangrijker.
Leerkrediet
Systeem van de Vlaamse overheid om te voorkomen dat studenten ondoordachte keuzes maken en slechte studieresultaten blijven opstapelen. Iedere student krijgt bij aanvang van zijn hoger onderwijs carrière een rugzakje met 140 studiepunten in. Bij de inschrijving gaat het aantal
34
studiepunten waarvoor je je inschrijft van je leerkrediet af. De studiepunten waarvoor men de credits behaalt, krijgt men dan terug bij zijn leerkrediet. De credits die je niet behaalt ben je kwijt. Ook punten waarop je getolereerd bent, ben je kwijt wat betreft het leerkrediet. De eerste 60 studiepunten die je behaalt, krijg je dubbel terug. Studenten met negatief leerkrediet kunnen geweigerd worden door een instelling, of gevraagd worden dubbel inschrijvingsgeld te betalen. LOKO
Leuvense Overkoepelende KringOrganisatie; Vóór de integratie (cf. supra) was dit de officiële studentenraad van de KU Leuven. Haar vertegenwoordiging beperkt zich nu tot enkel de Leuvense studenten binnen de campus Leuven (sociaal, internationaal, diversiteit, maar niet meer onderwijs). Daarnaast organiseert zij als Leuvense studentenkoepel nog steeds grote evenementen voor haar studenten.
Millenniumonderwijs
Term om de vernieuwingen in zowel onderwijsvormen (projectonderwijs, weblectures etc.) als omkadering (ICT) ten voordele van een activerend onderwijs te benoemen.
Nultolerantie
In de masteropleidingen bestaat er, in tegenstelling tot in de bacheloropleidingen, geen mogelijkheid een vak waarvoor een lichte onvoldoende werd gehaald (9 of 8) te tolereren opdat hier geen examen meer voor moet worden afgelegd. Dat noemt men de ‘nultolerantie’: men moet voor alle OPO’s binnen de master een voldoende halen.
NVAO
Nederlands Vlaams AccreditatieOrganisatie; Accrediteren de verschillende opleidingen.
OER
Onderwijs- en Examenreglement
OLA
OnderwijsLeerActiviteit; onderdeel van een OPO
OPO
OPleidingsOnderdeel, wat vóór de flexibilisering een vak werd genoemd
35
een
onderscheiden
OWR
Onderwijsraad; het adviesorgaan van de KU Leuven dat nadenkt over (de kwaliteit) van het onderwijs. Hier zetelen onder andere de vicedecanen, de vicerectoren studentenen onderwijsbeleid, onderwijsexperten en vijf studenten.
POC
Permanente OnderwijsCommissie; Heeft als hoofdtaken het ontwerpen van het onderwijskundig referentiekader van de opleiding, het onderwijsprogramma en de didactische vormgeving van de opleiding. De POC legt voorstellen ter beslissing voor aan het Groepsbestuur. Verder staat de POC ook in voor de voortdurende evaluatie van het opleidingsprogramma. Daarvoor kunnen, overeenkomstig regels en instructies opgesteld door de Academische Raad , ad hoc evaluatiecommissies worden ingesteld die rapporteren aan de permanente onderwijscommissies en via de decaan aan het groepsbestuur)
RvB
Raad van Bestuur; hier worden vooral beslissingen genomen die invloed hebben op lange termijn (waaronder de financiën en de beleidsbeslissingen die de grote lijnen van de universiteit uitzetten).
StAL
Studentenraad Associatie Leuven, sinds integratie werkt StAL nauw samen met Studentenraad KU Leuven
Stura
Studentenraad KU Leuven; de officiële studentenraad op het niveau van de universiteit KU Leuven. Ze vertegenwoordigt alle studenten van de nieuwe, uitgebreide KU Leuven, ongeacht of deze in Leuven of ergens anders studeren, of zij nu Vlaamse of internationale studenten zijn. Concreet staat zij in voor alle onderwijsvertegenwoordiging), maar ook voor sociale vertegenwoordiging, diversiteitsbeleid en internationaal beleid voor zover dat voor de hele KU Leuven van toepassing is.
Toetsbeleid
De maatregelen en voorzieningen die men treft om de kwaliteit van de toetsing en examinering te bewaken en te bevorderen. Hierbij wordt aandacht
de de
36
besteedt aan zes componenten: de masterproef en stage, organisatie en informatie, feedback, kwaliteitsbewaking, kwaliteitseisen, afstemming leerresultaten en evaluatie. Een doordacht toetsbeleid wordt in de context van stijgende juridisering van concreet belang. VLHORA
Vlaamse HOgescholenRAad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad; hierin zetelen de rectoren van de Vlaamse universiteiten
VLOR
Vlaamse OnderwijsRaad, ongeveer dezelfde functie als de OWR heeft binnen de KU Leuven, maar op Vlaams overheidsniveau
Volgtijdelijkheid
Om de coherentie en structuur van opleidingen binnen het flexibel creditsysteem niet te verliezen, kan men ‘volgtijdelijkheidsvoorwaarden’ invoeren die de keuze van OPO’s beperken volgens de logica van de leerlijnen. Dat wil zeggen dat men voor bepaalde OPO’s een specifieke voorkennis of vaardigheden eist die men in andere OPO’s zou hebben opgedaan.
VVS
Vlaamse Vereniging van studenten; studentenvertegenwoordiging op het hoogste niveau
ZAP
Zelfstandig Academisch Personeel (docenten)
- uit de ‘Handleiding voor de studentenvertegenwoordiger’ van de Studentenraad KU Leuven
37