Conservatorenopleiding als afstudeerrichting binnen het Masterprogramma Kunstgeschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen Algemeen Sinds september 2009 wordt binnen het Masterprogramma Kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen een Conservatorenopleiding aangeboden. Terwijl deze opleiding oorspronkelijk opgezet was voor studenten die zich specialiseerden in beeldende kunst tot 1800, is er met ingang van het studiejaar 2014-2015 ook een programma op het gebied van de moderne en hedendaagse kunst. In de Conservatorenopleiding participeren Museum Boijmans Van Beuningen, Museum Het Catharijne Convent, het Centraal Museum, het Fries Museum, het Groninger Museum, Museum De Lakenhal, het Rijksmuseum, en ook de Musea Brugge. Het doel van deze opleiding is om studenten voor te bereiden op een functie in een museum en zo hun kansen op een baan te vergroten. De studie-onderdelen voorafgaande aan de stage vallen samen met een van de twee andere afstudeerrichtingen van het eenjarige Masterprogramma Kunstgeschiedenis, namelijk Oude Beeldende Kunst (OBK) en Moderne en Hedendaagse Kunst (MHK), maar ze krijgen een specifieke, en in het tweede Semester in samenwerking met de participerende musea bedachte, museale invulling. Hierna bestaat de mogelijkheid om gedurende een half jaar, met een ruime vergoeding, een stage te vervullen in een van de genoemde musea. Het volgen van het programma staat voor iedereen open die toegang heeft tot het Masterprogramma Kunstgeschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen. Men heeft echter niet automatisch recht op een dergelijke stageplaats: het aantal plaatsen is beperkt en bovendien zijn uitstekende studieresultaten en goede sociale vaardigheden een vereiste om je te kwalificeren. Aan het eind van het eerste semester wordt beslist of je wordt toegelaten tot de stage van een half jaar. Studenten die niet geselecteerd worden, kunnen in het tweede semester de Conservatorenopleiding blijven volgen, maar doen een kortere stage binnen het programma van één jaar. Doelstellingen Tijdens de Conservatorenopleiding verwerven de studenten kunsthistorische kennis, inzicht en vaardigheden, op Masterniveau, op het gebied van de oude beeldende kunst of de moderne en hedendaagse kunst, en verwerven zij kennis en inzicht in de museale wereld in binnen- en buitenland. De studenten worden gedurende het jaar voorafgaand aan de stage en/of tijdens de stage getraind in vaardigheden die door de participerende musea als essentieel zijn aangemerkt. Dit wil zeggen dat niet alleen belang wordt gehecht aan kennis en inzicht maar ook aan het ontwikkelen van bepaalde attitudes, zoals: een actieve, open en flexibele opstelling, waarbij men blijk geeft van een onderzoekende en leergierige geest; bereidheid tot samenwerken binnen een organisatie en verantwoordelijkheid weten te nemen voor het eigen aandeel binnen een project of onderzoek; gevoel hebben voor de omgang met kunsthistorische objecten; een brede oriëntatie, waarbij men dwarsverbanden weet te onderzoeken tussen uiteenlopende collectie-onderdelen; een beeldend vermogen, terwijl men tevens hoofd- van bijzaken kan onderscheiden, een verhaal weet te vertellen aan de hand van objecten en het betekenisgevende belang beseft van selecteren; het zien van kansen in de beperkingen die elk project met zich meebrengt; 1
goed kunnen schrijven voor uiteenlopende doelgroepen. De participerende musea leveren zelf een bijdrage aan het onderwijs, onder andere door het toestaan van interviews gedurende het onderdeel Toepassing en Overdracht en door deelname aan een door de studenten zelf te organiseren symposium binnen het kader van het onderdeel Tutorial. Tijdens de halfjaarlijkse stage krijgen de studenten een museale training, waarbij zij met alle aspecten van het museumbedrijf in aanraking komen, zoals bedrijfsvoering, behoud en beheer, onderzoek, presentatie en educatie.
Programma voor het Studiejaar 2014-2015 Overzicht en beschrijving van de studie-onderdelen van het eenjarige programma voorafgaande aan de stage van een half jaar. Het éénjarige programma bestaat uit 60 ECTS punten, verdeeld over twee semesters van een half jaar. Hieronder volgen alle studie-onderdelen, die wat betreft semester 1 voor Oude Beeldende Kunst en Moderne en Hedendaagse Kunst verschillende omschrijvingen hebben.
Semester I: Oude Beeldende Kunst Toepassing en Overdracht (10 ECTS) Tijdens dit onderdeel doen de studenten onderzoek naar de rol van conservatoren die verantwoordelijk zijn voor collecties van oude kunst in de participerende musea. Wat betreft de ‘toepassing’, komt de vraag aan de orde hoe conservatoren kunsthistorische kennis inzetten bij hun activiteiten; wat betreft de ‘overdracht’, staat de vraag centraal hoe en met welk doel het bezit aan objecten van oude kunst voor het publiek toegankelijk wordt gemaakt. Hierbij dient aandacht te worden besteed aan de geschiedenis van de collectievorming en van de museumarchitectuur, de huidige missie van het museum, behoud, beheer, onderzoek, presentatie, educatie en commercialisering. Ook moet inzicht worden verkregen in de veranderingen van de functie van conservator door de tijd heen en in actuele museale ontwikkelingen. Binnen het kader van het onderzoek moet er een vraaggesprek met een conservator worden gehouden. De onderzoeksresultaten worden samengevat en kritisch geanalyseerd in een schriftelijk werkstuk op basis waarvan een mondelinge presentatie wordt gehouden. Onderzoekscollege en excursie (10 ECTS) Deze module bestaat uit een onderzoeksopdracht gekoppeld aan een excursie naar Rome. Bij deze excursie wordt het begrip musealisering in ruime zin gebruikt en ook betrokken op de stedelijke context en kerken en palazzi, waarbinnen objecten van oude kunst aan de bezoekers op een bepaalde manier worden gepresenteerd; daarnaast wordt aandacht besteed aan de tijd waarin de kunstwerken ontstonden, toen zij onder meer dienden tot zelfprofilering van opdrachtgevers. Historiografie en Musealisering (5 ECTS) In het college wordt belicht hoe de huidige museale omgang met werken van oude kunst de directe uitkomst vormt van het musealiseringsproces zoals zich dat in de 19de 2
en 20ste eeuw voltrok. Dit proces werd sterk beïnvloed door de opkomst van kunstgeschiedenis als vak gedurende deze zelfde periode. Vandaar dat wordt ingegaan op de samenhang tussen musealisering en de ontwikkeling van de kunsthistorische discipline. Tegelijk wordt duidelijk gemaakt dat de musea tegenwoordig niet alleen voor een kunsthistorische benadering kiezen maar ook andere keuzes maken, afhankelijk van de aard van de collecties, het verhaal dat men aan het publiek wil presenteren en/of het kijkgenot dat men wil creëren. Met behulp van een literatuurlijst verwerven de studenten zich een verdere basiskennis van de grote verzamelingen en van de geschiedenis van de kunstgeschiedenis, wat betreft oude kunst. Het onderdeel wordt afgesloten met een tentamen. Seminar Masterscriptie/Onderzoeksvoorstel (5 ECTS) De studenten kiezen in overleg met een docent een onderwerp dat in verband staat met een van de participerende musea; het kan variëren van onderzoek naar een of meer objecten uit een verzameling tot de analyse van museaal beleid met betrekking tot oude kunst. Het onderzoek, dat plaatsvindt binnen het kader van een seminar, mondt uit in een onderzoeksvoorstel dat uitgewerkt kan worden in een Masterscriptie.
Semester I: Moderne en Hedendaagse Kunst Collectie Boijmans (10 ECTS) De verzameling moderne en hedendaagse kunst van Museum Boijmans Van Beuningen, zoals die momenteel wordt gepresenteerd in een semi-permanente opstelling is het onderwerp van deze module. Het uitgangspunt is tweeledig. Enerzijds is het doel van deze module om kennis te nemen van belangrijke aspecten van het kunsthistorische werkveld (musea, bibliotheken, archieven, Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag, etc) in Nederland. Anderzijds is de doelstelling inhoudelijk van aard: grondige analyse van één kunstwerk uit de collectie Boijmans, een kritische evaluatie van de presentatie van dat bewuste werk in het museum en het (virtueel) presenteren van het werk in een nieuwe, creatieve opstelling. De module gaat van start met een driedaagse excursie naar Rotterdam, waar ter plekke kennis zal worden genomen van de zeer gevariëerde collectie, enkele werken specifiek zullen worden belicht en de presentatie ervan ter sprake zal worden gebracht. Na deze kennismaking kiest de student een kunstwerk dat in de volgende weken en maanden aan een grondig kunsthistorisch onderzoek zal worden onderworpen. Een tweede bezoek zal in het teken staan van nadere analyse (hoofdzakelijk materiëeltechnisch), in samenwerking met medewerkers van het museum. Vervolgens vindt in Groningen, Rotterdam (archief, bibliotheek) en elders (vooral het RKD, Den Haag) verdieping van het onderzoek plaats.
Curatorial Studies (10 ECTS) In de module Curatorial Studies staat de kennismaking met de museumpraktijk centraal. Een excursie naar New York maakt deel uit van het programma. Daar wordt kennis gemaakt met de uitgebreide infrastructuur van musea, galeries en andere belangrijke culturele instellingen. Specifiek zal gekeken worden naar hoe deze musea omgaan met en in relatie staan tot de belangrijke ontwikkelingen in de beeldende kunst vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw. Met nieuwe kunstvormen als 3
conceptual art, land art, performances, nieuwe media en installaties dienden zich immers ook nieuwe vragen aan met betrekking tot collectie- en presentatiebeleid alsmede beheer en behoud van kunstwerken. De rol van de belangrijkste actoren – het museum, de curator, de verzamelaar, de galerie, de kunstcriticus – is ingrijpend veranderd. Bovendien zijn tal van nieuwe en soms hybride presentatievormen ontstaan. Tevens hebben musea hun ‘strategisch’ marketingbeleid ontwikkeld (bijvoorbeeld met commerciële activiteiten en met ‘satellieten’). De module Curatorial Studies bestaat uit twee onderdelen. Allereerst worden de belangrijkste ontwikkelingen en veranderingen, vanaf het midden van de jaren zestig tot op de dag van vandaag, in kaart gebracht en geanalyseerd, met bijzondere aandacht voor de actuele ontwikkelingen. Daarbij worden ook de achter- en onderliggende krachten, invloeden en mechanismen geanalyseerd. Voorts zal tijdens een studiereis naar New York deze analyse worden getoetst aan de realiteit en diversiteit van de grootstedelijke kunstwereld. De student formuleert ten aanzien van (één van) deze onderwerpen een nadere onderzoeksvraag, stelt een beredeneerde literatuurlijst samen en werkt het onderzoek uit met daarbij zowel een mondelinge als een schriftelijke (paper) presentatie. De excursie is dus een belangrijk (‘in situ’) onderdeel van het onderzoek, dat voor een optimaal rendement zorgvuldig moet worden voorbereid en waarvan de resultaten en bevindingen in het verslag moeten worden verwerkt. Nieuwe Media (5 ECTS) In de module Nieuwe Media werken kunststudenten en universiteitsstudenten samen aan onderzoeksvoorstellen op het terrein van ‘Art & (artistic) experiences in a digitized world’. Binnen een van de werkgroepen is het voor een student van de Conservatorenopleiding mogelijk om een onderzoeksvoorstel te formuleren waarin de presentatie en/of conservatie van nieuwe mediakunst een plaats heeft. Niet alleen door het verrichten van onderzoek, maar ook door de samenwerking met (media)kunstenaars van het Frank Mohr Instituut kan inzicht verkregen worden in de uitdagingen die de presentatie en/of conservatie van mediakunst aan kunstenaars en conservatoren stelt. Het onderzoeksvoorstel, dat naast wetenschappelijke ook artistieke componenten bevat, wordt enkele dagen gepresenteerd aan een breder publiek.
Seminar Theorie (5 ECTS) In het Seminar Theorie wordt een aantal – relatief recente – kunsthistorische perspectieven en methoden behandeld die gerekend kunnen worden tot de ‘new art history’. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw hebben kunsthistorici nieuwe aandachtsgebieden verkend en nieuwe onderzoeksmethoden ontwikkeld. Als vanzelf komen daarmee ook de ‘oude’ gebieden in een nieuw daglicht te staan. Niet alleen worden een aantal belangrijke auteurs en publicaties behandeld, ook worden de nieuwe aandachtsgebieden gerelateerd aan de sociaal-maatschappelijke context van hun ontstaan en reikwijdte en zal hun relatie tot kunstwerken en kunstenaars aan de orde komen. Want juist in deze wisselwerking ligt mogelijk een belangrijk onderscheid met de oudere kunstgeschiedenisopvattingen. Ook worden kunsthistorische en kunstkritische opvattingen en inzichten gerelateerd aan de ontwikkelingen binnen het museumbeleid. Theoretische reflectie en 'curatorial practice' kunnen elkaar immers wederzijds beinvloeden en veronderstellen elkaars kritische attitude.
4
Tijdens de bijeenkomsten worden introductieteksten behandeld uit o.a. Art Since 1900 van Hal Foster, Rosalind Krauss, Yves-Alain Bois en Benjamin Buchloh. Iedere tekst wordt tijdens een mondelinge presentatie door één of twee studenten besproken. Tijdens de presentatie zal een analyse gegeven worden van de in de tekst behandelde kunsttheoretische noties en methode(s). Belangrijk is dat in de presentatie zowel de inhoud van de tekst, eventuele extra uitleg en achtergrondinformatie (context) als kritische reflectie op de tekst en de daarin besproken theorie en methode aan de orde worden gesteld. Het onderwijs vindt plaats in een aantal hoor- en werkcolleges, zelfstudie, onderzoek én presentaties (zowel mondeling als schriftelijk verslag). Relevante literatuur zal deels door de docent worden aangedragen en deels door de studenten moeten worden gezocht. Verslag over de voortgang zal in de werkcolleges worden gemeld en besproken.
Semester II, Oude Beeldende Kunst en Moderne en Hedendaagse Kunst Stage (10 ECTS) Dit onderdeel wordt alleen gevolgd door de studenten die niet in aanmerking komen voor de stage van een half jaar. In overleg met de stage-coördinator van Oude Beeldende Kunst of van Moderne en Hedendaagse kunst wordt gekeken in wat voor museum men stage kan lopen. De stage-coördinator regelt de contacten met het betreffende museum; hij of een andere docent treedt op als een van de stagebegeleiders; de andere begeleider is iemand van het museum waar stage wordt gelopen. Onder leiding van beide begeleiders wordt een stageplan opgesteld en toezicht gehouden op de uitvoering ervan. Of: Specialisatie (Studenten OK 10 ECTS; Studenten MHK 5 ECTS) Tijdens dit onderdeel, dat wordt gevolgd door iedereen die de stage van een half jaar gaat doen, krijgt elke student de kans om specifieke kennis en vaardigheden te ontwikkelen, die verband houden met het museum waar men stage gaat lopen en het mogelijk maken om scriptie en stage zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Dergelijke kennis en vaardigheden kunnen onder andere betrekking hebben op iconografie, technisch onderzoek of museumbeleid. Elke student wordt persoonlijk begeleid door een docent, die in overleg met het betreffende museum en de student een opdracht vaststelt. Het onderdeel kan ook gebruikt worden voor een verblijf in het buitenland; in dat geval worden er individuele afspraken met een student gemaakt, waarbij gekeken wordt hoe dit verblijf zo goed mogelijk past binnen de Conservatorenopleiding. Tutorial (5 ECTS) In geval men geen stage van een half jaar volgt, dient dit onderdeel als een methodische verdieping van de stage binnen het eenjarige programma; in de praktijk betekent dit dat men de Tutorial met de stage (die slechts de omvang van 10 ECTS mag hebben) kan combineren. De wijze waarop beide onderdelen worden gecombineerd, vindt plaats in overleg met de docent die de stage begeleidt. De studenten die de stage van een half jaar gaan volgen, organiseren, onder leiding van een docent, een symposium met een onderwerp dat van belang is voor zowel de 5
afdeling Kunstgeschiedenis als voor de participerende musea. Directeuren of conservatoren van deze musea houden tijdens dit symposium een lezing en/of nemen deel aan een paneldiscussie. Behalve dat de studenten de organisatie op zich nemen, moeten zij zich inhoudelijk goed voorbereiden op het thema waaraan het symposium is gewijd, begeleidende teksten schrijven, de discussie leiden en een schriftelijke verslaggeving maken. Scriptie (Studenten OK 15 ECTS; Studenten MHK 20 ECTS) De scriptie wordt, in overleg met de docent en het museum waar men stage loopt, afgestemd op de stage. Dit geldt ook voor de studenten die een stage binnen het eenjarige programma doen. Alle studenten die de stage van een halfjaar volgen en hun scriptie voorafgaand aan die stage schrijven, leveren de definitieve versie van hun scriptie na of aan het eind van de stage in, zodat zij hierbij nog kunnen profiteren van wat zij hebben geleerd in het museum.
Stage (30 ECTS punten), die volgt op het eenjarige Masterprogramma Gedurende de stage van een half jaar moeten de studenten: zich kennis en inzicht verwerven met betrekking tot de verschillende afdelingen van het museum waar zij stage lopen; de betreffende instelling analyseren en zich vanuit hun kunsthistorische kennis een mening vormen over de collectie, collectievorming en selectie van werken; vertrouwd raken met de fysieke aspecten van de objecten – onder andere door het maken van conditie-rapporten – en kennis nemen van technisch onderzoek, conservering en restauratie; vertrouwd raken met het werken met de collectie-database; ervaring opdoen met het schrijven van teksten voor verschillende doelgroepen of een specifieke doelgroep; betrokken zijn bij een tentoonstelling, een ander project of een website; betrokken zijn bij het verzorgen van een lezing voor een museumpubliek; kennis hebben hoe het ‘netwerk’ van het museum wordt onderhouden en uitgebouwd.
6