Conservatoren van de eigen identiteit Publieksgeschiedenis en genealogie
Masterscriptie Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam Eva Bleeker
Scriptiebegeleider: Dr. Paul Knevel Tweede lezer: Dr. Arjan Nobel Datum van inlevering: 15 januari 2016
Inhoudsopgave Inleiding
2
1. Democratisering, institutionalisering en digitalisering: een korte geschiedenis van de genealogie
8
2. Motivatie, methode en kennisdeling: de wereld van de genealoog
20
3. ‘Amateur’ en ‘professional’: is every man his own historian?
38
Conclusie
54
English abstract master thesis
60
Bijlagen
61
Afbeeldingen besloten facebookgroep voor genealogie en stamboomonderzoek
61
Grafieken naar aanleiding van de afgenomen enquête
65
Interviewcollectie
74
Literatuurlijst
149
1
Inleiding “You can dig deep into people’s lives and preoccupations, in search of answers to the “whats” and “whys” of their actions. This adds an extra dimension as the searcher carves out his or her own personal slice of history.”1
Deze quote beschrijft een van de meest voorkomende historische activiteiten wereldwijd: genealogisch onderzoek en familiegeschiedenis. Hoewel deze vorm van onderzoek veel historische kennis en vaardigheden vereist, houden vooral hobbyisten zich hier mee bezig. Uren, dagen, weken, maanden en zelfs jaren besteden genealogen aan het natrekken van hun voorouders, waarbij ieder nieuw stadium andere uitdagingen met zich meebrengt. Wie waren die voorouders? Waar kwamen ze vandaan, en wat hebben ze gedaan en meegemaakt? Waren het immigranten, of zijn ze opgeklommen vanuit een lagere sociale klasse? Naast een veel voorkomende historische activiteit is genealogie ook al eeuwenoud, hoewel het lange tijd niet de populaire hobby is geweest die wij vandaag de dag kennen. De vroege genealogie was bedoeld om de hoogste lagen uit de samenleving op juridische gronden te kunnen onderscheidden van andere sociale groepen door middel van afkomst.2 Al in het Oude Oosten, de Griekse polis en het Romeinse rijk baseerden de hoogste lagen uit de samenlevingen hun toegang tot bepaalde staatsrechtelijke en maatschappelijke privileges op afstamming.3 Tot ver in de twintigste eeuw zouden stamboomonderzoek en familiegeschiedenis in Nederland voorbehouden blijven aan een kleine elitaire groep, die zich op basis van afkomst probeerde te onderscheiden van lagere klassen in de samenleving. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd genealogie echter nooit meer dezelfde aristocratische vorm van onderzoek die het ooit geweest is. Er kwam onderzoek naar minder vooraanstaande geslachten en belangstelling voor families die niet tot het patriciaat behoorden.4 Tevens werden instituten als genealogische verenigingen en het Centraal Bureau voor Genealogie (vanaf hier: CBG) opgericht,5 en zagen vele genealogische cursussen, handboeken, radio- en televisieprogramma’s het levenslicht.6 Het
1
Jerome de Groot, Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture (Londen en New York 2009) 76. 2 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 107. 3 L. de Blois en R. J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2010) 61-64, 74 en 288-290. 4 Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis: http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015). 5 ‘Centraal Bureau voor Genealogie. Jaarverslag 1994 in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 3-9, aldaar 3. 6 Kees Ribbens, Een eigentijds verleden (Hilversum 2002) 115.
2
onderzoek naar afkomst en voorouders veranderde ingrijpend, van een juridisch en aristocratisch machtsmiddel naar iets heel algemeens dat vandaag de dag door velen wordt beschouwd als hobby. Naast de enorme groei en democratisering die genealogie doormaakte, zorgde de digitale revolutie voor grote veranderingen op het gebied van genealogie. Vanaf de vroege eenentwintigste eeuw begaven steeds meer genealogen zich op het internet. Door alle mogelijkheden die online onderzoek biedt aan genealogen, is de hobby vandaag de dag populairder dan ooit tevoren.7 Een belangrijke ontwikkeling op het gebied van online genealogie is de digitalisering van de collecties van archieven, die ervoor zorgde dat veel bronnen van huis uit te raadplegen zijn. Ook zijn veel technieken, zoals methodes om stambomen en kwartierstaten te maken, digitaal beschikbaar.8 Hierdoor zijn de grenzen die veel mensen ervan weerhielden om genealogisch onderzoek te gaan doen, weggevallen. In de academische wereld bleef de enorme ontwikkeling die genealogie doormaakte niet onopgemerkt. Er werden verschillende verklaringen aangedragen voor het enorme succes van stamboom- en familieonderzoek, vanuit verschillende hoeken en perspectieven. Eén van deze visies zoekt de oorzaken voor het succes van genealogie vooral in antropologische oorzaken. Zo zou een verklaringsgrond voor het doen van genealogisch onderzoek kunnen zijn dat er in de huidige westerse samenleving geen belang wordt toegekend aan verwantschap, omdat het individu centraal is komen te staan. Er zou een emotionele onderstroming zijn die zich verzet tegen individualisering en die verwantschap belangrijk acht. Een resultaat hiervan zou zichtbaar zijn in de vele familieverenigingen die in de laatste decennia van de twintigste eeuw zijn opgericht. Lid worden van een dergelijke vereniging en het beoefenen van genealogie geeft identificeringsmogelijkheden met verwanten.9 Yme Kuiper, hoogleraar historische, culturele en religieuze antropologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, wijdt zich aan genealogie in het artikel ‘Genealogie, familiebesef en afstamming. Verkenningen van een cultureel antropoloog’.10 Belangrijk is Kuipers inschatting van de betekenis van genealogie in de huidige Nederlandse maatschappij. Hij beschrijft hoe genealogie voor vroegere generaties een maatschappelijke betekenis had, en hoe het een rol speelde bij het bepalen van iemands positie in de samenleving. Afstamming is met de tijd steeds minder belangrijk geworden, maar de populariteit van genealogie is opvallend genoeg juist toegenomen. Mogelijke redenen voor deze ontwikkeling zouden zijn dat mensen graag een aanzienlijk voorgeslacht willen en 7
Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 116. 8 Ibidem, 115. 9 A.D. de Jonge, ‘Welke functie heeft de genealogie voor wie?’, De Maasgouw. Weekblad voor Limbugse geschiedenis, taal- en letterkunde 107 (1988) 227-235, aldaar 227-230. 10 Yme Berend Kuiper, ‘Genealogie, familiebesef en afstamming. Verkenningen van een cultureel antropoloog’, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 73-84, aldaar 73.
3
nieuwsgierig zijn naar wie hun voorouders waren. Ook zijn individualisering en bureaucratisering toegenomen in de moderne samenleving, evenals een gevoel van eenheid. Genealogie is een onderdeel én producent van dat gevoel, dat zich zou wortelen in een gezamenlijk verleden.11 Ook antropoloog Nico Plomp beschrijft in het artikel ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’, dat twintig jaar geleden verschenen is, dat er over de jaren een intensivering heeft plaatsgevonden van het aantal beoefenaars van genealogie. Plomp neemt echter ook een probleem waar: de gebrekkige onderlinge kennisoverdracht tussen genealogen, die grote invloed heeft op de kwaliteit van hun onderzoek. Genealogen kunnen wel putten uit de kennis die anderen hebben verzameld, maar dit is vooral documentatiearbeid en geen wetenschappelijke kennis, waarvoor bijvoorbeeld handleidingen en andere instructieve boeken nodig zijn. Systematische kennisoverdracht om van ‘gevorderd’ genealoog steeds meer te kunnen ontwikkelen tot fijnproever ontbreekt, en dit is juist hard nodig voor de steeds verder toenemende professionalisering van genealogie. Waar de hobby eerst vooral een bezigheid was van amateurs, heeft een steeds grotere groep actieve onderzoekers behoefte gekregen aan ondersteuning en opleiding om hun genealogisch onderzoek te kunnen verbeteren. Een samenwerking tussen archiefinstellingen, het CBG en genealogische verenigingen was hiervoor belangrijk en heeft de ontwikkelingen positief beïnvloed.12 Deze drie opvattingen weerklinken in het proefschrift Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland, 1945-2000 van Kees Ribbens. In dit proefschrift staan de manieren waarop buiten de academische wereld vorm wordt gegeven aan het verleden centraal, bijvoorbeeld door middel van genealogie.13 Het fenomeen wordt door Ribbens vrij sec benaderd: hoe geven genealogen hun onderzoek precies vorm, waarom doen ze dat en welke factoren uit hun omgeving hebben invloed gehad op hun nasporingen? Opvallend is dat Ribbens afstand neemt van de visie dat genealogie een reactie zou zijn op de individualistische westerse cultuur. Het zou naar zijn mening te gemakkelijk zijn om te stellen dat genealogen bewust afstand nemen van het individualisme, omdat zij juist vanuit een persoonlijke interesse bezig zijn met het verleden. Gevoelens van gemeenschappelijkheid en verwantschap met voorouders kunnen wel resultaten zijn van genealogisch onderzoek, maar dit is niet vanzelfsprekend omdat veel resultaten beperkt zullen blijven tot de studeerkamer. Ribbens zoekt de verklaring voor de populariteit van genealogie eerder
11
Ibidem. Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 85-92. 13 Kees Ribbens, Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland, 1945-2000 (Hilversum 2002) 9. 12
4
in het grote aantal oudere volwassenen met vrije tijd, het feit dat de onderzoeker kan redeneren vanuit het persoonlijke verleden en de goede voorziening van historische genealogische bronnen.14 De Britse historica Hilda Kean heeft een compleet andere, meer sociologische en benadering van genealogie. In London Stories. Personal lives, public histories beschrijft zij hoe ze zelf begon met het uitzoeken van haar familiegeschiedenis en hoe belangrijk verschillende soorten bronnen daarbij zijn. Familiegeschiedenis vereist zoveel meer dan alleen vakjes invullen in een stamboom. Het gaat om het gebruik van bronnen die niet altijd voor de hand liggen. Juist deze bronnen kunnen het verleden wel betekenis geven, begrip en interesse creëren en het verleden naar het heden brengen.15 Juist dit creatieve brongebruik, waar Kean niet alleen archieven onder schaart, maar ook souvenirs, foto’s, landkaarten en herinneringen, onderscheidt naar haar mening professionele historici van genealogen. Historici kunnen door hun kennis van historische bronnen een rol spelen in het proces dat ten grondslag ligt aan genealogie, door genealogen aan te moedigen en hen te helpen bij het ontwikkelen van vertrouwen in hun onderzoeksvaardigheden.16 Geschiedenis en genealogie zouden volgens Kean beschouwd moeten worden als sociale activiteiten waar iedereen, professional of amateur, aan deel kan nemen. Het doel daarbij is om gezamenlijk geschiedenis te creëren.17 Kean borduurt voor een deel voort op de ideeën van de marxistische Britse historicus Raphael Samuel. In zijn boek Theatres of memory draagt Samuel sterk het idee uit dat geschiedenis niet alleen voorbehouden is aan historici, maar een sociale vorm van kennis is, het werk van duizenden verschillende handen. Niet de individuele wetenschapper of een wetenschappelijke school met een afwijkende interpretatie zouden van belang zijn, maar het geheel van activiteiten en praktijken waarin geschiedenis wordt ingebed.18 Ook in zijn werk voor het verschijnen van Theatres of memory droeg Samuel dit idee al uit, bijvoorbeeld in zijn beroemde ‘History Workshop conferences’, waarin enthousiastelingen over geschiedenis van zowel binnen als buiten academische instituten bij elkaar kwamen, en in de boeken, pamfletten en het History Workshop Journal die voortkwamen uit de conferenties.19 Dat genealogie en familiegeschiedenis belangrijk zijn voor het hedendaagse begrip van het verleden, toont de Britse historicus Jerome de Groot aan in zijn artikel ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’. In dit artikel benadert De Groot genealogie op een
14
Ibidem, 114-119. Hilda Kean, London Stories. Personal lives, Public histories (Londen, Sydney en Chicago 2004) 9-11. 16 Hilda Kean, ‘People, historians and public history: Demystifying the process of history making’, The Public Historian 3 (2010) 25-38, aldaar 37. 17 Ibidem, 26. 18 Raphael Samuel, Theatres of memory. Vol. 1: Past and present in contemporary culture (Londen en New York 1994) 8. 19 Hilda Kean, ‘People, historians and public history: Demystifying the process of history making’, The Public Historian 3 (2010) 25-38, aldaar 28. 15
5
cultuurfilosofische manier, en stelt hij dat de wijdverspreide interesse in genealogie en de beschikbaarheid van grote hoeveelheden informatie online, hebben gezorgd voor veranderingen in de gevestigde historiografie en de manier waarop publieksgeschiedenis wordt gepraktiseerd. Hij beschrijft verschillende beschouwingen van genealogie en de beoefening van dit fenomeen. Ook stelt hij vast dat genealogie een onderzoeksgebied is waaraan tot nu toe veel te weinig aandacht is besteed, terwijl het miljoenen mensen over de hele wereld voorziet van een complexe toegang tot het verleden. Genealogie wordt daarbij ondersteund door websites die de genealogen in staat stellen om historiografisch te denken en tegelijkertijd een plek in te nemen in de openbare historische ruimte.20 In zijn boek Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture onderzoekt De Groot hoe de Britse samenleving geschiedenis consumeert en hoe die studie naar consumptie kan helpen bij het begrip van populaire cultuur en kwesties rond representatie. De Groot stelt in dit boek dat genealogie zo populair kon worden, omdat het mensen helpt om zichzelf te kunnen identificeren met kenmerken van hun voorouders. Aan de hand daarvan kan iets worden gezegd over wie men zelf is en waarom. Ook kan genealogie helpen om inzicht te geven in iemands leven, waarbij een algemene geschiedenis van een land of streek niet voldoende is. Aan de hand van onbekende, kleinere verhalen uit het verleden is het gemakkelijker om ‘grotere historische verhalen’ te begrijpen.21 Naar aanleiding van het artikel van Jerome de Groot, nodigde de redactie van het tijdschrift The Public Historian andere publiekshistorici uit om deel te nemen aan het debat over hoe de implicaties van de enorme interesse in genealogie kunnen worden onderzocht, getheoretiseerd en bevraagd. Vier geleerden leverden input voor een discussie. Dr. Carolina Johnson Malm stelt dat publiekshistorici een kritische discussie zouden moeten aangaan met genealogen over de implicaties van genealogie en het problematische concept geschiedenis, dat verschilt per cultuur, tijdsperiode en zelfs per persoon.22 Regina Poertner, hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Swansea, benoemt problemen die digitaal genealogisch onderzoek met zich mee brengt. Voorbeelden zijn de limiteringen die gestandaardiseerde digitale onderzoekstechnieken met zich meebrengen, problemen met de duurzaamheid van digitale data en het klasse-aspect van genealogie door het
20
Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’ The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 102. 21 Jerome de Groot, Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture (Londen en New York 2009). 22 Carolina Johnson Malm, ‘Genealogy and the problem of biological essentialism’: http://publichistorycommons.org/genealogy-and-biological-essentialism/#more-8521 (geraadpleegd op 22-112015).
6
gebruik van betaalde websites en de benodigde vrije tijd.23 Dr. Sara Trevisan beschrijft de nadruk op de betrouwbaarheid van bronnen in de genealogische praktijk, en dat gebrek aan bewijs ervoor zorgt dat een stamboom niet verder ingevuld kan worden. Dit kan ervoor zorgen dat veel figuren waarvan de historiciteit wel wordt geloofd, maar die niet bewezen kan worden, verdwijnen uit stambomen.24 Dr. Paul Knevel, verbonden aan de afdeling geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam, prijst het artikel van De Groot. Hij benadrukt echter dat de genealogen zelf opvallend afwezig zijn in het artikel, ze komen niet aan het woord om hun activiteiten te beschrijven en verder te reflecteren. Deze vogelvluchtbenadering van genealogie lijkt dominant te zijn, zo blijkt uit vele kritische reflecties en analyses die zijn verschenen over genealogie. Knevel mist een bestudering van genealogie en familiegeschiedenis waaraan de mensen die hierbij betrokken zijn zelf een bijdrage leveren. Genealogie “van onderaf” zou een vruchtbaar uitgangspunt zijn voor een dialoog over het delen van historische informatie en kennis, en om het verleden voort te laten leven in het heden.25 Aan precies deze oproep tracht dit onderzoek gehoor te geven. Na een historiografische verkenning op het gebied van genealogie in het eerste hoofdstuk, zal vanaf het tweede hoofdstuk aan de hand van een enquête en interviews een onderzoek worden gepresenteerd om de situatie van de Nederlandse genealogen enigszins in kaart te brengen. De vorm van het onderzoek is te plaatsen in de traditie van Thelen en Rosenzweig’s The presence of the Past, waarin de persoonlijke ervaringen van Noord-Amerikanen met geschiedenis worden onderzocht door hen te onderwerpen aan vraaggesprekken.26 In het tweede hoofdstuk zal centraal staan wat de democratisering en digitalisering van genealogie hebben betekend voor de manier van onderzoeken, de omgang met bronnen en het delen van kennis. In het derde hoofdstuk komt de onderlinge hiërarchie tussen genealogen aan de orde, en hoe zij zichzelf beschouwen aan de hand van hun diverse producten en de limiteringen van instituten als archieven. Ook wordt de discussie over het grensvlak tussen ‘amateurs’, ‘gebruikers’, ‘fans’ en professionele en institutionele instanties in de wereld van de genealogie en familiegeschiedenis besproken. Tenslotte zal geconcludeerd worden of een onderzoek naar genealogie, waarin de input van de beoefenaars die dit fenomeen vooral zien als een sociale activiteit en hobby centraal staat, daadwerkelijk zo vruchtbaar is en meer oplevert dan we al weten.
23
Regina Poertner, ‘Genealogy, public history, and cyber kinship’: http://publichistorycommons.org/genealogypublic-history-and-cyber-kinship/ (geraadpleegd op 22-11-2015). 24 Sarah Trevisan, ‘History and tradition, genealogical practice before 1700’: http://publichistorycommons.org/history-and-tradition-genealogical-practice/#more-8517 (geraadpleegd op 23-11-2015). 25 Paul Knevel, ‘Genealogy from below’: http://publichistorycommons.org/genealogy-from-below/#more-8519 (geraadpleegd op 23-11-2015). 26 David Thelen en Roy Rosenzweig, The Presence of the past. Popular uses of history in American life (New York 1998) 18.
7
1. Democratisering, institutionalisering en digitalisering: een korte geschiedenis van de genealogie Genealogie en familiegeschiedenis zijn van alle tijden. Van oudsher werd deze vorm van onderzoek naar voorouders vooral gebruikt als elitair en juridisch middel om de maatschappelijke positie van personen te bepalen of te vergroten. Al in de samenlevingen in het Oude Oosten, de bakermat van de Europese beschaving, was sprake van onderscheid tussen mensen op basis van hun afkomst, rijkdom en status, en de ambtenaren die de oud oosterse koningen bijstonden werden beloond met erfelijke landbezittingen.27 De grondbezitters die hun voorrechten baseerden op hun adellijke afstamming in de Griekse polis, de gesublimeerde aristocratische godenwereld van Homerus en de Romeinse keizers, die hun koninklijke rechten ontleenden aan hun afstamming zijn andere voorbeelden van de elitaire status van genealogie in vroeger tijden.28 Ook in het Oude Testament, de basis van het joodse - en samen met het Nieuwe Testament van het christelijke geloof, speelt genealogie een rol. Zo wordt in Genesis een beschrijving gegeven van Adam en Eva, ‘de ouders van het mensdom’, en hun eerste afstammelingen tot aan Noach.29 De evangeliën van Lucas en Mattheüs in het Nieuwe Testament bieden verschillende interpretaties van de genealogie van Jezus Christus.30 In de middeleeuwen speelde genealogie een belangrijke rol door het erfrecht en de primogenituur, het eerstgeboorterecht. Deze rechten ontstonden uit erfelijke lenen, giften van een adellijke heer of dame die vaak uit een landgoed bestonden. In ruil hiervoor bood een vazal de heer of dame zijn militaire diensten aan. Kastelen waren hierbij van groot belang. Deze machtsbolwerken ontwikkelden zich van houten nederzettingen tot stenen burchten, wat het karakter van de aristocratie veranderde. De edellieden werden door hun vesting voorzien van een machtscentrum en een nieuw gevoel van familie-identiteit. De erfelijke lenen en kastelen waren het effect van het feodalisme, een politiek, militair en sociaal gebruik dat de macht van de middeleeuwse militaire elite handhaafde en gebaseerd was op het verbond tussen een heer en zijn vazal.31 Het feodalisme kwam op zijn beurt voort uit de politieke desintegratie van het WestFrankische rijk tussen achthonderd en duizend na Christus.32 In deze periode werd al gebruik gemaakt van stambomen en familiewapens. Dat gold vooral in de westerse wereld, waar het 27
L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2010) 61-64. Ibidem, 74 en 288-290. 29 Het Oude Testament, Genesis 4: 1-26. 30 Het Nieuwe Testament, Evangelie van Mattheüs, 1-17, en Evangelie van Lucas, 23-38. 31 e Judith M. Bennett en C. Warren Hollister, Medieval Europe. A short history (10 ed; Boston 2006) 135 – 137. 32 Ibidem. 28
8
patriarchale principe van mannelijke opvolging en de organisatiestructuur van families door middel van achternamen een belangrijke rol speelden.33 Gezien deze achtergrond is de traditionele en elitaire rol van genealogie niet zo verwonderlijk. Door de eeuwen heen deden zich echter ontwikkelingen voor die ervoor zorgden dat het elitaire karakter van genealogie steeds meer naar de achtergrond verdween en plaatsmaakte voor een geheel nieuwe invulling van het onderzoek naar voorouders.
Een elitair fenomeen In eerste instantie waren familie-identiteit en afkomst voornamelijk van groot belang voor de hoogste lagen uit de samenleving. Dit was ook het geval voor inwoners van de burgerlijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar patriciërs en kooplieden de dienst uitmaakten en sociale gelijkheid absoluut geen ideaal was. De ongelijkheid tussen verschillende sociale groepen in de maatschappij werd geaccepteerd als een door God gewilde ordening. Hierin verandering aanbrengen was zowel onwenselijk als onmogelijk. 34 Het bezitten van een adellijke titel werd van groot belang geacht. De adel onderscheidde zich op juridisch gebied door de toegang tot bepaalde staatsrechtelijke en maatschappelijke privileges en bestond uit een groep die zichzelf als edel beschouwde, en door de rest van de samenleving als dusdanig werd geaccepteerd. Hiertoe behoorden vanzelfsprekend degenen die uit oude adellijke geslachten stamden.35 Veel van de patriciërs en kooplieden die snel rijk waren geworden, stamden echter niet uit deze oude geslachten. Zij streefden de edele levensstijl echter wel na om zichzelf te onderscheiden van lagere klassen in de samenleving. Ze adopteerden een aristocratische levensstijl, bezaten een familiewapen en een ridderhofstede. Een belangrijke stap in deze aristocratisering was de opname in een ridderorde en het verkrijgen van een bijbehorende adelsbrief of -diploma. 36 Omdat er in de Republiek geen soevereine vorst was, moesten de edelen in spé uitwijken naar landen als GrootBrittannië of Frankrijk. 37 De bewijzen op basis waarvan het adeldom werd verleend aan de geridderde regenten waren lang niet altijd zuivere koffie. Met behulp van genealogen werden
33
Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 107. 34 H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw (Amsterdam 1990) 14 en 29. 35 Ibidem, 29-31. 36 J.C. Streng, ‘Stemme in staat’: de bestuurlijke elite in de stadsrepubliek Zwolle, 1579-1795 (Hilversum 1997) 30-31. 37 H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw (Amsterdam 1990) 31-34.
9
stambomen ‘verbeterd’ en daardoor verwierven sommige mensen ten onrechte een adellijke titel. Kortom: genealogie had ook in de Gouden Eeuw een zeer elitaire rol.38 De katholieke elite in het zeventiende-eeuwse Amsterdam, die veelal bestond uit vooraanstaande maar ambteloze families, vormen een ander mooi voorbeeld van de elitaire rol van genealogie. De families maakten gebruik van zogenaamde vooroudergalerijen en memorietafels. Deze series van portretten van vooraanstaande voorouders waren aanvankelijk te bewonderen in de kerken die de families bezochten. Na de verdrijving van het katholieke geloof uit de Amsterdamse godshuizen verdwenen de memorietafels uit de kerken en kregen bij de families thuis een nieuwe rol. De familieportretten vervulden een sociaal onderscheidende rol, ze werden vaak voorzien van familiewapens om de ouderdom en de voornaamheid van de geslachten te onderstrepen.39 Status en legitimiteit van de relaties tussen ‘oude’ adellijke families zouden lange tijd van groot belang blijven. Sociale relaties zorgden voor een ordelijk veld waarbinnen huwelijken gesloten werden.40 Voorbeelden van de invloed die het onderlinge verbond tussen families op stand had, zijn terug te zien in de literatuur die in deze periode werd geschreven. In de roman Pride and Prejudice (1813) van Jane Austen staan vijf ongetrouwde zussen uit de Engelse middenklasse centraal. Hun moeder probeert hen allemaal te laten trouwen met welgestelde heren, omdat alleen mannen erfgenaam kunnen zijn. Als haar dochters niet trouwen, vallen de familie-eigendommen ten deel aan een verre neef.41 Een belangrijke stap op het gebied van stamboomonderzoek waar de hedendaagse genealoog nog altijd de vruchten van plukt, is de oprichting van diverse instituten om data over families en sociale structuren te bewaren. Deze ontwikkeling kreeg vorm door de eerste golf Franse revolutionairen in 1795 en later door Napoleon Bonaparte. Hij zorgde voor de centralisering van het administratieve overheidssysteem. Geboorten, huwelijken, echtscheidingen en overlijdens werden vastgelegd in de burgerlijke stand.42 Door middel van deze bureaucratisering verstevigde Napoleon de macht van de staat en maakte deze efficiënter. Een volgende stap in deze ontwikkeling was het ontstaan van een wederzijdse relatie tussen genealogie en nationale identiteit. Genealogie steunde en steunt op een nationale identiteit, omdat het zonder archieven en bureaucratie die al eeuwenlang informatie over land, bezit en familierelaties bewaren, niet mogelijk zou zijn om over genealogische
38
S.A.C. Dudok van Heel, Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten, Uitgave Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (Den Haag 2008) dl. 1, 92-98. 39 S.A.C. Dudok van Heel, Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten, Uitgave Koninklijk Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (Den Haag 2008) dl. 1, 92 – 98. 40 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 108. 41 Ibidem en Jane Austen, Pride and Prejudice (Whitehall 1813). 42 Thomas F.X. Noble e.a., Western civilization beyond boundaries. Volume II: since 1560 (zesde editie) (Boston 2011) 549.
10
informatie te beschikken. Tegelijkertijd ondersteunt genealogie de nationale identiteit, omdat het een vorm van rechtvaardiging is voor het bestaan van archieven en bureaucratie.43 De ontwikkeling van een bureaucratisch systeem en archieven stemde voor een groot deel overeen met de historiografische benadering waarin nauwgezette methoden werden toegepast om het verleden te beoordelen. Hierbij werd gebruik gemaakt van informatie die werd verzameld door oudheidkundigen en de staat, om het verleden te kunnen beoordelen. De associatie van de historicus met het archief en de status van het archief als waarheidsgetrouw medium, stammen uit deze tijd en vormden de basis voor de vroege professionele historiografie.44 Een andere belangrijke ontwikkeling op het gebied van genealogie die teweeg werd gebracht door de opstandelingen uit de Franse Revolutie, is de opkomst van het burgerlijk gelijkheidsideaal. De grote sociale discrepantie uit eerdere eeuwen maakte plaats voor egalité naast liberté en fraternité.45 Dit was pas de eerst stap op dit gebied. Er zouden nog vele memorabele ijkpunten volgen, zoals de komst van het algemeen kiesrecht en het vrouwenkiesrecht in de twintigste eeuw.46 Toch zorgde het er wel voor dat de maatschappelijke betekenis van genealogie afnam, en dat de elitaire inborst geleidelijk aan kracht begon in te boeten. Toen in de negentiende eeuw vele archieven werden opengesteld, betekende dat voor de genealogen dat zij hun kennis konden uitbreiden met vondsten uit overheidsarchieven. Tot dat moment bestonden hun bronnen vooral uit oude familieaantekeningen, archiefmateriaal en handschriftgenealogieën uit particulier bezit. De nog altijd veelal aristocratische oudere heren die zich destijds bezighielden met genealogisch onderzoek konden op deze manier meer gedegen publicaties schrijven die nauwkeuriger geannoteerd werden.47 Dat genealogen zich op steeds grotere schaal konden bezighouden met bronnen uit overheidsarchieven, in plaats van kostbare portrettengalerijen, particuliere familiearchieven en geleerden die het materiaal voor een stamboom bijeenbrachten, was naast het gelijkheidsideaal een tweede belangrijke stap in de vermindering van het elitaire karakter van genealogie. Het was niet langer een luxeproduct waarvoor geld en sociale contacten nodig waren, en veranderde in een vorm van tijdverdrijf waarmee steeds meer mensen zich konden bezighouden. De Tweede Wereldoorlog luidde een geheel nieuwe episode in, in de geschiedenis van genealogie. In deze periode werden familie- en stamboomonderzoek besmet door de 43
Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102-127, aldaar 108. 44 Ibidem. 45 Thomas F.X. Noble e.a., Western civilization beyond boundaries. Volume II: since 1560 (zesde editie) (Boston 2011) 538. 46 Ibidem, 683. 47 Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis: http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015).
11
nationaalsocialistische ideologie en het belang van raszuivere afstamming. Vanaf 1940 werden de genealogische verenigingen die in die tijd bestonden ondergebracht in de Nederlandse Vereniging voor Sibbekunde, een naam die was afgeleid van het Duitse woord Sippenforschung, wat genealogie betekent. Hiervoor was echter nauwelijks belangstelling.48 Na de oorlog werd genealogie nooit meer dezelfde aristocratische vorm van onderzoek die het daarvoor geweest was. Er ontstonden geleidelijk aan steeds meer publicaties over minder belangrijke Nederlandse geslachten. Ook kwam er meer belangstelling voor families die niet tot de adel of het patriciaat behoorden, het buitenland en de middeleeuwse geschiedenis. Doodlopende sporen en problemen waar veel genealogen tegenaan liepen, omdat zij nog niet over genoeg volledige bronnen beschikten om hun onderzoek goed te kunnen doen, konden vanaf die tijd gemakkelijker worden opgelost met behulp van bronnenonderzoek, heraldiek en zegelkunde.49 In de jaren negentig van de twintigste eeuw nam de interesse in genealogie onder de Nederlandse bevolking steeds verder toe. Deze periode werd gekenmerkt door een zogenaamde ‘memory boom’ en de ‘cultural turn’ in de geschiedschrijving. Binnen de reeds bestaande herdenkingscultuur kwam er meer aandacht voor het vieren van het verleden. Historische verhalen kwamen voort uit een sterke identiteitspolitiek, die ook werd uitgedragen in museums, tentoonstellingen, televisieprogramma’s en computerprojecten. Het publiek van historici hunkerde naar voorwerpen die invulling gaven aan hun herinneringen. Deze herinneringen werden gebruikt om een persoonlijke invulling te geven aan de grotere, algemene geschiedenis.50 Genealogie veranderde ingrijpend, van een juridisch en aristocratisch middel om macht te bepalen naar iets heel algemeens dat vandaag de dag door velen wordt beschouwd als een hobby. Democratisering, voortgebracht door het burgerlijk gelijkheidsideaal en een afnemende luxepositie, was een cruciale ontwikkeling in de verdwijning van het elitaire karakter dat oorspronkelijk ten grondslag lag aan genealogie. Tegenwoordig is deze vorm van tijdverdrijf allang niet meer alleen voorbehouden aan gepensioneerde, blanke mannen en vrouwen uit de westerse wereld.51 De Britse historica Alison Light stelde zelfs:
“Everyone does family history nowadays. Genealogy used to belong only to the wealthy; once upon a time they owned the past and laid a claim to a history based on land and
48
Kees Ribbens, Een eigentijds verleden (Hilversum 2002) 114. Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis: http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015). 50 Jay Winter, ‘The generation of memory: reflections on the “memory boom” in contemporary historical studies’, Bulletin of the German Historical Institute Washington 27 (2000) 3 – 33, aldaar 25. 51 Hilda Kean, London Stories, 12-13. 49
12
property. Now everyone who can use a computer or go to a local records office had a stake in the past.”52
Institutionalisering: dynamiek en stagnatie Een belangrijk gevolg van de democratisering van genealogisch onderzoek is terug te vinden in de institutionalisering die het fenomeen doormaakte vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Omdat steeds meer mensen zich gingen bezighouden met genealogie, ontstond de behoefte aan het bestaan van instellingen waar genealogen terecht konden om meer te leren over de bestudering van hun voorouders. De oprichting van vele verenigingen, het schrijven van boeken en de ontwikkeling van verschillende cursussen met betrekking tot genealogie, zorgden ervoor dat de kennis over geslachtkunde beter georganiseerd en toegankelijk werd. Een grote stap in de formalisering van de genealogie was de oprichting van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap de Nederlandsche Leeuw in 1883. De oprichters van dit genootschap, die zichzelf ook bezighielden met stamboomonderzoek, wilden de beoefening hiervan naar een meer wetenschappelijk niveau tillen en genealogie, heraldiek en daaraan verwante vakken beoefenen. Om dit te bewerkstelligen lieten de leden wekelijks een portefeuille rondgaan met daarin lectuur over genealogie, gaven zij een maandblad uit en vormden zij een bibliotheek en archief.53 Tot na de Tweede Wereldoorlog zou het gezelschap de belangrijkste organisatie op het gebied van genealogiebeoefening blijven, en vandaag de dag is het nog altijd de oudste genealogische vereniging van Nederland. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de vereniging in 1933 werd de naam aangepast naar Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (KNGGW).54 De organisatie richtte zich in eerste instantie op het onderzoek naar stambomen en familiewapens van vooraanstaande geslachten binnen de Nederlandse samenleving.55 Uit de vroege nummers van het maandblad van het genootschap, De Nederlandsche Leeuw, blijkt duidelijk dat de nadruk in eerste instantie lag op geslachten die tot de adel of het patriciaat behoorden en die hielpen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te vestigen. Veel van de korte artikelen waar het maandblad zich door kenmerkt, hebben als onderwerpen de genealogieën van adellijke geslachten als De Rouck, Beelaerts van Blokland, Van de Poll, Snouck, Rolandus en Dorth.56
52
Alison Light, Common People (Londen 2014) xxi. ‘Uittreksel uit het voorlopig reglement’, Maandblad van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap De Nederlandsche Leeuw 1 (1883) 1-2. 54 Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis: http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015). 55 Ibidem. 56 Maandblad van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap De Nederlandsche Leeuw, gehele eerste jaargang (1883). 53
13
Kort na de bevrijding in 1945 werd het Centraal Bureau voor Genealogie opgericht. Dit was een belangrijke tweede stap in de geïnstitutionaliseerde activiteit rond genealogie. Het bureau werd opgericht door de Nederlandse overheid in samenwerking met particulieren, die boeken en verzamelingen van genealogische informatie inbrachten, op basis waarvan een collectie werd gevormd. Het doel van het CBG was om genealogie en daaraan verwante wetenschappen te bevorderen, waarbij het bestuur van de stichting zich vooral bekommerde om het bijeenbrengen en beheren van een bibliotheek, archieven en verzamelingen, het geven van voorlichten en het verzorgen van publicaties over genealogie.57 Het bureau, die sinds jaar en dag gevestigd is in Den Haag, herbergt een uitgebreide documentatie rond personen en families, die kan worden geraadpleegd in studiezalen. Een derde belangrijke organisatie, die ook in 1945 werd opgericht, was de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV). In december van dat jaar verscheen het allereerste nummer van Gens Nostra, dat nog altijd het tijdschrift is van de vereniging. Het bestuur schrijft in de introductie aan de lezers van het blad:
“Genealogie is voor velen geen onbekend onderwerp, maar tot nu toe werd het voornamelijk meer als particuliere liefhebberij of in meer speciale besloten kring beoefend. Onze vereeniging wil zoo min mogelijk besloten zijn. Zij wil de beoefening van genealogie en heraldiek niet alleen in wijderen kring bekendheid geven, maar tevens de kans op vruchtbaar resultaat van zelfstudie voor talloozen, die tot nu toe op eigen gelegenheid experimenteerden, vergrooten. Wanneer deze, op zichzelf werkende belangstellenden als leden tesamen komen, kunnen wij op deze wijze niet alleen het op dit gebied zo waardevolle contact bevorderen, maar tevens die wenschen bevredigen, die den enkeling ontzegd werden.”58
Uit dit fragment blijkt heel duidelijk dat de toenemende democratisering van genealogie een belangrijke rol speelde bij de oprichting van de NGV. Er waren immers al “talloozen” die op eigen gelegenheid hun voorouders onder de loep namen, en er bestond vraag naar een instituut waar deze onderzoekers bij elkaar konden komen. Op hun beurt zijn de NGV en Gens Nostra ook belangrijk geweest voor de democratisering die genealogie doormaakte. Dit kan worden opgemaakt uit het feit dat zij ervoor willen zorgen dat ook de “tallooze” onderzoekers die via zelfstudie en eigen experimenten meer kennis opdoen over hun voorouders, tot een succesvol resultaat komen. 57
‘Centraal Bureau voor Genealogie. Jaarverslag 1994 in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 3-9, aldaar 3. 58 ‘Bij het eerste nummer’, Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandsche Genealogische Vereniging 1 (1945) 1-2.
14
Daarnaast zijn al in de vroege nummers van Gens Nostra informatieve artikelen te lezen over burgerlijke geslachten, bijvoorbeeld de uitvinder van het lichtgas Jan Pieter Minckelers en de eveneens niet-adellijke familie Gieben. Uit de artikelen konden de lezers informatie halen over geslachten die mogelijk gerelateerd waren aan hun eigen stamboom. Ook konden zij in de vragenrubriek aan het einde van ieder nummer van het tijdschrift vragen om hulp of informatie omtrent familienamen en personen waar zij informatie over zochten.59 Het aantal beoefenaars van genealogie groeide gestaag en de onderzoekers kregen steeds meer behoefte aan kennisuitwisseling. Daarom besloot de NGV in de jaren vijftig cursussen genealogie aan te bieden. De belangstelling voor genealogie bleef in vergelijking met vandaag de dag vrij gering, maar de groep onderzoekers leek steeds meer divers te worden, en steeds meer ‘gewone’ burgers gingen onderzoek doen naar hun afkomst.60 In de jaren zeventig was de belangstelling voor genealogie zo groot dat er op commerciële schaal cursussen, genealogische handleidingen, televisie- en radioprogramma’s werden aangeboden.61 Een goed voorbeeld van de populariteit van genealogie, die ook na de zeventigerjaren gestaag blijft doorgroeien, is de radio- en televisiecursus Genealogie. Van stamboom tot familiegeschiedenis die in 1988 werd uitgebracht door de Teleac. In de cursus was aandacht voor de verschillende doelen die genealogen voor ogen konden hebben met hun onderzoek, variërend van een stamboom tot een complete familiegeschiedenis. Zowel beginners als gevorderden, zij die er veel tijd in wilden investeren of juist weinig, konden gebruik maken van de cursus. Deze behandelde verschillende soorten primaire en secundaire bronnen, en de historische context die in ogenschouw genomen moet worden bij genealogisch onderzoek.62 In de cursus werd familiegeschiedenis opgevat als het maximale resultaat van genealogisch onderzoek. Om familiegeschiedenis te kunnen schrijven, moest de genealoog zijn stamreeksen, kwartierstaten, genealogieën en parentelen aankleden met andere historische gegevens, die vaak een combinatie vormden van lokale- en familiegeschiedenis. De ‘maximale genealoog’ zou moeten proberen zich in te leven in de lokale samenleving van zijn of haar eigen voorouders en moest eigenlijk door hun ogen naar die samenleving kijken, zo stelt het leerboek.63 Volgens de schrijvers mochten vier onderwerpen echt niet ontbreken in de selectie met gegevens die gemaakt worden over voorouders: de economische -, sociale - en godsdienstige positie, en de politieke kleur.64 Negen jaar later verscheen een soortgelijke cursus bij de Teleac die thematisch was opgebouwd, genaamd 59
Ibidem. Kees Ribbens, Een eigentijds verleden (Hilversum 2002) 115. 61 Ibidem. 62 Rob van Drie, Nico Plomp en Aad van der Tang, Genealogie. Van stamboom tot familiegeschiedenis (’s Gravenhage en Utrecht 1988) VII – X. 63 Ibidem, 238. 64 Ibidem. 60
15
Voorouders in beeld. Stamboom en familiegeschiedenis. De cursus lichtte aan de hand van twaalf thema’s verschillende bronnen toe waarmee bijna iedere genealoog vroeg of laat te maken zou moeten krijgen, variërend van boedelinventarissen, beroepen en geloof tot onderwijs, sociale zorg en gerechtelijke geschillen.65 Het succes van de institutionalisering in de genealogie werd een halt toe geroepen in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw. In deze periode was bijvoorbeeld een stagnatie van het aantal leden van de NGV waarneembaar: tussen 2003 en 2013 daalde het aantal leden van 11.005 naar 8.716, terwijl de populariteit van genealogie juist ongekend leek: het televisieprogramma Verborgen Verleden over de zoektocht naar de voorouders van bekende Nederlanders werd bijvoorbeeld zeer populair en na pornografie is genealogie de meest gebruikte zoekterm online.66
Genealogie online: een digitale revolutie Dat de ledenaantallen van genealogische verenigingen vanaf de vroege eenentwintigste eeuw afnamen, is in verband te brengen met de laatste belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van genealogie. Vanaf deze periode begaven steeds meer genealogen zich op het wereldwijde web. Genealogisch onderzoek maakte al deel uit van het vroegste internet, dat vooral gebaseerd was op het opbouwen van databases en de technologieën daar omheen. Pas veel later ontstond het interactieve ‘Web 2.0’, waarop gebruikers van het medium zaken konden toevoegen en niet alleen downloaden.67 Hoewel de opkomst van het internet enerzijds een verklaring vormt voor de afgenomen ledenaantallen van genealogische verenigingen, zorgde het er anderzijds voor dat de populariteit van genealogie groter werd dan ooit tevoren. Door alle mogelijkheden op het gebied van online onderzoek zijn tal van drempels die mensen ervan weerhielden om daadwerkelijk genealogisch onderzoek te gaan uitvoeren weggevallen. In het verleden was de stap naar het archief van groot belang om kennis over voorouders te kunnen vergaren. De opkomst van internet maakte en maakt het bezoek aan archieven steeds minder essentieel. Ook onderzoeksmethodes zijn online terug te vinden en om resultaten te delen is geen fysiek contact meer nodig, waardoor de noodzaak van lidmaatschap van een genealogische vereniging is weggevallen. Het CBG zag deze ontwikkeling sterk terug in de bezoekcijfers van zijn fysieke dependance: in 1995 bezochten 26.994 onderzoekers hun studiezaal,
65
Ibidem. Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 116. 67 Tim O’Reilly, What is Web 2.0? http://www.oreilly.com/pub/a/web2/archive/what-is-web-20.html (geraadpleegd op 21-12-2015). 66
16
tien jaar later waren dat er nog 15.260 en in 2014 slechts 6.161. De hoofdwebsite van het bureau trok daarentegen 1.829.254 unieke bezoekers.68 Een belangrijke stap in de ontwikkeling van genealogie via internet, is de digitalisering van de collecties van archieven. Ongeveer tien jaar geleden kwam de ontplooiing hiervan in een stroomversnelling terecht. Tegenwoordig is digitaal erfgoed voor bijna iedere Nederlandse erfgoedinstelling een vast deel van zowel de collectie als de dienstverlening.69 De gedigitaliseerde collecties van verschillende archieven en culturele instellingen bieden de genealoog een basis voor stamboomonderzoek, al dan niet tegen betaling. Hoewel het digitaal toegankelijk maken van ‘the raw material’, zodat genealogisch onderzoek op steeds grotere schaal online kan plaatsvinden, een goed en noodzakelijk initiatief is, is het ook nog enigszins toekomstmuziek. Jerome de Groot schrijft in Consuming History: “often the web can create a false impression of completeness: family history websites contain only a minute proportion of what is available to the dedicated searcher”.70Fysieke dependances als centra voor genealogisch onderzoek blijven tot op heden, ondanks de digitalisering, nodig. Onderzoek van de Stichting Digitaal Erfgoed Nederland toont inderdaad aan dat een genealogisch onderzoek op basis van alleen digitale bronnen anno 2015 nog niet volledig kan zijn: plusminus dertig procent van de totale collecties van archieven, bibliotheken en musea is gedigitaliseerd.71 De beschrijvingen via metadata die ervoor moeten zorgen dat het erfgoed vindbaar en zichtbaar is, zijn wel in grote mate aanwezige maar nog niet volledig, en blijven steken op 75 procent. Om deze tekortkomingen te verhelpen wordt actief gewerkt aan een basisdigitalisering, vrij toegankelijke data en is er veel meer aandacht gekomen voor de maatschappelijke waarde, de gebruiker en samenwerkingsinitiatieven.72 Niet alleen de collecties van archieven zijn belangrijke digitale middelen voor genealogen. Ook genealogische websites als Ancestry.com en MyHeritage.com, waarop genealogen middelen kunnen vinden om onder meer hun eigen stamboom te bouwen, zijn erg populair. Zo zijn er op Ancestry.com ruim zestigduizend stambomen te vinden, die worden geüpload door genealogen die zich aanmelden bij de site.73 Een Nederlands voorbeeld van een soortgelijke website is wiewaswie.nl, die onderdeel uitmaakt van het CBG. Op wiewaswie.nl worden de digitale collecties van verschillende archieven en andere culturele instellingen ontsloten. Ook biedt de website ondersteuning bij de 68
Jaarverslag 2014 Centraal Bureau voor Genealogie, 1-2. Gerhard Jan Nauta en Marco de Niet, De digitale feiten. Trends in digitaal erfgoed sinds 2008 (Den Haag 2015) 3. 70 Jerome de Groot, Consuming History, 76. 71 Gerhard Jan Nauta en Marco de Niet, De digitale feiten, 5. 72 Digitaal Erfgoed Nederland, Nationale strategie digitaal erfgoed (Den Haag 2015) 4-7. 73 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102-127, aldaar 115. 69
17
zoektocht naar voorouders en konden gebruikers tot voor kort gebruik maken van de mogelijkheid om een stamboom te bouwen en te delen.74 De technische ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan op het gebied van genealogisch onderzoek, hebben grote invloed gehad op de manier waarop genealogen omgaan met het verleden en de methodologie die zij hanteren. Anno 2015 heeft genealogie zich zo ver ontwikkeld dat er tussen genealogen onderling sprake is van een rangorde op basis van competentie, professionalisme en expertise. Ook bestaat er een standaard voor een fatsoenlijke manier voor het doen van genealogisch onderzoek.75 Zo introduceerde het CBG op 21 maart 2015, in samenwerking met zes genealogische verenigingen en de Brancheorganisatie voor Archieven in Nederland, zeven pijlers voor het doen van genealogisch onderzoek. Deze pijlers werden voornamelijk opgesteld om de kwaliteit van het onderzoek te bevorderen. Het goed voorbereiden van onderzoek, kritisch omgaan met bronnen van informatie, bronnen verantwoorden, een solide bewijsvoering opbouwen, privacy en de persoonlijke levenssfeer respecteren, het respecteren van auteursrecht en het delen van de resultaten van het onderzoek zijn volgens de bovengenoemde samenwerkende organisaties de steunpilaren van de genealogie.76 Toch is de techniek die gebruikt wordt om genealogisch onderzoek te verrichten in grote lijnen hetzelfde gebleven. Volgens Ribbens begint de genealoog, na informatie te hebben ingewonnen bij familie en relaties, zijn of haar zoektocht in het archief. Veel genealogen zouden volgens Ribbens lid worden van een of meer genealogische verenigingen en cursussen volgen om archiefonderzoek makkelijker te maken. Daarnaast worden veel genealogen ook lid van lokale historische verenigingen, bijvoorbeeld oudheidkamers. De gevonden informatie wordt vervolgens verwerkt in een stamboom en de verzamelde gegevens worden geplaats in de context van de tijd en de plaats waar de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. Ongeveer de helft van de genealogen probeert zijn stamboom uit te breiden tot een complete familiegeschiedenis, stelt Ribbens.77 Op welk onderzoek hij deze gegevens baseert, laat hij achterwege. Ook Jerome de Groot beschrijft de techniek die genealogen hanteren. Zijn uiteenzetting kent grote overeenkomsten met die van Ribbens. De Groot stelt dat genealogen archieven raadplegen, collecties bezoeken, lokale geschiedenis, monumenten en kerkhoven onderzoeken en namenregisters doorzoeken. Kerkelijke archieven, emigratiedocumenten, belastingpapieren, kranten, testamenten en militaire informatie behoren tot de bronnen in archieven die frequent
74
Organisatie Wiewaswie: https://www.wiewaswie.nl/over-ons/organisatie-wiewaswie/ (geraadpleegd op 8-42015). 75 Jerome de Groot, 11. 76 ‘De zeven pijlers van het genealogisch Onderzoek’: http://www.cbg.nl/index.php/1183/Zeven+pijlers+van+het+genealogisch+onderzoek?newsid=1183 77 Kees Ribbens, Een eigentijds verleden, 115-116.
18
worden uitgeplozen. Om te beschikken over praktische kennis van bronnenonderzoek hebben genealogen moeten leren omgaan met technologie rond archiefonderzoek, zoals microfilms, microfiches, online databases en het lezen van oude handschriften. Vele genealogen werken volgens De Groot samen en delen hun kennis evenals hun informatie, zoals handboeken om in archieven te leren werken en secundaire literatuur over genealogisch onderzoek.78 De beschreven beoefening van genealogie en familiegeschiedenis zijn, dankzij democratisering, institutionalisering en digitalisering, verworden tot de hobby van vele geïnteresseerden in het verleden. De twee fenomenen zouden goedbeschouwd kunnen worden gezien als de perfecte middelen om mensen buiten de academische geschiedschrijving in aanraking te brengen met - en te interesseren voor geschiedenis. De verschuivingen en ontwikkelingen van onderzoek naar adellijke geslachten in particuliere collecties en afgesloten archieven naar onderzoek naar voorouders van de ‘gewone’ burgerman of –vrouw in een steeds verder toenemende digitale omgeving, zorgt ervoor dat geschiedenis een sociale vorm van kennis kan worden en “het werk van vele handen”, in plaats van het werk van individuele historici.79 Om te kunnen beredeneren wat publiekshistorici op dit gebied kunnen leren van de input van genealogen, die dit fenomeen vooral zien als een sociale activiteit en niet als een professionele roeping, is het tijd om de Nederlandse eenentwintigste-eeuwse genealoog aan het woord te laten.
78
Jerome de Groot, 10-11. Raphael Samuel, Theatres of memory. Vol.1: Past and present in contemporary culture (Londen en New York 1994) 8. 79
19
2. De wereld van de genealoog: motivatie, methode en kennisdeling Een Nederlandse nationaliteit, tussen de vijfenveertig en de vijfenzeventig jaar oud, een Hboopleiding of hoger en gemiddeld nul tot tien uur per week bezig met het onderzoeken van familiegeschiedenis. Zo zou het profiel van ‘de Nederlandse genealoog’, afgaande op de enquête, eruit kunnen zien.80 Maar, een ‘gemiddelde’ genealoog bestaat natuurlijk niet. Iedere genealoog is uniek, met een eigen identiteit en een eigen verhaal. Voor de meeste personen is genealogie een hobby, slechts enkelen maken er een beroep van. Voor iedere genealoog kan het product van zijn of haar onderzoek er weer anders uitzien. Wel zijn er patronen te ontdekken, die te koppelen zijn aan de ideeën van Kean, De Groot en Ribbens, bijvoorbeeld over de motivaties van genealogen om onderzoek te doen naar hun verleden en de persoonlijke achtergrond daarvan, hoe zij te werk gaan tijdens hun onderzoek en wat hun ervaringen zijn met de digitalisering van genealogie.
Waarom genealogie? Drijfveren en achtergronden Volgens Kees Ribbens zijn er een aantal motivaties aan te wijzen als redenen om te beginnen met een genealogisch onderzoek. Hij benoemt verbondenheid met het verleden, verwantschap met voorgaande generaties en het ontlenen van een identiteit aan een gezamenlijk verleden als belangrijke factoren.81 Voor Mathea Schwing, die ik interviewde over haar ervaringen met genealogisch onderzoek, waren deze factoren duidelijk van belang:
“Het [genealogisch onderzoek] geeft je heel erg een gevoel van identiteit […] Je ziet soms patronen in je familie dat je denkt van, oh, misschien is dat waarom mijn moeder zo reageert of waarom mijn vader zo reageert. […] Ik doe genealogie naar mijn eigen familie, en het geeft je heel erg het gevoel van oh, dit ben ik, ik ben door de eeuwen heen gevormd tot wie ik ben, en mijn ouders [zijn] ook weer door hun ouders [gevormd], en die door hun ouders.”82
Hierin staat Mathea niet alleen. Voor veel genealogen die deelnamen aan het onderzoek zijn nieuwsgierigheid en verbondenheid met de voorouders de belangrijkste factoren die aanzetten tot
80
Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, zie grafieken ‘nationaliteit’, ‘leeftijd’, ‘Wat is uw hoogst genoten opleiding’ en ‘Hoeveel tijd per week bezig met genealogie?’, bijlagen, pagina 65 – 66. 81 Kees Ribbens, Een eigentijds verleden (Hilversum 2002) 117. 82 Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 102.
20
het doen van genealogisch onderzoek. Er zitten echter ook limieten aan deze verbondenheid. Niet iedere genealoog voelt zich verenigd met de levensverhalen van zijn of haar voorouders, of alleen met een aantal lotgevallen van hun voorgeslacht. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Henk Werk, die zijn liefde voor genealogie naar een hoger niveau tilde door het schrijven van een boek over zijn familie. In de inleiding van zijn boek, Groninger kermis. Werken op reis met gebakkramen, schrijft hij:
“In tegenstelling tot mijn reizende familie, die letterlijk en figuurlijk veel sporen naliet, heb ik een bescheiden plaats ingeruimd voor hun, en mijn, Utrechtse en Leidse voorouders. Over hen is niet alleen minder bekend, maar ook voel ik mij minder verbonden met hun levensverhaal. Glamour en de wereld van de schone schijn prikkelen mijn verbeelding en nieuwsgierigheid meer dan het monotone bestaan van handwerkslieden.”83
De genealogen die de enquête invulden, konden meerdere antwoorden geven op deze vraag. Van de 259 genealogen geeft ongeveer 65 procent aan zich bezig te houden met genealogie omdat zij zich verbonden voelen met hun voorouders. Ongeveer 35 procent heeft het gevoel een deel van zijn of haar identiteit te ontlenen aan een gezamenlijk verleden, en bijna veertig procent geeft, door middel van een open antwoord in de categorie ‘anders’ aan dat er een andere factor is die een belangrijke rol heeft gespeeld. Ongeveer de helft van de personen geeft hierbij aan dat nieuwsgierigheid een belangrijke factor is. 84 Andere historici dan Ribbens zien een diepere reden voor de populariteit van genealogie in de moderne samenleving. Zo schrijft David Lowenthal in zijn boek The past is a foreign country (1985): “In our time, massive migration and the loss of tangible relics have stimulated interest in genealogy”.85 Daarnaast stelt Hilda Kean in London Stories dat sommige genealogen op zoek zijn naar uitgebreidere verbindingen met familietakken waarmee geen contact is.86 Een andere mogelijke reden voor de populariteit van genealogie is de versnelde vooruitgang waaraan de moderne maatschappij onderhevig is. De Duitse filosoof Hermann Lübbe stelt dat de filosofie van de vooruitgang een van de belangrijkste aanleidingen is voor de toenemende historisering, waarmee een toenemende belangstelling voor het verleden wordt bedoeld. Sinds de Verlichting is er sprake van versnelde ontwikkelingen in de westerse wereld, bijvoorbeeld op het gebied van techniek, economie en cultuur. Door deze snelle modernisering komt het verleden steeds verder bij mensen
83
Henk Werk, Groninger kermis. Werken op reis met gebakkramen 1850-1961 (Zoetermeer 2015) 7. Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, zie grafie ‘Waarom genealogisch onderzoek?’, bijlagen, pagina 67. 85 David Lowenthal, The past is a foreign country (Cambridge 1985) 38. 86 Hilda Kean, London Stories, 12-13. 84
21
vandaan te staan en verandert hun besef van historische tijd. Als deze veranderingen te snel plaatsvinden wordt een grens overschreden, en kan identiteitsverlies optreden.87 Het identiteitsverlies kan worden gecompenseerd door musealisering, waarbij conventionele en familiaire voorwerpen worden bewaard in een museale vorm. Dit maakt deel uit van de historisering van de cultuur, die fungeert als een tegenwicht om met het hoge veranderingstempo om te kunnen gaan en hier grip op te krijgen. Met musealisering van de cultuur bedoelt Lübbe dat er in brede kringen in de samenleving waardering is voor het behoud van cultuurgoed dat zijn originele betekenis heeft verloren, waardoor het bestaan daarvan wordt bedreigd. Door dit cultuurgoed op te nemen in een museum, worden de bezoekers herinnerd aan vervlogen tijden. Het museum is echter niet de enige plaats waar dit cultuurgoed kan worden behouden, en het concept is breder te zien dan alleen in de vorm van objecten. Ook onderdelen uit de leefomgeving maken hier deel van uit. Zo worden historische landschappen en dorpsgezichten behouden. 88 Ook genealogie zou kunnen worden beschouwd als het conserveren van persoonlijk historisch cultuurgoed. Dat het fenomeen beïnvloed zou zijn door de snelle vooruitgang in de moderne samenleving, is dus geen vreemde gedachte. Volgens Kees Ribbens is het echter helemaal niet zo vanzelfsprekend om genealogie te beschouwen als een reactie op de moderne individualistische samenleving. De resultaten van genealogisch onderzoek zouden volgens zijn theorie beperkt blijven tot de studeerkamer.89 De resultaten van de afgenomen enquête tonen echter aan dat slechts twee procent van de ondervraagden de opgedane kennis helemaal voor zichzelf houdt. Ongeveer 85 procent gaf aan deze kennis online te delen, alleen met familieleden en geïnteresseerde vrienden of met de leden van een genealogische vereniging. Dertien procent gaf door middel van het antwoord ‘anders’ bijvoorbeeld aan dat zij hun kennis nog niet hebben gedeeld, maar dit in de toekomst wel willen gaan doen.90 Tijdens de interviews sprak ik met de zoon van een genealoog die (deels) opereerde vanuit de motivatie om nauwere verbindingen met familieleden te vinden. Hij overleed echter niet al te lang geleden. Zijn zoon, Piet van der Werf, vertelt:
“Hij was echt een familiemens, hij had nog steeds contact met allerlei neven, ver weg ook echt […] in de zin van een familieband. Volgens mij deed hij dat vooral om dat soort verbanden in stand te houden. Hij vond familiehistorie heel belangrijk en familiebanden,
87
Hermann Lübbe, Der Fortschritt und das Museum. Über den Grund unseres Vergnügens an historischen Gegenständen (Londen 1982). 88 Ibidem. 89 Kees Ribbens, Een eigentijds verleden, 117. 90 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Deelt u uw genealogische kennis met anderen?’, bijlagen, pagina 69.
22
maar ook denk ik dat hij dat deed om erachter te komen hoe links bestonden met allerlei andere families.”91
Een motivatie die aansluit op verbondenheid en contact wordt benoemd door Jerome de Groot. Hij noemt bevestiging, structuur en antwoorden op vragen die genealogen zich al hun hele leven stellen als mogelijke motivaties.92 Carin Werner beschreef een motivatie die hier sterke overeenkomsten mee heeft:
“Ik heb er weleens over nagedacht waar die behoefte dan vandaan komt, waarom ik dat dan wil weten. […] Mijn beide oma’s zijn vrij vroeg overleden, de enige die ik heb gekend is één opa, […] dat heb ik altijd als een enorm gemis ervaren, dat ik de moeders van mijn moeder en vader niet gekend heb. Dus dat misschien een beetje, dat je toch een beetje grip erop wil krijgen en begrip wil krijgen van wat voor leven die mensen leefden.”93
Hilda Kean beschrijft als mogelijke motivatie dat genealogen op zoek zijn naar een verleden en antwoorden die hen iets vertellen over het leven in een episode uit het verleden.94 Henk Werk vertelt dat hij zijn voorouders tot leven zag komen door zijn onderzoek. Hij kreeg daardoor antwoorden op vragen over bijvoorbeeld de sociaaleconomische omstandigheden waaronder familieleden in het verleden leefden, wat voor werk zij deden en wat voor bijzondere historische gebeurtenissen van invloed waren op hun leven, bijvoorbeeld oorlogen.95 Naast de zoektocht naar antwoorden uit het verleden beschrijft Kean dat genealogen een fascinatie hebben voor de illusie dat zij iets kunnen ontdekken wat niemand anders wist.96 Zo beschrijft Theo Groen dat hij erachter kwam dat de moraal tot het begin van de twintigste eeuw losser was dan hij dacht. Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn voorouders altijd eerst met elkaar in het huwelijk traden en daarna pas kinderen kregen, maar hij liep tegen gezinnen aan waar een aantal voorkinderen waren voordat de ouders trouwden.97 Mathea vertelde dat een belangrijke
91
Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 75 92 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 106. 93 Vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 128. 94 Hilda Kean, London Stories, 12-13. 95 Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 139. 96 Hilda Kean, London Stories, 12-13. 97 Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 90.
23
ontdekking tijdens haar onderzoek was dat een van haar voorvaderen, Filippus van Droge, betrokken was bij de inname van Den Briel door de Watergeuzen tijdens de Spaanse overheersing.98 Tevens zouden genealogen hun hobby zien als iets waar ze veel van kunnen leren, stelt Kean.99 Het opdoen van kennis tijdens het proces dat genealogisch onderzoek inhoud, is tweeledig. Aan de ene kant leren de genealogen veel over het verleden van hun familie en geschiedenis in het algemeen. Hans Roelofs geeft in de inleiding van zijn boek bijvoorbeeld aan dat mensen lering kunnen trekken uit fouten en foute beslissingen in het verleden.100 Aan de andere kant doen genealogen kennis op die ze nodig hebben om te kunnen onderzoeken. Ruim 71 procent van de ondervraagde genealogen geeft aan dat zij hun kennis vooral hebben opgedaan door praktijkervaring, en ongeveer een zesde deel geeft aan dat hij of zij aanvullend een cursus volgde, bijvoorbeeld paleografie of zoeken in een archief.101 Marjan Hendriks geeft in een interview aan dat ze het leuk vindt dat ze oude vaardigheden die ze heeft opgedaan tijdens haar studie Nederlands nu weer kan gebruiken.102 Een laatste en aparte motivatie die niet terugkomt in de literatuur, maar wel door Jerome de Groot wordt benoemd als een belangrijke factor in het opslaan van genealogische informatie, is de mormoonse kerk.103 Een aantal respondenten benoemden het aanhangen van de mormoonse stroming in het christelijke geloof als een motivatie voor het doen van genealogisch onderzoek.104 Ook voor Mathea is haar religieuze achtergrond een motivatie om onderzoek te doen naar haar voorouders. Mormonen kunnen met behulp van genealogische informatie vragen om het voltrekken van ceremonies als trouwen en dopen uit naam van hun overleden voorouders. Dit gebeurt in de tempels van de mormoonse kerk. Door het voltrekken van de ceremonies in de kerk, bestaan de voorouders van de mormonen voor eeuwig. Het proces werkt als een soort omgekeerde vorm van dopen of bekeren. Om die reden zoekt Mathea alle namen van haar voorouders uit: “Als je trouwt in de tempel, dan is dat niet alleen voor de tijd dat je hier op aarde bent, maar ook voor wanneer je al overleden bent.”105
98
Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 105. 99 Hilda Kean, London Stories, 12-13. 100 J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie Brons-Pietersen (Hoofddorp 2014) 15. 101 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, zie grafiek ‘Waar heeft u kennis over genealogie opgedaan?’, bijlagen, pagina 68. 102 Vraaggesprek met Marjan Hendriks, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 135. 103 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 114. 104 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom AU 1-268, CD-rom. 105 Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 101-102.
24
De motivatie om het persoonlijke verleden te gaan onderzoeken kan uit de genealoog zelf komen, maar vaak genoeg is er sprake van een andere factor die de aanzet vormt. Sommige genealogen zijn hiermee in aanraking gebracht door iemand uit de naaste omgeving. Een respondent schrijft dat hij of zij “besmet is door een familielid”, een ander werd enthousiast gemaakt door een vriendin. Daarnaast zijn er personen die aangeven het genealogisch onderzoek van een familielid voort te zetten.106 Dit was bijvoorbeeld het geval bij Piet van der Werf. Zijn vader, een enthousiast genealoog, hield zich lange tijd bezig met genealogisch onderzoek maar overleed niet al te lang geleden. Hij liet een zeer uitgebreid familiearchief na, dat Piet nu aan het uitsorteren is: “mijn familie had een soort ziekelijke bewaar tic, als je ziet hoeveel er bewaard is, dat is echt ongelofelijk.”107 Piet wil graag recht doen aan al het werk dat zijn vader verzet heeft. Hij vertelt:
“Ik heb verhuisdozen vol met bundels correspondentie. […] je moet nagaan, het is bijna alsof je een enorme chatgeschiedenis in dozen uitgeprint hebt staan. […] Nou ja, je kunt je voorstellen dat dat soort pakken correspondentie niet te bewaren zijn. […] Ik als beginnend genealoog, als ik dit überhaupt ga voortzetten, [ik weet niet] of het bewaren van dat soort stukken dus ook van belang is. […] Ik vind het belangrijk dat het werk dat mijn vader verricht heeft in geconcentreerde vorm behouden blijft voor het nageslacht.”108
Tevens kunnen modes in de populaire cultuur de aanzet vormen. Zo is het goed mogelijk dat Het Pauperparadijs (2009) van Suzanna Jansen genealogen heeft aangezet tot het doen van onderzoek, of hen op zijn minst heeft geïnspireerd. In dit boek onderzoekt de schrijfster de afkomst van haar familie. Haar moeder, afkomstig uit een gezin dat onderhevig is aan alcoholmisbruik en schulden, ontleent haar laatste waardigheid aan een gerucht over een voorname afkomst en een misgelopen erfenis. Nadere research wijst echter uit dat het verleden van de voorouders van Jansen een stuk minder bedeeld was. Zij werden onder andere blootgesteld aan het heropvoedingsexperiment in de Drentse nederzetting Veenhuizen.109 Theo Groen haalde veel overeenkomsten met zijn eigen familie uit het verhaal van Jansen. Hij vertelt:
106
Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom AU 1-268, CD-rom. Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 78. 108 Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 78. 109 Suzanna Jansen, Het Pauperparadijs (Amsterdam 2008). 107
25
“Een aantal familieleden van mij zijn opgevoed in Veenhuizen. Het Pauperparadijs, dat kan ik voor een groot deel over [de geschiedenis van] mijn familie heen leggen. Dat is heel herkenbaar, […] en we zijn er ook geweest.”110
Het televisieprogramma Verborgen Verleden vormde voor Karin Meijer een belangrijke inspiratiebron: “ik had er één aflevering van gezien en toen dacht ik: zo dat is zeker gaaf, dan kan ik misschien ook dat antwoord vinden van waarom er in de familie bepaalde dingen gebeuren.”111 Ook gebeurtenissen of omstandigheden in de persoonlijke sfeer kunnen vragen oproepen die slechts kunnen worden beantwoord door middel van genealogisch onderzoek. Voorbeelden hiervan zijn overlijdens, scheidingen, zwijgende familieleden of erfelijke aandoeningen. Dit leidt tot nieuwsgierigheid en vormt met regelmaat de aanzet tot het doen van onderzoek.112 Als genealogen eenmaal toegeven aan hun nieuwsgierigheid, ervaren velen hun hobby als een soort verslaving. De gevoelens die genealogisch onderzoek losmaken, zouden daarbij van invloed kunnen zijn. Meer dan tachtig procent van de ondervraagden geeft aan zich verbonden te voelen met het verleden door het doen van genealogisch onderzoek. Een bevredigde nieuwsgierigheid, voldoening, het tastbaar maken van het verleden en het oplossen van een puzzel zijn ook veelvoudig terugkerende gevoelens.113 Geïnterviewde André Sijnesael geeft aan dat hij een “steeds weer opkomende nieuwsgierigheid”114 ervaart als hij bezig is met zijn genealogisch onderzoek:
“Wat zit er achter bepaalde feiten? Wie was de volgende voorouder in de kwartierstaat? Hoe ver kan ik terug met deze lijn? Waar komen mijn voorouders vandaan? Nieuwsgierigheid, maar ook fascinatie over de geschiedenis van mijn voorouders én geschiedenis in het algemeen.”115
Theo Groen ervaart een gevoel van nostalgie naar een tijd die voorbij is, en heeft bewondering voor de manier waarop verschillende vroegere generaties geleefd en gehandeld hebben.116
110
Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 94. 111 Vraaggesprek met Karin Meijer, genealogisch onderzoeker, gehouden op 14-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 121. 112 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom AU 1-268, CD-rom. 113 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Wat voor gevoelens ontleent u aan genealogisch onderzoek?’, bijlagen, pagina 67. 114 Vraaggesprek met André Sijnesael, genealogisch onderzoeker, gehouden op 11-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 111. 115 Ibidem. 116 Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 86.
26
Gedegen kennis en vaardigheden Om de honger naar kennis te kunnen stillen, moeten genealogen beschikken over vaardigheden en kennis. Vaak betreft dat kennis die te maken heeft met de omgang met bronnen, omdat het opzetten en uitwerken van genealogisch onderzoek daarom vraagt. In een kwalitatief goed genealogisch onderzoek doet het bronnenonderzoek niet onder voor een klassieke historische studie. Jerome de Groot en Kees Ribbens beschrijven vergelijkbare technieken om tot kennis over bronnen en genealogisch onderzoek te komen. Er is sprake van een vast stramien volgens welk het genealogisch onderzoek verloopt. De Groot stelt dat genealogie verbonden is met de westerse wereld en cultuur door middel van de onderzoeksmethodes en het gebruik van stambomen. De internationalisering van genealogie kan ervoor zorgen dat andere culturen aan modellen als stambomen en het indelen van individuen in groepen als kwartierstaten worden blootgesteld. Dit model van historische kennis hoeft volgens De Groot echter niet per definitie dominant te zijn.117 Een voorbeeld van De Groots benadering is terug te zien in het artikel ‘Genealogie, familiebesef en afstamming’ van Yme Kuiper. Hij licht toe hoe de Tiv, een stam in Nigeria, bezig is met genealogie. Hun genealogieën zijn minimaal zes en maximaal twaalf generaties diep, en ze leren hun voorouders beetje bij beetje kennen, niet aan de hand van systematische vragen, zoals in de westerse wereld van toepassing is.118 De eerste stap in het stramien rond genealogie in de westerse wereld zou het ondervragen van familieleden zijn, een beeld dat door de ondervraagde genealogen bevestigd wordt.119 Hans Roelofs schrijft in de inleiding van zijn stamboeken dat hij begon met de meest elementaire gegevens van zijn naaste familieleden te verzamelen, daarna vragen begon te stellen aan zijn vader en zoveel mogelijk opschreef. “Ik ontdekte dat ik het jammer vond dat ik niet veertig jaar eerder was begonnen met deze vragen, want dan had ik meer familieleden vragen kunnen stellen.”120 Henk Werk licht in het voorwoord van zijn boek Groninger Kermis. Werken op reis met gebakkramen uitgebreid toe hoe hij te werk ging tijdens het onderzoek naar zijn voorouders:
“Naast de gebruikelijke bronnen – de burgerlijke stand en het bevolkingsregister – kon ik putten uit familiearchieven, die mij ruimhartig werden toegeschoven. Vraaggesprekken – in
117
Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 106. 118 Yme Berend Kuiper, ‘Genealogie, familiebesef en afstamming. Verkenningen van een cultureel antropoloog’, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 73-84, aldaar 77. 119 Kees Ribbens, Een eigentijds verleden, 115-116 en Jerome de Groot, ‘Genealogy and public history’, 10-11. 120 J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie Brons-Pietersen (Hoofddorp 2014) 15.
27
wetenschappelijke kringen spreekt men van ‘oral history’ of ‘gesproken geschiedenis’leverden kleine, maar welkome en in een enkel geval zelfs zeer uitgebreide verhalen op.”121
Een volgende stap zou de gang naar het archief zijn, waar de belangrijkste bronnen in primaire documenten te vinden zijn. Genealogie is in de westerse wereld sterk verbonden met patriarchale modellen en staatsinstituten als archieven en bureaucratie.122 Dit zegt iets over de manier waarop genealogen en familiehistorici omgaan met historische bronnen. Veel van deze bronnen worden tegenwoordig gevonden en geraadpleegd via internet. Veel archieven hebben delen van hun collectie gedigitaliseerd en er komt steeds meer bij. Vroegen moesten genealogen veel op stap, maar tegenwoordig bezoeken zij de fysieke archieven in eerste instantie niet meer om hun onderzoek completer te maken. De collecties van instituten worden online geraadpleegd, zeker wanneer een fysieke belemmering als een grote afstand de genealoog parten speelt.123 Mathea licht toe hoe zij deze ontwikkeling heeft ervaren:
“De rol van archieven is zeker niet kleiner, want alle bronnen die ik digitaal raadpleeg zijn websites van archieven. Alles wordt nu openbaar gemaakt, en het archief wordt veel meer een dienstverlener. Zij worden veel meer gedwongen om dingen openbaar te maken en duidelijk te maken. Vroeger was het archief de autoriteit, nu is het de dienstverlener.”124
Pas als het niet meer digitaal kan, gaan veel genealogen naar een fysiek archief. Karin Meijer vertelt dat de fysieke afstand tot archieven het voor haar lastig maakt om deze met regelmaat te bezoeken.
“Mijn voorouders komen allemaal uit Groningen, Friesland en Drenthe. Ik woon zelf in Ridderkerk, dus dat is nou niet echt gemakkelijk om daar archieven te gaan bezoeken. Dus voorlopig doe ik het nog met geboorte-, trouw- en overlijdensaktes, en dat kan ook relatief gemakkelijk op internet.”125
121
Henk Werk, Groninger Kermis.Werken op reis met gebakkramen,1850 – 1961(Zoetermeer 2015) 7. Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 106. 123 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)?’, bijlagen, pagina 69. 124 Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 105. 125 Vraaggesprek met Karin Meijer, genealogisch onderzoeker, gehouden op 14-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 121. 122
28
Ruim 96 procent van de genealogen die de enquête invulden, gebruikt internet om informatie te vinden over hun voorouders. De rol van het archief is niet zozeer kleiner geworden, eerder anders. Veel genealogen geven ook aan dat er eigenlijk geen onderscheid gemaakt kan worden tussen het digitale archief en het fysieke archief, omdat in wezen dezelfde bronnen worden geraadpleegd. Het internet wordt door genealogen ook gebruikt om informatie over historische en geografische achtergronden bij hun familiegeschiedenis en vertalingen te vinden, en om contact te leggen met medegenealogen.126 Zeker voor een ‘nieuwere generatie’ genealogen, die pas zijn begonnen met onderzoeken in de tijd dat informatie vergaren en communiceren via het internet geen luxe is maar deel uit maakt van het dagelijks leven, is dit de normaalste zaak van de wereld. Een volgende stap die ook zeer sterk is beïnvloed door de opkomst van het internet, zou het lidmaatschap van een genealogische vereniging zijn.127 Deze bewering is echter niet langer houdbaar. Zoals we hebben gezien zijn de lidmaatschapscijfers van de NGV gestagneerd, terwijl de digitale dienstverlening van het CBG juist een groei heeft doorgemaakt. Voor de genealogen is het niet meer per definitie nodig om lid te worden van een genealogische vereniging om kennis op te doen. Ook het volgen van cursussen wordt door lang niet alle genealogen gedaan. Het overgrote deel geeft aan door schade en schande wijzer te zijn geworden en zich de noodzakelijke onderzoekvaardigheden als het ware als een autodidact eigen te hebben gemaakt.128 Ondanks het zelfstandige karakter van de kennisoverdracht rond genealogie, bestaat er wel een standaard voor een fatsoenlijke manier voor het doen van onderzoek, zoals de eerder genoemde pijlers van het CBG.129 Carin vertelt hoe belangrijk het is om van zulke regels en vaardigheden op de hoogte te zijn:
“Het is geschiedkundige kennis die je nodig hebt. Je bent natuurlijk wel allemaal amateurs, en waar haal je dan je kennis vandaan? Hoe doe je eigenlijk genealogisch onderzoek? Waar moet je allemaal om denken? Dat heb ik echt allemaal moeten leren in het begin.”130
De gevonden gegevens worden in eerste instantie omgezet in een stamboom. Daarna wordt deze kennis aangekleed met historische gegevens. Henk Werk beschrijft gedetailleerd hoe hij te werk ging tijdens zijn onderzoek. 126
Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)?, bijlagen, pagina 69 en kolom BZ 1-268, CD-rom. 127 Kees Ribbens, Een Eigentijds Verleden, 115-116. 128 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Waar heeft u kennis over genealogie opgedaan?’, bijlagen, pagina 68. 129 Jerome de Groot, ‘Genealogy and Public History’, 10-11. 130 Vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 130.
29
“Ieder beginnend genealoog zal moeten beginnen met een stamreeks en een kwartierstaat (primaire bronnen: kerkelijke registers, burgerlijke stand, bevolkingsregisters). Het skelet zogezegd. Daarna komt de rest van het lichaam (secundaire bronnen: rechterlijke en notariële archieven, militaire bronnen, Algemeen Politieblad, raadsverslagen, familieadvertenties, Kamer van Koophandel, Bouw- en Hinderwetvergunningen, kadaster). En in mijn specifieke geval de vondst in Groningen van 4 archiefdozen met dossiers over de Groninger kermis.”131
Uit dit antwoord blijkt tevens dat de interpretatie van de begrippen ‘primaire’ en ‘secundaire’ bronnen onder genealogen anders zijn dan bij historici. Waar historici alle originele historische documenten in archieven zouden rekenen tot primaire bronnen, en verwerkingen, beschouwingen en commentaren op de originele bronnen onder secundaire bronnen scharen, hangt het onderscheid tussen primaire en secundaire bronnen voor genealogen vooral af van het belang van de inhoud van de bron voor het genealogisch onderzoek. Deze veronderstelling wordt bevestigd in de cursus stamboomonderzoek van de NTR Academie van de Nationale Publieke Omroep uit 2009. In deze televisiecursus leert de kijker stap voor stap informatie over zijn of haar voorouders terug te vinden in archiefbronnen. Vincent Robijn, archivaris en de presentator van het programma, stelt dat primaire bronnen informatie over geboorte, trouwen en sterfte bevat. Deze bronnen vertellen je eigenlijk weinig over het familieverhaal en allerlei zaken die voorouders bezighielden, bijvoorbeeld beroepen. Het onderzoek waarbij het persoonlijke verhaal rond voorouders wordt gereconstrueerd vindt volgens Robijn plaats aan de hand van secundaire bronnen. Dit zijn bronnen die niet primair gaan over geboorte, overlijden of over huwelijk, maar bronnen die “uit allerlei soorten archieven afkomstig kunnen zijn: bedrijfsarchieven, familiearchieven, misschien van een sportvereniging”. In deze archieven zouden allerlei soorten informatie te vinden zijn.132 Hans Roelofs maakte voor het schrijven van de twee stambomen over zijn familie uitvoerig gebruik van ‘secundaire bronnen’. Een voorbeeld is de beschrijving van zijn voorouder Helena van der Holm, die in Amsterdam geldelijke steun ontving voor huiszittende armen en later, als oudere vrouw, in het Luthers Diaconiehuis belandde. Meneer Roelofs beschrijft aan de hand van de primaire bron ‘Geapprobeerde reglementen voor het luthersche diaconiehuis in de groote diaconievergadering 131
Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 142. 132 NTR Academie: stamboomonderzoek, aflevering acht: secundaire bronnen: http://ntracademie.nl/cursussen/cursuspagina/10-stappencursus-stamboomonderzoek/stap/8.html (geraadpleegd op 27-12-2015).
30
van den IIde april 1771’ hoe het was om zulke steun te ontvangen en in een diaconiehuis te leven. Hij schrijft waarom mensen in het huis terecht kwamen, over de kleding die mensen daar droegen en wat voor voedsel zij aten en dronken.133 Uit het onderzoek bleek dat niet alle genealogen waarde hechten aan deze secundaire bronnen. Zo vindt Theo Groen secundaire bronnen waar hij bijvoorbeeld overleveringsverhalen of foto’s van grafstenen toe rekent, minder belangrijk dan archieven, maar wel nuttig om zaken duidelijker of bevestigd te krijgen. “Ze zijn minder belangrijk, ik noem het altijd maar bijvangst.”134 65 procent van de geënquêteerden geeft aan dat ook secundaire bronnen zeer belangrijk zijn voor hun genealogisch onderzoek.135 Deze uitkomst komt in grote lijnen overeen met het beeld dat door Kees Ribbens geschetst wordt in Een eigentijds verleden, waarin hij stelt dat ongeveer de helft van de genealogen probeert de stamboom uit te breiden tot een familiegeschiedenis, waarvoor ook secundaire bronnen nodig zijn.136 Het belang van deze soort bronnen lijk nauw samen te hangen met de aard van het genealogisch onderzoek. Als het doel vooral is om de stamboom of kwartierstaat zo ver mogelijk in te vullen, dan spelen secundaire bronnen een aanzienlijk kleinere rol dan wanneer het doel is om een zo uitgebreid mogelijk beeld te schetsen van de tijd waarin bepaalde voorouders leefden. Het komt echter bijna niet voor dat genealogen weinig tot geen gebruik maken van historische bronnen (0 – 1 procent).137 Omdat de interpretatie van het begrip ‘secundaire bron’ bij academische historici en genealogen verschillend is, heb ik de genealogen in het onderzoek gevraagd of ze ook belang hechten aan secundaire historische bronnen, waarbij ik duidelijk heb gemaakt dat ik bijvoorbeeld boeken met een historisch onderwerp bedoel. André Sijnesael geeft aan dat secundaire bronnen heel belangrijk zijn om de omgeving waarin zijn voorouders leefden beter te begrijpen. Zonder kennis van de historie kunnen genealogen naar zijn mening nooit begrijpen hoe de levens van voorouders zijn geweest. Zij zouden het verleden dan alleen maar beoordelen naar de situatie waarin vandaag de dag wordt geleefd. Ook vindt hij het interessant om de algemene geschiedenis te kennen, en niet alleen die van zijn voorouders.138 Mathea Schwing vertelde dat zij secundaire historische literatuur alleen gebruikt als er bijvoorbeeld historische benamingen, gebruiken of gebeurtenissen naar voren
133
J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie Brons-Pietersen (Hoofddorp 2014) 30 -31. Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 90. 135 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, bijlagen, grafiek ‘Hoe belangrijk zijn historische bronnen voor uw onderzoek?’, pagina 70. 136 Kees Ribbens, Een Eigentijds Verleden,115-116. 137 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom CJ 1-268, CD-rom. 138 Vraaggesprek met André Sijnesael, genealogisch onderzoeker, gehouden op 11-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 114. 134
31
komen in haar onderzoek die ze niet begrijpt: “voor mij gaat het om die persoonlijke verhalen, en de geschiedenis is dan een middel om het te begrijpen”.139 Naast conventionele bronnen maken veel genealogen ook gebruik van objecten uit de familiaire sfeer die volgens de interpretatie van Hilda Kean verzameld en bewaard zijn uit angst om vergeten te worden door volgende generaties. Het boek London Stories van Kean is een onderzoek naar het verleden van haar eigen familie en een exposé over de arbeidersklasse in het negentiendeen twintigste-eeuwse Londen. Het verhaal van de mensen uit deze klasse – en dus Kean’s voorouders - wordt verteld aan de hand van de sporen die de mensen achterlieten. De auteur probeert met onder andere deze objecten, maar ook fysieke plekken als straten, plaatsen en kerkhoven, niet zozeer het verleden te reconstrueren zoals het geweest is, maar wel het verleden met het heden te verenigen.140 Marjan Hendriks vertelt een soortgelijk verhaal over objecten. Haar grootouders bezaten tijdens de Eerste Wereldoorlog een kruidenierswinkeltje in Bergen. Zij hadden veel contact met geïnterneerde Duitsers en Belgen die bij hen langskwamen om te kaarten of te praten. Marjan bezit voorwerpen die in die tijd gemaakt zijn, zoals een broodplank, een brievenstandaard en een heft voor een kroontjespen. De objecten uit de tijd van haar grootouders geven de band met het verleden voor haar een extra dimensie.141 Theo Groen voelt zich extra verbonden met het verleden door de dorpen Terkaple, Terherne en Oude Haske in Friesland, waar zijn voorouders en die van zijn echtgenote begin achttiende eeuw hebben gewoond. Hij vindt het interessant om de verblijfplaatsen te bezoeken, maar geeft wel aan dat het verder voor het genealogisch onderzoek niet heel belangrijk is geweest.142 De rol die Theo Groen toekent aan fysieke plaatsen is terug te zien bij veel genealogen. De deelnemers aan de enquête geven aan dat fysieke plaatsen ‘zeer belangrijk’ tot belangrijk zijn (ongeveer 73 procent) en dat objecten die hebben toebehoord aan voorouders minstens zo belangrijk zijn als bronnen op papier, maar vooral om een extra dimensie aan de familiegeschiedenis te geven en niet zozeer als bron.143 Interessant aan de ideeën van Theo Groen en vele andere genealogen, is dat zij ‘Roomser dan de Paus’ lijken te zijn: ze houden zich overdreven streng aan de regels waarvan zij denken dat die gelden binnen de geschiedschrijving en maken vrijwel alleen gebruik van schriftelijk bronnenmateriaal.
139
Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 106. 140 Hilda Kean, London Stories, 10. 141 Vraaggesprek met Marjan Hendriks, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 137. 142 Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 86. 143 Uitslagen enquête genealogisch onderzoek, grafieken ‘Waardoor voelt u zich het nauwst verbonden met het verleden?’ en ‘Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor genealogisch onderzoek?’, bijlagen, pagina 71.
32
Dit is tevens af te leiden uit de boeken en artikelen die genealogen schrijven over hun voorouders. In de artikelen die zij schrijven voor Gens Nostra komen wel plaatsen aan de orde maar zelden als bron voor de levens van voorouders of andere personen die door genealogen worden onderzocht.144 Hans Roelofs benoemt in zijn stamboeken uitgebreid de plaatsen waar zijn voorouders hebben geleefd en hoe deze eruitzagen, maar beschrijft niet zozeer wat het dagelijks leven in een bepaalde periode en op een bepaalde plaats inhield voor zijn voorouders.145 Jerome de Groot stelt dat de manier waarop genealogen bronnen benaderen vrij conservatief is. Ook zou stamboomonderzoek gevestigd zijn in een model van geschiedenis dat “wetenschappelijk, benaderbaar en verkrijgbaar” is. Archieven en hun digitale zoekmachines worden met veel respect benaderd en beschouwd als de hoeders van de waarheid. Gebruikers vinden de informatie in deze schriftelijke documentatie belangrijk, en zien het als iets dat deel uitmaakt van een veel groter netwerk van bewijzen.146 De omgang met bronnen en archieven door de nieuwste generatie genealogen, die het overgrote deel van hun onderzoek online uitvoeren, kent sterke overeenkomsten met het brongebruik in de digitale encyclopedie Wikipedia. Zowel in het onderzoek van genealogen als op Wikipedia is het van groot belang dat het onderzoeksproces transparant is. Er mag geen sprake zijn van een zogenaamde ‘zwarte doos’.147 Hiermee wordt bedoeld dat zowel de uitwendige verschijning (in dit geval bijvoorbeeld een stamboom of familieonderzoek) als het inwendige proces erachter (de bronnen voor het onderzoek en de redenatie die eraan ten grondslag ligt) bekend moeten zijn. Deze transparantie wordt bereikt door het gebruik van modellen, waarvan stambomen ook als voorbeeld kunnen worden gezien, die volledig onderbouwd zijn met documenten. In het model of stamboom moet heel duidelijk worden weergegeven wat de aannames zijn. Gebruikers moeten toegang hebben tot de bronnen die gebruikt worden in de stamboom of het model, zodat de betekenis van die bronnen door hen kan worden geanalyseerd. Genealogen of onderzoekers die naderhand gebruik willen maken van een stamboom of artikel, kunnen op deze manier stap voor stap het onderzoeksproces nalopen en controleren op eventuele fouten.148
144
Zie Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandse Genealogische Vereniging 1 (2014) en Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandse Genealogische Vereniging 1 (2015). 145 J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie Roelofs uit Doornenburg. Stamboom van de familie Roelofs, stamboom van de familie Meier (Hoofddorp 2014) en J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie BronsPietersen (Hoofddorp 2014). 146 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 109. 147 Frederick W. Gibbs and Trevor J. Owens, ‘The Hermeneutics of Data and Historical Writing’ in: Jack Dougherty and Kristen Nawrotzki, Writing History in the Digital Age (2012) zie: http://writinghistory.trincoll.edu/data/gibbs-owens-2012-spring/. 148 Adele Santana en Donna J. Wood, ‘Transparency and social responsibility issues for Wikipedia’, Ethics and information technology 2 (2009) 133 – 144, aldaar 135-136.
33
Als dit proces niet wordt nageleefd, ontstaat er een ongelijkheid in kennis en macht, zeker omdat de personen die kennis toevoegen en de gebruikers over het algemeen geen bekenden van elkaar zijn, stellen Adele Santana en Donna Wood in hun artikel ‘Transparency and social responsibility issues for Wikipedia’(2009).149 Volgens Deborah Johnson, hoogleraar Toegepaste Ethiek aan de universiteit van Virginia, is deze transparantie nodig omdat er een verandering is opgetreden in de eigenschappen die vandaag de dag worden toegekend aan vertrouwen. In het verleden was vertrouwen verbonden met persoonlijke identiteit en relaties tussen verschillende personen, terwijl vertrouwen tegenwoordig veel meer gebaseerd is op bewijsvoering. Deze bewijsvoering is echter moeilijk vast te stellen met digitale informatiesystemen. Zo stelt ze:
“Trust in the information we use in decision making and trust in the individuals with whom we have relationships seems crucial to our way of being. Yet trust is difficult to develop in an environment in which one cannot be sure of the identities of the people with whom one is communicating. It is difficult to develop a reliable history of experiences with specific people.”150
Voor genealogen die hun kennis vooral uit boeken halen en bijvoorbeeld krijgen van medeleden van genealogische verenigingen, speelt dit probleem veel minder, hoewel ook de informatie die zij verstrekken of raadplegen in bijvoorbeeld een genealogisch tijdschrift of boek controleerbaar moet zijn. Ook in dat geval zijn lezer en schrijver niet altijd bekenden van elkaar. Voor genealogen die hun onderzoek veelal via internet uitvoeren, is de naleving van het proces van nog veel groter belang, omdat zij lang niet altijd weten wie de verstrekker van de informatie is die zij willen gebruiken. Tegenwoordig wordt veel kennis gedeeld via facebook, fora en andere sociale media, variërend van de vraag welke computerprogramma’s het beste gebruikt kunnen worden voor genealogisch onderzoek en in welke zoekmachines het beste gezocht kan worden, tot de vraag of collegagenealogen informatie hebben over (mogelijke) voorouders.151
Digitale genealogie: luxe of last? Toch ligt het niet zo simpel dat alle genealogen hun kennis eenvoudigweg delen. Er is een duidelijke scheiding waar te nemen tussen genealogen die hun kennis wel willen delen en een groep die dat liever niet doet. Onder de geïnterviewde genealogen zijn de meningen over het delen van de gevonden gegevens verdeeld. Twee uitersten zijn waar te nemen in de houdingen van Mathea en die 149
Ibidem. Ibidem, 136. 151 Jerome de Groot, ‘Genealogy and Public History’, 10-11 en zie bijlage: afbeelding besloten facebookgroep voor genealogie en stamboomonderzoek, 61-62. 150
34
van Carin. Mathea is erg open in het delen van de door haar gevonden informatie en verspreidt deze via het computerprogramma Familysearch. Alle gegevens die zij invult kunnen door anderen gevonden worden via zoekmachines als Google. Ze heeft er geen problemen mee, omdat gegevens over levende personen afgeschermd zijn en informatie over mensen die niet meer leven niet beschermd worden door de wet op privacy: “die kun je sowieso vinden op duizenden websites […] dat is eigenlijk gewoon publiek bekende en beschikbare informatie.”152 Carin heeft hier iets meer moeite mee:
“Ik heb het binnen de familie gehouden. Tegenwoordig wordt het wat makkelijker, maar in de beginjaren ben ik ook wel zeer regelmatig naar archieven geweest en alles. Dan kost het ook wel het nodige geld. Ik merk dan wel van veel genealogen, dan bescherm je het ook wel een beetje, […] nog afgezien van het feit dat je natuurlijk voor jezelf heel zorgvuldig moet zijn van klopt het wel […] want er zijn mensen tussen, die rotzooien maar wat aan.”153
Voor Carin moet er wel sprake zijn van een wisselwerking, voor ze de door haar gevonden gegevens wil delen, en ze is daarin lang niet de enige. Ongeveer de helft van de ondervraagde genealogen in de enquête geeft aan hun kennis niet of nog niet online te hebben gedeeld.154 Ook Theo Groen staat er niet voor open om zijn kennis online te delen:
“Op het moment dat je dat doet, geef je ook een hele hoop informatie uit handen en je weet nooit wat daarmee gaat gebeuren. Ik ben daar heel terughoudend in. Binnen de familie, prima, maar daarbuiten is voor mij nog een brug te ver.”155
Uit Carins argument blijkt dat genealogie niet simpelweg gaat om het consumeren van gegevens die online gevonden kunnen worden. Genealogische gegevens van voorouders zijn geen simpele ruil- of verkoopwaar, maar privé-gegevens. Bovendien is het een investering van tijd, geld en moeite. De samenwerking van genealogen die hun onderzoek niet online willen delen, is beperkt. Deze uitkomst is niet gelijk aan het beeld dat Jerome de Groot heeft van de manier waarop genealogen omgaan met het online delen van hun kennis. Volgens De Groot zijn veel van de websites waarop kennis gedeeld 152
Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 101. 153 Vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 128. 154 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Deelt u uw genealogische kennis met anderen?’, bijlagen, pagina 69. 155 Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 91.
35
wordt tegenwoordig commercieel ingesteld, in tegenstelling tot de websites van archieven waarop genealogische kennis aanvankelijk te vinden was en werd gedeeld. Deze nieuwe commerciële websites borduren volgens De Groot voort op een bestaande traditie binnen de ‘community van genealogen, waarin veel wordt gesteund op vrijwillige bijdrages en samenwerking tussen de gebruikers. Door middel van gebruikers die informatie delen, wordt de genealogische database effectief. Het delen van data in een gelijkwaardig netwerk, in plaats van in een hiërarchie is volgens De Groot een karakteristiek van de amateurgenealogie.156 Genealogisch onderzoek heeft in zijn optiek impact gehad op de manier waarop het internet fundamenteel werkt, en andersom zou het internet impact hebben gehad op de manier waarop genealogie werkt.157 De Groot stelt:
“The family historian is increasingly resourced and supported by companies and businesses, rather than the archives of the state. This is a shift in the status of genealogical information, and the context in which it is being used and shared.”158
De Groot beschrijft dat de commerciële websites allemaal een eigen individuele database hebben, evenals sociale media, software om een stamboom te bouwen en discussiefora. Ze bieden wereldwijd veel steun bij onderzoek. Door de websites is genealogie steeds meer verworden tot een verdienmodel waarmee mensen op grote schaal inkomsten verwerven door het bieden van tools en data voor individueel historisch onderzoek.159 Om dit verdienmodel te laten werken, moeten alle genealogen echter wel hun kennis bij willen dragen. “The model really only works when all information is shared. The purpose of the network is the growth of the network. It tends towards openness and through that revelation”,160 aldus De Groot. De sleutel tot het succes van de websites is dat de gebruikers ervan stambomen uploaden die zij zelf hebben gemaakt, en die gebaseerd zijn op informatie van buiten de database. Op die manier dragen zij bij aan een enorm archief dat gebaseerd is op crowdsourcing en dat afhankelijk is van de gebruikers. De bedrijven achter de websites zetten in hun marketingtechnieken sterk in op het participatie-aspect. Door je als genealoog te binden aan het online archief op één van de websites zouden naar het inzicht van de bedrijven nieuwe connecties kunnen ontwikkelen en
156
Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 114. 157 Ibidem, 113. 158 Ibidem. 159 Ibidem, 116. 160 Ibidem, 117.
36
doodlopende sporen, waar veel genealogen naar verloop van tijd tegen aan lopen, kunnen worden overwonnen.161 Het is de vraag of iedere genealoog zich bewust is van het gevaar dat voortvloeit uit de terughoudendheid van een groep genealogen die hun kennis niet online willen delen. De mogelijkheid dat hierdoor veel onvolledige en zelfs foute informatie in een stamboom of familieonderzoek sluipt is aanwezig, zeker nu een groot deel van het onderzoek online wordt uitgevoerd. Aan de ene kant zijn er genealogen die stellen dat zij voorzichtig zijn en alle bronnen zelf natrekken.162 Aan de andere kant hechten de geënquêteerde genealogen maar weinig waarde aan het belang van bijvoorbeeld DNA-onderzoek, waarmee een familieband onomstotelijk kan worden vastgesteld.163 Familiegeschiedenis mag met de woorden van Jerome de Grot dan wel “the democratization of “historical” practice, imagination, and understanding”164 zijn, de nieuwe paden die worden bewandeld dankzij digitalisering en online bronnen dienen ook te worden gebruikt om oplossingen en aanpassingen te vinden voor problematische zaken als nationale identiteit, privacy en de relatie tussen de staat en bedrijven op het gebied van archieven en databases. Volgens De Groot is het een uitdaging voor publiekshistorici om de verschillende manieren waarop genealogie en familiegeschiedenis werken te erkennen, begrijpen en onder woorden te brengen. Publiekshistorici moeten de informatie en tools die er zijn gebruiken om zich te verbinden met de diverse en complexe fenomenen die genealogie en familiegeschiedenis zijn.165 Dit geldt ook voor het feit dat genealogen op een zeer klassieke manier onderzoek doen naar het verleden van hun familie, lang niet alle informatie over hun voorouders in hun computer stoppen en delen, en zich misschien niet altijd bewust zijn van de gevaren die de democratisering en digitalisering van genealogische kennis met zich meebrengen.
161
Ibidem, 118-119. Zie bijvoorbeeld: Vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 130 en Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 109. 163 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom BI 1 t/m 269, CD-rom. 164 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 127. 165 Ibidem. 162
37
3. ‘Amateur’ en ‘professional’: is every man his own historian? Zo divers als de personen die zich bezighouden met genealogie en hun opvattingen daarover kunnen zijn, zo uiteenlopend zijn ook de verschillende vormen van het verleden waar zij naar op zoek zijn, de manier waarop zij zichzelf beschouwen en de rol die zij toekennen aan historici. Van kwartierstaat tot stamboek, van amateurgenealoog tot professional en van historici en geschiedenis als belangrijk en interessant tot “niets aan”: de meningen en ideeën van de genealogen in het onderzoek zijn zeer verscheiden. Toch lijken deze drie zaken nauw met elkaar samen te hangen.
Zoektocht naar het verleden De producten die genealogen creëren met betrekking tot het onderzoek naar hun voorouders, kunnen variëren van een enkele stamboom tot een artikel in een genealogisch tijdschrift of een compleet boek over (een aspect van) hun familiegeschiedenis. Het startpunt van ieder genealogisch onderzoek wordt gevormd door een kwartierstaat en een stamreeks. Deze producten zouden, ondanks en doordat ze een vast onderdeel uitmaken van ieder genealogisch onderzoek, “kwalitatief onbetekenende producten zijn”,166 stelt Nico Plomp, antropoloog en auteur van de Teleac-methode Genealogie. Van stamboom tot familiegeschiedenis. Dat er genoeg genealogen zijn die hun inspanningen naar een hoger niveau tillen, bewijzen de artikelen die velen van hen als resultaat van hun onderzoek publiceren in genealogische tijdschriften. Zestien genealogen die deelnamen aan de enquête hebben dit al gedaan of willen dit nog gaan doen.167 Ook Marjan Hendriks geeft aan dat zij haar onderzoek wil publiceren: “ik hoop nog heel lang deze hobby te kunnen uitoefenen en op den duur door te publiceren wat ik gevonden heb, anderen van dienst te kunnen zijn”.168 De bladen waarin genealogen publiceren kunnen variëren van lokale uitgaves tot professionele lectuur. Zo beschikken veel regionale aftakkingen van de NGV over een eigen blaadje, bijvoorbeeld het blad GroninGEN van de afdeling in Groningen. Het belangrijkste deel van dit tijdschrift bestaat uit kwartierstaten en onderzoek van lokale genealogen. Daarnaast is er ruimte
166
Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995)85-92, aldaar 87. 167 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, Kolom BV 1-269, CD-rom. 168 Vraaggesprek met Marjan Hendriks, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 138.
38
voor achtergrondinformatie als interviews, nieuws uit regionale archieven, boeken die net verschenen zijn of op korte termijn zullen verschijnen en informatie over digitale genealogie.169 Op landelijk niveau verschijnt iedere maand het tijdschrift Gens Nostra bij de NGV. Hierin staan voor het grootste deel de verhalen en ontdekkingen door leden van de Nederlandse Genealogische Vereniging, die niet per definitie academisch geschoold zijn op het gebied van geschiedenis, centraal. De verhalen die in het blad verschijnen, worden beoordeeld en geredigeerd door de redactie van het tijdschrift, bestaande uit leden van de vereniging. Het blad wil geen wetenschappelijk tijdschrift voor genealogie zijn, maar meer “een blad voor de Nederlandse amateurgenealoog die hier als hobby mee bezig is”.170 De opzet van het tijdschrift is vrij constant. Veel nummers bevatten eerst een lang artikel van een genealoog en daaropvolgend twee wat kortere artikelen. Daarnaast wordt het tijdschrift opgevuld met wat kortere entertainende stukjes, bijvoorbeeld een portret van een persoon of een korte omschrijving van een ontdekking. Ook een bespreking van nieuwe genealogische boeken en tijdschriften die interessant kunnen zijn voor de leden, aanvullingen en verbeteringen, een oproeprubriek waarin vragen gesteld kunnen worden en een sectie over digitaal genealogisch onderzoek maken deel uit van het tijdschrift.171 Uit de verschillende jaargangen van Gens Nostra blijkt dat de grootste rubriek in het blad ‘Het portret van …” is. Dit kapittel komt per jaargang ongeveer 28 keer terug, en bevat een profielschets van een historische persoon of echtpaar, waarbij de nadruk ligt op de persoonlijk geschiedenis en enkele genealogische gegevens. Iedere jaargang bevat ook ongeveer tien genealogieën en kwartierstaten, waaraan veel kennis ontleend kan worden met betrekking tot brongebruik en de methode die een genealoog toepast bij zijn of haar onderzoek. De artikelen waaruit bijzondere onderzoekservaring spreekt, zijn tussen 2007 en nu sterk toegenomen. Iedere jaargang bevat er ongeveer twintig.172 Een voorbeeld van zo’n artikel over onderzoekservaring is ‘De patroniemval of hoe Bertram de Bruijn aan zijn naam kwam’ van Berend van Dooren. Hierin stelt hij aan de orde hoe de naam van een voorouder kan helpen bij het vinden van hun afstammingen. Dit is geen al te ingewikkeld proces, tot een genealoog zo ver teruggaat in de tijd dat er geen familienamen meer werden gebruikt, maar patroniemen of vadersnamen. Deze namen, die na de doopnaam kwamen, gaven aan hoe de vader van een naamdrager heette, bijvoorbeeld Jan(s)sen of Hendriks. Uit een patroniem kan volgens Van Dooren echter niet klakkeloos worden opgemaakt of men te maken heeft met een voorouder, 169
GroninGEN, afdelingsblad van de NGV afdeling Groningen, bijvoorbeeld jaargang 20 (2013) en jaargang 21 (2014). 170 Webstek Gens Nostra, het tijdschrift van de Nederlandse Genealogische Vereniging: http://www.ngv.nl/wwwGNO/index.php?site=GNO (geraadpleegd op 26-11-2015). 171 Bijvoorbeeld: Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandse Genealogische Vereniging 1 (2014). 172 Zie Jaargangen Gens Nostra tussen 2007 en 2015, beschikbaar via: http://www.ngv.nl/wwwGNO/homepage.php?action=GN2005-2013&frams=n (Geraadpleegd op 26-11-2015).
39
hiermee moet worden opgepast. Er waren in het verleden veel mensen die dezelfde naam droegen, en zonder nader onderzoek kan niet zomaar worden aangenomen dat een persoon met dezelfde voornaam als het patroniem, per definitie de voorouder is waarnaar gezocht wordt. Wanneer dit wel gebeurt, trapt de genealoog in wat Van Dooren ‘de patroniemenval’ noemt.173 Een ander voorbeeld uit het tijdschrift is het artikel; Het archief van de stadhouders en de brieven van Cyriacus Hoorn’. In dit artikel schrijft Antonia Veldhuis over de stamboom die ze maakte van de familie Hoorn. Hiervoor raadpleegde ze de inventaris ‘Het archief van de stadhouders’ omdat twee personen uit de familie Hoorn in de zeventiende - en begin achttiende eeuw in dienst waren van de stadhouders van Groningen. Haar zoekactie bleek succesvol; in de inventaris trof ze 36 brieven aan die door de twee betreffende voorouders, Cyriacus Hoorn Senior en Junior, waren geschreven. Deze brieven verschaften haar veel informatie over de periode waarin de twee personen, die hofmeesters van de stadhouders waren, leefden. Het artikel illustreert zo dat genealogie toch vooral een vorm van historisch onderzoek is, in soms onverwachte bronnen.174 In zijn artikel ‘Genealogie voor fijnproevers’ geeft Nico Plomp hoog op van de artikelen die door genealogen geschreven worden en verschijnen in verschillende genealogische bladen. Hij vindt dan ook dat zij ten onrechte onvoldoende aandacht krijgen van hun medegenealogen, die hun stukken lezen. Op het moment van verschijnen krijgen de artikelen wel aandacht, maar vervolgens worden ze alleen nog maar geraadpleegd als de behandelde familie in het artikel de aandacht trekt van een genealoog die op zoek is naar informatie. De kwaliteiten van deze artikelen zijn volgens Plomp de onderzoekservaring die uit een stuk kan spreken en de bijzonderheid van de gebruikte bronnen.175 Naast verenigingsbladen waarin veelal wordt gepubliceerd door hobbygenealogen, bestaat er ook veel professionelere lectuur op het gebied van genealogie, bijvoorbeeld Gen., het tijdschrift over familiegeschiedenis van het CBG. De onderwerpen die in dit blad aan bod komen hebben vaak een onderwerp waar genealogen lering uit kunnen trekken, bijvoorbeeld verborgen geschiedenissen in families en hoe daar in genealogisch onderzoek mee omgegaan kan worden. Een ander voorbeeld is hoe archieven uit de sportwereld kunnen dienen als bron van onderzoek, omdat een familie al generaties lang lid kan zijn van dezelfde sportvereniging.176 Ieder nummer bevat ook een dossier waarin een aspect uit de ‘grote’ geschiedenis in verband wordt gebracht met genealogie, bijvoorbeeld de erfenissen uit de Tweede Wereldoorlog of de periode dat Nederland nog beschikte 173
Berend van Dooren, ‘De patroniemval of hoe Bertram de Bruijn aan zijn naam kwam’, Gens Nostra 9 (2011) 417 – 427. 174 Antonia Veldhuis, ‘Het archief van de stadhouders en de brieven van Cyriacus Hoorn, Gens Nostra 1 (2014) 28 – 36. 175 Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 85- 92, aldaar 87. 176 Bijvoorbeeld: Wim Coster, ‘De baronesse, de dominee en het kind’, Gen 1 (2015) 8-16.
40
over kolonies in de West.177 De artikelen in deze dossiers geven bijvoorbeeld inzicht op de geschiedenis van de oorlogsvaarders, de gevolgen van de Hongerwinter aan de hand van persoonskaarten, de vele immigranten die tussen 1858 en 1862 naar Brazilië vertrokken of de lotgevallen van de Joodse plantage-eigenaren op Curaçao en in Suriname.178 Het verschil in de professionele bladen in vergelijking met de lokale lectuur, is vooral te merken in de meer wetenschappelijke benadering die in de artikelen terug te lezen is. De lezers moeten echt iets kunnen opsteken van de stukken. Deze worden voornamelijk geschreven door mensen die op professioneel vlak bezig zijn met genealogie, bijvoorbeeld medewerkers van het CBG, archiefspecialisten, medewerkers van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, conservatoren of historici. Slechts een enkele schrijver beschikt over een ander beroep, maar wordt bijvoorbeeld wel benoemd als heemkundige of historicus. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat alleen amateurs die kwalitatief zeer goed onderzoek hebben verricht in aanmerking komen om in dit blad te publiceren. Ondanks de verschillen tussen de verenigingsbladen en de professionele lectuur, zijn er ook zeker overeenkomsten. Zowel in Gen. als in Gens Nostra wordt aandacht geschonken aan rubrieken als digitale genealogie, waarin bijvoorbeeld nieuwe middelen om makkelijker digitaal genealogisch onderzoek te doen en de discussie over het recht om ‘vergeten’ te worden aan bod komen. Europese burgers kunnen hier dankzij een nieuwe richtlijn van de Europese Unie aanspraak op maken, maar dit voorschrift kan er in de toekomst ook voor zorgen dat het lastiger wordt om het verleden van voorouders na te trekken.179 Ook beschikken beide soorten tijdschriften over een rubriek waarin nieuw verschenen werken over voorouderonderzoek centraal staat. Wat uit deze laatste rubriek, waarin gepubliceerde genealogische stukken worden opgenomen, onder andere valt op te maken, is dat het aantal publicaties op het gebied van genealogie in de loop der jaren sterk is toegenomen.180 Ook de toename in het aanbod van kopij aan genealogische tijdschriften, onder andere Gens Nostra, onderschrijft deze ontwikkeling. Door deze ontplooiing kunnen de redacties van genealogische tijdschriften een selectiever beleid voeren bij het plaatsen van stukken.181 Deze bewering wordt bevestigd in het voorwoord van het januarinummer van Gens Nostra uit 2014. Daarin schrijft de hoofdredacteur dat sommige auteurs jarenlang hebben moeten wachten op de publicatie van de door hen ingezonden stukken.182 Wat een belangrijke rol heeft gespeeld bij deze 177
Bijvoorbeeld: ‘Dossier: Erfenissen van de oorlog’, Gen 2 (2015) 26 – 50. Bijvoorbeeld: Lilian de Bruijn, ‘De oorlog van mijn vader’, Gen 2 (2015) 26-32. 179 Wim Scholl, ‘Digitaal’, Gens Nostra 1 (2014) 58-60 en Yvette Hoitink, ‘Vergeten’, Gen 1 (2015) 63. 180 Bijvoorbeeld: ‘Gesignaleerd’, Gen.1 (2015) 72 – 80 en ‘Gesignaleerd’, Genealogie. Tijdschrift voor familiegeschiedenis 4 (2009) 147 – 156. 181 Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 85 – 92, aldaar 87. 182 ‘Van de redactie’, Gens Nostra 1 (2014) 3. 178
41
ontwikkeling is volgens Nico Plomp “de beschikbaarheid van computers, tekstverwerkingsprogramma’s en printfaciliteiten”. Hierdoor kwam een eenvoudige uitgave voor vrijwel iedereen binnen handbereik. Een aantal genealogen uit het onderzoek geven ook aan hun onderzoek te willen publiceren.183 Dat de publicatie van genealogisch onderzoek veel grotere vormen kan aannemen dan een artikel, bewijst genealoog Henk Werk. Hij was voor het schrijven van het boek Groninger Kermis. Werken op reis met gebakkramen, 1850 – 1961 ruim vier jaar lang dagelijks bezig met het optekenen van zijn verhaal en gaf het boek vervolgens in eigen beheer uit.184 Hoewel de aanzet tot het schrijven van dit boek werd gevormd door nieuwsgierigheid naar het verleden van zijn familie, gaan slechts 66 van de ruim 300 pagina’s die het boek telt over die familiegeschiedenis. De familie Werk was 111 jaar lang nauw verbonden met de kermissen die in het voor- en najaar plaatsvonden in Groningen; zij bezat een gebakskraam.185 Om naar eigen zeggen meer lezers te trekken, beschreef Henk Werk in 164 pagina’s de geschiedenis van de kermis in Groningen en besteedde hij ook aandacht aan de oorsprong van ‘kermisgebak’. Zijn familie liet slechts vaag omschreven recepten na, maar de schrijver diepte verschillende recepten op uit oude bronnen. Zo kunnen de thuisbakkers naar eigen zeggen “inspiratie opdoen voor het bakken van poffertjes, bollebuizen, oliebollen, wafels, appelbeignets en appelflappen.186 Henk Werk besluit zijn boek met een korte stamboom van zijn familie. Zijn Leidse en Utrechtse voorouders krijgen slechts een kleine rol, omdat over hen minder bekend is. Ook voelt meneer Werk zich minder verbonden met hun levensverhaal; hij wordt veel meer geprikkeld door glamour en schone schijn dan het eentonige bestaan van handwerkslieden.187 Ook Hans Roelofs schreef twee boeken, die zeer sterk verschillen van het werk van Henk Werk. In de twee stamboeken die meneer Roelofs in 2014 publiceerde staat het verleden van zijn familie centraal in de zo breed mogelijke zin van het woord. Hij beschrijft niet alleen een complete levensgeschiedenis van zijn voorouders, hun beroepen en hun lotgevallen, maar richt zich ook op de historische ontwikkeling van het gebied waar zij leefden en de huizen waarin zij woonden.188 Het
183
Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 85 – 92, aldaar 87. 184 Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 140. 185 Henk Werk, Groninger Kermis. Werken op reis met gebakkramen 1850-1961 (Zoetermeer 2015) 10. 186 Ibidem. 187 Ibidem, 7. 188 J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie Roelofs uit Doornenburg. Stamboom van de familie Roelofs, stamboom van de familie Meier (Hoofddorp 2014) en J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie BronsPietersen (Hoofddorp 2014).
42
grote verschil met het boek van Henk Werk is dat de boeken van Hans Roelofs alleen bestemd zijn voor naaste familie, waar Henk Werk een breder publiek voor ogen had.189
Amateur, professional, genealoog of historicus: een persoonlijke beschouwing De producten die genealogen maken naar aanleiding van hun onderzoek, hebben grote invloed op de wijze waarop zij zichzelf beschouwen. Uit de interviews en de uitkomsten van de enquête valt op te maken dat er een verband is tussen de intensiteit waarmee de genealoog bezig is met zijn of haar onderzoek, het product waarin de uitkomsten daarvan worden vastgelegd en de manier waarop hij of zij zichzelf ziet. Veel ondervraagde genealogen, die hun onderzoek voor het overgrote deel nog niet hebben gepubliceerd, beschouwen zichzelf als amateur, zeer gepassioneerd amateur of amateurgenealoog.190 Ook Karin Meijer gaf tijdens het interview aan dat ze zichzelf ziet als hobbyist:
“[Ik beschouw mezelf als] hobby-genealoog. Als ik een specialist was, dan was ik er waarschijnlijk al klaar mee geweest. Het is echt een hobby. Als ik echt specialist zou zijn dan zou ik echt alles moeten kunnen vinden, en dat is niet zo. Ik heb ook nogal eens hulp van anderen nodig hoor. Dat is geen probleem, maar dan kan je jezelf geen specialist noemen, toch?”191
Ook Mathea beschouwt zichzelf niet als specialist en licht haar mening over het grijze gebied tussen amateur en professional toe:
“Als jij een Nederlander vraagt: ben jij genealoog? Dan denk ik vaak van ja, het is mijn hobby, maar ben ik dan een genealoog? Dat weet ik niet… Ik vind het heel erg leuk, maar wanneer mag ik mij als Nederlander genealoog noemen? […] Daar zijn geen criteria voor. Je kunt in Nederland ook wel een genealoog inhuren, maar dat zijn ook gewoon amateurs die zichzelf genealoog noemen, dat is geen beschermde titel, en die hebben veel ervaring omdat ze het zelf al vele jaren doen, maar die hebben ook geen diploma daarvoor ofzo, die willen gewoon een leuk zakcentje bijverdienen.”192
189
Vraaggesprek met Hans Roelofs, genealogisch onderzoeker, gehouden op 26-10-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 146. 190 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Beschouwt u zichzelf als ... ?’, bijlagen, pagina 74. 191 Vraaggesprek met Karin Meijer, genealogisch onderzoeker, gehouden op 14-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 123. 192 Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 104-105.
43
André Sijnesael lijkt het lastiger te vinden om een duidelijk onderscheid tussen amateur en professional te maken:
“Hoewel niet gestudeerd hebbende, voel ik me zeker behoorlijk thuis in de geschiedenis. Ik lees heel veel [en] ben altijd uiterst geïntrigeerd door de geschiedenis van het Romeinse Rijk en de middeleeuwen, mijn favoriete tijdvakken. Formeel ben ik uiteraard een amateur, hoewel ik dat binnen de genealogie geen juiste term vind. Ik ben een ervaren genealoog denk ik zelf.”193
Toch zijn er ook genealogen die zichzelf wel als professional of ook als historicus beschouwen. In de grotere en professionelere genealogische tijdschriften zijn meerdere advertenties terug te vinden waarin genealogen hun diensten op professionele basis en tegen betaling aanbieden.194 Ook beschouwt ruim tien procent van de deelnemers aan de enquête zichzelf als professional,195 evenals Henk Werk. Hij brengt zijn publicatie onder de aandacht bij verschillende media en verkoopt zijn boek in winkels en via websites als bol.com.196 Henk beschouwt genealogie na zijn pensionering meer als werk dan als vrijetijdsbesteding, en noemt zichzelf historicus en genealoog.197 Ook Hans Roelofs beschouwt zichzelf als professional.198 Niet alleen hoe zij zichzelf zien, maar ook de manier waarop genealogen elkaar beschouwen wordt beïnvloed door de hoeveelheid kennis waarover de stamboomonderzoeker beschikt. Dat kwartierstaten met alleen namen, geboorte- en huwelijksdata worden gezien als “kwalitatief onbetekenende producten”199 zou kunnen worden geïnterpreteerd als een vorm van hiërarchie op basis van de hoeveelheid kennis die een genealoog heeft over zijn of haar voorouders. Hoe uitgebreider de gegevens die een genealoog heeft over zijn of haar voorouders en hoe groter het tijdsbestek dat deze kennis bestrijkt, hoe hoger hij of zij zich lijkt te bevinden in de onderlinge hiërarchie tussen genealogen. Dit blijkt niet alleen uit de antwoorden van genealogen die naar voren 193
Vraaggesprek met André Sijnesael, genealogisch onderzoeker, gehouden op 11-092015, interviewcollectie van de auteur, pagina 113. 194 Advertenties, Gen 1(2015) 81. 195 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Beschouwt u zichzelf als ... ?’, bijlagen, pagina 74. 196 Zie bijvoorbeeld: ‘Schrijver werkt 25 jaar aan boek over 'Groninger kermis'’, interview met Henk Werk, gehouden door RTV Noord: http://www.rtvnoord.nl/nieuws/151655/Schrijver-werkt-25-jaar-aan-boek-overGroninger-kermis (geraadpleegd op 26-11-2015) en ‘Groninger Kermis. Werken op reis met gebakkramen 1850 -1961’, verkooppagina op webwinkel bol.com: http://www.bol.com/nl/p/groningerkermis/9200000045944935/ (geraadpleegd op 26-11-2015). 197 Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 140. 198 Vraaggesprek met Hans Roelofs, genealogisch onderzoeker, gehouden op 26-10-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 146. 199 Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch bureau 49 (1995) 85-92, aldaar 87.
44
gekomen zijn tijdens de enquête en interviews en uit de benadering van genealogische producten, maar ook uit een nadere bestudering van een groep waarin genealogen met elkaar communiceren over hun onderzoeken. Zo bleek bijvoorbeeld uit een conversatie in deze groep dat sommige genealogen de kennis van anderen minder betrouwbaar achten op basis van hun ervaring.200 Zo ver en gedetailleerd mogelijk teruggaan in de geschiedenis van voorouders kan vervelende of zelfs problematische situaties opleveren voor het onderzoek. Er is met regelmaat sprake van doodlopende wegen in archieven, zeggen Henk Werk en Hans Roelofs.201 Over zijn onderzoeksproces schrijft Henk Werk in het voorwoord van zijn boek: “De weg van schrijven naar drukken en uitgeven zat vol hobbels en haarspeldbochten, waardoor ik regelmatig snelheid moest minderen.”202 Marjan Hendriks licht toe hoe zij tegen de grenzen van het archief aanliep bij het natrekken van haar vrouwelijke voorouders. Tot nu toe heeft ze de vrouwenlijn van haar familie in een aantal gevallen kunnen terugvinden door gebruik te maken van scans van Doop-, Trouw- en Begraafboeken (DTB boeken) in archieven. Marjan zou in de toekomst graag meer aandacht willen besteden aan de rol van vrouwen in haar familiegeschiedenis, omdat zij naar haar mening veel meer waren dan alleen huisvrouw, echtgenote en moeder. Ze hoopt ergens aanknopingspunten te vinden om die informatie toe te kunnen voegen aan haar stamboom, maar dat is niet altijd even gemakkelijk:
“De kwaliteit van de informatie in de DTB boeken varieert heel erg. Sommige dorpen zijn vrij uitgebreid in hun vermeldingen, in tegenstelling tot die in sommige steden. […] In veel oudere boeken zijn wel de vader, maar niet de moeder vermeld. Het huwelijk is dan wel weer uit te zoeken, meestal vlak voor de geboorte van het eerste kind. Als in de huwelijksakte van de vader vermeld staat dat hij weduwnaar is, is soms ook de overlijdensdatum of begraafdatum van de voorgaande vrouw te vinden.”203
Het is op deze manier niet zo gemakkelijk om informatie te vinden over bijvoorbeeld een vrouwelijke lijn, maar Marjan benadert het op een positieve manier: “juist deze puzzels maken het genealogische onderzoek zo spannend”, zegt ze.204 Jerome de Groot noemt deze afwezigheid van stemmen in
200
Zie bijlage: ‘afbeeldingen waaruit blijkt dat er een duidelijke onderlinge hiërarchie is tussen genealogen’, pagina 63-64. 201 Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 140 en Vraaggesprek met Hans Roelofs, genealogisch onderzoeker, gehouden op 26-10-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 144. 202 Henk Werk, Groninger Kermis. Werken op reis met gebakkramen, 1850 – 1961(Zoetermeer 2015) 7. 203 Vraaggesprek met Marjan Hendriks, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 136-137. 204 Ibidem.
45
archieven “the ugliness of the archive”.205 Marjans verhaal toont aan dat in haar geval de stemmen van vrouwen niet goed terug te vinden zijn. Dit geldt ook voor slaven.206 Wat hierbij ook een belangrijke rol speelt is het sterke stramien, de mal waarlangs ieder onderzoek verloopt,207 dat aan bod is gekomen in hoofdstuk twee. Een vraag die raakt aan de manier waarop genealogen zichzelf beschouwen, de onderlinge hiërarchie en hun soms lastige onderzoeksproces, is of een genealoog te beschouwen is als ‘professional’ op het gebied van geschiedenis. Is een onderzoek naar familiegeschiedenis dat altijd volgens een gelijksoortig proces verloopt wel evenredig aan een historisch onderzoek, waarbij toch iets meer creativiteit wordt verwacht? Deze vraag neemt een belangrijke plaats in, in een traditionele discussie binnen de geschiedschrijving: de woordenstrijd over het grijze gebied tussen professionals en amateurs. De context van dit debat is de professionalisering van de geschiedwetenschap in de negentiende eeuw, die deel uit maakte van het algemenere proces van institutionalisering in de wetenschap. Tot deze verandering zich voordeed was iedereen die zich met geschiedenis bezighield een amateur in de strikte zin van het woord. “Historici” schreven over geschiedenis uit liefde voor het verleden en oefenden daarnaast een beroep uit in een andere sector. Er bestond ook nog geen systematische methodologie die ten grondslag lag aan de bestudering van het verleden, geschiedenis werd ruim tweeduizend jaar vrij lukraak opgeschreven, doorspekt met theologische speculaties, filosofische reflecties, morele verheffing en nationale trots.208 De formalisering van de geschiedwetenschap was het resultaat van een reorganisatie van het onderwijssysteem in Europa, die zich voordeed ten tijde van de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen. Indirect waren deze wijzingen het effect van de toenemende rijkdom in de Europese samenleving, als effect van de verbeterde economische situatie in Europa. Hierdoor kwam meer ruimte en geld beschikbaar om geschiedenis te onderwijzen als een zelfstandige studie in plaats van als bijvak binnen andere studies, zoals rechtsgeschiedenis bij de bestudering van rechtswetenschappen of kerkelijke geschiedenis bij theologie. De verandering van geschiedenis als hobby tot een academische discipline zorgde ervoor dat het mogelijk werd om professioneel bezig te zijn met het verleden. Er kwam een steeds grotere groep mannen die hun brood verdienden met het beschrijven en onderwijzen van geschiedenis.209
205
Jerome de Groot, ‘International Federation of Public History plenary address: On genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102 – 127, aldaar 107. 206 Ibidem. 207 Ibidem, 106. 208 Theodore S. Hamerow, ‘The professionalization of historical learning’, Reviews in American history 3 (1986) 319 – 333, aldaar 319. 209 Ibidem, 320.
46
De verandering leidde er echter ook toe dat historici meer werden beschouwd als wetenschappers dan als vertellers. De professionalisering leidde tot specialisering, een zeer intensieve bedrevenheid en een nauwe reikwijdte van de beschreven historische onderwerpen. Er is een grote kloof tussen getrainde technische historici en zichzelf onderwijzende verhalenvertellers.210 Schrijvers die zich bezighouden met geschiedenis zonder in het bezit te zijn van een universitaire graad, worden niet beschouwd als gelijkwaardig aan professionele academische historici, maar is dit ook terecht? Dit vraagstuk is het onderwerp van hevige debatten. Aan de ene kant stellen voorstanders van het onderscheid tussen professionals en amateurs binnen de geschiedschrijving dat geschiedenis een professie is en geen hobby, en zien zij geschiedenis als een vorm van inburgering in een samenleving. Een collectieve nationale geschiedenis zou essentieel zijn voor de burgerlijke samenleving en voortgang in moeilijke tijden. Het publiek zou de kaders van de nationale geschiedenis niet begrijpen en hierin moeten worden onderwezen. Zo stelde de Amerikaanse professor Sheldon Hackney in 1996 dat er een alomvattend historisch narratief zou moeten zijn dat iedere Amerikaan herkent, waardoor mensen zouden erkennen dat ze allemaal een rol spelen in de algemene geschiedenis.211 Recenter is het standpunt van de Britse historicus John Tosh. In zijn boek Why history matters beschreef hij publieksgeschiedenis als: “the free access of the public to the findings of historical scholarship”.212 Er is een strikte scheiding te maken tussen professioneel opgeleide historici die geschiedenis op actieve wijze creëren, en hun passieve publiek dat deze creaties ontvangt. De over te dragen historische kennis moet toegankelijk en aansprekend zijn, en de rol van de historicus is het bezitten en verspreiden van deze kennis. Ook James Gardner, verbonden aan de universiteit van Oregon als geleerde op het gebied van de geschiedenis van de Paiute, drie nauw gerelateerde groepen Native Americans die rond het Grote Bekken in de Verenigde Staten leven, vindt dat er een duidelijk onderscheid is tussen amateurs en professionals. Het begrip van geschiedenis door amateurs zou een heel andere zin van het verleden zijn, dan die waaraan (publieks)historici gewijd zijn. Bovendien toornt het aan de levensvatbaarheid van het werk van historici om het historisch begrip van amateurs gelijk te stellen aan dat van geschiedkundigen. Het idee dat individuele historische ervaringen, onbemiddeld door de input van professionele academici, bronnen van historische kennis zouden zijn, vaagt naar zijn inzicht in één klap de raison d’être van de publiekshistoricus weg.213 210
Ibidem, 328. Sheldon Hackney, ‘The American Identity’, The Public Historian 1 (1997) 11- 22, aldaar 22. 212 John Tosh, Why History Matters (Basingstoke 2008) 119. 213 James Gardner, ‘Contested terrain. History, museums and the public’, The Public Historian 4 (2004) 11-21, aldaar 13. 211
47
Tegenstanders van de strikte scheiding tussen specialisten en hobbyisten hebben een socialere kijk op geschiedenis en geschiedbeoefening. Een van hen is de Amerikaanse historicus Carl Becker. Tegen de achtergrond van de ontwikkelingen rond de professionalisering van de geschiedschrijving, schreef hij in 1932 zijn artikel ‘Everyman his own historian’. Hierin stelde hij aan de kaak dat geschiedenis niet beschouwd zou moeten worden als een soort geheimzinnige wetenschap, maar dat het zou moeten worden verlaagd tot haar simpelste vorm, zoals deze in het dagelijks leven wordt gebruikt voor allerlei zaken. Iedereen heeft herinneringen aan het verleden en historische kennis, ook als ze nooit geschiedenis gestudeerd hebben. Van alle herinneringen wordt volgens Becker een persoonlijke geschiedenis geweven.214 Niet alle informatie hoeft kloppend of volledig te zijn, als de geschiedenis voor de betreffende persoon maar van belang is. Alle gebeurtenissen in het leven hangen met elkaar samen en het is niet mogelijk om geschiedenis te scheiden van het heden. Volgens Becker is dit de natuurlijke functie van geschiedenis. Wat we doen, kunnen we beoordelen in het licht van wat we al gedaan hebben, en wat we nog hopen te gaan doen. Het verleden is een integraal en levend deel van onze hedendaagse wereld.215 Deze levende geschiedenis, die collectief is en waarin herinneringen een grote rol spelen, is volgens Becker de juiste benadering van het verleden, in plaats van de geschiedenis van de academische historicus. ‘Mister Everyman’, die zijn eigen historicus is, is sterker dan de wetenschappelijke geschiedschrijving en op den duur zou de academische historicus zich moeten aanpassen aan zijn behoeften. Het beroep van de historicus is volgens Becker om zich bezig te houden met wat relevant is om te herinneren voor een collectieve groep. Iedere professionele historicus is naast zijn eigen ‘Mister Everyman’ ook ‘Mister Everybody’s Historian’.216 In 1998 leken de woorden van Carl Becker te weerklinken in een zeer bekend onderzoek, The presence of the past van Roy Rosenzweig en David Thelen. In deze studie, die erg invloedrijk geweest is in het hedendaagse denken over het verleden, staat een uitgebreid nationaal onderzoek naar de historische activiteiten van Noord-Amerikanen centraal. Voor het onderzoek waren de sociale behoeften en historische gevoeligheden die daaraan ten grondslag lagen van belang. Naar aanleiding van de uitkomst van de enquête onder vijftienhonderd Amerikanen, betogen Thelen en Rosenzweig dat zij vooral geïnteresseerd zijn in het persoonlijke verleden en niet zozeer in de geschiedenis van naties of groeperingen.217
214
Carl Becker, ‘Everyman His Own Historian’, The American Historical Review 2 (1932) 221-236, aldaar 221223. 215 Ibidem, 225-228. 216 Ibidem, 230-236. 217 David Thelen en Roy Rosenzweig, The Presence of the past. Popular uses of history in American life (New York 1998) 18.
48
The Presence of the past toonde vooral aan dat mensen het verleden gebruiken om zichzelf en hun leven te begrijpen, te handelen in het heden en zichzelf sturing te geven voor de toekomst. De manieren waarop zij dat doen zijn erg complex. In de studie is een analyse gemaakt van de verschillende manieren waarop mensen het verleden deel uit laten maken van hun dagelijkse routine, en hoe ze zich richten op het verleden als een manier om grip te krijgen op de belangrijke vragen in het leven. Het verleden bleek niet iets afstandelijks te zijn of een abstracte en onbelangrijke entiteit, maar een sleutelelement in het dagelijks bestaan.218 Ook Hilda Kean beschouwt geschiedenis als een sociaal fenomeen. Zij vindt dat historici het verleden niet bezitten en dat er samengewerkt moet worden met mensen van buiten de academie, zeker wanneer het gaat om geschiedenis vanuit de samenleving op basis van het persoonlijke verleden van mensen. Niet alleen professionele historici, maar ook amateurs zijn actief in het creëren van geschiedenis. Ook zij zouden naar haar mening binnen de definitie van geschiedschrijvers moeten vallen, evenals mensen die in een lokale gemeenschap bezig zijn met geschiedenis en onderzoekers van familiegeschiedenis.219 Kean stelt dit aan de kaak in haar artikel ‘People, historians and public history. Demystifying the process of history making’. Er zou niet zo’n sterk onderscheid gemaakt moeten worden tussen professionele historici en hun publiek. Naar haar inzicht is het proces waardoor het verleden tot geschiedenis wordt gemaakt veel belangrijker. Het geven van toegang tot – en het verspreiden van kennis over geschiedenis, zoals bijvoorbeeld John Tosh publieksgeschiedenis voor zich ziet, zijn prijzenswaardig, maar het zijn ontoereikende concepten als je wil onderzoeken wat de interesse in het verleden is in het publieke domein. Ook helpen deze twee zaken niet bij het ontwikkelen van kennis over de historische praktijk onder niet-professionele historici. Kean vindt dat het beroep van historicus minder mysterieus gemaakt zou moeten worden, door ook conceptuele en niet alleen inhoudelijke kennis over geschiedenis te delen.220
De rol van historici Onder academici zijn de meningen over de kwestie rond amateurs en professionals op het gebied van geschiedenis verdeeld, maar wat vinden de genealogen uit het onderzoek hier eigenlijk van? De meeste genealogen die de enquête invulden, waren het erover eens dat er wel degelijk een onderscheid bestaat tussen historici en genealogen. De belangrijkste verschillen waren naar hun idee dat een historicus beschikt over een academisch diploma, praktische kennis over het gebruik van 218
Paul Ashton en Hilda Kean, ‘Introduction: People and their pastst and public history today’ in: Idem, ed, Public History and heritage today. People and their pasts (Basingstoke 2009) 4. 219 Hilda Kean, ‘People, historians and public history. Demystifying the process of history making’, The Public Historian 3 (2010) 25-38, aldaar 27. 220 Ibidem, 26.
49
bronnen en algemene historische kennis heeft. Velen gaven ook aan dat het werkgebied van historici naar hun inzicht een veel breder terrein bestrijkt dan dat van de genealogie, dat genealogie geen beroep zou kunnen zijn en dat bij veel genealogen de professionaliteit ontbreekt. Je moet echter niet alle genealogen over een kam scheren, werd ook gesteld. Er bestaan wel degelijk genealogen die wel professioneel te werk gaan en die in het bezit kunnen zijn van een academisch diploma op het gebied van geschiedenis.221 Een antwoord dat ook meerdere keren naar voren kwam, is dat een historicus geen genealoog is, maar dat een genealoog wel een historicus is, omdat hij of zij onderzoek doet naar een historisch onderwerp.222 Wat voor de genealogen als een paal boven water staat, is dat geschiedenis belangrijk is. Slechts ongeveer één procent vindt geschiedenis onbelangrijk, bijna alle genealogen vinden dat geschiedenis van betekenis is en dat het gedeeld moet worden met anderen.223 De meeste geïnterviewde genealogen geven aan dat zij in ieder geval wel geïnteresseerd zijn in geschiedenis en hieraan invulling geven door het bezoeken van musea en het lezen van boeken over geschiedenis.224 Karin Meijer gaf echter aan dat zij geschiedenis pas interessant is gaan vinden toen ze zich bezig begon te houden met haar eigen familiegeschiedenis:
“Door die stamboom is het ineens een stuk leuker geworden, het is aan elkaar gaan hangen. Ik heb ooit weleens gezegd, kinderen moeten op de basisschool gewoon een stamboom gaan maken en daar de geschiedenis aan vastplakken dan is het vele malen leuker. Als kind vond ik er namelijk niets aan, het stond los van mij. Het was al voorbij, al klaar, dus daar heb je niks meer aan. Nu ga ik dat soort dingen juist wel opzoeken omdat het een logica heeft, dat had het toen absoluut niet voor mij.225
Karins uitspraak kent grote overeenkomsten met de uitkomsten van het onderzoek van Thelen en Rosenzweig. Ook daarin stelden de respondenten aan de orde dat zij het vak geschiedenis op school saai en irrelevant ervoeren. Ze hadden niet het gevoel dat ze verbonden waren met het verleden, omdat de lesstof werd vastgesteld door bestuurlijke organen van de school. Ook herkenden ze 221
Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Wat onderscheidt een historicus van een genealoog?’, bijlagen, pagina 74 en kolom DR 1 – 269, CD-rom. 222 Bijvoorbeeld: vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 141 en vraaggesprek met Hans Roelofs, genealogisch onderzoeker, gehouden op 26-10-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 146. 223 Uitkomsten genealogisch onderzoek, Grafiek ‘Geschiedenis moet gedeeld worden met de volgende middelen:’, bijlagen, pagina 72. 224 Bijvoorbeeld: vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015, interviewcollectie van de auteur pagina 132-134, en vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 109. 225 Vraaggesprek met Karin Meijer, genealogisch onderzoeker, gehouden op 14-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 124.
50
zichzelf vaak niet in de inhoud van de geschiedenislessen.226 “It was just a giant data dump that we were supposed to memorize … Just numbers and names and to this day I can’t remember them”, is één van de veelzeggende uitspraken uit het experiment.227 Een andere overeenkomst tussen het onderzoek van Thelen en Rosenzweig en mijn ondervraging van de genealogen, is dat beide groepen respondenten het eens zijn over de vormen van historische kennis die zij als betrouwbaar beschouwen. Deze zijn volgens zowel de Amerikanen uit The presence of the past als de genealogen terug te vinden in musea en de verhalen van familieleden.228 Veel van de geïnterviewde genealogen onderkenden wel dat musea niet altijd een volledig verhaal vertelden en er een emotionele en persoonlijke waarde toe te schrijven is aan de verhalen van familieleden, maar dat er zeker sprake is van een gekleurd perspectief.229 Ook non-fictieboeken over geschiedenis als bron van historische kennis scoorden hoog onder de genealogen, zij stemden hier ruim honderd keer op.230 Mathea Schwing benadrukte wel dat in een geschiedkundig boek niet alleen feiten aan de orde komen, maar dat de inhoud vaak onderhevig is aan de interpretatie van de auteur, en dat mensen de geschiedenis graag uitleggen op een voor hen voordelige manier. Ze stelt dat ze dit lastig vindt bij de beoordeling van bronnen, maar dat ze meningen gescheiden probeert te houden van de absolute waarheid.231 Niet alleen geschiedenis, maar ook historici zijn in de ogen van genealogen van belang. Zij zouden zich volgens de genealogen die deelnamen aan de enquête vooral bezig moeten houden met het onderzoeken, analyseren, interpreteren en registreren van het verleden. Ook het leggen van verbanden en oorzaak-gevolgrelaties, en het creëren van meer begrip van het verleden behoren tot hun takenpakket, aldus de genealogen.232 Theo Groen stelt dat historici naar zijn mening belangrijk zijn voor de overdracht van kennis aan nieuwe generaties. Ook hoopt hij dat historici wat meer kennis kunnen overdragen aan politici om hen in te laten zien dat hun daden grote gevolgen kunnen hebben, omdat verschillende situaties in het verleden die zich nu opnieuw voordoen regelmatig fout zijn gegaan. Theo vindt dat historici zaken in het verleden moeten duiden en in de moderne tijd
226
David Thelen en Roy Rosenzweig, The Presence of the past. Popular uses of history in American life (New York 1998) 111-114. 227 Ibidem, 112. 228 Uitkomsten genealogisch onderzoek, grafiek ‘Meest betrouwbare historische informatiebronnen’, bijlagen, pagina 72 en David Thelen en Roy Rosenzweig, The Presence of the past. Popular uses of history in American life (New York 1998) 91. 229 Bijvoorbeeld: vraaggesprek met Hans Roelofs, genealogisch onderzoeker, gehouden op 26-10-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 145. 230 Uitkomsten genealogisch onderzoek, grafiek ‘Meest betrouwbare historische informatiebronnen’, bijlagen, pagina 72. 231 Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 107. 232 Uitkomsten genealogisch onderzoek, grafiek ‘Wat voor werk doet een historicus?’, bijlagen, pagina 73.
51
moeten plaatsen, om zo aan te geven wat de gevolgen van bepaalde daden kunnen zijn: “historici mogen wat mij betreft wel wat harder schreeuwen hoor”.233 Het belang van historici en geschiedenis wordt door genealogen dus zeker niet onderschat. Volgens Piet van der Werf hoeven historici zich ook geen zorgen te maken over het feit dat ‘amateurs’ zich op hun werkvlak begeven en zo zouden toornen aan hun bestaansrecht, zolang zij zichzelf maar genoeg onderscheiden:
“Je zou ook kunnen aangeven aan die mensen die thuis aan het hobbyen zijn [met genealogie] van joh, als jij je onderzoek nou zo inricht, zelf thuis, dan hebben wij er weer wat aan en zo wast de ene hand de andere. En volgens mij hoeft er dan ook geen wrijving te zijn. Dan erken je elkaar als het ware in wat je doet en wie je bent. En dan faciliteer je de historici weer, als thuis-genealoog zeg maar. Ik weet het ook niet, ik denk dat het puur een communicatief ding is. Als historici zichzelf op een soort hoge plekken zetten, dan is het gesprek er ook niet. Ik denk dat op het moment dat jij gewoon gaat praten met die mensen die dit aan het doen zijn en gewoon heel duidelijk maakt van: ‘nou, je kan ons helpen, graag’. Dan voelen die mensen zich gekend en word jij als historicus ook alleen maar meer historicus.”234
Deze uitspraak sluit mooi aan bij de denkbeelden van Hilda Kean. Zij stelt dat academische historici een onderscheidende rol kunnen spelen in het grijze gebied tussen amateurs en professionals op het gebied van geschiedenis. Historici zouden genealogen op een pedagogische manier bij kunnen staan in hun onderzoeksproces, door hen hierbij aan te moedigen en een veilige maar ook uitdagende omgeving te bieden waar mensen vertrouwen kunnen ontwikkelen in hun eigen vaardigheden. Zo hoeven zij zich niet bedreigd te voelen door mensen die zich op hun terrein begeven.235 Dat niet-academici zich op steeds groter schaal bezighouden met geschiedenis, bijvoorbeeld in de vorm van genealogie, is een feit waar historici niet meer omheen kunnen. Er is zelfs een zich steeds verder ontwikkelende professionalisering waar te nemen, stelt Nico Plomp. Genealogie is lange tijd een bezigheid van amateurs en is dit nog steeds. Het toeval speelt een grote rol in de onderzoekontwikkelingen op dit gebied. Er is geen lijst waarop lacunes in de genealogie zijn aangegeven, iedere stamboomonderzoeker kiest een onderwerp dat hem of haar goeddunkt. Er zou
233
Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 95. 234 Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 81-82. 235 Hilda Kean, ‘People, historians and public history. Demystifying the process of history making’, The Public Historian 3 (2010) 25-38, aldaar 38.
52
een meer systematische kennisoverdracht ontwikkeld kunnen worden. Volgens Plomp staat dit nog in de kinderschoenen.236 Door een nieuwe vorm van kennisoverdracht zou het gemakkelijker kunnen worden voor historici om genealogen te ondersteunen en andersom. Zo “wast de ene hand de andere”, en helpt men elkaar. Het gaat er dan niet zozeer om wie ‘amateur’ of ‘professional’ is, maar om het gezamenlijk bijdragen aan het proces van geschiedschrijving. Hilda Kean en Paul Ashton verwoordden dit op een mooie manier in hun artikel ‘Public history and heritage today’: “The recognition of the historian’s – as much as the public’s – personal need for the past is the key to different understandings of the past”.237
236
Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Icographisch Bureau 49 (1995) 85-92, aldaar 92. 237 Paul Ashton en Hilda Kean, ‘Introduction: People and their pasts and public history today’in: Idem, ed, Public history and heritage today. People and their pasts (Basingstoke 2009) 2.
53
Conclusie Genealogie is van alle tijden. De oude Grieken en Romeinen hechtten al belang aan afkomst238 en ook in de Bijbel, ‘de grootste bestseller allertijden’, speelt het een rol.239 Door de eeuwen heen is het fenomeen echter wel aan veranderingen onderhevig geweest. Van een middel dat gebruikt werd om afkomst te bepalen en dat onderdeel uitmaakte van juridische procedures, ontwikkelde genealogie zich tot een hobby voor in eerste instantie oudere aristocratische heren en dames. Vandaag de dag is er van exclusiviteit geen sprake meer. “Everyone does family history nowadays”, sprak historica Alison Light.240 Bij deze ontwikkeling hebben digitalisering en democratisering van zowel geschiedenis als de bronnen waarmee gewerkt wordt, een belangrijke rol gespeeld. Tegenwoordig is genealogie niet alleen een hobby, maar maakt het ook deel uit van de populaire cultuur, zoals televisieprogramma’s als Downton Abbey en boeken als Wolf Hall van Hilary Mantell illustreren.241 Genealogie lijkt om deze reden een perfect bindmiddel tussen te zijn tussen de academische wereld en populaire historische cultuur. Het is dan ook niet verwonderlijk dat menig historicus en antropoloog zich over genealogie gebogen heeft. Hoe kan het dat genealogie zo populair is geworden en waarom onderzoeken mensen het verleden van hun familie als hobby? Wat is de kwaliteit van het onderzoek, dat veelal wordt uitgevoerd door amateurs, mensen zonder geschiedenisopleiding? Is Geschiedenis, onder meer door hobby’s als genealogie, nog wel voorbehouden aan alleen professionele historici, of is het werk van amateurs minstens zo belangrijk als dat van professionals? Kun je tegenwoordig eigenlijk nog wel een onderscheid maken tussen deze twee groepen? Hoewel er zeker aandacht is voor genealogie in de academische wereld, heeft niemand ooit de stap gezet om het gesprek aan te gaan met de ervaringsdeskundigen, de genealogen zelf. Toch zou een bestudering ‘van onderaf’ een vruchtbaar uitgangspunt kunnen zijn voor een dialoog over het delen van historische informatie en kennis, en om te proberen het verleden voort te laten leven in het heden.242 Het tot stand brengen van een dergelijke dialoog is het doel van dit onderzoek. Aan de hand van 259 afgenomen enquêtes en 11 interviews onder genealogen, is geprobeerd om een kijkje te bieden in de praktijk van genealogisch onderzoek. Maar hoe vruchtbaar is een praktisch onderzoek eigenlijk? Heeft het meer opgeleverd dan hetgeen we al kenden uit de theorie? 238
L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2010) 74 en 288-290. Het Oude Testament, Genesis 4:1-26 en het Nieuwe Testament, Evangelie van Mattheüs, 1-17, en Evangelie van Lucas, 23-28. 240 Alison Light, Common People (Londen 2014) xxi. 241 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 109. 242 Paul Knevel, ‘Genealogy from below’: http://publichistorycommons.org/genealogy-from-below/#more-8519 (geraadpleegd op 23-11-2015). 239
54
Op het gebied van motivaties en brongebruik leverde het onderzoek weinig nieuwe inzichten op. De genealogen die deelnamen aan de enquête en de interviews vertelden dat hun motivatie voor genealogie vooral voortkomt uit nieuwsgierigheid, een gevoel van verbondenheid met voorgaande generaties, een gevoel van identiteit en van gemeenschappelijkheid met anderen. Genealogie helpt de genealogen bij het beantwoorden van belangrijke vragen uit het dagelijks leven, voorziet hen van nieuwe kennis en kan tevens voortkomen uit een religieuze achtergrond.243 Al deze aanleidingen tot het doen van genealogisch onderzoek zijn aan bod gekomen in de academische literatuur over stamboomonderzoek. Een tweede overeenkomst tussen de vakliteratuur over genealogie en de praktijk, is de methode die genealogen hanteren bij bronnenonderzoek. In zijn artikel ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’ stelde Jerome de Groot dat de manier waarop genealogen bronnen benaderen conservatief is. Zij houden zich overdreven streng aan de regels die gelden binnen de geschiedschrijving en maken vrijwel alleen gebruik van schriftelijk bronnenmateriaal, die zij als de belangrijkste bronnen voor genealogisch onderzoek beschouwen. Deze primaire documenten zijn terug te vinden in archieven en via hun digitale zoekmachines, die met groot respect worden benaderd en worden beschouwd als de hoeders van de waarheid.244 De reden waarom genealogen ‘Roomser dan de Paus’ zijn met betrekking tot de omgang met bronnen, zou gezocht kunnen worden in het karakter van hun onderzoeksproces. Er mag geen sprake zijn van een zogenaamde ‘zwarte doos’, waarmee bedoeld wordt dat zowel de uitkomsten van het onderzoek als het onderzoeksproces dat eraan ten grondslag ligt bekend moet zijn.245 Om dit te kunnen bewerkstelligen worden modellen als stambomen gehanteerd en wordt het onderzoek volledig onderbouwd aan de hand van documenten die nagetrokken kunnen worden door genealogen of onderzoekers die naderhand gebruik willen maken van een stamboom, artikel of boek.246 Op die manier ontstaat er geen ongelijkheid in kennis en macht, wat wel het geval is als dit proces niet wordt nagestreefd. Deborah Johnson, hoogleraar toegepaste ethiek aan de universiteit van Virginia, stelde dat transparantie nodig is omdat het concept vertrouwen onderhevig is aan verandering. In het verleden werd vertrouwen gebaseerd op persoonlijke identiteit en relaties tussen
243
Uitkomsten genealogisch onderzoek, grafiek ‘Waarom genealogisch onderzoek?’, bijlagen, pagina 67. Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 109. 245 Frederick W. Gibbs and Trevor J. Owens, ‘The Hermeneutics of Data and Historical Writing’ in: Jack Dougherty and Kristen Nawrotzki, Writing History in the Digital Age (2012) zie: http://writinghistory.trincoll.edu/data/gibbs-owens-2012-spring/. 246 Adele Santana en Donna J. Wood, ‘Transparency and social responsibility issues for Wikipedia’, Ethics and information technology 2 (2009) 133 – 144, aldaar 135-136. 244
55
verschillende personen. Tegenwoordig is vertrouwen gebaseerd op bewijsvoering, die moeilijk vast te stellen is met digitale informatiesystemen.247 Deze constatering lijkt niet helemaal te stroken met een ander aspect van het onderzoek. Het delen van genealogische kennis via websites, fora, sociale media en andere digitale kanalen waarbij de zojuist genoemde transparantie zo belangrijk is, is niet zo simpel als Jerome de Groot het doet voorkomen in zijn artikel. Hij stelde dat veel genealogen samenwerken en hun kennis delen,248 maar niet iedereen wil dat: er is een duidelijk onderscheid tussen genealogen die hun kennis wel delen en een groep die dat liever niet doet. Voor de genealoog die zijn of haar kennis niet zonder meer deelt, moet er sprake zijn van een wisselwerking. Er moet iets tegenover staan als zij hun kennis delen. Genealogische gegevens van voorouders zijn voor deze groep genealogen geen simpele ruil- of verkoopwaar, maar privé-gegevens. Bovendien investeren de genealogen tijd, geld en moeite in een persoonlijk verleden. Er is echter ook een groep genealogen die hun kennis wel deelt, online of offline in tijdschriften en boeken. 249 Voor die genealogen moeten de bronnen en methode goed te controleren zijn. Dat niet iedere genealoog de gegevens van zijn of haar voorouders wil delen, heeft impact op de manier waarop genealogische websites werken. Veel van deze websites zijn tegenwoordig commercieel ingesteld en hebben allemaal een eigen individuele database, evenals sociale media, software om een stamboom te bouwen en discussiefora. Door deze websites is genealogie steeds meer verworden tot een verdienmodel. Mensen vragen op grote schaal geld voor het aanbieden van tools en data voor genealogisch onderzoek. De websites borduren voort op een bestaande traditie binnen de genealogische wereld, waarin vrijwillige bijdrages en samenwerking tussen genealogen een belangrijke rol speelt. Door middel van gebruikers die informatie delen, wordt de genealogische database effectief. Om het verdienmodel van de genealogische websites te laten werken, moeten wel alle genealogen bereid zijn om hun kennis te willen delen. “The model really only works when all information is shared. The purpose of the network is the growth of the network. It tends towards openness and through that revelation,” zegt Jerome de Groot.250 De websites kunnen alleen een succes worden als de gebruikers ervan stambomen uploaden die zij zelf hebben gemaakt, gebaseerd op informatie die zij buiten de database hebben gevonden. Zo dragen de genealogen bij aan een archief gebaseerd op crowdsourcing. De bedrijven achter de websites zetten sterk in op dit 247
Ibidem. Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 113-119. 249 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Deelt u uw genealogische kennis met anderen?’, bijlagen, pagina 69. 250 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 113. 248
56
participatie-aspect. Door een verbintenis aan te gaan met het online archief kunnen zich nieuwe connecties ontwikkelen en kunnen doodlopende sporen, waar veel genealogen tegen aan lopen, worden opgelost.251 Het is belangrijk dat iedere genealoog zich bewust wordt van het gevaar dat voortvloeit uit het feit dat niet iedereen zijn of haar kennis wil delen. Hierdoor kan veel onvolledige en zelfs foute informatie in een genealogisch onderzoek terecht komen, zeker nu het op steeds grotere voet online wordt uitgevoerd. Aan de ene kant gaven veel genealogen in het onderzoek aan dat zij voorzichtig zijn en alle bronnen zelf natrekken.252 Aan de andere kant hechten zij maar weinig waarde aan het belang van bijvoorbeeld DNA-onderzoek, waarmee afkomst onomstotelijk kan worden vastgesteld.253 Tenslotte is in het onderzoek aan de orde gekomen hoe genealogen zichzelf en elkaar beschouwen, hoe zij de verhouding tussen amateurs en professionals zien en hoe zij tegen historici en geschiedenis aankijken. Op basis van de kennis waarover de genealogen beschikken en de producten die zij maken naar aanleiding van hun onderzoek, lijkt een duidelijk onderscheid waar te nemen. Hoe meer kennis en hoe uitgebreider de producten, hoe hoger de genealoog zich in de onderlinge hiërarchie bevindt. De genealogen die zichzelf als professional en/of historicus beschouwen, houden zich zeer intensief bezig met het verleden van hun familie. Soms zelfs zo intensief, dat het beschouwd zou kunnen worden als een fulltime baan.254 Maar kan de genealoog, wiens onderzoek veelal verloopt via een vast stramien, wel als professional of historicus beschouwd worden? Genealogie is sterk verbonden met de westerse wereld, patriarchale modellen en staatsinstituten als archieven. Veel genealogen zijn niet zo flexibel in hun brongebruik als van professionele historici verwacht wordt. Dit is onder andere terug te zien in het feit dat genealogen in hun onderzoek tegen de grenzen van de archieven aanlopen. Sporen lopen dood en voorouders kunnen dan niet verder worden nagetrokken.255 De vraag of mensen buiten de ivoren toren van de geschiedwetenschap ook historicus kunnen zijn, en of ‘professional’ en ‘amateur’ gezamenlijk geschiedenis kunnen creëren, heeft onder academisch geschoolde historici tot discussie geleid, niet in de laatste plaats omdat zij zich aangetast voelen in hun professionaliteit. Als de individuele ervaringen van ‘amateurs’ met betrekking tot het
251
Ibidem, 118-119. Zie bijvoorbeeld: Vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 129 en Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 100. 253 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom BI 1 t/m 269, CD-rom. 254 Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 140 en Vraaggesprek met Hans Roelofs, genealogisch onderzoeker, gehouden op 26-10-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 143. 255 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 107. 252
57
verleden, onbemiddeld door de input van professionele historici, bronnen van historische kennis zouden zijn, wat is dan nog de raison d’être van de (publieks)historicus?256 De genealogen die deelnamen aan het onderzoek erkenden het belang van geschiedenis en historici. Velen van hen vonden ook dat er een duidelijk onderscheid is tussen ‘amateurs’ en ‘professionals’ op het gebied van geschiedenis, hoewel zij zeker stelden dat niet alle genealogen over één kam geschoren mogen worden. Er zijn genealogen wiens onderzoek niet onderdoet voor dat van academische historici.257 Wat hierbij ook een belangrijke rol speelt, is dat genealogie onderhevig is aan een steeds verdergaande professionalisering. Hiervoor is echter wel een systematische kennisoverdracht nodig, stelde Nico Plomp twintig jaar geleden.258 De meest pragmatische oplossing voor deze discussie, waarin professionalisering en een systematische kennisoverdracht een belangrijke rol spelen, is afkomstig van Hilda Kean. Door gezamenlijk bijdragen te leveren aan geschiedenis met behulp van systematische kennisoverdracht 259
en wanneer historici genealogen aanmoedigen en bijstaan in hun onderzoeksproces hoeft geen
van de twee ‘partijen’ (amateur of professional) zich gekrenkt te voelen. Historici zouden genealogen kunnen bijstaan door het bieden van een veilige maar ook uitdagende omgeving waarin zij hun historische vaardigheden kunnen ontwikkelen.260 Op deze manier “wast de ene hand de andere”, helpt en erkent men elkaar, zoals Paul Ashton en Hilda Kean beredeneerden: “The recognition of the historian’s – as much as the public’s – personal need for the past is key to different understandings of the past”.261 Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat dit praktijkonderzoek niet zo heel veel nieuwe informatie heeft opgeleverd. De resultaten waren niet heel anders dan hoe ze in verschillende visies van historici en antropologen werden voorgesteld. Slechts kleine deelaspecten van de opvattingen kwamen niet één op één overeen in de theorie en de praktijk. Bovendien is de groep respondenten, in vergelijking met het grote aantal Nederlandse genealogen, te klein om onomstotelijke resultaten te kunnen vaststellen. Een onderzoek naar de onderwerpen die bestudeerd zijn in deze analyse zou in een veel uitgebreidere vorm kunnen plaatsvinden, op de manier die Thelen en Rosenzweig hanteren in The presence of the past. Aan de
256
James Gardner, ‘Contested terrain. History, museums and the public’, The Public Historian 4 (2004) 11-21, aldaar 13. 257 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Wat onderscheidt een historicus van een genealoog?’, bijlagen, pagina 74. 258 Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 85 – 92, aldaar 92. 259 Ibidem. 260 Hilda Kean, ‘People, historians and public history. Demystifying the process of history making’, The Public Historian 3 (2010) 25-38, aldaar 38. 261 Paul Ashton en Hilda Kean, ‘Introduction: people and their pastst and public history today’ in: idem, ed, Public history and heritage today. People and their pasts (Basingstoke 2009) 2.
58
andere kant kan gesteld worden dat de diverse theoretische perspectieven die reeds bestonden op het gebied van genealogie wel enige bevestiging uit de praktijk hebben gekregen door de antwoorden uit dit compacte onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek zijn echter slechts een fractie van wat er allemaal onderzocht kan (en zou moeten) worden op het gebied van genealogie. Er zijn nog veel meer interessante aspecten aan genealogie, waarop de experts uit de praktijk de antwoorden kunnen geven. Wat zijn voor genealogen bijvoorbeeld de voorwaarden die verbonden zijn aan het concept familie, neem je geadopteerde en buitenechtelijke kinderen wel op in je stamboom, of niet? Zorgt digitalisering ervoor dat genealogie inkrimpt op het gebied van democratisering en participatie, door de ingebouwde limiteringen van gestandaardiseerde en geformatteerde onderzoekstechnieken en vragen? Hoe gaat een genealoog ermee om als een historische figuur in zijn of haar stamboom voorkomt waarvan het bestaan niet onomstotelijk kan worden vastgesteld? Er zijn nog genoeg ongebaande paden waarop de publiekshistoricus zich kan begeven op weg naar een groter begrip van een zeer belangrijk fenomeen binnen de publieksgeschiedenis: genealogie.
59
English abstract master thesis Once upon a time an important method to distinguish aristocrats and noblemen from lower classes in society on legal grounds, nowadays a very common historical activity and a popular hobby: genealogy is timeless. Until the late twentieth century, genealogy would remain reserved to a small elitist group in the Netherlands. After World War II, the phenomena would grow, democratize and become subject to the digital revolution. Today genealogy is more popular than it has ever been. The developments did not go unnoticed in the academic field of history, and several explanations for the success of genealogy have been put forward from different perspectives. The opinions vary from an anthropologic and cultural historical approximation, to a more sociologic viewpoint, and a cultural philosophical approach. What actually remains unstudied, are the opinions and reflections of the genealogists themselves, while it could be so fruitful to study genealogy from below and come to a dialogue about sharing historical information and knowledge. This is exactly what this inquiry is trying to do. After a historiographical introduction in the first chapter, genealogists are asked after their opinions, based on a survey and interviews. Genealogical methods, how genealogists deal with sources and if they share their knowledge with others are being discussed in the second chapter. In the third chapter, the hierarchy amongst genealogists, how they see themselves and the discussion on the interface between amateurs and professionals will be brought up. In the end will be concluded whether a research on the opinions and reflections of genealogists is actually fertile and yields more than we already know.
60
Bijlagen Afbeeldingen besloten facebookgroep voor genealogie en stamboomonderzoek Algemene afbeeldingen
61
62
Afbeeldingen waaruit blijkt dat er een duidelijke onderlinge hiërarchie is tussen genealogen
63
64
Grafieken naar aanleiding van de afgenomen enquête
Wat is uw nationaliteit? Nederlandse nationaliteit
Nederlandse nationaliteit, buitenlandse voorouders Wat is uw nationaliteit? Buitenlandse - of dubbele nationaliteit
Anders
0
50
100
150
200
250
300
Hoe oud bent u? 95 - >100 jaar 85 - 94 jaar 75 - 84 jaar 65 - 74 jaar 55 - 64 jaar Hoe oud bent u?
45 - 54 jaar 35 - 44 jaar 25 - 34 jaar 19 - 24 jaar 0 - 18 jaar 0
20
40
60
65
80
100
Wat is uw hoogst genoten opleiding? Basisonderwijs Middelbaar onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Wat is uw hoogst genoten opleiding?
Hoger Beroepsonderwijs Universitair onderwijs Anders 0
20
40
60
80
100 120
Hoeveel tijd per week bezig met genealogie? 0 - 5 uur per week 5 - 10 uur per week 10 - 15 uur per week 15 - 20 uur per week 20 - 25 uur per week 25 - 30 uur per week
Hoeveel tijd per week bezig met genealogie?
30 - 35 uur per week 35 - 40 uur per week 40 - 45 uur per week 45 - 50 uur per week Anders 0
20
40
60
80
66
100
Waarom genealogisch onderzoek? Verbondenheid met voorgaande generaties Nieuwsgierig naar adellijke/prestigieuze voorouders Gevoel van identiteit door gezamenlijk verleden Waarom genealogisch onderzoek?
Persoonlijke invalshoek sprak me aan Al het voorgaande Anders 0
50
100
150
200
Wat voor gevoelens ontleent u aan genealogie? Trots Verbondenheid met het verleden Wat voor gevoelens ontleent u aan genealogie?
Leuk verhaal om te vertellen aan anderen Anders 0
50
100
150
200
67
250
Belangrijke regels en/of standaarden binnnen de wereld van het genealogisch onderzoek (schaal 1-10) Letten op meerdere versies… DNA-onderzoek Vertellen over onderzoek… Gebruik kennis door anderen Combinatie digitaal -… Doorgeven kennis Eerlijkheid over onzekerheden Documenteren kennis Zoeken naar meerdere… Discretie/eerlijkheid
Belangrijke regels en/of standaarden binnnen de wereld van het genealogisch onderzoek (schaal 1-10)
0
2
4
6
8
10
Waar heeft u kennis over genealogie opgedaan? Cursussen Handboeken voor genealogie Online
Waar heeft u kennis over genealogie opgedaan?
Door schade en schande wijzer geworden Anders 0
50
100
68
150
200
Deelt u uw genealogische kennis met anderen? Ja, online Ja, met leden genealogische vereniging Ja, met familieleden/kennissen
Deelt u uw genealogische kennis met anderen?
Nee, houd ik voor mezelf Anders 0
20
40
60
80 100 120 140
Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Zoeken en vinden van informatie
Delen van informatie met anderen
Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)?
Anders
0
50
100 150 200 250 300
69
Wat is de rol van archieven (geweest)? Heb hier al mijn primaire bronnen gevonden Slechts af en toe gebruik van gemaakt Wat is de rol van archieven (geweest)?
Geen gebruik van gemaakt, ik vond al mijn bronnen online
Anders
0
50
100
150
200
Hoe belangrijk zijn historische bronnen voor u? Zeer belangrijk Belangrijk Neutraal
Hoe belangrijk zijn historische bronnen voor u?
Niet zo belangrijk Zeer onbelangrijk 0
50
100
150
70
200
Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor genealogisch onderzoek? Zeer belangrijk Redelijk belangrijk Neutraal
Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor genealogisch onderzoek?
Niet zo belangrijk Onbelangrijk Anders 0
20
40
60
80
100
120
Waardoor voelt u zich het nauwst verbonden met het verleden? Familieband op papier
Bezoek aan belangrijke plaats voor familie
Waardoor voelt u zich het nauwst verbonden met het verleden?
Fysiek object dat toebehoorde aan familie 6,8
7
7,2 7,4 7,6 7,8
71
8
8,2
Meest betrouwbare historische informatiebronnen Familielid Universitair docent geschiedenis Geschiedenisdocent voortgezet onderwijs
Meest betrouwbare historische informatiebronnen
Historisch museum Non-fictieboek geschiedenis 0
50
100
150
200
Geschiedenis moet gedeeld worden met de volgende middelen: Sociale interactie Internet Tijdschriften en boeken
Geschiedenis moet gedeeld worden met de volgende middelen:
Televisieprogramma's Al het bovenstaande Geschiedenis hoeft niet gedeeld te worden 0
50
100
150
72
200
Welke soort geschiedenis vindt u het belangrijkst? Geschiedenis van mijn familie
Geschiedenis van het land waar ik geboren ben
Welke soort geschiedenis vindt u het belangrijkst?
Geschiedenis van een etnische groepering 0
50
100
150
200
Wat voor werk doet een historicus? Onderzoeken, analyseren,… Docent Beredeneren wat in het… Leggen oorzaak-gevolgrelaties Werkzaam bij museum Redacteur historisch tijdschrift
Wat voor werk doet een historicus?
Schrijver historische… Anderen helpen het verleden te… Al het bovenstaande Geen specifiek uitgesproken rol Anders 0
50
100
73
150
200
Wat onderscheidt een historicus van een genealoog? Academisch diploma Praktische kennis van bronnen historicus Praktische kennis van bronnen van genealoog
Wat onderscheidt een historicus van een genealoog?
Kennis van het verleden Iedereen kan een historicus zijn Anders 0
20
40
60
80
100
Beschouwt u zichzelf als …? Historicus
Amateur Beschouwt u zichzelf als …? Genealoog
Anders
0
50
100
150
200
N.B.: de antwoorden die op de vragen zijn gegeven in de categorie ‘Anders’, zijn terug te vinden op de bijgeleverde Cd-rom. De juiste kolommen zijn aangegeven in de voetnoten in het onderzoek.
74
Interviewcollectie Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015 Dikgedrukt = Piet van der Werf Normale tekst = Eva Bleeker 00:00 – 00:34: Ja ik heb gewoon echt vragen die heel erg van toepassing zijn op genealogen zelf, dus bijvoorbeeld hoeveel tijd je bezig bent met het doen van zo’n onderzoek of hoeveel tijd per week je daaraan besteedt zeg maar, en eh ... Of het echt iets is wat je echt voor jezelf doet of dat je echt ook dat wil delen met bijvoorbeeld je kinderen of andere familieleden en dat je echt zoiets hebt van nou … He, ik vind het belangrijk dat zij daar ook iets mee gaan doen … 00:34 – 02:20 Oké, zal ik proberen daar een antwoord op te geven? Want kijk, ik eh ... Even voor de opnames wil ik nog even snel vertellen dat ik – ben Piet van der Werf, de zoon van Maarten Dirk Philippus van der Werf, eh … mijn vader is onlangs overleden, en die was erg bezig met genealogie, Met het programma Aldfaer met a – e. En hij, ik ben dat nu aan het uitsorteren en ongevraagd ben ik dat nu ook aan het doen eigenlijk. Hij besteedde er veel tijd aan, hij was natuurlijk ook gepensioneerd, dus hij kon er ook veel tijd aan besteden. En ik denk dat hij het belangrijk vond om zijn familiegeschiedenis …. Eh ja hij was echt een familiemens, dus hij had nog steeds contact met allerlei neven, en en en ver weg ook echt. In de familie, in de familieband ver weg, dus niet letterlijk, maar achterneven en dergelijke. Volgens mij deed hij dat vooral om dat soort verbanden in stand te houden. Hij vond familiehistorie heel belangrijk en familiebanden, maar ook denk ik dat hij dat deed om erachter te komen hoe links bestonden weer met allerlei andere families. En met zo’n programma kom je er al heel snel achter, en zeker met het internet tegenwoordig, dat jouw genealogie weer overloopt in een andere genealogie. Dus hij wees … In zijn geval was dat ook de familie Holtz, de familie Boom en nou … eh natuurlijk die van zijn vrouw Struik. Maar goed, dat is dan weer recenter he … Ja? 02:21 –02:44 Ja, oké, Ik vind het best wel opvallend omdat je nu best wel merkt dat mensen… Toch een beetje individualistischer lijken te worden [Ja, precies, ja] en dit toch een soort poging is om toch… Verbonden te blijven met een hele groep andere mensen. Zoals dat vroeger misschien nog wel meer was, toen er nog veel grotere gezinnen waren. 02:44 – 03:44 Ja nee je ziet het ook in andere culturen, dat familie, je familie is het eigenlijk belangrijkste, daar is helemaal geen sprake van individuen, eigenlijk he [Nee je bent eigenlijk … Een groot orgaan … ] Ja organisme met je hele familie. Ja het is ook echt eigenlijk een eh … Heb je het koud? Anders moet ik even een raam dicht doen[Nee hoor!] Oh oké! Ja, echt ook een strikt westers verschijnsel he … Zelfs misschien puur Nederlands of West-Europees, dat hele individuele denken, dat je je als individu helemaal los kan zien van de rest eigenlijk … Maar ja ik ben geen socioloog, dat is van de koude grond, deze constatering … Maar ik denk wel dat mijn vader daar … Dat was een ouderwetse man, hoewel, hij stond wel in zijn tijd, hoor, in zijn eigen tijd, maar hij had ouderwetse eh … Veel … Hechtte veel belang aan geschiedenis, en leefde gewoon echt met zijn familie, dat was heel belangrijk voor hem. Ja ... Hij kon dat niet los zien.
75
03:45 – 03:51 Hij stond wel in de moderne tijd maar hij hechtte wel aan ouderwetse waarden zeg maar… 03:52 – 04:07 Ja nou kijk, hij was vreselijk druk op internet en en en eh … Het taggen van de personen die hij dan weer invoerde weet je wel… Met hashtags en gezichtsherkenning en zo he, die fotografische trucjes … Heel even deze opnemen hoor … 04:07 - 04:10 Is prima hoor … [Telefoongesprek] 04:28 – 04:29: Eh … Goed 04:29 – 05:01 Nou dan kan ik nu gewoon verder gaan met een andere vraag. Eh ja, weet je bijvoorbeeld of er dingen heel belangrijk waren voor je vader tijdens het doen van onderzoek. Er zijn voor genealogen echt een aantal waarden, kernwaarden die heel belangrijk zijn tijdens een onderzoek, bijvoorbeeld, dat je heel duidelijk bent over wat je hebt ontdekt over je familie, dat je bijvoorbeeld niet een familieruzie of een buitenechtelijk kind onder het vloerkleed schuift of eh [oh ja precies, nee dat is wel een goede vraag ... ], Dat je met meerdere bronnen je onderzoek onderbouwt … 05:02 – 06:29 Ja.. Oké.. ja.. Nou dat is wel grappig, want dat is dus iets wat ik nu zelf ook tegenkom… Eh. Hoe persoonlijk moet je een … Ik ging ook kijken op internet van hoe moet je zoiets doen, want ik had er dus helemaal geen verstand van en mijn vader heeft het me ook niet geleerd ofzo, want het was ook niet het idee dat ik dit perse dan ging doen ook. Maar dan lees je inderdaad van dat je je archief deels publiek … Een publiek gedeelte maakt, en ook een soort particulier gedeelte, waarin dus inderdaad persoonlijke correspondentie zit, liefdesbrieven etc., ja en inderdaad dus ook een fout oorlogsverleden kan je zomaar tegenkomen natuurlijk. Nou ja, ik heb nog niks kunnen ontdekken, he, ik heb geen idee of er hier of daar… Ik weet wel dat mijn opa, die is, dat staat los van de oorlog overigens, maar die is gescheiden van zijn vrouw, mijn oma dus, en op een gegeven moment naar Indonesië vertrokken, eigenlijk met de noorderzon [Oh oké] Ja en die heeft dus ook op een gegeven moment geen contact meer … Ik tref nu dus ook gesloten brieven aan van zijn moeder aan hem, waarin zijn moeder zegt, dus mijn overgrootmoeder, jongen, laat wat van je horen, want we horen maar niks van je en we missen je vreselijk, ja dat is echt eh… 06:29 -06:31 Best schrijnend eigenlijk ...! 06:31 – 10:05 Maar als je mijn opa kent dan denk je ook… Oh ja dat is wel een beetje een eigenaardig type… Maar goed, mijn vader heeft hem dus ook opgezocht daar en toen ik geboren was, ik was het derde kind, toen dacht hij: nu moet hij naar huis toe komen. Dus toen is mijn vader met vliegangst en al naar Indonesië gevlogen en heeft hem daar ergens uit een eh ... Ja sorry … Wijd ik teveel uit? [Nee, helemaal niet, ik vind het wel interessant] Heeft ie hem daar ergens opgeduikeld in eh ... Hoe heet zoiets? Een kampong zeg maar, waar hij tussen de Indonesiërs leefde en daar was hij ook zeer geliefd. Daar maakte hij dan tabakspotten terwijl hij echt een hoge functionaris was toen Indonesië nog afhankelijk was van Nederland. Toen het nog NederlandsIndië was dus. Ja dat was heel raar, ja, ik heb het idee dat mijn opa ergens op een gegeven moment gewoon een soort besluit heeft genomen en zich juist los heeft willen zingen van zijn 76
geschiedenis, juist van zijn geschiedenis. Want het is dus ook echt opvallend hoeveel zijn vader weer met hem correspondeert, die was notaris in Joure, ik heb ook nog een bord ergens … Nou ja… Eh … Een notarisbord van zijn kantoor… Maar dat was dus echt bijna ziekelijk. Je moet je voorstellen het was eigenlijk een soort chatgedrag, maar dan op papier. Ik heb nu dus ook echt verhuisdozen vol met bundels correspondentie, die heb ik ook alweer uit gesorteerd want dat kan ik eenvoudigweg niet lezen. Want dat is echt flinterdun briefpapier, maar daar is dan heel klein op geschreven, brieven vol, kantjes vol … En wat ze dan deden als het papier vol was, en papier was denk ik in die tijd … Ja voor de oorlog … Misschien kostbaar … Of misschien tijdens de oorlog … Maar dan kantelden ze het een kwartslag en dan schreven ze door hun eigen geschreven tekst weer heen … [Écht?! Maar dat is dus echt niet te lezen dus …!] Nou het is dus juist goed te lezen, want op de een of andere manier kunnen jouw hersenen dat dus … Ja die weten dan van ik moet dit nu lezen en niet de verticale teksten he … Dat is eh … Maar je moet dus nagaan het is bijna alsof je een enorme chatgeschiedenis in dozen uitgeprint hebt staan, met allerlei, ja ook koetjes en kalfjes maar ook soms ... Ik las laatst iets over zijn zus, dus een brief van mijn overgrootvader aan zijn zus, de zus van mijn opa, mijn tante Go, die kunstenaar was en die was heel onzeker en dan schrijft hij ook aan haar van joh, vergeet dat, en denk aan… Wees trots op jezelf... Maar ja dat was een hele lieve brief weet je wel, maar nou ja je kan je voorstellen, dat dat soort pakken correspondentie niet te bewaren zijn… Dus ik weet niet hoe jij dat ziet of hoe anderen dat doen, daar was ik benieuwd naar, of dat van belang is om dat te bewaren … Want ik weet niet wat het belang is bijvoorbeeld he … Dat is misschien ook wel interessant … Ik als beginnend genealoog, als ik dit überhaupt ga voortzetten … Maar, of dan het bewaren van dat soort stukken dus ook van belang is. Want kijk, ik vind het belangrijk dat het werk dat mijn vader verricht heeft, in ieder geval in een soort geconcentreerde vorm behouden blijft voor het nageslacht weer, want ik ben ook wel een beetje zo, snap je? 10:05 – 10:12 Ja, en ik snap ook wel dat als je vader er in geïnvesteerd heeft … 10:12 – 10:35 Ja, precies, dat kun je niet zomaar naar de shredder brengen vind ik … [Nee, nee dat zou ik ook niet vinden] Nee precies, maar het grappige is dus dat die familie een soort ziekelijke bewaar tic had, als je ziet hoeveel er bewaard is, dat is echt ongelofelijk, ook echt al die foto’s, en dan niet eentje maar ook dubbele afdrukken en ook kleintjes ervan … Echt ongelofelijk. 10:36 – 10:40 Oké, en wat vind je er dan van, als je zoiets … Of … 10:41 – 15:07 Ja ik denk dan ook… Het eerste wat ik denk is van: jongens, wat overschatten jullie jezelf, he, we zijn oprecht niet zo belangrijk, he, we zijn geen koninklijke familie dus waarom al die moeite, maar het is ook wel weer heel erg leuk, dat eigenlijk gewoon een betrekkelijk normale familie, of tenminste he, het zijn dan wel allemaal notarissen en juristen en zo, maar dat die dus zoveel werk ervan maakten om dat allemaal … En dat kan dan op zich ook wel weer interessant zijn ofzo, weetje, dat de hele structuur van zo’n hele familie bewaard is … Ik ben nu dus ook het een en ander aan het uit selecteren, wat ik nu doe, ik heb maar zelf een soort systeem bedacht, dat ik doe dus, ik heb dus een doos … Ik heb hier … 1, 2, 3, 4, 5, 6 archiefdozen … 7 archiefdozen, en nog een archiefmap zeg maar, nou, dat eh … Ik scheidt dat eigenlijk in … Een doos daar gaan alle genealogische stukken in, dus ook op papier oude stamboomgegevens, correspondentie daarover en dergelijke, dat doe ik in één map he, even los van het hele digitale he, dit is dus het analoge, het analoge archief wat ik nu aan het aanleggen ben. Eén doos dus zogezegd genealogieën en 77
stambomen, één doos met alle huizen waar zij hebben gewoond dus de informatie daarover en foto’s ook vooral. Eén doos fotografie, waar ik een selectie heb gemaakt van dit vind ik nou echt leuke foto’s of er staat belangrijke informatie op, wie het zijn, bijvoorbeeld, en dan heb ik nog een doos met bijvoorbeeld de kunst die zich bevond in die families, maar dat is meer uit eigen interesse want dat vind ik gewoon leuk omdat ik hier in huis ook weer stukken heb die uit … En dan weet ik waar dat heeft gehangen. Nou, zo eh ... Ik geloof dat dat het ongeveer … Er is nog een doos resterende foto’s waarvan ik denk van ja ... Dat zijn toch wel… En dan heb ik nog allemaal fotoalbums en die heb ik ook gewoon apart gehouden, want dat is als album … Als album houd ik dat als geheel zeg maar, daar ga ik geen foto’s uittrekken, dat lijkt me wel eh ... Goed. En dan, even denken, en dan zijn er nog specifieke gevallen, zoals Dirk van der Werf, dat is een architect geweest, die heeft onder andere de piramide van Austerlitz gebouwd, en zo, weet je wel, nou daar heb ik allemaal tekeningen van en dergelijken , en die heb ik dan weer apart gehouden en een gedeelte wil ik denk ik naar het archief van Zeist of Utrecht ofzo brengen, of naar Amersfoort waar hij is overleden, nou en dat is dus weer een geval apart. En dan heb ik ook nog bijzondere stukken, stukken op perkament, dus echt uit de vroege achttiende eeuw, die hou ik ook even apart, want dat zijn dus meer kwetsbare en echt bijzondere stukken, daar maak ik een apart … Die leg ik dan daar achter in die vitrine bijvoorbeeld of die bewaar ik op een speciale plek … Maar ik heb bijvoorbeeld ook … Sorry, je moet even, je moet gewoon even je hand opsteken als je tussendoor iets … Als je denkt dat duurt te lang … Maar ik heb bijvoorbeeld ook van die notaris in Joure, nou laat ik even kort zeggen … Mijn zus is ook jurist, die krijgt nu ook weer van allemaal van die familiemensen, vooral van mijn vaders kant, krijgt zij dus ook allerlei weer nalatenschappen, dus niet letterlijk het geld, maar gewoon om dat te regelen, alle archiefstukken daarvan. Nou mijn vader was ook advocaat en die was hetzelfde lot beschoren. Dus allerlei archiefstukken van nalatenschappen, weet ik wat boedelverdelingen, dat kwam bij hem terecht want hij was jurist en hij moest dat maar regelen. Nou hetzelfde gold voor mijn overgrootvader want die was dus notaris in Joure, en daarvan heb ik bijvoorbeeld ook nog allemaal eh … Hoe noem je dat soort dingen? De boedelbeschrijvingen van klanten, gewoon. Nou ik weet bij God niet wat ik daarmee moet, of ik dat nou moet bewaren of niet, of dat dat nou naar Joure moet naar een museum, of dat dat helemaal niet belangrijk genoeg is, dat weet ik dus allemaal niet, dus daar ga ik nog wel ... Nog eens … Ja misschien weet jij er wat van, misschien weet iemand anders daar wat van … Maar anders dan moet ik het gewoon weggooien want mijn huis is gewoon te klein om het allemaal op te slaan. Bovendien heb ik nog allerlei andere stukken te verwerken, maar dat staat los hiervan. Ja? 15:08 – 15:24 Ja, en je zei net ook iets over fysieke plaatsen zeg maar, dat je weet waar mensen hebben gewoond, [Ja huizen, ja] ik vraag me af of dat ook echt iets is waarvan je denkt nou, daar zou ik wel eens naartoe willen om te kijken, of dat je daar een band mee voelde, of dat je vader dat had. 15:25 – 16:35 Nou ja, mijn vader zeker, en ik zelf ook, want ik heb op een gegeven moment, maar dat is eigenlijk lang voordat dit probleem zich voordeed, ben ik al eens gaan eh ... Ben ik eens op een middag zo eens met mijn vriendin naar Haarlem gereden, Aerdenhout en zo waar hij allemaal gewoond heeft, heb ik gewoon even die huizen bekeken waar hij allemaal gewoond heeft. Dus dat zit wel soort van in je genen ofzo, die neiging zeg maar. En nou en die huizen die we dan gevonden hebben, ach een hele hoop staan er ook niet meer, die zijn afgebroken, maar in Alkmaar is een zoutziederij die is opgericht door Bosman en dat is dan weer mijn betovergrootvader geloof ik, hou me ten goede, en dat vind ik dan wel leuk om een keer te bekijken weet je wel, maar dat gaat dan 78
meer om belangrijke he, of die iets meer betekenis hebben. Het is nu helemaal gerestaureerd die zoutziederij, dat is nu geloof ik een horecagelegenheid midden in Alkmaar, gewoon een mooi gebouw weet je wel, nou ja zo weet je wel, ik probeer er niet al te hard in te gaan zeg maar … 16:36 – 18:41 Nee niet superhardvochtig ofzo [Nou hardvochtig al helemaal niet, haha ha] maar dat het wel leuk is gewoon om het een keer te hebben gezien [Ja, en ik heb ook wel eens huizen gegoogeld he, dus dan zie je he hier is een prentbrief van gemaakt ergens eens een keer, dat vind ik dan wel grappig…] Een beetje zoals in het programma ‘Verborgen Verleden’ gaan ze ook altijd… [Ja precies, maar ik heb ook nog andere dingen te doen, dus ik moet mezelf daar wel in beperken.] Ja precies, nee je moet natuurlijk ook gewoon werken en leven, het is niet alleen maar genealogie … [Nee dat komt, dit steekt nu opeens de kop op omdat mijn vader overleden is… En eh ja.. Maar goed] Maar zie je dan wel voor jezelf, in de nabije toekomst zoiets van nou, ik zou dit wel willen voortzetten of heb je zoiets van nou [Nou … Kijk mijn vader] Ik ben meer een conservator van het werk dat mijn vader … [ Dat denk ik eerder ja want hem … Mijn vader was echt nog bezig om kinderen van achterneefjes die nu geboren worden en zo, om dat allemaal in te voeren, he, dat zie je hier nog staan overigens, dat zag ik net, ja dat was echt onlangs nog eigenlijk, heeft hij nog de kindertjes, die net geboren zijn van echt verre achterneven, ja dat ging hij dan invoeren. Nou ja, daar heb ik ook allemaal helemaal geen tijd voor weet je wel, dus ik denk dat ik dit maar een beetje zo consolideer, en wat ik wil doen is inderdaad een geordend en geconcentreerd archiefje aanleggen. En misschien dat ik ooit als ik gepensioneerd ben dat ik dan denk he dat is leuk, dat ga ik ook doen, dat ik er dan mee verder ga, maar ik hou het nu eventjes gewoon zo in opslag, en ik vind het wel leuk om het bijvoorbeeld ter beschikking te stellen aan de families die daar in voorkomen, dus mijn eigen familie, de familie Struik, familie Holtz, familie Molenaar, familie Boom, dat die weten dat dit archief hier is en als ze daar een keertje in willen kijken dat ze dan gewoon kunnen komen en dan stel ik dat eh … dat ze het dan gewoon aan deze tafel dat kunnen bekijken, zo] Oh ja, dat is wel een goed idee [Ja … Want het gaat hen ook aan, dus, ja … ] 18:42 – 19:23 En heb je dan ook als je dit allemaal zo bij elkaar hebt, heb je dan ook dat er echt een band is met het verleden, of … Dat je je daarmee verbonden mee voelt … Zeg maar zoals een soort ... In de geschiedenis heb je daar … In de studie geschiedenis heb je daar ja, een begrip voor dat heet historische sensatie, dus als je bijvoorbeeld foto’s of objecten van vorige generaties of van belangrijke personen uit het verleden vasthoudt, en je weet wat het verband is zeg maar met het verleden, of met je eigen verleden, dat je daar dan echt zo’n gevoel bij hebt … [Een soort fetisj ... Haha] Ja nou ietsje minder dan een fetisj, maar dat je je daardoor verbonden voelt met ja, met de geschiedenis zeg maar … 19:24 – 24:34 Nou, zeker wel, denk ik, ja, ja zeker als ik weet … Kijk eventjes heel simpel ... Hier heb ik eh … Ja ik heb hier gewoon allerlei objecten die onder andere uit mijn familie komen … Lang niet alles hoor maar eh … maar even één voorbeeld, ja nu ga ik een mes trekken, moet je niet schrikken… Maar dit is een zakmes van mijn opa uit Indonesië en van die tijd dat hij van kokosnoten pijpenhouders aan het snijden was uit pure armoede en dat verkocht hij op straat he … Dit mes is zo vaak geslepen dat dit ervan over is, dat was vroeger gewoon zo’n zakmes, ja kijk maar, het was zo groot als dit, en nu is het alleen nog maar zo’n puntje. Dus dat vertelt mij iets over zijn leven daar eigenlijk, dus dat is zeker waardevol en dat zou ik ook nooit wegdoen. Ja dit is een familiestempel met het wapen van Van der Werf van Leiden, de burgermeester van het Leids ontzet, maar daar zijn wij geen familie van, dus dat is ook een beetje koketterie, weet je wel, dat je 79
dus dat wapen, dat je daar dan mee je brieven gaat dichtstempelen terwijl je er helemaal geen familie … Ja verder ... dit komt ook uit Indonesië, een snijwerkje dat hij daar opgeduikeld heeft. Ja hier een oud Bijbeltje, dat komt ook niet bij hem vandaan trouwens, hij was totaal Goddeloos … Andere familie van mijn moeders kant … [Ja het ziet er wel uit als een Bijbel van iemand die wilde investeren in zijn geloof … ] Ja, met zilver en schildpad en goud op snede, dus dat eh … Ja en dit zijn viltjes uit mijn vaders studententijd, kom dus ook enorm veel tegen uit zijn tijd in Leiden dat hij studeerde, waaronder deze viltjes van Heineken die speciaal voor de jaarclub gemaakt zijn, nou moet je kijken, dat is toch hartstikke gaaf, weet je wel, tweehonderd jaar ... Ja hier twee zuipende soldaten of zijn het bierdrinkende ridders … Hier een vrouwe … [Is dat Minerva?] Ja ik denk het ja, nee … Want dat ... Is dat Minerva? Nou ja, ik ben zelf niet eh … Geen eh … Hoe zeg je dat, corpsstudent, ik ben ook niet klassiek geschoold … Nou ja, kijk daar dat bordje dan: Van der Werf, architect, nou ja [Dat is dan wel leuk omdat je zelf]... Ja dit is dan een miniatuurtje ... Van eh … O twee eigenlijk … Van Go, de zus van mijn opa, die was portrettiste, nou ja dat is alleen maar grappig ja. Wat overigens misschien nog wel vermeldenswaardig is … Maar ik weet niet of je bandje al vol is … [Nee, nog niet hoor] Hoewel dat ook eigenlijk buiten jouw onderzoek valt, maar ik heb ook bijvoorbeeld stukken ... Ja dat geeft dus ook weer aan hoe die hele familie daar zelf in stond, Go, dat is dus de zus van mijn opa, die kunstenares, die was getrouwd met Harry Torenburg, en Harry Torenburg was eh beeldensnijder eigenlijk, kun je zeggen, ja hij was beeldhouwer maar hij werkte in opdracht van beroemde Amsterdamse School kunstenaars zoals Leon Cachet eh.. hoe heet ie van het monument op de Dam, Redeker, dat was ook een studiegenoot, een hele goede vriend van hem en nog veel meer kunstenaars, Filarski en zo. Daar ging hij veel mee om, en mijn oudtante, dus tante Go, die heeft zijn memoires allemaal op schrift gesteld, want hij is op een gegeven moment ook naar Amerika gegaan en bleek daar ook nog getrouwd geweest te zijn met een andere vrouw, allemaal heel pikant, en hij was trapeze acrobaat, dus hij had boven zijn bureau in Amsterdam een stok hangen en dan ging hij dus gewoon … En hij heeft dus in Amerika gewerkt als trapeze acrobaat in het circus en hier was hij dus beeldend kunstenaar, sneed hij dus allemaal van dat soort… Ja een beetje als die koeien daar een beetje dat soort ... ik denk niet … dat komt uit Indonesië maar wel een beetje die stijl zeg maar. Dat is dan weer zo’n heel apart figuur binnen de familie van wie de memoires op schrift zijn gesteld en die heb ik op een gegeven moment zelf wel uitgetypt ... Op zich wel interessant … Maar ja de vraag is dan weer wat ga je daar dan mee doen? Weet je wel … Klein kunsthistorisch belang, Amsterdams belang … want ook de Nes wordt erin beschreven als de hoerenstraat en met de theaters van toen weet je wel he, dus een beetje in Amsterdam … Ja ... Had je dan in dat straatje en dat wordt allemaal heel leuk beschreven ... Maar ja, dit even terzijde … 24:35 – 24:51 Ja op zich kun je daar misschien wel iets mee, zeker als je ook correspondentie hebt bijvoorbeeld met die kunstenaars en als dat zulke goede vrienden waren, dan heb je daar wel echt archieven ook voor in Amsterdam, je hebt ook een archief voor sociale geschiedenis … En eh ... Ja … 24:51 – 25:30 Ja ik heb het toen een keertje aangeboden bij Bas Lubbehuizen van ... Die daar boven het stadsarchief zitten, of zij dat de moeite waard vonden om daar iets over te publiceren, of iets mee te doen, maar daar heb ik nooit bericht op gekregen dus dat is misschien ook … Ik weet het niet, maar ik heb wel nog alle oude bandopnames en zo, want mijn had zo’n dicteerapparaat natuurlijk als advocaat he, dan dicteerde hij zijn brieven en die werden dan door zijn secretaresse uitgetypt. Nou dan heeft hij dus alles opgenomen van Harry Toorenburg, dus dat staat gewoon op
80
band ook. Ja, wat moet je ermee he? Dus zo wordt je wel aan het werk gehouden door je eigen familie eigenlijk, kun je zeggen. 25:31 – 26:45 Voor historici kan het best … Je weet niet of er historici zijn die daar misschien iets mee willen [Nou, laat ze zich maar melden!] of kunsthistorici die iets willen gaan doen met beeldhouwers of beeldsnijders uit Amsterdam … Hm even kijken hoor. Ja, wat echt zeg maar een issue is voor historici en dat zit dan een beetje tussen historici en genealogen, is dat eh ... Historici zich soms een beetje aangetast voelen [Ja, dat begreep ik ja!] in hun… ja [autoriteit] historici-zijn, omdat genealogen eigenlijk ook… Ja historisch onderzoek doen, ik bedoel: ja, ze bestuderen bronnen en maken daar wel een persoonlijke geschiedenis van. En eh, ja ik wilde dus eigenlijk graag weten hoe genealogen daar tegenaan kijken van hun kant. Of zij zichzelf echt zien als historici of wat zij eh, als historisch betrouwbare bronnen, maar dat is misschien een beetje … [in mijn geval is dat een beetje, ja … ] vergaand … 26:46 – 28:32 Ja, ik eh, ik heb ... Ik ... Ten eerste ben ik hier dus niet echt in thuis, in deze materie, behalve via mijn vader dan … En, eh … Ja, ik denk dat historici zich eigenlijk in hun handjes moeten knijpen dat mensen dit thuis allemaal aan het uitzoeken zijn, toch? Alleen, eh, ja die bronnen zouden misschien wel eens wat, ja vals kunnen zijn of … Niet opzettelijk, maar dat er fouten in sluipen natuurlijk en een historicus weet gewoon misschien hoe je gedegen onderzoek doet natuurlijk en dit zijn toch allemaal hobbyisten uiteindelijk [Dus misschien als ze het samen zouden doen of dat ze ...] Ja of als historici gewoon faciliteren in hoe je zo’n familieonderzoek moet opzetten ... Kijk, ik heb nu zelf bedacht van nou ik maak dit onderscheid he, van he, de huizen in een map, de genealogieën in een map, de foto’s personen in een map. Nou, dat zouden historici natuurlijk heel makkelijk aan kunnen geven aan mensen die dit thuis gaan zitten doen. Want historici kunnen eenvoudigweg al die familiegeschiedenissen niet in kaart gaan brengen. [nee, dat denk ik niet nee] Snap je? Maar ze zouden wel geholpen kunnen zijn met deze informatie ofzo, voor hun eigen onderzoek. [Ja?] Ik weet het niet, of denk je dat historici nu werkloos thuiszitten omdat mensen dit … [Nee, dat verwacht ik niet] Want jij zegt wel … Kijk ik ben daar dan weer benieuwd naar, want hoe, kennelijk heb jij dat wel zo ervaren dat historici dat moeilijk vinden ofzo of dat ze daar moeite mee hebben? 28:33 – 29:07 Nou, toen ik zeg maar vooronderzoek ging doen voor deze scriptie te schrijven. In elk geval het eerste wat ik dus tegenkwam is dat er helemaal geen onderzoek is dat is gebaseerd op gesprekken of de ervaringen van mensen die genealogisch onderzoek doen, en in een artikel las ik dus dat er gewoon echt historici zijn die die wrijving heel erg hebben ervaren of nog steeds ervaren. Dat ze echt het gevoel hebben dat die hobbyistische mensen denken dat ze ook een soort historici zijn. 29:08 – 29:23 Oh oké nou dat kan ik me wel voorstellen, dat ze zelf een beetje … Ja, het idee hebben dat ze het allemaal wel kunnen ofzo, terwijl een historicus toch een ander ... Ja als je het wetenschappelijk doet is het wel van een andere orde. 29:24 – 29:47 Ja het is natuurlijk wel ... Er zijn natuurlijk wel overeenkomsten maar er zijn ook gewoon dingen die wel anders zijn. Ja dat is denk ik meer het idee. Dat ze niet echt zoiets hebben van: deze mensen komen onze banen afpikken ofzo, maar meer zoiets van nou eh, op deze manier kan iedereen zich wel een historicus voelen of denken dat hij hetzelfde kan als wij.
81
29:49 – 31:20 Ja, ja, daar kan ik weinig over zeggen verder. Maar ik denk dat dat alleen maar op te lossen is door heel helder aan te geven waar je expertise ligt als historicus, je unique selling point zeg maar om het eventjes in stomme marketing termen te zeggen. Maar dat je dus, want dan kun je ook aangeven aan die mensen die thuis aan het hobbyen zijn ermee, van joh, als jij dat nou zo inricht, je onderzoek, zelf thuis, dan hebben wij er weer wat aan en zo wast de ene hand de andere. En volgens mij hoeft er dan ook geen wrijving te zijn. Dan erken je elkaar als het ware in wat je doet en wie je bent. En dan faciliteer je die historici weer, als thuis-genealoog zeg maar. Ja ik weet het ook niet, [Dat zou wel super ideaal zijn ja] Ja. Ik denk dat dat puur een communicatief ding is, zeg maar. Als die historici zichzelf ook op een soort hoge plekken zetten, dan is dat gesprek er ook niet. En dan komen die genealogen die ook thuis zitten er snel genoeg achter waar ze zelf gewoon tekort schieten, wat die kaders zijn [Dus het is zeg maar ook een beetje … ] Een onbenulligheid gewoon. 31:21 – 31:48 En ook wat ik zeg maar wilde zeggen: publiekshistorici, dus dat zijn zeg maar de mensen die proberen om buiten de universiteit banden te leggen met geschiedenis, hebben het ook vaak over de ‘ivoren toren’ waar historici in zitten, [Ja, maar dat is ook wel een beetje waar denk ik] Die alleen maar bezit zijn met hun eigen wetenschappelijke vernuftigheden en onderzoeken waar niet iedereen altijd op zit te wachten. 31:48 – 32:38 Ja ik weet niet of het opzettelijk is, maar je zou de indruk wel eens kunnen krijgen dat ze ook heel erg bezig zijn om hun zeteltje zeg maar te … Dat hebben ze dan verworven, en dat ze dan toch de angst hebben dat ze daar weer vanaf geduwd worden door een ander, want het is ook geen vetpot allemaal en een hard bestaan als historicus denk ik. Ja ik weet niet, ik denk dat daar ... eh ja. Maar ik denk dat het moment dat jij gewoon gaat praten met mensen die dit aan het doen zijn en gewoon heel duidelijk: van nou, je kan ons helpen, graag, weet je wel, zo. Dan voelen die mensen zich gekend, dan hoeven ze ook helemaal niet meer de historicus uit te hangen thuis, want dan hebben ze al een soort erkenning, en dan gaan ze je alleen maar helpen en dan wordt jij als historicus ook alleen maar meer historicus ... Toch? Denk ik … 32:39 – 33:08 Nou ik ga het erin opnemen ... Ik denk wel dat mensen … Nee maar dat denk ik echt hoor. [ Ik denk dat dat gewoon zo werkt, ja] Ja ik had nog twee vragen staan: wat volgens jou het onderscheid zou zijn tussen een historicus en een genealoog en wat je denkt dat historici precies doen in de samenleving, wat voor rol zij hebben … [Ja dat is onmisbaar toch?] Ja? Ik denk dat sommige mensen daar niet helemaal van overtuigd zijn hoor. 33:08 – 34:58 Ach wat een onzin, dat is echt … Ik bedoel ook buiten het vlak van genealogie, gewoon geschiedkunde, dat is van zo’n wezenlijk belang. Ik bedoel, vanochtend, was er op het NOS journaal, de nieuwslezer zei dat IS weer ‘bezienswaardigheden’ heeft opgeblazen in Syrië, of hoe heet het, in Palmyra. Nou dat je dat bezienswaardigheden noemt, dat soort erfgoed, dat geeft ook wel weer aan dat er ook een enorme … Ja dat kun je toch niet zeggen? Dat klinkt alsof ze daar ballonnen aan het opblazen waren weet je wel? [ dus een soort onwetendheid] nou ja, en historici zijn wat dat betreft ontzettend belangrijk om het belang van dat soort plaatsen aan het licht te brengen en het belang van je eigen geschiedenis. Ik vind het ook echt zo armoedig hoe de wereld er nu uitziet door die verschraling op het gebied van het kennen van je eigen geschiedenis gewoon. Mensen denken iets is oud en het houdt verder op. Dus het is niet het is oud dus het is van voor de oorlog of negentiende-eeuws of achttiende-, zeventiende-eeuws of uit de oertijd. Nee het is bruin 82
en het is oud en het houdt verder op. Dus daar valt ook nog een enorme wereld te winnen volgens mij voor historici. Juist ook in de publiekscommunicatie he. Ik struikel over mijn woorden. Maar ik denk echt dat dat heel belangrijk is. Dat mensen weer wat diepgang krijgen. Ik vind het allemaal erg plat allemaal als ik om me heen kijk. 34:58 – 35:13 Ja ik heb dat ook met mijn eigen schoonmoeder zeg maar, of de moeder van mijn vriend. Zij zegt ja geschiedenis interesseert me allemaal helemaal niks, het is allemaal oud, ik vind het saai, het doet me niks. Ik snap echt niet dat je dit studeert. 35:13 – 36:15 Ja maar dat kun je zo iemand eigenlijk ook niet kwalijk nemen, wie je dat kwalijk moet nemen zijn de mensen die verantwoordelijk zijn dat dat soort mensen al in het begin van hun leven in aanraking komen met geschiedenis. En dat dat ook gewoon … Cultuur en dat soort dingen mag je gewoon niet afknijpen als overheid. Je moet gewoon zorgen dat mensen daarmee in aanraking komen. Een beetje verschraald gewoon, er blijft weinig van je over anders. [Misschien al voor je naar school gaat] In ieder geval op school, het is gewoon ontzettend belangrijk om dat in het curriculum te hebben. Historici zijn van wezenlijk belang. Want ja, het is ook niet voor niets dat je zegt dat je uit geschiedenis ook wel heel veel kan leren, de geschiedenis herhaalt zich ook telkens. Maar hoe zie je dat zelf? 36:15 – 36:22 Ja als ik alleen maar ga zeggen dat ik het ermee eens ben is dat wel een beetje afgezaagd natuurlijk, maar het is wel zo. 36:23 – 36:26 En waarom ben je het gaan studeren? Want je studeert geschiedenis … 36:26 – 36:49 Ja ik wist eigenlijk al toen ik in de derde klas zat op school dat ik dat wilde studeren en he ja, het is ook echt iets wat ik van thuis uit heb mee gekregen, dat dat me zo interesseerde en dat ik dat zo leuk vond om daarmee bezig te zijn ... Maar ook in boeken zeg maar voor kinderen die daarover gaan en dat je dat dan leest en denkt van ah … 36:50 – 38:21 Ik heb een heel interessant zinnetje gelezen in eh ... Even kijken hoor welk boek dat is. Neem me niet kwalijk … Dat heet kijken naar geschiedenis. Dat is een boekje over onderwerpen en tentoonstellingen van historische voorwerpen. Maar wat ik een heel interessant zinnetje vond ... Daar stond zoiets in … Het komt erop neer dat geschiedenis pas ontstaat als er iets gebeurt. Oftewel: een samenleving waar niets gebeurt, waar geen oorlog is, of geen grote ontdekkingen, daar wordt geschiedenis niet gemaakt. En eigenlijk pas als er grote bewegingen zijn in een samenleving, dus oorlogen of crisis of weet ik het, dan is er pas geschiedenis, dat ontstaat dan. Dat was de strekking van een stelling die hier weer in werd gequote van een Engelse historicus uit de negentiende eeuw of weet ik veel. 38:21 – 38:55 Maar dat is ook wel zo. Maar dat heb je al als je nu kijkt naar de eerste tien jaren van de eenentwintigste eeuw. Je hebt nu volgens mij op National Geographic of Discovery, gaan ze daar nu een serie over maken, over de eerste tien jaar van de eenentwintigste eeuw. De eerste zwarte president in de Verenigde Staten maar ook de iPhone. Dat je toch denkt van oh, dat is allemaal in de afgelopen tien jaar gebeurd … 38:55 – 41:44 Ja maar je ziet het ook andersom bij samenlevingen die ... Ik heb vanuit mijn arbeidsverleden ook al een soort interesse gevormd voor etnografica, een hele lichte interesse hoor, het gaat helemaal nergens over verder. Maar daar zie je wel dat die volkeren die op Papoea 83
Nieuw-Guinea altijd woonden ofzo, hoewel die wel verjaagd zijn op een gegeven moment, of in Mali, weet ik het, in Afrika, Zuid-Amerika. Dat overlevering, gewoon mondelinge overlevering, dat is hun geschiedkunde. En dat gaat dan eigenlijk over iets wat ooit is voorgevallen. Maar je hebt een aantal van die samenlevingen die ook helemaal geen jaartellingen hebben of iets, omdat het dagelijks leven zo regulier is, zo onveranderlijk eigenlijk , dat er eigenlijk geen sprake is van vroeger. Snap je? Dat is eigenlijk gewoon nu. Alleen mensen gaan dood, je hebt voorouders en voorouderverering. Ik heb volgens mij hier dat zinnetje gevonden. De Amerikaanse geleerde David Lowenthal [Oh, maar dat is een hele bekende!] noemt het in zijn boek The past is a foreign country. De eerste is: to be certain there is a past. Dat is dan de reden, wordt hier genoemd ... Om voorwerpen te bewaren. Dat vind ik een hele mooie. Waarom bewaar je dingen? Om er zeker van te zijn dat er een verleden is. To be certain that there is a past. Er is een menselijke behoefte om een verleden te hebben, dat geeft zekerheid. Nou dat geld voor mij echt onverminderd eigenlijk. En als er een verleden is, is er ook een toekomst. Mensen willen doorgeven en over hun sterfelijkheid heen reiken. Nou dat is toch schitterend? Daar gaat het om. Dat je voort bestaat als het ware. Nou dat is eigenlijk volgens mij de reden dat mijn vader dit allemaal gedaan heeft. Om voort te bestaan en ook als familie eigenlijk he, schitterend vind ik dat. En ook de genus. Letterlijk het genetisch materiaal van jouzelf verspreid zich over al die familieleden, in het verleden maar ook in de toekomst. En nu ook weer via een link met jou, dat is ook gewoon weer zo. Dat is waarschijnlijk misschien onbewust of bewust ook zijn gedachte geweest. We zijn allemaal verbonden aan elkaar gewoon, via de genen, de genus en via de familiegeschiedenissen en de geschiedenis in het algemeen. Nou ja, wat moet ik er nog aan toevoegen? Heb je nog een vraag? 41:45 - 41:53 Nee ik denk dat je het zo wel heel mooi verwoordt hebt. [Ik hoop dat je er wat mee kan.] Dat komt wel goed.
84
Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 0209-2015 Dikgedrukt = Theo Groen Normale tekst = Eva Bleeker Wat is uw nationaliteit? Nederlands Hoe oud bent u? 61 Wat is uw hoogst genoten opleiding? HBO Hoeveel vrije tijd spendeert u, of heeft u gespendeerd aan het onderzoek naar uw voorouders? Wisselend: in en rond de wintertijd 2 tot 5 uur per week en de rest van het jaar 1 tot 2 uur per week. Deelt u de kennis die u hebt opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek met anderen, of houdt u die liever voor uzelf? Die deel ik met anderen, vooral met familieleden. Waar heeft u de meeste kennis over genealogie en de praktijk van het doen van onderzoek opgedaan? Door het volgen van een cursus genealogie bij het Stadsarchief in Amsterdam en van een neef van mijn echtgenote, die al veel langer met onderzoek bezig is dan ik. Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Een grote rol doordat steeds meer archieven digitaal worden aangeboden en het gemak waardoor deze archieven te raadplegen zijn. Wat voor gevoelens ontleent u aan het doen van genealogisch onderzoek? Nostalgie naar een tijd die voorbij is en verbazing en bewondering over de manier waarop verschillende vroegere generaties geleefd en gehandeld hebben. Hoe kwam u erop om genealogisch onderzoek te gaan doen? Nieuwsgierigheid naar de familiegeschiedenis. Waren/zijn er bepaalde zaken die u erg belangrijk vond/vind tijdens uw genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld het combineren van digitale en analoge bronnen, het doorgeven van uw onderzoek aan andere generaties, het publiceren van uw onderzoek online, eerlijk zijn over de onduidelijkheid van sommige bronnen, etc.? 85
Een beeld krijgen van de oorsprong van de familie en de ontwikkeling van de verschillende generaties. Wat vond u het allerleukst om te ontdekken over uw voorouders? Dat de moraal tot begin 20e eeuw veel losser was dan tegenwoordig. Wat is in uw onderzoek de rol van archieven (geweest)? Groot, met name het Stadsarchief in Amsterdam en de website Alle Friezen, omdat mijn familie van vaderskant uit Friesland komt en een aantal gezinnen zich eind 18e begin 19e eeuw zich o.a. in Amsterdam gevestigd hebben. De familie van mijn moeder heeft zich begin 19e eeuw vanuit Duitsland na een korte tussenperiode in Limburg in Amsterdam gevestigd. Hoe belangrijk zijn historische bronnen in uw genealogisch onderzoek? Minder belangrijk dan de archieven, maar wel nuttig om zaken duidelijker of bevestigd te krijgen, bijvoorbeeld overleveringsverhalen en foto’s van grafstenen. Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor u (geweest) tijdens uw genealogisch onderzoek? Belangrijk, zonder de gebouwen van het Stadsarchief zou het onderzoek een stuk moeilijker geweest zijn. Verder interessant om nog bestaande verblijfsplaatsen van vorige generaties te bezoeken. Zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat u zich extra verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een bron op papier in een archief, een foto of een andersoortig object dat heeft toebehoord aan een van uw voorouders of juist een fysieke plek waar een voorouder heeft geleefd? •
Het vestzakhorloge van mijn grootvader van vaderskant dat in mijn bezit is
• Het schilderij dat halverwege de 19e eeuw door een oudoom van mijn grootvader van moederskant geschilderd is en ook in mijn bezit is •
De persoons- en gezinskaarten van familieleden
•
Het geboortehuis in Amersfoort van de vader van mijn echtgenote
• De dorpen Terkaple en Terherne en Oude Haske in Friesland waar begin 18e eeuw de families van mijn echtgenote en mij hemelsbreed een paar kilometer van elkaar af gewoond hebben Beschouwt u zichzelf als historicus, amateur/hobbyist, genealoog of juist iets heel anders, en wat is dat dan? Een nieuwsgierige hobbyist. Zijn er historische informatiebronnen die u beschouwt als zeer betrouwbaar of juist helemaal niet, bijvoorbeeld een universitair docent geschiedenis, een docent op een middelbare school, een familielid dat een verhaal vertelt over het persoonlijke verleden of een historisch museum? 86
Docenten zijn waarschijnlijk redelijk betrouwbaar vanuit hun professionaliteit, familieleden zijn minder betrouwbaar door hun eigen invalshoek bij familiegebeurtenissen en in een historisch museum ben je afhankelijk van wat de samensteller van de collectie of een tentoonstelling kiest. Mijn voorkeur gaat uit naar informatie die ik kan controleren in archieven en zo nodig aan de hand van officiële documenten. Hoe kijkt u tegen geschiedenis aan als vrijetijdsbesteding? Als zeer interessant en nuttig om de huidige tijd enigszins te kunnen begrijpen. Er zijn verschillende soorten geschiedenis: het verleden van uw eigen familie, het verleden van een land of van een etnische groepering. Welke soort geschiedenis acht u het belangrijkst? Het verleden van een land, omdat daar veel in zit van waar je in het heden mee te maken hebt. Wat onderscheidt volgens u een historicus van een genealoog? Een historicus kan de geschiedenis veel uitgebreider en via andere invalswegen onderzoeken dan de genealoog. Wat voor werk denkt u dat een historicus kan doen? Verbanden van oorzaak en gevolg onderzoeken en achteraf verklaren. Kennis overdragen. Wat is zijn of haar rol in de samenleving? Met de kennis van het verleden waarschuwen voor de gevolgen van maatregelen in het heden in zo breed mogelijke zin.
87
Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 0209-2015 Dikgedrukt = Theo Groen Cursief = zijn vrouw, Bep Groen Normale tekst = Eva Bleeker 00:00 – 00:26 Eh, nou ik denk dat ik die vragen over nationaliteit en zo dan niet meer hoef te stellen, want dat staat hier gewoon bij. Eh … [Ik kan het je eventueel mailen hoor, als je dat handig vind] Ja dat is ook goed. Nou ja, ik weet niet, u heeft alles al een beetje ingevuld! Zijn er nog dingen die u gewoon nog wilt vertellen, of … 00:26 – 00:45 Eh … Ja in ieder geval dat als je met stamboomonderzoek begint, begin er zo vroeg mogelijk mee. Want waar ik nu tegen aanloop is dat je een groot aantal bronnen kwijt bent, door familieleden die er niet meer zijn, en daardoor mis je dus veel informatie. 00:45 – 01:05 Dus oudere generaties die zeg maar nog dingen zouden hebben geweten over mensen van voor hun generatie, en dat kunnen ze nu niet meer vertellen omdat ze er niet meer zijn, ja ik kan me best voorstellen dat dat lastig is. 01:05 – 01:27 Ja, en zowel mijn vader als mijn moeder waren de jongste in een groot gezin, en ik ben ook een van de jongsten van mijn generatie, van die kinderen van die mensen, en dat is dan wel een nadeel, als je heel laat hiermee begint. Dat heb ik achteraf altijd heel erg jammer gevonden. 01:27 – 01:58 Dat kan ik me best wel voorstellen, het is natuurlijk vaak als je jong bent, dan denk ik je ik heb hier helemaal geen tijd voor … [Ja, of je denkt er gewoon helemaal niet aan] Nee, precies. 01:50 – 02:11 Ik weet niet of er nog vragen zijn die echt toegelicht moeten worden [Nou loop ze anders even door, dan komen we ze vanzelf wel tegen. Dit is niet uitputtend natuurlijk] Nee, nee ik snap het. 02:11 – 03:11 Eh … Even kijken hoor. De kennis die u heeft opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek, deelt u dat met andere mensen, is dat dan meer met Annemiek en Bas, [Ja, ja] En de kleinkinderen, dat u zegt van: “goh, nou ik heb nu dit uitgevonden”, of is dat echt nog breder, gaat u bijvoorbeeld wel eens naar eh ... 02:32 – 03:11 Nee dat deel ik ook wel met andere familieleden, ja, en de een is daar meer geïnteresseerd in dan de ander [De een doet het meer op de persoon he, dat je het uitdraait voor iemand, dan doe je het echt op de persoon zelf] Ja, ik gebruik parentelen en kwartierstaten en dan eh … Het handigst is natuurlijk altijd vanuit het heden naar het verleden, zoals bijvoorbeeld voor Bas of Lisa, vanuit het heden terug te gaan, dan heb je alles in één rechte lijn naar de oorsprong. 03:10 – 03:19 En ook nog andere mensen, gaat u bijvoorbeeld wel eens naar een genealogische vereniging of deelt u het wel eens via sociale media? 03:19 – 03:48 Ja kijk, ik heb een cursus gedaan en ik heb contact met een neef van Bep die daar heel breed mee bezig is, en ook al heel ver mee is, dat is eigenlijk het enige, ik ben niet zo’n 88
verenigingsmens. [Hij wel he … want daar zou je eventueel ook nog contact mee kunnen leggen als je dat leuk vindt, als je meer zou willen weten.] 03:48 – 04:12 En u bent dus om kennis op te doen, oh nee ik zie het hier al staan, u hebt een cursus genealogie gedaan en u bent dus met de neef van … U zeg maar … [Ja een aangetrouwde neef zeg maar] bent u daar zeg maar meer over te weten gekomen. En heeft internet zeg maar ook echt een rol gespeeld in uw onderzoek? 04:12 – 05:28 Ja, steeds meer, ik eh ... In het begin ... Eh ... Ja, wanneer ben ik ermee begonnen? Ik denk ergens in de jaren ’90, eigenlijk heel globaal van: we gaan eens kijken. En toen ben ik eigenlijk vooral in het toenmalige gemeentearchief in Amsterdam geweest, aan de Amsteldijk. Daar ben ik eigenlijk begonnen. En sinds er steeds meer op internet beschikbaar komt, kom je steeds verder en makkelijker verder. In figuurlijke maar ook in letterlijke zin, we hebben veel banden met Friesland in het verleden, nou die Friezen hebben alles redelijk op orde met hun archieven. Daar kun je dus heel veel informatie uit halen. Nou en de familie van Bep, in elk geval van haar moeders kant, komt uit Rotterdam, en ook dat is inmiddels redelijk ontsloten. [Digitaal zeg maar?] Ja op internet. Nou en daar kun je dus een heleboel op terughalen en controleren, of de informatie die je hebt, of die klopt. 05:28 – 05:37 Oké, en eh ... Wat voor gevoel heeft u als u bezig bent met uw onderzoek of als u nieuwe dingen ontdekt daarover? Bijvoorbeeld nieuwe familieleden? 05:37 – 05:58 Ja, dat is altijd interessant, dat is dan weer een stukje nieuwsgierigheid wat bevredigd wordt. Dat is ook de reden waarom ik ermee begonnen ben, van ja, waar komt de familie vandaan? 05:58 – 06:08 Oké, en zijn er nog meer redenen waarom u genealogisch onderzoek wilde gaan doen, behalve die nieuwsgierigheid? 06:08 - 06:12 Nee, niet echt, nee, nee. 06:12 – 06:37 En zijn er bepaalde dingen die u heel belangrijk vond tijdens het doen van genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld als je in één bron iets vindt, dat je dat dan wilt bevestigen aan de hand van andere bronnen, of eh … Als er zaken zijn in het verleden die wat minder fraai zijn, dat je daar dan wel open en eerlijk over bent. Dat soort dingen? 06:37 – 07:30 Eh … Ja je probeert natuurlijk zoveel mogelijk bevestigd te krijgen en ook de minder mooie dingen van families komen dan boven water. En die verstop ik niet, dat eh … Er zijn familieleden die ontkennen het gewoon, die willen het niet horen, dat is dan uit een wat recenter verleden, het zij zo. Alleen de informatie die ik heb, en die is dan gestaafd aan de hand van documenten, en die klopt, dat is de geschiedenis gewoon, heel simpel. En wat anderen daarmee doen, dat is aan hen. 07:30 – 08:00 Ja, en dus zeg maar ook. Ik ging zeg maar vooronderzoek doen voor dit onderzoek en toen kwam ik op een soort lijstje van tien gouden regels voor het doen van genealogisch onderzoek en daar stond ook bij dat steeds meer mensen hun onderzoek toch ook gaan delen en dat ze ook ... Dat hun onderzoek ook wordt gebruikt door andere mensen om hun onderzoek en hun stamboom weer completer te maken. 89
08:00 – 08:33 Ja, nee, dat eh … Zo ver ben ik nog niet, en daar twijfel ik nog over ik eh … Op het moment dat je dat doet geef je ook een hele hoop informatie uit handen en je weet nooit wat daarmee gaat gebeuren, ik ben daar heel terughoudend in. Binnen de familie, prima, maar daarbuiten is voor mij nog een brug te ver. Ik zit zelf bijvoorbeeld ook niet op sociale media dus het is een bewuste keuze om dit ook van internet af te houden. 08:34 – 08:45 Nou, dat vind ik op zich wel begrijpelijk. En wat vond u het allerleukste om te ontdekken over uw voorouders, of waren er meerdere dingen waarvan u dacht van he! 08:45 – 11:32 Eh… Jaha, haha, wat ik heel leuk … Ja of interessant vond dat is eh ... De moraal die er in bepaalde perioden heerste, dat die toch veel vrijer was dan wat we nu hebben. Ik ben bijvoorbeeld eind negentiende, begin twintigste eeuw aangelopen tegen toch eh … Families of gezinnen waar een aantal voorkinderen al waren voor de ouders trouwden en dat wist ik gewoon niet. Ik heb altijd gedacht: eerst trouwen en dan pas kinderen, maar er is dus een hele periode geweest waarin dat niet aan de orde is geweest. Dat vond ik wel aardig om te zien. Dat gold zowel voor mijn moeders als voor mijn vaders kant. En ik weet ook niet of het een typisch Amsterdams gegeven is ook, dat zou ik eens wat verder moeten bekijken. Ja, aan jouw kant bijvoorbeeld weer niet. Ja, jouw grootvader is met het dienstmeisje getrouwd. [Oh, wel leuk ja!] [En dat kan je ook weer terugvinden, wat voor beroep ze natuurlijk gehad hebben, en toen zagen we oh, ze was een dienstmeisje, en nou waar? Daar … Dat zijn ook hele eh … [Ja, dat vult het verhaal in] Archieven van aangelegd, dat is heel leuk. En onze voorouders hebben vlak bij elkaar gewoond [Dat was heel apart ja] Ja, in Friesland, dat was zo leuk!] Dat was in dezelfde periode, die hebben hemelsbreed op een paar kilometer afstand van elkaar gewoond. Dat was begin 1700. We zijn er ook vorig jaar geweest. Ja, voor zover je er nog wat van terugvindt natuurlijk. Dan kun je zien: de fysieke afstand dat is eigenlijk niks. En dan vraag je je ook af: hebben ze elkaar gekend? Ik weet ook niet hoe dat gegaan is in die dorpen toen, of ze in hun eigen dorp bleven of dat ze ook contact hadden met andere dorpen. Maar dat is ook iets, dat zou ik nog wel eens verder uit willen zoeken. [Ja, dat zou wel heel leuk zijn om daar achter te kunnen komen] Nou, ik denk dat je dan echt de kerkregisters in moet [of ze bijvoorbeeld naar dezelfde kerk gingen?] Ja, ja. [Ja, dat zou dan op zich wel een redelijk makkelijke manier zijn om daar achter te kunnen komen.] Ja, als dat bewaard is gebleven tenminste. [meestal wel … ] Ja, veel wel, ja, die kerken hadden dat wel aardig op orde allemaal, doop- en trouw- en huwelijksregisters. 11:32 – 12:19 Nou bijna vanzelfsprekend is de rol van archieven in uw onderzoek heel groot geweest. Ik zie dat u daar ook best al wel veel over heeft opgeschreven. En historische bronnen zijn voor u dus, zegt u, minder belangrijk? [Ja, die zijn minder belangrijk ja, dat is wel nuttig natuurlijk om het helderder of bevestigd te krijgen, maar het is, ik noem het altijd maar, bijvangst] Ja, maar je kunt er bijvoorbeeld wel meer vinden over de moraal in de tijd waarin mensen leefden in een bepaalde streek, daar zou je wel meer uitsluitsel over kunnen krijgen. [Ja, dat wel ja] 12:19 – 12:36 En u zei net ook dat u bijvoorbeeld naar Friesland toe bent geweest waar allebei uw voorouders in de zeventiende eeuw hebben gewoond. En de vraag is dus: hoe belangrijk zulke fysieke plaatsen dan zijn? 12:36 – 13:41 Ja, kijk voor je onderzoek is het niet echt belangrijk, maar het is wel leuk om die omgeving een keer te zien [Wat ook heel leuk was, was toen we ontdekten waar mijn vader geboren is in Apeldoorn … Amersfoort, mijn opa was een militair en hij is op het kazerneterrein geboren en dat 90
is allemaal gesloopt, behalve die ene straat waar hij geboren is. Dat staat er nog. Dat zijn allemaal van die leuke dingen om daar naartoe te gaan, foto’s te maken, en dan aan de familie te laten zien van, kijk, daar is opa geboren, of daar is oma geboren, en hun ouders natuurlijk ook he, mijn nichten hun ouders zijn daar zeg maar ook geboren. En dat is heel leuk, dat zijn heel leuke weetjes. En normaal gesproken heb je dat allemaal niet natuurlijk, dat brengt dit allemaal teweeg, dat is wel heel leuk.] 13:41 - 14:00 En ik had ook eigenlijk bijna dezelfde vraag, maar dan over fysieke objecten die u dan misschien heeft gevonden, of foto’s of spulletjes die u heeft gevonden, van voorouders en wat voor gevoel u daar dan bij eh … 14:00 – 15:00 Ja, dat heb ik ook beantwoord, zoals ik heb aangegeven, het vestzakhorloge van mijn opa bijvoorbeeld, dat heeft een emotionele waarde, een schilderij van een oudoom van één van mijn grootvaders, dat is leuk om te hebben, dat hebben we hier ook staan, we hebben het niet hangen, want dat staat voor geen meter hier aan de muur [Nou ja, de lijst niet, het schilderij is wel heel mooi] Ja, en wat voor de rest nog meer … [Van Wout van Musden] Ja, een oudoom van haar … Een oudoom van je moeder, wat was het? Was een redelijk bekend kunstenaar in de regio Rotterdam, en daar is ook nog veel van terug te vinden, dat is wel leuk, maar daar hebben we verder zelf niets aan, want het is inmiddels onbetaalbaar. 15:00 – 15:08 Oké, dat zijn dan zo van die dingen die je dan uitvindt en dat je denkt: jeetje! 15:08 – 16:55 Ja, en wat ik naast dit … eh ... Ben ik ook een redelijke hobbyfotograaf, en ja, ik ben wel altijd op zoek naar foto’s uit het verleden, ik heb een tijdje geleden van een neef, heb ik veel foto’s, hij heeft veel foto’s gedigitaliseerd en naar mij opgestuurd, daar heb ik wel een aantal dingen uit kunnen halen wat gewoon interessant is, ook om op een gegeven moment gewoon bij die stamboom te plakken. Verder, ja, had een tante van me een groot aantal negatieven uit de jaren ’30 en ’40. Dat was één van de rijkere gezinnen uit onze familie. Die hadden nog een eigen fototoestel, dat was toch wel vrij bijzonder voor die tijd. Nou dat heb ik allemaal gedigitaliseerd en dat was qua kwaliteit ook nog redelijk en het is ook wel leuk om qua tijdsbeeld ook een beetje iets te kunnen zien uit die periode, voor zover dat klopt natuurlijk, want het zijn wel momentopnames. Ja dat zijn wel dingen die ik interessant vind. En wat ik ook gedaan heb ik op de beeldbank van het Stadsarchief gekeken naar de dorpen waar wij vroeger dan in Amsterdam gewoond hebben, hoe dat ontstaan is en hoe dat er dan in de jaren ’20 en ’30 uitgezien heeft. Als kind heb je daar dan wel een beeld van, maar het was nog rustiger dan toen wij geboren werden. 16:55 – 17:02 Dat is inderdaad wel leuk in het stadsarchief, dat je dan ook die afbeeldingen helemaal groter kunt maken om het te bekijken. 17:02 – 19:10 Ik werk inmiddels voor de gemeente Amsterdam en wat ik niet wist, maar waar ik sinds kort achter ben, is dat op ons intranet een gigantische beeldbank over Amsterdam staat en daar kun je dus ook van alles uithalen. Dat is niet zo goed georganiseerd als in het stadsarchief, het is meer bedoeld als wat je kunt gebruiken als je iets wil publiceren of iets wil delen met de buurt waarvoor je werkt. Daar moet ik ook nog eens goed induiken want ook veel foto’s uit het verleden staan erop. Heel simpel, wat ik tegenkwam is een foto van de ADM in Amsterdam-Noord, de scheepsreparatiewerf die nu niet meer bestaat, en waar ik eigenlijk wel een aantal foto’s van zou willen hebben. En die vond ik daarop terug. Dus die ga ik zeker downloaden. [En de gezinskaarten.] 91
Ja, gezinskaarten, ja, maar die zijn weer in het stadsarchief. [Ja, maar dan moet je echt daarheen volgens mij toch?] Nee, nee, nee, dat kun je tegenwoordig digitaal binnenhalen. [Daar komt ook een hoop uit voort] Ik heb daar een abonnement op en dat is best wel interessant. Ik weet niet of jij weet wat het Stadsarchief inmiddels allemaal met de bewoners van Amsterdam deelt? [Ja, wel een beetje] De gezinskaarten, persoonskaarten, begraafregisters, begraafplaatsen komen er nu op, de Oosterbegraafplaats, en tot mijn stomme verbazing kun je daar dus ook een hoop informatie uit halen. Dat is allemaal netjes genumereerd, wie waar begraven gelegen heeft, geboortedatum, begraafdatum, crematiedatum, en dat zijn allemaal leuke weetjes om aan de betrokken personen te koppelen. 19:10 – 19:45 Ja zeker, dat is wel heel mooi en heel leuk natuurlijk, en binnen de geschiedenis kennen we een begrip, dat noemen we historische sensatie, en het houdt een beetje in, dat als je een object hebt, bijvoorbeeld, een foto of een schilderij, en je kent de achterliggende plaats in de geschiedenis, of dat nou een hele grote geschiedenis is of een hele kleine geschiedenis, dat je daar dan een gevoel van verbondenheid met het verleden uit haalt, hebt u dat gevoel ook? 19:45 – 20:15 nou nee, dat heb ik niet zo zeer, nee, maar ik vind het wel interessant om te weten, maar het gaat niet zo ver dat ik me daar dan ook verbonden mee voel, het is meer een beetje nieuwsgierigheid, gewoon uitbreiding van je kennis van je geschiedenis. Het zijn allemaal van die leuke weetjes. 20:15 – 20:25 En u heeft ook opgeschreven dat u zichzelf meer beschouwt als een nieuwsgierige hobbyist dan als een historicus of genealoog. 20:25 – 20:54 Ja, ik heb altijd maar het idee, ik rotzooi maar een beetje aan, en op een gegeven moment gaan al die stukjes in elkaar vallen, daar zit geen masterplan van mijn kant achter nee. Ik zoek eigenlijk net zo lang terug tot ik op een gegeven moment vastloop en dan pas ik het op een gegeven moment in in mijn stamboom. 20:54 – 21:08 En over die historische informatiebronnen, die betrouwbaar zijn of niet betrouwbaar, kunt u daar iets over toelichten of over zeggen? 21:08 – 22:31 Ja nou ja, goed dat weet ik al mijn leven lang, het menselijk geheugen is het meest onbetrouwbare wat er is, en dan moet je er vooral niet vanuit gaan dat wat mensen je vertellen, dat dat dan klopt. Dat moet je wel ook gestaafd zien door objectieve bewijzen, verhalen uit de familie en zo, alleen al het in de tijd zetten van bepaalde gebeurtenissen daar hebben heel veel mensen al moeite mee, en goed, iedereen zal een gebeurtenis vanuit zijn eigen visie vertellen, vanuit zijn eigen zienswijze, en de verhalen worden ook steeds mooier. [Ja, soms veranderen dingen natuurlijk ook in je geheugen] Ja, ook [Niet eens omdat je het wil vergeten of omdat je het wist] Nee, daar hebben we allemaal mee te maken, dat merk je al op een reünie van school bijvoorbeeld. Bepaalde dingen die op een school gebeurd zijn of in een klas, de een heeft daar een heel ander beeld van of een verhaal bij dan een ander. Je bent er allemaal bij geweest en je hebt daar allemaal je eigen invulling aan gegeven, later. 22:31 – 22:44 Dat is natuurlijk ook zo. En wat vind u dan van geschiedenis als vrijetijdsbesteding, dat hoeft niet per se uw vorm van onderzoek te zijn, dat kan ook zijn dat je naar een museum gaat of je leest een historisch boek. 92
22:44 – 26:23 Oh ja, dat doe ik ook heel veel. Wat dat betreft denk ik dat ik historisch vrij bewust ben en dat ook heel interessant vind. [Veenhuizen bijvoorbeeld.] Ja, om even bij de familie te blijven. En verder, een aantal familieleden van mij zijn opgevoed in Veenhuizen [Oh, dat is natuurlijk dat opvoedingskamp] Ja, van hoe heet ze ook alweer, [Heb je dat boek gelezen?] Jansen … eh ... [Het Pauperparadijs toch?] Ja, het Pauperparadijs. [Ik heb het niet gelezen maar ik heb … ] Nou daar kan ik dus voor een groot gedeelte van mijn familie, dat kan ik er zo overheen leggen. Dat is dan heel herkenbaar, maar goed, daar zijn we ook geweest, dat was best wel leuk. [Nou, interessant, het was niet leuk] De opzet was leuk de uitvoering was iets minder, maar goed. Ja, dat is dan in het klein, maar de grote dingen interesseren me ook heel erg. Ik ben vooral heel erg bewust gemaakt van de Tweede Wereldoorlog door mijn ouders. Daar blijf ik over lezen en ik blijf ook steeds op de hoogte nieuwe informatie die daarbij vrij komt. Ik probeer ook te bedenken wat voor gevolgen dat voor ons gehad heeft een aantal, of veel van die gebeurtenissen. Eh, ja goed, een paar jaar geleden zijn we dan in Normandië geweest om daar eens die invasiestranden te bekijken. Nou dat heeft wel heel veel indruk gemaakt op ons allebei eigenlijk ook. Als je ook ziet wat voor ellende dat allemaal gegeven heeft, niet alleen voor die bevolking, maar ook al die jonge jongens die daar begraven liggen, dan wordt je daar wel even stil van. Dat, zo heb ik dat ervaren. En verder, wat verdere historie vind ik ook wel interessant. Toevallig zijn we van de zomer langs de Loire geweest en hebben we zo’n kastelentocht gemaakt, langs kastelen waar een aantal van die Franse koningen gewoond hebben. Die Franse geschiedenis is voor ons natuurlijk ook best belangrijk. En dan vind ik het ook wel mooi om te zien hoe die lui in elk geval gewoond hebben. Die hadden een goed oog voor mooie plekken. [Dat was leuk hoor, we hebben toch ook King Arthur gespeeld met het B-orkest he, en dan kom je die plek tegen waar die gewoond heeft, en dan hoor je die muziek] Ja, dat is iets wat ik nooit geweten heb, hij heeft dus ooit een tijd in Frankrijk gebivakkeerd, voordat de Normandiërs Engeland binnenvielen [ja, dat was heel leuk] heel leuk om te zien, maar goed, dat is wel iets anders dan genealogie. [Maar het is wel je historie natuurlijk, ik denk dat het wel veel invloed heeft gehad op jouw genealogie evengoed.] Nou ja, grote dingen kun je ook niet los zien van de familie. 26:24 – 26:30 Ja, want u ziet dat wel een beetje als een geheel, dat het met elkaar samenhangt, of zijn dat echt twee losse dingen? 26:30 – 27:43 Nou kijk als die jongens in Normandië niet voor ons gevochten hadden, of voor mijn ouders, hadden wij hier niet gezeten. Heel simpel, tenminste, zo denk ik erover. [Ja, de grote geschiedenis kun je denk ik niet los zien van de familiegeschiedenis, daar heb je allemaal mee te maken, dat eh … Tot op vandaag toe. Nogmaals, als je ziet wat er nu in het Midden-Oosten gebeurt, dat gaat ons ook raken op een gegeven moment. Als het dat al niet doet.] [En die mensen die nu allemaal op de vlucht zijn] ja, wat dat betreft, er wordt wel eens gezegd de geschiedenis herhaalt zich, maar het klopt wel, als je kijkt naar de grote volksverhuizingen uit het begin van de jaartelling, dat deden die mensen ook niet uit luxe, die stammen. Die hadden daar ook een reden toe net als die mensen die nu op de loop zijn. En of dat nou een economische reden is of een oorlogsdreiging of wat dan ook … 27:44 – 27:51 En natuurlijk ook met de tweede wereldoorlog, dit is de grootste stroom vluchtelingen sinds de Tweede Wereldoorlog, deze mensen.
93
27:51 – 28:06 En als ik kijk naar de familie van mijn moeder, die komt oorspronkelijk uit Duitsland, die zijn hier ook als economische vluchtelingen naartoe gekomen. 28:06 – 28:25 Ja, u heeft het eigenlijk net al een beetje verteld, wat voor soort geschiedenis voor u het belangrijkste is. Maar u vind dus de geschiedenis van het land waar u leeft, het belangrijkst. 28:25 – 28:25 Is belangrijker dan de familiegeschiedenis ja 28:25 – 28:34 Omdat je daar zeg maar ook, als je de geschiedenis van het land kent, kun je daar je eigen kleine geschiedenis aan koppelen? [Ja] 28:34 – 28:47 Oké, en kunt u voor mij misschien toelichten wat volgens u het onderscheid is tussen een historicus en een genealogisch onderzoeker? 28:47 – 29:10 Een genealogisch onderzoek is volgens mij veel kleiner, dat is volgens mij ook veel persoonlijker, en een historicus die kan natuurlijk elk willekeurig tijdperk, elke willekeurige gebeurtenis nemen om helemaal uit te pluizen. Zonder dat dat je persoonlijk raakt. 29:10 – 29:27 Ja dat is misschien ook wel het grootste punt: dat je met je eigen geschiedenis persoonlijk verbonden bent en bij de studie geschiedenis is daar echt zeg maar een soort … Ja het moet je niet te persoonlijk raken want dan kun je geen objectief onderzoek meer doen. 29:27 – 29:38 Nee, je moet voldoende afstand nemen. Ik denk ook niet dat het verstandig is om de gebeurtenissen van drie maanden geleden te onderzoeken, omdat je daar nog veel te dicht op zit. 29:38 – 30:00 Ja dat is ook zo, dat is nu natuurlijk ook een beetje zo met de Tweede Wereldoorlog, nu komen er pas generaties die daar zo afstand van kunnen nemen dat ze daar toch wel wat objectiever, maar nog steeds niet helemaal, naar kunnen kijken. Misschien is daar ook wel gewoon geen objectieve geschiedschrijving over te schrijven. 30:00 – 30:27 Ja dat hangt er echt helemaal vanaf van welke kant je het bekijkt, dat is altijd al zo geweest natuurlijk. Als de overwinnaar de geschiedenis bepaalt, vooral na de Tweede Wereldoorlog heb je dat ook heel sterk gezien. Daar zat weinig nuance in, ik kan me niet voorstellen dat het grootste gedeelte van het Duitse volk om die ellende gevraagd heeft. Dat is het grootste gedeelte ook overkomen. 30:27 – 30:36 Ja en het heeft natuurlijk ook een beetje te maken met Loe de Jong die dat hele epos geschreven heeft, dat is echt een beetje … Ja … 30:36 – 30:40 Volgens mij heeft die heel veel objectiviteit uitgeschakeld. 30:40 – 30:47 Het is wel een beetje een subjectief verhaal geworden met veel goed en slecht. 30:50 – 31:22 Ja, veel goed en slecht en dat is natuurlijk ook niet helemaal zo. 31:22 – 31:25 Maar je kan wel goed zien in Duitsland, wat er nu gebeurt, dat er een hele grote groep is die zegt van: welkom, welkom! Eh maar … Ik zeg al tegen hem, ze zijn toch een beetje angstig, van we hebben toch die oorlogstijd, dat als ze die mensen weren, als ze niet welkom zijn in Duitsland, dat ze toch bang zijn om die naam … Omdat ze die naam hebben, dat ze die mensen allemaal maar binnenhalen. 94
31:25 – 32:07 Die vluchtelingen bedoelt u? Terwijl er toch ook heel veel Duitsers zijn die daar niet echt op zitten te wachten lijkt mij. Nee als je al kijkt naar dat hele ding, kijk het hele voormalige Oost-Duitsland, die zijn daar redelijk hard in. Ja die hebben een heel andere insteek daarover, dat is logisch. Ik weet ook niet wat wijsheid is hoor, ik weet alleen wel dat je die mensen moet helpen. Ik weet niet of het wijs is om iedereen te laten blijven. Maar ik denk dat je op een gegeven moment wel een schifting moet maken van wie komt er echt uit een oorlogsgebied en wie lift er mee op die ellende als economische vluchteling. Ja, dat is heel moeilijk. Maar ik zou niet graag bij de IND zitten op dit moment. 32:07 – 32:19 En wat voor werk denkt u dat een historicus doet en kan doen? Op wat voor sectoren en terreinen zijn zij eh … 32:20 34:46 Nou sowieso kennisoverdracht, ik denk dat het belangrijk is dat geschiedenis altijd overgedragen wordt aan nieuwe generaties, dat sowieso, en wat ik eigenlijk hoop is dat historici wat wijsheid in de politiek kunnen krijgen, wat voor gevolgen een bepaalde maatregel hebben vanuit historisch oogpunt gezien. Alles wat nu gebeurt, dat is al eens gebeurd, niet in die mate misschien, maar oorzaak en gevolg, dat hebben de meeste historici wel goed voor ogen over bepaalde gebeurtenissen. En dat is wat ik bijvoorbeeld mis bij politici, die zich helemaal niet door de geschiedenis laten leiden, maar alleen maar door korte termijnpolitiek, en wat dat betreft denk ik, zouden er veel meer historici in de politiek moeten zitten. Die met de kennis die ze hebben van hoe het in het verleden een aantal keren fout gegaan is, je ziet het ook constant gebeuren. Ik vind iemand als Maarten van Rossem bijvoorbeeld wel een behoorlijk goed voorbeeld van hoe je dingen in het verleden kunt duiden en in deze tijd kunt zetten, en hoe je aan kunt geven van dit is het gevolg. En zo zijn er meer hoor, maar dit is dan een wat bekendere man. En laat historici politici vooral blijven waarschuwen voor hun daden, wat dat voor gevolgen kan hebben [En dat terwijl Mark Rutte toch echt ook een historicus is] Nou, ik hoorde hem toen over de Hollandse Schouwburg, dat hij niet wist wat dat was, en toen zakte hij voor mij ongelofelijk door het ijs, ik denk: dan heb je tien jaar gestudeerd, maar je hebt er niks van opgestoken. [nee zo klinkt het dan inderdaad niet echt nee] Ik had al weinig bewondering voor hem maar toen was het al helemaal … Dat is alleen maar minder geworden. 34:46 –34:54 Nou eigenlijk heeft u net al een beetje antwoord gegeven op de vraag wat de rol van de historicus dan is in de samenleving. Zeg maar waarschuwen … 34:54 – 35:00 Historici mogen wat mij betreft wat harder schreeuwen hoor. 35:00 – 35:05 Oke, nou, dat waren de vragen die ik had.
95
Vraaggesprek met Joke Stravers, genealogisch onderzoeker, gehouden op 07-09-2015 Dikgedrukt = Joke Stravers Normale tekst = Eva Bleeker Wat is uw nationaliteit? Nederlandse Hoe oud bent u? 62 jaar Wat is uw hoogst genoten opleiding? MBO+ Hoeveel vrije tijd spendeert u, of heeft u gespendeerd aan het onderzoek naar uw voorouders? Heel veel in 40 jaar tijd (heb meer dan 24.000 namen in mijn computer). Deelt u de kennis die u hebt opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek met anderen, of houdt u dit liever voor uzelf? Soms, als mensen erom vragen, maar dan krijgen ze niet alles, want het is de bedoeling dat ik ooit publiceer (familiegeschiedenis Straver(s), familiegeschiedenis IJgosse en dan de kwartierstaten die daaruit voortkomen. Waar heeft u de meeste kennis over genealogie en de praktijk van het doen van onderzoek opgedaan? Cursus Genealogie PBNA jaren geleden, lid geworden van de NGV en nog twee verenigingen en vooral archiefbezoek en pas veel later via internet (denk pas de afgelopen 5 jaar). Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Een grote rol, omdat daar meer indexen aanwezig zijn en/of bronnen beter beschreven worden voordat je naar het archief gaat. Veel akten zijn nu ook in te zien zijn op internet (Wiewaswie, zoek akten.nl en heel veel andere genealogiesites, zodat archiefbezoek zeker voor de BS niet meer hoeft, Ook kranten geven veel informatie die niet ontsloten waren in een archief en familiedrukwerk wat gepubliceerd wordt, en mensen gaan ook hun stambomen op internet zetten. Wat voor gevoelens ontleent u aan het doen van genealogisch onderzoek? Goede gevoelens, wil weten waar mijn roots liggen en ik vind het een fijn tijdverdrijf en leuk als je er weer een generatie bij gevonden hebt, dat geeft een kick. Hoe kwam u erop om genealogisch onderzoek te gaan doen?
96
Kreeg een oud trouwboekje van de grootouders van mijn man in handen toen ik ca. 25 jaar was en omdat ik erg geïnteresseerd ben in de geschiedenis. Waren/zijn er bepaalde zaken die u erg belangrijk vond/vind tijdens uw genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld het combineren van digitale en analoge bronnen, het doorgeven van uw onderzoek aan andere generaties, het publiceren van uw onderzoek online, eerlijk zijn over de onduidelijkheid van sommige bronnen, etc.? Ja juiste gegevens in mijn genealogieprogramma (stambomen) invoeren. Op internet vind je veel gegevens, maar vaak zijn ze van anderen overgenomen en zijn niet geverifieerd aan de oorspronkelijke akte. Ik wil altijd de juiste gegevens invoeren en neem niet zomaar iets over. Maak tegenwoordig een jpg of pdf van de akte en vul dan je goede gegevens in en hang hem erachter. Vroeger maakte ik in de archieven kopieën, maar dat was best kostbaar, tegenwoordig neem ik mijn digitale camera mee, maak veel foto's en zoek het thuis uit. Mettertijd ga ik publiceren, maar ben er nog niet uit hoe. Wat is in uw onderzoek de rol van archieven (geweest)? Grote rol, in het begin voor de akten BS en DTB, maar juist voor de achtergrond informatie, zoals andere bronnen zoals Rechterlijke, Waterschaps- Belastings- Leenregisters archieven enz. Hoe belangrijk zijn historische bronnen in uw genealogisch onderzoek? Heel belangrijk, ik wil het verhaal erachter weten en niet alleen maar naam, plaatsen en data. Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor u (geweest) tijdens uw genealogisch onderzoek? Heel belangrijk, ben in steden geweest vanwaar mijn voorouders zijn gekomen, bijv. Gent in België, Bolsward, Doesburg enz. Zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat u zich extra verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een bron op papier in een archief, een foto of een andersoortig object dat heeft toebehoord aan een van uw voorouders of juist een fysieke plek waar een voorouder heeft geleefd? Ja foto's die heb ik bij veel oudere familieleden gevraagd, ik wil de mensen voor zover het kan een gezicht geven of beschrijven (bijv. Nationale Militie) maar ook familiedrukwerk en trouwboekjes. Beschouwt u zichzelf als historicus, amateur/hobbyist, genealoog of juist iets heel anders, en wat is dat dan? Ik beschouw mij als genealoog met ca. 40 jaar ervaring - ik doe het niet om van te leven, het is puur een stevige hobby. Zijn er historische informatiebronnen die u beschouwt als zeer betrouwbaar of juist helemaal niet, bijvoorbeeld een universitair docent geschiedenis, een docent op een middelbare school, een familielid dat een verhaal vertelt over het persoonlijke verleden of een historisch museum?
97
Voor wat betreft familie: verhalen moet je altijd met een korreltje zout nemen, wat bijv. het oudste kind uit een gezin vertelt, wordt door het jongste kind heel anders ervaren en krijg je een heel ander verhaal. Van docenten weet ik het niet, dat is zo lang geleden, en ik zat op een nonnenschool, dus veel dingen werden verzwegen omdat zij dat zelf niet wisten of niet mochten vertellen. Van musea moet je wel uitgaan dat ze gelijk hebben, maar soms heb ik ook mijn vraagtekens. Heb ook veel boeken van plaatsen en streken waar mijn voorouders hebben gewoond, ook daar kom je ook wel verschillende verhalen tegen, maar vaak is de strekking wel hetzelfde. Hoe kijkt u tegen geschiedenis aan als vrijetijdsbesteding? Vind het machtig mooi als een vrije tijdsbesteding die je eigenlijk het hele jaar door kunt doen, lezen, stamboom, archieven en plaatsen bezoeken, en dan er wat van leren. Er zijn verschillende soorten geschiedenis: het verleden van uw eigen familie, het verleden van een land of van een etnische groepering. Welke soort geschiedenis acht u het belangrijkst? Het verleden van families die ik uitzoek. ?Het zijn niet allemaal mijn eigen families. De voorouders plaatsen in de tijd en waarom sommige dingen dan gebeurden (bijv. veel overlijdens in een gezin, waarom gingen ze verhuizen, waarom kan ik iemand niet vinden enz.) Dus het verhaal erachter is voor mij het belangrijkste. Door het verleden van het land te kennen, kun je vaak ook de achtergronden van de families die je onderzoekt veel beter plaatsen. Wat onderscheidt volgens u een historicus van een genealoog? Een historicus onderzoekt volgens mij alleen in het algemeen de geschiedenis of de geschiedenis van een bepaald onderwerp en een genealoog onderzoekt echt alleen een familiegeschiedenis. Wat voor werk denkt u dat een historicus kan doen? Wat is zijn of haar rol in de samenleving? Heel veel dingen onderzoeken, hoe dingen gebeurd zijn en ook daarover publiceren, want er zijn zaken die bijv. van generatie op generatie over moeten gaan, zoals de Eerste en Tweede Wereldoorlog, het slavernijverleden enz. waar toekomstige generaties lering uit moeten trekken zodat ze niet meer gebeuren.
98
Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015 Dikgedrukt = Mathea Schwing Normale tekst = Eva Bleeker 00:00 – 00:44 Heel erg bedankt dat het al zo snel kon, zeg maar [Ja, graag gedaan, ik was toevallig vandaag thuis, dus] Nou, helemaal mooi. Eh, de vragen die ik heb lijken heel erg op de vragen die in de enquête zitten, maar dat komt ook omdat ik zeg maar een beetje op zoek ben naar mensen die wat meer kunnen onderbouwen wat in de enquête ook wordt gevraagd, omdat alleen op die enquête kun je natuurlijk niet een heel onderzoek maken. Dus ik hoop niet dat u het erg vindt, of je het erg vindt als de vragen er een beetje op lijken? [Nee hoor, schiet maar, ik antwoord gewoon] 00:44 – 00:51 Oké, zou je misschien eerst iets willen vertellen over jezelf, hoe oud ben je, en wat heb je bijvoorbeeld gestudeerd, of …? 00:51 – 01:16 Eh ... Ik ben Mathea Schwing, ik ben getrouwd, één zoon, tweede op komst, eh ik ben 34 jaar, heb altijd in Amsterdam gewoond, voordat ik ging trouwen, maar mijn man is Duitser. Ik heb sociale wetenschappen gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. Ja, dat zo’n beetje, ik weet niet wat je nog meer wil weten? 01:16 – 01:24 Oké, en hoe vaak ben je meestal bezig met genealogisch onderzoek? 01:24 – 02:25 Eh … Het verschilt een beetje per week natuurlijk, afhankelijk van drukte, maar vaak wel twee uur … Nee, ik denk elke dag wel een half uurtje, uurtje. [Oké, bij mij doet het geluid het niet zo goed, ik kan je niet zo goed horen.] Ben ik weer, zo, nu moet je me beter kunnen horen denk ik. [Ja, nu klinkt het beter inderdaad, soms viel het een beetje weg ofzo.] Ja, daar heb ik wel vaker last van met skypen, maar dat ligt aan onze computer, dat ligt niet aan jou. [Oké] 02:38 – 02:42 Dus je bent er wel elke dag mee bezig ook? 02:42 – 03:07 Eh ja, en eh, het is wel zo, veel daarvan … Het is gewoon voor mij een hobby hoor, daar niet van, voor een deel is het nieuwe gegevens opzoeken, voor een deel is het ook gegevens die familieleden of ik op websites gevonden heb overzetten in andere systemen, het is niet zo alsof je de hele tijd alleen maar nieuwe gegevens opzoekt. Maar ja, er gaat wel veel tijd in zitten zeg maar, maar dat vind ik ook leuk. 03:07 – 03:19 Oké, en de kennis die je zeg maar opdoet tijdens je onderzoek, vertel je daar veel over tegen andere mensen of is het meer iets dat je voor jezelf houdt, of deel je het ook online bijvoorbeeld? 03:19 – 03:50 Ja, ik gebruik het computerprogramma Familysearch, en alles wat vind zet ik in het programma, en Familysearch is een programma waarmee, als je het daar in zet, dan is het ook gelijk publieke informatie dus dan kan iedereen het verder ook vinden. Dus als jij een naam van mijn voorouder zou intikken bij Google, dan vind je ook de gegevens die ik in Familysearch heb gezet, bijvoorbeeld.
99
03:50 -04:03 Oké, maar dat vond je verder niet een probleem ofzo, toen je daaraan begon, dat iedereen … Want sommige mensen vinden dat echt heel lastig? 04:03 – 05:24 Ja, maar ik heb er helemaal geen problemen mee, want mensen die nog leven die worden via dat, als je dat in dat programma zet, sowieso als mensen nog leven wordt het niet gepubliceerd, dus dan kun je het niet zien via Google of internet. En alle informatie over mensen die niet meer leven valt in Nederland sowieso niet meer onder de wet van privacy, en kun je sowieso vinden op duizenden websites, dus als jij … De bekendste website voor genealogisch onderzoek is, ik weet niet of jij die kent, Wiewaswie, dus eigenlijk vrijwel alles wat ik vind, vind ik via die website of via vergelijkbare websites, en dat is eigenlijk gewoon publieke bekende en beschikbare informatie. Soms vind je wel eens verhalen uit een oorlogsverleden of dat soort dingen, en als dat echt gevoelige informatie is voor generaties na 1900, dan zou ik dat niet op die website zetten, omdat ik dan ... Ja gewoon meer uit respect voor de mensen die nog leven weet je wel, ik kan me voorstellen als je ontdekt van oh mijn opa heeft iets gedaan in de oorlog waarvan ik niet wil dat de rest van de wereld dat weet, dan schrijf ik dat wel voor mezelf op, maar dan zet ik dat niet op die website. 05:24 – 05:32 Nee precies, oké, en eh ik hoorde het net al een beetje, internet speelt dus best wel een grote rol ook, in je onderzoek. 05:32 – 06:47 Ja, het gaat uiteindelijk erom dat je wel de bijbehorende bronnen hebt, dus je aktes moet je wel inzien en zo, maar tegenwoordig, Familysearch doet dat zelf, maar ook veel archieven hebben dat, die digitaliseren al hun boeken en bronnen, dus al hun aktes worden gescand, en via, daar hebben ze dan weer allerlei programma’s voor, worden ze dan. Ja ze maken dus digitale foto’s van de oorkondes, en die kun je dus digitaal ook vinden en zoeken, en dat hebben ze bijvoorbeeld in Duitsland ook en in Nederland ook. Familysearch doet dat voor wereldwijd, en aan die digitale foto’s maken zij dan weer linkjes, zodat als jij googelt op naam, dat je toch die foto vindt, of dat als je zoekt op een bepaalde geboortedatum, dat je dan toch die foto vindt. [Oké, dat is wel heel handig!] Ja, dat is echt super, dus het zijn wel archieven, maar omdat het tegenwoordig allemaal gedigitaliseerd is, hoef je niet meer heel Europa door te reizen en kun je dat gewoon online vinden. 06:47 – 06:51 Nou dat is denk ik voor jou als je ook in Duitsland woont, wel heel prettig. 06:51 – 07:07 Ja precies, dat scheelt heel, heel veel. En mijn familie woont nog wel in Nederland dus eventueel zou ik mijn vader die gepensioneerd is nog wel kunnen zeggen van hé, ga dat eens voor mij opzoeken en dat zou hij dan ook nog wel doen, maar tot nu toe is dat nog niet nodig geweest. 07:07 – 07:21 En hoe ben je er zo bij gekomen om dat onderzoek te doen? Want meestal zijn het toch een beetje … Gepensioneerde oude mensen … Die bezig zijn met genealogisch onderzoek, omdat die veel meer tijd hebben natuurlijk maar … Wat is je verhaal zeg maar daarachter? 07:21 – 10:53 Eh ... Voor mij hangt het heel erg samen ook met een godsdienstige achtergrond, ik ben zelf lid van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, eh ... Die kerk wordt in de volksmond ook wel eens mormonen genoemd, ik weet niet of je daar wel eens van gehoord hebt, maar mormonen is een woord dat voor veel verschillende kerkgroeperingen wordt gebruikt en daarom ook wel eens verward wordt met hele rare groeperingen met vijfentwintig vrouwen en 100
zo, maar dat is onze kerk niet. En die website, die Familysearch website, dat is de grootste genealogische website ter wereld zo’n beetje, en die is ook van onze kerk. En de reden dat mormonen of iemand met mijn religieuze achtergrond daar zo in geïnteresseerd is, is kijk … Als je gewoon leeft zeg maar, en je bent gelovig, dan laat je je dopen in de kerk, dan trouw je in de kerk, nou, dat soort dingen, en die handelingen, dat dopen en dat trouwen, dat noem je een verordening. En wij geloven dat mensen die overleden zijn, dat die mensen eigenlijk nog steeds … ja ze leven nog wel, maar niet meer hier op aarde natuurlijk, maar hun geest bestaat nog wel. Die mensen zijn niet meer hier op aarde, maar ze zijn niet dood om het zo maar te zeggen. En er zijn een hele hoop mensen die nooit gehoord hebben over het evangelie of over de Bijbel of over de kerk, en eh … Maar als ze het zouden hebben geweten, dan zouden ze zich misschien best wel willen hebben laten dopen of ze hadden wel in de kerk willen trouwen, bijvoorbeeld. Dus wat wij doen, wij zoeken al die namen van al die voorouders, die zoeken wij op. In de meeste gevallen dus voor je eigen familie. En we nemen die namen mee naar de tempels van onze kerk, en in die tempels doen we dus die verordeningen, dus dat dopen en dat huwelijken sluiten, doen wij dan plaatsvervangend voor die mensen, en dan kunnen die mensen zeg maar, die overleden zijn, en die mensen kunnen dan zelf zeg maar in de hemel, als ze dat horen, ik weet niet precies hoe dat daar in die hemel gaat, maar als ze dat horen kunnen ze zelf nog daarvoor kiezen of ze dat aannemen ja of nee, maar in ieder geval hebben wij die handelingen dan voor hen gedaan. En dat is waarom ik daar zo geïnteresseerd in ben. Omdat ik graag mijn voorouders de mogelijkheid wil geven om ook naar de verordeningen in de kerk te laten dopen of trouwen. Want als jij bijvoorbeeld zou trouwen voor de Burgerlijke Stand, dan zeggen ze toch altijd: tot de dood u scheidt? Maar ik geloof dat er een leven is na de dood, dus dan wil ik ook getrouwd zijn, niet alleen tot de dood u scheidt, maar ook na de dood, want na de dood leef ik ook nog steeds, en na de dood wil ik ook nog steeds getrouwd zijn met mijn man, dus als je trouwt in de tempel, dan is dat niet alleen voor de tijd dat je hier op aarde bent, maar ook voor wanneer je al overleden bent. 10:53 – 10:57 Dat is best een mooie gedachte, eigenlijk. [Ja toch? Ja, vind ik ook] 11:00 – 11:13 En toen je zeg maar je onderzoek ging doen, waar heb je toen de meeste kennis waarmee je dat onderzoek zeg maar, doet, heb je dat opgedaan? Heb je daar echt cursussen voor gevolgd…? 11:13 – 13:45 Nee, niet echt cursussen. Omdat wij vanuit onze religie … Veel mensen die lid zijn van onze kerk, zijn vrijwel ook allemaal daar erg in geïnteresseerd, en er wordt dan door onze kerk ook wel cursussen over gegeven, maar het is eigenlijk vrij makkelijk, je zoekt gewoon een computerprogramma op dat je … Ik leg heel even mijn zoontje in bed hoor … Oké, zo dat praat makkelijker, sorry, waar waren we mee bezig? Oh ja, hoe heb ik het geleerd. Dus het is eigenlijk vrij simpel. De website Wiewaswie was heel makkelijk, daar kun je heel makkelijk dingen zoeken, de website Familysearch is ook heel makkelijk, het zijn gewoon allemaal van die searchengines weet je wel, een beetje Google-achtig, en ja, je moet gewoon zorgen dat je een systeem hebt waar je het allemaal in vastlegt, daar zijn verschillende aanbieders voor op de markt die allemaal wel ongeveer hetzelfde werken, ik bedoel, het is gewoon je vult een naam in, je vult een geboortedatum in en een geboorteplaats dus heel ingewikkeld is dat allemaal niet, en ja kijk, je hebt ook verschillende gradaties van hoe ver en hoe diep ga je met genealogisch onderzoek. Voor mij is het het belangrijkste … Geboortedatum, geboorteplaats, sterftedatum, sterfteplaats, maar het is niet zo dat ik nou per sé … Er zijn ook genealogen gaan heel erg ver, die willen precies weten, 101
elk adres waar iemand heeft gewoond, en hoe lang ze er hebben gewoond, en welk beroep ze hebben gehad, en dat soort dingen, dat is voor mij, dat vind ik leuk, als ik dat erbij vind, en dat vind ik ook wel heel vaak erbij en dan zet ik het ook erbij. Maar dat heeft voor mij niet de hoogste prioriteit. Ik vind persoonlijk het leukste om zo ver mogelijk in de tijd terug te kunnen gaan en zo breed mogelijk. Niet zozeer de diepte in. 13:45 – 14:02 Ja ik kan me ook wel voorstellen dat dat een afweging is die je moet maken, als je zo’n onderzoek gaat doen, of je … Want het kost natuurlijk allemaal ook tijd, dat je toch kiest van oh, of ik ga heel erg ver terug in de tijd, of ik ga me heel erg focussen op bepaalde personen misschien. 14:02 – 15:26 Ja, en in Nederland is het zo, de burgerlijke stand, dus het systeem van de overheid waarin je geboorte en zo wordt vastgelegd, dat bestaat zo ongeveer sinds 1815, 1811 geloof ik. Dus tot 1815 is alles heel makkelijk te vinden. Meestal, tenminste, soms heb je van die familieleden die opeens verhuisd zijn en niemand weet waar naartoe, bijvoorbeeld. Maar over het algemeen is dat heel erg makkelijk te vinden, en voor 1811 wordt dat wat lastiger, dan ben je aangewezen op veelal kerkboeken van de katholieke kerk, van de protestantse kerk, omdat de burgerlijke stand die bestond toen nog niet, de overheid hield zoiets gewoon niet bij, en die oude katholieke boeken en protestantse boeken, dat is vaak, dan moet je een handschrift kunnen lezen, en daar ben ik niet zo goed in… [Dan wordt het bijna een soort paleografie] Ja, precies, en 200 jaar geleden was het alfabet gewoon anders, het ziet eruit als een F maar dat is dan een S, en dat moet je dan maar net weten, en daar ben ik nog niet zo heel erg goed in, dus ik heb me nu gewoon beziggehouden tot 1815, en daar ben ik al 20 jaar mee bezig, dus eh … 15:26 – 15:28 Je bent echt al zo lang daar mee bezig?! 15:28 – 15:30 Of ja, ik ben begonnen toen ik een jaar of 14 of 15 was, dus bijna 20 jaar. 15:30 – 15:35 Wow, jeetje dus het is echt niet zo dat alleen maar oudere mensen het doen, dat valt echt heel erg mee. 15:35 -15:42 Nee, en het wordt ook steeds populairder, het is echt leuk! Je vind echt hele leuke verhalen en zo. 15:43 – 15:57 Oké, en als je dat onderzoek doet, wat voor gevoelens heb je daar dan bij zeg maar? Bij jou zit er natuurlijk een heel belangrijk stukje bij van je religie, maar heb je daardoor ook het gevoel dat je verbonden bent met het verleden, of eh ...? 15:57 – 18:10 Ja heel erg, het geeft je heel erg een gevoel van identiteit, heb ik heel erg het gevoel. Dat je merkt van als je verhalen leest, dat je denkt van oh! Je ziet soms patronen in je familie dat je denkt van, oh misschien is dat waarom mijn moeder zo reageert of waarom mijn vader reageert ofzo. Even om een voorbeeld te geven: mijn eigen moeder is overleden aan borstkanker, en toen ik genealogie deed, ben ik erachter gekomen dat haar moeder ook aan borstkanker is overleden en de zus van haar moeder ook. Zo dat ik me dat later realiseerde, begreep ik ook veel beter waarom dat ook voor mijn moeder zo moeilijk was, omdat zij ook zoiets had van: oh mijn moeder heeft het ook gehad, en mijn tante ook eh … Weet je dus dan … aan de ene kant is het … Ik maak heel erg … vooral … Kijk, ik doe genealogie naar mijn eigen familie, en ik denk dat bijna iedereen het naar zijn eigen familie doet, en het geeft je heel erg het gevoel van oh, dit ben ik, ik ben door de eeuwen heen gevormd tot wie ik ben eigenlijk, en mijn ouders zijn ook weer door hun ouders, en die door 102
hun ouders … Ik zie in een lijn van mijn familie bijvoorbeeld, dat is al generaties zo: niet trouwen, de vader gaat er vandoor en de moeder moet de kinderen zelf opvoeden. En dat is nu net de laatste twee, drie generaties niet zo, maar dan denk je wel van: ik snap wel beter waarom dan die specifieke tante het dan zo moeilijk vindt om bijvoorbeeld met haar kinderen te praten over emoties. Ik denk dan ja, ik kan het mijn tante heel erg kwalijk nemen dat zij moeite heeft om met mijn nichten te praten maar aan de andere kant denk ik, ik kan ook wel begrijpen, dat als die familie al generaties lang voor problemen wegloopt en niet praat over dingen die ze moeilijk vinden, hoe kan mijn … Dan is het alleen maar bewonderenswaardig dat mijn tante niet wegloopt en probeert het wel te leren communiceren met haar kinderen, als je ziet dat het dan een paar generaties daarvoor alleen maar gestrande huwelijken zijn en mensen die zijn verdwenen, weet je wel? Zo. 18:10 – 18:22 ja, oké, dat begrijp ik wel. Dat ze heel erg gevormd … Je bent heel erg gevormd door zeg maar door de generaties die voor jou gekomen zijn, zoiets bedoel je toch? 18:22 – 18:39 Ja, precies ja. En ik vind dat geen excuus en je bent nog steeds wel verantwoordelijk voor je eigen gedrag, dat wel, maar het helpt wel om mensen te begrijpen en om te begrijpen: waar komt zij vandaan? En waarom doet mijn oma zoals mijn oma doet? En waarom denkt mijn vader zoals mijn vader denkt? Ik noem maar wat. 18:39 – 19:33 Zijn er echt dingen die je heel belangrijk vindt … Ja ik heb zeg maar op internet gevonden dat er een aantal regels zijn waar genealogen zich toch wel allemaal aan houden, een soort ja, way of life zou ik het niet willen noemen, maar bijvoorbeeld wel dat je open bent over wat je vindt, dus dat je niet gaat verzwijgen dat er bijvoorbeeld buitenechtelijke kinderen zijn geweest, of een fout oorlogsverleden, en dat je digitale en analoge bronnen bijvoorbeeld combineert, dat je je onderzoek staaft op basis van meerdere bronnen … Zijn er daar een aantal dingen bij die voor jou echt heel erg belangrijk zijn, of zeg je, ja het een kan niet zonder het ander, en … 19:33 – 22:36 Eh nou die dingen die je net nu toevallig allemaal noemt, die vind ik allemaal belangrijk. Ik denk dat je daar, ja zoals we al eerder besproken hebben … Ja, vanaf wanneer noem je het familiegeschiedenis en vanaf wanneer noem je het genealogie? Als ik kijk naar mijn vaders leven en naar zijn levensgeschiedenis, kijk, mijn vader is een man die nog leeft, dus dan… Ik weet niet, noem je het dan al genealogie? Of noem je het pas genealogie op het moment dat je verhalen gaat schrijven over mensen die al overleden zijn? Weet je … dus ik vind dat … Als ik het over voorouders heb van 4 generaties terug dan is het zeker weten genealogie, maar als ik het levensverhaal van mijn oom opschrijf, die nog steeds leeft, sommige mensen noemen dat ook genealogie, maar voor mij is dat nog niet echt genealogie. En ik zou dus zeggen, maar dat is mijn persoonlijke opvatting hoor, ik vind dat zolang mensen nog leven, dat je heel heel voorzichtig moet zijn en dat je moet oppassen dat je geen dingen mag publiceren zonder het medeweten en de toestemming van die mensen zelf, kijk, als iemand in 1850 is gestorven, en in 1800-nog iets bij Napoleon in het leger heeft gezeten en daar één of andere rare frats heeft uitgehaald, dat is toch alleen maar een leuk familieverhaal, lekker doorvertellen weet je, en dat is ook allemaal publieke informatie, daar gaat de wet op privacy over ofzo, en dat is gewoon grappig om te lezen, en daar doe je ook niemand kwaad mee verder. Als iemand mij vertelt: je voorouder heeft in het leger van Napoleon tegen de Russen gevochten, dan denk ik alleen maar oh, dat is grappig. En wat ik ook wel heel erg leer is, als je zo teruggaat tot 1800 ofzo, dan, kijk, nu zijn er zestien miljoen mensen in 103
Nederland, maar rond 1800 waren dat nog maar … Ik weet niet precies hoeveel, maar geen zestien miljoen, misschien een half miljoen ofzo, dus als jij tot 1800 teruggaat is iedereen familie van iedereen, dus dan denk ik ja, oh ik ga dit geheim houden, dit is informatie over een voorouder van mij uit 1800, dan denk ik ja, maar het is de voorouder van half Nederland. [Mensen weten het toch wel, zeg maar?] Ja, weet je, en kijk je kan wel zeggen van oh, dat vind ik een stom verhaal, daarmee wil ik niet geassocieerd worden, maar dan denk ik, als ik even doorzoek in jouw stamboom, dan blijk je er zelf ook familie van te zijn, weet je dat vind ik dan wel grappig. Je merkt op een gegeven moment, het is een soort algemeen familiegevoel ofzo, iedereen is familie van iedereen. We doen altijd net alsof we niks met elkaar te maken hebben of niet willen hebben, maar als je terug zou gaan in genealogie tot 1600 is het allemaal echt één familie van dezelfde personen. 22:36 – 23:00 Oké, er was iets wat je net zei waar ik heel even op terug wil komen. Ik ben niet zo heel erg bekend met wat nou precies het verschil is tussen familiegeschiedenis, en genealogie en stamboomonderzoek. Want dat zeiden mensen ook tegen mij: ja, dat is ook weer wat anders. Ik vind het een beetje lastig om dat onderscheid te maken, omdat in de literatuur wordt het heel veel door elkaar gebruikt zeg maar. 23:00 – 24:01 Ja, dat is het ook. Er is geen officiële definitie voor, en iedereen interpreteert het dan ook op zijn eigen manier. Stamboomonderzoek betekent gewoon: ik ga mijn stamboom uitpluizen, dus ik ga uitzoeken wie de vader van mijn vader is, en daar weer de vader van, en daar weer de moeder van. Dus echt je familielijn. En familiegeschiedenis is een wat breder begrip. Dus genealogie en stamboomonderzoek betekent echt: wie is diens vader, en wie is diens vader, en wie is diens, diens vader enzovoort, en ook met moeders natuurlijk, en familiegeschiedenis is wat breder, wat zijn dat nou voor mensen geweest, wat zijn hun normen en waarden geweest, dat is gewoon het hele verhaal zeg maar. En daar is het snijvlak met geschiedenis wat groter dan met wanneer je je alleen bezighoudt met ik wil alleen de geboortedatum en de namen hebben. Ik weet niet of dat een duidelijke uitleg is? 24:01 – 24:10 Nou ja, in elk geval wel ietsje duidelijker dan … Want in een woordenboek en zo, staat het ook allemaal bij elkaar, onder dezelfde noemer bijna. 24:10 – 25:25 Ja, die termen worden ook door elkaar heen gebruikt. Wat ook uitmaakt is dat genealoog zijn … Je kunt geen beroepsgenealoog zijn, het is geen officieel beroep. Dat is in het buitenland anders. In Duitsland kun je van beroep genealoog zijn. Dus je kunt als beroep je bezighouden met het uitzoeken van stambomen en het uitpluizen van archieven en dat soort dingen uitzoeken. Is in Amerika bijvoorbeeld ook zo. Als je … Daarom ook als je naar websites zoekt, zal de definitie ook afhankelijk zijn van uit welk land die website komt. Kijk als je ook aan mensen vraagt: ben je een genealoog? Een Nederlander kan daar altijd ja op zeggen, omdat het geen officieel beroep is, je moet daar geen opleiding voor hebben, er bestaat ook geen opleiding voor. En dat is voor een geschiedkundige bijvoorbeeld weer anders. Je kunt in Nederland gewoon geschiedenis studeren, je kunt geen diploma genealogie hebben in Nederland, in Duitsland wel, dus als je een Duitser vraagt van: ben je genealoog? Dan zal hij zeggen: ja, dat ben ik, of: nee, dat ben ik niet. Want ik heb wel of niet dat diploma, maar in Nederland zeg je gewoon ja, ik ben een amateur, of ik ben een hele goede, hele toegewijde amateur, maar je hebt nog steeds geen opleiding daarvoor.
104
25:25 – 26:04 Oke, dat is ook wel goed om te weten, dat maakt ook wel veel duidelijk als je literatuur uit verschillende landen bestudeert, want er zijn ook wel veel Britse en Amerikaanse bronnen die ik heb, en dan is het toch wel weer duidelijk waarom die mensen zich echt … Waarom daar ook zeg maar die soort wrijving is, ik geloof dat ik dat ook in dat berichtje had geschreven, dat er in sommige bronnen wordt er ook geschreven dat er historici zijn die dat heel lastig vinden, dat er genealogen zich een beetje op hun gebied begeven. Dus dat maakt ook wel weer wat duidelijk op dat vlak, zeg maar. 26:04 – 27:12 Nee en precies om die reden weet je, want iemand … Als je geschiedenis hebt gestudeerd en je hebt daarnaast ook een bachelor in geschiedenis, daarmee kun je zeggen van: ik heb daar echt voor gestudeerd. Maar in Nederland kan dat voor genealogie niet. Dus als jij een Nederlander vraagt van: ben jij genealoog? Dan denk ik vaak van ja, het is mijn hobby, maar ben ik dan een genealoog? Ja dat weet ik niet … Ik vind het heel erg leuk, maar wanneer mag ik mij als Nederlander genealoog noemen? Als ik er minimaal zoveel uur per week aan besteed ofzo? Of ja, weet je, daar zijn geen criteria voor. In Duitsland is dat heel erg anders, en ook in Amerika. Daar kun je een genealoog inhuren, je kunt er een opleiding voor doen, en je kunt in Nederland ook wel een genealoog inhuren, maar dat zijn ook gewoon amateurs die zichzelf genealoog noemen, dat is geen beschermde titel, en die hebben veel ervaring omdat ze het zelf al vele jaren doen, maar die hebben ook geen diploma daarvoor ofzo, die willen gewoon een leuk zakcentje bijverdienen. 27:13 – 27:18 Oké, wat vond je het allerleukste om uit te vinden over je voorouders? 27:18 – 28:59 Het allerleukste? Oeh … [Of zijn er meerdere hele leuke dingen waarvan je dacht van: hé!] Ja, er zijn een hele boel leuke verhalen. Eentje wat ik leuk vind, mijn meisjesnaam is Van Droge, en ik weet niet of je ooit bij geschiedenis gehoord hebt van de opstand bij Den Briel? En het schijnt dat die hele opstand, dat was een ruzie tussen de Oranjeklanten en de republikeinen destijds, aan het begin van de, wat is dat? Achttiende eeuw ofzo. En het schijnt dat die hele opstand in Den Briel destijds geleid is door ene Filippus van Droge, en dat is mijn … Bet-bet-betovergrootvader ofzo. En deze meneer is toen ook eh … in het document staat dat ‘ie vervolgens de stad uit is gezet vanwege oproerkraaiing of hoe heette dat destijds … Maar dat vind ik leuk want dan gaat de geschiedenis opeens voor je leven. Dat je denkt van oh, wacht even. Ik heb ooit eens gelezen in een geschiedenisboek over de opstand bij Den Briel, maar als je dan denkt van: oh, dat was mijn bet-bet-bet-overgrootvader, dan is het opeens leuk. [Ja precies, dan kun je het opeens koppelen aan het grotere verhaal, zeg maar] Ja, en dan denk ik oh, wacht even, het feit dat ik af en toe zo koppig ben, dat oproerkraaierige zit gewoon in mijn bloed, weet je, zo. [Oh wat grappig, dat is wel echt heel leuk denk ik als je achter dat soort dingen komt denk ik ja.] Hm hm. [Ik heb zelf niet dat soort dingen uitgezocht over mijn eigen voorouders maar ik kan me er wel een voorstelling bij maken] Ja, dat is echt heel leuk, echt heel grappig. 28:59 – 29:12 En omdat je zoveel online werkt met verschillende bronnen zeg maar, ook via Wiewaswie, is de rol van archieven daardoor kleiner, of in ieder geval heel anders? 29:12 – 31:14 Niet kleiner, zeker niet kleiner, want alle bronnen die ik digitaal raadpleeg, dat zijn digitale websites van archieven. Dus als zij hun collecties niet digitaal maken, kan ik er niet bij. Dus ik ben in dat opzicht volledig afhankelijk van de diensten van zo’n archief. Hun rol is wel een beetje anders, want kijk. Als archief vroeger was je, ja hoe moet ik dat nou zeggen? Ik zeg het even een beetje overdreven, hoor: maar het was een beetje een soort eliteclub, een soort kluis, als je geluk 105
had mocht je daar in en dan werd je … En dan was je toch de gast en degene die niet zoveel wist en was je toch overgeleverd aan de kennis en kunde van die mensen daar. Maar nu wordt alles openbaar gemaakt, en worden zij veel meer een dienstverlener. Dus zij worden veel meer gedwongen ook om dingen openbaar te maken en duidelijk te maken, en het is veel meer een assisterende rol die zij krijgen voor hun gasten, en vroeger was dat eh … Ja het archief was de autoriteit, en nu is het: het archief is de dienstverlener. Snap je een beetje het verschil wat ik bedoel? En eh … Nou dat dus, dat veranderde heel erg. Maar dat is in Nederland nog weer heel anders dan in Duitsland merk ik, in het buitenland is dat gevoel van: het archief is de autoriteit en daar heb je naar te luisteren. En zij bepalen wat je wel of niet mag inzien, dat is in het buitenland nog veel groter dan in Nederland. In Nederland is het veel meer van: hé, dit zijn publieke gegevens, ik heb recht op inzage, en in het buitenland is het veel meer van oh, ik moet ze even paaien zodat ik iets mag inzien. 31:14 – 31:31 Oké, en historische bronnen, zeg maar niet echt archiefbronnen, maar echt geschiedenisboeken of … Doe je daar ook iets mee in je onderzoek of is dat heel erg, meer op de achtergrond? Of als je iets wil plaatsen binnen een bredere context? 31:31 – 32:29 Ja, meer dat. Ik doe er niet heel veel mee, het is meer zo dat als je iets in een akte leest, en je het dan niet begrijpt, dat je het dan nog even wil begrijpen. Want ik las die geboorteakte van die ene Filippus van Droge, die die oproerkraaier was in Den Briel. Daar stond bij: hij was Oranjeklant en daarom werd hij de stad uitgezet. En toen ik dat destijds las, dacht ik: oh hij is Oranjeklant en daarom is hij de stad uitgezet? Maar wat betekent dan Oranjeklant? Wat is een Oranjeklant? Dus toen heb ik dat gegoogeld en in geschiedenisboeken gelezen over die tijd, en toen dacht ik van oh! Een Oranjeklant was iemand die voor het koningshuis was en niet voor de republiek weet je wel, of andersom, ik haal het nu misschien door elkaar. Maar weet je, het is meer een soort … Voor mij gaat het om die persoonlijke verhalen, en de geschiedenis is dan een middel om het te begrijpen. 32:29 – 32:50 Oké, en zijn er bepaalde zaken of bronnen die ervoor zorgen dat je je extra sterk verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een foto of een object, of zijn het alleen bronnen op papier? Of … Ja, we hebben het er net al een beetje over gehad, sommige genealogen zoeken helemaal uit waar mensen hebben mensen hebben gewoond. Maar dat is voor jou niet zo eh … Begreep ik? 32:50 – 34:16 Nou, dat vind ik leuk, maar dat vind ik alleen leuk voor de eerste vijf generaties ofzo, omdat er dan echt veel te vinden is. Wat verder terug vind ik dat leuk, maar het kost gewoon heel veel tijd, en ik moet gewoon zeggen dat ik daar nog niet genoeg tijd voor heb gehad. En wat ik wel heel leuk vind is dat Familysearch, dat is die website waarin ik al mijn gegevens in zet, heeft sinds een jaar ofzo de mogelijkheid om ook foto’s toe te voegen, en dat vind ik heel erg leuk. Dus ik probeer wel portretfoto’s te vinden. Want het is heel anders wanneer je op je scherm hebt staan eh … Ik zeg maar wat: Maria van Dalen, uit Tilburg, of dat je er een foto bij hebt staan. Dan krijg je er meteen een heel ander beeld van iemand. Dus sindsdien probeer ik foto’s te vinden, in eerste instantie van de mensen zelf, maar het is ook leuk om foto’s te vinden van de omgeving, soms vind je foto’s van een familiewapen, een huis waar ze hebben gewoond of een bedrijf waar ze hebben gewerkt en dat zet ik er dan ook bij, dat vind ik ook leuk.
106
34:16 – 34:42 Oké, en bij geschiedenis hebben wij een term, dat noemen we historische sensatie, dus dat is: als je bijvoorbeeld als je iets hebt, of er is een plek of een document, en je kent het historische verhaal erachter, je weet een beetje welke context het is, dat je daar dan een hele nauwe verbinding mee voelt met het verleden zeg maar. Heb je dat ook wel eens ervaren? 34:42 – 35:12 Ja, dat krijg je vooral door die dingen er omheen. Dat krijg je niet zozeer als je ziet staan: 23 maart 1783, dan denk je, ja oké het had ook 24 maart kunnen zijn, maar als je dan die foto’s ziet of die objecten erbij, dan gaat het leven. Dan denk je: oh wauw, dit was van mijn overgrootmoeder, en dit heeft ze in haar hand gehad. Of dan denk je: zo zag ze eruit, ze had ook krulhaar, grappig. Dan gaat het echt leven, dat is leuk. 35:12 – 35:30 En we hadden het net natuurlijk ook over het onderscheid tussen amateurs en genealogen en historici, hoe zie jij jezelf daarin? Hoe sta jij daar in? Vind je jezelf echt een amateur, of vind je wel echt dat je genealoog bent? 35:30 – 35:59 Nou, ik zal mezelf geen genealoog noemen, maar dat is ook gewoon omdat er in Nederland ook geen diploma of opleiding voor is. Ik ben gewoon een amateur en dat zijn eigenlijk alle genealogen in Nederland. Dus als iemand tegen jou zegt: ik ben een genealoog, dan vraag ik me af: wat bedoel je daar dan mee? Dus ik zou sowieso zeggen dat ik een amateur ben, maar een hele gepassioneerde amateur, maar verder wel een amateur. Het is niet mijn beroep, ofzo. 35:59 – 36:29 De vraag die ik als volgende had is: er zijn verschillende soorten van historische informatieverstrekking. Dus je kunt het leren op school, maar ook aan de universiteit wordt het gedoceerd, je kan ook naar een museum gaan of mensen vertellen wel eens verhalen over hun verleden. Wat zijn voor jou echt betrouwbare bronnen van historische informatie? 36:29 – 39:09 Welke bronnen ik betrouwbaar vind is je vraag eigenlijk he? Eh … Nou dat hangt er vanaf. Ik merk dat als je bijvoorbeeld met de eerste generaties van je stamboom bezig bent, aan de ene kant is dat heel betrouwbaar want het zijn mensen die nog leven, dus die kunnen ook tegen je zeggen van nee, ik heb echt een zus. En als ze die geboorteakte niet kunnen vinden dan klopt die akte niet, maar ik heb toch echt een zus want die heb ik gisteren nog gesproken weet je, zo. Aan de andere kant is het ook lastig want mensen herinneren zich dingen heel slecht. Mijn oma kan vol overtuiging zeggen dat ze, in weet ik veel, 1943 daar en daar heeft gewoond, maar dan heb ik gewoon een akte waarin staat dat het 1953 was, dus dan is dat bij mijn oma gewoon een beetje al die jaartallen door elkaar weet je wel. En wat ik, kijk, een geschiedenisboek, dat is voor mij een geschiedkundige … Eh … Ik vind het heel belangrijk om het verschil te maken tussen feiten en meningen. En feiten kun je vinden in archieven en in oorkondes. Maar een geschiedkundig boek is niet een opsomming van alleen maar feiten, is vaak interpretatie. Is vaak een mening over: dit is waarom ze dit gedaan hebben destijds, waarschijnlijk. Maar soms kan dat die uitleg ook helemaal ernaast zitten weet je. Ik heb zelf een tijdje in Armenië gewoond, in het Midden-Oosten, en daar zie je gewoon letterlijk dat als iemand de boekjes uit het Sovjetunietijdperk, die de geschiedenis van Armenië beschrijven, is een heel ander boek dan het boek dat ze nu hebben. Mensen verdraaien de geschiedenis ook en ze leggen het uit zoals ze het zelf uitgelegd willen hebben. Ja, dus dat vind ik lastig. Ik probeer me altijd alleen bij feiten te houden. En meningen vind ik leuk, en een mooi verhaal vind ik ook leuk, maar dat hou ik wel in een apart vakje, dat hou ik gescheiden van dat waarvan ik weet oké, dit is de waarheid, wat er feitelijk is gebeurd. En iets waarom iets zou gebeuren, dat voeg ik wel toe maar dan alleen als een mogelijke verklaring. 107
39:09 – 39:34 Ja, je legt echt de vinger op de zere plek van wat geschiedkunde en wat de studie geschiedenis aan de universiteiten onderwijst aan ons studenten. Het is heel vaak gewoon interpretatie en je wilt de waarheid wel zo dicht mogelijk benaderen als historicus, maar helemaal is soms ook gewoon niet mogelijk. Omdat je er ook niet bij bent geweest. 39:34 – 41:15 Ja, en dat is voor genealogen ook vaak moeilijk hoor, mensen willen graag zo ver mogelijk terug in de tijd, en vaak mist er ergens een schakel, dan weet je niet meer en kun je nergens meer terug vinden wie de ouders van iemand zijn. En vaak hebben ze wel een vermoeden, omdat bijvoorbeeld een bepaalde naam bij de geboorteaktes van de kinderen telkens als getuige terugkomt. En vaak denk je dan van als telkens dezelfde man de getuige is bij de aangifte van de geboorte van de kinderen, dan is het heel goed mogelijk dat deze persoon de levenspartner geweest is van de moeder, maar als jij geen huwelijksakte kunt vinden, is dat een aanname. Er zijn genealogen die dan zonder huwelijksakte als bron erbij te leggen, dan toch deze levenspartner als huwelijkspartner opvoeren. En dat is gevaarlijk want dat klopt niet, dat is een aanname maar die aanname kun je niet bewijzen. En zo zijn er ook veel mensen die zo graag willen afstammen ergens van een adel of van een koning of van een eh … Ja … Dan gaan ze net zo lang doorzoeken tot ze mogelijkerwijs iets vinden wat zou kunnen verwijzen naar adellijk bloed in de familie. Dat gebeurt vaak. Dat ze zeggen: ja volgens mij ben ik echt van adel want deze zou mogelijk uit dat kunnen komen en als dat zo is dan is het een zoon van die en die, en dan denk ik ja, dat zijn leuke aannames, maar je hebt geen bewijs dat dat echt jouw familie is. 41:15 – 41:20 Heb je dat wel eens meegemaakt van dichtbij, dat iemand zo eh …? 41:20 – 42:21 Oh ja, vaak! En je hebt tegenwoordig ook heel veel mensen die hun stamboom gewoon publiceren op internet, en vaak neem ik, kijk ik daarnaar en dan blijken gegevens overeen te komen, en dan kun je vaak ook gewoon voor een deel overnemen. Maar je moet altijd zelf de bronnen erbij nalezen, want soms zie je gewoon dat iemand … Die namen, kijk nu is het ook heel duidelijk omdat in je paspoort staat wat je naam is en dan is dat vastgelegd, maar 200 jaar geleden was dat niet, dan was de naam ook net elke keer wat anders geschreven, net wat anders uitgesproken, en ja, dan moet je soms aannames doen van is dat wel of niet jouw voorouder, en soms weet je dat gewoon niet. En de ene persoon zal heel stellig zeggen van nee, maar dit is echt de vader van deze persoon. En de ander zegt van ja, dat denk jij maar je hebt net zoveel kans dat het wel zo is als dat het niet zo is. 42:22 – 42:44 Oké, ja het is wel heel opvallend dat mensen dus aangeven in mijn enquête dat ze het helemaal niet zo belangrijk vinden of hun voorouders bijvoorbeeld van adel zijn, of dat ze een andere pretentieuze functie hebben gehad in het verleden, maar dat vult dus niemand in dat ze dat belangrijk vinden, maar dat is dus eigenlijk, ja, toch wel zo. Niet voor iedereen, maar … 42:44 – 43:31 Ja, precies, het is niet voor iedereen de trigger om genealogie te gaan doen, maar stiekem zit er toch wel in elk mens zoiets van: oh, het zou leuk zijn als er in mijn familie een beroemd iemand voorkomt, of als ik toch niet familie ben van, weet ik veel, Vincent van Gogh ofzo. En al … Ja, begrijp me niet verkeerd hoor, de meeste mensen zijn betrouwbaar en de meeste mensen gaan ook niet iets verzinnen wat er niet is, maar ja, ik ken verschillende verhalen van mensen die gewoon linken erbij verzinnen omdat ze toch maar graag willen laten zien dat ze echt een Vincent van Gogh-nazaat zijn, ofzo. Weet je, ja.
108
43:31 – 43:42 En geschiedenis als vrijetijdsbesteding, hou je je daar ook wel eens mee bezig? Ga je wel eens naar bijvoorbeeld musea of kijk je historische films, dat soort dingen? 43:42 – 44:19 Eh … Ik zou niet zeggen dat geschiedenis an sich mijn hobby is, ik vind het wel leuk. Ik lees wel eens een historische roman of ik ga zeker wel eens naar kunstmusea ofzo. Nou veel kunstmusea is toch ook veel geschiedenis, dat zit daarbij. Eh … Maar als je vraagt wat is mijn hobby, dan zou ik zeggen genealogie is mijn hobby en geschiedenis is daar een leuk bijvak bij. Dat bedoel ik niet denigrerend maar.. ja zo. 44:19 – 44:38 En je hebt natuurlijk verschillende soorten geschiedenis. De geschiedenis van je familie, maar ook de geschiedenis van een land of een etnische groepering of misschien voor jou wel voor de kerkgemeenschap, de geschiedenis waar je in zit zeg maar. Wat voor geschiedenis is voor jou het belangrijkste? Ik denk de geschiedenis van je familie maar … 44:38 – 45:57 Ja dat is ook zeker zo, maar ik vind dat eigenlijk hetzelfde, ik maak niet zo’n onderscheid tussen de geschiedenis van een land en de geschiedenis van een familie, want waaruit bestaat dan een land? Een land bestaat uit een schare van families weet je, en zeker als je tweehonderd jaar teruggaat, bijna elk dorp bestond uit drie families, bijna alleen maar neven en nichten en ooms en tantes van elkaar. Dus als je dat ene dorp bestudeert, bestudeer je per definitie ook de geschiedenis van die familie en andersom. Dus als ik kijk van he, mijn familie komt heel veel uit Marijenkampen, dat is een heel klein dorpje vlak bij Steenwijk boven Zwolle. De geschiedenis van dat dorp is de geschiedenis van mijn familie. De burgemeester en de boeren die daar woonden zijn allemaal ooms en tantes van elkaar, dat is gewoon één familie. 45:57 – 46:11 Oké, we hebben het er net al een beetje over gehad, maar zou je misschien aan mij kunnen uitleggen wat volgens jou het onderscheid is tussen historici en een genealoog zeg maar? 46:11 – 47:46 Eh … ja een genealoog is … dit is mijn persoonlijke definitie he, dus daar hoeven andere mensen het helemaal niet mee eens te zijn, maar een genealoog is iemand die zijn stamboom probeert uit te pluizen, dus wie is mijn vader, wie is mijn overgrootvader, wie is mijn betovergrootvader, et cetera. En dan kun je daar eventueel ook de kinderen weer bij zoeken. Het gaat erom: wie is mijn familie en waar komt mijn familie vandaan? En historici is een veel breder begrip, een historicus, genealogie is wel een onderdeel daarvan, maar een historicus kan zich ook buigen over bijvoorbeeld wat is de geschiedenis van de Philipsfabriek in Eindhoven weet je, en dat heeft misschien wel te maken met de familiegeschiedenis van de familie Philips, maar als historicus kun je het ook hebben over de geschiedenis van eh…. Weet ik veel, hoe hebben landbouwwerktuigen zich ontwikkeld door de generaties of door de eeuwen heen. En dan is het de geschiedenis van een bepaald vak of een bepaald beroep. Eh… Ja, maar dat is veel breder denk ik dan. Dat omvat meer onderwerpen. 47:46 – 47:59 Oké, en denk je dat een historicus bijvoorbeeld van belang is voor de samenleving? Vind je geschiedenis, dat dat wel een belangrijke rol heeft in de samenleving of is dat eigenlijk … Ja … 47:59 – 49:20 Nee, dat vind ik absoluut, ik vind dat je ... Dat iedereen een beetje zou moeten weten over de geschiedenis, omdat je daardoor begrijpt waarom mensen nu reageren en functioneren, en helaas leren mensen te weinig van de geschiedenis. Ik denk dat veel problemen die zich nu voordoen, zich al vaker hebben voorgedaan op deze planeet, dus dat je daarvan zou 109
kunnen leren. En eh … Dus ... Aan de ene kant vind ik het heel erg belangrijk en ik vind het ook heel erg leuk. Ik vind het interessant. Ik vind het boeiend om te weten … Ik vind mensen interessant, waarom doen mensen wat ze doen, en dat kun je bestuderen. Ja, je hebt de geschiedenis ook nodig, je hebt een soort referentiekader nodig om te weten nou, waar kom ik nou vandaan en waarom doen mensen nu dingen die ze nu doen, en hoe is dat ontstaan? Het helpt je om dingen te begrijpen. 49:20 – 52:30 Oké, nou dankjewel, dat waren de vragen die ik had, eigenlijk. Ik weet niet of er nog dingen zijn waarvan jij de indruk hebt dat ik ze vergeten ben te vragen of dingen die je nog kwijt wil of vertellen? Hm … Ik geloof het niet!
110
Vraaggesprek met André Sijnesael, genealogisch onderzoeker, gehouden op 11-09-2015 Dikgedrukt = André Sijnesael Normale tekst = Eva Bleeker Wat is uw nationaliteit? Nederlandse Hoe oud bent u? 50 Wat is uw hoogst genoten opleiding? HBO (fiscaal-juridisch) Hoeveel vrije tijd spendeert u, of heeft u gespendeerd aan het onderzoek naar uw voorouders? Gemiddeld dagelijks een uur momenteel, maar soms ook zeker meer, soms 2, 3 uur. Vroeger (periode 1982-2000) moest ik zelf op pad naar archieven (pré internettijdperk) en daardoor was het tijdsbeslag aanzienlijk groter. Deelt u de kennis die u hebt opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek met anderen, of houdt u dit liever voor uzelf? Ik deel de kale gegevens graag met anderen, ook om mijn eigen gegevens te kunnen toetsen. De uitgebreidere vooroudergegevens (biografische gegevens), vooral van de eerste 4, 5 generaties, deel ik wel met meer naaste familieleden op een aparte facebook groep. De gegevens over mijn eigen familienaam Sijnesael deel ik op een internationale familie-pagina. De grote parenteel van mijn familie Sijnesael staat bovendien compleet online op ancestry.com (ca 4.000 personen). Waar heeft u de meeste kennis over genealogie en de praktijk van het doen van onderzoek opgedaan? In de praktijk. Zelf doen, zelf ontdekken, veel lezen. Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Sinds bronnen ontsloten worden op internet is bezoek aan fysieke archieven steeds minder nodig. Het zorgt er voor dat er veel meer bronnen bereikbaar zijn, waar ik normaal nooit aan toe gekomen zou zijn. Het scheelt bovendien veel reistijd en geld. Wel mis ik soms de charme die het bezoek aan oude archieven met zich meebracht. Wat voor gevoelens ontleent u aan het doen van genealogisch onderzoek? Steeds weer opkomende nieuwsgierigheid: wat zit achter bepaalde feiten, wie was de volgende voorouder in de kwartierstaat, hoe ver kan ik terug met deze lijn, waar komen voorouders vandaan. Nieuwsgierigheid, maar ook fascinatie over de geschiedenis van mijn voorouders én geschiedenis in het algemeen.
Hoe kwam u erop om genealogisch onderzoek te gaan doen? 111
Mijn oma van moeders kant heette Du Pon en dat intrigeerde mij. Ik ben daarom met haar voorouders begonnen. Maar ook in mijn vroegere kindertijd was ik zeer geïnteresseerd in de familieverbanden en wist ik altijd precies wie, wie in de familie precies was. Waren/zijn er bepaalde zaken die u erg belangrijk vond/vind tijdens uw genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld het combineren van digitale en analoge bronnen, het doorgeven van uw onderzoek aan andere generaties, het publiceren van uw onderzoek online, eerlijk zijn over de onduidelijkheid van sommige bronnen, etc.? Doel van mijn kwartierstaat is allereerst om zelf iets te weten over mijn voorouders, maar vooral ook om het straks als compleet naslagwerk én familiearchief aan mijn (klein) kinderen door te geven. Hun voorouders zijn zeer divers : Zeeuws, Vlaams, Indisch, Javaans, Duits, boeren, handwerklieden, ambtenaren, Europese adel en Javaanse adel. Twijfels over gegevens vermeld ik altijd. Het is zelfbedrog om gegevens op te nemen en als waarheid te presenteren. Bovendien zorgt dat voor ernstige vervuiling van de genealogische databanken. Eerlijkheid is daarom erg belangrijk, maar zéker ook bronvermeldingen. Wat vond u het allerleukst om te ontdekken over uw voorouders?
De diversiteit. In de familie leefde het idee dat het allemaal om boerenarbeiders ging. Niet dus. Er zijn zeker boerenarbeiders, maar ook steenrijke herenboeren, feodale ambtenaren (schouten etc.), hoge VOC-bemanningsleden, en adel. Erg leuk in dit opzicht is dat ik mijn overgrootmoeder nog gekend heb. Zij was een echte landarbeidersvrouw : eenvoudig, zeer religieus (RK) en ontzettend zorgzaam en lief. Je zou verwachten dat haar voorgeslacht eveneens boerenarbeiders waren, maar haar voorouders bleken rond 1770 uit Hoorn gekomen te zijn en daar waren het schippers (bevelhebbers) van de VOC. Echt ontzettend interessant om te zien hoe rangen en standen kunnen veranderen. Ook erg leuk zijn toch altijd de ontdekkingen van adel. Aan mijn eigen kant komt dat 2 x voor met een lijn naar Hertog Jan II van Brabant. Aan de kant van mijn ex, de moeder van mijn kinderen, gaat dat sneller, daar beland ik in de 19e eeuw al in de adel en dat levert een enorm middeleeuws voorgeslacht op met tal van interessante figuren uit de Europese geschiedenis. Ook begin 19 e eeuw Javaanse adel, met uitvoerige voorgeslachten in de Javaanse koninklijke families. Van mijn moeders familie, De Schipper, ontdekte ik dat haar voorouders begin 19e eeuw nog steenrijke herenboeren waren op Zuid-Beveland. Halverwege de 19e eeuw is die rijkdom verdwenen door misoogsten en wanbeleid. Ik onderzoek nu de details van hoe het zover kon komen. Haar voorouders waren in de 19e eeuw bovendien betrokken bij de afscheiding van de Hervormde Kerk en de stichting van de Gereformeerde Gemeenten. Wat is in uw onderzoek de rol van archieven (geweest)? Daar heb ik heel veel gevonden én geleerd. Zonder archieven kom je niet ver : de eerste 2, 3 generaties en misschien nog een vierde. Een rijke en onmisbare bron!
112
Hoe belangrijk zijn historische bronnen in uw genealogisch onderzoek? Heel belangrijk om de omgeving waarin mijn voorouders leefden, beter te begrijpen. Zonder kennis van de historie kun je de levens van je voorouders nooit begrijpen en alleen beoordelen naar de situatie waarin wij zelf leven. Bovendien is het buitengewoon interessant om ook de algemene geschiedenis te kennen en niet alleen die van je voorouders. Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor u (geweest) tijdens uw genealogisch onderzoek? Erg belangrijk. Ik kwam als kind al in Zeeuws-Vlaanderen, waar mijn ouders vandaan komen. Het gebied was zeker in die tijd, jaren 70 en 80, weinig veranderd. Het gehucht waar mijn grootouders van vaders kant woonden, ademde in alles nog de sfeer van 100 jaar of langer geleden. Oude huisjes, kleinschalige landbouw. Daardoor kon ik me heel erg inleven in de sfeer van toen en beter begrijpen hoe het geweest moet zijn. Ook bezocht ik vele Vlaamse dorpen, omdat mijn voorouders daar voor een belangrijk deel vandaan komen. Ontzettend leuk en zeer intrigerend dat mijn voorouders daar woonden en werkten.
Zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat u zich extra verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een bron op papier in een archief, een foto of een andersoortig object dat heeft toebehoord aan een van uw voorouders of juist een fysieke plek waar een voorouder heeft geleefd?
Vooral het leven van mijn voorouders. Het keiharde leven van de landarbeiders, het koppige karakter van mijn herenboeren-voorouders met hun diepe en overtuigde gereformeerde geloof (dat ik zelf overigens niet aanhang). Maar ook de vele oude foto’s van mijn voorouders die ik kon verzamelen en waarop ik kan zien hoe ze er uit zien. Een prachtige foto van mijn overovergrootmoeder, eentje van twee andere over-overgrootouders ... Grote gezinnen van hen met 15 kinderen ... Zaken die het verleden laten spreken en waarbij ik in mijn over-overgrootvader mijn vaders gezicht terugzie ... En natuurlijk het inmiddels enorme familiearchief met papieren van overgrootouders, grootouders en mijn vader. Een stuk geschiedenis dat meer dan 100 jaar beslaat aan fysieke documenten, trouwboekjes etc. etc. Beschouwt u zichzelf als historicus, amateur/hobbyist, genealoog of juist iets heel anders, en wat is dat dan? Hoewel niet gestudeerd hebbende, voel ik me zeker behoorlijk thuis in de geschiedenis. Ik lees heel veel ben altijd uiterst geïntrigeerd door de geschiedenis van het Romeinse Rijk en de middeleeuwen, mijn favoriete tijdvakken. Formeel ben ik uiteraard en amateur, hoewel ik dat binnen de genealogie geen juiste term vind. Ik ben een ervaren genealoog denk ik zelf.
Zijn er historische informatiebronnen die u beschouwt als zeer betrouwbaar of juist helemaal niet, bijvoorbeeld een universitair docent geschiedenis, een docent op een middelbare school, een familielid dat een verhaal vertelt over het persoonlijke verleden of een historisch museum?
Voor mij waren de verhalen van mijn oudere familieleden uitermate waardevol. Niet zozeer om betrouwbare details te krijgen, maar wel om zaken over mijn eerste voorouders te leren die ik uit archieven nooit te weten zou zijn gekomen. 113
Hoe kijkt u tegen geschiedenis aan als vrijetijdsbesteding?
uitermate interessant. Ik lees veel boeken hierover alsmede internetpublicaties. Belangrijk vind ik, omdat het me helpt de gebeurtenissen van vandaag te relativeren en niet de fout te maken die veel mensen maken : denken dat alles blijft zoals het nu is. Er zijn verschillende soorten geschiedenis: het verleden van uw eigen familie, het verleden van een land of van een etnische groepering. Welke soort geschiedenis acht u het belangrijkst?
1 : Familiegeschiedenis 2 : Het verleden van een land. Wat onderscheidt volgens u een historicus van een genealoog?
Een genealoog concentreert zich op familiegeschiedenissen en een historicus meer op tijdperken en gebeurtenissen in bredere zin. Wat voor werk denkt u dat een historicus kan doen? Wat is zijn of haar rol in de samenleving?
Het verleden bestuderen en beschrijven en onderwijzen daarover.
114
Vraaggesprek met Joke Witvoet, genealogisch onderzoeker, gehouden op 11-09-2015 Dikgedrukt = Joke Witvoet Normale tekst = Eva Bleeker Wat is uw nationaliteit? Nederlands Hoe oud bent u? 49 Wat is uw hoogst genoten opleiding? HAVO Hoeveel vrije tijd spendeert u, of heeft u gespendeerd aan het onderzoek naar uw voorouders? Bijna dagelijks tussen de 2 en 6 uur. Deelt u de kennis die u hebt opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek met anderen, of houdt u dit liever voor uzelf? Ik heb veel gedeeld, nu niet meer omdat 10 ploeteren ineens van iedereen is. Waar heeft u de meeste kennis over genealogie en de praktijk van het doen van onderzoek opgedaan? Ik ben lid van verschillende Yahoo groepen genealogie. Die van Groningen, Drenthe, Gelderland en Zuid Holland. Voor mijn gevoel waren dat toen gepensioneerde oude mannen. Ik weet nu dat dat wel mee valt. Ik vond ze toen intimiderend. Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Een hele grote rol toen ik begon was Genlias (de voorloper van Wie was Wie) nog lang niet compleet. Iedere dinsdag zat ik klaar voor de updates. R'dam en Delft hadden al veel van hun data vooral de DTB's toen al online staan. Tegenwoordig vind je veel online. De site Zoekakten is ook enorm belangrijk, omdat je daadwerkelijk de boeken in kan zien. Wat voor gevoelens ontleent u aan het doen van genealogisch onderzoek? Ik wil meer ;). Hoe kwam u erop om genealogisch onderzoek te gaan doen? Nieuwsgierigheid. Waren/zijn er bepaalde zaken die u erg belangrijk vond/vind tijdens uw genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld het combineren van digitale en analoge bronnen, het doorgeven van uw onderzoek aan 115
andere generaties, het publiceren van uw onderzoek online, eerlijk zijn over de onduidelijkheid van sommige bronnen, etc.? Ik vind bronvermelding heel belangrijk door de komst van My Heritage krijgen mensen matches en typen dat leuk over. Ik ben een oude fout van mezelf al tig keer tegen gekomen, en denk dan dat zie je toch dat het niet klopt (Ik had doop en sterfdatum verwisseld best dom). Wat vond u het allerleukst om te ontdekken over uw voorouders? Interessant vond ik het vinden van 2 voormoeders die als heksen zijn verbrand. Verrast dat de maternale lijnen van mij en mijn man eeuwen dicht bij elkaar wonen en we gezamenlijke voorouders hebben in 1541 daarna nooit meer. Er zijn zoveel dingen, iedere vondst wordt gekoesterd :). Wat is in uw onderzoek de rol van archieven (geweest)? Ik heb wel hulp gehad van archieven meestal via mail of de Yahoo groepen. Hoe belangrijk zijn historische bronnen in uw genealogisch onderzoek? Heel belangrijk. Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor u (geweest) tijdens uw genealogisch onderzoek? Belangrijk: Voor een hele oude kerk staan en dan bedenken dat je letterlijk in hun voetsporen loopt is heel leuk. Zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat u zich extra verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een bron op papier in een archief, een foto of een andersoortig object dat heeft toebehoord aan een van uw voorouders of juist een fysieke plek waar een voorouder heeft geleefd? Ik heb het zelf en hoor het ook van medespeurders dat je je soms meer verbonden voelt bij een bepaalde familie of lijn. Ik heb daar geen extra's voor nodig. Beschouwt u zichzelf als historicus, amateur/hobbyist, genealoog of juist iets heel anders, en wat is dat dan? Genealoog het is inmiddels een uit de hand gelopen hobby. Ik heb diverse naslagwerken en heb na het overlijden van mijn ouders de foto's aktes etc. gekregen (ik ben ook de enige gek in de familie). Zijn er historische informatiebronnen die u beschouwt als zeer betrouwbaar of juist helemaal niet, bijvoorbeeld een universitair docent geschiedenis, een docent op een middelbare school, een familielid dat een verhaal vertelt over het persoonlijke verleden of een historisch museum? Dat ligt er aan een feit is betrouwbaar en vermoeden is onbetrouwbaar. Ik heb wel eens in een museum gelezen: We weten niet wat dit is vermoedelijk is dit om ... vul maar in. Dan denk ik zeg dan niks en laat mensen zelf bedenken wat het is geweest en waarvoor gebruikt. Hoe kijkt u tegen geschiedenis aan als vrijetijdsbesteding? 116
Ik heb altijd belangstelling gehad voor geschiedenis, maar dat maakt mij geen deskundige. Er zijn verschillende soorten geschiedenis: het verleden van uw eigen familie, het verleden van een land of van een etnische groepering. Welke soort geschiedenis acht u het belangrijkst? Het verleden van het land Wat onderscheidt volgens u een historicus van een genealoog? Ik onderzoek de voorouders van mijn kinderen sommige rijk anderen arm. In zekere zin heb ik dan oogkleppen op, want wat er met hun buren gebeurt is niet interessant, is een andere familie. Ik heb wel oog voor historische gebeurtenissen, want die zijn van invloed op op hun leven. Van oorlogen en plunderende soldaten tot dijkdoorbraken. Ik zal me zelf daarom nooit een historicus noemen. Ik ben een genealoog die zich richt op familie. Een historicus houdt veel meer oorzaak en gevolg van gebeurtenissen in de gaten De enige overeenkomst is denk ik loeren in oude boeken en akten ik vanwege 1 naam , de historicus zal meer geïnteresseerd zijn in het effect van de akte. Wat voor werk denkt u dat een historicus kan doen? Wat is zijn of haar rol in de samenleving? Een historicus is belangrijk de geschiedenis lijkt zich vaak te herhalen toch? Hij/zij kan zelfs een waarschuwende functie hebben. En om de wereld van nu te begrijpen, moet je weten wat er "gisteren" is gebeurd.
117
Vraaggesprek met Karin Meijer, genealogisch onderzoeker, gehouden op 14-09-2015 Dikgedrukt = Karin Meijer Normale tekst = Eva Bleeker 00:21 – 00:41 Hallo, met Karin [Hoi Karin, met Eva] Hee, het is gelukt! [Ja, gelukkig!] Het duurt even, maar dan hebben we wat! [Nou, inderdaad! Eh… Heel erg bedankt dat je mee wilde werken aan mijn onderzoek en het interview. Zou je misschien eerst iets over jezelf kunnen vertellen?] 00:41 – 01:05 Eh ja dat kan. Mijn naam is Karin Meijer. Ik ben 47 ik woon alleen, ik ben in het dagelijks leven maatschappelijk werker voor doven en slechthorenden. Ik heb nog een moeder, een broer die twee jaar jonger is en dat is het zo ongeveer denk ik wel? 01:05 - 01:17 Oké, wel heel toevallig, ik ben zelf ook rechts … Nou ja, aan mijn rechteroor doof, dus dat is echt heel toevallig. 01:17 – 01:22 Eh oké! Ja [Hoeveel tijd ben je meestal bezig met je genealogisch onderzoek?] 01:22 – 01:47 Ja dat verschilt. Ik heb een periode gehad dat ik er ontzettend veel mee bezig ben, en dan heb ik het echt wel over een uur of 10, 12 … Ja misschien tussen de 10 en 15 uur in de week. En zoals afgelopen week dan weer minder, dan is het maar een uurtje ofzo, of soms een week helemaal niet. Dat is maar net hoeveel tijd ik heb, hoe het met mezelf gaat… Ja, dat soort dingen hangt het een beetje vanaf. 01:47 – 02:01 En de dingen die je vindt over je familie, is dat echt iets wat je puur voor jezelf houdt, of ben je daar ook mee bezig om dat online te delen of met bijvoorbeeld je familie? 02:01 – 03:11 Nee ik deel het wel met mijn familie, met mijn broer en mijn moeder en mijn neefje dan vooral. Ik heb het eerst een tijd via MyHeritage gedaan, maar dan heb je geen bewijzen erbij, dus dan … Ja ik ben dus nu bezig overal bewijzen bij te zoeken, ik zit nu ergens in de tiende generatie van alle ... Ik heb een kwartierstaat dat ik alle bewijzen erbij heb en ook alle aktes gelezen heb en ja dan kom je wel eens dingen tegen die deel ik wel met familie ofzo. En ik heb via die facebookgroep waarin jij me ook gevonden hebt, heb ik contact gelegd met een persoon, die deelt een deel van mijn stamboom ook. En daar deel ik het dan wel mee. Dus als mensen het hebben, dan kunnen die wel parentelen van mij krijgen en andersom. Dat doe ik wel, maar voorlopig doe ik dat nog niet met iedereen omdat ik nog niet overal bewijzen van heb, dus dan ben ik mogelijk dingen aan het verspreiden waar van ik nog niet zeker weet of ze goed zijn, dus dat ga ik niet doen. Maar als het eenmaal af is, voor zover een stamboom ooit eens af kan zijn, dus dat ik wel van geboortedata, overlijdensdata en huwelijksdata overal bewijzen van heb voor zover dat kan, dan is het wel de bedoeling dat ik dat online ga zetten of in een boek ga uitbrengen voor zover dat kan. Of tenminste, een boek voor de familie dan. 03:11 – 03:22 Oké, nou wel heel erg leuk ja! Ik begrijp wel dat je het niet gaat verspreiden als je er nog niet zeker van bent of het klopt, want als het dan niet klopt … Dan vervuil je het ook een beetje zeg maar.
118
03:22 – 03:54 Ja daarom deel ik het ook alleen met mensen die er ook mee bezig zijn en dan zet ik het er ook bij weet je wel, dan denk ik van ja, dan zoeken ze het zelf wel uit. Dan weet ik ook dat als het ook op een bepaalde manier verspreid raakt, dat het dan op die manier verspreid. En dat is alleen met de privacygegevens eraf, zeg maar. Ik heb één iemand waar ik wel alles mee deel maar voor de rest kun je die parentelen zo maken dat de privacy eraf gaat zeg maar, dus dan heb je alleen alles wat ouder is dan honderd jaar, van honderd jaar geleden geboren. 03:54 – 04:00 En waar heb je zeg maar geleerd hoe je je onderzoek moet doen? 04:01 – 05:23 Oh dat is stapsgewijs gegaan. Ik ben begonnen met MyHeritage, omdat ik er ook helemaal geen verstand van had. Dus ja dat ging met Smartmatch en zo. En toen op een gegeven moment, toen zag ik dat namen gekruist werden. Dus dan heette er eentje bijvoorbeeld jantje en de andere pietje en dan heette weer een ander Henk en Jan-Piet. Dus toen dacht ik zo, dat gaat niet helemaal goed. En uiteindelijk ben ik toen eh, ja zo zaten er nog wel meer dingetjes in, op zich meestal ongeveer klopt het wel, maar het was niet helemaal goed. Toen ben ik op zoek gegaan en uiteindelijk via facebookgroepen en dan ja, zo heb ik stapsgewijs steeds meer geleerd en daardoor ben ik nu overgestapt naar Aldfaer. Dus ik heb MyHeritage overgezet, en het helemaal gestopt. En toen ben ik daar aktes bij gaan zoeken omdat ik dat toen geleerd had, hoe je dat moest doen en waar je dat moest doen, en waarom dat belangrijk was. En nu, want dat is ontzettend veel werk, want ik heb inmiddels … Ach ja, zit ik al met de meeste lijnen ergens in 1600. Heb ik dus niet overal aktes van. Wel overal tot de tiende generatie, dus ja. Dat ben ik nu nog gaan doen. En daarom heb ik er ook een hele tijd 14, 15 uur per week achter gezeten, om dat voor elkaar te krijgen. Maar goed, dat is nu even gepauzeerd. 05:23 – 05:26 Ja ik kan me wel voorstellen dat als je dat gaat doen, dat dat dan een hele hoop tijd kost ja. 05:26 – 05:40 Dat kost heel veel tijd, dat zoeken lukt niet altijd in één keer natuurlijk, en dan heb je opeens geen ouders, dat je denkt van goh, hoe zit dat daar nou? Ja en dat heb ik wel via die facebookgroepen vooral geleerd. 05:40 – 05:44 Oké, maar je hebt niet een cursus genealogie ofzo gedaan? 05:44 – 05:54 Ik heb één keer een cursus gedaan daar bij het … In Den Haag, over hoe je op internet moet zoeken. [Oh ja, dat is wel handig, oké] 05:54 – 06:17 Ja en via die facebookgroepen heb ik ook veel andere dingen geleerd, hoe je transcripties kan vinden en allerlei… Nou, zo. Dus ik heb een aantal transcripties ook gekocht. Nou, als je dat eenmaal snapt, dan is dat niet zo moeilijk. Ja het is wel veel werk, maar het is niet moeilijk. Dan kan je soms nog verder terug komen, dan heb je ook nog gegevens uit de gerechtelijke archieven en dat soort dingen. 06:17 – 06:25 Oké, en hoe ben je er toen eigenlijk zo op gekomen om dit onderzoek te gaan doen? 06:25 – 07:50 Eh.. Dat zijn een aantal dingen die samenvielen. Beetje een apart verhaal maar goed, zo is het wel gegaan. Ik kan zelf geen kinderen krijgen. Dus toen dacht ik, en mijn neefje wilde heel graag neefjes en nichtjes. Dus toen dacht ik, als ik het zelf niet kan maken, dan kan ik het misschien op een andere manier nog wel … Creëren zal ik maar zeggen. Dus daar, ook op die manier. En wat 119
er ook speelde was dat er een aantal dingen in de familie gebeurden dat ik toch wel dacht, dat is op zich wel gek. Dat is waarschijnlijk ook vanuit mijn vakgebied. Dus ik had wel zoiets van: hoe komt dat dan, hoe zit dat dan? En zal dat iets met de geschiedenis te maken hebben? Nou, er is één manier om daarachter te komen en dat is door dat uit te gaan zoeken. En je had toen ook op een gegeven moment zo’n tv-programma. Ik weet niet of dat nu nog is, maar dat ze stambomen voor bekende Nederlanders gingen uitzoeken [Ja, Verborgen Verleden] Ja, en daar had ik één aflevering van gezien en toen dacht ik: zo dat is zeker gaaf, dan kan ik misschien ook dat antwoord vinden van waarom er in de familie bepaalde dingen gebeuren. Die ik niet echt kon plaatsen. Dus zo ben ik ermee begonnen. Een beetje googelen en toen ben ik bij MyHeritage gekomen. En als je eenmaal begint, dan werkt het een soort van verslavend, want elke vraag, elke oplossing, creëert weer een andere vraag. [Ja, en dan wil je daar weer het antwoord op weten en dan … ] Ja, en zo gaat het hard. 07:50 – 08:04 Ja, oké, en je bent zeg maar ook begonnen via internet, via die website dus, kan ik daar ook uit concluderen dat internet eigenlijk gewoon een hele grote rol heeft gespeeld, en nog steeds speelt in je onderzoek? 08:04 – 08:45 Dat doet het nog steeds, want mijn voorouders komen allemaal uit Groningen, Friesland en Drenthe. Ik woon zelf in Ridderkerk, dus dat is nou niet echt gemakkelijk om daar archieven te gaan bezoeken. Dus dat doe ik voorlopig nog, en met geboorte-, trouw en overlijdensaktes kan dat ook relatief gemakkelijk, achter het internet. En ik heb transcripties gekocht van Groningen. Dat kun je kopen. Dus die eh, ja die heb ik gekocht. Ik dacht ik kan het beter kopen dan heen en weer rijden en naar Groningen, dat ga ik nooit vinden allemaal in één dag archief. Dus dat doe ik dan een beetje zo. 08:45 – 08:56 Oké, en wat voor gevoelens krijg je er zeg maar bij als je dit onderzoek doet? Sommige mensen voelen zich heel nostalgisch, andere mensen hebben echt sterk het gevoel dat ze verbonden zijn met het verleden … 08:56 – 09:53 Nou dat verbonden zijn met het verleden heb ik op een bepaalde manier altijd al wel gehad zal ik maar zeggen, dus dat krijgt nu meer vorm. Ik kan heel erg blij worden als ik iets vind. Bijvoorbeeld een bepaalde lijn die je verder moeilijk kan vinden of eh, en het geeft op een bepaalde manier ook wel rust. Want ik heb natuurlijk die hele kwartierstaat gedaan, en op zich zijn vanuit die vier lijnen zijn drie takken over het algemeen toch wel behoorlijk rustig. En één is er wat meer onrust, daarin zijn ook al heel vroeg scheidingen hebben daar plaatsgevonden. Mensen die al heel vroeg met groepjes overleden, eh, best wel arm geweest. En dat zie je ook wel terug, en dat heeft ook kennelijk toch ook wel een behoorlijke rol gespeeld in hoe mensen zijn geworden. Bij in dit geval mijn oma, dus dat geeft ook wel heel veel antwoorden waardoor het op en bepaalde manier rust geeft. 09:53 – 10:18 Oké, zijn er bepaalde dingen die je heel belangrijk vind tijdens je onderzoek? Bijvoorbeeld dat je bepaalde bronnen met elkaar combineert om zeker te weten dat je de juiste feiten in handen hebt of dat je eh ... Het doorgeven van je onderzoek aan volgende generaties, of het publiceren van je onderzoek? 10:18 – 11:10 Nou wat ik heel belangrijk vind is dat het allemaal klopt. Dus dan probeer ik ook wel meerdere bewijzen te vinden. Of soms zijn bewijzen zo sterk dan kan het niet anders he. Dat heb je 120
bijvoorbeeld bij de gerechtelijke archieven, dan heb je al een gezin samengesteld, aan de hand van geboortedata en dat soort dingen. En dan heb je een gerechtelijke … een notarieel archief bij waar al die namen in terugkomen, dan is het erg sterk zal ik maar zeggen. Dat vind ik wel erg belangrijk. De bedoeling is ook dat ik er verhalen aan ga koppelen, dus dat als ik weet dat ze vijf schepen hebben gekocht, dat ze dan schippers zijn, of zoiets. Dat dan op die manier klopt vind ik wel heel belangrijk, want ander heb je net niets, in mijn beleving. Dus dat is wel heel belangrijk. En ik vind het ook wel heel belangrijk om het aan de volgende generatie, in mijn geval de kinderen van mijn broer, door te geven. 11:10 – 11:37 Oké, en je vertelde net al dat er in de ene lijn van je familie heel veel onrust is, eh… ja soms zijn mensen daar best wel.. een beetje onduidelijk over of willen ze daar misschien niet alles over vertellen. Hoe sta jij daar dan in? Vind je dat dan wel … Ja … wel oké om dat te vertellen, of heb je zoiets van nou, ik hou dat liever voor mezelf? Of? 11:38 – 13:52 Nou, mijn oma, die wist ook niet zoveel van haar moeder, en wat ze wist, dat vond ze geen leuke informatie, ze is als kind al jong uit huis geplaatst, nou dat gebeurt niet vanzelf zal ik maar zeggen. Dus ik wist van mijn overgrootmoeder, wist ik eigenlijk heel weinig, behalve dat het op z’n Rotterdams gezegd een takkewijf was, volgens mijn oma. Ik denk dan altijd: een verhaal heeft twee kanten en mijn oma heeft daar levenslang last van gehad, en die last is ook wel terecht, gezien haar voorgeschiedenis en wat ze meegemaakt heeft. Maar dat heb ik altijd wel, die vrouw zal dat ook niet voor niks gedaan hebben. Dat zal een reden gehad hebben. Ik bedoel, het is nooit goed, maar je weet ook niet wat ze meegemaakt heeft waardoor ze dat meegemaakt heeft, of waardoor dat mis is gegaan. Dat kun je een kind van vijf ook niet vertellen. Mijn oma was vijf toen ze uit huis geplaatst werd, en mijn oma was ook wel het type: als je het goed fout had gedaan, dan kwam het ook nooit meer goed, dus dat, wist ik ook … Dus dat maakte mij ook wel nieuwsgierig naar wat er gebeurd was. Dus daar ben ik ja … Daar kun je nooit helemaal achter komen natuurlijk, maar daar ben ik wel mee bezig en dat vertel ik dan ook wel, aan mijn moeder, of eh … Ik heb zelfs ook contact met een ander kind van mijn overgrootmoeder gekregen, en dat ja… dat moet je dan een beetje aanvoelen wat je wel en niet kan zeggen. Maar ja, dat zeg ik dan ook wel wat ik gevonden heb, ik bedoel, ik vind … Als mensen daar voor open staan, dat probeer ik dan wel eerst een beetje aan te voelen en uit te testen, dus dan ga je niet de grofste informatie direct melden, dat komt dan later. Het zijn natuurlijk ook nogal dingen he, als je niet zou weten dat je moeder in de bajes is getrouwd, dat ik dat dan even plompverloren meldt, dat vind ik dan niet kunnen. Dat zijn wel dingen die je rustig moet doen, moet je wel even aanvoelen of dat wel of niet kan. Een beetje aftasten wat mensen wel weten of niet weten … Ja zo … Ik kijk wel aan wie ik wat hoe meldt. Ik vind het geen geheim snap je, als ik het kan vinden, kan iedereen het vinden. En als iemand geïnteresseerd is in de stamboom dan vind ik niet dat ik het recht heb om informatie achter te houden. Ik vind wel dat ik rustig met mensen om moet gaan. Familiedingen kunnen nogal zwaar liggen, dus dan moet je wel uitkijken met wat je doet en hoe je dat doet, vind ik. 13:52 – 14:28 Oké, dat is duidelijk. Wat vond je het allerleukste om te ontdekken over je voorouders, of zijn er meerdere dingen, die je bijvoorbeeld heel erg aanspraken? 14:28 – 15:22 Nou, wat ik wel grappig vond, in mijn vaders lijn zijn de oudste die ik gevonden heb, die heeft schepen gekocht en verkocht, mijn vader was schipper. Daartussen zaten allemaal landbouwers, dus dat vind ik dan ook wel grappig. Ja, hoe dat werkt. Eh, ja sommige dingen vind ik 121
gewoon echt grappig, sommigen in die familie, die lijn is ook niet alles goed gegaan in hoe mensen met elkaar omgaan, en dan blijkt dat wel in die tijd aangetrouwd te zijn met Fokko Uneco, nou dat was in die tijd de schrik van Groningen, dus dat was ook niet voor niks zal ik maar zeggen. Dus dan … Ja dat vind ik dan wel soort van humor zal ik maar zeggen, dan heb je een soort grapje he ... Van alle slechte eigenschappen komen daar vandaan, of: ze kunnen er niets aan doen, het is erin getrouwd, snap je … Een soort van humor. 15:22 – 15:34 Oké, de rol van internet is dus heel groot, maar hoe zit het met archieven? Ga je wel naar archieven toe, want je zei net al: nou ik ga niet helemaal naar Groningen als het eigenlijk ook niet … 15:34 – 16:49 Nou er is wel een plan, het is ook niet alsof ik dat niet wil doen, maar het vraagt nogal een hoop geld he, om van Rotterdam naar Groningen te komen, en dan moet je daar vervolgens ook nog, nou dan zal je ook nog een nacht moeten overblijven, of je moet wel heel vroeg vertrekken of laat terug komen. Dus dat vraagt wel veel geld, dus dat … Zoveel heb ik er nou ook weer niet voor over. Dus ik heb nu zoiets van: wat ik nu nog kan doen via internet, dat doe ik via internet. En ik ben ook wel in Den Haag in het archief geweest voor eh… Ja het oorlogsarchief he … Waar mensen eh … Waar je dan dingen terug kunt vinden, als je directe familie bent dan kan dat wel. Dat heb ik wel gedaan en het is ook ooit wel de bedoeling dat ik via archieven dingen ga vinden die ik niet via het internet kan vinden. Maar ik vind het al heel wat als ik het nu zover mogelijk klaar heb, en dat ik dan kan bepalen van goh, die voorouder ga ik verder terug uitzoeken op verhalen zeg maar. Want echt alles, dat gaat waarschijnlijk in mijn leven ook niet meer lukken. Het is wel heel groot die stamboom. Maar dan denk ik ook, het wordt waarschijnlijk pensioentijd, want ik ben natuurlijk ook afhankelijk van vakantiedagen. En je kan ook nog heel veel vinden door transcripties en dat soort dingen. Dus dan denk ik als ik dat allemaal maar eerst eens gevonden heb, dan blijft er nog een deel over wat ik echt in archieven kan vinden. 16:49 – 16:55 Oké, ja dat is wel de slimste manier om zoiets te doen denk ik. Je moet wel een beetje een plan ervan maken. 16:55 – 17:07 Zeker als je je voorouders tot 1600 en sommige zelfs nog verder hebt. Dan denk ik ja, je moet ergens gaan kiezen hoe je het op gaat lossen. 17:07 – 17:23 En hoe belangrijk zijn historische bronnen voor jou in je onderzoek. Bijvoorbeeld een boek dat iets vertelt over een bepaalde periode in de geschiedenis waarin je voorouders ook hebben geleefd. Doe je daar ook iets mee? 17:23 – 18:28 Eh ja best belangrijk. Een aantal heb ik daar ook van. Ik heb van Groningen meerdere boeken. Ik heb wapenboeken en een aantal andere boeken, onder anderen duizend jaar weer en wind in Nederland heet dat volgens mij geloof ik. En van de Friezen heb ik ook … Ja, dat heet Friezen uit vorige eeuwen. Dus daar koop ik wel boeken bij. [Om het in een soort context te kunnen plaatsen?] Ja. Maar ook om afbeeldingen erbij te krijgen he, bij dat boek Friezen uit de vorige eeuw, daar hoort dan weer een site bij, daar krijg je allemaal afbeeldingen van bepaalde kerken of dat soort dingen. Of zilveren lepels of eh … Dat soort dingen. Grafstenen. [Omdat het dan wat meer gaat leven, zeg maar?] Ja dat is zeker ook de bedoeling. En voor een deel kun je dat ook doen met algemene geschiedenis. Een deel van mijn voorouders komt dan uit Veendam. Nou dan heb ik daar
122
uitgevonden wanneer daar de eerste aardappels gepoot werden en gerooid, nou dat schrijf ik er dan wel bij 18:28 – 18:49 Oké, en is er ook een rol voor fysieke plaatsen in je onderzoek? Bijvoorbeeld waar je voorouders dan hebben gewoond, dat je daar wel eens heen bent geweest of wel eens heen zou willen gaan? 18:49 – 19:09 Ik heb dat de afgelopen vakantie gedaan, dat ik inderdaad in een aantal plaatsen van mijn voorouders ben geweest. En dat ik ook die kerken heb bezocht, ook om grafstenen te vinden. Maar ook kerken waar ze gedoopt zijn. Dus daar maak ik dan ook foto’s van en die doe ik er dan ook bij. En dat gaat nog meer gebeuren. 19:09 – 19:45 Oké, en zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat je je extra verbonden voelt met het verleden van je voorouders? Bijvoorbeeld een archiefbron, of een foto, of een object dat heeft toebehoord aan één van je voorouders? Heb je dan, ja, zeg maar echt het gevoel: ja historici noemen dat historische sensatie. Dus dat je echt het gevoel hebt dat als je zoiets in handen krijgt, dat je verbonden bent met de generaties voor je? Of met de geschiedenis. 19:45 – 20:19 Ja dat heb ik eigenlijk wel. Zo draag ik eigenlijk altijd een ketting die mijn oma ook altijd heeft gedragen, om een voorbeeld te noemen. Ik heb nog een hanger van mijn oma die ze in de oorlog heeft gedragen dus dat zijn wel allemaal dingen die een verhaal hebben. En daar hecht ik wel ontzettend veel waarde aan. En het is me gelukt om foto’s te krijgen van een aantal van mijn overgrootouders. Die zijn dan ook wel een soort van … Ja ik noem dat dan wel eens heilig verklaard, die zijn ook erg goed opgeborgen. Die zijn verschillende keren gesaved en die liggen ook ergens anders, dus in die zin wel ja. 20:19 – 20:29 Oké, en hoe beschouw je jezelf? Zie je jezelf als amateur, of hobbyist, of beschouw je je echt als genealoog? 20:29 – 20:38 Nou, ik ik eh ... Hobby-genealoog. Als ik een specialist was, dan was ik er waarschijnlijk al klaar mee geweest. 20:38 – 20:40 Ja, maar dan was je er ook altijd mee bezig, dus dat ... Ja … 20:40 – 20:59 Ja, daarom dus dat is echt hobby. Ik bedoel, als ik echt specialist zou zijn dan zou ik echt alles moeten kunnen vinden, en dat is niet zo. Ik heb ook nogal eens hulp van anderen nodig hoor. [Oh, maar dat is niet erg toch?]Nee, dat is geen probleem, maar dan kan je jezelf geen specialist noemen, toch? 20:59 – 21:31 Nee, oké. Eh … Er zijn verschillende soorten historische informatiebronnen, bijvoorbeeld ja, een universitair docent geschiedenis of iemand die op een middelbare school geschiedenis geeft, maar bijvoorbeeld ook familieleden die een verhaal vertellen over het verleden of een museum met een historisch onderwerp. Zijn er dingen die je heel betrouwbaar vind op het gebied van historische informatievoorziening, of juist helemaal niet? 21:31 – 22:28 Eh … Ja het is maar net hoe je het formuleert he ... Maar ik heb bijvoorbeeld informatie van mijn tante gekregen omdat haar oom een naam had, op basis van eh … Die was vernoemd naar de dokter bijvoorbeeld. Ja ik vind dat historische waarde hebben, alleen dan moet 123
ik er wel bij zeggen dat ik het van haar heb, snap je? Dan klopt het. Ik bedoel, als ik het opeens als feit ga melden. Feit is dat ik het van haar gehoord heb, dus, als ik dat zo meld, zij vertelt aan mij dat, dan klopt dat historisch gezien, want dat is zo. Ik kan het niet noemen als feit, ik heb het niet van die ouders zelf gehoord. Dat kan ook helemaal niet meer want die zijn allang overleden, snap je? Dus het is maar net hoe je het meldt. Als het in aktes staat dan kun je er wel vanuit gaan dat het feiten zijn. Het is dan in elk geval feit dat het in die akte staat. Want daar zitten ook fouten in he, dat mensen ineens twee jaar jonger zijn als dat ze werkelijk zijn. 22:28 – 22:41 En wat vind je van geschiedenis als vrijetijdsbesteding, bijvoorbeeld om ergens heen te gaan om daar bezig te zijn met geschiedenis, of om boeken te lezen over geschiedenis of om tvprogramma’s daarover te bekijken? 22:41 – 22:58 Nou dat is door die stamboom ineens een stuk leuker geworden, het is aan elkaar gaan hangen. Ik heb ooit wel eens gezegd, kinderen moeten op de basisschool gewoon een stamboom gaan maken en daar de geschiedenis aan vastplakken, dan is het vele malen leuker. Als kind vond ik er namelijk niets aan. Dat stond los van mij. 22:58 – 23:04 Dan ga je het benaderen vanuit jezelf dus dan is het echt een verhaal over een kind, zo bedoel je? 23:04 – 23:45 Ja dat, als kind op de lagere school moest ik jaartallen en feiten uit mijn hoofd leren waar ik helemaal niets mee had. Het enige wat ik ervan onthouden heb is dat de eerste trein 40 km ging. Dat vonden mensen erg hard en dat vond ik lachwekkend, dus dat onthoud ik dan. Maar omdat ik het lachwekkend vond. Maar het had geen verbinding met mij, zal ik maar zeggen. Dus daarmee snapte ik ook niet waarom ik het dan moest gaan leren. Het was al voorbij, het was al klaar, dus daar heb je niks meer aan. [Nee, ik snap het] Terwijl nu ga ik dat soort dingen juist wel opzoeken omdat het een logica heeft. Maar het had toen voor mij absoluut geen logica. 23:45 – 23:59 Nee, ik begrijp het. En welke soort geschiedenis is voor jou het belangrijkst? Het verleden van je eigen familie, of van een land of een etnische groepering, of van een… bepaalde stijlperiode, bijvoorbeeld? 23:59 – 24:13 Nou, ik ga nu uit van mijn stamboom, en daar plak ik de geschiedenis aan. In de zin van: in wat voor tijd leefden die mensen toen, hoe ging het toen, en waar waren ze mee bezig, en waarom ging het zoals het ging? Dus meer in die zin. 24:13 – 24:20 Oké, en wat is volgens jou het onderscheid tussen een historicus en een genealoog? 24:20 – 24:50 Nou ja, genealogie zoals ik dat bedrijf, dat is natuurlijk hobbymatig. En dat is heel erg op microniveau he. Zo van: ik heb een stamboom en van daaruit ga ik naar groter. Om te weten in wat voor tijd ze toen leefden moet ik ook weten of er overstromingen waren, of er oorlogen waren of… nou zo. En ik denk dat een historicus het meer vanuit macro naar micro doet zeg maar. Die moet de grote lijnen weten en als die een deel wil uitwerken, dan moet die dat gaan doen. 24:50 – 25:00 Oké, duidelijk. Wat voor werk denk je dat een historicus doet of kan doen? In de samenleving?
124
25:00 – 25:18 Pff … Van alles, in een museum werken, eh eh … geschiedenisdocent worden, eh eh … Dingen in hun context plaatsen, wat er nu gebeurt zeg maar in de context plaatsen van hoe het zo ontwikkeld is, ja, dat soort dingen. 25:18 – 25:30 Oké, en heb je ook het idee dat een historicus een rol heeft in de Nederlandse samenleving? 25:30 – 26:03 Dat denk ik wel, als jij in een museum werkt, bijvoorbeeld, dan moet je daar heel veel van weten, en daarmee leer je mensen geschiedenis denk ik. En dat geldt voor een docent hetzelfde, en als je het heden in de context van het verleden kan plaatsen, als je kan inschatten als er niks gedaan wordt, wat dan het gevolg zal zijn, dan heeft dat wel … Eh … ja, invloed lijkt me. 26:03 – 26:47 Ja, zeker. Oké, eh, nou dit waren eigenlijk mijn vragen, heel erg bedankt dat je zoveel moeite hebt gedaan ook met het skype en eh … [Geeft niks hoor, geen probleem] oké! Nou heel erg bedankt en dan wens ik je nog een hele fijne dag! En heel veel succes met je onderzoek! [Ja graag gedaan, dankjewel, veel succes nog met je scriptie. En mocht je nog vragen hebben dan hoor ik het wel, we hebben elkaar nu gevonden. Dus dat kan] Oké is goed! [Heel veel sterkte met je onderzoek!] Dankjewel, fijne dag! [Oké, hetzelfde!]
125
Vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015 Dikgedrukt = Carin Werner Normale tekst = Eva Bleeker 00:00 – 00:09 Wil je misschien eerst iets over jezelf vertellen, wat je doet in het dagelijks leven en hoe oud je bent? 00:09 – 00:56 Ik ben 52, ik ben in het dagelijks leven docent scheikunde op een middelbare school. Ik ben oorspronkelijk opgeleid tot medisch analist. Dat heb ik een jaar of 10 gedaan, toen kwamen de kinderen, 10 jaar thuis toen weer een jaar of 10 werken en toen ben ik omgeschoold. Ik ben in 2009 aan een opleiding begonnen, 2012 mijn bevoegdheid gehaald. Dat vind ik superleuk, onderwijs. Vorig schooljaar ben ik begonnen aan mijn masteropleiding, ik hoop mijn eerstegraads scheikunde te halen om bevoegd te worden richting de bovenbouw. 00:56 – 01:04 En hoe ben je erop gekomen om je bezig te houden met genealogisch onderzoek? 01:04 – 02:35 Nou, wat ik al zei, Ik heb een, vonden wij als kind, bijzondere achternaam. Ik heet Ygosse van mijn meisjesnaam. Dan krijg je altijd vragen: waar komt die naam vandaan. Ik vond geschiedenis sowieso altijd leuk op de basisschool, toen ik 12, 13, 14 was. Op de middelbare school had ik een exact vakkenpakket zoals dat toen heette, maar dan wel met geschiedenis erbij. Helemaal een rare combinatie maar ik vond dat echt heel erg mooi. En ja, het fascineerde mij. Het fascineert mij, waar komt mijn naam vandaan maar dan niet alleen, het kan me ook fascineren wat voor leven hadden mijn voorouders. Wat zijn mijn roots dan. We zijn er inmiddels achter, tenminste, het oudste wat we gevonden hebben is in Gent, België. Op een gegeven moment ben ik met mijn zus daar een keer naartoe geweest ook, daar zijn we ook in Beveren in het archief geweest. Dat vind ik leuk, in dat archief, als een soort puzzeltje, maar het fascineert mij ook om door de Grote Sint Baafs-kathedraal te lopen in Gent en te weten van goh, dus hier is mijn overgrootvader 200 jaar geleden gedoopt, dan staat daar zo’n hele grote middeleeuwse doopfont en dan denk ik echt jeetje, zou ‘ie dan met zijn koppie erboven gehangen hebben? Het fascineert me. 02:35 – 02:43 Ja, dat kan ik me goed voorstellen. En hoeveel tijd ben je meestal bezig met je onderzoek. Zeg maar, nou, ik weet niet of je er elke week mee bezig bent? 02:43 – 03:36 Nou, momenteel niet want ik ben met studie bezig, dus ik heb even andere besognes. En mijn andere studie was van 2009 tot 2012, toen heb ik even een jaar lucht gehad, en sindsdien staat de genealogie even een beetje op een laag pitje. Maar voor die tijd, en ik denk ook als ik weer tijd heb, zeker ook, ja, wat is een gemiddelde? Niet elke week hoor, maar ik kan zo, als ik de geest krijg, zo uren in een week eraan zitten, want dan heb je een bepaald spoor gevonden en dan ga je door en dan ben ik echt een week lang en de week daarop ook nog into the genealogie en dan wil ik ook echt dat spoor volgen. En dan komt er weer wat anders op je pad. 03:36 – 03:46 Waar heb je de meeste kennis die je gebruikt om je genealogisch onderzoek te doen, waar heb je dat opgedaan? Heb je bijvoorbeeld een cursus gedaan? 126
03:46 – 04:22 Nee, maar ik denk ooit toen ik begon, maar ik heb mijn eerste voorzichtige stapjes al gezet toen ik denk ik een jaar of 18, 19 was. Boeken, bibliotheek toen nog gewoon. Gewoon boeken lezen. De genealogische vereniging biedt heel veel informatie. Dus daar, en tegenwoordig natuurlijk dan het internet op. Bij de genealogische vereniging vooral ook, ja, forums, fora, vragen, contacten leggen via het internet met collega-genealogen bij wijze van spreken. 04:22 - 04:37 En de kennis die je hebt opgedaan over je voorouders, is dat echt iets wat je binnen de familie houdt, misschien met je dochters of andere familieleden, of is het echt ook een stamboom die je deelt met bij wijze van spreken hele groepen mensen? 04:37 – 06:42 Nee, ik heb het binnen de familie wel gehouden. Toch altijd ook een beetje … Ook daar is mijn zus wel wat fanatieker in dan ik. Maar het is ook wel zo, dat zeker in de beginjaren, tegenwoordig wordt het dan wat makkelijker, ik ben ook wel zeer regelmatig naar archieven geweest en alles, waar je gewoon ... Ja dan kost het ook wel het nodige geld, want dan moest je ook een euro per kopie of weet ik het wat, je steekt er dan ook veel geld en tijd in. En dan merk ik van veel genealogen, dan bescherm je het ook wel een beetje. Dan wordt het ook wel een beetje van: jij kan van mij wel een tak krijgen, maar wat doe jij dan voor mij? Omdat dat toch ... Het is niet zo van goh, leuk, ook als je op internet zit … En mensen die je niet zo goed kent benadert, nog afgezien van het feit dat je natuurlijk voor jezelf heel zorgvuldig moet zijn van klopt het wel, waar heb jij nou eigenlijk je informatie vandaan, hoe weet je dat nou eigenlijk, want er zijn mensen tussen die rotzooien maar wat aan, bij wijze van spreken. Die vinden weer wat op internet en dan denken ze dat ze een hele tak gevonden hebben, dus je moet heel zorgvuldig zijn, hoe authentiek is dat materiaal wat jij hebt, maar dat het ook om die reden vaak niet makkelijk uitgewisseld wordt, dat het lastig is om daar… En als je echt met iemand in contact komt en je merkt van he, wij kunnen ook echt veel voor elkaar betekenen dan loopt het op een gegeven moment wel, maar daar zit toch een vertrouwensdingetje vaak tussen. [Er moet wel een wisselwerking zijn?] Wel een wisselwerking zijn, want ik ga niet, ja, soms zijn er echt … Ja, ik ook wel hoor, en bij mijn zus nog meer, die heeft er ook echt heel veel geld in gestoken. Ik heb nog moeite gedaan om helemaal naar België te gaan om daar drie dagen een hotel met haar te pakken plus wat je daar nog allemaal ter plekke ... wat het je allemaal kost … Ja dat is wel allemaal heel leuk maar dat geeft ik liever niet zomaar uit handen aan een ander. 06:42 – 06:57 En je vertelde net al dat je bijvoorbeeld echt naar archieven toe bent geweest. Hoe is dat dan met internet? Speelt dat ook echt een rol in je onderzoek, hoe je dat doet tegenwoordig? Wat is daar het verschil mee, met vroeger? 06:57 – 10:16 Ja nu wel, omdat, vroeger kon je daar ook gewoon niet bij komen. Vroeger, dan praat ik over nou ja, voor het internet groot werd. Tot, pakweg, een jaar of 2000 ofzo, laten we daar maar de grens trekken. En dan is het natuurlijk ook nog heel lang zo geweest dat je bijvoorbeeld zoals zo’n GenLias, Dat zijn allemaal vrijwilligers die dat dan invoeren. Dan vind je maar heel oppervlakkige gegevens, dan kon je al die aktes dan wel weer aanvragen, dan helpt internet wel om de eerste stap te maken. En er waren natuurlijk wel archieven die hele boel zo hop, vrij het internet opzetten. Ja, dat is dan verschrikkelijk leuk als je dan precies een archief vindt waar jij ook daadwerkelijk wat aan hebt. Een tak van mijn … Want binnen mijn eigen familie, mijn eigen naam daar heeft mijn zus verschrikkelijk veel werk verzet, ik heb haar daar wel bij geholpen, maar zij heeft daar echt verreweg het grootste deel echt wel uiteindelijk gedaan. Alleen, toen 127
trouwde ik met mijn man, daar was binnen de familie helemaal, nou, het was onontgonnen gebied dus dat was sowieso heel leuk. Waarbij dan nog bij kwam dat zijn overgrootvader als ik het goed zeg, portretfotograaf was in Amsterdam, op de Nieuwendijk, dus dat, en de familie die alles bewaard heeft, dus als genealoog denk je dat je in luilekkerland terecht gekomen bent, want je vindt gewoon uit rond de eeuwwisseling, ik heb gewoon zulke fotoboeken, met portretfoto’s van een hele familie, nou wie heeft dat? Uit die tijd? Maar ja, als opa zelf portretfotograaf is, ja waar begin je dan mee? Eerst maar eens de hele familie ook eh … In kaart brengen [Wel heel leuk!] Ja, dat is geweldig. [Kan ik me voorstellen ja, er zijn niet heel veel mensen denk ik, die zoveel foto’s van hun voorouders hebben] Nee ik denk heel weinig mensen, tenminste, dat is wat ik denk. Ohja en jouw vorige vraag over die archieven: een andere tak binnen die familie van de moeders kant dan, die dan helemaal van zo’n Zuid-Hollands eiland af komt, bij Leerdam en Gorcum in de buurt, daar hebben, ik weet het niet meer, hoe dat archief heet, zo gauw uit mijn hoofd, die hebben een aantal jaar geleden al alles, ook de doopaktes, de hele mikmak staat daar zo op internet, ja dat is al megaleuk, want dan kan je ook hier thuis … Ik had natuurlijk ook jonge kinderen, en de laatste paar jaren had ik gewoon een heel druk leven, dus het is vrij lastig om dan te zeggen: nou ik ga eens even lekker drie dagen heen om te zoeken. Je moet toch voor die tijd, zat ik met mijn kleine kinderen in oppas, nou omdat mijn zus haar kinderen ouder zijn is dat voor haar makkelijker, die gingen inmiddels al naar de middelbare school. Dat scheelt al gauw een jaar of tien, vijftien met mijn kinderen. Ja, ik zat of met oppas of met mijn werk, dus dan is internet natuurlijk geweldig. Als je daar verder kan zoeken. 10:16 – 10:35 En wat voor gevoel krijg je erbij als je bezig was, of bezig bent, met het uitzoeken, van je, eh ik weet niet? Is het bij jou echt je stamboom of meer ook de verhalen er omheen, maar wat voor gevoel ontleen je daaraan? Is dat een beetje nostalgisch? 10:35 – 12:27 Ja, tweeledig denk ik. Ik heb het er wel eens over nagedacht waar die behoefte dan vandaan komt, waarom ik dat dan wil weten, wat dat dan is? Ik heb wel eens gedacht, ik weet dat ik echt jong was, mijn beide oma’s zijn vrij vroeg overleden, de enige die ik gekend heb is één opa van mij, toen was ik een jaar of 16, toen hij overleed en verder ken ik er helemaal niks van, dat heb ik altijd als een enorm gemis ervaren, dat ik de moeders van mijn moeder, van mijn vader en moeder niet gekend heb, dus dat misschien, dat je toch een beetje grip erop wil krijgen en begrip wil krijgen van wat voor leven leefden die mensen. Dus dat en ik heb ook altijd al heel erg, ik lees altijd heel erg graag boeken rondom dat soort tijd weet je, de eeuw van mijn vader, of het zwijgen van Maria Zachea, dat soort boeken waarbij je zoiets hebt van he, in dit soort tijd moet ik dat plaatsen, daar moet ik dan over nadenken. Verder heb ik, is het ook een soort kick om de kwartierstaat zover mogelijk gevuld krijgen, dat vind ik ook, dus dat is voor mijzelf, dat is ook wel een groot verschil met mijn zus denk ik, mijn zus is erg altijd bezig geweest van die stamvader en dan terug naar beneden, dus hoe completer ze de boel … Ze kwam laatst weer naar me toe en toen zei ze ja ik heb weer ergens een neef gevonden, weet ik het wat en daar was ook weer een lijn en een kind, en ik ben eigenlijk nog nooit, of nou weinig, van boven naar beneden gegaan, maar meer om mijn kwartierstaat gevuld te krijgen, dat is eigenlijk een soort kick, om al die vakkies … Om overal een naam in te krijgen. 12:27 – 13:07 En … Toen ik me ging inlezen op mijn onderzoek kwam ik erachter dat er echt wel een soort regels zijn waar genealogen zich aan houden, dus dat je altijd je bronnen heel goed checkt, dat namen op verschillende manier geschreven kunnen worden dus dat je daar erg op moet letten en dat 128
het toch ook steeds meer zo is dat mensen ... Wat jij hebt gevonden gaan gebruiken voor hun eigen stamboom. Zijn er daarin dingen die voor jou heel erg belangrijk zijn? 13:07 – 18:58 Ja, wat jij nu aanstipt, ja regels, dat is geschiedkundige kennis wat je nodig hebt. Kijk, dat namen allemaal anders geschreven worden, daarop moet ik natuurlijk heel alert zijn, want dat is natuurlijk ... Het grootste deel van mijn familie zit toch in de hoek waar men vaak of niet kon lezen of schrijven, er zijn er wel een paar bij waarvan je kunt zien: hé die zijn toch iets beter opgeleid, die schrijft zijn eigen naam al, maar het gros niet, en met mijn naam Ygosse, nou dan moet je heel scherp zijn, alles wat er maar enigszins fonetisch op kan lijken, moet je meenemen in je onderzoek, want je komt ‘m ook in alle soorten en maten tegen … Wij hadden op een gegeven moment, wij wisten, van mijn vader, dat zijn grootvader, dus mijn overgrootvader … Ik weet het niet, ik zit even te denken of daar nog een generatie tussen zat … Is uit België naar Nederland gekomen. Dus alles wat je met die achternaam tegenkwam, in mijn jeugd althans, inmiddels is die familie natuurlijk ook een stuk uitgebreid, maar waren altijd volle neven en nichten van mijn vader, altijd volle ooms en tantes en neven en nichten. Nou die wisten zelf al niet eens hoe die naam geschreven moest worden, daar was al geen consensus over. En het verhaal gaat altijd dat mijn grootvader, de generatie van mijn grootvader, heeft moeten kiezen, of het bijvoorbeeld de IJ van IJmuiden was of een i-grec. En mijn grootvader heeft gekozen voor de IJ van IJmuiden, maar er is ook een hele tak, die hebben toentertijd gewoon gekozen voor de i-grec, dus dan merk je al dat dat, dat die het al niet wisten eigenlijk. Ik denk zelf dat als ik nu naar mijn eigen generatie zou kijken dat ik zelf al in allerlei systemen zou staan met de IJ van IJmuiden of met een i-grec. Dus dat zij zelf al zoiets hadden van … Maar als ik een uittreksel aanvraag bij de burgerlijke stand krijg ik de IJ van IJmuiden, dus dan houd ik dat maar aan. En wat voor regeltjes, dus daar moet je scherp op zijn, en je moet ook meer leren van hoe doe ik een genealogisch onderzoek, je moet overal om denken dat je er moet gaan kijken, niet alleen bij de burgerlijke stand moet zoeken maar ook dat je bij de kerk moet zoeken en bij de meer notariële archieven moet gaan zoeken. Op de gekste plekken kom je natuurlijk informatie tegen. Daar moet je heel erg open voor staan, dat heb ik zelf ook gehad, dan moet je echt denken van waar kan ik nog meer gaan zoeken, waar moet ik nog meer aan gaan denken om te gaan zoeken. Want je bent natuurlijk wel allemaal amateurs, en dan krijg je meer jouw beginvraag: waar haal je je kennis vandaan? Hoe doe je eigenlijk genealogisch onderzoek? Waar moet je allemaal om denken? Dat heb ik allemaal echt moeten leren in het begin, het is niet alleen een trouwakte, oh nee, ik moet ook juist een huwelijkse bijlage hebben, ik moet juist ook heel erg opletten: wie staan er eigenlijk als getuigen onder, want dat zijn vaak … Dat zijn ook weer aanwijzingen want dat zijn vaak broers, zussen, ooms, tantes … Oh hee, die kom ik daar als getuigen tegen en daar als getuigen, oh nou, mag ik die link ook leggen? Dan mag ik die link waarschijnlijk ook leggen, en hoe zorgvuldig ben je dan? Leg je dan een link en zeg je van oh, hoppakee, of zeg je van ik heb nog een tweede bewijsstuk ergens nodig om die link ook echt … Maar die moet je wel al in je achterhoofd gaan houden, van hee, zou dat een tak zijn die ik mag linken? [En dan nog wat verder zeg maar onderbouwen met een andere bron?] Onderbouwen, en de vraag is of alle amateurs dat ook werkelijk zo goed doen. Want het is natuurlijk wel heel verleidelijk als je op een … Ik heb op een gegeven moment via … Toen een tante van mijn man overleed kwam ik in hun huis en zij hadden daar zeventig jaar gewoond. Zoals ik al zei, die familie heeft alles bewaard, toen heb ik echt alles waarvan ik enigszins dacht, want wij moesten dat huis ook opruimen, wij waren de enige overgebleven familie, ik heb echt ... Ik heb misschien wel een jaar, misschien wel twee jaar, alles aan schoenendozen en rommel boven bewaard. Ik heb ze 129
allemaal uitgeplozen en dus via een geboortekaartje contact gelegd met een stuk … Ooit familie, nou dat is heel leuk, via internet gaat dat dan gemakkelijk, die man is nu een jaar of, wat zal hij zijn, een jaar of 75, en die mailt dan af en toe, want die vond het heel leuk, dat er vanuit Amsterdam weer contact gelegd werd, en dan mailt hij me weer, ja dan heeft hij weer wat gevonden op internet, en hij heeft dus erg de neiging om dat allemaal te linken, want het is Werner en het komt allemaal uit Duitsland, dus dat zal dan wel erbij horen, terwijl ik denk van ja ho even, zo mag het niet [Nee precies, er moet wel wat meer achter zitten] Ja precies, je moet natuurlijk vanuit het heden naar het verleden zoeken, er naartoe, en niet denken van oh, dat vind ik een mooie naam, dat is natuurlijk net als met wapens in de familie, dat is natuurlijk allemaal mooi en prachtig, maar zo werkt het niet natuurlijk. 18:58 – 19:06 Dat is duidelijk, wat vond je het allerleukste om te ontdekken over je voorouders? 19:06 – 21:15 Eh … Ja, dat hangt er vanaf waar je precies … Als je het dichterbij haalt, vond ik erg leuk, een beetje aan mijn zus te danken hoor, maar ik eh … ben natuurlijk veel met haar mee geweest, we zijn natuurlijk veel samen gegaan en zij is begonnen de familie Ygosse die nog leefde in Nederland in kaart te brengen en we zijn ook gewoon op bezoek geweest bij allemaal nichten van mijn vader en allemaal … En daar zat dan soms twintig jaar leeftijdsverschil tussen, dan was mijn vader twintig jaar jonger en dan zaten er allemaal vrouwen van 80, 85, die dan hele levendige herinneringen hadden aan mijn overgrootmoeder ofzo, die daar hele verhalen over konden vertellen hoe dat was als ze bij oma op visite gingen vroeger en dat vond ik geweldig, en het besef dat er mensen volop in Nederland rondlopen, waarmee je een gedeelde geschiedenis blijkt te hebben, die kunnen zo helemaal aan je voorbij lopen maar je blijkt dan, als je eenmaal bij iemand op de koffie zit, komen dezelfde foto’s uit de schoenendozen en komen dezelfde verhalen, dat vind ik echt eh … Eén had het theelichtje van opoe nog op de … Brilletje hebben we ook nog … De gekste dingen. Eh … En ik vind het wel echt heel leuk dat ik nu ook daadwerkelijk een gevoel heb waar mijn achternaam ook vandaan komt, dat zijn nog wel theorieën, daar zijn we het niet altijd over eens, mijn zus en ik, maar ja, ik heb wel een bepaald beeld nu, een bepaald idee nu, hoe ik denk dat het zit, en dat vind ik wel heel leuk, vind ik wel fascinerend. Ik vind het wel jammer, we lopen daar wel vast, maar ja, dat is natuurlijk als het teveel een arbeidersmilieu is, dan loop je op een gegeven moment gewoon vast. Dan is het al geweldig dat je ergens tot 1600 gekomen bent en ... Ja zal je moeten accepteren dat het gewoon klaar is. Maar dat vind ik wel heel leuk. 21:15 – 21:43 Oké, en waren er ook dingen die je minder leuk vond of die je misschien minder aanspraken? Of … Waar je misschien ook een beetje van schrok toen je het uitvond? [Nee, dat heb ik eigenlijk niet zo gehad, nee, nee] Niet ... Foute oorlogsverledens of mensen die … Heel erg … [Nee] gezinnen die uit elkaar zijn gerukt of ... Want soms heb ik wel eens mensen gesproken die zeggen van ja … 21:43 – 22:57 Nou, dat zal best wel eh … De familie van mijn man bijvoorbeeld, zijn vader, grootvader ... Hebben gewerkt in Veenhuizen, maar die zaten … Die werkten daar, en ik weet niet of jij dat weet van Veenhuizen maar daar is toch een bepaald soort hiërarchie hè, hij hoorde daar ook bij de iets hogere ambtenaren dus dat was iets, die zaten daar ook wel prima, maar zoals mijn, toevallig dan, waar mijn zus het vorige week over had, schijnbaar een of andere broer van mijn betovergrootvader, die vader, die meegekomen is uit België in die tijd, want wij komen vanuit België, uit de omgeving Gent, ja die had in Veenhuizen gezeten, ze was nu bezig om uit te zoeken: 130
“waarom zou hij dan in Veenhuizen gezeten hebben?” En dan denk ik ja, misschien als dat dan er dan een neef is, dat zal dan wel, maar als je dan toch ontdekt dat hij daar gezeten hebt, dat is dan toch landloperij, dronkenschap, armoede, ik hou het ook maar gewoon op armoede, ja dat dat dan misschien als … Maar ik ben dat soort dingen niet tegengekomen. 22:57 – 23:28 Oké, eh … We hebben het net al een beetje gehad over de rol van archieven, dus dat je, toen je bezig was met je onderzoek ging je vooral naar archieven toe, toch? [Ja, ja] oké, en eh… Hoe is dat dan met fysieke plaatsen? Ja, je zei het net al bijvoorbeeld over die kerk in Gent, maar heb je dan ook als je op een fysieke plaats bent waar een van je voorouders heeft geleefd, dat je daar dan ook een bepaald gevoel bij krijgt dat dingen misschien op zijn plek vallen of…? 23:28 – 25:11 Ja ik heel erg, ik heb dat heel erg, dat vind ik eh … Ja nou ja Gent is een voorbeeld maar ik weet bijvoorbeeld dat dankzij een oom van mij die dat dan weer uitgezocht heeft, dat in het Openluchtmuseum in Enkhuizen, het straatje waar mijn oma geboren is, dat staat daar, dat huisje staat daar, en ik heb daar ook echt behoefte aan, of behoefte aan … Ik vind dat gewoon verschrikkelijk leuk. Om ja, al dat soort plekken, voor zover het kan, voor zover het lukt, om daar ook heen te gaan, omdat, en als ik daar dan loop om te proberen dat tot me door te laten dringen … Ja wat betekent dat dan? Als je hier geboren was, werkte, woonde, ja … Mijn opa is geboren in de Tuinstraat in Amsterdam en als je dat dan ooit, als je dan eh… Ik heb ook wel diverse boeken in huis daarover, over hoe dat dan was als je rond 1900 in de Tuinstraat geboren werd, ik bedoel, daar hoor je dan wel het een en ander over, en eh … Goh, ik eh, je weet ook wel dat ze uit een arbeidersmilieu kwamen, maar als je dan op dat soort foto’s ziet hoe dat soort omstandigheden waren dan denk je wel van zo … Of als je van je moeder gewoon weet dat je moeder van elf jaar in een dienstje bij de boer moest, dan denk je: elf jaar! En dan loop je door zo’n Openluchtmuseum weer, of door zo’n boerderij of weet ik het wat, ja dat doet mij wel echt wat, daar wil ik altijd proberen een vinger achter te krijgen. 25:11 – 25:28 Oké, wel erg leuk! Zijn er zaken die ervoor zorgen dat je je extra verbonden voelt met het verleden van je familie, bijvoorbeeld eh … Niet alleen in een archief, maar ook eh … Foto’s of objecten die hebben toebehoord aan je voorouders? 25:28 – 27:58 Ja, zelfs mensen die dan, eh … Als ik echt dingen heb uit mijn eigen familie … Eh … Ja ik ben gek op foto’s inderdaad, dus elke foto die we in handen hebben kunnen krijgen… Alleen nogmaals, dat was grotendeels toch … een arbeidersmilieu, dus hoeveel foto’s zijn er dan? Dus dan wordt je ook … zelfs van mijn oma’s dan, van beide oma’s, daar zijn niet echt erg veel foto’s, zeker niet de moeder van mijn vader, daar zijn niet veel foto’s van … Dus dan word je heel erg … Ja, die dingen die je wil … Dat zeg ik, ik denk echt wel eens dat die behoefte daar vandaan komt, dat ik wil weten hoe die twee vrouwen geleefd hebben. Eh … Maar in mijn mans familie, ja daar was verschrikkelijk veel, dus ik heb ook verschrikkelijk veel … Ik durf wel te zeggen dat ik veel in huis heb ook, en ik heb ook van een aantal dingen toen gedacht, en mijn schoonzusje interesseert het allemaal niet zo erg, ik voel ook een zekere … Verplichting, morele verplichting, ook al hoef ik het zelf misschien niet … Dan denk ik ja, voor de generatie na mij, dan ben ik degene die het weggegooid heeft. Dus ik heb een aantal dingen hier in huis, en ik heb ook wel gedacht, nou als die meiden straks de deur uit zijn, en ik kom met een aantal dingen naar voren, dat ze dat dan toch misschien wel heel erg leuk zullen vinden. Een merklap die geborduurd is door hun betovergroot moeder uit 1840 ofzo … Hij is prachtig ingelijst, nou ja, ik kan ‘m hier aan de muur hangen maar ik 131
heb gedacht misschien kan ik daar nog best een van mijn meiden weer een heel groot plezier doen, wat sieraden, wat eh … Er staat ook in de boekenkast het één en ander tussen wat … Ja … Ook een hoop troep van mijzelf hoor, dat is ook het probleem, ik heb gewoon teveel, dat is het misschien ook … Ik heb heel erg weinig en uit die familie kwam erg veel. Dus dan denk je toch van ja … Ik heb niet alles kunnen bewaren maar dan denk je toch van dat is wel erg bijzonder, dus dat ga ik dan toch vasthouden, dus misschien dat één van allen dat gaat waarderen. 27:58 – 28:16 Oké, eh … Hoe beschouw je jezelf door het doen van genealogisch onderzoek? Vind je jezelf echt een genealoog? Of … [Ja] meer een … Ja sommige mensen zeggen ik voel me meer een amateur, of een erg enthousiaste amateur, of … 28:16 – 28:34 Nou, dan hangt het tussen enthousiaste amateur en genealoog … Ja ik denk toch wel dat ik … Op de momenten dat ik tijd had en dat ik weer tijd ga hebben dat ik een fanatiekeling ben. Ja … 28:34 – 29:14 Oké, ik heb ook nog een aantal vragen die gaan over de verbinding tussen geschiedenis en eh genealogie zeg maar. Eh … De eerste vraag zeg maar over historische informatiebronnen en of je die betrouwbaar vindt of niet, bijvoorbeeld docenten geschiedenis op een middelbare school of universiteit, of boeken die over geschiedenis gaan, of eh … Ja, een museum met een met een historische inslag, zijn er daar zaken die je heel betrouwbaar vind of waar je van denkt van nou … 29:14 – 31:49 Nou ja, ik ben natuurlijk door mijn eigen achtergrond redelijk gescherpt om op te letten of je bronnen betrouwbaar zijn, dat is niet … Het is hartstikke leuk als ik de Quest historische aflevering neem ... Zeg maar Historia of weet ik het wat, maar ik snap wel dat als ik natuurlijk ... Ja hoe beter je bronmateriaal is hoe betrouwbaarder het is. En dus inderdaad, musea, goede boeken, goede schrijvers, dat je denkt … Wat is eigenlijk jouw achtergrond, daar ben ik wel scherp op, dat het bronnenmateriaal goed is, ik realiseer me alleen ook wel heel erg, zeker als je ook boeken gaat lezen op dat vlak, dat eh … Geschiedenis is natuurlijk altijd … Ja hoe moet je dat zeggen, daar zit altijd een zekere mate van subjectiviteit in, daar ontkom je niet aan, en hoe … Kijk maar gewoon puur naar jezelf, naar je eigen kleine familiegeschiedenis wat je zelf nu meegemaakt hebt, dan ben je 50 en dan heb je zelf … Dat je daar al een hele andere perceptie over kunt hebben. Kijk ik ben 50 en ik kom uit een groot gezin. Mijn zus die je hebt gesproken is één van de oudsten en ik ben een van de jongsten, er zit 10 jaar tussen ons. Wij waren met acht kinderen thuis. Haar beeld van het gezin bij ons thuis is al een heel ander beeld dan hoe ik dat beleefd heb. Wij hebben allebei een ander beeld terwijl we op papier uit hetzelfde gezin hebben. Wij hebben allebei een ander beeld van onze ouders, dat weet ik wel zeker. Daar herken je het al en dat is maar 10 jaar. Dus het is altijd ja, op welke stoel zat jij op dat moment, hoe is jouw leven misschien? Wat was jouw basis om daar naar te kijken? Dus daar moet je gewoon heel scherp in zijn. Het is ook maar vaak … Ja zeker een cijfer. Je gaat je een beeld vormen, of je nou Geert Mak heet … Ja ook die kijkt met een bepaalde bril terug, dat kan niet anders. Het kan niet anders dan dat je er zelf naar kijkt. Dus daar moet je heel voorzichtig in zijn. 31:49 – 32:00 En hoe kijk je aan tegen geschiedenis als vrijetijdsbesteding? Vind je dat leuk, ga je graag naar musea? 32:00 – 34:51 Ik kom … Specifiek in musea kom ik te weinig. Daar speelt ook wel een beetje een rol in: wat vind je omgeving daarvan. Als ik met mijn kinderen voor een museum sta, stond, dat zijn 132
niet zo van die museum gangers dus ja ... En mijn man ook niet zo … Dus dan moet ik al alleen gaan … En dat is al een hobbel die je dan toch weer nemen moet, want wil je dat dan, ja of nee? Een museum is ook een prachtig voorbeeld van als je daar met meerderen heen gaat dat je daar dan toch altijd met je eigen intentie loopt. Een heel mooi voorbeeld … Ik ben gek op geschiedenis dus dan probeer je dat zover mogelijk individueel te doen. Dus dan komt het inderdaad aan op het lezen, films kijken, noem maar op. Een mooi voorbeeld, een paar jaar terug zijn we naar het Boerhaave museum, in Leiden, gegaan. Toen was ik al aan mijn omscholing begonnen zeg maar. Nou de geschiedenis van de natuurwetenschappen vind ik ook helemaal geweldig, ik zal ook altijd proberen om daar wat van in mijn lessen in te bouwen en de kinderen mee lastig te vallen als dat kan. Nou dan is museum Boerhaave natuurlijk geweldig om rond te lopen. Maar dan merk ik al in mijn gezin hoe je daar allemaal met een hele andere intentie rondloopt. Er was een tijdelijke tentoonstelling over de wetten van Newton, dat was leuk hoor, het was een soort speeltuin. Dat vond mijn man bij wijze van spreken … ik vond het ook leuk hoor, daar niet van, maar nou, dat was helemaal geweldig. Eh … Yvette wist niet hoe snel ze er weg moest komen, die vind dat allemaal verschrikkelijk … Nou ja die speeltuin vond ze dan nog wel leuk met die Newton-achtige spelletjes, een beetje spelen met dat soort krachten. Sabine die je net gezien hebt, en Carola, hebben die hele collectie eh … Oh god hoe heet dat ook alweer? Waar alles op sterk water staat? Zo’n speciale naam, ik kom er even niet op. Maar dat vonden ze helemaal prachtig. Terwijl ik ook wel heb lopen kicken met de eerste microscoop van Van Leeuwenhoek en al die dingen, dan denk ik ja… Daar vertel ik over, dat lees ik allemaal en dat staat daar dan. Dus je gaat altijd … Dus dat is wel lastig, dat is met musea heel erg lastig. Maar nee, ja, waar ik ook op vakantie ga, of waar dan ook, ik zal me altijd proberen voor zover dat kan historisch in te lezen. Als ik naar Versailles ga wil ik lezen over Marie Antoinette, dan wil ik weten hoe dat was aan dat hof van Versailles en dan wil ik dat weten. 34:51 – 35:01 Oké, ja misschien is Boerhaave nog wel een museum waar de twee dingen die je superinteressant vind bij elkaar komen, op museaal vlak. 35:01 – 35:20 Ja dat is natuurlijk … Maar ik weet, en daar ben ik dan weer nog nooit geweest, volgens mij Teylers Museum ofzo, dat ik daar beslist naar toe moet, in Haarlem, maar daar ben ik dan gewoon … Ja daar ben ik dan nog nooit … Want krijg maar iemand mee, ga ik dan alleen.. 35:20 – 35:29 Ja, want in je eentje is dan vaak best wel weer een stap, om in je eentje een hele tijd rond te gaan lopen, dat is niet gezellig zeg maar. 35:29 – 36:13 Nee precies, nou hoeft … Kijk erheen en terug, dat wil je gezellig, in het museum zelf dat boeit me dan niet zoveel, dan vind ik dat prima. Dan heb ik ook zoiets van goh, weet je, we gaan samen naar binnen en we vinden elkaar wel weer bij de uitgang. Want het is heel vervelend om in een museum te lopen en iemand naast je te hebben die … waarvan je aan alle kanten merkt: die is er wel klaar mee [Ja, want dan voel je je opgejaagd] Want dan voel ik me opgejaagd, dus ik loop binnen het museum best wel heel graag alleen, dan vind ik dat ook prima om te zeggen: nou straks als je klaar bent, dan wacht je maar en dan vinden we elkaar wel. Dat doe ik graag, als we dan naar het museum gaan of als ik met anderen daar loop. 36:13 – 36:26 Welke soort geschiedenis is voor jou het belangrijkst. Is dat de geschiedenis van je eigen familie, of is dat meer grotere verhalen uit de geschiedenis in zijn algemeenheid?
133
36:26 – 36:47 Alles. [Alles?] Ja, alles. [En is het dan ook dat je de verhalen van je familie ophangt aan de grotere verhalen uit de geschiedenis?] Ja, dat probeer ik heel erg te plaatsen binnen de context van de tijdsgeest op zo’n moment, ja heel erg. 36:47 – 36:55 En wat is voor jou het onderscheid tussen een genealoog en een historicus? 36:55 – 37:40 Nou ik denk als je … Echt … puur jezelf een genealoog noemt dan ben je echt met familiegeschiedenis bezig. En dan je geschiedenis inpassen in de context. Terwijl bij een historicus is het misschien wel andersom. Die kijkt eerst naar de grote lijnen en het doorlopen van lijnen in de geschiedenis ... En plaatst daar allerlei familieverhalen … Ja ik weet niet, dat voelt voor mij anders. Ik denk bij een genealoog ga je wel echt vanuit de familie redeneren. Een historicus gaat meer … Ja andersom. 37:40 – 37:52 En wat is naar jouw idee de rol van een historicus in de samenleving, of wat voor werk doen historici? 37:52 – 38:47 Ja persoonlijk vind ik … Ik vind kennis van geschiedenis en historie verschrikkelijk belangrijk. Eh … Omdat dat je lessen leert voor de toekomst. Dus ik vind het heel dom en ondoordacht van mensen die zeggen: geschiedenis, dat is geweest, wat heb je daar nou aan? Ik hou er ook van om dingen heel klein te trekken. Dan denk ik ja, je hoeft maar 15 jaar bij dezelfde werkgever te werken om te weten hoe dingen gelopen zijn in de tijd, het verklaar vaak zoveel waarom we in het heden doen wat we doen. Dus ja, ik vind een historisch besef vreselijk belangrijk om het heden te duiden. Dat vooral denk ik. 38:47 – 39:06 Oké dat waren de vragen die ik had, ben ik nog dingen vergeten naar jouw idee of zijn er nog dingen die je had willen vertellen aan mij? [Nee, ik zou het zo snel niet weten eigenlijk]
134
Vraaggesprek met Marjan Hendriks, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015 Dikgedrukt = Marjan Hendriks Normale tekst = Eva Bleeker Algemene vragen Wat is uw nationaliteit? Nederlands Hoe oud bent u? 71 jaar Wat is uw hoogst genoten opleiding? Universitair, Nederlands, afgesloten in 1976 Hoeveel vrije tijd spendeert u, of heeft u gespendeerd aan het onderzoek naar uw voorouders? Ongeveer 20 uur per week Deelt u de kennis die u hebt opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek met anderen, of houdt u dit liever voor uzelf? Als ik van anderen vragen krijg, geef ik mijn informatie door. Ik wil pas op internet iets publiceren op het moment dat die gegevens correct en controleerbaar zijn. Waar heeft u de meeste kennis over genealogie en de praktijk van het doen van onderzoek opgedaan? Ik had al ervaring in het doen van onderzoek (in mijn studie en loopbaan in het onderwijs). Ik heb een cursus paleografie gevolgd voor ik aan het werken aan mijn stamboom begon. Oude handschriften lezen levert mij heel weinig problemen op, zelfs niet in het Frans, Duits of Engels. Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Op dit moment doe ik voornamelijk onderzoek via internet. Ik raadpleeg de originele bronnen die via scans beschikbaar zijn en controleer dan zelf of de scan op mijn voorouder betrekking heeft. Verder raadpleeg ik al gepubliceerde stambomen om op het spoor te komen van het vervolg van de lijnen die ik onderzoek. Ik controleer daarin wel alle gegevens die vermeld staan. Als ze niet verifieerbaar zijn, neem ik ze op “met een korreltje zout”. Wat voor gevoelens ontleent u aan het doen van genealogisch onderzoek? Het is voor mijn een aangename hobby, waarbij ik vroeger verworven vaardigheden weer kan gebruiken. Hoe kwam u erop om genealogisch onderzoek te gaan doen? Mijn moeder is indertijd begonnen met het uitzoeken van de voorouders van haar vader, Gerrit Groet. Toen zij ouder werd, lukte het haar niet meer om regelmatig naar de archieven te reizen om de oude boeken te raadplegen. Op mijn 50-ste verjaardag heb ik van haar het gehele verzamelde werk gekregen. Dat was 21 jaar geleden. Ik ben toen begonnen om die gegevens in het programma HAZA DATA digitaal te verwerken. Na mijn pensionering ben ik er serieuzer mee aan de gang gegaan. Op dit moment gebruik ik een Mac-programma: Reunion. Voor het maken van digitale scans en het bewerken ervan komen de vaardigheden op de computer van pas, die ik tijdens mijn leraarschap heb opgedaan.
135
Waren/zijn er bepaalde zaken die u erg belangrijk vond/vind tijdens uw genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld het combineren van digitale en analoge bronnen, het doorgeven van uw onderzoek aan andere generaties, het publiceren van uw onderzoek online, eerlijk zijn over de onduidelijkheid van sommige bronnen, etc.? De fase waarin ik nu ben met het onderzoek, beschouw ik als het opbouwen van een degelijke kapstok: van alle voorouders wil ik zo mogelijk een scan hebben van de doopakte/geboorteakte, de overlijdens- of begraafakte en de huwelijksakte. Van ieder echtpaar zoek ik ook alle kinderen uit dat huwelijk op, net als de kinderen die in een tweede huwelijk zijn geboren. Van alle kinderen probeer ik de doopaktes te vinden. Die geven vaak informatie over de getuigen bij de doop. Zo kan ik nog eens controleren of broers en zusters dan wel vaders en moeders van de ouders echt overeenkomen. Bij de huwelijksaktes staan ook getuigen genoemd. Die kunnen informatie geven over het al dan niet in leven zijn van de ouders en over andere verwanten, dan wel vrienden. Soms zijn er nog wel DTB-gegevens beschikbaar, maar niet online. Dan reis ik naar de archieven. Ik streef er naar om zo weinig mogelijk kosten te maken bij het zoeken naar gegevens. Dus als het is toegestaan, fotografeer ik de desbetreffende bladzij uit de boeken. Als deze kapstok gevuld is “tot de grens”, d.w.z. tot de laatste datum die nog via DTB of BS scans te vinden is, wil ik notariële aktes, belastingvermeldingen en juridische aktes erbij betrekken. Pas dan wil ik per lijn op internet publiceren. Wat vond u het allerleukst om te ontdekken over uw voorouders? Ik heb ontdekt dat in mijn voorouderbestand heel veel mensen geletterd waren, ook de vrouwen, tot in de 16de eeuw. Mijn voorouders waren allemaal Gereformeerd. Wellicht heeft dat te maken met het belang dat gehecht werd aan het zelf kunnen lezen van de Bijbel. Bij mijn voorouders heb ik drie “probleemgevallen” ontdekt. Een vader die verdwenen is met onbekende bestemming. Voortvluchtig wegens fraude met loterijen? Een moeder die drie “onechte” kinderen kreeg, waarvan het laatste kind bij haar huwelijk geëcht is door de latere echtgenoot. Daarna kreeg zij nog vele “echte” kinderen. Een moeder, die als weduwe drie “onechte” kinderen kreeg. Hier heb ik enkele vraagtekens. Ik ben dit nog aan het uitzoeken. Bij de voorouders van mijn man, allemaal Rooms-Katholieken, komt al in de 19de eeuw regelmatig voor dat de vader niet kan schrijven, laat staan zijn vrouw. Deze mensen waren voornamelijk werklieden, veenarbeiders e.d. Zijn er ook zaken die u erg zijn tegengevallen aan het doen van genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld de weinige informatie die te vinden is over vrouwelijke lijnen in de familie, en hoe gaat u daarmee om in uw onderzoek? Tot nu toe heb ik zelf de vrouwenlijn in een aantal gevallen kunnen terugvinden, door gebruik te maken van de scans van de DTB boeken. Doorzoeken in hetzelfde boek levert vaak nog een aantal 136
broers en zusters op met doopgetuigen. Veelal zijn dat broers of zusters, zwagers of schoonzusters van de ouders, soms de grootouders. Een enkele keer is de verwantschap vermeld. Door dat na te gaan, is een reconstructie te maken van het echtpaar dat in mijn stamboom thuishoort. Bij heel grote waaiers helpt het maken van een Excel bestand. Dat is gemakkelijker doorzoekbaar. Ik wil in de toekomst meer aandacht besteden aan de rol van de vrouwen in mijn familiegeschiedenis. Immers, zij waren meer dan alleen huisvrouw, echtgenote en moeder. Wellicht vind ik ergens aanknopingspunten om dat toe te voegen aan de stamboom. De kwaliteit van de informatie in de DTB boeken varieert heel erg. Sommige dorpen zijn vrij uitgebreid in hun vermeldingen, i.t.t. die in sommige steden. Per kerkgenootschap zijn er ook verschillen. In veel oudere boeken zijn wel de vader, maar niet de moeder vermeld. Het huwelijk is dan wel weer uit te zoeken: meestal vlak voor de geboorte van het eerste kind. Als in de huwelijksakte van de vader vermeld staat dat hij weduwnaar is, is soms ook de overlijdensdatum/begraafdatum van de voorgaande vrouw te vinden. Juist deze puzzels maken het genealogische onderzoek zo spannend. Wat is in uw onderzoek de rol van archieven (geweest)? Tot nu heb ik alleen de archieven in Alkmaar en Haarlem bezocht. Eén keer ben ik in Amsterdam geweest. In de klappers op beroepen heb ik een lijntje gevonden van een voorvader die uit Horn, Lippe in Duitsland kwam. De archivaris uit die stad heeft me de scan van de geboorte van deze man gestuurd. Die lijn ga ik in de komende periode daar verder uitzoeken. Hoe belangrijk zijn historische bronnen in uw genealogisch onderzoek? Historische bronnen heb ik nog niet toegevoegd. Dat is van latere datum. Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor u (geweest) tijdens uw genealogisch onderzoek? In NoordHolland heb ik een paar plaatsen bezocht waar voorouders gewoond hebben. Op een later tijdstip wil ik ook gaan vastleggen waar zij in die plaatsten precies gewoond hebben. Maar dan moet ik eerst naar de archieven in Alkmaar, Amsterdam en Haarlem. Op vakantie in Frankrijk heb ik plaatsen bezocht waar “mijn” hugenoten vandaan kwamen. Dat gaf enig inzicht in hun leefsituatie in die tijd. Dat wil ik op een later tijdstip uitvoeriger onderzoeken. Zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat u zich extra verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een bron op papier in een archief, een foto of een andersoortig object dat heeft toebehoord aan een van uw voorouders of juist een fysieke plek waar een voorouder heeft geleefd? Mijn grootouders hebben in de Eerste Wereldoorlog in Bergen (N-H) een kruidenierswinkeltje gehad. Zij hadden veel contact met de geïnterneerde Duitsers en Belgen. Die kwamen bij hen ’s avonds kaarten of praten. Uit die tijd heb ik voorwerpen die handgemaakt zijn: een broodplank, gemaakt door een Duitse soldaat, een brievenstandaard, een heft voor een kroontjespen, een bierkan. Dat zijn zaken die me erg aanspreken, omdat ik in mijn werkzame leven dertig jaar lang een opvangklas in het voortgezet onderwijs heb geleid voor vluchtelingen. Ik ben nu nog bestuurslid van Vluchtelingenwerk in Noord Holland. Die band met het verleden geeft een extra dimensie. 137
Beschouwt u zichzelf als historicus, amateur/hobbyist, genealoog of juist iets heel anders, en wat is dat dan? Ik beschouw mezelf als een enthousiaste amateur met specifieke belangstelling voor de sociale context van mensen. Ik vraag me steeds af: hoe leefden ze, wat bewoog hen te verhuizen uit hun geboorteplaats, hoe hebben man en vrouw elkaar ontmoet, onder welke omstandigheden. Hoe gingen ze om met verdriet van het overlijden van jonge kinderen? Hoe stelden ze zich op tegenover de (on-)gezonde belangstelling en begeleiding van de diakenen van hun kerk? Wat was hun sociale laag? In een later tijdstip zal daar bij komen, hoe veranderde tijdens hun leven de wereld? Welke uitvindingen hebben ze bewust meegemaakt? Mijn grootmoeder bijvoorbeeld het reizen per trein (ze is geboren in 1876), het verschijnen van auto’s op de weg, de radio, de televisie, het vliegtuig, de ruimtevaart. Zij is overleden in 1958. Zijn er historische informatiebronnen die u beschouwt als zeer betrouwbaar of juist helemaal niet, bijvoorbeeld een universitair docent geschiedenis, een docent op een middelbare school, een familielid dat een verhaal vertelt over het persoonlijke verleden of een historisch museum? Iedere historische bron dient a priori kritisch benaderd te worden. Ook geschreven contemporaine bronnen bevatten fouten, onbewust of bewust gemaakt. Mensen kunnen zaken verzwegen hebben voor de autoriteiten of fraaier voorgesteld dan in werkelijkheid. Mondelinge overdracht heeft het gevaar van kleuren van het verhaal naar de visie van de verteller. Hoe kijkt u tegen geschiedenis aan als vrijetijdsbesteding? Geschiedenis laat ons het verleden, ons verleden en de tegenwoordige tijd beter begrijpen. Hoe ouder je wordt, hoe gemakkelijker je de betrekkelijkheid van dingen gaat inzien. Er zijn verschillende soorten geschiedenis: het verleden van uw eigen familie, het verleden van een land of van een etnische groepering. Welke soort geschiedenis acht u het belangrijkst? Afhankelijk van de vraag die ik me op dat moment stel, is iedere “soort” geschiedenis belangrijk. Wat onderscheidt volgens u een historicus van een genealoog? Een genealoog heeft specifiek gerichte belangstelling, een historicus is breder georiënteerd. Hoe ziet u de toekomst van uw genealogische werkzaamheden voor zich? Ik hoop nog heel lang deze hobby te kunnen uitoefenen en op den duur door te publiceren wat ik gevonden heb, anderen van dienst te kunnen zijn.
138
Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 2809-2015 Dikgedrukt = Henk Werk Normale tekst = Eva Bleeker Algemene vragen Wat is uw nationaliteit? NL Hoe oud bent u? 69 Wat is uw hoogst genoten opleiding? HTS werktuigbouwkunde Hoeveel vrije tijd spendeert u, of heeft u gespendeerd aan het onderzoek naar uw voorouders? Moeilijk aan te geven. Schrijven boek: vier jaar dagelijks, 4 uur per dag. Deelt u de kennis die u hebt opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek met anderen, of houdt u dit liever voor uzelf? Delen via eigen website, e-mail, artikelen in (genealogische) periodieken, lezingen en boek. Waar heeft u de meeste kennis over genealogie en de praktijk van het doen van onderzoek opgedaan? Raadplegen internet, onderzoek in archieven (lijkt veel te staan op het internet, maar is eigenlijk nog maar een 'handjevol' informatie), periodieken en (elektronische) nieuwsbrieven NGV en CBG. Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Neemt een steeds belangrijker rol in door het ter beschikking komen van informatie, zoals via WieWasWie, Allefriezen, Allegroningers, militieregister, Genver, Delpher … Online kunnen zoeken in catalogi van archieven waardoor (geïndexeerde) bronnen sneller en gemakkelijker gevonden kunnen worden en daarmee een bezoek aan een archief efficiënter voorbereid kan worden. Veel beeldmateriaal geraadpleegd via het internet. Wat voor gevoelens ontleent u aan het doen van genealogisch onderzoek? Je voorouders komen tot leven. Antwoorden op: Wat waren de sociaaleconomische omstandigheden waaronder zij leefden? Wat deden ze voor de kost? Welke bijzondere gebeurtenissen (oorlogen, rampen, epidemieën) waren van invloed op hun leven? Hoe kwam u erop om genealogisch onderzoek te gaan doen? Nieuwsgierigheid naar het verleden van mijn voorouders. Laatste zetje in 1990 gekregen door het tv-programma 'Werken aan werk', waarin leden van de familie Werk in twee uitzendingen over 'werk' vertelden of terugkeken als zij uitgewerkt waren. Waren/zijn er bepaalde zaken die u erg belangrijk vond/vind tijdens uw genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld het combineren van digitale en analoge bronnen, het doorgeven van uw onderzoek aan andere generaties, het publiceren van uw onderzoek online, eerlijk zijn over de onduidelijkheid van sommige bronnen, etc.? Controleren van digitale én geschreven bronnen, bronvermelding in (eigen) publicaties, delen en doorgeven van informatie. 139
Wat vond u het aller leukst om te ontdekken over uw voorouders? Hoe toevallig een balletje kan gaan rollen. Zoals het leven van mijn betovergrootvader Hendrik Werk: geboren in Leiden, vrijwillig voor 6 jaar in militaire dienst getreden, in 1850 gepasporteerd (eervol ontslagen) in Groningen en in hetzelfde jaar in Groningen getrouwd met mijn betovergrootmoeder, koopvrouw / (kermis)reizigster Clara Tuntelaar. Hoe anders zou het zijn gelopen als zijn legeronderdeel elders zou zijn gestationeerd. Zijn er ook zaken die u erg zijn tegengevallen aan het doen van genealogisch onderzoek? 'Doodlopende' wegen. Onderzoek vreet tijd. Wat is in uw onderzoek de rol van archieven (geweest)? Zonder archieven geen gedegen onderzoek mogelijk. Vooral in het begin van mijn onderzoek de bereidwillige ondersteuning van archiefmedewerkers. Hoe belangrijk zijn historische bronnen in uw genealogisch onderzoek? Erg belangrijk. Maakt niet uit of het eigen onderzoek is of door derden gepubliceerd onderzoek (mits met bronvermelding). Niet uit te vlakken is Oral History ('gesproken geschiedenis'). Iedere genealoog in de dop raad ik aan zo vroeg mogelijk te beginnen om zijn of haar familie 'het hemd van het lijf te vragen'. Cruciaal voor mijn onderzoek, en het aankleden van de familiegeschiedenis, zijn foto's, knipsels en originele documenten, die door familieleden werden afgestaan. Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor u (geweest) tijdens uw genealogisch onderzoek? Beeldmateriaal is belangrijk voor het aankleden van de familiegeschiedenis, zoals huizen, winkels, grafzerken, kramen, schepen, bijzondere plekken. Rechten voor publicatie verwerven of objecten zelf vastleggen. Veel beeldmateriaal werd niet ter beschikking gesteld. Zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat u zich extra verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een bron op papier in een archief, een foto of een andersoortig object dat heeft toebehoord aan een van uw voorouders of juist een fysieke plek waar een voorouder heeft geleefd? Een portretfoto van betovergrootmoeder Trientje Bronsdijk (1835-1920) dat prominent bij mij aan de muur hangt. Beschouwt u zichzelf als historicus, amateur/hobbyist, genealoog of juist iets heel anders, en wat is dat dan? Genealoog en historicus. Zijn er historische informatiebronnen die u beschouwt als zeer betrouwbaar of juist helemaal niet, bijvoorbeeld een universitair docent geschiedenis, een docent op een middelbare school, een familielid dat een verhaal vertelt over het persoonlijke verleden of een historisch museum? Moeilijk van te voren in te schatten. Bronnen (van welke aard dan ook) niet voetstoots aannemen. Extra voorzichtig zijn met informatie op particuliere websites. Hoe kijkt u tegen geschiedenis aan als vrijetijdsbesteding? Vrijetijdsbesteding tussen aanhalingstekens. Begon na mijn pensioen vooral te lijken op 'werken'. Er zijn verschillende soorten geschiedenis: het verleden van uw eigen familie, het verleden van een land of van een etnische groepering. Welke soort geschiedenis acht u het belangrijkst? Ik maak geen onderscheid. Het een heeft met het ander te maken.
140
Wat onderscheidt volgens u een historicus van een genealoog? Een historicus is nog geen genealoog, een genealoog is in mijn ogen eveneens historicus. Wat voor werk denkt u dat een historicus kan doen? Wat is zijn of haar rol in de samenleving? Actuele gebeurtenissen plaatsen in historisch perspectief. Leren van het verleden?
Specifieke vragen over het boek en onderzoek ‘Groninger Kermis’ U heeft ervoor gekozen om de bevindingen over uw familie heel specifiek toe te spitsen op één aspect uit hun verleden, in uw geval het werken in gebakkramen op kermissen. Waarom heeft u deze hele specifieke vorm gekozen? De genealogische lijn loopt van Utrecht via Leiden naar Groningen. Over de Utrechtse voorouders (1650-1750) is weinig spectaculairs te melden. De Leidse voorouders (1740-1850) waren, bijna niemand uitgezonderd, werkzaam in de textielnijverheid. Over Leiden en de rol van de textielnijverheid zijn reeds boekenkasten volgeschreven. Ik had daar weinig aan toe kunnen voegen. Over de Groninger kermis, (Groninger) kermisexploitanten en de oorsprong van kermisgebak is echter nauwelijks gepubliceerd. Heeft u voordat u aan deze specifieke uitwerking begon ook bijvoorbeeld een kwartierstaat gemaakt, als een soort kapstok waaraan u uw verhaal kon ophangen? Ieder beginnend genealoog zal moeten beginnen met een stamreeks en een kwartierstaat (primaire bronnen: kerkelijke registers, burgerlijke stand, bevolkingsregisters). Het skelet zogezegd. Daarna komt de rest van het lichaam (secundaire bronnen: rechterlijke en notariële archieven, militaire bronnen, Algemeen Politieblad, raadsverslagen, familieadvertenties, Kamer van Koophandel, bouw- en hinderwetsvergunningen, kadaster, … En in mijn specifieke geval de vondst in Groningen van 4 archiefdozen met dossiers over de Groninger kermis. Zijn er soms ook verhalen of onderdelen uit het verleden van uw voorouders waarover u nog altijd niet voor honderd procent zeker bent of deze waar zijn, en hoe gaat/ging u daarmee om in de aanloop naar de publicatie van uw boek? Heeft u dat weggelaten, of wel vermeld maar met een kanttekening erbij, bijvoorbeeld? Ik ben niet zeker wie de natuurlijke vader van mijn oma was. Dat benoem ik, maar laat wel mijn twijfels blijken. In sommige gevallen heb ik, omdat de betreffende personen nog leven, namen of gevoelige informatie weggelaten. Wat is uw persoonlijke doel bij het publiceren van een boek over uw familieverleden? Is er bijvoorbeeld een specifieke doelgroep die u wil bereiken? Of was dit een relatief gemakkelijke vorm om al het werk dat u verricht heeft bij elkaar te brengen en te houden? Uiteindelijk verruilen we het tijdelijke voor het eeuwige. Zonde als niets anders rest dan een volle harde schijf en ladekasten met knipsels, foto's en documenten. Grote kans dat alles in de grijze bak belandt. Hoe ziet u de toekomst van uw genealogische werkzaamheden voor zich? Het schrijven van artikelen. Voorlopig op een laag pitje verder zoeken. Het accent ligt nu op de promotie van 'Groninger kermis'. Zijn er nog zaken die ik niet heb aangestipt, maar die u wel van wezenlijk belang acht?
141
Bij een dergelijk project komt nogal wat kijken. Keuze van de onderwerpen, indeling, redactie, opmaak, drukken en uitgeven. Veel opgestoken tijdens de cursus 'Het schrijven van een familiegeschiedenis' (CBG). Belangrijk is je te laten informeren door ervaringsdeskundigen en uitgeverijen te bezoeken. Uiteindelijk de keuze maken tussen uitgeven in eigen beheer (optimale vrijheid, maar financiële risico voor jou) of alles overlaten aan een uitgeverij. Ik heb gekozen voor een middenweg. Eigen beheer, maar distributie door het Centraal Boekhuis en verkoop via de boekhandel. Op 24 november geef ik in het Stamboomcafé de inleiding over de totstandkoming van 'Groninger kermis, werken op reis met gebakkramen 1850-1961'. Op die manier probeer ik op mijn beurt ervaring over te dragen. Aan wie, welke instantie draag ik mijn archief over? En wat draag ik over? Op welk moment? Zonde als alles op een gegeven moment met een vuilniswagen wordt afgevoerd.
142
Vraaggesprek met Hans Roelofs, genealogisch onderzoeker, gehouden op 26-10-2015 Dikgedrukt = Hans Roelofs Normale tekst = Eva Bleeker Algemene vragen Wat is uw nationaliteit? Nederlandse nationaliteit Hoe oud bent u? 68 jaar Wat is uw hoogst genoten opleiding? HBO opleiding + MO -akten Hoeveel vrije tijd spendeert u, of heeft u gespendeerd tijdens het onderzoek naar uw voorouders? Gedurende 2 jaar ruim 3 tot 4 uur per avond daarna (gepensioneerd) 5 jaar ruim 7 uur per dag. Deelt u de kennis die u hebt opgedaan tijdens uw genealogisch onderzoek met anderen, of houdt u dit liever voor uzelf? Ik heb wel contact met andere Roelofs onderzoekers, maar geen connectie gevonden m.b.t. mijn stamboom. Wel informatie uitgewisseld met familieleden. Waar heeft u de meeste kennis over genealogie en de praktijk van het doen van onderzoek opgedaan? Thuis (zelfstudie) op internet, websites, archieven (Noord-Hollands Archief in Haarlem, Stadsarchief in Amsterdam, Gelders Archief in Arnhem) Archief in Den Haag. Vragen stellen aan medewerkers waar ik het beste kon gaan zoeken, ed. Cursus paleografie in Noord-Hollands Archief in Haarlem. Welke rol heeft internet in uw onderzoek (gespeeld)? Grote rol om snel te kunnen opzoeken: Genlias, Familysearch, De digitale archieven die vrij toegankelijk zijn. Digitale archief van het Stadsarchief in Amsterdam is alleen vrij toegankelijk ter plekke, anders is het te kostbaar. Voor elke afbeelding, ook om te bekijken moet je betalen. De mogelijkheden worden steeds beter.
Wat voor gevoelens ontleent u aan het doen van genealogisch onderzoek? Historisch besef over het leven van mijn familieleden, ook al ken je ze niet persoonlijk. Wat ze moeten hebben meegemaakt om in soms zeer moeilijke omstandigheden door te kunnen gaan. 143
Veel kinderen die jong overleden, natuurrampen overleven (overstromingen, besmettelijke ziekten), De gevolgen van de oorlogen (Pruisische oorlogen, 1e en 2e wereldoorlog), armoede. Bewondering voor hun doorzettingsvermogen. Ongeloof dat over diverse onderwerpen nooit gesproken werd (dode kinderen, persoonlijke belevenissen: hoe hebben ze elkaar ontmoet, huwelijk, werk, bezigheden e.d.) Het gaat zoals het gaat. Hoe kwam u erop om genealogisch onderzoek te gaan doen? Interesse in waar mijn roots liggen van zowel vaders als moeders kant. De grote verschillen tussen de families. Waren/zijn er bepaalde zaken die u erg belangrijk vond/vind tijdens uw genealogisch onderzoek? Bijvoorbeeld het combineren van digitale en analoge bronnen, het doorgeven van uw onderzoek aan andere generaties, het publiceren van uw onderzoek online, eerlijk zijn over de onduidelijkheid van sommige bronnen, etc.? De gegevens moesten juist zijn: dus veel controleren. Op internet staan veel fouten, doordat de oude aktes niet goed gelezen werden, waardoor namen op verkeerde plaatsen werden gezet. geboortedata werden o.a. bij de verkeerde persoon geplaatst e.d. Alleen door die informatie te vergelijken met de echte akten, heb je de juiste gegevens. Kinderen moeten in de gelegenheid worden gesteld om hun familiegeschiedenis te kunnen lezen, om dat ook weer door te kunnen geven. Wat vond u het allerleukst om te ontdekken over uw voorouders? Dat mijn katholieke moeder uit een streng katholiek gezin eigenlijk van Lutherse afkomst was. Mijn voorouders van moeders kant bleken allemaal Luthers te zijn. Ten tweede, dat ik met 99,9% zekerheid heb kunnen vaststellen wie de vader van mijn opa was. Er gingen vele geruchten daarover in de familie. Die heb ik allemaal uitgeplozen en dus een naam kunnen plaatsen bij de, volgens de burgerlijke stand: Vader onbekend. Ook waarom de vader niet genoemd kon worden in de burgerlijke stand. (Hij was nog getrouw met een ander en kon in die tijd wettelijk zijn kinderen (4) niet erkennen. Zijn er ook zaken die u erg zijn tegengevallen aan het doen van genealogisch onderzoek? Ja, dat je op een gegeven ogenblik vastloopt. Wat is in uw onderzoek de rol van archieven (geweest)? Best groot i.v.m. de controle. Hoe belangrijk zijn historische bronnen in uw genealogisch onderzoek? Wel belangrijk: Voor de familie Roelofs heb ik onderzoek gedaan naar de loop van de Rijn/Waal/Pannerdenkanaal in Overbetuwe. Door een dijkdoorbraak is daar een wiel gevormd waar mijn familie rond 1700 is komen te wonen. De families Roelofs woonde in die buurt. 144
Roelofsen hadden ook dijkbewakingsplicht. Die informatie kun je in de historische bronnen vinden. Archiefwerk. Hoe belangrijk zijn fysieke plaatsen voor u (geweest) tijdens uw genealogisch onderzoek? Ik ben voor beide families naar de woonplaatsen gegaan zowel in Nederland, als België en Duitsland. Ik heb daar o.a. ook de kerken, straten, begraafplaatsen bezocht waar zij gedoopt, getrouwd en begraven zijn. Zijn er bepaalde zaken die ervoor zorgen dat u zich extra verbonden voelt met het verleden, bijvoorbeeld een bron op papier in een archief, een foto of een andersoortig object dat heeft toebehoord aan een van uw voorouders of juist een fysieke plek waar een voorouder heeft geleefd? Ja ik probeer zoveel mogelijk originele documenten en foto’s te verzamelen van mijn familieleden, voor zo ver mogelijk of anders heb ik daar foto’s van gemaakt. Beschouwt u zichzelf als historicus, amateur/hobbyist, genealoog of juist iets heel anders, en wat is dat dan? Genealoog en historicus. Zijn er historische informatiebronnen die u beschouwt als zeer betrouwbaar of juist helemaal niet, bijvoorbeeld een universitair docent geschiedenis, een docent op een middelbare school, een familielid dat een verhaal vertelt over het persoonlijke verleden of een historisch museum? Zelf ben ik ook docent. Niet alle docenten zijn zeer betrouwbaar. Ze zijn meestal afgestudeerd op een deelonderwerp. Een familielid verteld meestal een ingekleurd verhaal. Dat is een mooi startpunt. Vraag een broer of zus van hem /haar over dezelfde gebeurtenis en dan zitten daar toch aardige verschillen in. Er is altijd wel een kern die klopt. Een historisch museum is ook beperkt. Mijn grootvader heeft een belangrijke rol gespeeld met het aanleggen van de elektriciteit in Vlaardingen in het begin van de 20e eeuw. Ook wat betreft de ontwikkeling van de radio. Hij maakte o.a. eerder dan Philips radio’s. Maar het historisch museum van Vlaardingen en het archief van de gemeente Vlaardingen heeft daar geen informatie over. Ik heb alleen de informatie uit het persoonlijk archief van mijn grootvader. Hoe kijkt u tegen geschiedenis aan als vrijetijdsbesteding? Ik bezoek graag musea. Er zijn verschillende soorten geschiedenis: het verleden van uw eigen familie, het verleden van een land of van een etnische groepering. Welke soort geschiedenis acht u het belangrijkst? Geschiedenis is geschiedenis. Je familie behoort tot een etnische groep en leeft in een land. Het is dus met elkaar verbonden. Wat onderscheidt volgens u een historicus van een genealoog?
145
Een genealoog is een historicus m.b.t. de familiegeschiedenis, maar een historicus hoeft geen genealoog te zijn. Wat voor werk denkt u dat een historicus kan doen? Wat is zijn of haar rol in de samenleving? Feiten verzamelen en in een context plaatsen zodat mensen daar conclusies uit kunnen trekken en als argumenten kunnen gebruiken bij discussies. In elke tijd zullen uit dezelfde feiten andere argumenten gehaald kunnen worden. Specifieke vragen over de stamboeken U heeft ervoor gekozen om de bevindingen over uw familie heel uitgebreid te beschrijven in een publicatie waarin u ook de omgeving waar zij leefden meeneemt. Waarom heeft u deze hele specifieke vorm gekozen? Voor mijn publicaties geldt dat hoe mijn voorouders geleefd hebben afhankelijk is van de situatie waarin zij woonden. Heeft u voordat u aan deze specifieke uitwerking begon ook bijvoorbeeld een kwartierstaat gemaakt, als een soort kapstok waaraan u uw verhaal kon ophangen? Ik maakte gebruik van Aldfaer, waar alle gegevens over familieleden en naamgenoten van de beide families in geplaatst werden. Ook werden alle gegevens van partners en hun familie er in geplaatst. Op die manier ontstonden er vele verschillende stambomen. Bij vergelijking van die stambomen werd duidelijk of er familieconnecties zijn. Van bv. 2 families Roelofs die omstreeks 1700 in Doornenburg leefden bleek dat zij na 1700 geen link met elkaar hebben. Dat daarvoor wel een link moet zijn, aangezien er maar 60 families rond die tijd daar woonden, is jammer genoeg niet aan te tonen. Zijn er soms ook verhalen of onderdelen uit het verleden van uw voorouders waarover u nog altijd niet voor honderd procent zeker bent of deze waar zijn, en hoe gaat/ging u daarmee om in de aanloop naar de publicatie van uw boek? Heeft u dat weggelaten, of wel vermeld maar met een kanttekening erbij, bijvoorbeeld? Ik heb daar dan een kanttekening bij geplaatst of als het niet waar bleek te zijn heb ik die weggelaten. Wat is uw persoonlijke doel bij het publiceren van een boek over uw familieverleden? Is er bijvoorbeeld een specifieke doelgroep die u wil bereiken? Of was dit een relatief gemakkelijke vorm om al het werk dat u verricht heeft bij elkaar te brengen en te houden? Alleen voor naaste familieleden bestemd. Er blijkt geen directe connectie te zijn met andere Roelofs families in Nederland, dus dat heeft dan minder zin voor hun onderzoek. Hoe ziet u de toekomst van uw genealogische werkzaamheden voor zich? Verder gaan met dieper en langduriger onderzoek en aanvullende stambomen uitzoeken. 146
Zijn er nog zaken die ik niet heb aangestipt, maar die u wel van wezenlijk belang acht? Nee
147
Literatuurlijst Boeken en artikelen Ashton, Paul, en Hilda Kean, ‘Introduction: People and their pastst and public history today’ in: Idem, ed, Public History and heritage today. People and their pasts (Basingstoke 2009) Becker, Carl, ‘Everyman His Own Historian’, The American Historical Review 2 (1932) 221-236 Bennett, Judith M. en C. Warren Hollister, Medieval Europe. A Short History (tiende editie) (Boston 2006) Blois, L. de, en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2010) Digitaal Erfgoed Nederland, Nationale Strategie Digitaal Erfgoed (Den Haag 2015) Drie, Rob van, Nico Plomp en Aad van der Tang, Genealogie. Van stamboom tot familiegeschiedenis (’s-Gravenhage en Utrecht 1988) Drie, Rob van, e.a., Voorouders in Beeld. Stamboom en familiegeschiedenis (Woerden 1997) Drie, Rob van, Nico Plomp en Aad van der Tang, Genealogie. Van stamboom tot familiegeschiedenis (’s-Gravenhage en Utrecht 1988) Dudok van Heel, S.A.C., Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten, Uitgave Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (Den Haag 2008) dl. 1 Gardner, James, ‘Contested terrain. History, museums and the public’, The Public Historian 4 (2004) 11-21 Groot, Jerome de, Consuming History. Historians and heritage in contemporary popular culture (Londen en New York 2009) Groot, Jerome de, ‘On Genealogy’, Plenary address tot the inaugural conference of the IFPH (Amsterdam 2014) Hackney, Sheldon, ‘The American Identity’, The Public Historian 1 (1997) 11- 22 Hamerow, Theodore S., ‘The professionalization of historical learning’, Reviews in American history 3 (1986) 319 – 333 Jonge, A.D de, ‘Welke functie heeft de genealogie voor wie?’, De Maasgouw. Weekblad voor Limburgse geschiedenis, Taal- en Letterkunde 107 (1988) 227-235 Kammen, Michael, ‘Carl Becker redivivus. Or, is everyone really a historian?’, History and Theory 2 (2000) 230 – 242 Kean, Hilda, London Stories. Personal lives, public histories (Londen, Sydney en Chicago 2004)
148
Kean, Hilda, ‘People, Historians and Public History: Demystifying the process of History Making’, The Public Historian 3 (2010) 25-38 Light, Alison, Common People (Londen 2014) Lowenthal, David, The Past is a foreign country (Cambridge 1985) Lübbe, Hermann, Der Fortschritt und das Museum. Über den Grund unseres Vergnügens an historischen Gegenständen (Londen 1982) Kuiper, Yme Berend, ‘Genealogie, familiebesef en afstamming. Verkenningen van een cultureel antropoloog’, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) Nauta, Gerhard Jan, en Marco de Niet, De Digitale Feiten. Trends in digitaal erfgoed sinds 2008 (Den Haag 2015) Nierop, H.F.K, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw (Amsterdam 1990) Nieuwe Testament, Het Noble, Thomas F.X., e.a., Western civilization beyond boundaries. Volume II: since 1560 (zesde editie) (Boston 2011) Oude Testament, Het Plomp, Nico, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) Ribbens, Kees, Een Eigentijds Verleden. Alledaagse Historische Cultuur in Nederland, 1945-2000 (Hilversum 2002) Samuel, Raphael, Theatres of Memory. Vol. 1: Past and Present in Contemporary Culture (Londen en New York 1994) Santana Adele, en Donna J. Wood, ‘Transparency and social responsibility issues for Wikipedia’, Ethics and information technology 2 (2009) 133 – 144 Streng, J. C., ‘Stemme in staat’: de bestuurlijke elite in de stadsrepubliek Zwolle, 1579 – 1795 (Hilversum 1997) Thelen, David, en Roy Rosenzweig, The Presence of the past. Popular uses of history in American life (New York 1998) Tosh, John, Why History Matters (Basingstoke 2008) Winter, Jay, ‘The Generation of Memory: Reflections on the “Memory Boom” in Contemporary Historical Studies’, Bulletin of the German Historical Institute Washington 27 (2000) 3 – 33
149
Zuckerman, Michael, ‘The presence of the past, the end of history’, The Public Historian 1 (2000), 1922 Primaire bronnen Advertenties, Gen 1(2015) 81 Austen, Jane, Pride and Prejudice (Whitehall 1813) ‘Bij het eerste nummer’, Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandsche Genealogische Vereniging 1(1945) 1-2 Bruijn, Lilian de, ‘De oorlog van mijn vader’, Gen 2 (2015) 26-32 ‘Centraal Bureau voor de Genealogie. Jaarverslag 1994’ in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 3-9 Coster, Wim, ‘De baronesse, de dominee en het kind’, Gen 1 (2015) 8-16 ‘Digitaal’, Gen 1 (2015) 63 – 64 Berend van Dooren, ‘De patroniemval of hoe Bertram de Bruijn aan zijn naam kwam’, Gens Nostra 9 (2011) 417 – 427 ‘Dossier: Erfenissen van de oorlog’, Gen 2 (2015) 26 – 50 Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandse Genealogische Vereniging 1 (2014) Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandse Genealogische Vereniging 1 (2015) ‘Gesignaleerd’, Gen 1 (2015) 72 - 80. ‘Gesignaleerd’, Genealogie. Tijdschrift voor familiegeschiedenis 4 (2009) 147 – 156 GroninGEN, afdelingsblad van de NGV afdeling Groningen Hoitink, Yvette, ‘Vergeten’, Gen 1 (2015) 63 Jaarverslag 2014 Centraal Bureau voor Genealogie Jansen, Suzanna, Het Pauperparadijs (Amsterdam 2008) Maandblad van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap De Nederlandsche Leeuw, gehele eerste jaargang (1883) Neggers, Anton, ‘Chicanes ende quaetrouweheijt, d’Esten contra van Beerwinkel’, Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandse Genealogische Vereniging 1 (2014) 4-13 Roelofs, J.M.M., Mijn stamboom van de familie Brons-Pietersen (Hoofddorp 2014) Roelofs, J.M.M., Mijn stamboom van de familie Roelofs uit Doornenburg. Stamboom van de familie Roelofs, stamboom van de familie Meier (Hoofddorp 2014)
150
Scholl, Wim, ‘Digitaal’, Gens Nostra 1 (2014) 58-60 ‘Uittreksel uit het voorlopig reglement’, Maandblad van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap De Nederlandsche Leeuw 1 (1883) ‘Van de redactie’, Gens Nostra 1 (2014) 3 Veldhuis, Antonia, ‘Het archief van de stadhouders en de brieven van Cyriacus Hoorn, Gens Nostra 1 (2014) 28 - 36 Werk, Henk, Groninger Kermis.Werken op reis met gebakkramen,1850 – 1961(Zoetermeer 2015) Websites ‘De zeven pijlers van het genealogisch Onderzoek’: http://www.cbg.nl/index.php/1183/Zeven+pijlers+van+het+genealogisch+onderzoek?newsid=1183 (geraadpleegd op 24-11-2015). Gibbs Frederick W., and Trevor J. Owens, ‘The Hermeneutics of Data and Historical Writing’ in: Jack Dougherty and Kristen Nawrotzki, Writing History in the Digital Age (2012) zie: http://writinghistory.trincoll.edu/data/gibbs-owens-2012-spring/ ‘Groninger Kermis. Werken op reis met gebakkramen 1850-1961’, verkooppagina op webwinkel bol.com: http://www.bol.com/nl/p/groninger-kermis/9200000045944935/ (geraadpleegd op 26-112015) Jaargangen Gens Nostra tussen 2007 en 2015, beschikbaar via: http://www.ngv.nl/wwwGNO/homepage.php?action=GN2005-2013&frams=n (Geraadpleegd op 2611-2015). Johnson Malm, Carolina, ‘Genealogy and the problem of biological essentialism’: http://publichistorycommons.org/genealogy-and-biological-essentialism/#more-8521 (geraadpleegd op 22-11-2015) Knevel, Paul, ‘Genealogy from below’: http://publichistorycommons.org/genealogy-frombelow/#more-8519 (geraadpleegd op 23-11-2015) Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis: http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015) Nederlandse Genealogische Vereniging, afd. Kempen- en Peelland (2013): http://www.ngv.nl/wwwKPL/downloads/tijdschrift-03-2013.pdf (geraadpleegd op 24-11-2015) NTR Academie: stamboomonderzoek, aflevering acht: secundaire bronnen: http://ntracademie.nl/cursussen/cursuspagina/10-stappencursus-stamboomonderzoek/stap/8.html (geraadpleegd op 27-12-2015) Organisatie Wiewaswie: https://www.wiewaswie.nl/over-ons/organisatie-wiewaswie/ (geraadpleegd op 8-4-2015)
151
Poertner, Regina, ‘Genealogy, public history, and cyber kinship’: http://publichistorycommons.org/genealogy-public-history-and-cyber-kinship/ (geraadpleegd op 2211-2015) ‘Schrijver werkt 25 jaar aan boek over 'Groninger kermis'’, interview met Henk Werk, gehouden door RTV Noord: http://www.rtvnoord.nl/nieuws/151655/Schrijver-werkt-25-jaar-aan-boek-overGroninger-kermis (geraadpleegd op 26-11-2015) Trevisan, Sarah, ‘History and tradition, genealogical practice before 1700’: http://publichistorycommons.org/history-and-tradition-genealogical-practice/#more-8517 (geraadpleegd op 23-11-2015) Webstek Gens Nostra, het tijdschrift van de Nederlandse Genealogische Vereniging: http://www.ngv.nl/wwwGNO/index.php?site=GNO (geraadpleegd op 26-11-2015)
152