Consensus, time management gedrag en coördinatiegedrag op de verpleegafdeling Neurologie
Bijlagen
Eindhoven, 11 december 2007 Afstudeerrapport H.G.F. Mertens (0515721) Technische Bedrijfskunde
Afstudeerrapport:
Consensus, time management gedrag en coördinatiegedrag op de verpleegafdeling Neurologie
Auteur:
H.G.F. Mertens (studentnummer 0515721) Technische Bedrijfskunde Vakgroep Human Performance Management
Eerste begeleider:
Dr. Ir. P.A.M. Kleingeld Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Technologie Management Vakgroep Human Performance Management
Tweede begeleider:
Dr. H.F.J.M. van Tuijl Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Technologie Management Vakgroep Human Performance Management
Opdrachtgever:
Catharina-ziekenhuis Human Resource Management Eindhoven
Bedrijfsbegeleiders:
M. Jansen Hoofd Kliniek Neurologie Ir. J.P.C. Heijman-van Gemert Adviseur HRM
Periode:
Maart – december 2007
I
Inhoudsopgave Bijlage 1. Organogram CZE..........................................................................................................................1 Bijlage 2. Organogram Functiegroep Neurologie .........................................................................................2 Bijlage 3. Organogram en functiebeschrijvingen Neurologie .......................................................................3 Bijlage 4. Omschrijving andere disciplines...................................................................................................5 Bijlage 5. Routine zorgplan voor een CVA-patiënt ......................................................................................6 Bijlage 6. Porras probleemdiagnose ............................................................................................................10 Bijlage 7. Structuur van de VBBA ..............................................................................................................12 Bijlage 8. Vragenlijst werkbeleving ............................................................................................................13 Bijlage 9. Beheersmaatregelen en kwaliteitscriteria....................................................................................22 Bijlage 10. Tijdregistratieformulier.............................................................................................................24 Bijlage 11. Vragenlijst tijdregistratie ..........................................................................................................28 Bijlage 12. T-testen achtergrondvariabelen.................................................................................................40 Bijlage 13. Factoranalyse vragenlijstschaal Consensus ..............................................................................41 Bijlage 14. Beschrijvende statistieken en correlaties Neurologie ...............................................................42 Bijlage 15. Verschillen tussen functies .......................................................................................................43 Bijlage 16. Regressieanalyse .......................................................................................................................44 Bijlage 17. Aanvullende mediatie testen .....................................................................................................45 Bijlage 18. Vergelijking met referentiegegevens ........................................................................................47 Bijlage 19. Verschillen tussen afdelingen ...................................................................................................50 Bijlage 20. Helpen met eten en transport van patiënten ..............................................................................51 Lijst met tabellen en figuren........................................................................................................................52
I
Bijlage 1. Organogram CZE
Figuur B.1: Organogram CZE
1
Bijlage 2. Organogram Functiegroep Neurologie
Figuur B.2: Organogram functiegroep Neurologie
2
Bijlage 3. Organogram en functiebeschrijvingen Neurologie
Figuur B.3: Organogram verpleegafdeling Neurologie De verschillende functionarissen hebben de volgende taken en verantwoordelijkheden: Hoofd kliniek (HK): het hoofd kliniek is verantwoordelijk voor het bewaken en bevorderen van de kwaliteit op de afdeling, realiseren van de continuïteit van de zorgverlening op afdelingsniveau, afstemmen van de afdeling op andere afdelingen, mede ontwikkelen van het verpleegkundige beleid en het bedrijfsmatig sturen, beheren en beheersen van de aan de afdeling toegekende budgetten. Teamleider (TL): de teamleider ziet toe op de patiëntenzorg op de verpleegafdeling, geeft inhoudelijke ondersteuning, stemt beschikbare middelen (zowel personele als overige middelen) af op de zorgvraag en houdt toezicht op de praktijkbegeleiding van nieuwe werknemers en leerlingen. Praktijkopleider: de praktijkopleider coördineert de uitvoering van het praktijkleerplan van leerlingen, begeleidt en ondersteunt verpleegkundigen in het begeleiden van leerlingen en ontwikkelt het beleid op het gebied van kwaliteitszorg, professionalisering en deskundigheidsbevordering. MS verpleegkundige: de MS verpleegkundige is gespecialiseerd in de verpleging en behandeling van MS patiënten en houdt spreekuur op de polikliniek van de functiegroep Neurologie. Verpleegkundigen op de verpleegafdeling kunnen de hulp van de MS verpleegkundige inroepen indien zij dat noodzakelijk achten. Afdelingssecretaresse: de afdelingssecretaresse vervult de receptiefunctie voor de afdeling en voert de administratieve ondersteuning uit van de opname, het verblijf en het ontslag van patiënten.
3
Senior verpleegkundige (SR. VPK): een senior verpleegkundige voert in principe dezelfde taken uit als de verpleegkundige, maar handelt daarbij ook preventief in de patiëntenzorg en geeft voorlichting. Daarnaast ondersteunt de senior verpleegkundige collega’s in het methodisch denken, signaleert knelpunten in de zorgverlening en draagt hiervoor oplossingen aan. Verpleegkundige (VPK): het doel van de functie is het verzorgen en begeleiden van patiënten, het uitvoeren van (alle) verpleegtechnische handelingen en het begeleiden van familie en leerlingen. Verpleegkundigen hanteren daarbij het methodisch handelen door het vaststellen, plannen, uitvoeren en evalueren van de zorg volgens protocollen en procedures. Daarnaast coördineren en waarborgen verpleegkundigen de continuïteit van zorg door te registreren, overdragen en overleggen. Ook voeren ze opnamegesprekken en lopen ze visite met artsen. Verzorgende (VZ): het doel van de functie is het verzorgen en begeleiden van patiënten en het uitvoeren van bepaalde standaard verpleegtechnische handelingen. Daarnaast registreren verzorgenden in het verpleegdossier, coördineren en overleggen ze met collega’s en begeleiden ze leerlingen. Verzorgenden mogen geen opnamegesprek houden en geen visite lopen. Leerling verpleegkundige / verzorgende (LL): op de verpleegafdeling lopen HBO-v (dag en duaal) en MBO-v (bol en bbl) studenten stage om het vak van respectievelijk verpleegkundige of verzorgende te leren. Zij worden daarbij begeleid door twee medewerkers van de vaste staf.
4
Bijlage 4. Omschrijving andere disciplines Voedingsassistente De voedingsassistente deelt het ontbijt, lunch, avondeten en twee maal per dag drinken uit aan de patiënten. Daarnaast is zij verantwoordelijk voor de afdelingskeuken en het voorraadbeheer en inventariseert zij wat de patiënten de volgende dag willen eten (beperkte keuzemogelijkheid). Fysiotherapeut De fysiotherapeut wordt op dag 1 van de opname in consult geroepen. De fysiotherapeut doet lichamelijk onderzoek bij de patiënt en adviseert op welke wijze een patiënt moet worden ondersteund met lopen en zitten en op welke wijze een patiënt uit bed moeten worden gehaald. Doorgaans komt de fysiotherapeut dagelijks oefenen met de patiënt en rapporteert meteen aansluitend. De fysiotherapeut rapporteert aan de hand van een kruisjeslijst in het verpleegkundig dossier. Ergotherapeut De ergotherapeut wordt op dag 1 van de opname in consult geroepen. De fysiotherapeut neemt gestandaardiseerde testen af om de coördinatiebeperkingen van de patiënt in kaart te brengen. Hieruit volgt een advies aan de verpleegkundige hoe de patiënt behandeld moet worden. De ergotherapeut rapporteert meteen na de testen op het multidisciplinaire blad in het verpleegkundig dossier. Logopedist De logopediste controleert de gestandaardiseerde sliktest die de verpleegkundige heeft uitgevoerd op dag 1. Hieruit volgt een advies over de voeding. Indien nodig wordt deze test later herhaald. De logopediste rapporteert meteen na de testen op het multidisciplinaire blad in het verpleegkundig dossier. De uitslag geeft logopedie door aan de verpleegkundige en aan de keuken. Transer verpleegkundige De transferverpleegkundige wordt op dag 1 van de opname in consult geroepen. De transfer verpleegkundige brengt in kaart wat de thuissituatie van de patiënt is en welke mogelijkheden er zijn voor de patiënt na ontslag. De transferverpleegkundige rapporteert over het gesprek met de familie/patiënt, de benodigde zorg voor de patiënt na ontslag en geeft informatie over het vervolgtraject en over de contacten met de nazorginstellingen. De transfer-afdeling heeft 2x per week contact met de verpleeghuizen. Diëtist De diëtiste bepaalt welk dieet de patiënt krijgt en rapporteert dit op het formulier diëtetiek in het verpleegkundig dossier. Verpleegkundigen moeten patiënten daartoe eerst wegen. Maatschappelijk werker De maatschappelijk werker kan in consult worden geroepen indien een patient psychische klachten heeft of als de patient en/of familie het moeilijk heeft met de opname van de patiënt.
5
Bijlage 5. Routine zorgplan voor een CVA-patiënt Titel Stroke (CVA zorgplan) Herkomst NEU Documentsoort Afdelingsgebonden protocol Doel Doelgroep Stroke Unit CVA patiënten:
TIA Herseninfarct Hersenbloeding S.A.B (sub arachnoidale bloeding) Afwijkende indicatie p/o neuroloog
Opnameprocedure: Op de Stroke Unit worden alleen acute CVA’s opgenomen (kamer 58, 59). Geen ander specialisme opnemen. Indien alle bedden bezet zijn tijdig bekijken wie er als eerste naar een andere kamer overgeplaatst kan worden. Het 7e strokebed (kamer 65) is alleen bedoeld voor terminale, onrustige of ernstig zieke CVA patiënten. Opnameduur: Kan per patiënt verschillend zijn. Er dient dagelijks overleg te zijn tussen verpleegkundige en de behandelend arts over de opnameduur van een patiënt op de Stroke Unit. Uitgangspunt is maximaal 5-7 dagen. Algemene opmerkingen: Alle CVA patiënten dienen verzorgd te worden volgens het neuro revalidatie principe. De strokelijst is een 24-uurs lijst en wordt door nachtdienst vervangen. Strokelijst bij patiënt bewaren, na stoppen lijst in verpleegdossier opslaan.
6
Doel van opname op stroke unit:
Nauwkeurige observatie van vitale functies m.b.v. monitors Observatie klinisch beeld Snel ingrijpen bij veranderingen. Opstarten revalidatie proces. Snel stellen van diagnose
Inhoudsopgave Hygiëne en Infectiepreventie Richtlijnen Hygiëne en Infectiepreventie
Werkwijze
Dag 1 Voorbereiding: Door neuroloog patiënt telefonisch aanmelden aan de verpleegafdeling. Tel: 8050 Als een patiënt aangekondigd wordt door de SEH, navragen aan welke kant de patiënt een parese heeft, zodat de patiënt, indien mogelijk, meteen op de goede plaats op de kamer gelegd kan worden. Standaard op SEH:
Neurologisch onderzoek Afnemen van medische anamnese,(evt. hetero anamnese) Cito bloedafname van: Hb, Ht, Leuco, Tromb, Na, Ka, Kreat, Gluc, BSE, Alk. Fosfatase, γ-gt, ASAT, ALAT-INR, CRP Standaard inbrengen van een venflon, ook bij TIA Maken van ECG Maken van X-thorax Maken en/of regelen van een CT-scan (duidelijk op SEH-lijst noteren) Meten van bloeddruk, pols, temperatuur, pupil en bewustzijn Beleid afspreken ten aanzien van het wel of niet reanimeren Beleid afspreken ten aanzien van anticoagulantia (opstart dosis Acetosal, Sintrommitis, Heparine, enz. Bespreken dat patiënt op Stroke Unit komt, en wat het doel daarvan is Alle afspraken die gemaakt worden dient arts direct in te vullen in verpleegkundig dossier
Bijvoorbeeld:
Indien infuus: hoeveelheid afspreken Medicatiebeleid + gebruik thuismedicatie
Consulten:
Transferverpleegkundige, fysiotherapie, logopedie, ergotherapie Op verpleegafdeling bonnen invullen of in computer consult invoeren.
Standaard op de verpleegafdeling:
7
Opvang van patiënt en familie Patiënt wordt in verband met neuro revalidatie zoveel mogelijk op de juiste plaats gelegd Bij binnenkomst op afdeling wordt de stroke lijst aangelegd. Meten van pols/tensie/temp/ademhaling/pupil/EMVscore/krachtmeting/saturatie o ─ Eerste 24 uur à 3 uur o ─ Actie ondernemen bij syst. > 230 en/of diast. > 135 o ─ Temperatuurcontrole à 3 uur (oorthermometer)
Indien nodig zuurstof aansluiten. o Standaard saturatie meten bij patiënt. Bij een Sat < 95% 1 à 2 LO2 toedienen, tot waarde stijgt tussen 95-99% Bij temp: > 38.5º C start Paracetamol 4xdd 1000mg Supp./ 6xdd 500mg tabl. Bij temp: > 38.5°°C afnemen urinesediment, X-thorax maken, afwijkende saturatie (t.o.v. uitgangswaarden >10% gedaald) doorgeven aan neuroloog Vochtintake oraal/parenteraal noteren op stroke lijst. Eventueel voortzetten van infuusbeleid (voornamelijk NaCl 0,9%) T.a.v. Medicatiebeleid:
Navragen of de patiënt door moet gaan met thuismedicatie Starten met Fragmin 2500ie s.c bij elke CVA patiënt (afhankelijk van gewicht >85kg 5000ie s.c toedienen) Zonodig uitzuigapparatuur klaarzetten Afnemen van een korte verpleegkundige anamnese, met de patiënt zelf, of heteroanamnese Vervolg Gordon anamnese plannen binnen drie dagen Informatiefolders aan patiënt en/of familie geven: o o
o o o o o o
Folder afdeling Neurologie Folder de Stroke Unit Folder bezoektijden; hierop telefoonnummer van afdeling vermelden en naam van zaalarts Folder transferverpleegkundige Samen verder, stap voor stap CVA info wijzer met daarin de folders:
-Heb hart voor je hoofd -Een beroerte en dan
Controle op slikfunctie volgens slikprotocol. o Op door de weekse dagen de logopedie de sliktest af laten nemen. o S’ avonds en in het weekend door vaste staf verpleegkundige. o Bij medicatie toediening, eerst overleg met neuroloog voor eventueel inbrengen maagsonde. Bij verdenking urineretentie: 1. Blaas bladderen met bladderscan 2. Zonodig intermitterend catheteriseren. 3. Zonodig verblijfscatheter Decubitus observatie en zonodig actie ondernemen. Zonodig Primo of duo bed regelen bij decubitusverpleegkundige (sein 117774) Hanteren van de NDT transferlijst, boven bed Wisselligging à 3uur indien patiënt zelf niet kan draaien.
8
Dag 2
Strokelijst controle à 6 uur TSH-cntrole bij Atrium fibrilleren Controle op slikfunctie, zie dag 1 Start eventueel opklimmend sondevoeding in overleg met neuroloog, indien sliktest negatief is. Consult dietiste uitschrijven door verpleegkundige. Eventueel venflonnaaldje verwijderen Overleg met fysiotherapie, o.a. over rompbalans, en transfers Mobiliseren in overleg met de arts Neu 05, glu, ureum, chol, triglyceride: Alleen bepalen bij man < 75 jaar, vrouw < 80 jaar
Dag 3
Dagcurve + controle HbA1C Controles Temp, pols Tensie saturatie 2x dd Observatie parese volgens MRC schaal Overplaatsen patiënt in overleg met neuroloog naar revalidatie kamer of elders op de afdeling. Mondelinge overdracht naar collega die patiënt overneemt.
Dag 4
Pols en Tensie 2x dd Temperatuur 1x dd
Dag 5 en verder
Pols, tensie, temperatuur 1x dd Ontslag procedure bespreken tijdens visite.
9
Bijlage 6. Porras probleemdiagnose Tabel B.1: Initiële lijst met knelpunten uit interviews, observatie en bedrijfsdocumentatie
Nr. Knelpunt
Bron
1
Interview (2x genoemd) Observatie Interview (1x genoemd) Observatie Interview (1x genoemd)
2 3 4 5 6
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Verpleegkundigen moeten werkzaamheden onderbreken door telefoontjes en vragen van familie. Verpleegkundigen moeten werkzaamheden onderbreken doordat patiënten ‘bellen’. Werkdruk wordt ervaren als er veel spoedopnamen op een dag zijn. Specialisten en consulten bezoeken de verpleegafdeling zoals het hen uitkomt. Sommige verpleegkundigen worden onrustig als de werkdruk toeneemt. De verpleegkundige anamnese wordt vaak niet of half en/of niet binnen de afgesproken 72 uur na opname afgenomen. Rapportage is vaak niet volledig of zaken worden vergeten door een gebrek aan tijd. Voorlichting aan patiënten m.b.t. onderzoeken krijgt te weinig aandacht door gebrek aan tijd. Specifieke zorgplannen worden nauwelijks gemaakt door gebrek aan tijd. Sommige verpleegkundigen plannen niet slim genoeg. Verpleegkundigen moeten hun werk onderbreken of uitstellen omdat er iets tussenkomt. Patiënten vinden het niet prettig als de zorg onderbroken wordt. Aantal patiënten verschilt per dag. Sommige verpleegkundigen nemen niet de regie in handen. Sommige verpleegkundigen ervaren in een bepaalde situatie eerder werkdruk dan andere verpleegkundigen. Aantal patiënten dat veel zorg nodig heeft verschilt per week. Het sluiten van bedden is noodzakelijk indien men geen verantwoorde zorg meer kan leveren. Er wordt niet altijd aan bed gerapporteerd, terwijl dit eigenlijk wel is afgesproken. Sommige verpleegkundigen voeren alle aspecten van een wasbeurt uit, terwijl de tijddruk dit niet toe laat en het beter is als bepaalde aspecten achterwege zouden worden gelaten.
Interview (1x genoemd) Interview (1x genoemd) Interview (2x genoemd) Overdrachtsformulier Opmerking Interview (1x genoemd) Interview (1x genoemd) Interview (2x genoemd) Interview (2x genoemd) Observatie Evaluatie van ontslaggesprek Verslag PTO Observatie Data bedbezetting per dag Interview (1x genoemd) Interview (1x genoemd) Observatie Observatie Interview (2x genoemd) Interview (2x genoemd) Interview (2x genoemd)
10
Tabel B.2: Definitieve lijst met knelpunten uit interviews, observatie en bedrijfsdocumentatie
Nr. Knelpunt
Initiële knelpunten
10 11 12 13 15 17 18 21 22 23 24.
1 2 13,16 1,2,4 10,14 18,19 5,15 6,7,8,9 1,2,11 12 17
Invloed extra hulpvraag patiënt Invloed vragen van familie Variabele patiëntenmix Basisproces aan verstoringen onderhevig Verschillen in toepassing van time management vaardigheden Verschillen in rolverwachting en rolopvatting Verschillen in werkdrukbeleving Zorgkwaliteit onder druk Verpleegkundigen moeten zorg aan bed onderbreken Negatieve effecten op patiëntentevredenheid Het sluiten van bedden is noodzakelijk indien men geen verantwoorde zorg meer kan leveren.
Tabel B.3: Aanvullende knelpunten
Nr. Knelpunt
Toelichting
14
Variatie in werklast van een verpleegkundige
16
Verschillen in coördinatie van patiëntenzorg
19
Negatieve effecten op spanning en welbevinden van verpleegkundigen
20
Verschillen in efficiëntie in gebruik van tijd
Dit knelpunt is toegevoegd, omdat dit in de praktijk vaak een oorzaak is van de verschillen in werkdrukbeleving. De variatie in werklast wordt vermoedelijk veroorzaakt door een variabele patiëntenmix, verstoringen in het basisproces en het wisselend aantal verpleegkundigen dat per dag aanwezig is. Dit knelpunt is toegevoegd, omdat de wijze waarop verpleegkundigen taken overnemen van en uitbesteden aan collega’s van invloed is op de taken die een verpleegkundige uiteindelijk uitvoert en daarmee van invloed is op de wijze waarop verpleegkundigen hun tijd efficiënt gebruiken. Dit knelpunt is toegevoegd, omdat verpleegkundigen die gemiddeld vaker een hoge werkdruk beleven mogelijk meer spanning ondervinden en lager scoren op welbevinden. Spanning kan daarbij worden omschreven als herstelbehoefte en piekeren. Welbevinden kan daarbij worden omschreven als plezier in het werk en betrokkenheid bij de afdeling (Van Veldhoven en Meijman, 1994). Dit knelpunt is toegevoegd, omdat de verschillen in werkdrukbeleving tussen verpleegkundigen niet direct veroorzaakt worden door verschillen in het time management gedrag en coördinatiegedrag, maar door de verschillen in het efficiënt gebruiken van tijd.
11
Bijlage 7. Structuur van de VBBA
Tabel B.4: Structuur van de VBBA
Thema Oorzaken
Schaal
Uitgebreid
Kern
taakeisen
werktempo en werkhoeveelheid emotionele belasting lichamelijke inspanning geestelijke belasting
X X X X
X X
veelzijdigheid
afwisseling in het werk leermogelijkheden
X X
X X
regelmogelijkheden
zelfstandigheid in het werk inspraak contactmogelijkheden
X X X
X X
sociaalorganisatorische aspecten
relaties met collega’s relaties met directe leiding problemen met de taak onduidelijkheid over de taak verandering in de taak informatie communicatie
X X X X X X X
X X
arbeidsvoorwaarden
toekomstonzekerheid beloning loopbaanmogelijkheden
X X X
plezier in het werk betrokkenheid bij de organisatie verandering van baan herstelbehoefte piekeren emotionele reacties tijdens het werk vermoeidheid tijdens het werk slaapklachten
X X X X X X X X
Gevolgen welbevinden
spanning
X X X X
12
Bijlage 8. Vragenlijst werkbeleving Introductie Deze vragenlijst is ontwikkeld voor onderzoek naar werkdruk en welbevinden op een aantal verpleegafdelingen binnen de sector Beschouwend, waaronder de verpleegafdeling Neurologie / Inwendige Geneeskunde. De vragenlijst bestaat uit vragen over de kenmerken van uw werk en werkomgeving. Daarnaast wordt een aantal vragen gesteld over uw welbevinden in verband met het werk. De vragenlijst is onderdeel van mijn afstudeerproject van de opleiding Technische Bedrijfskunde aan de Technische Universiteit Eindhoven. Uw antwoorden zullen uiteraard vertrouwelijk worden behandeld. Dit betekent dat niemand van uw organisatie inzage krijgt in uw persoonlijke gegevens en antwoorden. De resultaten van dit onderzoek zullen op afdelingsniveau worden verwerkt in mijn afstudeerrapport. De ingevulde vragenlijst kunt u in de bijgevoegde, dichtgeplakte envelop inleveren in de doos bij de afdelingssecretaresse. In verband met de duur van mijn project wil ik u vragen de vragenlijst zo snel mogelijk in te leveren, maar dat uiterlijk woensdag 3 oktober (Neurologie) / 10 oktober (Inwendige Geneeskunde) te doen. Om goede conclusies te kunnen trekken, is het voor mij belangrijk dat zoveel mogelijk personen de vragenlijst compleet invullen en inleveren. Indien u vragen heeft, kunt u deze mailen naar
[email protected] of bellen met 8443 (intern nummer). Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking, Janine Mertens Afstudeerder Technische Universiteit Eindhoven Naam leidinggevende verpleegafdeling Hoofd Kliniek P.S. Leest u a.u.b. eerst de invulinstructie op de volgende bladzijde voordat u begint met het invullen van de vragenlijst.
13
Invulinstructie Ik wil u vragen de vragenlijst zo eerlijk mogelijk in te vullen en alle vragen te beantwoorden, ook al zijn ze niet allemaal even relevant voor uw specifieke functie. Denkt u daarbij niet te lang na over de betekenis van een bepaald woord of een bepaalde formulering van een vraag, uw eerste ingeving is meestal het beste antwoord. Ook zijn er geen goede of foute antwoorden, alleen uw eigen mening is belangrijk. Indien u toch twijfelt over een antwoord (bijvoorbeeld omdat u vindt dat de antwoordmogelijkheden anders zouden moeten zijn), kiest u dan het antwoord dat het dichtst in de buurt komt van wat u denkt. Wellicht vindt u de vragenlijst vrij lang of krijgt u de indruk dat sommige vragen op elkaar lijken. Dit is nodig voor de nauwkeurigheid van het onderzoek. De vragen in deze vragenlijst zijn geordend in groepen. Elke groep heeft een titel, waaraan u kunt zien waar de vragen over gaan. U kunt uw antwoorden aangeven door het betreffende vakje aan te kruisen. Antwoorden kunt u corrigeren door het vakje in te kleuren en het juiste vakje aan te kruisen. Op sommige plaatsen krijgt u nog een aparte toelichting. Aan het einde van de vragenlijst is ruimte gereserveerd voor eventuele opmerkingen. Het invullen van de vragenlijst kost ongeveer 30 minuten. Veel succes! Alvorens u verder gaat met de vragenlijst, vraag ik u om enkele persoonsgegevens in te vullen. Zou u de onderdelen gemarkeerd met een sterretje in ieder geval willen invullen? Nogmaals wil ik benadrukken dat de verstrekte gegevens vertrouwelijk behandeld zullen worden.
1. Naam:………………………………………………………………………………………… 2. Functie:*
verzorgende ( )
verpleegkundige ( )
senior verpleegkundige (
)
3. Geboortejaar:*………………………………………………………………………………... 4. Geslacht:*
man ( )
vrouw ( )
5. Hoeveel jaren bent u werkzaam op de verpleegafdeling Neurologie / Inwendige Geneeskunde?*……………………….………………………………………......………jaar . 6. Hoeveel uur werkt u per week volgens uw contract?* ……………………………...……uur
14
Geeft u a.u.b. aan hoe vaak bepaalde zaken aan de orde zijn.
Werktempo en werkhoeveelheid (T1) Codering 1. Moet u erg snel werken? 2. Heeft u te veel werk te doen? 3. Moet u extra hard werken om iets af te krijgen? 4. Werkt u onder tijdsdruk? 5. Moet u zich haasten? 6. Kunt u uw werk op uw gemak doen?*1 7. Heeft u te maken met een achterstand in uw werkzaamheden? 8. Heeft u te weinig werk?* 9. Heeft u problemen met het werktempo? 10. Heeft u problemen met de werkdruk? 11. Zou u het kalmer aan willen doen in uw werk?
Nooit 1 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Soms 2 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Emotionele belasting (T2) Codering 1. Is uw werk emotioneel zwaar? 2. Wordt u in uw werk geconfronteerd met dingen die u persoonlijk raken? 3. Wordt er door anderen een persoonlijk beroep op u gedaan in uw werk? 4. Voelt u zich persoonlijk aangevallen of bedreigd in uw werk? 5. Heeft u in uw werk contacten met lastige patiënten of families? 6. Moet u voor uw werk mensen kunnen overtuigen of overreden? 7. Komt u door uw werk in aangrijpende situaties terecht?
Nooit 1 ( ) ( )
Soms 2 ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( )
( )
( )
( )
( )
( ( ( (
( ( ( (
( ( ( (
( ( ( (
Afwisseling in het werk (V1) Codering 1. Moet u in uw werk telkens dezelfde dingen doen? 2. Is voor uw werk creativiteit vereist?* 3. Is uw werk gevarieerd?* 4. Vraagt uw werk een eigen inbreng?* 5. Doet uw werk voldoende beroep op uw vaardigheden en capaciteiten? * 6. Heeft u in uw werk voldoende afwisseling?*
Nooit 1 ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Soms 2 ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
( )
( )
( )
( )
Leermogelijkheden (V2) Codering 1. Leert u nieuwe dingen in uw werk?* 2. Biedt uw baan u mogelijkheden voor persoonlijke groei en ontwikkeling?* 3. Geeft uw werk u het gevoel iets ermee te kunnen bereiken?* 4. Biedt uw baan uw mogelijkheden voor zelfstandig denken en doen?*
Nooit 1 ( ) ( )
Soms 2 ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
) ) ) )
) ) ) )
) ) ) )
1
Vragen met een * moeten omgekeerd gecodeerd worden. Het antwoord ‘nooit’ op de vraag ‘Kunt u uw werk op uw gemak doen?’ krijgt dan de code 4. 15
) ) ) )
Zelfstandigheid in het werk (R1) Codering 1. Heeft u vrijheid bij het uitvoeren van uw werkzaamheden?* 2. Heeft u invloed op de planning van uw werkzaamheden?* 3. Heeft u invloed op het werktempo?* 4. Kunt u zelf bepalen hoe u uw werk uitvoert?* 5. Kunt u uw werk even onderbreken als u dat nodig vindt?* 6. Kunt u zelf de volgorde van uw werkzaamheden bepalen?* 7. Kunt u meebeslissen over het tijdstip waarop iets af moet zijn?* 8. Kunt u zelf bepalen hoeveel tijd u aan een bepaalde activiteit besteedt?* 9. Lost u problemen in uw werkzaamheden zelf op?* 10. Kunt u uw werk zelf indelen?* 11. Kunt u zelf de inhoud van uw werkzaamheden bepalen?*
Nooit 1 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Soms 2 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
Inspraak (R2) Codering 1. Kunt u met uw directe leiding praten over problemen op het werk?* 2. Heeft u veel te zeggen over wat er gebeurt op uw werkplek?* 3. Kunt u meebeslissen over dingen die met uw werk te maken hebben?* 4. Kunt u met uw directe leiding voldoende overleggen over uw werk?* 5. Kunt u meebepalen wat wel en wat niet tot uw taak behoort?* 6. Kunt u meebeslissen over de aard van uw werkzaamheden?* 7. Heeft u rechtstreeks invloed op beslissingen van uw afdeling?* 8. Heeft u invloed op de verdeling van het werk over u en uw collega’s?*
Nooit 1 ( )
Soms 2 ( )
Vaak 3 ( )
Altijd 4 ( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( )
( )
( )
( )
( ( ( (
( ( ( (
( ( ( (
( ( ( (
Relatie met collega’s (SO1) Codering 1. Kunt u op uw collega’s rekenen wanneer u het in uw werk wat moeilijk krijgt?* 2. Kunt u als dat nodig is uw collega’s om hulp vragen?* 3. Is uw verstandhouding met uw collega’s goed?* 4. Heeft u conflicten met uw collega’s? 5. Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw collega’s?* 6. Heeft u te maken met agressie vanuit uw collega’s? 7. Zijn uw collega’s vriendelijk tegen u?* 8. Heerst er tussen u en uw collega’s een prettige sfeer?* 9. Doen zich tussen u en uw collega’s vervelende gebeurtenissen voor?
) ) ) )
) ) ) )
) ) ) )
) ) ) )
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
1 ( )
2 ( )
3 ( )
4 ( )
( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( (
) ) ) ) ) ) ) )
) ) ) ) ) ) ) )
) ) ) ) ) ) ) )
16
) ) ) ) ) ) ) )
Relatie met directe leiding (SO2) Codering 1. Kunt u op uw directe leiding rekenen wanneer u het in uw werk wat moeilijk krijgt?* 2. Kunt u als dat nodig is uw directe leiding om hulp vragen?* 3. Is uw verstandhouding met uw directe leiding goed?* 4. Heeft u conflicten met uw directe leiding? 5. Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw directe leiding?* 6. Heeft u te maken met agressie vanuit uw directe leiding? 7. Is uw directe leiding vriendelijk tegen u?* 8. Heerst er tussen u en uw directe leiding een prettige sfeer?* 9. Doen zich tussen u en uw directe leiding vervelende gebeurtenissen voor?
Nooit 1 ( )
Soms 2 ( )
Vaak 3 ( )
Altijd 4 ( )
( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( (
Problemen met de taak (SO3) Codering 1. Moet u dingen doen in uw werk waaraan u een hekel hebt? 2. Krijgt u tegenstrijdige opdrachten? 3. Moet u uw werk op een andere manier doen dan u zelf zou willen? 4. Moet u werk doen dat u liever niet zou doen? 5. Heeft u conflicten met uw collega’s over de inhoud van uw taken? 6. Heeft u conflicten met uw directe leiding over de inhoud van uw taken?
Nooit 1 ( ) ( ) ( )
Soms 2 ( ) ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( )
( )
( )
( )
Duidelijkheid over de taak (SO4) Codering 1. Weet u wat anderen op uw werk van u verwachten?* 2. Weet u waarvoor u wel, en waarvoor u niet verantwoordelijk bent?* 3. Weet u hoe uw directe leiding over uw prestaties denkt?* 4. Ligt duidelijk voor u vast, wat precies uw taak is?* 5. Weet u wat u van de andere mensen op uw afdeling mag verwachten?*
Nooit 1 ( ) ( )
Soms 2 ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( )
( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
) ) ) ) ) ) ) )
) ) ) ) ) ) ) )
) ) ) ) ) ) ) )
17
) ) ) ) ) ) ) )
Geeft u a.u.b. aan in welke mate onderstaande stellingen volgens u op uw afdeling van toepassing zijn.
Consensus over het werk
Codering 1. Op onze afdeling hebben we dezelfde ideeën over de tijd die het kost om een bepaalde activiteit met een bepaalde kwaliteit uit te voeren. 2. Op onze afdeling hebben we dezelfde opvattingen over de kwaliteit waarmee een activiteit onder normale omstandigheden moet worden uitgevoerd. 3. Op onze afdeling denken we hetzelfde over hoe goed een bepaalde activiteit moet worden uitgevoerd als het heel druk is. 4. Er is op onze afdeling overeenstemming over hoe we een bepaalde activiteit zo efficiënt mogelijk kunnen uitvoeren. 5. Op onze afdeling denken we hetzelfde over welke activiteiten prioriteit verdienen boven andere activiteiten. 6. Op onze afdeling zijn we het eens over de tijd die we aan een activiteit moeten besteden om een bepaalde kwaliteit te leveren. 7. Op onze afdeling hebben we dezelfde mening over de kwaliteit waarmee we een bepaalde activiteit mogen uitvoeren als de werkdruk erg hoog is. 8. Er is op onze afdeling overeenstemming over hoe goed we een bepaalde activiteit moeten uitvoeren als de werkdruk normaal is. 9. Op onze afdeling zijn we het eens over hoe we de uitvoering van een bepaalde activiteit moeten aanpakken zodanig dat we onze tijd zo optimaal mogelijk gebruiken. 10. Op onze afdeling hebben we dezelfde mening over welke activiteiten belangrijk en welke activiteiten minder belangrijk zijn ten opzichte van andere activiteiten.
Helemaal niet van toepassing 1
Nauwelijks van toepassing 2
Enigszins van toepassing 3
Helemaal van toepassing 4
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
18
Geeft u a.u.b. aan of de onderstaande uitspraken op u van toepassing zijn.
Plezier in het werk (W1) Codering 1. Ik zie op tegen mijn werk. 2. Ik doe mijn werk omdat het moet. 3. Meestal vind ik het prettig om aan de werkdag te beginnen.* 4. Na zo’n vijf jaar heb je het in dit werk wel gezien. 5. Ik vind mijn werk nog steeds boeiend, elke dag weer.* 6. Het idee dat ik dit werk nog tot mijn pensioen moet doen benauwt me. 7. Ik heb plezier in mijn werk.* 8. Ik moet telkens weerstand bij mezelf overwinnen om mijn werk te doen. 9. Ik moet mezelf er vaak toe zetten om een werkopdracht uit te voeren.
Nee 1 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Ja 2 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Betrokkenheid bij de afdeling (W2) Codering 1. Ik vind dat mijn eigen opvattingen sterk overeenkomen met die van deze afdeling.* 2. Ik vind het belangrijk dat ik een bijdrage kan leveren aan de taak van deze afdeling.* 3. Deze afdeling gaat me echt ter harte.* 4. Ik voel me thuis op deze afdeling.* 5. Ik heb zoveel van mezelf in deze afdeling gestopt, dat het me moeilijk zou vallen om ontslag te nemen.* 6. Ik voel me ten opzichte van deze afdeling eigenlijk wel verplicht om nog een aantal jaren te blijven.* 7. Er hoeft op deze afdeling maar weinig in negatieve zin te veranderen, of ik vertrek. 8. Vergeleken met de meeste andere banen die ik zou kunnen krijgen, is werken op deze afdeling aantrekkelijk.*
Nee 1
Ja 2
( )
( )
( )
( )
( ) ( ) ( )
( ) ( ) ( )
( )
( )
( ) ( )
( ) ( )
Herstelbehoefte (S1) Codering 1. Ik vind het moeilijk om me te ontspannen aan het einde van een werkdag. 2. Aan het einde van een werkdag ben ik echt op. 3. Mijn baan zorgt dat ik me aan het eind van een werkdag nogal uitgeput voel. 4. Na het avondeten voel ik me meestal nog vrij fit.* 5. Ik kom meestal pas op een tweede vrije dag tot rust. 6. Het kost mij moeite om me te concentreren in mijn vrije uren na het werk. 7. Ik kan weinig belangstelling opbrengen voor andere mensen, wanneer ik zelf net thuis ben gekomen. 8. Het kost mij over het algemeen meer dan een uur voordat ik helemaal hersteld ben na mijn werk. 9. Als ik thuis kom, moeten ze mij even met rust laten. 10. Het komt vaak voor dat ik na een werkdag door vermoeidheid niet meer toekom aan andere bezigheden. 11. Het komt voor dat ik tijdens het laatste deel van mijn werkdag door vermoeidheid mijn werk niet meer zo goed kan doen.
Nee 1 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Ja 2 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
( )
( )
( ) ( )
( ) ( )
( )
( )
19
Piekeren (S2) Codering 1. Als ik mijn werk verlaat, blijf ik mij zorgen maken over werkproblemen. 2. Ik kan mijn werk heel gemakkelijk van me afzetten.* 3. Ik maak me als ik vrij ben vaak zorgen over mijn werk. 4. Ik lig ’s nachts vaak wakker, omdat mijn werk me door het hoofd blijft spoken.
Nee 1 ( ) ( ) ( ) ( )
Ja 2 ( ) ( ) ( ) ( )
Hieronder staan 12 woorden die mensen kunnen gebruiken om aan te geven hoe zij zich voelen. Geeft u a.u.b. aan in hoeverre de 12 woorden omschrijven hoe u zich in de afgelopen week in uw werk voelde. Emotionele reacties tijdens het werk (NA) Codering 1. Nerveus 2. Optimistisch* 3. Somber 4. Op mijn gemak* 5. Neerslachtig 6. Rustig* 7. Gejaagd 8. Triest 9. Ontspannen* 10. Ongemakkelijk 11. Opgewekt* 12. Opgetogen*
Helemaal niet 1 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
Nauwelijks
Enigszins
2 ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
Helemaal
3 ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) )
( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
4 ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) )
( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) )
Geeft u a.u.b. aan hoe vaak u op de beschreven manier te werk gaat. Aanpak van het werk (G1) Nooit Codering 1 1. Ik voel me de baas over mijn eigen tijd. ( ) 2. Ik kijk terug op mijn dagelijkse werkzaamheden om te zien of ik ( ) mijn tijd verspild heb. 3. Complexe, moeilijke taken splits ik op in kleinere taken die ( ) makkelijker te hanteren zijn. 4. Ik stel korte termijn doelen voor datgene wat ik in een paar ( ) dagen of weken wens te bereiken. 5. Ik stel deadlines voor mijzelf wanneer ik een taak moet uitvoeren. ( ) 6. Ik zoek naar mogelijkheden om de efficiency waarmee ik mijn ( ) werkzaamheden uitvoer te verhogen. 7. Ik stel prioriteiten om te kunnen bepalen in welke volgorde ik elke ( ) dag mijn taken zal uitvoeren. 8. Ik herzie mijn doelen om na te gaan of ze misschien aangepast ( ) dienen te worden. 9. Voordat ik met minder belangrijke taken aan de slag ga, maak ik ( ) eerst de taken af die de hoogste prioriteit hebben. 10. Gedurende de werkdag houd ik bij of ik mijn werk wel doe ( ) volgens het schema dat ik voor mijzelf opgesteld heb.
Soms 2 ( ) ( )
Vaak 3 ( ) ( )
Altijd 4 ( ) ( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
20
Als verpleegkundige / verzorgende bent u met een team (in wisselende samenstelling) verantwoordelijk voor de zorg op een bepaald aantal kamers. Geef s.v.p. aan hoe vaak onderstaande stellingen van toepassing zijn.
Coördinatie (G2) Nooit Codering 1 1. De werkzaamheden binnen het team zijn goed op elkaar ( ) afgestemd. 2. In het team springen we bij als teamleden problemen in het werk ( ) ervaren. 3. In het team werken teamleden langs elkaar heen.* ( ) 4. Door gebrekkige afstemming doen teamleden onnodig dubbel ( ) werk.* 5. In het team zijn teamleden vooral geneigd om zich te ( ) concentreren op hun eigen taken.* 6. De leden van het team staan weinig stil bij de manier waarop ( ) verschillende werkprocessen op elkaar ingrijpen.* 7. Door afstemmingsproblemen loopt ons werk vaak vertraging ( ) op.* 8. Door slechte planning ligt het werk in ons team regelmatig stil.* ( ) 9. Door miscommunicatie ontstaan er problemen in de ( ) samenwerking binnen het team.*
Soms 2 ( )
Vaak 3 ( )
Altijd 4 ( )
( )
( )
( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( )
( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
Dit is het einde van de vragenlijst. Op de achterzijde kunt u eventuele opmerkingen kwijt.
21
-Overdrachtsformulier -Werkinstructie (dagindeling): nachtdienst draagt over aan één verpleegkundige. Deze draagt z.s.m over aan de overig ochtenddiensten.
Installeren van patiënten voor etensronde
- Neuro Developmental Treatment (NDT) richtlijnen - Advies van fysiotherapeut t.b.v. van transfer (van bed naar stoel en terug) - Mobilisatie-advies artsen - Procedure geneesmiddelentoediening en Verantwoording (ziekenhuisbreed) -Protocollen voor het toedienen van medicijnen en maken van oplossingen (ziekenhuisbreed) - Procedure geneesmiddelentoediening en verantwoording (ziekenhuisbreed) - Document ‘Ezis medicatieoverdracht’ - ‘Interventietoets Wassen en Kleding’. - ‘Interventietoets Persoonlijke verzorging’. - NDT richtlijnen - Advies van fysiotherapeut t.b.v. transfer - Mobilisatie-advies artsen - Regels m.b.t. gebruik van controleapparatuur - Regels m.b.t. op welk deel van de afdeling de controles als eerste uitgevoerd worden i.v.m. gebrek aan apparatuur. - Zorgplannen: hierin is vermeld hoe vaak per dag van de opname welke controles uitgevoerd moeten worden. - Document ‘Visite lopen’. - Afspraken met artsen - Protocol ‘Sondevoeding toedienen’ - Document ‘Interventietoets eten en drinken -Advies artsen, diëtist en logopedist over wijze waarop patiënt gevoed moet worden.
Medicijnen uitdelen en toedienen
Medicijnen uitzetten
Wassen en uiterlijke verzorging: in badkamer, onderwassing op bed en bovenwassing in badkamer, volledige verzorging op bed. Controles
Visite lopen Voeding: -sondevoeding toedienen -helpen met veel facilitatie met gemiddelde facilitatie of meesturen.
Kwaliteitscriteria -Alle noodzakelijke informatie die verpleegkundigen voor de verzorging en verpleging nodig hebben is overgedragen. -Overdracht naar overige ochtenddiensten vindt z.s.m. plaats. Patiënt zit in voorgeschreven houding.
-Voorgeschreven medicijnen toegediend in juiste dosis en op de juiste wijze. -Observeren op bijwerkingen. Voorgeschreven medicijnen in de juiste dosis uitgezet. - Aantal aspecten dat aan bod is gekomen (b.v. wassen onder, wassen boven, scheren) - Handelingen die patiënt zelf kan en mag uitvoeren zij door patiënt uitgevoerd. - Tempo van patiënt is aangehouden. -Apparatuur wordt op voorgeschreven wijze gebruikt. -Alle controles die zijn voorgeschreven, zijn uitgevoerd. Vragen die collega’s hebben opgeschreven in het dossier zijn aan artsen gesteld. -Patiënt heeft op voorgeschreven wijze voeding gekregen. -Handelingen die patiënt zelf kan en mag uitvoeren zij door patiënt uitgevoerd. - Tempo van patiënt is aangehouden.
Bijlage 9. Beheersmaatregelen en kwaliteitscriteria
Beheersmaatregelen
Overdracht van de dienst.
Tabel B.5: Beheersmaatregelen en kwaliteitscriteria per activiteit
Activiteit
22
Activiteit
Beheersmaatregelen
Wisselligging geven
-NDT richtlijnen
Rapportage over verzorging.
-Zorgplannen: rapportage aan de hand van doelen. -Wet BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) -Wet WBGO (Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst: patiënt heeft recht op informatie en recht op inzicht in rapportage. -Ongeschreven regels verpleegafdeling: zoveel mogelijk aan bed rapporteren.
Voorlichting geven t.b.v. ziekte en onderzoeken. Opname en ontslag regelen
Geen beheersmaatregelen.
Transport van patiënt naar en van omgevingsafdelingen.
-Procedure voorbereiden van opname en stappen plan bij ontslag (regels rond opname en ontslag) - Checklist opname en checklist ontslag - Wachtlijstprocedure Stroke Unit - Zorgplannen: hierin wordt beschreven wat op dag 1 van de opname geregeld moet worden. - Standaard overdrachtsformulieren -Advies van artsen, ergotherapeut en fysiotherapeut over de wijze waarop patiënt zich kan verplaatsen. -Bij patiënten met infuus moet minstens één verpleegkundige aanwezig zijn. -Patiënt valt onder verantwoordelijkheid van onderzoeksafdeling op het moment dat de patiënt bij de balie is aangemeld. -Transportdienst kan worden gebeld voor vervoer van patiënten in rolstoel of voor hulp bij vervoer in bed.
Kwaliteitscriteria Patiënt heeft elke drie uur wisselligging gehad. - Aan bed gerapporteerd indien mogelijk. - Rapportage aan de hand van alle relevante verpleegdoelen uit zorgplan. - Patiënt is gevraagd naar zijn / haar mening over de voortgang van herstel, indien mogelijk. -Er is met de patiënt overlegd over de inhoud van de rapportage, indien mogelijk. -Er is gerapporteerd over interventies die niet tot het zorgplan behoren, indien deze uitgevoerd zijn. Informatie gegeven die aansluit bij informatiebehoefte van patiënt en familie. Alle acties die in zorgplannen en checklisten beschreven staan, zijn uitgevoerd.
-Wel / niet wachten met patiënt totdat deze geholpen wordt. -Wel / niet aanwezig blijven bij onderzoek. -Wel / geen gebruik gemaakt van transportdienst, zodat zo min mogelijk mensen van de afdeling weg zijn.
23
Bijlage 10. Tijdregistratieformulier Activiteit Overdracht van nachtdienst op ochtenddienst.
Overdracht naar OD/DU-dienst
Helpen met ontbijt patiënt Helpen met lunch patiënt
Wasbeurt patiënt (wassen en uiterlijke verzorging)
Ochtendrapportage patiënt Middagrapportage patiënt
Wegbrengen patiënt
Ophalen patiënt
Medicijnen delen
Toelichting Begintijd = tijdstip waarop de nachtdienst begint met het bespreken van de eerste patiënt. Eindtijd = tijdstip waarop de nachtdienst klaar is met het bespreken van de laatste patiënt. Begintijd = tijdstip waarop je begint met overdragen aan de eerste collega. Eindtijd = tijdstip waarop je klaar bent met overdragen aan de laatste collega. Het gaat hier alleen om die patiënten bij wie je vrijwel continu aanwezig moet zijn tijdens het ontbijt of de lunch. Het gaat niet om patiënten die alleen maar sondevoeding krijgen: Begintijd = tijdstip waarop je de patiënt hebt rechtgezet of bij de patiënt bent gaan zitten om hem / haar te ondersteunen. Eindtijd = tijdstip waarop je klaar was met het ondersteunen van de patiënt en de patiënt weer in de juiste houding zat/lag of tijdstip waarop je klaar was met het bijvoeden. Noteer alleen het tijdstip waarop je klaar was met bijvoeden als eindtijd indien het bijvoeden direct na het ondersteunen (bij het zelfstandig leren eten) heeft plaatsgevonden. Het gaat hier om patiënten die zich niet zelf kunnen wassen en verzorgen en om patiënten die zich niet zelfstandig zonder toezicht kunnen wassen. Het gaat daarbij om de volgende wasbeurten: Volledig op bed , Volledig in badkamer, Onderwassing op bed / bovenwassing op badkamer. Begintijd = tijdstip waarop je benodigdheden bent gaan klaarleggen / klaarzetten en bij de patiënt aan bed was om deze te wassen of naar de badkamer te brengen. Eindtijd = tijdstip waarop de patiënt gewassen en verzorgd op bed lag of tijdstip waarop je visite bent gaan lopen. Het gaat hier om het rapporteren m.b.t. verpleegproblemen en verpleegdoelen: Begintijd = tijdstip waarop je in de verpleegunit of aan het bed bij de patiënt was om te rapporteren. Eindtijd = tijdstip waarop je bij de patiënt wegging of de verpleegpost verliet. Het is niet nodig om voor elke patiënt een begin- en eindtijd te noteren, indien je de rapportage voor meerdere patiënten achterelkaar/ tegelijkertijd hebt geschreven. Beantwoord de bijbehorende vragen wel voor alle patiënten. Een voorbeeld: stel dat je de eerste keer dat je vandaag rapporteert dat voor één patiënt doet. Noteer dan bij ‘ochtendrapportage patiënt 1’ de begin- en eindtijd. Stel dat je de tweede keer dat je vandaag rapporteert dat voor twee patiënten doet. Noteer dan bij ‘ochtendrapportage patiënt 2’ de begintijd en bij ‘ochtendrapportage patiënt 3’ de eindtijd. Het gaat hier om het wegbrengen van een patiënt naar onderzoek of naar de OK: Begintijd = tijdstip waarop je op de verpleegafdeling vertrekt Eindtijd = tijdstip waarop je weer terug bent op de verpleegafdeling (eventueel met patiënt indien je op de patiënt hebt gewacht). Het gaat hier om het ophalen van een patiënt van onderzoek, de OK of SEH: Begintijd = tijdstip waarop je op de verpleegafdeling (of personeelsrestaurant) vertrekt. Eindtijd = tijdstip waarop de patiënt weer op zijn / haar kamer is. Begintijd = tijdstip waarop je de medicijnkar hebt gepakt Eindtijd = tijdstip waarop je de medicijnkar weer op zijn plek hebt teruggezet.
24
Medicijnen uitzetten
Begintijd = tijdsip waarop je de Medimath inging Eindtijd = tijdstip waarop je de Medimath verliet.
Instructie: 1. Noteer elke keer dat je één van bovenstaande activiteiten uitvoert de begintijd en eindtijd op het formulier op bladzijde 3 en 4. Dit formulier kun je eventueel ook losscheuren. Gebruik voor het opschrijven van de tijden je horloge of zoveel mogelijk dezelfde klok. Zet een X bij begintijd indien je een activiteit (bv. wasbeurt 4) vandaag niet hebt uitgevoerd. Op het einde van het registratieformulier is ruimte om zelf een activiteit toe te voegen, als deze niet op het formulier staat (bv. helpen met ontbijt patiënt 3). Vraag vervolgens aan mij een extra blad met de bijbehorende vragen. 2. Vul als je even tijd hebt de gegevens in bij Deel I op bladzijde 1 van de vragenlijst en beantwoord de vijf vragen bij de activiteit ‘Overdracht nachtdienst op ochtenddienst’, ook al ben je niet bij de overdracht aanwezig geweest. 3. Beantwoord voor alle activiteiten (uit bovenstaande lijst) die je vandaag hebt uitgevoerd de bijbehorende vragen in de ‘vragenlijst tijdregistratie’. Zie daarvoor de opmerkingen in de kolom ‘bijbehorende vragen’ op het tijdregistratieformulier. Opmerkingen over de activiteiten waarvan je de tijd geregistreerd hebt, kun je opschrijven in deel IV, op bladzijde 15, van de vragenlijst (bv. als je tijdens het medicijnen delen patiënten hebt rechtgezet, een collega of patiënt hebt moeten helpen enz.). 4. Beantwoord de evaluatievragen in deel III van de vragenlijst, dit kan later op de dag. De evaluatievragen gaan o.a. over de tijdsdruk op bepaalde momenten van de dag. Daarbij heb je ook de mogelijkheid om aan te geven waardoor die tijdsdruk werd veroorzaakt. Tevens heb je hier de mogelijkheid om aan te geven welke activiteiten je vandaag nog meer hebt uitgevoerd. Het invullen van de vragenlijst kost ongeveer 25 minuten. Je mag hiervoor ‘tijd vrijroosteren’. Het is het handigst om dit in de namiddag te doen, omdat de meeste van bovenstaande activiteiten dan uitgevoerd zijn.
25
Activiteit Overdracht van nacht ochtenddienst Overdracht naar OD/DU-dienst
Bednr. Begintijd Eindtijd Bijbehorende vragen op
X …… Uur
…….Uur
…….. Uur
. …….Uur
………
…… Uur
…….Uur
………
…….. Uur
. …….Uur
………
…….. Uur
. …….Uur
………
…….. Uur
. …….Uur
………
…….. Uur
. …….Uur
……… X
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
X
Helpen met ontbijt patiënt 1
Helpen met ontbijt patiënt 2 Wasbeurt patiënt 1
Wasbeurt patiënt 2 Wasbeurt patiënt 3
Ochtendrapportage patiënt 2 Ochtendrapportage patiënt 3 Ochtendrapportage patiënt 4
Idem, alleen dan op bladzijde 6. Vragen op bladzijde 7 van de
X X
Idem
X
………
Helpen met lunch patiënt 2
………
Middagrapportage patiënt 1
X
Middagrapportage patiënt 3 Middagrapportage patiënt 4 Wegbrengen patiënt 1
Wegbrengen patiënt 2
vragenlijst. Dit kan later op de dag. Idem
Idem
Helpen met lunch patiënt 1
Middagrapportage patiënt 2
Vragen op bladzijde 3 van de vragenlijst. Vraag 7 z.s.m. beantwoorden en de andere vragen later op de dag. Idem, alleen dan op bladzijde 4. Idem, alleen dan op bladzijde 5.
Wasbeurt patiënt 4 Ochtendrapportage patiënt 1
Vragen op bladzijde 1 van de vragenlijst. Aan hoeveel OD/DU-diensten heb je overgedragen? ( )1 ( )2 ( )3 ( ) Anders, namelijk: Vragen op bladzijde 2 van de vragenlijst. Vraag 6 z.s.m. beantwoorden en de andere vragen later op de dag. Idem.
Vragen op bladzijde 8 van de vragenlijst. Vraag 6 z.s.m. beantwoorden en de andere vragen later op de dag. Idem Vragen op bladzijde 9 van de
X
vragenlijst. Dit kan later op de dag. Idem
X
Idem
X
Idem
X
X
Vragen op bladzijde 10 van de vragenlijst. Beantwoord vragen 4,6,7,9 en 11 z.s.m. en de andere vragen later op de dag. Idem
26
Wegbrengen patiënt 3
X
Wegbrengen patiënt 4
X
Ophalen patiënt 1
X
Ophalen patiënt 2
X
Ophalen patiënt 3
X
Medicijnen delen
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
X
Medicijnen delen
X
…….. Uur
. …….Uur
Medicijnen uitzetten
X
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
…….. Uur
. …….Uur
Vragen op bladzijde 12 van de vragenlijst. Beantwoord vragen 4,6,7,8 z.s.m. en de andere vragen later op de dag. Idem Idem
X
Medicijnen delen
Vragen op bladzijde 11 van de vragenlijst. Beantwoord vragen 4,6,7,9 en 11 z.s.m. en de andere vragen later op de dag. Idem
Geef aan voor welke kamers: ( ) 51-57 ( ) 58-59 ( ) 60-65 Geef aan voor welke kamers: ( ) 51-57 ( ) 58-59 ( ) 60-65 Geef aan voor welke kamers: ( ) 51-57 ( ) 58-59 ( ) 60-65 Geef aan voor welke kamers: ( ) 51-57 ( ) 58-59 ( ) 60-65
27
Datum: …………………………….Oktober Naam: Functie Dienst: Ingedeeld op kamers: Hoeveel leerlingen had je?
……………………………………… ( ) Verzorgende ( ) Verpleegkundige ( ) Senior verpleegkundige ( ) OD ( ) ODS ( ) DU ( ) DUS namelijk:……...…….. ( ) 51-54 ( ) 55-57 ( ) 58-59 ( ) 60-62 namelijk:……...…… ( ) Geen ( )1 ( )2 ( )3
( ) Anders, ( ) 63-65
( ) Anders,
II. Vragen bij de activiteiten Overdracht nachtdienst op ochtenddienst (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) 1. Hoe heeft de overdracht vandaag plaatsgevonden? ( ) Van de nachtdienst op mij ( ) Van de nachtdienst op een collega. ( ) Anders, namelijk…………..................................................................... 2a. Hoe tevreden ben je over de manier waarop de overdracht ( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch is verlopen? tevreden ( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden 2b. Je kunt je keuze voor 3a hier toelichten indien je dat wilt. Toelichting: 3a. Hoe tevreden ben je over de informatie die aan jou is ( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch overgedragen m.b.t. de patiënten waar jij vandaag tevreden ( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden verantwoordelijk voor bent? 3b. Je kunt je keuze voor 4a hier toelichten indien je dat wilt. Toelichting: 4.
Is alle noodzakelijke informatie m.b.t. de patiënten waar ( ) Ja, alle noodzakelijke informatie is aan mij overgedragen. jij vandaag verantwoordelijk voor bent aan je ( ) Nee, sommige noodzakelijke informatie is niet aan mij overgedragen, overgedragen? (Het kan voorkomen dat zowel antwoord 2 maar ik heb deze informatie terug kunnen vinden in het zorgdossier. als antwoord 3 van toepassing is. Kruis in dat geval beide ( ) Nee, sommige noodzakelijke informatie is niet aan mij overgedragen, opties aan) bovendien kon ik deze informatie niet terugvinden in het zorgdossier. ( ) Anders,……………………………………………………
Bijlage 11. Vragenlijst tijdregistratie
I. Algemene gegevens
28
Helpen met ontbijt patiënt (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) Vragen
1. 2.
Helpen met ontbijt patiënt 1
Helpen met ontbijt patiënt 2
9b.
Heeft de patiënt een slikstoornis? ( ) Ja ( ) Nee Heb je eerst voor een juiste houding ( ) Ja, patiënt moest rechtop worden gezet in bed. moeten zorgen? ( ) Ja, patiënt moest aan tafel worden gezet. ( ) Nee, patiënt zat al goed. Heeft de patiënt zijn/haar brood zelf ( ) Ja, onder toezicht. ( ) Ja, maar ik moest meesturen. gesneden en gesmeerd? ( ) Nee, heb ik gedaan. ( ) Nee, was al gebeurd. ( ) N.v.t In welke mate heb je de patiënt moeten ( ) Veel facilitatie ( ) Gemiddelde facilitatie helpen met eten en drinken / dvb? ( ) Meesturen Heeft de patiënt de handelingen die hij/ zij ( ) Ja, alle handelingen die hij/zij kon en wilde zelf kon en wilde uitvoeren ook uitvoeren. uitgevoerd? ( ) Nee, ik heb een aantal handelingen overgenomen. ( ) Nee, anders…………............................................ Hoe vaak heb tijdens het helpen…. a. de telefoon beantwoord? a. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer b. een andere patiënt geholpen? b. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer c. iets gepakt in een andere ruimte? c. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer Had je de mogelijkheid om de patiënt ( ) Ja ( ) Nee, de patiënt heeft geen sonde. sondevoeding te geven? Heb je de patiënt moeten bijvoeden (SV)? ( ) Ja ( ) Nee Hoe tevreden ben je over de uitvoering? ( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden ( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden Je kunt je keuze voor 9a hier toelichten. Toelichting:
10.
Zijn er patiënten geweest, die je continue aanwezigheid nodig hadden bij het ontbijt, maar die je niet hebt kunnen helpen vanwege de tijd?
3.
4. 5.
6.
7. 8. 9a.
( ) Ja, die patiënt(en) is / zijn geholpen door een collega. ( ) Ja, ik heb ervoor gekozen om die patiënt sondevoeding te geven.
( ( ( ( ( ( ( ( ( (
) Ja ( ) Nee ) Ja, patiënt moest rechtop worden gezet in bed. ) Ja, patiënt moest aan tafel worden gezet. ) Nee, patiënt zat al goed. ) Ja, onder toezicht. ( ) Ja, maar ik moest meesturen. ) Nee, heb ik gedaan. ( ) Nee, was al gebeurd. ) N.v.t ) Veel facilitatie ( ) Gemiddelde facilitatie ) Meesturen ) Ja, alle handelingen die hij/zij kon en wilde uitvoeren. ( ) Nee, ik heb een aantal handelingen overgenomen ( ) Nee, anders………….............................................. a. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer b. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer c. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer ( ) Ja ( ) Nee, de patiënt heeft geen sonde. ( ) Ja ( ) Nee ( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden ( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden Toelichting:
( ) Ja, die patiënt(en) is / zijn geholpen door de voedingsassistente. ( ) Nee, ik heb iedereen kunnen helpen.
29
Wasbeurt patiënt 1 (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) 1. Hoe heb je de patiënt gewassen en verzorgd / Hoe heeft de patiënt ( ) Volledig op bed ( ) Onderwassing op bed / Bovenwassing op badkamer zich gewassen en verzorgd? ( ) Volledig in badkamer 2a. Welke aspecten heb je samen met een collega uitgevoerd of heeft de ( ) Geen ( ) Wassen onder ( ) Wassen boven ( ) Haarverzorging ( ) Scheren patiënt met hulp/toezicht van jullie beide uitgevoerd? ( ) Nagelverzorging ( ) Mondverzorging ( ) Aan- en uitkleden ( ) Bed opmaken 2b. Met wie heb je de patiënt gewassen en verzorgd / geholpen met ( ) Leerling ( ) Verzorgende ( ) Verpleegkundige ( ) Sr. Verpleegkundige ( ) N.v.t. wassen en de uiterlijke verzorging? 3. Welke aspecten heb je alleen of heeft de patiënt met alleen jouw ( ) Geen ( ) Wassen onder ( ) Wassen boven ( ) Haarverzorging ( ) Scheren hulp uitgevoerd? ( ) Nagelverzorging ( ) Mondverzorging ( ) Aan- en uitkleden ( ) Bed opmaken 4. 5. 6.
7
8. 9. 10.
11. 12.
Welke aspecten heeft de patiënt zelfstandig en zonder jouw ( ) Geen ( ) Wassen onder ( ) Wassen boven ( ) Haarverzorging ( ) Scheren aanwezigheid uitgevoerd? ( ) Nagelverzorging ( ) Mondverzorging ( ) Aan- en uitkleden ( ) Bed opmaken Zijn de volgens jouw noodzakelijke aspecten aan bod gekomen? ( ) Ja, meer hoefde er niet te gebeuren. ( ) Nee, omdat………… ( ) Nee, sommige aspecten zijn vandaag niet uitgevoerd. ………………………… Heeft de patiënt alle handelingen die hij / zij zelf kon en wilde ( ) Ja, alle handelingen die hij/zij kon en wilde uitvoeren. ( ) Dit is niet van toepassing. uitvoeren ook uitgevoerd? ( ) Nee, ik heb een aantal handelingen overgenomen. ( ) Nee, omdat…………… Hoe vaak moest je / moesten jullie……………………………… a. de telefoon opnemen? b. een andere patiënt helpen? c. iets pakken in een andere ruimte en wat moest je pakken? Kwamen de artsen tijdens het wassen en de uiterlijke verzorging van deze patiënt visite lopen bij de patiënt? Moest jij of je collega (indien van toepassing) visite gaan lopen tijdens het wassen en de uiterlijke verzorging van deze patiënt? Heb je tijdens het wassen en de uiterlijke verzorging een praatje met de patiënt kunnen maken?
a. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer b. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer c. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer Geef hier aan wat je moestpakken:……………….................................................................... ( ) Ja ( ) Nee
( ( ( ( ( Hoe tevreden ben je over het wassen en de uiterlijke verzorging van ( deze patiënt? ( Welke activiteiten heb je tijdens het wassen en de uiterlijke ( verzorging van deze patiënt nog meer (bij deze patiënt) uitgevoerd? (
) Ja, ik moest visite gaan lopen. ( ) Nee. ) Ja, mijn collega moest visite gaan lopen. ) Ja, alleen tijdens de wasbeurt. ( ) Nee, daar had ik het te druk voor. ) Ja, zowel tijdens als na de wasbeurt. ( ) Nee, want dit kan niet met deze patiënt. ) Ja, alleen na de wasbeurt. ( ) Nee, omdat……………………………… ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden ) Wondverzorging. ( ) Controles. ) Sondevoeding geven. ( ) Anders, namelijk:………
30
Wasbeurt patiënt 2 (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) 1. Hoe heb je de patiënt gewassen en verzorgd / Hoe heeft de patiënt ( ) Volledig op bed ( ) Onderwassing op bed / Bovenwassing op badkamer zich gewassen en verzorgd? ( ) Volledig in badkamer 2a. Welke aspecten heb je samen met een collega uitgevoerd of heeft de ( ) Geen ( ) Wassen onder ( ) Wassen boven ( ) Haarverzorging ( ) Scheren patiënt met hulp/toezicht van jullie beide uitgevoerd? ( ) Nagelverzorging ( ) Mondverzorging ( ) Aan- en uitkleden ( ) Bed opmaken 2b. Met wie heb je de patiënt gewassen en verzorgd / geholpen met ( ) Leerling ( ) Verzorgende ( ) Verpleegkundige ( ) Sr. Verpleegkundige ( ) N.v.t. wassen en de uiterlijke verzorging? 3. Welke aspecten heb je alleen of heeft de patiënt met alleen jouw ( ) Geen ( ) Wassen onder ( ) Wassen boven ( ) Haarverzorging ( ) Scheren hulp uitgevoerd? ( ) Nagelverzorging ( ) Mondverzorging ( ) Aan- en uitkleden ( ) Bed opmaken 4. 5. 6.
7
8. 9. 10.
11. 12.
Welke aspecten heeft de patiënt zelfstandig en zonder jouw ( ) Geen ( ) Wassen onder ( ) Wassen boven ( ) Haarverzorging ( ) Scheren aanwezigheid uitgevoerd? ( ) Nagelverzorging ( ) Mondverzorging ( ) Aan- en uitkleden ( ) Bed opmaken Zijn de volgens jouw noodzakelijke aspecten aan bod gekomen? ( ) Ja, meer hoefde er niet te gebeuren. ( ) Nee, omdat………… ( ) Nee, sommige aspecten zijn vandaag niet uitgevoerd. ………………………… Heeft de patiënt alle handelingen die hij / zij zelf kon en wilde ( ) Ja, alle handelingen die hij/zij kon en wilde uitvoeren. ( ) Dit is niet van toepassing. uitvoeren ook uitgevoerd? ( ) Nee, ik heb een aantal handelingen overgenomen. ( ) Nee, omdat…………… Hoe vaak moest je / moesten jullie……………………………… a. de telefoon opnemen? b. een andere patiënt helpen? c. iets pakken in een andere ruimte en wat moest je pakken? Kwamen de artsen tijdens het wassen en de uiterlijke verzorging van deze patiënt visite lopen bij de patiënt? Moest jij of je collega (indien van toepassing) visite gaan lopen tijdens het wassen en de uiterlijke verzorging van deze patiënt? Heb je tijdens het wassen en de uiterlijke verzorging een praatje met de patiënt kunnen maken?
a. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer b. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer c. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer Geef hier aan wat je moestpakken:……………….................................................................... ( ) Ja ( ) Nee
( ( ( ( ( Hoe tevreden ben je over het wassen en de uiterlijke verzorging van ( deze patiënt? ( Welke activiteiten heb je tijdens het wassen en de uiterlijke ( verzorging van deze patiënt nog meer (bij deze patiënt) uitgevoerd? (
) Ja, ik moest visite gaan lopen. ( ) Nee. ) Ja, mijn collega moest visite gaan lopen. ) Ja, alleen tijdens de wasbeurt. ( ) Nee, daar had ik het te druk voor. ) Ja, zowel tijdens als na de wasbeurt. ( ) Nee, want dit kan niet met deze patiënt. ) Ja, alleen na de wasbeurt. ( ) Nee, omdat……………………………… ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden ) Wondverzorging. ( ) Controles. ) Sondevoeding geven. ( ) Anders, namelijk:………
31
Ochtendrapportage (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) Vragen
Ochtendrapportage patiënt 1
Ochtendrapportage patiënt 2
1.
Heb je aan bed gerapporteerd?
( ) Ja
( ) Ja
2.
Heb je aan de patiënt gevraagd hoe hij/zij de ( ) Ja , voor zover mogelijk ochtendverzorging heeft beleefd en hoe hij/zij tegen ( ) Gedeeltelijk zijn/haar beperkingen aankijkt? ( ) Nee, maar had wel gekund. ( ) Niet van toepassing. Heb je met de patiënt overlegd over de inhoud van de ( ) Ja , voor zover mogelijk rapportage? ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee, maar had wel gekund. ( ) Niet van toepassing. Heb je gerapporteerd m.b.t. alle verpleegdoelen uit het ( ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee zorgplan die voor de ochtendverzorging relevant zijn? Heb je voor interventies die niet tot het zorgplan van de ( ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee patiënt behoren, toegelicht waarom je die interventie hebt ( ) Ik heb geen andere interventies uitgevoerd. uitgevoerd en wat er verder moet gebeuren? Hoe tevreden ben je in het algemeen over de rapportage m.b.t. de ochtendverzorging?
3.
4. 5.
6a.
( ) Nee
( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden 6b.
Je kunt je keuze voor 6a hier toelichten:
( ( ( ( ( ( ( ( (
( ) Nee
) Ja , voor zover mogelijk ) Gedeeltelijk ) Nee, maar had wel gekund. ) Niet van toepassing. ) Ja , voor zover mogelijk ) Gedeeltelijk ) Nee, maar had wel gekund. ) Niet van toepassing. ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee
( ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee ( ) Ik heb geen andere interventies uitgevoerd.
( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden
32
Helpen met lunch patiënt (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) Vragen
1. 2.
Helpen met lunch patiënt 1
Helpen met lunch patiënt 2
9b.
Heeft de patiënt een slikstoornis? ( ) Ja ( ) Nee Heb je eerst voor een juiste houding ( ) Ja, patiënt moest rechtop worden gezet in bed. moeten zorgen? ( ) Ja, patiënt moest aan tafel worden gezet. ( ) Nee, patiënt zat al goed. Heeft de patiënt zijn/haar eten zelf ( ) Ja, onder toezicht. ( ) Ja, maar ik moest meesturen. gesneden (en gesmeerd)? ( ) Nee, heb ik gedaan. ( ) Nee, was al gebeurd. ( ) N.v.t In welke mate heb je de patiënt moeten ( ) Veel facilitatie ( ) Gemiddelde facilitatie helpen met eten en drinken / dvb? ( ) Meesturen Heeft de patiënt de handelingen die hij/ zij ( ) Ja, alle handelingen die hij/zij kon en wilde zelf kon en wilde uitvoeren ook uitvoeren. uitgevoerd? ( ) Nee, ik heb een aantal handelingen overgenomen. ( ) Nee, anders…………............................................ Hoe vaak heb tijdens het helpen…. a. de telefoon beantwoord? a. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer b. een andere patiënt geholpen? b. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer c. iets gepakt in een andere ruimte? c. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer Had je de mogelijkheid om de patiënt ( ) Ja ( ) Nee, de patiënt heeft geen sonde. sondevoeding te geven? Heb je de patiënt moeten bijvoeden (SV)? ( ) Ja ( ) Nee Hoe tevreden ben je over de uitvoering? ( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden ( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden Je kunt je keuze voor 9a hier toelichten. Toelichting:
10.
Zijn er patiënten geweest, die je continue aanwezigheid nodig hadden bij de lunch, maar die je niet hebt kunnen helpen vanwege de tijd?
3.
4. 5.
6.
7. 8. 9a.
( ) Ja, die patiënt(en) is / zijn geholpen door een collega. ( ) Ja, ik heb ervoor gekozen om die patiënt sondevoeding te geven.
( ( ( ( ( ( ( ( ( (
) Ja ( ) Nee ) Ja, patiënt moest rechtop worden gezet in bed. ) Ja, patiënt moest aan tafel worden gezet. ) Nee, patiënt zat al goed. ) Ja, onder toezicht. ( ) Ja, maar ik moest meesturen. ) Nee, heb ik gedaan. ( ) Nee, was al gebeurd. ) N.v.t ) Veel facilitatie ( ) Gemiddelde facilitatie ) Meesturen ) Ja, alle handelingen die hij/zij kon en wilde uitvoeren. ( ) Nee, ik heb een aantal handelingen overgenomen ( ) Nee, anders………….............................................. a. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer b. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer c. ( ) 0 keer ( ) 1 keer ( ) 2 keer ( ) 3 keer of meer ( ) Ja ( ) Nee, de patiënt heeft geen sonde. ( ) Ja ( ) Nee ( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden ( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden Toelichting:
( ) Ja, die patiënt(en) is / zijn geholpen door de voedingsassistente. ( ) Nee, ik heb iedereen kunnen helpen.
33
Middagrapportage (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) Vragen
Middagrapportage patiënt 1
Middagrapportage patiënt 2
1.
Heb je aan bed gerapporteerd?
( ) Ja
( ) Ja
2.
Heb je aan de patiënt gevraagd hoe hij/zij de ( ) Ja , voor zover mogelijk middagverzorging heeft beleefd en hoe hij/zij tegen ( ) Gedeeltelijk zijn/haar beperkingen aankijkt? ( ) Nee, maar had wel gekund. ( ) Niet van toepassing. Heb je met de patiënt overlegd over de inhoud van de ( ) Ja , voor zover mogelijk rapportage? ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee, maar had wel gekund. ( ) Niet van toepassing. Heb je gerapporteerd m.b.t. alle verpleegdoelen uit het ( ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee zorgplan die voor de middagverzorging relevant zijn? Heb je voor interventies die niet tot het zorgplan van de ( ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee patiënt behoren, toegelicht waarom je die interventie hebt ( ) Ik heb geen andere interventies uitgevoerd. uitgevoerd en wat er verder moet gebeuren? Hoe tevreden ben je in het algemeen over de rapportage m.b.t. de middagverzorging?
3.
4. 5.
6a.
( ) Nee
( ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden 6b.
Je kunt je keuze voor 6a hier toelichten:
( ( ( ( ( ( ( ( (
( ) Nee
) Ja , voor zover mogelijk ) Gedeeltelijk ) Nee, maar had wel gekund. ) Niet van toepassing. ) Ja , voor zover mogelijk ) Gedeeltelijk ) Nee, maar had wel gekund. ) Niet van toepassing. ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee
( ) Ja ( ) Gedeeltelijk ( ) Nee ( ) Ik heb geen andere interventies uitgevoerd.
( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden
34
Wegbrengen van patiënt (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) Vragen Wegbrengen 1 1. Naar welke afdeling moest de patiënt worden ( ) Röntgen (1e etage) ( ) KNF ( ) MRI gebracht? ( ) OK ( ) Anders, nl………………………… 2. Had de patiënt een afspraak? ( ) Ja, om……..………………………………...uur ( ) Nee, de patiënt kon op oproep komen. ( ) Nee, want…………………................................ 3. Betrof het een patiënt die in bed of in een rolstoel ( ) In bed moest worden weggebracht? ( ) In rolstoel ( ) Anders, nl……………………… 4. Hoe lang heb je op de heenweg bij de (bedden)lift ( ) Vrijwel niet ( ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten moeten wachten? ( ) Langer dan 5 minuten 5. 6. 7.
8.
( ) Nee Beantwoord vraag 8 t/m 11.
Wegbrengen 2 ( ) Röntgen (1e etage) ( ) KNF ( ) MRI ( ) OK ( ) Anders, nl………………………… ( ) Ja, om……..………………………………...uur ( ) Nee, de patiënt kon op oproep komen. ( ) Nee, want…………………................................. ( ) In bed ( ) In rolstoel ( ) Anders, nl……………………… ( ) Vrijwel niet ( ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ( ) Langer dan 5 minuten
( ) Ja
…………………uur ( ) Ik heb niet op de transportdienst gewacht. ( ) Om……………………………………uur
…………………uur ( ) Ik heb niet op de transportdienst gewacht. ( ) Om……………………………………uur
Met wie heb je de patiënt weggebracht?
( ) Alleen ( ) Met de transportdienst ( ) Met een collega, nl een vpk / vz / ll (doorhalen wat n.v.t. is). ( ) Vrijwel niet ( ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ( ) Langer dan 5 minuten.
( ) Alleen ( ) Met de transportdienst ( ) Met een collega, nl een vpk / vz / ll (doorhalen wat n.v.t. is). ( ) Vrijwel niet ( ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ( ) Langer dan 5 minuten.
( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( (
9.
Hoe lang heb je bij de balie van de betreffende afdeling moeten wachten om de patiënt aan te melden? 10. Ben jij bij de patiënt gebleven totdat hij/zij geholpen werd? 11. Hoe lang heb je op de terugweg bij de (bedden)lift moeten wachten? 12. Hoe tevreden ben je over het wegbrengen van de patiënt?
) Nee, ik ben direct terug gegaan naar de afdeling. ) Ja en ik ben zonder de patiënt teruggegaan. ) Ja en ik ben ook tijdens het onderzoek gebleven. ) Vrijwel niet ( ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ) Langer dan 5 minuten ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk tevreden ) Tamelijk ontevreden ( ) Erg tevreden ) Noch ontevreden, noch tevreden.
( ) Ja
( ) Nee Beantwoord vraag 8 t/m 11.
Heb je de transportdienst gebeld? Hoe laat heb je de transportdienst ongeveer gebeld? Hoe laat was de transportdienst ongeveer op de afdeling?
) Nee, ik ben direct terug gegaan naar de afdeling. ) Ja en ik ben zonder de patiënt teruggegaan. ) Ja en ik ben ook tijdens het onderzoek gebleven. ) Vrijwel niet ( ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ) Langer dan 5 minuten ) Erg ontevreden ( ) Tamelijk tevreden ) Tamelijk ontevreden ( ) Erg tevreden ) Noch ontevreden, noch tevreden.
35
Ophalen van patiënt (Het is mogelijk om je antwoorden op bladzijde 15 toe te lichten) Vragen Ophalen 1 Ophalen 2 1. Van welke afdeling moest de ( ) KNF ( ) Röntgen (1e etage) ( ) KNF ( ) Röntgen (1e etage) patiënt worden opgehaald? ( ) MRI ( ) SEH ( ) MRI ( ) SEH ( ) OK ( ) Anders, nl…………… ( ) OK ( ) Anders, nl……………
Ophalen 3 ( ) KNF ( ) Röntgen (1e etage) ( ) MRI ( ) SEH ( ) OK ( ) Anders, nl……………
2. Betrof het een patiënt in bed of ( in een rolstoel? ( ( 3. Waar moest je vandaan komen? ( ( ( 4. Hoe lang heb je op de heenweg ( bij de lift moeten wachten? ( ( 5. Met wie heb je de patiënt ( opgehaald? ( (
) In bed ) In rolstoel ) Anders, nl…………………… ) Verpleegafdeling ) Personeelsrestaurant ) Anders, namelijk………………… ) Niet van toepassing. ( ) Vrijwel niet ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ) Langer dan 5 minuten. ) Alleen ) Met de transportdienst ) Met een collega, nl een vpk / vz / ll (doorhalen wat n.v.t. is) ( ) Nee ( ) Ja, ongeveer………………..min
( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
6.
7.
8.
9.
) In bed ) In rolstoel ) Anders, nl……………………… ) Verpleegafdeling ) Personeelsrestaurant ) Anders, namelijk………………… ) Niet van toepassing. ( ) Vrijwel niet ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ) Langer dan 5 minuten. ) Alleen ) Met de transportdienst ) Met een collega, nl een vpk / vz / ll (doorhalen wat n.v.t. is) Heb je op de patiënt moeten ( ) Nee wachten, omdat deze nog niet ( ) Ja, ongeveer………………….min klaar was? Heb je met de patiënt op de ( ) Niet van toepassing transportdienst / je collega ( ) Nee moeten wachten? ( ) Ja, ongeveer…………..min Hoe lang heb je op de (bedden) ( ) Niet van toepassing. ( ) Vrijwel niet lift moeten wachten om terug te ( ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten gaan naar de verpleegafdeling? ( ) Langer dan 5 minuten. Hoe tevreden ben je over het ( ) Ontevreden ophalen van de patiënt? ( ) Tamelijk ontevreden ( ) Noch ontevreden, noch tevreden. ( ) Tamelijk tevreden ( ) Erg tevreden
( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (
) Niet van toepassing ) Nee ) Ja, ongeveer…………..min ) Niet van toepassing. ( ) Vrijwel niet ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ) Langer dan 5 minuten. ) Ontevreden ) Tamelijk ontevreden ) Noch ontevreden, noch tevreden. ) Tamelijk tevreden ) Erg tevreden
) In bed ) In rolstoel ) Anders, nl……………………… ) Verpleegafdeling ) Personeelsrestaurant ) Anders, namelijk………………… ) Niet van toepassing. ( ) Vrijwel niet ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ) Langer dan 5 minuten. ) Alleen ) Met de transportdienst ) Met een collega, nl een vpk / vz / ll (doorhalen wat n.v.t. is) ( ) Nee ( ) Ja, ongeveer…………………...min ) Niet van toepassing ) Nee ) Ja, ongeveer…………..min ) Niet van toepassing. ( ) Vrijwel niet ) 1-3 minuten ( ) 3-5 minuten ) Langer dan 5 minuten. ) Ontevreden ) Tamelijk ontevreden ) Noch ontevreden, noch tevreden. ) Tamelijk tevreden ) Erg tevreden
36
III. Evaluatievragen Evaluatie van de dag 1. Heb je voordat je met de ochtendverzorging begon aan je patiënten verteld in welke volgorde je ze vandaag ging helpen? ( ) Ja, bovendien heb ik uitgelegd waarom. ( ) Ja, maar ik heb niet uitgelegd waarom. ( ) Nee, omdat………………………………………………………… 2.
Wat vond je van het aantal aanwezig medewerkers, rekening houdende met de hoeveelheid werk die vandaag verricht moest worden? ( ) Erg weinig ( ) Tamelijk weinig ( ) Precies goed ( ) Tamelijk veel ( ) Erg veel
3.
Wat vond je van de kwaliteit van de personeelsbezetting, rekening houdende met het soort werkzaamheden dat vandaag verricht moest worden? ( ) Erg laag ( ) Tamelijk laag ( ) Precies goed ( ) Tamelijk hoog ( ) Erg hoog
4.
Hoe heb je de tijdsdruk ervaren………….
a. tijdens de ontbijtronde?
b. tijdens de ochtendverzorging?
Kies alleen voor het antwoord ‘weet niet’ als je de tijdsdruk niet kunt beoordelen vanwege je afwezigheid op de afdeling. Beantwoord vraag 5 als je normaal tamelijk hoog of erg hoog hebt gekozen.
( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( (
5.
a.
) Erg laag ) Tamelijk laag ) Normaal ) Tamelijk hoog ) Erg hoog ) Weet niet
) Erg laag ) Tamelijk laag ) Normaal ) Tamelijk hoog ) Erg hoog ) Weet niet
c. tijdens de lunchronde / verzorgingsronde van 12.00u? ( ) Erg laag ( ) Tamelijk laag ( ) Normaal ( ) Tamelijk hoog ( ) Erg hoog ( ) Weet niet
d.verzorgingsronde van 15.00u?
e. rond 17.00u?
( ( ( ( ( (
( ( ( ( ( (
) Erg laag ) Tamelijk laag ) Normaal ) Tamelijk hoog ) Erg hoog ) Weet niet
) Erg laag ) Tamelijk laag ) Normaal ) Tamelijk hoog ) Erg hoog ) Weet niet
Licht a.j.b. toe waarom je de tijdsdruk als tamelijk hoog of erg hoog hebt ervaren. (Denk bijvoorbeeld aan visite lopen, spoedopnames, ontslag, families op afdeling die veel aandacht nodig hadden, verwarde patiënten, het aantal transporten, afwezigheid van secretaresse of teamleidster, aantal telefoontjes, aantal oproepen van patiënten, leerlingen die veel aandacht nodig hadden, vragen van collega’s, familiegesprekken, veel patienten met sondevoeding enz.). Als je wilt kun je hieronder ook toelichten waarom je de tijdsdruk als erg laag, tamelijk laag of normaal hebt ervaren. tijdens de ontbijtronde? Toelichting:
37
b.
tijdens de ochtendverzorging?
Toelichting:
c.
tijdens de lunchronde (verzorgingsronde van 12.00u)?
Toelichting:
d.
de verzorgingsronde van 15.00u?
Toelichting:
e.
rond 17.00u?
Toelichting:
6.
Hieronder kun je aangeven welke activiteiten je vandaag nog meer hebt uitgevoerd.
38
IV. Opmerkingen bij activiteiten In onderstaande tabel kun je eventuele opmerkingen m.b.t. een activiteit noteren. Zet in de linkerkolom a.j.b. om welke activiteit en welke vraag het gaat.
Activiteit
Opmerkingen
39
Bijlage 12. T-testen achtergrondvariabelen Tabel B.6. Independent samples t-testen achtergrondvariabelen Variabele Leeftijd Werkervaring Contracturen Negative affectiviteit
Afdeling
N
M
∆M
SD
T-waarde
P
NEU IG NEU IG NEU IG
18 21 18 20 18 20
33,56 31,67 6,83 6,92 30,11 27,30
1,89
8,50 9,79 5,01 5,87 7,28 9,14
t (37) = 0,64
0,53
t (36) = -0,05
0,96
t (36) = 1,04
0,31
NEU IG
18 21
1,424 1,630
t (37) = -1,68
0,10
-0,09 2,81
-0,21
0,284 0,447
40
Bijlage 13. Factoranalyse vragenlijstschaal Consensus Tabel B.7: Correlatie matrix factoranalyse Consensus C_1 C_2 C_3 C_4 C_5 C_1 C_2 C_3 C_4 C_5 C_6 C_7 C_8 C_9 C_10
1,000 0,34** 0,21 0,26* 0,13 0,16 0,25* 0,12 0,15 0,12
1,000 0,28** 0,53** 0,37** 0,30** 0,36** 0,26* 0,24* 0,30**
1,000 0,68** 0,49** 0,38** 0,57** 0,42** 0,35** 0,58**
1,000 0,53** 0,49** 0,58** 0,42** 0,43** 0,55**
1,000 0,17 0,57** 0,18 0,28** 0,67**
C_6
C_7
C_8
C_9
C_10
1,000 0,58** 0,67** 0,73** 0,60**
1,000 0,40** 0,40** 0,78**
1,000 0,48** 0,48**
1,000 0,41**
1,000
Tabel B.8: Totale verklaarde variantie factoranalyse Consensus Extraction Sums of Squared Rotation Initial Eigenvalues Loadings Component % of Cumulative % of Cumulative Total Variance % Total Variance % Total 1 4,82 48,21 48,21 4,82 48,21 48,21 4,01 2 1,31 13,09 61,30 1,32 13,09 61,30 3,46 3 1,08 10,82 72,11 1,08 10,82 72,11 2,01 4 0,69 6,86 78,99 5 0,62 6,24 85,22 6 0,54 5,42 90,64 7 0,40 4,02 94,66 8 0,25 2,52 97,18 9 0,19 1,91 99,08 10 0,09 0,92 100,00 Tabel B.9: Structuurmatrix factoranalyse Consensus Component 1 C_1 C_2 C_3 C_4 C_5 C_6 C_7 C_8 C_9 C_10
2
3
0,15
-0,20
0,85
0,44
-0,28
0,76
0,76
-0,45
0,32
0,76
-0,52
0,53
0,86
-0,17
0,24
0,44
-0,94
0,25
0,83
-0,55
0,31
0,38
-0,82
0,20
0,37
-0,82
0,23
0,87
-0,57
0,16
Hoe dichter de absolute waarde bij 1 ligt, hoe meer het item tot een bepaalde factor behoort.
41
T1
M
SD
Bereik
T1
2,18
0,26
1-4
1,000
T2
V1
V2
R1
R2
SO1
SO2
SO3
SO4
C
W1
W2
S1
S2
G1
G2
T2
1,99
0,22
1-4
,47
1,000
V1
1,91
0,36
1-4
-,25
-,50*
1,000
V2
2,03
0,41
1-4
-,29
-,33
,76**
1,000
R1
2,29
0,36
1-4
,42
-,11
-,02
,10
1,000
R2
2,37
0,36
1-4
,16
-,12
,26
,54*
,57*
1,000
SO1
1,42
0,28
1-4
-,01
,06
,17
,42
,22
,54*
1,000
SO2
1,49
0,34
1-4
,02
,20
,15
,45
,19
,62**
,54*
1,000
SO3
1,71
0,29
1-4
-,12
-,37
,46
,34
,25
,09
,37
,05
SO4
1,78
0,37
1-4
-,18
-,20
,48*
,78**
,47*
,57*
,26
,36
,30
1,000
C
3,13
0,38
1-4
,28
,17
-,08
0,00
,04
,07
-,16
,08
-,59*
-,04
1,000
W1
1,07
0,09
1-2
-,01
,02
,05
,28
,31
,57*
,42
,45
,27
,43
-,24
W2
1,16
0,09
1-2
,06
-,02
,40
,29
,30
,10
-,08
-,15
,23
,54*
-,17
,12
1,000
S1
1,14
0,14
1-2
-,05
-,04
,13
,10
,28
,29
,40
,27
,22
,22
-,31
,81**
,20
S2
1,03
0,08
1-2
-,19
-,10
-,16
-,14
-,42
-,14
,25
,02
-,05
-,37
-,22
-,28
-,43
-0,26
1,000
G1
2,57
0,34
1-4
,59**
,30
-,06
-,07
,35
-,05
,01
-,13
,03
,13
-,04
,13
,21
0,11
-,28
1,000
G2
3,16
0,17
1-4
,10
,22
-,19
-,46
-,29
-,50
-,76**
-,40
-,54*
-,40
,58*
-,68**
-,08
-0,52*
-,22
-,04
LE
33,56
8,50
n.v.t
,17
-,04
-,29
-,24
,14
,20
,21
,22
,10
-,40
,02
,17
-,70**
-0,10
,02
-,11
-,13
WE
6,83
5,01
n.v.t
-,24
-,03
-,23
-,16
,08
,09
,47
,39
,07
-,26
-,24
,14
-,53*
0,22
,38
-,29
-,38
CU
30,11
7,28
n.v.t
-,16
-,08
,25
-,03
-,22
-,27
-,57*
-,48*
-,04
,09
-,25
,04
,35
0,23
-,36
,09
,29
NA
1,42
0,28
1-4
,34
,01
-,08
-,12
,35
,29
,49*
-,01
,10
-,05
-,33
-,08
,12
0,11
,26
,21
-,39
1,000
** Correlatie is statistisch significant op 0,01 niveau(tweezijdig) * Correlatie is statistisch significant op 0,05 niveau (tweezijdig)
42
T1 = Werktempo en werkhoeveelheid T2 = Emotionele belasting V1 = Afwisseling in het werk V2 = Leermogelijkheden R1 = Zelfstandigheid in het werk R2 = Inspraak SO1 = Relatie met collega’s SO2 = Relatie met directe leiding SO3 = Problemen met de taak
SO4 = Duidelijkheid over de taak C = Consensus over het werk W1 = Plezier in het werk W2 = Betrokkenheid bij de afdeling S1 = Herstelbehoefte S2 = Piekeren G1= Time managementgedrag G2 = Coördinatiegedrag LE = Leeftijd
WE = Werkervaring CU = Contracturen NA = Negatieve affectiviteit
1,000 1,000
1,000
Bijlage 14. Beschrijvende statistieken en correlaties Neurologie
Tabel B.10: Beschrijvende statistieken en correlaties verpleegafdeling Neurologie
Bijlage 15. Verschillen tussen functies Tabel B.11: Verschillen tussen functies Functie: Variabele: 1. T1 Werktempo en werkhoeveelheid (a)
VZ (n = 7)
VPK (n = 24)
Sr. VPK (n = 8)
ANOVA
2,49 (0,14)
2,24 ( 0,08)
2,53 (0,13)
F (2,36) = 2,59o
2. T2 Emotionele belasting
2,05 (0,09)
1,97 (0,05)
2,11 (0,08)
F (2,35) = 1,20
3. V1 Afwisseling in het werk
2,05 ( 0,15)
2,03 (0,08)
2,04 (0,14)
F (2,36) = 0,01
4. V2 Leermogelijkheden
1,88 (0,22)
2,03 (0,11)
1,99 (0,19)
F (2,34) = 0,20
5. R1 Zelfstandigheid in het werk
2,56 (0,13)
2,26 (0,07)
2,41 (0,12)
F (2,35) = 2,21
6. R2 Inspraak
2,45 (0,14)
2,32 (0,08)
2,22 (0,13)
F (2,35) = 0,70
7. SO1 Relatie met collega's (d)
1,54 (0,09)
1,44 (0,05)
1,68 (0,08)
F (2,36) = 2,95o
8. SO2 Relatie met directe leiding (b)
1,21 (0,11)
1,41 (0,06)
1,60 (0,10)
F (2,36) = 3,48*
9. SO3 Problemen met de taak
1,69 (0,10)
1,60 (0,05)
1,79 (0,09)
F (2,35) = 1,83
10. SO4 Duidelijkheid over de taak (c)
1,63 (0,13)
1,81 (0,07)
2,05 (0,12)
F (2,36) = 2,81o
11. C Consensus over het werk
3,08 (0,13)
3,03 (0,07)
2,90 (0,13)
F (2,36) = 0,57
12. S1 Herstelbehoefte
1,38 (0,09)
1,16 (0,05)
1,33 (0,09)
F (2,32) = 2,90o
13. G1 Time managementgedrag
2,54 (0,12)
2,50 (0,07)
2,63 (0,11)
F (2,36) = 0,52
14. G2 Coordinatiegedrag
2,93 (0,09)
3,07 (0,04)
3,00 (0,08)
F (2,34) = 1,24
15. NA Negatieve affectiviteit
1,72 (0,14)
1,41 (0,07)
1,74 (0,13)
F (2,36) = 3,44*
** Verschil in gemiddelden is significant op 0,01 niveau (tweezijdig) * Verschil in gemiddelden is significant op 0,05 niveau (tweezijdig) o Verschil in gemiddelden is significant op 0,1 niveau (tweezijdig) (a) Post hoc testen voor ongelijke varianties (Dunnett T3, Tamhane en Games Howell) leveren allemaal statitisch significante verschillen (p < 0,1) op tussen verzorgenden en verpleegkundigen. (b) Een post hoc test voor gelijke varianties (Scheffe's) levert statisch significante verschillen (p<0,05) op tussen verzorgenden en senior verpleegkundigen. c) Een post hoc test voor gelijke varianties (Scheffe's) levert statisch significante verschillen (p<0,1) op tussen verzorgenden en senior verpleegkundigen. (d) Een post hoc test voor gelijke varianties (Scheffe's) levert statisch significante verschillen (p<0,1) op tussen verpleegkundigen en senior verpleegkundigen. Conclusie: verzorgenden ervaren een hoger werktempo en werkhoeveelheid dan verpleegkundigen (p<0,1), verzorgenden beoordelen de relatie met directe leiding beter dan senior verpleegkundigen (p<0,05), senior verpleegkundigen ervaren meer taakonduidelijkheid dan verzorgenden (p<0,1) en verpleegkundigen beoordelen de relatie met collega’s beter dan senior verpleegkundigen (p<0,1).
43
Bijlage 16. Regressieanalyse Tabel B.12: Regressieanalyse onafhankelijke variabelen met herstelbehoefte R2
Aangepaste R2
F
0,58
0,47
F(7,26) = 5,09
β
P
T1
0,32
0,00** 0,06
V1
0,24
0,08
R1
0,30
0,06
SO1
0,03
0,87
Model 1
C
-0,18
0,27
G2
-0,26
0,14
-0,07
0,71
Β
P
NA Model 2
R2
Aangepaste R2
F
0,44
0,39
F(3,30) = 7,98
0,00**
T1
0,40
0,01**
V1
0,32 0,27
0,03* 0,08
β
P
R1 Model 3
R2
Aangepaste R2
F
0,40
0,36
F(2,32) = 10,63
0,00**
T1
0,50
0,00**
V1
0,36
0,01*
** Verschil in gemiddelden is significant op 0,01 niveau (tweezijdig) * Verschil in gemiddelden is significant op 0,05 niveau (tweezijdig)
44
Bijlage 17. Aanvullende mediatie testen Coördinatie gedrag
Coördinatie gedrag A
A
B C
Werktempo en werkhoeveelheid
Herstelbehoefte
Figuur B.4: Mediatie model 4
Relatie met collega’s
Herstelbehoefte
Consensus A
B C
Consensus
C
Figuur B.5: Mediatie model 5
Problemen met de taak A
B
Herstelbehoefte
Figuur B.6:Mediatie model 6
Coördinatie gedrag
B C
Herstelbehoefte
Figuur B.7: Mediatie model 7
Coördinatie gedrag A
Consensus
B C
Herstelbehoefte
Figuur B.8:Mediatie model 8
45
Tabel B.13: Resultaten mediatie testen Model 4: G2 als mediator, T1 als onafhankelijke variabele en S1 als afhankelijke variabele Mediator Onafhankelijke variabele β G2 P β T1 P 1. T1 op G2 -0,32 0,06 2. S1 op G2 -0,55 0,00 3. S1 op T1 en G2 0,39 -0,43 0,009 0,00 Model 5: G2 als mediator, SO1 als onafhankelijke variabele en S1 als afhankelijke variabele Mediator Onafhankelijke variabele β G2 P β SO1 P 1. G2 op SO1 -0,51 0,00 2. S1 op SO1 0,38 0,02 3. S1 op SO1 en G2 -0,47 0,16 0,34 0,01 Model 6: C als mediator, SO3 als onafhankelijke variabele en S1 als afhankelijke variabele Mediator Onafhankelijke variabele βC P β SO3 P 1.C op SO3 -0,36 0,03 2.S1 op SO3 -0,09 0,60 3.S1 op SO3 en C 0,39 -0,03 0,86 0,03 Model 7: C als mediator, G2 als onafhankelijke variabele en S1 als afhankelijke variabele Mediator Onafhankelijke variabele βC P β G2 P 1. C op G2 0,528 0,00 2. S1 op G2 -0,546 0,00 3. S1 op C en G2 -0,125 0,478 -0,480 0,01 Model 8: G2 als mediator, C als onafhankelijke variabele en S1 als afhankelijke variabele Mediator Onafhankelijke variabele β G2 P βC P 1. G2 op C 0,528 0,00 2. S1 op C -0,379 0,03 3. S1 op G2 en C -0,480 -0,125 0,478 0,009 Als significantie niveau is P =0,05 gehanteerd.
46
Bijlage 18. Vergelijking met referentiegegevens Tabel B.14: T-testen verschillen met referentiegegevens van Organisatie A en Gezondheidszorg ∆M tussen CZE ∆M tussen NEU en andere en andere Variabele Instelling M SD N zorginstellingen zorginstellingen Werktempo en werkhoeveelheid (T1)
Emotionele belasting (T2)
Afwisseling in het werk (V1)
Leermogelijkheden (V2)
Zelfstandigheid in het werk (R1)
Inspraak (R2)
Relatie met collega’s (SO1)
Relatie met directe leiding (SO2)
Problemen met de taak (SO3)
CZE (2007)
44,75
12,90
18
Neurologie (2007)
39,39
8,80
18
Gezondheidszorg (1997)
43,08
15,52
4357
1,67
-3,69
Organisatie A (2004)
34,85
9,01
52
9,90**
4,54
CZE (2007)
33,75
7,43
17
Neurologie (2007)
32,87
7,46
17
Gezondheidszorg (1997)
34,42
14,87
4171
-0,67
-1,55
Organisatie A (2004)
34,84
11,68
52
-1,09
-1,97
CZE (2007)
34,42
13,19
18
Neurologie (2007)
30,43
12,04
18
Gezondheidszorg (1997)
38,45
19,17
4360
-4,03
Organisatie A (2004)
32,10
14,23
52
2,32
-8,02* -1,67
-15,95** -3,68
-14,90** -2,63
CZE (2007)
33,26
17,57
17
Neurologie (2007)
34,31
13,78
17
Gezondheidszorg (1997)
49,21
21,56
4174
Organisatie A (2004)
36,94
20,60
52
CZE (2007)
44,82
11,97
18
Neurologie (2007)
42,99
11,90
18
Gezondheidszorg (1997)
42,82
17,93
4355
2,00
0,17
0,04
-1,79
Organisatie A (2004)
44,78
13,26
52
CZE (2007)
44,08
12,33
18
Neurologie (2007)
45,50
12,01
18
Gezondheidszorg (1997)
47,20
19,73
3958
-3,12
-1,70
Organisatie A (2004)
48,29
16,03
52
-4,21
-2,79
CZE (2007)
16,97
8,40
18
Neurologie (2007)
13,93
9,45
18
Gezondheidszorg (1997)
21,98
13,91
3953
Organisatie A (2004)
18,71
12,08
52
-5,01** -1,74
-8,05* -4,78
-9,37** -3,15
-6,88* -0,66
0,94
-44,37
CZE (2007)
13,69
10,10
18
Neurologie (2007)
16,18
11,45
18
Gezondheidszorg (1997)
23,06
17,63
4316
Organisatie A (2004)
16,84
13,92
52
CZE (2007)
21,78
8,70
17
Neurologie (2007)
23,53
9,53
17
Gezondheidszorg (1997)
20,84
11,74
3669
47
Variabele
Instelling
M
SD
N
Duidelijkheid over de taak (SO4)
CZE (2007)
27,52
12,16
18
Neurologie (2007)
25,93
12,29
18
Gezondheidszorg (1997)
31,74
17,70
3841
Plezier in het werk (W1)
Betrokkenheid bij de afdeling (W2)
Herstelbehoefte (S1)
Piekeren (S2)
CZE (2007)
6,01
8,11
17
Neurologie (2007)
6,54
8,84
17
Gezondheidszorg (1997)
12,54
17,14
2407
CZE (2007)
19,49
10,89
17
Neurologie (2007)
16,39
8,84
17
Gezondheidszorg (1997)
39,60
25,27
2252
Organisatie A (2004)
19,54
14,64
51
CZE (2007)
23,59
24,33
17
Neurologie (2007)
10,33
14,02
17
Gezondheidszorg (1997)
30,06
30,22
2401
Organisatie A (2004)
23,76
22,66
50
∆M tussen CZE en andere zorginstellingen
∆M tussen NEU en andere zorginstellingen
-4,22*
-5,81
-6,53**
-6,00*
-20,11** -0,05
-23,21** -3,15
-6,47** -0,17
-13,43**
CZE (2007)
5,18
11,00
18
Neurologie (2007)
2,78
8,08
18
Gezondheidszorg (1997)
18,98
28,90
2388
-13,80
Organisatie A (2004)
7,84
17,49
51
-2,66
-19,73**
-16,20** -5,06
** Correlatie is statistisch significant op het 0.01 niveau (tweezijdig). *Correlatie is statistisch significant op het 0.05 niveau (tweezijdig).
48
Tabel B.15: T-testen verschillen met referentiegegevens van Organisatie B ∆M tussen organisatie B en CZE resp NEU
Variabele
Instelling
M
SD
N
Werktempo en werkhoeveelheid (T1)
Organisatie B (2007)
2,50
0,43
289
2,34
0,39
39
0,16*
2,18
0,26
18
0,32**
Emotionele belasting (T2)
CZE (2007) Neurologie (2007) Organisatie B (2007)
2,05
0,33
287
2,01
0,22
38
0,04
1,99
0,22
17
0,06
Relatie met collega’s (SO1)
CZE (2007) Neurologie (2007) Organisatie B (2007)
1,59
0,34
283
1,51
0,25
39
0,08
1,42
0,28
18
0,17*
Relatie met directe leiding (SO2)
CZE (2007) Neurologie (2007) Organisatie B (2007)
1,57
0,50
289
1,41
0,30
39
0,16**
1,49
0,34
18
0,09
Duidelijkheid over de taak (SO4)
CZE (2007) Neurologie (2007) Organisatie B (2007)
1,87
0,411
289
CZE (2007) Neurologie (2007)
1,826
0,365
39
0,044
1,778
0,37
18
0,092
** Correlatie is statistisch significant op het 0.01 niveau (tweezijdig). *Correlatie is statistisch significant op het 0.05 niveau (tweezijdig).
49
Bijlage 19. Verschillen tussen afdelingen Tabel B.16: T-testen voor verschillen tussen afdelingen op afhankelijke variabelen en herstelbehoefte Variabele T1 T2 V1 V2 R1 R2 SO1 SO2 SO3 SO4 C S1 NA G1 G2
** *
Afdeling
N
M
∆M
SD
T-waarde
P
NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG NEU IG
18 21 17 21 18 21 17 20 18 20 18 20 18 21 18 21 17 21 18 21 18 21 17 18 18 21 18 21 17 20
2,18 2,48 1,99 2,03 1,91 2,14 2,03 1,97 2,29 2,39 2,37 2,28 1,42 1,59 1,49 1,35 1,71 1,61 1,78 1,87 3,13 2,91 1,10 1,36 1,42 1,63 2,57 2,51 3,16 2,93
-0,30
0,26 0,43 0,22 0,23 0,36 0,40 0,41 0,62 0,36 0,36 0,36 0,38 0,28 0,20 0,34 0,26 0,29 0,24 0,37 0,37 0,38 0,30 0,14 0,26 0,28 0,45 0,34 0,30 0,17 0,20
t (37) =-2,58
0,01*
t (36) = -0,66
0,52
t (37) = -1,80
0,08
t (35) = 0,33
0,74
t (36) = -0,90
0,38
t (36) = 0,67
0,51
t (37) = -2,19
0,04*
t (37) = 1,45
0,16
t (36) = 1,12
0,27
t (37) = -0,75
0,46
t (37) = 2,03
0,05*
t (26,635) = -3,72
0,00**
t (37) = -1,68
0,10
t (37) = 0,56
0,58
t (35) = 3,78
0,00**
-0,05 -0,22 0,06 -0,10 0,08 -0,17 0,14 0,09 -0,09 0,22 -0,26 -0,21 0,06 0,23
Correlatie is statistisch significant op het 0.01 niveau (tweezijdig). Correlatie is statistisch significant op het 0.05 niveau (tweezijdig).
50
Bijlage 20. Helpen met eten en transport van patiënten Het helpen met ontbijt en lunch omvat alle handelingen die plaatsvinden vanaf het moment dat een verpleegkundige op de kamer bij de patiënt komt om de patiënt te helpen tot het moment waarop de verpleegkundige de kamer verlaat. Het gaat hierbij om onder andere de volgende handelingen: geven van een actieve houding, helpen met eten en het terug in bed leggen van patiënten. Deze activiteit heeft betrekking op patiënten die gedurende het nuttigen van het ontbijt of de lunch de gehele tijd (of een groot deel van de tijd) ondersteuning of toezicht nodig hebben. Dit zijn vooral patiënten met een slikstoornis. De tijdduur van een helpbeurt is afhankelijk van de volgende factoren: wel/geen slikstoornis en de mate van facilitatie. De gemiddelde tijdduren, standaard deviatie en het aantal waarnemingen wordt voor het helpen met ontbijt weergegeven in Tabel B.17 en voor het helpen met lunch in Tabel B.18. In de tabellen is ook onderscheid gemaakt op basis van wel/geen slikstoornis en de mate van facilitatie. Tabel B.17: Resultaten helpen met ontbijt Ontbijt M SD (in min) ( in min)
N
Alle helpbeurten
11,11
5,15
9
Wel slikstoornis
13,75
2,17
4
Geen slikstoornis
9,00
5,83
5
Veel facilitatie
13,33
2,36
3
Gemiddelde facilitatie Meesturen
10,00
6,12
4
10,00
5,00
2
Tabel B.18: Resultaten helpen met lunch Lunch M SD (in min) ( in min) Alle helpbeurten Wel slikstoornis Geen slikstoornis Veel facilitatie Gemiddelde facilitatie Meesturen
N
24,38
10,44
8
25,83
11,33
6
20,00
5,00
2
28,75
12,4
4
21,67
4,70
3
15,00
0,00
1
Wegbrengen patiënt naar omgevingsafdelingen en ophalen patiënt van omgevingsafdelingen Het wegbrengen van een patiënt en het ophalen van een patiënt omvat alle handelingen die plaatsvinden vanaf het moment dat een verpleegkundige besluit een patiënt weg te brengen of op te halen tot het moment waarop de verpleegkundige weer terug is op de verpleegafdeling. Het gaat hierbij voornamelijk om het wegbrengen en ophalen van patiënten naar de KNF-afdeling, de röntgenafdeling, de MRI, endoscopie, de OK of de SEH. Naast de tijdsduur zijn onder andere de volgende gegevens verzameld: betreffende afdeling, wachttijd op transportdienst, lift en bij balie van afdeling, en wel of niet bij patiënt gebleven tijdens het onderzoek. De resultaten worden weergegeven in Tabellen B.19 en B.20. Tabel B.19: Resultaten wegbrengen patiënt
Tabel B.20: Resultaten ophalen patiënt
M ( in min)
SD ( in min)
N
Ophalen
M ( in min)
SD ( in min)
N
Alle transporten Endoscopie
13,75
3,31
8
12,00
4,00
5
15
0,00
1
10,00
4,08
3
MRI OK Röntgen
11,25 15 17,5
9,38 0,00 2,5
4 1 2
Alle transporten Onderzoeksafdelingen SEH
15
0,00
2
Wegbrengen
51
Lijst met tabellen en figuren Figuur B.1: Organogram CZE.......................................................................................................................1 Figuur B.2: Organogram functiegroep Neurologie .......................................................................................2 Figuur B.3: Organogram verpleegafdeling Neurologie................................................................................3 Figuur B.4: Mediatie model 4 ……….. ......................................................................................................45 Figuur B.5: Mediatie model 5……….. .......................................................................................................45 Figuur B.6: Mediatie model 6……….. .......................................................................................................45 Figuur B.7: Mediatie model 7……….. .......................................................................................................45 Figuur B.8: Mediatie model 8 .....................................................................................................................45
Tabel B.1: Initiële lijst met knelpunten uit interviews, observatie en bedrijfsdocumentatie.......................10 Tabel B.2: Definitieve lijst met knelpunten uit interviews, observatie en bedrijfsdocumentatie................11 Tabel B.3: Aanvullende knelpunten ............................................................................................................11 Tabel B.4: Structuur van de VBBA.............................................................................................................12 Tabel B.5: Beheersmaatregelen en kwaliteitscriteria per activiteit .............................................................12 Tabel B.6. Independent samples t-testen achtergrondvariabelen ................................................................40 Tabel B.7: Correlatie matrix factoranalyse Consensus ...............................................................................41 Tabel B.8: Totale verklaarde variantie factoranalyse Consensus................................................................41 Tabel B.9: Structuurmatrix factoranalyse Consensus..................................................................................41 Tabel B.10: Beschrijvende statistieken en correlaties verpleegafdeling Neurologie ..................................42 Tabel B.11: Verschillen tussen functies ......................................................................................................43 Tabel B.12: Regressieanalyse onafhankelijke variabelen met herstelbehoefte ...........................................44 Tabel B.13: Resultaten mediatie testen .......................................................................................................46 Tabel B.14: T-testen verschillen met referentiegegevens van Organisatie A en Gezondheidszorg............47 Tabel B.15: T-testen verschillen met referentiegegevens van Organisatie B..............................................49 Tabel B.16: T-testen voor verschillen tussen afdelingen op afhankelijke variabelen en herstelbehoefte ...50 Tabel B.17: Resultaten helpen met ontbijt ..................................................................................................51 Tabel B.18: Resultaten helpen met lunch....................................................................................................51 Tabel B.19: Resultaten wegbrengen patiënt ................................................................................................51 Tabel B.20: Resultaten ophalen patiënt.......................................................................................................51
52