VOOR EEN DUURZAME WERELD
Democratische Republiek
CONGO: 1001 facetten BIO NEEMT NIEUWE START KINDERRECHTEN IN BRAZILIË
AN UW DENK ERA ENT ABONNEM WEN U TE HERNIE
Nr 2 / 2014 • DRIEMAANDELIJKS APRIL-MEI-JUNI 2014 P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht APRIL-MEI-JUNI 2014
25/28 >
30/31 >
34-35 >
BIO
20 jaar Rwandatribunaal
Copa do mundo:
neemt nieuwe start
DR CONGO
RWA MANIEMA
BANDUNDU
KASAÏ ORIENTAL
Kasongo
KINSHASA
Kikwit
Kananga Mbuji-Mayi
KATANGA
ANGOLA
kinderrechten buitenspel
Lubumbashi
BURU
> DOSSIER DR CONGO
Ontwikkelingssamenwerking in DR Congo: een steentje bijgedragen > 4
8-9 Gezondheidszorg in Congo: een model voor de wereld
16 Interview Belgische ambassadeur in Kinshasa
10-11 Kinshasa : verhalen van leven en overleven
17 Oost-Congo in nood
12-13 Van zaad tot bord 14 Technisch landbouwonderwijs: de nieuwe aanpak 15 Belgische universitairen in de bres voor Congolese collega’s
18-19 Het Congobekken, bakermat van biodiversiteit 20-22 Ambachtelijke versus industriële mijnbouw in Congo 23 Hoop en uitdagingen van Inga 24 Wanneer natuur, mens en cultuur samenkomen
29 Move with Africa: in naam van de solidariteit 32-33 Sport: duwtje in de rug voor ontwikkeling en vrede 36 Belgen en ontwikkelingssamenwerking 37 Terugkeer naar Congo 38-39 Rondom de Glo.be 40 Ontdek Glo.be
Dimensie 3 wordt
VOOR EEN DUURZAME WERELD
e wereld is volop in verandering, de oude vijandelijke blokken gelden niet langer, landen die vroeger arm waren groeien uit tot grote mogendheden, de ‘Derde’ Wereld bestaat niet meer … Daarom verandert Dimensie 3 van naam en ruimt het plaats voor Glo.be. Glo.be wijst op een globale visie, die rekening houdt met de complexiteit van onze wereld, met zijn globalisering en onderlinge afhankelijkheid, met zijn goede en slechte kanten: communicatie, een veel sneller verkeer van producten, kennis en personen, maar ook vervuiling, klimaatverandering, grotere sociale ongelijkheid en instabiliteit… Een wereld die duurzaam móet zijn om te blijven voortbestaan, zowel in het zuidelijk halfrond als in het noordelijk. Een wereld waarin het kleine België en ieder van ons zijn rol te spelen heeft.
Een man staat in de wachtrij om zijn kippen te laten vaccineren tegen de virale ziekte Newcastle door dierenarts Hangi, in zijn kliniek in Musienene (Noord-Kivu). © Tim Dirven / Dierenartsen zonder Grenzen
Redactie:
Omdat de wereld verandert, heeft ook de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zich aangepast. De begunstigden zijn partners geworden, en de Millenniumdoelen die een samenvatting zijn van armoedebestrijding worden ‘duurzaam’. Een woord dat al vaak gebruikt en misbruikt werd voor velerlei doeleinden, maar dat in zijn ware betekenis meer dan waar ook zijn plaats vindt in de ontwikkelingssamenwerking. Want de notie ‘duurzame ontwikkeling’ omvat niet alleen de economie, maar ook sociale en milieu-aspecten die onmisbaar zijn voor de lange termijn. En tevens van belang zijn voor de ontwikkelingssamenwerking.
Karmelietenstraat, 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Duurzaamheid houdt ook in dat we zorgzamer met het milieu omgaan. Papier wordt geleidelijk vervangen door de digitale vorm, en dus bereidt ook Glo.be zich stilaan voor op het digitale tijdperk. Daarom zijn we blij u onze vernieuwde website te kunnen voorstellen (www.glo-be.be) met allerlei nieuwigheden. Glo.be kan voortaan ook gelezen worden op iPad en op tablet Android.
Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Chris Simoens en Mélissa Peeters
We maken ook van de gelegenheid gebruik om ons abonneebestand te vernieuwen. Blijf met ons de wereld van de ontwikkelingssamenwerking volgen en vergeet daarom niet uw abonnement te hernieuwen (zie hieronder).
Layout en productie: www.mwp.be
Voor een duurzame wereld!
Driemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD
De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Glo.be verschijnt 4 maal per jaar om de 3 maanden. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier. Abonnement: Gratis in België. In het buitenland enkel de elektronische versie.
DE REDACTIE
HERNIEUW UW ABONNEMENT Glo.be actualiseert zijn abonneebestand. Als u zich vóór 2012 geabonneerd hebt, dient u uw abonnement te hernieuwen, zo niet zal het vervallen. Hernieuwen kan eenvoudigweg op www.glo-be.be of www.dg-d.be. Of stuur ons zonder kosten de herabonneerkaart die in het midden van het vorige nummer geniet was (1/2014).
editoriaal
D
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING IN DR CONGO: BELGIË DRAAGT STEENTJE BIJ ELISE PIRSOUL DGD
Op de hobbelige wegen van ontwikkeling
Vandaag maakt de ODA (officiële ontwikkelingshulp) nog slechts 15% van de begroting uit tegenover 60% vroeger” Jean-Claude Mokeni Ataningamu Senator, voorzitter van de commissie Externe Betrekkingen - naar aanleiding van het bezoek van minister Labille in Congo.
4 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
De 4X4 is alweer blijven steken. Mannen stappen uit een kleine vrachtwagen die zich ook heeft vastgereden en beginnen onze wielen uit te graven zonder ook maar iets te vragen. Zodra de wielen vrij zijn, effenen ze een stukje weg verderop in de hoop dat we ze enkele luttele dollars geven … Over de reis van 30 km hebben we 3 uur gedaan. Riccardo lacht, hij is dit soort problemen gewoon. Coöperant, of zoals het nu heet ‘technisch assistent’, in dit land zijn, betekent je uit de slag kunnen trekken en telkens weer improviseren. Maar hij wist wat hem te wachten stond. Voor zijn komst heeft de Belgische Technische Coöperatie BTC er lang over gedaan om personeel te vinden dat bereid is in Kikwit te werken. Niet verwonderlijk, want er zijn geen goede scholen, geen gezondheidszorg, amper elektriciteit, het is er is
niet bepaald veilig en de bevoorrading is onzeker. Riccardo heeft zijn vrouw en schoolplichtige kinderen in Kinshasa moeten achterlaten. ‘Ik heb nog geluk, want via de nationale verbindingsweg – nagenoeg de enige van het land – kan ik op een dag tijd naar de hoofdstad rijden, maar andere coöperanten in een verloren dorp in het binnenland doen er soms weken over!’ We rijden eindelijk verder. Langs de weg staan verlaten vrachtwagens te verroesten waarvan de onderdelen een voor een werden gestolen. De metalen karkassen getuigen van de slechte wegen en de veel te zware vracht en zo worden ze stilaan deel van het landschap. Net zoals de dikke elektriciteitslijnen hoog in de lucht die doorlopen zover het oog reikt. Het is een hoogspanningslijn die vertrekt aan de Inga-stuwdam, een zinnebeeld voor de ongelijkheid in het land. Deze elektriciteitslijn loopt dwars door Congo en levert stroom voor de mijnen in het oosten, terwijl het binnenland in het duister blijft. Enkel de rijken hebben licht dankzij een generator …
Reus op lemen voeten De Democratische Republiek Congo beslaat een zeer groot gebied dat tachtig maal zo groot is als België. Er wonen 200 ethnische groepen en het land telt 3 klimaatzones (evenaar, tropisch gebied en bergen). De mogelijkheden zijn enorm: een groeicijfer van 8,5 %, een jonge bevolking, een gunstig landbouwklimaat en een ondergrond propvol natuurlijke hulpbronnen waarvan de staat nu pas de inkomsten begint op te strijken. Maar in dit land kan het ook weken duren om naar het binnenland te reizen omdat de afstanden zo groot zijn en de wegen zo slecht. Dit reusachtige land beschikt over een begroting die niet groter is dan die van een grote Belgische stad en is dus niet in staat zijn ambtenaren behoorlijk te betalen. En toch is het een rijk land, met de bijnaam ‘geologisch schandaal’ vanwege de rijkdom aan diamant, koper, goud en kobalt. Het is echter verwoest door oorlog en een langdurige politieke chaos. De vroegere kolonisatoren zijn nu eens de schuldigen van al het onheil, dan weer de redders van een onzekere
© DGD/E. Pirsoul
DR CONGO
MEER FRAGIELE STATEN IN 2014 De Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO omschrijft een land als kwetsbaar wanneer de regering en de overheidsinstanties de middelen en/of de politieke wil niet hebben om de veiligheid en de bescherming van de burgers te garanderen, overheidsaangelegenheden op efficiënte wijze te beheren en de strijd aan te binden tegen de armoede onder de bevolking. 1 Wat volgens de OESO op de eerste plaats moet komen is ‘zorgen voor de vestiging en instandhouding van een legitieme staat die in staat is haar taken te vervullen’. De DAC heeft daartoe ‘the Principles for Good International Engagement in Fragile States and Situations’ uitgewerkt. De lijst van fragiele staten telt momenteel 51 landen, waarvan de meeste (29) deel uitmaken van sub-Sahara Afrika. Zes van de 18 partnerlanden van België staan ook op de lijst, met name Burundi, DR Congo, Mali, Niger, Oeganda en Palestina. In 2014 zijn er jammer genoeg nog 8 landen bijgekomen: NoordKorea, Egypte, Syrië, Mali, Burkina Faso, Madagascar, Mauritanië en Tuvalu. Kortom: 1,4 miljard mensen leven in een fragiele staat.2 1 2
toekomst. Met zijn enorm bosareaal is Congo de tweede long van de wereld (na het Amazonewoud). Het telt 5 nationale parken die op de lijst van bedreigd werelderfgoed staan en die min of meer bewaard zijn gebleven omdat ze afgesloten zijn van de buitenwereld. (p. 18-19).
Samenwerking in een fragiel land, een hele uitdaging Congo is dus een rijk maar ook een ‘fragiel’ land dat alle complexe problemen van de ontwikkelingsproblematiek in zich verenigt. Door het land op te nemen als belangrijkste partner heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking niet de weg van de minste weerstand gekozen. De wens om op een gedecentraliseerde manier te werken, dichtbij de ‘meest behoeftigen’, ver van de hoofdstad, maakt de uitdaging des te groter. Door de grote afstanden, de slechte communicatiemiddelen, de ondermaatse infrastructuur en de zwakke sociale en politieke structuren is het nodig bij elk nieuw project alles van voren af aan te beginnen. Twee
Europa heeft de afspraak met de Arabische lente gemist, nu mag het de opleving van Afrika niet missen” Jean-Pascal Labille, minister van Ontwikkelingssamenwerking
http://www.oecd.org/fr/cad/incaf/lerenforcementdeletatdanslesetatsfragiles.htm http://www.oecd.org/dac/incaf/FSR-2014.pdf
jaar na het begin van het programma heeft BTC nog altijd geen deskundige gevonden die bereid is in de uithoeken van Maniema te werken, op de offerte-aanvragen komt geen reactie en het vervoer van materiaal kan 5 maanden duren. Daardoor loopt het samenwerkingsprogramma vertraging op. Een evaluatie van projecten inzake technisch onderwijs spraken zich zeer kritisch uit. Reden: het gebrek aan schoolmateriaal en de geringe kans op werk voor jong opgeleiden… Ontmoedigend. Maar daarom laat België zijn ouwe compagnon niet vallen, wel integendeel. De Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking beklemtoont dat ‘België de morele plicht heeft om actie te ondernemen’. In 2013 bracht hij 3 werkbezoeken aan Congo, in 2014 2. En de ontwikkelingssamenwerking tracht lessen te trekken uit haar fouten. Zo wil ze niet langer blijk geven van een paternalistische houding waar hier en daar soms nog nostalgisch aan wordt teruggedacht. Zo moet haar ‘partner’ de kans krijgen uit te groeien tot een ‘rechtsstaat’ ten
dienste van de bevolking. Ze zet in op de versterking van de administratie via het beginsel van de dubbele verankering: werken op het niveau van de bevolking (ziekenhuis) én van de administratie (ministerie van Volksgezondheid). Hiervoor worden UCAG (unités conjointes d’appui à la gestion) opgericht, wat betekent dat een technisch assistent die door België wordt aangesteld, administratieve ondersteuning biedt binnen de Congolese ministeries. Ten slotte hebben België en Congo een overeenkomst afgesloten om de infrastructuur in de beide Kivu’s te ondersteunen, rekening houdend met de moeilijkheden daar en de vaste wil om deze provincies te stabiliseren.
Nieuw programma: de samenwerking versterken en stabiliseren Eind maart 2014 hebben Congo en België het ‘indicatief samenwerkingsprogramma’ (ISP) ondertekend. Het bepaalt de hoogte van de budgetten, de geografische gebieden en de sectoren van de
I APRIL-MEI-JUNI 2014
5
DR CONGO
SLEU SLEUTELWOORDEN S UTE TELWO OO VAN HET ON NTW WIK IK ELI IKKE ONTWIKKELINGSPROGRAMMA 2014-2016 Bedrag : 80 miljoen euro Concentratiegebieden (op de kaart) : • Bandundu • Equateur • Orientale • Maniema • Katanga • Kasaï oriental Sectoren: • Landbouw en plattelandsontwikkeling: 19 miljoen euro • Technisch onderwijs en beroepsonderwijs: 12 miljoen euro • Gezondheid: 23 miljoen euro • Secundaire/transversale sectoren ‘governance/mensenrechten/klimaat’: 10 miljoen euro • Alsook een reserve van 16 miljoen euro
23.000.000 €
© DGD/E. Pirsoul
19.000.000 € 12.000.000 €
De Belgische minister komt rekenschap geven aan de Congolese bevolking, dat is belangrijk” Jean-Claude Mokeni Ataningamu
6 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
ontwikkelingssamenwerking voor een ‘tussentijdse’ periode. Het vormt immers de schakel tussen het ISP 2010-2013 dat vertraging heeft opgelopen en een omvangrijker ISP dat nog moet worden uitgewerkt. Het programma bedraagt 80 miljoen euro en ligt in de lijn van het vorige programma, met het opmerkelijke verschil is wel dat de gezondheidssector opnieuw een prioritaire sector is (p. 8). De gezondheidssector die door de donoren heel belangrijk werd geacht, kreeg de afgelopen jaren, op vraag van Congo, minder aandacht. Maar het wegvallen van de Belgische expertise was een pijnlijke ervaring. Een duidelijk voorbeeld is de slaapziekte die zo goed als uitgeroeid was en vandaag opnieuw de kop opsteekt (zie p. 9). Het Instituut Tropische Geneeskunde zal opnieuw een plan van aanpak uitwerken. Verder trekt België 3 miljoen euro uit om de goeie ervaring met het ziekenhuis van Panzi - onder leiding van de inmiddels beroemde dokter Mukwege – te repliceren. Sinds lang verbieden humanitaire wetten en
conventies seksueel geweld tijdens gewapende conflicten. Seksueel geweld is één van de zwaarste schendingen van de mensenrechten. Op verzoek van Congo blijft het technisch en beroepsonderwijs een prioritaire sector. Het land heeft immers nood aan goed opgeleide arbeidskrachten. Met het nieuwe programma wordt echter steun verleend aan leermiddelencentra en worden er synergieën aangegaan met andere ontwikkelingsprogramma’s: landbouw (Prodakk, p. 12) of opleiding (VVOB, zie p. 14). Een andere belangrijke sector is landbouw, gekoppeld aan de ontsluiting van het platteland. Bedoeling is de productie te verhogen opdat de boeren van overlevingslandbouw kunnen overschakelen naar verkoop van producten (p. 12). Het programma ligt in het verlengde van het vorige ISP, met dit verschil dat de budgetten voor de provincie Maniema zijn verhoogd en dat Katanga als interventiegebied is toegevoegd. België zal ook via de projecten REDD+ bijdragen aan de bestrijding van de klimaatverandering (p. 24).
10.000.000 €
Stabiliseren via een regionale heropleving rond de provincies Kivu? Een andere grote hinderpaal voor de ontwikkeling van het land is de explosieve situatie in het oosten van het land (p. 17). Door de instabiliteit die het gevolg is van 10 jaar conflict is het moeilijk om langetermijnprojecten op te zetten, politieke stabiliteit te verwezenlijken en particuliere investeerders aan te trekken. De ondertekening van de overeenkomst van Addis Abbeba door 11 landen van de regio was evenwel hoopgevend. De overeenkomst voorziet in de niet-inmenging van de ondertekenende staten en in een veiligheidshervorming langs Congolese zijde. De Wereldbank zegde een miljard dollar toe voor infrastructuur- en energiewerken als ‘vredesdividend’. Onder het adagium ‘Geen welvaart zonder vrede’ greep de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking de kans aan om in 2013 een ‘relanceplan voor de Grote Meren’
ZUID-SOEDAN
CENTRAAL-AFRIKAANSE REP. Doruma
KAMEROEN
Aketi
Isiro
OEGANDA
ORIENTALE EQUATORIAAL GUINEA
Kisangani ÉQUATEUR
CONGO GABON
DR CONGO
RWANDA MANIEMA
BANDUNDU
KASAÏ ORIENTAL
Kasongo
KINSHASA
Kikwit
BURUNDI TANZANIA
Kananga Mbuji-Mayi
KATANGA
16.000.000 €
ANGOLA
Lubumbashi
ZAMBIA
aan van de steun aan de landen van de Grote Meren. Congo ontvangt 620 miljoen euro voor de periode 2014-2020. De middelen worden aangewend in de strijd tegen de armoede waarbij zal worden ingezet op duurzame en inclusieve groei om de democratie en de mensenrechten te versterken en bij te dragen aan vrede en stabiliteit in de regio. Daarbij gaat bijzondere aandacht gaat naar de hervorming van de veiligheidssector (meer bepaald de politie), defensie en het rechtssysteem in Congo om, zoals Piebalgs het formuleert, ‘de nodige voorwaarden te
Zorg goed voor het hart: het oosten van Congo” Jean-Pascal Labille
© DGD/E. Pirsoul
voor te stellen. België kent een bedrag van 30 miljoen euro toe over 3 jaar (buiten het ISP om) en roept de andere donoren op de krachten te bundelen in een gezamenlijk actieplan voor de Kivu-provincies. België stelt voor dit budget te gebruiken om een vredesdividend te creëren door omvangrijke infrastructuurwerken (in de sectoren water, energie en wegenbouw) uit te voeren die zeer arbeidsintensief zijn, teneinde ‘aan te tonen dat vrede beter is dan oorlog en om werk te creëren voor de voormalige rebellen’ (verklaring van minister Labille). Bovenop het budget van het ‘relanceplan’ voorziet het ISP eveneens in een steun van 3 miljoen euro voor een internationaal trustfonds om de hervormingen te ondersteunen die de Congolese regering zal doorvoeren, zoals neergelegd in de overeenkomsten van Addis. Europa zet ook zijn schouders onder de Congolese relance. Commissaris Piebalgs die samen met de Belgische minister op werkbezoek was in Congo, kondigde een aanzienlijke verhoging
scheppen voor een betere bescherming van de burgers en hun rechten’. Voor de bestrijding van gendergerelateerd geweld in Congo wordt een budget van 20 miljoen euro uitgetrokken. Een conflict ontwricht, doet pijn, wekt angst. ‘Investeringen zijn een nog beter ontwikkelingsinstrument dan ontwikkelingshulp. Investeerders tonen evenwel geen belangstelling voor Congo, en dat is een probleem’, verklaarde de Congolese senator Mokeni. De instabiliteit is groot en er zijn niet voldoende basisdiensten en dit maakt dat de zakenwereld wegblijft. Maar om te kunnen ontwikkelen zijn investeringen in Congo broodnodig en moeten enorme inspanningen worden gedaan. Dit rijke en fragiele land-continent heeft zonder twijfel een enorm potentieel – met daarbovenop een groei van 8,5% -, maar met het oog op een economische, politieke en sociaal duurzame ontwikkeling moet het land zijn basisstructuren opnieuw opbouwen. Moge België zijn steentje bijdragen …
I APRIL-MEI-JUNI 2014
7
DR CONGO
GEZONDHEIDSZORG IN CONGO: een model voor de wereld © DFID
CHRIS SIMOENS DGD
De gezondheidszorg die koloniaal België in Congo organiseerde, is uitgegroeid tot een model voor de wereld. Vandaag zet België weer volop in op gezondheid in Congo.
Alma Ata
O
m de gezondheidszorg in Congo – zelfs de wereld – te begrijpen, moeten we terug naar de koloniale periode. Toen installeerde België ‘medische cirkels’: een netwerk van 10 tot 15 gezondheidscentra (‘dispensaria’), verbonden aan een ziekenhuis. Een dispensarium stond in voor de ‘eerstelijnsgezondheidszorg’ van zowat 10.000 mensen. Congolese verplegers, vroedvrouwen, medische assistenten en zo meer verleenden er de basiszorgen: bevallingen, zorg voor en na de geboorte, algemene ziekten ... Bij ernstiger problemen werd de patiënt doorverwezen naar het ziekenhuis waar Belgische artsen en specialisten met hun Congolees personeel klaar stonden. De voornaamste spelers in de gezondheidszorg waren de Kerk, met haar missies, en het Instituut Tropische Geneeskunde (ITG).
Paternalistisch Het systeem had duidelijk een sociaaleconomische drijfveer. Voor een goed draaiende economie had de kolonie immers nood aan kloeke werkkrachten, en dus moest de bevolking gezond zijn. Maar voor gezondheid was meer nodig dan medische zorg. Even essentieel waren gezonde voeding, onderwijs, proper water en sanitaire installaties.
8 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
financiële bijdrage te vragen voor de verkregen zorgen. De bevolking metste zelf ook extra gebouwen met eigenhandig gemaakte stenen, toen de dispensaria te oud of te klein werden. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking droeg bijvoorbeeld hout, dakplaten en technische kennis bij.
De Verklaring van Alma Ata stelde dat basisgezondheidszorg wereldwijd uitgebouwd diende te worden via een netwerk van dispensaria en ziekenhuizen zoals in Congo”
Paternalistisch was het systeem zeker. Zo konden enkel Belgen arts zijn. En was de bevolking verplicht om mee te werken. Dat hielp bijvoorbeeld in de strijd tegen slaapziekte: de mensen werden opgetrommeld om zich verplicht te laten onderzoeken. Zo kon deze vector-overdraagbare ziekte in een vroeg stadium ontdekt worden. Na 20 jaar was slaapziekte vrijwel verdwenen (zie kader).
Met de bevolking Na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 bleef het systeem doorlopen, met enkele nuances. In Lovanium – later Université de Kinshasa – studeren in de late jaren ’60 de eerste Congolese geneesheren af en de Congolese medische assistenten scholen zich om tot arts. De Belgische artsen ter plaatse worden coöperant van de toenmalige Dienst Ontwikkelingssamenwerking (DOS, voorloper van ABOS en DGD). Ook ngo’s (Damiaanactie, Memisa …) en multilaterale organisaties (UNICEF …) staan meer en meer in voor gezondheidswerk. Het accent wordt ook verlegd van ‘gezondheidszorg voor de bevolking’ naar ‘gezondheidszorg met de bevolking’: de mensen werden bewust gemaakt van hun eigen verantwoordelijkheid voor hun gezondheid. Bijvoorbeeld in de gezondheidscomité’s van de dispensaria of door een
Het Congolese gezondheidsstelsel werkte zo goed dat het als voorbeeld gold op een historisch congres van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO in 1978 in Kazachstan. De Verklaring van Alma Ata stelde dat basisgezondheidszorg wereldwijd uitgebouwd diende te worden via een netwerk van dispensaria en ziekenhuizen. Onder President Mobutu werd toenmalig Zaïre zelfs het eerste land dat een Nationale Strategie voor Basisgezondheidszorg uitvaardigde. De ‘medische cirkels’ werden er herdoopt tot ‘gezondheidszones’. Jammer genoeg kende het land onder Mobutu (tot 1995) een economische neergang. Geleidelijk aan werden de lonen van het geneeskundig personeel, onder meer door inflatie, uiterst karig. En moest men bijklussen om te overleven. In de zones waar België aanwezig was, bestond de hulp dan ook voor een steeds groter deel uit extra loon voor het personeel. Toch is het systeem vrij behoorlijk blijven functioneren. Alle donoren stemden zich spontaan af op de Nationale Strategie, en de coöperanten werkten in de ziekenhuizen zij aan zij met hun Zaïrese collega’s. En dat lang voor er sprake was van de Verklaring van Parijs in 2005, waarin afstemming op het nationale beleid een van de principes is1.
België herneemt In 2009 trok België op vraag van Congo zijn gouvernementele samenwerking terug uit de gezondheidszorg.
© Endre Vesvik /Flickr
De samenwerking via indirecte (ngo’s, universiteiten, ITG) en multilaterale actoren liep echter door, goed voor 60% van het oorspronkelijk volume. Daardoor nam ons land nog steeds de 6de à 8ste plaats in onder de donorlanden en bleef het actief in de groep van donoren. Recent slaagt de Congolese staat erin meer te profiteren van zijn economische groei en via belastingen zijn budget aan te dikken. Bovendien krijgt het staatspersoneel zijn loon rechtstreeks op een rekening gestort waardoor tussenpersonen worden vermeden. Veel gezondheidswerkers verdienen daardoor meer.
Toch volstaan de eigen middelen van de Congolese overheid nog niet. Daarom besliste België op voorstel van Congo om weer aan te sluiten op de aloude traditie van steun aan de gezondheidssector. Sterker nog dan vroeger zal ons land aansturen op een betere samenwerking tussen de donoren en tussen de diverse Belgische spelers op het terrein, voor een zo doeltreffend mogelijke hulp (zie p. 4-7). 1 De Verklaring van Parijs probeert hulp doeltreffender te maken via vijf principes: eigenaarschap, afstemming, harmonisering, resultaatgericht beheer en wederzijdse verantwoordelijkheid.
SLAAPZIEKTE, NOG ALTIJD …
36 landen van het Afrikaanse continent worden getroffen door de slaapziekte. Met 70% van alle gemelde gevallen in de laatste tien jaar hoort Congo bij de zwaarst getroffen landen. HAT wordt voornamelijk overgedragen via beten van tseetseevliegen. Mensen die dicht bij stilstaand water wonen of die op het platteland leven van visvangst, landbouw, veeteelt of jacht, lopen het meeste gevaar te worden besmet.* Zodoende bevinden de zieken zich vaak in afgelegen gebieden waar de toegang tot medische diensten, verzorging of preventie een probleem vormt. Bij gebrek aan behandeling kent trypanosomiase een dodelijke afloop. Sinds de tijd van de eerste Belgische kolonies in Congo voert België een heuse strijd tegen de slaapziekte. Een eerste epidemie trof Oeganda
en het Congobekken van 1896 tot 1906. Een tweede epidemie stak in 1920 de kop op en trof andere Afrikaanse landen. Een laatste epidemie in de jaren 70 was te wijten aan een verminderde aandacht en waakzaamheid.*
ENKELE CIJFERGEGEVENS Tussen 1998 en 2004 daalde het aantal gevallen HAT van 37.991 tot 9878 in 2009, na belangrijke acties. Een aanzienlijke vooruitgang die zich ook in 2011 voortzette met 6743 gemelde gevallen. Maar sinds juni 2013 schat WHO het aantal werkelijke
2013 17.616 gevallen
6.743 gevallen
2004
9.878 gevallen
2011
2009 ziektegevallen op 30.000 en het aantal personen die aan HAT zijn blootgesteld op 70 miljoen.
MET HET OOG OP DE TOEKOMST Doordat de gezondheidssector opnieuw steun ontvangt, hervat ook de bestrijding van HAT in Congo, en dit voor een periode van 4 jaar. Bij die strijd is met name het Instituut Tropische Geneeskunde in Antwerpen betrokken. MP * Bronnen: http://www.who.int/mediacentre/factsheets/ e/fact cts tshee ts hee ee e ets ts// miasse se humaine humai hu ma m ai aine ne fs259/fr/ ; Centre des médias, Trypanosomiase n 2013. 2013 013 3. africaine, OMS, Aide-mémoire N°259, Juin
© DGD/ M.Warck
Drie epidemieën sinds 1896, een bijna volledige uitroeiing van de ziekte dankzij de Belgische inzet en toch blijft het probleem van de slaapziekte of de ‘humane Afrikaanse 37.991 trypanosomiase’ (HAT) nog steeds actueel. gevallen Volgens een WHO-rapport was de ziekte 1998 in de jaren 60 nagenoeg uitgeroeid. Sinds een dertigtal jaren echter worden opnieuw besmettingen door tseetseevliegen veroorzaakt.
30.000 30 000 gevallen
Langs de rivieren in de provincie Bandundu werden vallen voor tseetseevliegen uitgezet. En net met deze selectief uitgezette vallen wordt het contact tussen de mens en de vliegen die besmet zijn met de slaapziekte, beperkt. Aangetrokken door de donkere kleuren komen de vliegen de val langs de onderkant binnen, waarna ze in het bovenste gedeelte vastzitten.
I APRIL-MEI-JUNI 2014
9
DR CONGO
In de Kangoeroekamer ligt Michée dicht tegen mama aan. Door de vele elektriciteitspannes in Kinshasa kunnen te vroeg geboren baby’s niet in de couveuse, daarom houdt de moeder haar baby dicht tegen haar huid tot hij meer dan 2 kg weegt.
KINSHASA : VERHALEN VAN LEVEN EN OVERLEVEN Kind zijn met een handicap in Congo betekent geconfronteerd worden met afwijzingen van anderen, zelfs van je eigen familie. Het betekent vaak dat je niet naar school gaat en dat je toekomst al op voorhand vastligt. Handicap International werkt op verschillende domeinen: diagnose, behandeling en revalidatie. De organisatie verhoogt de zelfstandigheid van kinderen met een beperking en helpt hen om naar school te gaan. Zo hebben kinderen met een handicap opnieuw hoop op een betere toekomst. AURORE VAN VOOREN - HANDICAP INTERNATIONAL Alle foto’s: © Johanna de Tessières – Handicap International
10 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
Een goede opvolging is noodzakelijk om handicaps vroegtijdig op te sporen. Handicap International leidt mensen op en overtuigt mama’s om naar de consultaties te komen.
RUBRIQUE
Dankzij kinesitherapie ontwikkelen kinderen met hersenverlamming een zekere autonomie om zich aan te kleden, te eten ... In samenwerking met het Universitair Ziekenhuis van Kinshasa krijgen kinderen aangepaste zorg.
Grâce haar been werd geamputeerd na een infectie. Haar school werkt mee aan het project ‘inclusief onderwijs’. Het kostte heel wat moeite om haar ouders te overtuigen Grâce naar school te laten gaan. Ze schamen zich voor de handicap van hun dochter. Sandy vergezelt haar zus Ngila naar het Universitair Ziekenhuis van Kinshasa. Ngila werd te vroeg geboren en kan moeilijk stappen. Kinesitherapeuten, opgeleid door Handicap International, geven haar kinesitherapie om beter te kunnen bewegen.
I APRIL-MEI-JUNI 2014
11
Van zaad tot PROJECT LANDBOUWONTWIKKELING IN DR CONGO
Productie en vervoer: dat zijn de woorden waarrond alles draait in het programma voor landbouwontwikkeling en ontsluiting van wegen in Bandundu. Een reportage.
ELISE PIRSOUL DGD
Vicieuze cirkel Op de nationale weg rijden overladen vrachtwagens kop-staart. Ze komen Kinshasa bevoorraden: 50 jaar geleden een middelgrote stad met 400.000 inwoners, nu een uit haar voegen gebarsten hoofdstad met bijna 10 miljoen zielen. Wegen in zo’n goede staat zijn op één hand te tellen en het moet gezegd dat je heel wat vaker op slechte wegen met achtergelaten wrakken rijdt. Het landschap is weelderig groen. Een hemelsbreed verschil met de dorre woestijngronden in de Sahel. En toch is de honger nooit ver weg: het structurele probleem is dat de overlevingslandbouw zo weinig opbrengt dat bij de minste tegenvaller de honger om de hoek loert. De erbarmelijke wegeninfrastructuur maakt dat de bevolking op het platteland zich nauwelijks kan verplaatsen om de landbouwopbrengsten te verkopen. Daardoor blijft het armoedeprobleem bestaan. Grote steden zoals Kinshasa voeren peperduur basisvoedsel in uit Europa, Azië of de VS terwijl het land zelf rijk genoeg is om de hele bevolking van voedsel te voorzien.
12 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
Twee derde van de bevolking moet het zien te rooien met de karige opbrengst van hun gezinslandbouw. De toegevoegde waarde daarvan bedraagt ten hoogste 200 dollar (tegenover 870 dollar in Ivoorkust). De Congolese regering wil een aanvaardbaar niveau van voedselzekerheid bereiken. Daartoe streeft ze naar een grotere teelt van voedingsgewassen, met als resultaat meer inkomsten voor de landbouwers en meer voedsel voor de steden. In het kader hiervan heeft de Belgische Technische Coöperatie (BTC) het programma PRODAKK/PRODEKK opgezet in de provincie Bandundu. Het betreft een geïntegreerd project dat onlangs van start ging en dat op verschillende stadia van de voedselproductie betrekking heeft, van zaad tot bord.
Productiviteit verhogen Hoe kan de opbrengst van voedingsgewassen worden opgedreven? Door een betere toegang tot productiefactoren, technologie en opleidingen. Maar ook door een betere ontwikkeling van de mogelijkheden tot opslag, bewaring, verwerking en commercialisering.
Een beknopt overzicht van de verschillende stadia in de herstelstrategie voor de landbouw van BTC: 1. Zaadverbetering
2. Gewasdiversificatie
3. Bodemvruchtbaarheid verbeteren
4. Steun aan landbouworganisaties
5. Productverwerking
6. Vervoer van landbouwproducten via aanleg en herstel van wegen, landwegen en waterwegen
7. Toegang tot de markten 8. Steun aan de provincie en aan de diensten van Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Gender
Het begin van alles: zaaizaad van goede kwaliteit. Volgens de Congolese minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling ligt hierin de essentie van het herstel van de landbouwsector. Daarom heeft BTC een overeenkomst gesloten met het Institut National d’Etude et de Recherche en Agriculture (INERA), die het pre-basiszaad produceert dat uitgedeeld wordt aan de landbouwer-vermeerderaars. Deze kwaliteitszaden worden verdeeld onder de landbouwer-vermeerderaars, in casu boerenorganisaties
DR CONGO
bord PROJECTFICHE: PRODEKK/PRODAKK IN DE PROVINCIE BANDUNDU ISP 2010-2013 EN 2014-2016
Doelstellingen: • Vlotter vervoer van de productie van de familiale bedrijven in Kwilu en Kwango (Bandundu) naar de vervoerspunten en de plaatsen waar de goederen worden verbruikt (PRODEKK). • Vermindering van het voedseltekort en de armoede in de districten Kwilu en Kwango via een duurzaam herstel van de landbouwsector (PRODAKK). Coördinator: Belgische Technische Coöperatie (BTC) Opdrachtgever: Ministère provincial de l’Agriculture, du Développement rural du Genre, de la Famille et de l’Enfant Plaats: territoires Bagata, Kenge en Masi-Manimba, in de districten Kwilu en Kwango, provincie Bandundu Start programma’s: 2012 en 2013 Duur programma’s: 48 maanden voor PRODEKK en 72 maanden voor PRODAKK Budget: 20 miljoen euro voor PRODEKK en 20 miljoen euro voor PRODAKK
(SEMAK Semences de Kokobola en CSK Centre semencier de Kakobola), die ze op hun velden zaaien. Het project houdt een deel van de oogst en de rest is bestemd voor verkoop en deelpacht. Wivine Mikandu behoort tot de vermeerderaars die de kwaliteit van het zaad op prijs stellen: ‘Voorheen zaaiden we 75 kilo zaad op een veld van 3 hectare, wat 623 kilo maïs opbracht. Dit jaar leverde het nieuwe zaad een oogst van 2 ton maïs per hectare op’. De taak van Wivine gaat evenwel verder dan dat: zij presenteert een sensibiliseringsuitzending op de radio om de landbouwers aan te moedigen kwaliteitszaad te gebruiken. Zij is actief in de Fédération des Organisations paysannes du Bandundu (FOPABAND), die door de Belgische ngo’s wordt gesteund (AGRICONGO). Daarnaast coördineert zij een groep CLER’s (Comité Local d’Entretien Routier) die de landwegen in de buurt herstelt.
Verwerking en commercialisering De landweg tussen het veld van Wivine en de dichtstbijzijnde stad is nauwelijks bruikbaar en je moet al een degelijke wagen hebben om er te kunnen op rijden. Een groep
Grote steden zoals Kinshasa voeren peperduur basisvoedsel in uit Europa, Azië of de VS terwijl het land zelf rijk genoeg is om de hele bevolking van voedsel te voorzien”
Begunstigden van de zaadvermeerdering Prodakk
wegenwerkers met spaden in de aanslag loopt ons tegemoet. ‘Zij herstellen de 15 km weg tot aan de nationale weg richting Kikwit en krijgen een kleine vergoeding volgens hun prestaties. Ik kan nu mijn zaden naar Kikwit brengen, maar voor vrachtwagens is er nog geen doorgang mogelijk’, legt Wivine uit. Een CLER werkt voor meerdere dorpen en in totaal heeft het PRODEKK-project zo’n 1350 km wegen te onderhouden in Banbundu. Op de Kwilurivier baant het motorbootje van BTC zich een weg tussen
Rehabilitatie van de waterwegen
© DGD/E.Pirsoul
Dit programma wordt met 2 jaar verlengd in het nieuwe ISP. Soortgelijke projecten lopen of zijn gepland in de provincies Oriental, Maniema, Kasaï en Katanga.
de prauwen, toegezwaaid door bewoners op de oever die zich wassen of de was doen. De stuurman houdt de diepte van het water voortdurend in het oog om niet te kapseizen. Er wordt momenteel bekeken of de waterwegen geschikt zijn voor goederentransport. De drie voornaamste rivieren uit de streek zouden toegang kunnen
bieden tot zeer afgelegen dorpen. Maar voorlopig, tot ze bevaarbaar gemaakt zijn, zijn alleen de prauwen meester van de rivieren. Zodra transport van goederen mogelijk is, moet er ook een markt voor worden gevonden. Daartoe steunt BTC de boerenorganisaties om toegevoegde waarde te creëren voor de landbouwproducten van de gezinsboerderijen, en om de producten op de markt te brengen.
Goed bestuur bevorderen Het succes van het project hangt ook samen met het vermogen van de provincie Bandundu om haar rol als drijvende kracht te spelen. In deze context is een rechtstreekse steun aan de provincie en de plaatselijke diensten van landbouw, plattelandsontwikkeling en gender zeker op zijn plaats. Kwestie van de landbouwers van nabij te kunnen begeleiden en hen verantwoordelijkheidsgevoel bij te brengen.
ONLINE Zie Dimensie 3 over landbouw op www.dimensie-3.be
I APRIL-MEI-JUNI 2014
13
DR CONGO
TECHNISCH LANDBOUWONDERWIJS:
DE NIEUWE AANPAK Hoogwaardig onderwijs en kwaliteitsvolle beroepsopleidingen, prioriteiten van de VVOB Een gebrek aan leerkrachten en didactisch materiaal, onderbetaalde en gedemotiveerde leerkrachten, onderwijsmethodes die geen gelijke tred houden met de pedagogische ontwikkelingen … Om deze talrijke uitdagingen aan te gaan zette de Congolese regering in 2010 de krijtlijnen uit voor een nieuw en meer coherent onderwijsbeleid. Doel? Een betere aanwending van de overheidsbudgetten en bijdragen van de donoren waaronder België. Ons land is in Congo nauw betrokken bij het technisch onderwijs en de beroepsopleiding.
Achtergrond Ondanks de moeilijkheden waarmee hij te kampen heeft, krijgt de onderwijssector in Congo de jongste tijd meer aandacht, wat enig voorzichtig optimisme rechtvaardigt. De Congolese regering en de donoren hebben enkele jaren geleden immers besloten hun krachten te bundelen om de sector weer op de goede weg te helpen. Sinds 2010 komen de werkingskosten in het lager onderwijs niet langer ten laste van de ouders, terwijl dat voordien wel nog het geval was omdat het ministerie er geen budget voor
© DGD/M. Warck
had. Tegelijkertijd werd een strategie voor de sector uitgestippeld, met een bijzondere aandacht voor technisch onderwijs en beroepsopleiding. Tegen deze achtergrond ondertekenden de Congolese regering en de VVOB * in 2006 een samenwerkingsovereenkomst. Ik zou graag Op basis daarvan werd een zeslandbouwingenieur jarig programma** opgesteld worden omdat dit om de subsectoren lager en secundair landbouwonderwijs beroep de meeste mogelijkheden biedt te steunen. Maar er is meer: de VVOB steunt het ministerie in de landbouw” ook bij de nascholing van leerkrachten en inspecteurs
14 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
van het secundair landbouwonderwijs alsmede bij het ontwikkelen van instrumenten en programma’s voor het landbouwonderwijs. Het VVOB-programma is echt toegespitst op de ontwikkeling van zowel theoretische als praktische vaardigheden. © DGD/M. Warck
MARTINE WARCK DGD
Op het terrein In het dorp Isingu, in de provincie Bandundu, zie je overal kiemkasten, gediversifieerde teelten, bananenplantages, boomgaarden, moestuinen en vee. Het dorpsleven onderging een metamorfose sinds het werk in de landbouw op een meer professionele manier wordt aangepakt. ‘Vroeger wisten we van niets’, zegt het dorpshoofd. De VVOB steunt het dorp Isingu sinds 2011. Met een reële meerwaarde, vinden de begunstigden. De deelnemende leerkrachten konden immers hun kennis vervolmaken. Daardoor zijn ze nu in staat om hun minder goed opgeleide collega’s te begeleiden en om afgestudeerde leerlingen te helpen hun eigen moestuin aan te leggen en bijgevolg hun eigen ‘business’ uit te bouwen, zoals ze hier zeggen. Met de opbrengst van de oogst kunnen ze aangepast materiaal
kopen en geld opzij leggen voor hogere studies. Een ander belangrijk punt: de landbouwsector trekt almaar meer jongeren aan, ook meisjes. Naar schatting 60% van de meisjes zou het technisch landbouwonderwijs verkiezen boven de klassieke richtingen (onderwijs, talen, wetenschappen, algemene culturele kennis). Die trend tekent zich ook af in Isingu (+20%), vooral sinds daar in de zomer twee Belgische studentes verbleven. ‘Ik zou graag landbouwingenieur worden omdat dit beroep de meeste mogelijkheden biedt in de landbouw’, zegt met enige trots Thérèse Komina, leerlinge in het 4e jaar van het secundair landbouwonderwijs en eerste van haar klas. In de periode 2008-2013 steunde de VVOB de nationale onderwijsinspectie die daardoor 1500 technische landbouwscholen konden begeleiden, verspreid over het hele land. In Bandundu konden 400 scholen geïnspecteerd worden met een gemiddelde van 6 klassen per school en 70 leerlingen per klas. Het nieuwe VVOB-programma 20142016, nu al in uitvoering, is afgestemd op het technisch onderwijs en de landbouwopleiding.
(*) De Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technisch Bijstand – VVOB (**) Programma “Bijdrage tot de verbetering van het secundair technisch landbouwonderwijs”
© Thomas Vervisch (VLIR-UOS)
DR CONGO
BELGISCHE UNIVERSITAIREN IN DE BRES VOOR CONGOLESE COLLEGA’S Universiteiten in DR Congo hebben het niet gemakkelijk. Gelukkig kunnen ze bogen op gemotiveerde medewerkers en groeit de steun vanwege hun overheid. Ook de Belgische universiteiten steken een handje toe.
ondersteunen. Vorig jaar was Congo het belangrijkste partnerland voor ARES1 (de Franstalige universiteiten). Voor VLIR-UOS2 (Vlaamse universiteiten) was Congo partnerland n°2.
CHRIS SIMOENS DGD
ARES en VLIR-UOS slaan in Congo zelfs de handen in elkaar. Samen installeren ze een performant internet en intranet bij 7 Congolese universiteiten (4 ervan in Kinshasa) en een universiteit in Burundi. Voordien was immers niets voorhanden. Met andere woorden: geen mailverkeer, geen PowerPointpresentaties … Studenten werden ingeschreven op fiches. Samen met andere partners werd in Kinshasa de grootste universitaire bibliotheek van Centraal-Afrika uit de grond gestampt, met meer dan 14.000 volumes en toegang tot digitale tijdschriften. Opleidingen in ICT voor alle 8 universiteiten vinden daar plaats.
D
e Congolese universiteiten kregen jarenlang weinig steun van hun overheid. Maar sinds het aantreden van premier Matata twee jaar geleden is een en ander ten goede veranderd. De regering ziet in dat universiteiten een belangrijke rol spelen in ontwikkeling. Ze leveren immers de experten – ingenieurs, geneesheren, landbouwkundigen … - die mee de samenleving helpen uitbouwen. Geleidelijk slaagt de Congolese staat erin zijn economische groei – vorig jaar 8,5% - beter te verzilveren door meer belastingen te innen. En zien de universiteiten hun budget stijgen. Alvast de hoogleraren hebben tegenwoordig een mooi inkomen, er is wat geld voor werking en gebouwen worden vernieuwd.
Vorig jaar was Congo het belangrijkste partnerland voor ARES. Voor VLIRUOS was Congo partnerland n°2.
Gemotiveerd Toch blijven de omstandigheden behoorlijk karig. Het loon van universitaire medewerkers zoals assistenten en geassocieerde hoogleraren is nog steeds te laag. Bijgevolg dienen ze bij te klussen om te overleven. Maar dat ontmoedigt hen niet: ze blijven zich volop inzetten voor hun universitair werk. Aan talent en motivatie ontbreekt het dus niet. Daarom vinden de Belgische universiteiten het essentieel om hun Congolese evenknieën te
Internet en intranet
Toegepast onderzoek Zowel VLIR-UOS als ARES doen aan ‘institutionele samenwerking’ met een paar universiteiten, telkens gedurende 10 à 12 jaar. VLIR-UOS koos voor Kisangani en Bukavu, ARES voor Kinshasa en Lubumbashi. Het is een zeer brede vorm van samenwerking: doctoraatsstudenten worden opgeleid, de administratie versterkt,
Universitaire samenwerking met Congo (2003-2013) VLIR-UOS
ARES
Totaal budget (miljoen euro)
17
42
Congolese beursstudenten
112
1.040
5
0
144
140
Belgische doctoraatsstudenten Reisbeurzen voor Belgische studenten (eindverhandeling)
studieprogramma’s verbeterd en zo meer. Dat alles met het oog op zelfredzaamheid. En natuurlijk gebeurt er onderzoek, met steeds direct toepasbare onderwerpen. Zo plukken de inwoners van Kisangani regelmatig wilde planten (zoals paddenstoelen) uit de wouden rondom de stad of jagen er op ‘woudvlees’. Dat legt natuurlijk een zware druk op de biodiversiteit. Wetenschappers zoeken nu uit over welke soorten het precies gaat en of ze gekweekt kunnen worden. In Bukavu – hoofdstad van het woelige Zuid-Kivu – gaat de aandacht onder meer naar ‘waardig werk’: betere rechten voor de tallozen die proberen te overleven door zelfstandig minerale ertsen te ontginnen. In Lubumbashi bestudeert men onder andere planten die koper uit de grond op kunnen nemen en dus bevuilde grond kunnen reinigen. Voor mijnbedrijven onderzoekt men er welke mineralen in de bodem zitten. De nauwe samenwerking met bevoegde ministeries en lokale ngo’s zorgt ervoor dat de resultaten bij de bevolking terecht komen. Er wordt ook op toegezien dat de opleidingen goed afgestemd zijn op de arbeidsmarkt. Maar enige brain drain valt niet te vermijden. Sommige afgestudeerden zoeken betere horizonten op in Zuid-Afrika of de VS. Toch gloort er stilaan hoop voor de Congolese samenleving en haar universiteiten. De Belgische universiteiten dragen daar hun steentje toe bij. 1
Académie de Recherche et d’Enseignement supérieur (vroeger CIUF-CUD) 2 Vlaamse Interuniversitaire Raad – Universitaire Ontwikkelingssamenwerking
I APRIL-MEI-JUNI 2014
15
DR CONGO
© DGD/E.Pirsoul
“CONGO bekleedt een sleutelpositie in Afrika’ Michel Lastschenko is sinds 2012 ambassadeur ur m. van Kinshasa. We hadden een gesprek met hem.
Michel Lastschenko (60) heeft een diploma journalistiek en sociale communicatie. Hij werkte als diplomaat in Moskou, Londen en Kinshasa. In 1992 werd hij aangesteld als ambassadeur in Damascus (Syrië) en vervolgens in Islamabad (Pakistan), Kigali (Rwanda), Kopenhagen (Denemarken), Riyad (Saoedi-Arabië) en Kabul (Afghanistan). Bij het hoofdbestuur in Brussel was Michel Lastschenko hoofd van de dienst Mensenrechten, adjunct-kabinetchef van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, en speciaal gezant voor de strijd tegen hiv/aids en grote pandemieën.
verzoening, op een verbondenheid die door een gedeelde geschiedenis is gesmeed. Persoonlijk heb ik goede herinneringen aan dit land waar mijn echtgenote en onze vier kinderen die ten tijde van mijn eerste functie nog klein waren - heel gelukkig waren. We hebben er vele vrienden gemaakt en bij onze terugkeer in augustus 2012 hebben we hier en daar de draad weer opgepikt.
MARTINE WARCK DGD
Dit is uw tweede ambtstermijn in DR Congo. Waar legt u het accent? Wat bindt u aan dit land? Het is inderdaad mijn tweede aanstelling in Kinshasa maar er zijn niet veel punten van overeenkomst met mijn eerste ambtsperiode (van 1988 tot 1992). Toen hield ik mij vooral bezig met politieke dossiers. Voor toenmalig Zaïre was het een tijd van ingrijpende veranderingen, wat jammer genoeg niet altijd geweldloos verliep. Wat de ambassade in Kinshasa betreft, heeft Buitenlandse Zaken zowaar een traditie: verschillende ambassadeurs keren inderdaad terug na er eerst in een andere functie te hebben gewerkt. Denk maar aan mijn voorganger Dominique Struye de Swielande en vele anderen. Congo bekleedt een sleutelpositie in Afrika. De ontwikkeling van het land, de normalisering van het politieke leven, de vestiging van de rechtsstaat en van de vrede in het land en in de regio, zijn niet alleen van belang voor het welzijn van de bevolking maar ook voor de internationale gemeenschap. België en Congo kunnen terugkijken op een lange geschiedenis van vriendschap, onenigheid en
16 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
De grote uitdagingen van deze eeuw hebben te maken met het armoedevraagstuk: veiligheid, klimaatverandering, migratie, …”
Er wordt gezegd dat diplomatie en ontwikkelingssamenwerking niet te vergelijken vallen. Ziet u dat ook zo ? Elk land heeft een buitenlandbeleid waaraan het vorm geeft via diplomatieke activiteiten in de ruime zin van het woord. Ik bedoel daarmee kernactiviteiten zoals de belangen van de Belgen in het buitenland verdedigen (consulaire zaken). Dan zijn er, ondanks de regionalisering, de handelsbelangen van België en ons land in de kijker plaatsen bij buitenlandse investeerders. Voorts heb je de klassieke diplomatie, de politieke diplomatie, de betrekkingen tussen landen. Tot slot is er ontwikkelingssamenwerking waarmee België invulling geeft aan zijn solidariteit met de partnerlanden in de vorm van sociaal-economische partnerschappen en waardoor het
een beter inzicht krijgt in de realiteit van het land. Deze kennis is noodzakelijk om de belangen van België te behartigen, met name in de wetenschap dat de grote uitdagingen van deze eeuw te maken hebben met het armoedevraagstuk: veiligheid, klimaatverandering, migratie, … Om af te ronden, diplomaat zijn, dat betekent voor u … ? Ik zou zeggen dat het niet zozeer een beroep maar veeleer een leefwijze is, een manier om de wereld te ontdekken. Een rijk gevuld leven door de talrijke contacten, de verschillende omgevingen en de nieuwe culturen, een leven van constante verwondering voor wie de wereld met open geest tegemoet treedt. Maar het is ook een beroep dat veel verontwaardiging wekt door de ellende wereldwijd, door de oorlogen en het geweld waarmee je wordt geconfronteerd, door de uitzichtloze situatie waarin een te groot deel van de mensheid zich nog bevindt. Dat aspect bemoeilijkt ons werk, de onverschilligheid van de wereld. Maar het rechtvaardigt net zo goed het hele morele en spirituele engagement van een diplomaat. Het volledige interview staat op de tabletversie.
© UN Photo/Marie Frechon
DR CONGO
Oost-Congo in
NOOD:
Vluchtelingen spoeden zich naar Goma tijdens gevechten tussen het Congolese leger en de rebellengroep M23 (juli 2012).
België helpt
Jarenlang al komt Oost-Congo – met vooral Zuid- en Noord-Kivu - in het nieuws met uitzichtloze gevechten, kindsoldaten en gruwelijke verkrachtingen. België trekt mee aan de kar om de noden te verlichten.
Het VN-vluchtelingencommissariaat krijgt geld om vluchtelingenkampen op te zetten, maar ook om vluchtelingen weer naar huis te begeleiden. De VN-landbouworganisatie FAO en het Wereldvoedselprogramma WFP staan dan weer in voor voedselzekerheid, terwijl UNICEF zich onder meer het lot aantrekt van
Behalve in beide Kivu’s zijn er ook conflicthaarden in de provincie Oriental, ter hoogte van de grens met Oeganda, en in Katanga. Daarnaast stromen vanuit de Centraal-Afrikaanse Republiek vluchtelingen het land binnen, en hebben de gevechten in Zuid-Soedan hun weerslag op Congo. Ook die crisissen volgt België op. MEER INFO www.unocha.org/drc www.rdc-humanitaire.net Dimensie 3 2/2011 – p. 22-23 Dimensie 3 1/2014 – p. 32
20
13
8
20,5
30,8
(in miljoen euro)
12
Het conflict vindt zijn oorsprong na de genocide in Rwanda in 1994. Toen vluchtten Rwandese Hutu’s naar OostCongo, waarop het Rwandese leger er de vluchtelingenkampen aanviel. In 1996 volgde een rebellie tegen de toenmalige Zaïrese president Mobutu. Sindsdien deinde het conflict uit tot een kluwen van rebellengroepen. Sommige richten zich tegen de nieuwe machthebbers in Kinshasa, andere tegen bepaalde regeringen in de buurlanden, weer andere zijn criminele bendes (Mai-Mai) die ontstaan zijn uit lokale zelfverdedigingsgroepen, en zo meer. Wat ook in het conflict meespeelt is een strijd van etnische groepen voor grond, en dat alles binnen een zwakke staat. Vorig jaar slaagde het Congolese leger erin om de rebellengroep M23 op de knieën te dwingen. Ook de VN-Vredesmissie MONUSCO kijkt niet langer toe vanaf de zijlijn. Om de kansen op vrede te verhogen investeert België 30 miljoen euro in drinkwater, waterkrachtcentrales en wegen (p.6).
OCHA, het VN-Coördinatiebureau voor humanitaire zaken, is een zeer belangrijke partner. Het VN-bureau coördineert immers het Humanitaire Actieplan en zorgt ervoor dat de hulp terecht komt. Samen met het VN-Ontwikkelingsprogramma staat OCHA ook in voor het Pooled Fund DRC, waarvan België een van de donoren is. Omdat het geld meteen beschikbaar is, kan het fonds snel optreden bij een nieuwe crisis.
Samen met het lokale Rode Kruis probeert het Internationale Rode Kruis CICR met een brede waaier aan acties de mensen te helpen. Het ondersteunt gezondheidscentra (met geneesmiddelen, medisch materiaal, premies voor het personeel …), bouwt douches en latrines in vluchtelingenkampen, helpt landbouwassociaties met voedsel, huisgerei, zaad en hakken en vangt slachtoffers van seksueel geweld op. Het CICR bezoekt ook gevangenen om na te gaan of zij wel een menselijke behandeling krijgen. Op die manier heeft de organisatie goede contacten met leden van de diverse milities. En trekken hun mensen naar plekken waar andere organisaties niet durven komen.
11
HET CONFLICT
Belgische hulp België biedt al jarenlang humanitaire hulp aan (Oost-)Congo via gespecialiseerde internationale organisaties en ngo’s zoals Caritas, Oxfam en Tearfund. Enkele voorbeelden.
honderdduizenden door geweld getraumatiseerde kinderen.
20
I
n de beide Kivu’s – idyllisch heuvelachtig zoals de buren Rwanda en Burundi – loert het gevaar niet zozeer in de steden, maar op het platteland. Daar zwerven immers de rebellengroepen rond. Hout sprokkelende vrouwen en kinderen zijn er vaak het slachtoffer van geweld – of er barsten gevechten los. De mensen in Kivu slaan dan ook geregeld op de vlucht. Begin 2014
telden beide Kivu’s 1,7 miljoen ‘interne ontheemden’ (16% van de bevolking), op een totaal van 2,9 miljoen ontheemden in heel Congo. De officiële vluchtelingenkampen zijn vaak overbevolkt. Daarom worden veel vluchtelingen opgevangen door families of zoeken ze hun toevlucht in spontaan ontstane kampen.
20
CHRIS SIMOENS DGD
Belgische humanitaire hulp in Congo
Daarnaast ontvangt Congo noodhulp van België via wereldwijde en regionale programma’s en fondsen (bijv. 23 miljoen euro in 2012 via het Central Emergency Rehabilitation Fund). België investeert ook in conflictpreventie en maatschappijopbouw (5 miljoen euro in 2013).
I APRIL-MEI-JUNI 2014
17
RUBRIQUE DR CONGO
HET CONGOBEKKEN, BAKERMAT VAN BIODIVERSITEIT De wouden van het Congobekken zijn het tweede grootste aaneengesloten bosgebied ter wereld, maar de druk erop is groot.
ALAIN HUART
2
00 miljoen hectare of 90 % van het dichte regenwoud van Afrika, 10.000 hogere plantensoorten waarvan 3000 inheemse, 600 exploiteerbare houtsoorten, 1000 vogelsoorten, 900 vlindersoorten, 280 soorten reptielen en 400 soorten zoogdieren, waaronder zeldzame of met uitsterven bedreigde soorten zoals de laaglandgorilla’s en chimpansees… De biodiversiteit in DR Congo is van onschatbare waarde voor de sociaal-economische ontwikkeling van de regio en de planeet.
© A. Huart
30 miljoen mensen zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van het Congolese woud, maar daarnaast is ook de industriële exploitatie
van hout, van andere bosproducten dan hout en van houtskool een bron van inkomsten. Verder zijn er ook ecologische goederen en ecosysteemdiensten die het welzijn van de lokale bevolking ten goede komen: neerslagregulator voor akkers en savannegebieden, bescherming tegen overstromingen, watervoorziening en waterzuivering, kleinschalige visserij, niet-houtbosproducten en geneeskrachtige planten.
Bescherming De landen in Centraal-Afrika en Congo hebben hun beleid en wetgeving (bosbouwwetboek) inzake bosbeheer afgestemd op internationale milieurichtlijnen. Door de belanghebbenden actief te betrekken bij de besluitvorming willen ze komen tot een duurzaam beheer
van de bosrijkdommen. Het duurzaam gebruik en de economische valorisatie van bosbouwproducten is uitgegroeid tot een van de belangrijkste uitdagingen op vlak van ontwikkeling. Congo heeft negen nationale parken, waarvan 5 UNESCO-Werelderfgoed (zie kaart), en ongeveer zestig jachtgebieden en reservaten die onder het beheer staan van het Institut congolais pour la conservation de la nature (ICCN). Deze gebieden zijn samen goed voor 10,47% van het grondgegbied. Het zijn het Mangrovepark, de parken Garamba, Kahuzi-Biega, Kundelungu, Maiko, Lomami, Salonga, Upemba en Virunga. Het Park Salonga, op de evenaar, wordt beschouwd als het grootste bosreservaat ter wereld.
FLEGT In de strijd tegen de illegale bosontginning heeft de Europese Commissie in mei 2003 het actieplan FLEGT gelanceerd. Het opzet is een beter bosbeheer en een sterker wettelijk kader voor bosontginning in de houtproducerende landen. Het actieplan streeft naar een betere wetshandhaving in de bosbouw (Forest Law Enforcement) en een betere Governance door in te zetten op de houthandel (Trade) als drijvende kracht, vandaar FLEGT. De hoeksteen zijn de zogenaamde vrijwillige partnerschapsakkoorden die tussen de houtproducerende landen en de EU worden gesloten en die gericht zijn op een gezamenlijk garantiesysteem voor legaal hout. Het biedt de garantie dat alle hout dat het houtproducerende land waarmee een akkoord is ondertekend, naar Europa uitvoert, wettig gekapt is en dus bijdraagt aan de bestrijding van armoede en de bescherming van het milieu. In het kader van FLEGT kunnen de Congolese nationale parken ook materiaal of opleidingen voor de bewakers krijgen. EP
De olifant (park van Garamba) is bedreigd in Congo.
18 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
De biodiversiteit in DR Congo is van onschatbare waarde voor de sociaal-economische ontwikkeling van de regio en de planeet.”
RUBRIQUE
Doruma Do
DR CONGO
Isiro
Garamba National Park
2 3
Kis Kisangani
5 4
Okapi Wildlife Reserve
© Kim Gjerstad
Kanang Kananga Mbuji-Mayi M yi
Lubu Lu bumb bu mbas mb ashi as hi
De komende 30 jaar wil Congo strategieën ontwikkelen om een duurzame oplossing te vinden voor dit tweevoudige probleem: savannegebieden waarvan de bodem snel verschraalt, wat bijdraagt aan de vernieling van bosgebied, plus de
gestage verdwijning van oerwoud, als gevolg van zwerflandbouw (slash and burn), een traditionele praktijk die niet zo snel zal worden opgegeven.
Kansen De REDD+-strategie die de regering van Congo eind 2012 goedkeurde, is een groots opgezet programma waarin ze haar landbouwbeleid wil inbedden. De strategie komt erop neer dat de landbouwers grond in de savannegebieden mogen bewerken. Aangezien zij dan meer moeten investeren in meststoffen, zaaigoed en grondbewerking krijgen zij als vergoeding het verschil tussen wat het regenwoudgebied hen zou opbrengen en wat het savannegebied opbrengt. Het is dus zaak een beleid te voeren dat landbouw in savannegebied aantrekkelijk maakt met de nodige investeringen en een weloverwogen landbeheer. Landbouwers in savannegebied schadeloos stellen om het woud te redden zou in elk geval een bemoedigend en veelbetekenend signaal zijn.
De REDD+strategie van de Congolese regering laat toe dat landbouwers grond in savannegebieden bewerken.
4
© UNESCO/Guy Debonnet
Kahuzi-Biega National Park Park
Salonga National Park
5
© Ver bele n/Gree npeace
De afbrokkeling van het nationale en lokale gezagsniveau sinds 1997, is problematisch voor de nationale parken. Deze moeten niet alleen de stroperij bestrijden, maar werken met te weinig personeel dat er bovendien niet jonger op wordt. Daar komt bovenop dat de omwonende bevolking stilaan bezit neemt van de parken. Een verontrustende evolutie, vooral omdat de partners die technische en financiële hulp aan Congo verlenen, voor deze bevolkingsgroepen projecten rond voedselzekerheid opzetten en de teelt van voedingsgewassen steunen (zoals FAO, WFP, Wereldbank, IFAD). Want dat leidt op zijn beurt tot meer ontbossing en een bedreiging van de biodiversiteit.
3 © Kim Gjerstad
Virunga National Park
Bedreigingen en uitdagingen
2
Kasongo
KINSHASA
Kikwit
1
© Kes & Fraser Hillma n Smith
Aketi
1
I APRIL-MEI-JUNI 2014
19
DR CONGO RUBRIQUE
Ambachtelijke versus industriële mijnbouw in Congo Naar verluidt is DR Congo een ‘geologisch schandaal’ door zijn ongeziene rijkdom aan mineralen. Maar hoe gebeurt de ontginning en heeft de Congolese staat er iets aan? We gingen te rade bij prof. Stefaan Marysse en drs. Sara Geenen van de Universiteit Antwerpen.
20 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
‘En denk niet dat de creuseurs zo primitief zijn’, vult Geenen aan. ‘Hun putten kunnen 50 à 100 meter diep zijn, en de ondergrondse gangen tot 300 meter lang. Ze kennen ook een duidelijke taakverdeling. Er zijn de
Artisanale mijnbouw (direct + indirect)
De mijnsector is de motor van Congo’s economische groei, die vorig jaar 8,5% bedroeg.
8.000.000
De verkoop zelf verloopt via een keten van handelaars tot aan een eindhandelaar – bijvoorbeeld in Bujumbura of Kampala (resp. de hoofdstad van Burundi en Oeganda). De laatste zorgt dan voor de export. Meestal gaat het om smokkel. ‘Volgens een VN-rapport zijn in Zuid-Kivu op een totaal van ruw geschat 4800 kg goud minder dan 100 kg officieel’, zegt Geenen.
Artisanale mijnbouw (direct)
Conflictmineralen Mineralen zouden ook een rol spelen in het vrijwel onontwarbare conflict in Oost-Congo (p. 17). De internationale gemeenschap spreekt over ‘conflictmineralen’: grondstoffen uit streken waar een conflict woedt. De opbrengst van de mineralenhandel financiert er de gewapende groeperingen, waardoor conflicten langer kunnen aanslepen en soms gewelddadiger worden. ‘In onze GSM mag geen coltan zitten dat conflicten voedt’, zo luidt het internationale discours. Daarom vaardigde de OESO – de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling – samen met bedrijven en ngo’s richtlijnen uit voor ‘propere’
2.000.000
Industrieel De ontginning van mineralen gebeurt in Congo grosso modo op twee manieren: industrieel (grote bedrijven, vooral in Zuid-Katanga) en ambachtelijk (delvers of creuseurs). De bedrijven – onder meer de Amerikaanse mijnreus Freeport McMoran – produceren en masse, maar stellen relatief weinig mensen te werk: in totaal slechts 20.000. De laatste jaren betalen ze wel al meer belastingen, wat de Congolese staat
Ambachtelijk De creuseurs werken ‘informeel’: de staat haalt er geen inkomen uit. Maar de tewerkstelling is aanzienlijk. ‘Ruw geschat voorzien 2 miljoen mensen in hun levensonderhoud als ambachtelijk mijnwerker’, zegt mijnenexpert Marysse. ‘Maar er hangt nog een hele toeleveringseconomie mee samen: mensen die voor transport zorgen, vrouwen die eten klaarmaken, enzovoort. Daardoor verdienen in totaal 8 miljoen mensen hun inkomen in de ambachtelijke mijnbouw. Heel veel toch, als je bedenkt dat Congo een actieve bevolking heeft van pakweg 30 miljoen mensen.’ Vaak verlaten ze de landbouw omdat er meer te verdienen valt in de mijnbouw.
eigenlijke delvers, maar ook mensen die de gangen stutten, anderen die de afgehouwen brokken ophalen, weer anderen – vrouwen én mannen – die ze verpulveren en wassen … ‘Machinisten’ bedienen de compressoren die water wegpompen en zuurstof in de gangen blazen.’ De creuseurs werken in teams van 5 à 10 mensen, met een chef. Deze zogenaamde PDG heeft veel ervaring, ook qua financiering. Zo kent hij lokale handelaars die kapitaal kunnen voorschieten om een put te graven. Want het kan maanden, zelfs jaren, duren eer de ertsader gevonden wordt.
Industriële mijnbouw
D
e Congolese bodem h e r b e rg t t a l l o z e grondstoffen en veel van de reserves zijn nog onbekend.Vandaag wordt vooral koper, kobalt en coltan ontgonnen, en ook goud, diamant en petroleum. Na een serieuze dip tijdens de jaren ’90 kende de industriële mijnbouw in Congo recent een enorme opbloei. Zo wordt er tegenwoordig jaarlijks 1 miljoen ton koper opgegraven, dubbel zoveel als tijdens de recordjaren rond 1975. Daarmee is Congo de belangrijkste koperproducent van Afrika. Voor kobalt is het land veruit de voornaamste exporteur ter wereld. Het Belgische Umicore is één van de vier firma’s wereldwijd die kobalt verwerken. Onder meer voor magnetische toepassingen en in warmtebestendige legeringen voor de ruimtevaart. Coltan (of colombo-tantaliet) is dan weer veelbesproken als onderdeel van uw GSM. Al heeft het veel bredere toepassingen in elektronische toestellen en in de luchtvaart. Van coltan levert Congo 5% van de wereldproductie.
natuurlijk ten goede komt. Vandaag spijst de ontginning van koper en kobalt 25-30% van het staatsbudget. Vandaar dat de Congolese overheid vooral aandacht heeft voor de industriële mijnbouw. De bedrijven krijgen grote concessiezones toegewezen, terwijl de creuseurs het moeten stellen met heel kleine zones. Soms leidt dat tot conflicten. ‘De goudmultinational Banro verdreef duizenden creuseurs uit hun concessiezones, terwijl het nauwelijks vervangjobs voorzag’, zegt Geenen, die binnenkort een doctoraat verdedigt over de ambachtelijke mijnbouw in Zuid-Kivu (Oost-Congo). In zones waar de bedrijven (nog) niet actief zijn – onder meer omwille van de onveiligheid - blijven de creuseurs aan de slag.
20.000
CHRIS SIMOENS DGD
Tewerkstelling
mineralen. Deze moeten traceerbaar zijn, vrij van kinderarbeid en milieuschade, met respect voor de mensenrechten … ‘Maar dat is zeer moeilijk in Congo’, stelt Marysse. ‘Er zijn te veel mijnen die bovendien vaak zeer afgelegen zijn. Je hebt een sterke staat nodig om dat allemaal te controleren.’ Geenen: ‘Er zijn hooguit een paar mijnen die een certificaat kunnen afleveren, het kost gewoon te veel geld. Al de rest wordt als dirty beschouwd, wat echt overroepen is. In feite vormen de conflictmineralen een minderheid, de meeste dienen gewoon het levensonderhoud van heel veel mensen. De overdreven focus op conflictmineralen is nadelig voor de onschuldige creuseurs.’
Kinderen en milieu Natuurlijk zouden de werkomstandigheden beter kunnen, het werk is vaak ronduit ongezond en zwaar. De
Veel tieners toeven graag in de ‘mijndorpen’. Het geeft hen een zekere status.
Congolese overheid legt weliswaar strenge voorwaarden op - strikte hygiëne, geen kinderarbeid, verplichte vereniging in coöperatieven… - maar er is nauwelijks infrastructuur om ze in de praktijk te brengen. Geenen nuanceert ook het fenomeen kinderarbeid: ‘Kinderen en tieners doen niet het zware werk en voor veel families is het een uitweg om te overleven. Sommigen gaan ’s voormiddags naar school, in de namiddag werken ze. Anderen zijn echte schoolverlaters. In veel ‘mijndorpen’ heerst een leuke ambiance.Veel tieners toeven er graag, het geeft hen een zekere status.’ Over de milieu-impact van de mijnen is nog weinig gekend. Het kwik dat bij de goudwassing gebruikt wordt vervuilt de rivieren. Ook de ontginning door grote bedrijven gebeurt niet bepaald milieuvriendelijk. Ze boren met giftige stoffen, kappen bomen en graven bergen af, verwerken de
© Julien Harneis
RUBRIQUE
ertsen met chemische stoffen … Marysse: ‘Banro heeft zelfs speciaal een stuwmeer aangelegd om er het afval te dumpen. Tegenwoordig zijn er strengere controles, maar het effect op langere termijn is niet gekend.’ Bij de creuseurs is er minder controle, maar ze gebruiken veel kleinere hoeveelheden schadelijke stoffen. De mijnsector is de motor van Congo’s economische groei, die vorig jaar 8,5% bedroeg. Niet te onderschatten is ook petroleum, die vandaag al zowat 25% van de staatsinkomsten bijdraagt. En er is potentieel voor meer. Maar de aandacht voor de industriële mijnbouw en de conflictmineralen mogen het bestaansrecht van de creuseurs niet ondermijnen. Al brengen ze het land rechtstreeks weinig, de tewerkstelling is enorm. Zolang er geen alternatieven zijn, hebben ze recht op hun levensonderhoud.
I APRIL-MEI-JUNI 2014
21
DR CONGO
MÉMOIRE /KOLWEZI Het fotoboek Mémoire/Kolwezi is een monografie gewijd aan het werk van Sammy Baloj, kunstenaar afkomstig van DR Congo. Hij maakt al ruim 10 jaar foto’s in Katanga, een van de rijkste mijngebieden van Afrika. De overheersende voorstellingen van het verleden en de identiteit van Congo worden door zijn werk in vraag gesteld. Sammy toont ons braakliggende landschappen samen met de mensen die er wonen en werken. In het boek bevindt zich ook een tekst van politoloog-filosoof Achille Mbembe ‘Le monde Zéro, Matière et Machine’. Mémoire/Kolwezi is een mooie aanwinst voor de collectie fotoboeken Africalia Editions (foto). De vzw Africalia draagt via cultuur bij aan een duurzame menselijke ontwikkeling. Door actuele fotografen uit het Afrikaanse continent aan het licht te brengen, wil ze een leemte vullen. Het boek wordt verkocht op www.stichtingkunstboek.com, en is ook verkrijgbaar bij Tropismes Libraires en bij Africalia zelf (www.africalia.be). Meer info en contact:
[email protected]. Africalia is een initiatief van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
22 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
DR CONGO
Hoop
en uitdagingen van Inga
De Congolese autoriteiten willen zo vlug mogelijk beginnen met de bouw van een derde centrale in Inga. Voor Congo, Afrika en de rest van de wereld staat er veel op het spel.
I
n mei 2013 kondigde de Congolese regering aan dat ze wil starten met de bouw van een derde dam op de site van Inga (280 km ten westen van Kinshasa, 150 km van de Atlantische Oceaan). De centrale Inga 3 zou al vanaf 2020-2021 een vermogen leveren van 4800 MW, drie keer zoveel als het vermogen van de andere twee centrales samen, met name Inga 1 (351 MW) van 1972 en Inga 2 (1424 MW) die in 1982 klaar was. Volgens de Wereldbank zouden de werkzaamheden eind 2016 beginnen.
Inga is een van de uitzonderlijkste natuurlijke locaties ter wereld voor waterkracht, met een hoogteverschil van 155 m over een afstand van 12 km en een gemiddeld jaarlijks waterdebiet van 41.000 m³/seconde. Momenteel wordt slechts 4% van het debiet benut, met Inga 3 wordt dat een pak meer. In een internationaal verdrag met Congo werd iets meer dan de helft van het opgewekte vermogen van Inga 3, dus 2500 MW, bestemd voor Zuid-Afrika. De overige 2300 MW zijn voorbehouden voor Congo, waarvan 1300 MW voor de mijnindustrie in Katanga. Volgens een studie van EDF-AECOM zou ‘Grand Inga’ (39.000 MW) in zes fasen gebouwd worden met de uiteindelijke bedoeling om het hele Afrikaanse continent van stroom te voorzien. De bouw van Inga 3 zelf zou in twee fasen verlopen. Eerst wordt de zogenaamde ‘basse chute’ (lage wal) opgetrokken, een dam
© International Rivers
FRANÇOIS MISSER
Inga 1 François Misser is de auteur van het boek «La saga d’Inga» (Koninklijk Museum voor Midden-Afrika/L’Harmattan, Tervu(e)ren/Paris).
zeer concurrentiële prijs per kWh die de ingenieurs van SNC Lavalin (Canada) op 2 dollarcent ramen. Die prijs zou Congo en Centraal-Afrika een groot comparatief voordeel bieden waardoor ze makkelijker bedrijven kunnen aantrekken, wat meteen de regionale integratie bevordert.
van 113 m hoogte met vermogen van 4800 MW. Daarna wordt de dam met 40 m verhoogd – de ‘haute chute’ – resulterend in een vermogen van 7200 MW. Een aantal ngo’s uit kritiek vanwege de grote milieurisico’s en sociale gevolgen die Inga 3 zou hebben. Toch zou voor de bouw van de lage wal van Inga 3 volgens de ingenieurs van EDF zeer weinig mensen moeten verhuizen. Er zouden zich ook geen noemenswaardige problemen stellen door de verdamping van het water of het tegenhouden van het vruchtbare slib, zoals bij de dam van Assouan op de Nijl in Opper-Egypte. De verdere uitbouw van Inga is noodzakelijk om te voldoen aan de behoeften van Congo en Afrika, stelt de VN-Organisatie voor Industriële Ontwikkeling. Ze gaat er immers van uit dat tegen 2030 een extra vermogen van 80.000 MW moet worden opgewekt om de doelstelling ‘energie voor iedereen’ op het Afrikaans continent te verwezenlijken. Om aan de vraag van de mijnindustrie van Katanga of de megapolis Kinshasa te voldoen, zijn grote waterkrachtcentrales de meest voordelige oplossing met een
STANDPUNT VAN DE MINISTER Het is de wens van de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking dat het Inga-dossier nauwkeurig wordt onderzocht en waar mogelijk wordt herwerkt om te waarborgen dat de betrokken partijen (DR Congo inbegrepen) inspanningen doen opdat de Congolese bevolking op een weloverwogen manier haar eigen natuurlijke bronnen kan benutten.
Inga kan ook belangrijke ecos y s t e e m d i e n s t e n o p l eve re n . Waterkracht is immers in overvloed aanwezig en bovendien goedkoper dan ‘makala’ (houtskool) die in het wilde weg wordt geproduceerd en waarvoor de bossen in CentraalAfrika worden gekapt. Ze biedt tevens een alternatief voor de dure productie van energie op basis van fossiele brandstoffen zoals in de kolencentrales in Zuidelijk Afrika en levert een bijdrage aan de vermindering van de CO2-uitstoot. Een degelijke elektriciteitsvoorziening laat ook toe voeding en geneesmiddelen beter te bewaren, wat de gezondheid van de bevolking ten goede komt. Maar Inga 3 is wel een grote financiële uitdaging. Volgens de Wereldbank vergt het project samen met de verbinding naar Zuid-Afrika een investering van 14 miljard dollar.
I APRIL-MEI-JUNI 2014
23
DR CONGO
WANNEER NATUUR, MENS EN CULTUUR
samenkomen
Bilembo betekent ‘sporen’ in Lingala en dat is het centrale thema van deze geheel nieuwe hedendaagse culturele ruimte die in oktober vorig jaar in Kinshasa werd geopend op de plek van het vroegere industrieel complex UTEXAFRICA. Hier vind je sporen van dieren en planten, getuigen van het leven en de geschiedenis van de mens. Dit alles is het werk van hedendaagse Congolese kunstenaars die met schilderijen, beeldhouwwerken en andere assemblages hun stempel willen drukken op de levensloop van hun land. MARTINE WARCK DGD
P
lastische kunsten, muziekworkshops, bewustmaking voor milieu en duurzame ontwikkeling… Bilembo biedt het allemaal en nog veel meer. Het initiatief ontstond uit de samenwerking tussen de vzw Congo Pays magnifique met Chantal Tombu, Véronique Kasongo en Francis Mampuya en een aantal beeldende kunstenaars. Achterliggend idee: in een ruimte van 1000 m² thematische tentoonstellingen en culturele en pedagogische activiteiten organiseren maar ook workshops waarin je lokale producten kunt ontdekken. Bedoeling is het publiek en vooral jongeren te laten
24 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
zien hoe ze hun toekomst kunnen inpassen in de toekomst van Congo, die volgens prognoses in 2050 met ongeveer 190 miljoen inwoners het negende meest bevolkte land van de planeet zal zijn. De bewustmaking is op verschillende punten toegespitst: kennisoverdracht door de ouderen; de bescherming van Congo tegen ontbossing; de kennismaking met lokaal bestuur; gendergelijkheid en de verdediging van de rechten van vrouwen en kinderen; het ontdekken van toekomstgerichte mogelijkheden aan de hand van lokale producten en, tot slot, het herstel van de band tussen stad en platteland. Bilembo heeft niet alleen een educatief opzet maar wil ook oplossingen aanreiken voor duurzame ontwikkeling: minder uitstoot van
broeikasgassen, koolstofvastlegging, het initiatief REDD+ (*), milieumaatregelen in de landbouw. Hoe deze oplossingen concreet worden toegepast kun je zien aan de aangelegde percelen op de Batéké-hoogvlakte, waar de vzw CADIM, de producentenvereniging MAMPU en een dynamische landbouwgemeenschap de handen in elkaar hebben geslagen. Bilembo is trouwens verzusterd met een centrum voor natuurbehoud en exploitatie van lokale producten van de Batéké-hoogvlakte: CADIMMAMPU, het centrum voor integrale ontwikkeling van Mbankana. Espace TEXAF-Bilembo heeft als ambitieuze doelstelling in het eerste jaar 8000 jongeren op te leiden. Het organisatieteam wordt daarbij gesteund door het digitale platform ECO-CONGO, dat werd opgezet voor leerkrachten, leerlingen, burgers, boeren, journalisten en gemeenschapswerkers op het platteland.
Hier vind je sporen van dieren en planten, getuigen van het leven en de geschiedenis van de mens.
© A. Huart
© A. Huart
OP ONTDEKKING IN ESPACE TEXAF-BILEMBO IN KINSHASA
Espace TEXAF-Bilembo Nouvelle concession UTEXAFRICA 372 avenue Colonel Mondjiba - Kinshasa Gombe Site web : www.ecocongo.cd
(*) REDD+ = Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation; de + staat voor meer koolstofopslag, bijvoorbeeld via aangepaste bosbouwpraktijken of aanplantingen. Dit internationale en transnationale initiatief wordt gecoördineerd door de Verenigde Naties in het kader van het in 2008 opgezette UN-REDD-programma.
BIO
Mevrouw Angèle neemt ‘de leiding’ © DGD/E.Pirsoul
Een investering van BIO in een Congolese kredietbank en een grotere winkel voor een ondernemende vrouw uit Kinshasa, hebben meer met elkaar gemeen dan je zou denken.
ELISE PIRSOUL DGD
K Thai Biogas Energy Co Ltd - TBEC Laos Een investering van 1,37 miljoen Sinds eind 2012 verstrekt BIO middelen voor de eerste biogasinstallatie in Laos. Het opzet van dit project is de omzetting van het afvalwater van LIG (Lao Indochina Group Co Ltd) in gas. Tot nu toe gebruikte het bedrijf kolen als brandstof en dat wordt nu dus schone en goedkope energie. Met de biogasinstallatie kan LIG ook zijn rol blijven vervullen voor de gemeenschap van kleine lokale producenten en meteen ook de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Een bijkomend voordeel van deze installatie is dat de vreselijke stank verdwijnt, omdat de (gesloten) tanks voor afvalwaterbehandeling een grotere capaciteit hebben en dat uit de restfractie ook nog meststof wordt gewonnen. Het initiatief is niet alleen goed voor het milieu en voor de tewerkstelling in de streek, er gaat ook technologieoverdracht mee gepaard en bovendien versterkt deze efficiënt werkende installatie ook het concurrentievermogen van de nationale industrie.
ranen,spiegelend chroom, porseleinen sanitair en leidingen op rol: welkom in ijzerhandel MK. Klanten lopen in en uit maar ook familie, vrienden en nieuwsgierigen. In dit glimmende en blinkende mekka wacht Angèle Musanda ons zelfverzekerd en met een brede glimlach op. ‘In 2008 ging ik een eerste lening van 9.500 dollar aan. Ik had toen een kleine ambulante handel. Met de lening kon ik een echte winkel openen en producten in voorraad houden. Na de afbetaling van de eerste lening, ben ik nog leningen aangegaan van 10.000, 22.000 en 50.000 dollar. Vandaag heb ik 3 winkels met 4 werknemers en ook dagloners. Lenen kan je vergelijken met roken, als je ermee begint, kan je er nog moeilijk mee stoppen’. Het bedrag voor kleine kredieten wordt voorgeschoten door de Congolese bank van de groep ProCredit waarin BIO heeft geïnvesteerd. ‘Wij werken nu vooral met kleine ondernemingen zoals die van mevrouw Musanda. Dat
was een nauwelijks aangeboord marktsegment. In DR Congo zien de banken vooral micro-ondernemers en grote bedrijven als klant’, aldus een medewerker van ProCredit. ‘Net daarom hebben wij voor deze vorm van investeren gekozen’, zegt Michèle Husson van BIO. ProCredit schiet niet alleen het geld voor, maar volgt de klanten ook in wat ze doen, helpt hen bij de boekhouding en het opmaken van een financieringsplan. En wat zijn dan wel de plannen van mevrouw Musanda? Ze gaat zich nu toeleggen op de rechtstreekse invoer van containers uit China en Spanje. Dat is voor haar een grote stap vooruit: vroeger kocht en verkocht ze op de lokale markt en maakte ze niet echt veel winst. Voor zichzelf wil ze een groter huis bouwen en verder heeft ze ‘nog veel zakenplannen, maar die zijn voorlopig geheim’. Het grootste minpunt van dit kredietsysteem is de intrestvoet van 18%. Naar Europese maatstaven lijkt dit ongewoon hoog, maar dat percentage is wel gebruikelijk voor micro- en kleine kredieten omdat ze als risicovoller worden gezien.
I APRIL-MEI-JUNI 2014
25
BIO
moet het voor
Een grondige studie over de ‘Belgische investeringsmaatschappij voor de ontwikkelingslanden’ (BIO) in 2012 leidde in 2014 tot een gewijzigde wet. Voldoende reden voor Luuk Zonneveld om in 2012 de ngo’s in te ruilen voor de leiding van BIO. Nu waren alle gegevens immers voorhanden om financiën en ontwikkeling op elkaar af te stemmen.
BIO investeert in zogenaamde risicolanden die door investeerders vaak over het hoofd worden gezien. Welke concrete problemen kunnen zich in deze landen voordoen? Dat ontwikkelingslanden een slechte reputatie hebben komt vooral omdat er weinig over bekend is en door de berichtgeving in de media. Algemeen wordt ervan uitgegaan dat ze een moeilijker te beheren risico vormen. De investeerders zijn dan ook bang, ook al is die vrees ongegrond. Daarnaast hebben de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) in het Zuiden die een samenhangend bedrijfsplan kunnen voorleggen, nood aan financiering op lange termijn (‘geduldig kapitaal’) om hun activiteit te bestendigen. De financierders moeten dus bereid zijn om 10 jaar te wachten alvorens ze hun geld hebben terugverdiend. Er zijn bijgevolg vrijwel geen commerciële investeringen. Twee jaar geleden publiceerde 11.11.11 in de pers een zeer kritisch dossier over het door BIO gevoerde beleid. Hoe luidt uw mening daarover? Het voornaamste punt van kritiek was het gebrek aan ontwikkelingsrelevantie van BIO-investeringen. Volgens mij komt dat omdat er weinig bekend is over het instrument. Een externe evaluatie door de dienst Bijzondere Evaluatie van de internationale samenwerking was net zeer positief over de ontwikkelingsrelevantie van BIO. Onze prestaties worden hoger ingeschat dan die van
26 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
andere soortgelijke organisaties. Het knelpunt is dat het publiek onze maatschappij te weinig kent. Maar het is wel zo dat het dossier van 11.11.11 de stakeholders ertoe heeft aangezet om bij een en ander stil te staan. Wat op zich een goede zaak is omdat we BIO zien als een integraal onderdeel van ontwikkelingssamenwerking, met zijn eigen specialisatie. We zouden dan ook graag actief deelnemen aan het ontwikkelingsdebat. U was voordien actief bij een ngo, hoe heeft u de kritiek ervaren? Ik was destijds inderdaad directeur van Vredeseilanden en lid van de raad van bestuur van 11.11.11. Ik denk dat het de taak van de civiele samenleving is om met een kritische blik naar ontwikkelingssamenwerking te kijken. Aangezien BIO daar een instrument van is, lijkt het me normaal dat 11.11.11 haar bijdrage aan de ontwikkeling onder de loep neemt. Wat was uw beweegreden om een ngo in te ruilen voor een ‘financieel’ ontwikkelingsinstrument? Ik ben van mening dat de privésector een hoeksteen is van duurzame ontwikkeling. Hoewel deze sector onderschat wordt is hij van cruciaal belang om werkgelegenheid en rijkdom te creëren die garant staan voor een duurzame samenleving. Denkt u dat uw ervaring zal helpen om aan BIO een nieuwe visie mee te geven? De studie die BIO het laatste jaar samen met de beleidscel van ontwikkelingssamenwerking en andere stakeholders verrichtte, leidde tot de conclusie dat de steun van BIO nog
Sinds december 2012 bekleedt Luuk Zonneveld de functie van directeur-generaal van BIO. Als topman bij de ngo Vredeseilanden (2008-2012) deed hij al veel ervaring op ontwikkelingsgebied op, met name over de bevordering en financiering van de privésector. Hij timmerde mee aan het succes van Fairtrade International, het overkoepelend label voor eerlijke handel (2001-2007).
© BIO
OPGETEKEND DOOR ELISE PIRSOUL
meer dan vroeger toegespitst moet zijn op de lokale KMO’s. We zullen onze strategieën en methodologieën nog versterken met het oog op meer doelmatigheid en complementariteit. Voornoemde studie handelt niet alleen over de rechtstreekse impact van de BIO-steun maar ook over de onrechtstreekse impact (outcome) op de verbetering van de leefomstandigheden van de lokale bevolking. Zo investeren we in een fabriek in Sierra Leone waar toiletzeep wordt gemaakt (Cosmeline Products). De rechtstreekse impact is bekend: 21 arbeidsplaatsen en belastingen voor de overheid. Maar ook de onrechtstreekse impact, de outcomes, is het vermelden waard: de productie zal de economie stimuleren, via de distributie onrechtstreeks werkgelegenheid creëren, de volksgezondheid en -hygiëne bevorderen en de kindersterfte terugdringen. Een van de bezwaren over BIO hield verband met investeringen in belastingparadijzen. BIO heeft deze kritiek weerlegd en een evaluatie heeft aangetoond dat soortgelijke investeringen soms wenselijk zijn. Kunt u dat nader toelichten? Om van hier uit kleinschalige activiteiten te financieren in ontwikkelingslanden met een vaak zwak rechtsbestel, is er nood aan ‘intermediaire structuren’. Deze wettelijke en financiële tussenschakels waarbij verschillende internationale investeerders betrokken zijn, moeten gevestigd zijn in een neutrale jurisdictie met een stabiel wettelijk kader en expertise op het gebied van financiele diensten. Welnu, deze criteria zijn vervuld in een aantal kleine landen en eilanden (Luxemburg, Mauritius …). Dankzij de tussenschakels kunnen we in ontwikkelingslanden investeren. Ik wens te vermelden dat BIO geen offshore- bankrekening heeft, dat elke offshore-transactie tot de laatste euro bij de Nationale Bank bekend is en dat BIO, de intermediaire structuren
BIO
beeld geven
BIO investeert in het Rural Impulse Fund (RIF) - Kenya Women Finance Trust: een microfinancieringsproject op het platteland.
en de begunstigden van onze investeringen ter plaatse belasting betalen. Jammer genoeg zijn er wel maatschappijen waarvan de offshore-activiteiten voor andere doeleinden dienen. BIO moet net het voorbeeld geven en offshore-investeringen zijn dan ook alleen toegestaan als de regelgeving volledig wordt nageleefd en de transparantie inzake investeringen constant wordt afgestemd op de OESO-normen. Hoe stelt de nieuwe wet zich op ten overstaan van deze offshore-activiteiten? Een structuur waarbij slechts heel weinig of helemaal geen belastingen worden geheven of die geen garantie kan geven over de transparantie van de geldstromen en de fiscale regeling, komt niet in aanmerking voor BIO-steun BIO moest 70% in intermediaire structuren investeren, iets wat de maatschappij achteraf werd aangewreven. Zijn soortgelijke investeringen verenigbaar met het doel de meest kwetsbare mensen te helpen? Toch wel, omdat de intermediaire structuren ter plaatse over teams beschikken die in KMO’s kunnen investeren en omdat deze investeringen de lokale bevolking uiteindelijk ten goede komen, terwijl de kosten en het risico beheersbaar blijven. Het alternatief zou zijn dat BIO ter plaatse over haar eigen personeel zou
beschikken. Deze mogelijkheid wordt bestudeerd, maar lijkt ingewikkeld en duur. Dat ons geen quota meer worden opgelegd neemt niet weg dat we in de toekomst zullen blijven werken met intermediairen zoals lokale banken, investeringsfondsen enz. De recente evaluatie van BIO heeft trouwens zeer duidelijk aangetoond dat deze manier van werken gerechtvaardigd is. Nu is het wel zo dat directe investeringen in sommige gevallen interessant kunnen zijn, bijvoorbeeld in innovatieve speerpuntsectoren of pilootprojecten. De recyclage van landbouwafval voor omzetting in energie en meststoffen (zie TBEC-project) is een sector waarin BIO een pioniersrol vervult. Het is weliswaar een nieuwe en risicovolle sector, maar samen kunnen we een hefboomeffect teweegbrengen en de belangstelling van commerciële investeerders wekken, maar dan op veel grotere schaal. Ook daar waar er maar weinig intermediaire structuren aanwezig zijn, doen we directe investeringen, zoals in Congo. Is BIO omwille van de rentabiliteit niet verplicht om soms ook in ‘minder risicovolle’ sectoren te investeren? De privésector kan niet overleven als hij niet rendabel is. De rentabiliteitsvereiste geldt dan ook voor alle BIO-activiteiten. Het groeipeil bereiken dat vanuit politieke hoek werd vooropgesteld, blijft de opdracht,
We zien BIO als een integraal onderdeel van ontwikkelingssamenwerking, met zijn eigen specialisatie.We zouden dan ook graag actief deelnemen aan het ontwikkelingsdebat.”
©B BIO BI O
© BIO
wat niet betekent dat we nu minder risico’s zullen nemen. We zoeken een evenwicht tussen investeringen die een correcte rentabiliteit opleveren en investeringen die weliswaar zeer interessant zijn, maar waarvan de netto-rentabiliteit lager ligt. Bijvoorbeeld, de financiering van infrastructuur die minder risico’s inhoudt - stelt ons in staat om te investeren in de herfinanciering van microfinancieringsorganisaties in Congo - een investering met risico’s en een vrij laag rendement.
Moablaou, Moa o bla oa bla aou, ou o u,, ee e een n onderneming voor ond dernemi miing ng voo vo oor oo productie pro p ro oduc ductitie tie e va vvan n gevogelte eieren gev vogelte oge e te e en e ei ie ere en Burkina Faso. in nB Bur urrkkin in na F aso. as aso
I APRIL-MEI-JUNI 2014
27
BIO
BIO neemt nieuwe start © BIO
Investeringen in de lokale privésector via financiële ontwikkelingsinstellingen (FOIs) vormen naast de traditionele vormen van hulpverlening een nog weinig bekende pijler van de officiële ontwikkelingshulp.
HET BIO-TEAM
BIO, de Belgische FOI ten dienste van de lokale bedrijven De Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO) die in 2001 werd opgericht, is een instrument van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Ze heeft als taak armoede te bestrijden en duurzame menselijke ontwikkeling te bevorderen. Een sterke en duurzame privésector is immers van essentieel belang voor een alomvattende, vergaande en duurzame verbetering van de leefomstandigheden.
subsidies voor haalbaarheidsstudies en technische bijstandsprogramma’s. BIO heeft een complementaire taak in die zin dat ze tegemoetkomt aan noden waarin de lokale financiële sector niet voorziet. De steun die BIO verleent stelt de lokale bedrijven in staat om hun activiteit uit te breiden, de interne processen te verbeteren, sociale en milieunormen toe te passen. Deze steun genereert inkomsten in de ontwikkelingslanden, creëert duurzame werkgelegenheid, draagt bij tot de overdracht van knowhow, vergemakkelijkt de toegang tot krediet en bevordert de institutionele capaciteitsopbouw van de begunstigden.
Wijziging BIO-wet Ter plaatse toegevoegde waarde genereren BIO financiert vooral kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (MKMOs). Ze doet dat rechtstreeks of onrechtstreeks via structuren die aan de bedrijven financiële diensten verlenen. Ze kent leningen toe, verleent hulp via kapitaalparticipaties of
28 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
BIO werd als een ontwikkelingsinstrument geïntegreerd in de nieuwe wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking van 2013. Vervolgens maakte de Belgische staat in 2013 werk van een hervorming van BIO met een wijziging van de wet en het afsluiten van een beheerscontract met de administratie. De nieuwe BIO-wet die op
BIO heeft een complementaire taak in die zin dat ze tegemoetkomt aan noden waarin de lokale financiële sector niet voorziet”
23 februari 2014 van kracht werd, bevestigt de taak van de investeringsmaatschappij (steun aan de lokale MKMOs) en breidt haar mandaat uit naar nieuwe activiteitsgebieden: basisdienstverlening aan de bevolking en steun aan bedrijven in de sociale en solidaire economie. Bovendien volgt de nieuwe wet de logica van de werkzaamheden van het Global Forum van de OESO over transparantie en uitwisseling van informatie op belastinggebied. Bijgevolg worden staten voortaan uitdrukkelijk uitgesloten van BIOsteun als ze als niet-transparant worden beschouwd of geen of een weinig ontwikkeld belastingstelsel hebben. In de toekomst kan BIO nog in een 50-tal landen actief zijn (tegen een 100-tal voordien), waaronder de rijkere middeninkomenslanden die voorheen niet voor BIO-steun in aanmerking kwamen.
Positieve evaluatie
EEN BEHEERSCONTRACT MET DE BELGISCHE STAAT De BIO-wet bepaalt dat voortaan ‘De bijzondere regels en voorwaarden volgens dewelke BIO haar maatschappelijk doel uitvoert worden va s t g e l e g d i n e e n beheerscontract van vijf jaar gesloten tussen de Belgische Staat en BIO’. Het contract bepaalt de missie en de interventieprincipes, de geografische en thematische prioriteiten, de financiering, de samenwerking met de actoren van de ontwikkelingssamenwerking en de doelstellingen.
De voltooiing van het hervormingsproces ging ook gepaard met een evaluatie van BIO die werd geleid door de Dienst Bijzondere Evaluatie van de Internationale Samenwerking en uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen. Het eerste deel van de evaluatie bevestigt de rol van BIO als instrument om de privésector in ontwikkelingslanden op duurzame wijze te steunen. De besluiten van de tweede fase die nog moet afgerond worden, zien er positief uit. De evaluaties doen aanbevelingen waarmee rekening zal gehouden worden om de procedures en interne standaarden te verbeteren.
ONLINE www.bio-invest.be
SENSIBILISERING
MOVE WITH AFRICA:
© Johanna de Tessières
in naam van de solidariteit
‘MET’ AFRIKA IS BETER DAN ‘VOOR’ AFRIKA Begin januari lanceerde het dagblad La Libre Belgique voor het tweede jaar op rij de actie Move with Africa, bestemd voor jongeren uit het 4e, 5e en 6e jaar van het middelbaar onderwijs. In deze actie, die loopt in samenwerking met een tiental actoren van de ontwikkelingssamenwerking en met de ministeries van Ontwikkelingssamenwerking en van Onderwijs van de Federatie Wallonië-Brussel, komen interculturaliteit, wereldburgerschap en Noord-Zuidrelaties aan bod.
MARTINE WARCK DGD
H
et initiatief Move with Africa biedt 150 jongeren en 30 leerkrachten de kans zich in Afrika concreet in te zetten voor een project dat wordt gefinancierd door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Tijdens de krokus- en paasvakantie reisden de jongeren naar Rwanda, Benin, Burkina Faso, Senegal of Burundi. Gedurende 10 à 15 dagen maakten ze er kennis met de inwoners en hun cultuur. Ze wisselden er zaken uit met de actoren van het project dat zij steunen en ontdekten er welke acties hun partner onderneemt. Omdat je voor zo’n reis niet in het wilde weg kan improviseren, hebben de jongeren zich grondig voorbereid op hun verblijf. Daarvoor namen zij deel aan verschillende activiteiten en stages, toegespitst op ontwikkelingseducatie en georganiseerd door de partner-ngo’s: Entraide & Fraternité, Dierenartsen
zonder Grenzen, Caritas International, Vredeseilanden, Asmae, Rode Kruis van België, Sensorial Handicap Cooperation (SHC), Défi Belgique Afrique en BTC. Hiermee bewezen de deelnemers aan Move with Africa dat zij zelf actoren willen zijn die veranderingen teweegbrengen. Sommige deelnemers kregen trouwens de kans hun motivatie persoonlijk te bespreken met minister van Ontwikkelingssamenwerking Jean-Pascal Labille, tijdens een ontmoeting die in februari jongstleden door de Ambassade van België in Kigali werd georganiseerd. Eén van de projecten werd door SHC ontwikkeld voor negen jonge slechthorenden van het Centre Comprendre et Parler. Zij vertrokken naar Burkina Faso om er de muren van het Institut des Jeunes Sourds de Bobo Dioulasso te schilderen. Doel van het project: door uitwisseling elkaar beter leren kennen en vooral beter leren begrijpen. In deze specifieke context droegen dans, toneel en mime bij om uitdrukking te geven aan de cultuur en de leefwijze van de deelnemers.
‘Het is de bedoeling dat een duurzame band wordt gesmeed tussen deze jongeren die uit verschillende culturen afkomstig zijn, maar die toch dezelfde communicatieproblemen ervaren’, vertelt Thomas de Kerchove*, begeleider bij SHC. Afgezien van de moeilijkheden waarmee beide groepen te maken krijgen, is het zo dat ‘doof zijn in België niet te vergelijken valt met doof zijn in Burkina Faso. Door deze uitwisseling zouden de deelnemers uit beide landen zich hiervan bewust moeten worden’. Voor de ngo sluit deze uitwisseling geheel aan bij de eerste doelstelling: ‘Doven en blinden erkennen en waarderen om wie ze zijn met het oog op een betere integratie in de maatschappij, in het bijzonder in de armste landen.’ Volg deze avonturen in real time op de blog Move with Africa van La Libre Belgique en in de gratis bijlagen bij de krant bij de aanvang en het einde van het project.
MEER INFO www.lalibre.be/page/mwa
Omdat je voor zo’n reis niet in het wilde weg kan improviseren, hebben de jongeren zich grondig voorbereid op hun verblijf.
(*) Citaat uit: Speciale bijlage Move with Africa, seizoen 2 bij La Libre Belgique van 18 januari 2014
I APRIL-MEI-JUNI 2014
29
20 JAAR INTERNATIONAAL STRAFTRIBUNAAL VOOR RWANDA Op 7 april herdenkt Rwanda de trieste twintigste verjaardag van de genocide die een schokgolf in het land teweegbracht. Maar er is meer dan de herinnering. De terugkeer naar de rust voor de slachtoffers en de wederopbouw van een harmonieuze samenleving is een kwestie van rechtvaardigheid en herstel. En daar ligt de rol van het Straftribunaal voor Rwanda.
PAULINE HELINCK CROIX-ROUGE DE BELGIQUE
Een speciaal tribunaal voor Rwanda Op 8 november 1994 richt de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties met resolutie 955 het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda (ICTR) op, met zetel in Arusha. De bevoegdheden van het Tribunaal staan duidelijk beschreven in zijn statuut. Het Tribunaal is bevoegd voor de berechting van personen die ervan worden verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan genocide, misdaden tegen de mensheid of ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (of oorlogsmisdaden) die tussen 1 januari en 31 december 1994 op Rwandees of aangrenzend grondgebied hebben plaatsgevonden, voor zover ze in laatstbedoeld geval door Rwandese burgers werden begaan. Als ad hoc instantie bij uitstek werd het ICTR opgericht voor een aanvankelijk niet nader bepaalde tijd.
20-jarig bestaan: hoe is de balans? 98 personen werden door het ICTR in beschuldiging gesteld: • 75 personen werden berecht : 47 zaken hebben tot een veroordeling geleid, tegen 16 uitspraken werd beroep ingesteld en 12 beschuldigden werden vrijgesproken • 10 beschuldigden werden verwezen naar een nationale rechtbank
30 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
Het ICTR Het ICTR is het tweede ad hoc internationaal straftribunaal dat door de VN-Veiligheidsraad werd opgericht. In 1993 werd het Internationaal Straftribunaal voor exJoegoslavië (ICTY) ingesteld voor het berechten van personen die ervan worden verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan de meest ernstige misdaden in de context van het conflict dat in 1991 in deze regio is ontstaan. Beide tribunalen werden opgericht op basis van het Handvest van de VN dat de Veiligheidsraad machtigt, wanneer hij het nodig acht, om hulporganen in te stellen om de vrede en de veiligheid op internationaal niveau te handhaven.
Het ICTR opende de weg naar het moderne systeem van de internationale strafrechtspleging.»
die zij te behandelen kregen, konden de rechters een gedegen rechtspraak opbouwen en talrijke verduidelijkingen formuleren voor het interpreteren van dit juridisch corpus. Zoals blijkt uit de studie over het internationaal humanitair gewoonterecht die het Internationale Rode Kruis in 2005 uitvoerde, hebben hun werkzaamheden tevens geleid tot een grotere gewoonterechtelijke status van bepaalde regels van het internationaal humanitair recht.
Het zou echter een vergissing zijn dit tribunaal te evalueren aan de hand van een paar cijfergegevens. Ook al behandelde het ICTR over het algemeen zaken van hooggeplaatsten, toch werden ook vervolgingen ingesteld voor rechtbanken in Rwanda of in andere landen zoals België, op basis van hun nationale wetgeving. Naast de gerechtelijke uitspraken opende het ICTR de weg naar het moderne systeem van de internationale strafrechtspleging, in de vorm van een permanent universeel Hof: het Internationaal Strafhof (ICC). Zijn statuut werd duidelijk ontleend aan dat van de ad hoc tribunalen (of ‘ICT’s’) (zie Dimensie 3, 3/2013). Bovendien heeft het ICTR in ruime mate bijgedragen aan de ontwikkeling van het internationaal humanitair recht. Via de zaken
Zoals gezegd blijft het ICTR slechts een beperkte tijd bestaan. Daarom heeft de Veiligheidsraad in de vroege jaren 2000 een beëindigingsstrategie opgestart. Na verschillende verlengingen worden de werkzaamheden op 31 december 2014 officieel beëindigd. Om de beëindiging van de werkzaamheden van de ICT te ondersteunen heeft de VN-Veiligheidsraad VN in 2010 het ‘Mechanisme voor de internationale straftribunalen’ opgestart, dat de bevoegdheden en de kerntaken van de ICT verder uitoefent en hun erfenis beschermt. Dat mechanisme, dat momenteel al enige tijd in voege is, dient met name om de laatste voortvluchtigen op te sporen en te berechten, de laatste processen te voeren, de slachtoffers en de getuigen te beschermen en de uitvoering van de straffen te controleren.
• 2 beschuldigden waren vóór de uitspraak overleden • 9 beschuldigden zijn voortvluchtig.
En morgen?
Gacaca-rechtbank in het district Rwamagana (Rwanda)
© Elisa Finocchiaro
RODE HALVE MAAN EN RODE KRUIS SAMEN VOOR HET ICTR EN HET ICC De Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maan-beweging, die als mandaat heeft te waken over de naleving van het internationaal humanitair recht, speelt een ondersteunende rol in de strijd tegen de straffeloosheid voor de meest ernstige misdaden, zowel in verband met de internationale als met de nationale strafrechtspleging. De Rode Halve Maan en het Rode Kruis, die instaan voor de naleving van het Internationaal humanitair recht, hebben ook aan het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda en aan het Internationaal Strafhof hun steun verleend door bezoeken te organiseren aan gevangenen en personen in voorlopige hechtenis, maar ook en vooral door bij te dragen aan de werkzaamheden van het Statuut van Rome (voor het ICC).
GACACA, RECHTSPRAAK IN OPEN LUCHT Na de genocide bood de Rwandese traditie een uitweg om de gemeenschappen met elkaar te verzoenen en de procedures snel af te handelen. Gacaca-rechtbanken berechtten meer dan een miljoen mensen die ervan werden beschuldigd in Rwanda tussen 1 januari en 31 december 1994 aan de genocide te hebben meegedaan. MÉLISSA PEETERS n 2005 richt de Rwandese regering 12.000 volksrechtbanken op, de zogenaamde gacaca-rechtbanken die voortkomen uit de traditionele rechtspraak. Burger-rechters of ‘inyangamugayo’ in het Kinyarwanda, die door het volk zijn gekozen, moeten recht spreken over personen die worden beschuldigd van oorlogsmisdaden en de misdaad van genocide in Rwanda in 1994. Doel: werken aan verzoening, een einde stellen aan de straffeloosheid, de waarheid aan het licht brengen en de overbevolking in de gevangenissen tegengaan. Het is een gewaagde onderneming waaraan België steun verleent via de begeleiding van ngo’s ter plaatse, logistieke steun en een steunprogramma voor de Rwandese justitie. De totale kostprijs bedraagt 8,1 miljoen euro voor de SNJG (nationale dienst van Gacaca-rechtbanken) en 12 miljoen voor de ngo’s, onder meer Avocats sans frontières (ASF) en Penal Reform International (PRI). Tot mei 2012 worden 1,2 miljoen uitspraken gedaan en de meeste straffen vallen onder dwangarbeid in het algemeen belang.
I
Gematigde balans ‘De Gacaca’s hebben op 18 jaar tijd in meer dan een miljoen zaken een uitspraak gedaan. Dat was niet mogelijk geweest in de klassieke rechtspraak’, zegt Dirk Brems, attaché internationale samenwerking op de Belgische ambassade in Kigali van 2003 tot 2008. Hij herinnert aan de complexe aard van de situatie op het moment dat de procedures werden opgestart, maar ook aan de vastberaden wens van de Rwandese regering om een einde te stellen aan de straffeloosheid. ‘Zo kon ook de overbevolking in de gevangenissen worden tegengegaan. Ngo’s en anderen uiten kritiek op het feit dat een eerlijk proces niet gewaarborgd was en dat er geen advocaten bij betrokken waren. Als alles moest worden overgedaan, dan zou een en ander zeker verschillend worden aangepakt, maar eerlijk gezegd denk ik niet dat het resultaat dan beter zou zijn, rekening houdend met het gebrek aan middelen, de beschikbare tijd, het hoge aantal beklaagden en de situatie.’ Brems geeft toe dat er zeker onjuiste uitspraken zijn. ‘Uiteraard is niet alles rooskleurig, sommigen denken zelfs dat de situatie in Rwanda te vergelijken is met een ketel op het vuur waarin de druk te hoog wordt … Maar de Gacaca’s hebben de vooropgestelde doelstellingen zeker voor een groot deel verwezenlijkt.’ Ten slotte is de rechtspraak in Rwanda er dankzij de Gacaca’s en de nationale procedures op vooruit kunnen gaan. Verdere informatie: Rapport van Human Rights Watch : Justice compromise, l’héritage des tribunaux communautaires gacaca du Rwanda, 31 mai 2011 - http://www.hrw.org/fr/node/99211/section/1
I APRIL-MEI-JUNI 2014
31
SPORT: DUWTJE IN DE RUG VOOR ONTWIKKELING EN VREDE
©: UNOSDP
In juni barst wereldwijd de voetbalgekte los. Ook onze Rode Duivels zullen de Belgische eer verdedigen op de Copa do Mundo in Brazilië. Dé gelegenheid om stil te staan bij wat sport voor ontwikkeling en vrede kan betekenen.
K
an sport een bijdrage leveren aan ontwikkeling? Voor de VN is het alvast geen nieuwigheid. In 1978 al erkende UNESCO sport en lichamelijke opvoeding als een mensenrecht. Toenmalig VN-secretaris-generaal Kofi Annan benoemde in 2000 Adolf Ogi als eerste ‘Speciale Adviseur over Sport voor Ontwikkeling en Vrede’. Nadien werd ook UNOSDP opgericht, het UN Office on Sport for Development and Peace. Doel: sport promoten en alle inspan-ningen van de VN-instanties rond sport coördineren.
32 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
Millenniumdoelen Onder sport verstaan de VN ‘elke lichamelijke activiteit die bijdraagt tot lichamelijke fitheid, mentaal welzijn en sociale interactie’. Ook spel en recreatie vallen onder deze definitie. Alle Millenniumdoelen varen wel bij sport. Zo kunnen sport en spel kinderen stimuleren om naar school te gaan. Voor kinderen die niet naar school kunnen, bieden sportprogramma’s een alternatief. Lichamelijke activiteiten zijn niet alleen gezond, sport kan ook een middel zijn om te sensibiliseren. Bijvoorbeeld door voetballen te gebruiken waarop boodschappen gedrukt zijn over aids en malaria.
Al bevat sport een element van competitie, uiteindelijk draait het om fair play, team spirit, aanvaarden van regels, respect voor de tegenstander en leren omgaan met verlies en tegenslag’’
© Handicap International
CHRIS SIMOENS DGD
Lion Handisport, een Beninse partner van Handicap International, gebruikt sport om het negatief beeld van mensen met een handicap te doorbreken en ervoor te zorgen dat zij kunnen deelnemen aan normale activiteiten in de samenleving.
Kansarmen ‘Sport is een universele taal en brengt mensen bij elkaar’, zegt de Belgische Mélodie Arts van UNOSDP. ‘En al bevat sport een element van
SPORT
Naast liefde en educatie, speelt ook sport een belangrijke rol in de werking van SOS Kinderdorpen, wat ik alleen maar kan toejuichen. Zo heeft elk kinderdorp (532 wereldwijd) een sportterrein en worden er wekelijks activiteiten georganiseerd met de kinderen. Dat helpt de kinderen in het versterken van hun mentale, fysieke en sociale vaardigheden. Het krikt ook hun zelfvertrouwen op.’
© SOS Kinderdorpen
Kim Gevaert, ambassadrice van SOS Kinderdorpen
© Geneeskunde voor de Derde wereld
kost’. En natuurlijk heeft sport ook zijn schaduwzijden zoals geweld, corruptie, doping en hooliganisme. Daarom ijvert de VN voor een degelijke begeleiding.
België Veel VN-instanties maken gebruik van sport. Zo zet het VN-vluchtelingencommissariaat sport in bij de opvoeding van kinderen in © Entraide et Fraternité
competitie, uiteindelijk draait het om fair play, team spirit, aanvaarden van regels, respect voor de tegenstander en, niet te vergeten, leren omgaan met verlies en tegenslag’. Sport is ook een krachtig instrument om mensen vertrouwen en zelfrespect te bieden.Vooral voor kansarmen is dat essentieel. Vluchtelingen, kindsoldaten, straatkinderen, slachtoffers van geweld en discriminatie, armen, mensen met een handicap, aids of een andere ziekte – allen kunnen via sport en spel hun eigenwaarde opkrikken, zich weer volwaardig lid van de gemeenschap voelen en zelfs leiderschap ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor meisjes en vrouwen, die nog al te vaak tweederangsburgers zijn. ‘Sport is maar één instrument onder vele’, geeft huidig Speciaal Adviseur Wilfried Lemke toe. ‘Maar het kan wel een enorme impact hebben, en dat tegen een lage
Entraide et Fraternité ondersteunt de Sunflower Women Football Club in Zuid-Afrika. De club gebruikt voetbal om meisjes voor te lichten over drugen alcoholgebruik, tienerzwangerschappen, misdaden en aids.
Geneeskunde voor de Derde Wereld brengt via haar partner l’Étoile du Sud jongeren uit Oost-Congo, Rwanda en Tanzania bijeen rond sportactiviteiten. Door jongeren samen te laten spelen hoopt de organisatie om meer onderling begrip te wekken in deze door oorlog geteisterde regio.
vluchtelingenkampen. Ook UNICEF maakt veelvuldig gebruik van sport en spel. Veel sportberoemdheden zijn VN-Ambassadeur. Het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen hebben een bloeiende traditie van sport en ontwikkeling. In België gebeurt het maar met mondjesmaat. Toch werken diverse ngo’s rond sport (zie foto’s en p. 34-35). Geleidelijk sijpelt het besef door dat sport veel kan betekenen voor ontwikkeling en vrede.
I APRIL-MEI-JUNI 2014
33
COPA DO MUNDO:
kinderrechten buitenspel © Janpath
Wereldwijd wordt er reikhalzend uitgekeken naar de Wereldbeker Voetbal in Brazilië. Maar is die Wereldbeker wel voor iedereen weggelegd? Alvast niet voor de straatkinderen. Met de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ijveren de ngo’s KIYO en DISOP voor hun rechten in onder meer Salvador en Rio de Janeiro.
IRINA MEEUSEN KIYO
V
oor de Wereldbeker Voetbal 2014 en de Olympische Spelen in 2016 bouwt Brazilië ijverig stadions, legt wegen aan en probeert zijn sociale problemen weg te werken. Het land wil zich immers van zijn mooiste kant tonen voor de toeristen en potentiële investeerders die het land binnenkort zullen binnenstromen.
Keerzijde van de medaille Buitenlandse investeringen en toerisme nemen toe, maar tegelijkertijd moeten de alledaagse armoede en sociale problemen aangepakt worden. Een enorme uitdaging voor de Braziliaanse overheid. En net hier gaat Brazilië met het FIFA Wereldkampioenschap Voetbal 2014 de mist in. Uit angst dat criminaliteit en armoede het toerisme en de investeringen van de internationale handel afschrikken, drijft het land het aantal ontruimingen van wijken op om plaats te maken voor infrastructuur voor de megasportevenementen. Straatkinderen, waarvan er alleen al in Rio minstens 12.000 wonen, worden massaal en op brutale wijze opgepakt of verdreven om de straten ‘schoon te maken’.
34 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
Ontruimingen Dit is geen nieuw fenomeen. Dergelijke ontruimingen zagen we al bij vorige Olympische Spelen (Seoel, Barcelona, Sydney en Peking) en ook bij de FIFA Wereldbeker (Japan, Korea en Zuid-Afrika). In 2008 startte de overheid van Rio een pacificatieproces. Ze schakelde het ‘BOPE-team’ in: een speciale eenheid die deel uitmaakt van de militaire politie. Doel: investeren in ontwikkeling en de levensstandaard van de bevolking in de favela’s verbeteren. Gezondheidszorg, onderwijs, sport en lokale economie werden op de politieke agenda geplaatst. De eenheden trokken de wijken in om ‘de orde te herstellen’. De favela’s worden immers beschouwd als een broeihaard voor misdaadbendes en drugshandel. Door de verhoogde druk van de nakende sportevenementen, groeide dit proces al snel uit tot een ‘sociale schoonmaak’. Het BOPE-team verplichtte bijna 30.000 families hun woning te verlaten om plaats te maken voor parkeerruimte, wegen, stadions en andere infrastructuur. Alleen al in Rio moesten 3.000 families hun huis uit. Voor nog eens 7.800 families dreigt hetzelfde lot.
ten allen tijde opgepakt kan worden en naar een ‘therapeutisch’ gesloten systeem zal worden verwijderd. Dat decreet is echter in strijd met de grondwet en de nationale jeugdwet die bescherming en vrijheid van beweging waarborgt. Volgens officiële cijfers van de lokale overheden werden in 2012 en 2013, 4.785 straatkinderen opgepakt tijdens de sociale schoonmaak voor de internationale klimaattop Rio +20. Vermoedelijk zijn het er veel meer. De overheid kan niet uitleggen wat er daarna met deze kinderen is gebeurd. Alleen al in het eerste semester van 2013 werden 785 kinderen opgepakt en werden er 30% meer kinderen opgesloten. Recent nemen jongeren uit de middenklasse het heft in eigen handen. Burgermilities jagen straatkinderen op en hangen ze letterlijk aan de schandpaal.
Jeugdgevangenissen Een groot deel van de opgepakte straatkinderen wordt opgesloten in ‘abrigos’, een soort opvanghuizen, in isolatie en zonder therapeutische of herintegratieactiviteit. De drie uitgeruste jeugdopvanghuizen van de stad met amper 40 beschikbare plaatsen voor drugverslaafden zitten immers overvol. Drie van deze gesloten tehuizen kwamen in 2013 in opspraak wegens wanpraktijken: het permanent handboeien van ‘patienten’, het mishandelen en drogeren van de gevangenen door onbevoegde bewakers zonder medische voorschriften, psychologische intimidaties en seksuele aanrandingen. Wanneer ook deze ‘abrigos’ overvol zitten, wordt een deel, zonder enige tussenkomst van de jeugdrechtbank of sociale dienst van de overheid, in jeugdgevangenissen opgesloten, waar de mensenrechtensituatie al evenzeer te wensen over laat.
Oppakpraktijken Maar de Braziliaanse regering gaat nog verder. In 2010 werd een stadsdecreet uitgeroepen dat wie verdacht wordt van crackverslaving
‘Zet kinderrechten niet buitenspel!’ Toch ondertekenden alle landen waar de ngo KIYO werkzaam is
© Janpath
KINDERRECHTEN RUBRIQUE
Voor de Wereldbeker Voetval liet de Braziliaanse overheid straatkinderen in de favella’s uit het zicht verdwijnen.
het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Brazilië ondertekende het in 1990, hetzelfde jaar waarin de nationale jeugdwet werd gestemd in het parlement. Deze progressieve wet is een lokale interpretatie van het internationaal verdrag met een duidelijke sociaalpedagogische en participatieve basis. Maar de diverse internationale verbintenissen met betrekking tot mensen- en kinderrechten staat in schril contrast met een realiteit van vervolgingen en clandestiene opsluiting van arme kinderen en jongeren, zoals blijkt uit rapporten van mensenrechtenorganisaties. Bovendien zijn kinderen in de favela’s regelmatig slachtoffer van het gewelddadig optreden van de politie tegen bendes. Begin 2013 veroordeelde het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN nog de massale oppakpraktijken en geforceerde internering van straatkinderen.
Sport en maatschappelijke ontwikkeling Zowel KIYO als DISOP komen op voor kinderen. Zo wil KIYO kinderen die door de megasportevenementen buitenspel worden gezet, de kans geven om zélf te sporten, hun grote voetbalhelden als Neymar en
Megasportevenementen mogen niet de oorzaak zijn van verhoogde sociale ongelijkheid, ontruimingen en onwettige aanhoudingen.
Thiago Silva achterna. Het recht op sport, spel en vrije tijd is een volwaardig kinderrecht, opgenomen in het IVRK en geldt dus voor élk kind wereldwijd. Het mag geen privilege blijven voor diegenen die het kunnen betalen. Een kind in Brazilië, dus ook een ‘straat’arm kind, moet bijvoorbeeld zo’n 500 euro neertellen om zich in te kunnen schrijven in een voetbalclub. Voor de jongeren die slachtoffer zijn van ontruimingen en andere vormen van ‘sociale schoonmaak’, wordt het recht op participatie teruggegeven. Sinds 2014 zet KIYO-partner AMAR in op extra sportactiviteiten voor kwetsbare jongeren en kinderen in de straten en favela’s van Rio. Naast de algemene werking, waaronder psychosociale ondersteuning, huiswerkbegeleiding en begeleiding bij de re-integratie in het gezin en de gemeenschap, zullen professionele sportleraren les geven aan jongens en meisjes.Verschillende sporten komen aan bod: voetbal, volleybal, handbal, basketbal en vechtsporten. Partner CESAC zal sporteducatie introduceren in inheemse dorpen in de omgeving van Rio. Het zal doorlopend sportieve en educatieve lessen organiseren alsook uitwisselingscompetities met niet-inheemse jeugd om zo hun integratie te bevorderen. Door een verhoogde jongerenparticipatie en sensibilisering rond
kinderrechten zal ook de publieke opinie beïnvloed worden. De bedoeling is dat deze initiatieven van de civiele maatschappij op langere termijn op duurzame basis worden overgenomen door de lokale overheden. Daarnaast vraagt KIYO in België aandacht voor de keerzijde van de medaille van de grote sportevenementen met de campagne “Offside! Voor een kindvriendelijk WK Voetbal” en het driejarig educatief project “No Rights, No Glory”, voor en door Vlaamse jongeren. Megasportevenementen mogen niet de oorzaak zijn van verhoogde sociale ongelijkheid, ontruimingen en onwettige aanhoudingen. Ze moeten een gelegenheid vormen om gemeenschappelijke doelen te verwezenlijken, thema’s op de agenda plaatsen, sociale ontwikkeling en tewerkstelling creëren en ook kwetsbare jongeren de kans geven zich volwaardig te ontwikkelen, onder andere via sport.
ONLINE De vzw Switch heeft een documentaire gemaakt over de schaduwzijde van de Copa do Mundo. Vanaf 12 mei op www.copaparaquem.com
I APRIL-MEI-JUNI 2014
35
TRENDS
BELGEN
en ontwikkelingssamenwerking: solidair maar sceptisch De Belgen blijven solidair met het Zuiden, maar ze zijn sceptisch over de impact van hulp en ze geven steeds minder geld. Dat blijkt uit een opiniepeiling van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) onder 1577 Belgen. CHRIS SIMOENS en IGNACE POLLET
inds 2004 kalft de steun van de Belgen voor ontwikkelingssamenwerking geleidelijk af. Maar de resultaten van 2013 komen vrij goed overeen met die van 2012 (Dimensie 3, 4/2012). De dalende trend lijkt dus gestabiliseerd. Zo blijven de Belgen solidair met het Zuiden. Ruim 60% vindt het belangrijk dat de levensomstandigheden er verbeterd worden. Voor 10% is dat niet belangrijk.
S
een op drie mensen vindt het geld ronduit slecht besteed. Wat het budget voor ontwikkelingssamenwerking betreft, mag het voor 13% gerust vermeerderen, terwijl 34% het liever ziet dalen. Tien jaar geleden vond nog de helft van de bevolking dat het budget moest opgetrokken worden. Het vertrouwen in de werking van ontwikkelingsorganisaties daalt, vooral van de instellingen van de Verenigde Naties en de ngo’s. Velen twijfelen of het geld wel goed terechtkomt. Dat sluit dan weer aan bij wat men als redenen ziet voor de armoede in het Zuiden. Ruim 82% stelt corruptie en slecht bestuur op de eerste plaats. Ook conflicten, tekort aan scholing en overbevolking worden als belangrijke redenen gezien. Met andere woorden, in de ogen van de Belgen is vooral het Zuiden zelf verantwoordelijk voor zijn problemen. De rol van de rijke landen (uitbuiting, klimaatverandering, handelsbarrières …) wordt minder belangrijk geacht.
Kritisch Ook al vatten de mensen niet goed hoe de hulp juist werkt, kritisch blijven ze zeker. Anno 2013 vindt slechts 10% dat het geld voor ontwikkelingssamenwerking goed besteed wordt, de grootste groep (56%) bestempelt het als ‘deels goed, deels slecht’. Zowat
36 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
Hoe belangrijk is het om de levensomstandigheden in ontwikkelingslanden te verbeteren?
63,8%
• BELANGRIJK
Weinig op de hoogte Onze landgenoten blijken nog steeds weinig op de hoogte van wat ontwikkelingssamenwerking juist inhoudt. Zo kunnen noodhulp door internationale organisaties en concrete projecten door kleine gekende organisaties op veel bijval rekenen, terwijl de werkelijkheid veel breder en complexer is. Dat ook de Belgische overheid aan gouvernementele ontwikkelingssamenwerking doet, is vrijwel onbekend.
Het volledige rapport ‘Barometer Draagvlak Ontwikkelingssamenwerking 2013’ vindt u op www.dg-d. be (> Publicaties > Draagvlakonderzoek PULSE) of op http:// hiva.kuleuven.be.
bereid om een iets duurder ticket te betalen voor een sportevenement of concert, als dat extra bedrag naar een goed doel gaat. Ontwikkelingssamenwerking en solidariteit hebben de omstandigheden niet mee. Door de aanhoudende economische crisis houden meer mensen de knip op de beurs. In de media horen we vooral slecht nieuws over ontwikkelingslanden, terwijl anderzijds enkele ex-ontwikkelingslanden uitgroeien tot grote mogendheden. Ontwikkeling is ook een uiterst complex gebeuren, dat niet in oneliners te vatten is. Daarom moeten ontwikkelingsorganisaties op zoek naar meer eigentijdse manieren om het publiek aan te spreken, met ruimte voor dialoog, nuance en kritiek, besluiten de onderzoekers. Want solidariteit blijft essentieel voor het welzijn van de hele wereld, Noord én Zuid.
Minder geven, meer doen De Belgen geven ook steeds minder. Slechts 26% heeft in 2013 geld gegeven aan ontwikkelingsprojecten. In 2012 was dat nog 33%, in 2010 40%. Het gemiddeld geschonken bedrag (152 euro per schenker) stijgt weliswaar, maar onvoldoende om het verlies aan schenkers te compenseren. Opmerkelijk is dat mensen een voorkeur hebben voor meer concrete acties. Zo koopt 55,5% al eens fairtradeproducten (15% maandelijks) en schenkt 44% soms goederen. Ook vrijwilligerswerk vindt bijval. Ouderen zoeken via hun inzet een vriendenkring, terwijl jongeren het eerder zien als een van de vele projecten in hun leven, zonder strakke binding. Jongeren zijn ook
• ERTUSSENIN • ONBELANGRIJK • GEEN MENING
21,1%
Hoe wordt het geld voor ontwikkelingshulp besteed?
10 0%
5,1%
55,8%
• GOED • DEELS GOED, DEELS SLECHT • SLECHT
10,3%
33,9%
OP STAP MET
TERUGKEER NAAR
CONGO
Als gewezen coöperanten zijn we ons bewust van de moeilijkheden waar-mee de Congolezen te kampen hebben. Daarom hebben we onze schouders gezet onder een project voor de inwoners van Kikwit. Op die manier geven we de inwoners de mogelijkheid om regenwater op te vangen in ‘gezinskruiken’.
D
r. Jens Van Roey en ikzelf hebben 20 jaar in Kikwit als ontwikkelingsartsen samengewerkt. Drie jaar geleden ontmoetten we dr. Cyrille Kiyungu. Toen we hem leerden kennen was hij pas afgestudeerd en werkte hij als stagiair. Nadien werd hij burgemeester van Kikwit en startte hij het project ‘Gezinskruiken om regenwater op te vangen’. Het was een welgekomen initiatief omdat er in Kikwit, een stad die nu ongeveer 1 miljoen inwoners telt, nagenoeg geen elektriciteit of stromend water is. We waren dan ook heel enthousiast om mee te werken aan dit prachtige initiatief. Veel vrienden volgden ons voorbeeld en dr. Jacques Laruelle, die ook 7 jaar in Kikwit werkzaam was, is nu een van de promotoren van het project. Het watergebrek heeft rechtstreekse gevolgen voor de inwoners van de stad omdat ‘water halen’ dagelijks een groot aantal uren in beslag neemt en een langdurige en moeilijke taak is die vaak door kinderen of vrouwen wordt uitgevoerd. Andere gevolgen zijn: het gebrek aan persoonlijke basishygiëne en onvoldoende water om op kleine schaal groenten te telen. Gedurende de 8 à 9 maanden van het regenseizoen, wanneer het bijna elke dag regent, is er nochtans voldoende water. De onweders zijn zelfs zo hevig dat de erosie rampzalige gevolgen kan hebben voor de wegen en voor de woningen in tal van stadswijken. Daarom besloten we betonnen kruiken voor een haalbare prijs ter beschikking te stellen van de bevolking, zodat ze het regenwater van het dak van de woning kan opvangen. Deze kruiken van ongeveer 400 l moeten de gezinnen in Kikwit in staat stellen om een watervoorraad aan te leggen en de
Bezoek in 2012, samen met metsers. Van links naar rechts: dr. Pol Jansegers, Astrid Tanganga, secretaresse van het project, dr. Jacques Laruelle en de coördinator van het project Macky Luwolo. Links een kruik in aanmaak.
Wie? Dr. Pol Jansegers, dr. Jens Van Roey en dr. Jacques Laruelle, voormalige ontwikkelingsartsen
Wat? Een project voor het opvangen van regenwater een steuntje in de rug geven
Waarom? De inwoners van Kikwit (DR Congo) hebben geen stromend water, wat heel wat problemen creëert
taak van het water halen te verlichten, met name voor de meisjes, zodat zij vaker naar school kunnen. Dankzij dit water zal de persoonlijke hygiëne en de hygiëne van het gezin erop vooruit gaan en kan de verspreiding van vuile-handenziektes (dysenterie, kinderverlamming, tyfus, enz.) worden tegengegaan. Verder kan het ook dienen om op kleine schaal
groenten te telen en dat is dan weer een bron van inkomsten. Tot slot zal het opvangen van regenwater ook helpen om erosie tegen te gaan, omdat wordt voorkomen dat het te snel van de hellingen stroomt. De kruiken worden ter plaatse vervaardigd en kosten +/- 65 dollar. Ze worden voor 50 dollar aan de inwoners verkocht. De verkoop is nodig om de haalbaarheid en duurzaamheid van het project te verzekeren, maar aangezien de inwo-ners van Kikwit zeer arm zijn, werd een microkredietregeling ingevoerd zodat ze bij ontvangst van de kruik mogen geven wat ze kunnen en de rest in maandelijkse schijven van 5 dollar kunnen afbetalen. Het project werd in maart 2011 opgestart, en tot nog toe werden meer dan 600 kruiken geplaatst.
I APRIL-MEI-JUNI 2014
37
Rondom de
Water en duurzame landbouw in Kigoma (Tanzania)
EVALUATIE VAN DE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
R
ecent heeft die dienst enkele evaluaties uitgevoerd of is ermee bezig: • Een impactevaluatie van 4 projecten van de gouvernementele samenwerking (BTC) (onder meer technisch en beroepsonderwijs in DR Congo, waterproject in Senegal en irrigatie in Marokko). • Een evaluatie over Burundi (samen met de Europese Commissie). • Een thematische evaluatie over het milieu. • Een evaluatie over BIO (p. 25-28) • Een evaluatie over gender (voorzien in september). • E e n i m p a c t eva l u a t i e va n ngo-projecten;
Meer info: http://diplomatie.belgium. be/fr/politique/cooperation_ au_developpement/ evaluation/
© C. Simoens
Omdat ontwikkeling een leerproces is, is de dienst Bijzondere Evaluatie van de Internationale Samenwerking bevoegd om de activiteiten van de federale staat te evalueren die erkend zijn als officiële ontwikkelingshulp.
Tanganyikameer in Kigoma
In Dar Es Salaam werd op 11 maart 2014 een nieuw samenwerkingsprogramma goedgekeurd tussen België en Tanzania voor de periode 2014-2015.
H
et gaat om een overgangsprogramma met een budget van 20 miljoen euro, dat tegen 2016, wanneer de cyclus voor het volgende Tanzaniaanse ontwikkelingsplan zou van start gaan, zou moeten uitmonden in een gemeenschappelijke programmering tussen de Europese Unie en haar lidstaten. De gouvernementele samenwerking in Tanzania zal zich de komende twee jaar focussen op twee complementaire sectoren, namelijk basisinfrastructuur voor water en duurzame landbouw en voedselzekerheid, met een geografische concentratie in de
regio Kigoma. Deze keuze sluit aan bij de ervaring en expertise van onze Belgische Ontwikkelingssamenwerking in beide sectoren en in die regio. De verankering van de samenwerking op regionaal niveau zal leiden tot capaciteitsontwikkeling van de lokale autoriteiten, meer bepaald op het vlak van het beheer van de overheidsfinanciën en van de natuurlijke rijkdommen. Daardoor zullen de inspanningen binnen de sectoren uit het vorige samenwerkingsprogramma (beheer van natuurlijke rijkdommen en decentralisatie) bestendigd worden.
Aandacht voor interculturaliteit in Bolivia In februari 2014 werd in La Paz een nieuw samenwerkingsprogramma goedgekeurd tussen België en Bolivia voor de periode 2014-2016. et gaat om een transitieprogramma met een budget van 18 miljoen euro, dat tegen 2017 zou moeten uitmonden in een gemeenschappelijke programmering tussen de Europese Unie en haar lidstaten. De watersector, in de brede zin van het woord, werd als prioriteit beschouwd en krijgt dan ook een aanzienlijk deel van het budget toegewezen, om de watervoorraden in stand te houden en de bevoegde instellingen te versterken. Wat de gezondheidssector betreft zet men de ondersteuning voort via
H
38 APRIL-MEI-JUNI 2014 I
de reeds lopende financieringen. Ook de interculturaliteit, op dit moment een heet hangijzer in Bolivia, zal gericht worden ondersteund: het project voor archeologische onderwateropgravingen in het Titicacameer krijgt specifieke financiële hulp, en ook de inspanningen om de Boliviaanse inheemse bevolking op te leiden zullen worden ondersteund (gedelegeerde samenwerking via het Fondo Indígena). De aandacht voor interculturaliteit kleurt het hele samenwerkingsprogramma. Bedoeling is het nationale beleid dusdanig te versterken dat de verschillende culturele identiteiten in het land elkaar respecteren en Bolivia uit kan groeien tot een volwaardig ‘plurinationale’ staat.
Een aangepast beleid voor middeninkomenslanden
V
andaag behoren al 9 van de 18 partnerlanden officieel tot de middeninkomenslanden (MICs): Algerije, Bolivia, Ecuador, Marokko, de Palestijnse Gebieden, Peru, Senegal, Vietnam en Zuid-Afrika. Omdat deze landen specifieke kenmerken hebben, stippelde de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een aangepast beleid uit. MICs zijn duidelijk welvarender en beter georganiseerd dan LICs of lage-inkomenslanden. Toch blijven er heel wat noden op sociaaleconomisch, politiek en ecologisch vlak. Zo sijpelt de groeiende welvaart er onvoldoende door naar de armen. In zijn samenwerking met MICs zal België er dan ook op toezien dat de welvaart beter verdeeld wordt, onder meer
via sociale bescherming en fiscaliteit. Ook de politieke en maatschappelijke emancipatie van de achtergestelde burgers is een aandachtspunt, naast klimaatverandering en leefmilieu. De methodiek verschuift van financiële hulp en dienstverlening naar overdracht van kennis en technologie, en steun aan organisaties die ijveren voor rechtvaardiger machtsverhoudingen binnen de MICs. Geleidelijk zal de samenwerking met de MICs de pure ontwikkelingshulp overstijgen totdat op een bepaald moment de relatie donor-ontvanger beëindigd wordt. De volledige strategienota Middeninkomenslanden vindt u op www.dg-d.be. CS
België ontvangt 4de EU-Afrikatop Onder het motto ‘Investeren in Mensen, Welvaart en Vrede’ had op 2 en 3 april 2014 de 4de EU-Afrikatop plaats in Brussel. Deze ontmoeting tussen staatshoofden van de EU en Afrika wordt elke drie jaar georganiseerd om de banden tussen beide continenten nauwer aan te halen. et thema Vrede en Veiligheid liep als een rode draad doorheen de bijeenkomst. De meeste Afrikaanse landen toonden zich dankbaar voor de inzet van de EU en/of haar lidstaten bij de bestrijding van conflicthaarden, al klonken er ook enkele dissonante stemmen.
H
© DGD/C. Simoens
Het tweede thema Ontwikkeling en Welvaart was nauw verweven met Vrede en Veiligheid: geen vrede zonder ontwikkeling, maar ook geen ontwikkeling zonder vrede. De grootste noden voor ontwikkeling in Afrika bleken infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg, maar ook de hervorming van de landbouwsector. Afrika verandert snel. De economische groei biedt niet alleen kansen maar houdt ook risico’s in zoals toenemende ongelijkheid.
Wonderplant Jatropha MAAKT BELOFTEN NIET WAAR Jatropha leek voorbestemd als superplant voor de productie van biobrandstoffen. Maar dat is een mythe, zo blijkt uit een uitgebreid onderzoek in Mali door ERA/ARD (European Research Area/ Agricultural Research for Development), met de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking
J
atropha was vooral veelbelovend omdat de plant zelfs op uiterst droge gronden met gemak kon gedijen, waardoor ze niet in competitie trad met voedingsgewassen. In werkelijkheid geeft Jatropha maar een degelijke opbrengst als de bodem goed wordt beheerd, de vruchten regelmatig geplukt worden en er voldoende regen is. De plant is ook veel gevoeliger voor ziektes dan verwacht. Ook qua koolstofopslag scoort Jatropha karig. Tot nog toe was geen enkel project leefbaar dat enkel op Jatropha gebaseerd was. Voorlopig raden de onderzoekers Jatropha enkel aan als levende haag en als verspreide permanente tussenteelt. Toch is er potentieel, maar dan moet de teeltmethode op punt staan en moeten er degelijke variëteiten zijn. Ook een hogere brandstofprijs, grootschaliger teelt en een maximaal gebruik van bijproducten (gesnoeide takken, zaadkoek, bolsters …) kunnen de rendabiliteit verhogen. De studie werd beheerd door het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Onder het thema Mensen kwam een brede waaier van onderwerpen aan bod: migratie, mensenrechten, de bevolkingsgroei, de jeugdwerkloosheid, het gezondheidssysteem… Voorzitter Herman Van Rompuy van de Europese Raad hield een pleidooi voor een constructieve dialoog over migratie om menselijke tragedies te vermijden. Ook de EPA’s (Economische Partnerschapsakkoorden) kwamen ter sprake. Ze kunnen de basis leggen voor een gemeenschappelijke markt en de politieke en economische integratie van Afrika en de EU bevorderen. De EPA’s zouden vóór oktober 2014 kunnen afgerond zijn. De EU-Afrikatoppen blijven een nuttige ontmoetingsplaats tussen Afrika en de EU binnen een wereld die volop in verandering is. Beide kunnen veel voor elkaar betekenen, en dat binnen een partnerschap van gelijken dat verder gaat dan louter historische banden. CS
CS
I APRIL-MEI-JUNI 2014
39
ONTDEK OOK OP DE VERNIEUWDE WEBSITE EN OP TABLET
ET EN VERGE NIET UW TE ENT ABONNEM WEN! HERNIEU Alle info op pagina 3
Met actua, uitgelichte artikels, extra foto’s en video’s en meer interactiviteit … op de website Met langere artikels, extra foto’s en video’s, animaties … in de tabletversie DOWNLOAD DE GRATIS APP ‘GLO.BE MAGAZINE’ VOOR ANDROID EN APPLE
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN HUMANITAIRE HULP Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be