De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo | Jean-Pierre Mbwebwa Kalala |
Vijftig jaar geleden, op 30 juni 1960, werd de onafhankelijkheid heid van
2 $
#
te gelegenheid de Republiek Congo uitgeroepen. Dit vormt een interessante om de relatie tussen de staat en die grote instelling van het middenveld, de katholieke kerk, te bekijken.
Die relatie dateert al uit de tijd van de CongoVrijstaat en kreeg in het verleden al te kampen met meerdere crisissen, die haar echter niet konden tegenhouden. De staat droeg de katholieke kerk op om zich te ontfermen over het sociale aspect binnen de maatschappij. In het koloniale tijdperk werd de kerk vooral belast met het onderwijs van de inheemse kinderen, de opvang van weeskinderen en de ontwikkeling van verschillende medische opleidingen. De katholieke kerk speelde een vooraanstaande rol in de onderwijssector en heeft zo een grote bijdrage geleverd aan de vorming van de Congolese elite en de ontwikkeling van het land. De invloed van de kerk op de Congolese overheid staat in verhouding tot de bijdrage van de kerk aan de oprichting van de staat zelf sinds de onafhankelijkheid in juni 1960 tot nu.
Na de onafhankelijkheid ging het sociaaleconomische leven achteruit door verschillende politieke beslissingen, vooral wat de geestelijke en intellectuele vorming van de Congolezen betrof. De kerk wilde haar verantwoordelijkheid opnemen en spande zich in om haar aandeel binnen de onderwijssector te behouden door met de Congolese staat in 1977 een overeenkomst te ondertekenen inzake het beheer van de nationale scholen. Enkele jaren daarvoor waren de scholen namelijk genationaliseerd en stonden ze onder beheer van de staat. Op grond van de verklaringen van de Congolese bisschoppen besloot de kerk om de christenen eveneens te begeleiden in het politieke democratiseringsproces. Zo heeft de katholieke kerk haar steentje bijgedragen aan de opbouw van de Congolese natie door onder meer te vermijden dat de natie moreel ontspoorde. mei 2010 het hoofdstuk
3 4
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
De relatie katholieke kerk koloniale macht vóór de onafhankelijkheid
‘‘
Wanneer de samenwerking van de katholieke missionarissen met de koloniale macht de hoofdtaak van de kerk – evangelisatie - in het gedrang begint te brengen, beveelt het Vaticaan de missionarissen een zekere afstand te nemen van de koloniale macht.
Als we de relatie tussen de katholieke kerk en de Congolese staat willen begrijpen, moeten we terugkeren naar de oorsprong van deze territoriale entiteit: de Democratische Republiek Congo. Toen dertien mogendheden in 1885 samenkwamen in Berlijn om Afrika te verdelen, waren ook de VS van de partij. Ook al eisten de VS geen enkel stuk grondgebied om te koloniseren, ze waren er desalniettemin in geslaagd om de godsdienstvrijheid in te voeren voor de onderdanen van alle naties binnen het Congobekken. Koning Leopold II werd aangesteld als vorst van het Congobekken in naam van de Association internationale du Congo, waar hij eveneens voorzitter van was. De aanwezige mogendheden in Berlijn verplichtten echter de koning van België om de materiële en morele omstandigheden van de bevolking te verbeteren. In dit kader deed Leopold II een beroep op religieuze missionarissen om de bevolkingsgroepen binnen het Congobekken te ‘moraliseren’. De Congo-Vrijstaat (EIC) was een uitgestrekt grondgebied in het centrum van Afrika. Leopold II was de enige bezitter van het Congobekken. Om Congo op te waarderen, waren er veel investeringen nodig. De koning was echter niet in staat om dit te financieren met zijn eigen middelen. Daarom werden er van alle kanten privéinvesteerders opgetrommeld om het Congolese het hoofdstuk mei 2010
grondgebied te be zetten en zijn economische ontwikkeling te bevorderen.
Overeenkomstig de algemene akte van Berlijn, ondertekend door de mogendheden op 26 februari 1885, werden de religieuze missionarissen met open armen verwelkomd in het Congobekken. Daardoor kregen álle religies vrij spel en dreigden ze de godsdienst van de inheemse bevolking onderuit te halen. In het verlengde hiervan sprak Leopold II zijn voorkeur uit voor de katholieke en protestantse missionarissen door hen het onderwijs voor de inheemse kinderen toe te vertrouwen via het decreet van 4 maart 1892. Bovendien berustte de voogdij over de kinderen in de kinderkolonies, centra waar de kinderen verbleven die geen ouders meer hadden (overleden of slachtoffers van mensenhandel), bij de missionarissen. Congo-Vrijstaat tekende een concordaat met de katholieke kerk op 26 mei 19061, met daarin het monopolie voor de katholieke kerk van België inzake de aanstelling van oversten voor de religieuze missies in Congo. Op die manier kreeg de katholieke kerk een centrale rol toebedeeld. In datzelfde verdrag werd het alleenrecht op onderwijs vastgelegd voor de missies in ruil voor een vergoeding van de staat voor deze dienst. Wanneer in oktober 1908 Leopold II Congo afstaat aan België, worden de relaties tussen de katholieke kerk en de koloniale macht (staat) bepaald door het koloniale charter2 en het verdrag van Saint-Germain-en-Laye van
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
10 september 1919 over de herziening van de algemene akte van Berlijn van 26 februari 1885 en de algemene akte en de verklaring van Brussel van 2 juli 1890. In artikel 5 van het koloniale charter dat de rol van de grondwet in Belgisch Congo vervulde, wordt dit inderdaad bevestigd: “de gouverneur-generaal beschermt en bevordert, zonder onderscheid tussen nationaliteiten of religies, alle instellingen en ondernemingen van religieuze, wetenschappelijke of charitatieve aard, daartoe opgericht of georganiseerd en gericht op het onderwijzen van de inheemse bevolking en het doen begrijpen en appreciëren van de voordelen van beschaving. De christelijke missionarissen, de wetenschappers, de onderzoekers, hun begeleiders, bezit en uitrusting zullen aan een speciale bescherming onderworpen zijn.” Wat het verdrag van Saint-Germain-en-Lay betreft, bepaalt artikel 11 dat “de ondertekenende mogendheden, die soevereinrechten bezitten of gezag hebben op Afrikaans grondgebied, zullen zonder onderscheid tussen nationaliteiten of religies, alle instellingen en ondernemingen van religieuze, wetenschappelijke of charitatieve aard beschermen en bevorderen die werden gecreëerd en ingericht door de onderdanen van de andere ondertekenende machten en staten, leden van de Volkenbond, die instemmen met dit verdrag, die instaan voor de vooruitgang en beschaving van de inheemse bevolking… De vrijheid van bewustzijn en de vrije uitoefening van alle godsdiensten zijn uitdrukkelijk verzekerd voor alle onderdanen van de ondertekenende mogendheden en de staten, leden van de
Volkenbond, die partij zijn bij het verdrag. In die zin hebben de missionarissen het recht om op het Afrikaanse grondgebied te komen, rond te gaan en te verblijven. Bovendien mogen ze zich vestigen op het grondgebied om hun religieuze missie te volbrengen.” Dit verdrag werd goedgekeurd door België via de wet van 5 juli 1920. We merken op dat de relaties van de Belgische koloniale macht met de kerken gekenmerkt werden door het voortzetten van de verplichtingen die Leopold II in Berlijn aanging. De katholieke missies, beschouwd als “nationale missies”, kunnen rekenen op de hulp van het koloniale beleid van België; de protestantse missies worden beschouwd als “buitenlandse missies”, “met één of twee kleine uitzonderingen.”3 De Belgische regering sloot met hen dan ook bijzondere verdragen in het kader van het onderwijs. Voortaan zouden enkel de katholieke missies subsidies krijgen van de kolonie; de “buitenlandse” missies (in casu: de protestantse) kwamen vrijwel niet in aanmerking. Deze praktijk kon niet gestaafd worden aan de hand van de wet. Des te meer omdat op grond van het hierboven vermelde verdrag van Saint-Germain-en-Lay de verschillende kerken in Congo opereerden met de goedkeuring van de overheid.
Jean-Pierre Mbwebwa Kalala is decaan van de Faculté d’Economie et Développement Université Catholique du Congo mei 2010 het hoofdstuk
3 5
3 6
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
Tijdens de koloniale periode geldt de katholieke kerk als een van de drie pijlers van de Belgische koloniale politiek in Congo. De twee andere pijlers zijn het koloniale bestuur en de grote maatschappijen. De kerk krijgt de opdracht de inheemse bevolking moreel te verheffen en/of beschaving bij te brengen. Ze kwijt zich van haar taak door de Congolese bevolking te evangeliseren en door het grootste deel van het onderwijs voor de Congolese kinderen op zich te nemen. In de conventie van 1906 tussen Congo-Vrijstaat en de katholieke kerk verbindt de staat er zich toe 100 hectare landbouwgrond toe te kennen aan de instellingen van de katholieke missies op voorwaarde dat er een school wordt gebouwd voor de bevolking.4 Wanneer de samenwerking van de katholieke missionarissen met de koloniale macht de hoofdtaak van de kerk, namelijk evangelisatie, in het gedrang begint te brengen, beveelt het Vaticaan de missionarissen een zekere afstand te nemen van de koloniale macht.5 Het nieuwe standpunt van de kerk wordt versterkt na de Tweede Wereldoorlog door de ontwikkeling van het communisme wereldwijd.6 De crisis die uitbarst tussen de katholieke kerk en de koloniale macht over de schoolkwestie sterkt de kerk in haar nieuwe houding. Ze komt meer op voor politieke emancipatie van de gekoloniseerde bevolking. De schoolkwestie van 19541955 veroorzaakt een crisis, wanneer de Belgische minister van Kolonies, de liberaal Auguste Buisseret, besluit om het monopolie van de katholieke en protestantse missionarissen in het onderwijs voor inheemse kinderen te breken door in de kolonie lekenscholen op te richten. het hoofdstuk mei 2010
Om de betrekkingen tussen de kerk en de koloniale macht te herstellen, wordt op 8 december 19537 een concordaat ondertekend tussen België en de Heilige Apostolische Stoel ter vervanging van de conventie die op 26 mei 1906 werd ondertekend. Het legt de betrekkingen tussen staat en kerk vast in de kolonie. Paule Bouvier schrijft dat het nieuwe concordaat niet enkel tot doel had de bepalingen van 1906 aan te passen aan de nieuwe realiteit, maar ook de nieuwe opvatting over de rol van de kerk ten opzichte van de koloniale gebieden8 op Congo toe te passen. Het nieuwe standpunt van de kerk zal in hoge mate het onafhankelijkheidsproces in een stroomversnelling brengen. De allereerste daad die de Congolezen stellen om politieke emancipatie op te eisen komt dan ook vanuit de katholieke middens. Het betreft de publicatie van het Manifeste de conscience africaine in Kinshasa op 30 juni 1956 door de katholieke intellectuelen op initiatief van priester Joseph Malula. Pater Léon de Saint-Moulin bevestigt dat dit Manifest werd gepubliceerd “onder bescherming van de Kerk.”9
De betrekkingen tussen de katholieke kerk en de staat na de onafhankelijkheid Na de onafhankelijkheid van Congo zijn de betrekkingen tussen de katholieke kerk en de nieuwe staat gespannen als gevolg van de onlusten na het feest op 30 juni 1960. De vijandigheid van de regering-Lumumba tegenover de Belgen, die als medeplichtig worden beschouwd aan de afscheiding van Katanga op 11 juli 1960, zet bepaalde Congolese bevolkingsgroepen ertoe aan de Belgen in Congo, ook de katholieke missionarissen, aan te vallen.
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
De kerk schrijft op 5 september 1960 een brief naar eerste minister Lumumba om te protesteren tegen het brutale optreden van de soldaten tegen haar vertegenwoordigers. Na de bekendmaking op 13 februari 1961 van de moord op Patrice Lumumba op 17 januari 1961 worden de katholieke missionarissen aangevallen. Er worden missionarissen mishandeld en vermoord door losgeslagen militairen. De katholieke missionarissen en de westerlingen in het algemeen worden beschouwd als vijandig tegenover Patrice Lumumba omwille van diens communistische ideeën. De Congolese bisschoppen geven op 17 maart 1961 een verklaring waarin ze elke betrokkenheid van de katholieke kerk bij de moord ontkennen.10 Na de onlusten begin de jaren 1960 is er niets speciaals te melden over de betrekkingen tussen kerk en staat tot de komst van de tweede Republiek op 24 november 1965, wanneer generaal Joseph-Désiré Mobutu een staatsgreep pleegt en president van de Republiek wordt. Mobutu probeert zich meteen overal te doen gelden om te kunnen regeren. Hij komt in aanvaring met monseigneur Joseph Malula, aartsbisschop van Kinshasa sinds 27 augustus 1964, die de politieke machthebbers wijst op de noodzaak om zich ten dienste te stellen van het algemene welzijn. Vervolgens keert de hele katholieke kerk zich tegen de ideologie van ‘de terugkeer van de authenticiteit’ die verspreid wordt door de Mouvement populaire de la révolution (MPR), de politieke partij die op 20 mei 1967 wordt opgericht en het nieuwe regime van Mobutu steunt. Begin de jaren 1970 treft de MPR maatregelen om het land een eenheidsdenken op te leggen: nationalisatie van de katholieke universiteit Lovanium en integratie
van de drie oude nationale universiteiten in een enkele universiteit, UNAZA genaamd (augustus 1971), verankering van de jongerenafdeling van de MPR (JMPR) in alle scholen, ook in de religieuze onderwijsinstellingen (december 1971), afschaffing van alle confessionele jongerenorganisaties (29/11/1972), afschaffing van de godsdienstlessen en van de religieuze symbolen in de scholen (4/12/1974), nationalisatie van alle scholen, uitsluiting van de faculteit katholieke theologie uit de UNAZA (30/12/1974) enz. Kardinaal Malula wordt verbannen naar Rome van 11 februari tot 28 juni 1972. De Congolese bisschoppen zwichten voor een aantal eisen van de MPR en/of Mobutu om het essentiële te kunnen vrijwaren van het dictatoriale regime. Aangezien de katholieke kerk het grootste aandeel heeft in het kleuter-, lager, secundair en beroepsonderwijs, redden de Congolese bisschoppen het werk van de kerk in deze sector door met de staat op 26 februari 1977 een nieuwe conventie te ondertekenen over het beheer van de nationale scholen.11 Op basis daarvan komt het bestuur van de voormalige katholieke scholen die drie jaar voordien genationaliseerd werden opnieuw in handen van de kerk. Na deze periode van spanningen tussen kerk en staat breekt er een stabiele periode aan die duurt tot aan de start van het nationale democratiseringsproces in 1989. De kerk waarschuwt tegen ontsporing van het democratiseringsproces als gevolg van de invoering van het meerpartijenstelsel en vakbondspluralisme. De bewustmaking en responsabilisering van de Congolese leken door de katholieke kerk zetten de christenen ertoe aan hun lot in eigen handen te nemen. Ze organiseren op 16 februari mei 2010 het hoofdstuk
3 7
3 8
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
1992 een mars in aan het kerkelijk beKinshasa om te eisen heer werden toeverDe allereerste daad die de Congolezen dat de Soe vereine trouwd krachtens de stellen om politieke emancipatie op te Nationale Conferentie overeenkomst die op eisen komt dan ook vanuit de katholieke die enkele maanden 26 februari 1977 werd middens. voordien door de gesloten tussen de machthebbers werd kerk en de Congolese opgeschort wordt heropgestart. De mars wordt staat. Men spreekt dan over officieel geconvenbloedig onderdrukt door premier Nguz Karltioneerd katholiek onderwijs. Deze scholen Ibond op bevel van president Mobutu. maken een meerderheid uit van de instellingen voor lager en middelbaar onderwijs van het De bijdrage van de katholieke kerk aan land.
‘‘
de oprichting van de Congolese natie
Naast de evangelisatie situeert de bijdrage van de katholieke kerk aan de oprichting van de Congolese natie zich in hoofdzaak op het vlak van ontwikkeling en van begeleiding van het democratiseringsproces van de politieke instellingen binnen de Democratische Republiek Congo. Op die twee domeinen heeft de kerk zich de afgelopen jaren steeds meer geconcentreerd.
1. Op het vlak van ontwikkeling Vanuit de aanwezigheid van over het hele land verspreide missieposten werkt de katholieke kerk actief mee aan de verbetering van de levensvoorwaarden van de Congolese bevolking, vooral op het platteland waar bijna 70% van de Congolezen woont. Die aanwezigheid blijkt uit de talrijke scholen die verbonden zijn aan de katholieke parochies, maar ook uit onderwijsinstellingen die niet noodzakelijk in de nabijheid van parochies werden opgericht. De katholieke scholen zijn werkzaam onder twee vormen. Enerzijds zijn er de onderwijsinstellingen die begin jaren 1970 door president Mobutu werden genationaliseerd en die later opnieuw het hoofdstuk mei 2010
Anderzijds zijn er de katholieke privéscholen die de voorbije jaren sterk in aantal zijn toegenomen dankzij de financiële steun van de ouders van de leerlingen. Naast de scholen die zorg dragen voor het onderwijs van de kinderen en jongeren beschikt de katholieke kerk ook over opleidingscentra voor jonge mensen die niet de kans hebben gehad om normaal onderwijs te volgen. Deze centra zorgen naar gelang van de omstandigheden voor opvang en vorming van straatkinderen, wezen, jonge ongehuwde moeders en andere gegadigden. In die centra wordt dan vooral gewerkt aan een beroepsopleiding (timmerwerk, metselen, kunstambacht, snit en naad…). Bepaalde centra richten zich specifiek tot personen met een handicap, slechtzienden, doofstommen… Er moet tevens worden aangestipt dat scholen en parochies vaak ook ruimte creëren voor vrijetijdsbesteding en sportactiviteiten. Daar zijn ook de terreinen voor voetbal, basketbal, volleybal, spel/recreatie enz. Men kan ervan uitgaan dat op het platteland het leven van de jongeren vooral vanuit de missies wordt georganiseerd.
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
Op het vlak van hoger en universitair onderwijs participeert de kerk aan enkele universiteiten of hogescholen. Deze instellingen worden ingericht door ofwel de nationale bisschoppenconferentie van Congo (CENCO). Dit is het geval voor de Université Catholique du Congo. Ofwel door de provinciale bisschoppenconferenties (bv. Université du Kasay), of de bisdommen (bv. Université catholique de Bukavu, Université de Butembo…), of religieuze congregaties (bv. Université de l’Uélé (in Isiro) (paters dominicanen) en in Kinshasa: Faculté de Philosophie Saint Pierre Canisius (paters jezuïeten), Institut Supérieur Agrovétérinaire (ISAV) (paters jezuïeten), Institut supérieur Saint Eugène de Mazenod (ISSEM) (paters oblaten)… De katholieke universiteiten en hogescholen kunnen bij de beste van het land worden gerekend en het onderwijs is er uitmuntend. De aanwezigheid van de katholieke kerk over het hele Congolese grondgebied komt ook tot uiting in het bestaan van ziekenhuizen, gezondheidscentra en van tal van andere geneeskundige voorzieningen, zoals bv. kraamklinieken. In alle sectoren van de gezondheidszorg zijn de katholieke medische organisaties actief. In sommige delen van het land werd de gezondheidszorg aan de katholieke kerk toevertrouwd en vervolgens door haar beheerd via de diocesane afdelingen van de medische diensten (BDOM). In bepaalde gevallen droeg de staat het beheer van openbare ziekenhuizen over aan de kerk na het sluiten van een overeenkomst. De bijdrage van de kerk aan de ontwikkeling van het land omvat ook de agrarische sector.
Talrijke bisdommen en religieuze congregaties beschikken over landerijen waar aan veeteelt en akkerbouw wordt gedaan. Zo werkt de kerk mee aan de nationale landbouwproductie en verschaft ze werk aan de Congolezen. De CDIBwamanda die beheerd wordt door de paters kapucijnen kan op dit domein als voorbeeld dienen. Zij ontplooit landbouwactiviteiten in de Evenaarsprovincie en beschikt over een omvangrijke unit voor maïsverwerking in Kinshasa-Kingabwa. Tot slot moet nog een aantal andere activiteiten van de kerk worden vermeld omdat zij een belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling van de Congolezen. Op het platteland gaat het bijvoorbeeld over door de gemeenschap opgezette radio-uitzendingen die bepaalde agrarische en andere technieken vulgariseren en over opvang- en onthaalhuizen in de missieposten van het binnenland, soms de enige plek waar toeristen tijdelijk onderdak kunnen vinden.
2. Op het vlak van de begeleiding van het democratiseringsproces in de politieke instellingen Sedert het land in 1960 onafhankelijk werd, is de politieke toestand zelden stabiel geweest. Het regime van president Mobutu, dat steunde op het eenpartijstelsel om langdurig aan de macht te kunnen blijven, heeft er uiteindelijk toe geleid dat een aantal Congolezen naar de wapens greep om hem omver te werpen en een nieuwe politieke ordening af te dwingen. In die context heeft de katholieke kerk deelgenomen aan de begeleiding van het democratiseringsproces van de politieke instellingen, om, enerzijds, de gezagdragers ervan te overmei 2010 het hoofdstuk
3 9
4 0
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
tuigen de weg van de democratisering te bewandelen en de openbare zaken in het algemeen belang te besturen en, anderzijds, het Congolese volk aan te moedigen de evangelische waarden te blijven koesteren met respect voor de menselijke waardigheid en met verwerping van de gedachte dat geweld met geweld moet worden beantwoord.12 In de jaren 1970 wou president Mobutu de dictatuur vestigen en de personencultus invoeren langs de omweg van het eenpartijstelsel. Deze poging botste op openlijk verzet van de katholieke kerk die ervoor pleitte de staatszaken te beheren met het oog op het algemeen belang en de mens centraal te stellen bij elke beleidskeuze. In die periode werden de rijkdommen van het land verkwist om de Congolese elite om te kopen en de personificatie van Mobutu’s macht te verzekeren.
maanden de katholieke bisschoppen aan tot vrede en tot het stopzetten van de gewapende strijd.13 President Laurent-Désiré Kabila kwam op 17 mei 1997 aan de macht. De verandering in het beleid werd met opluchting tegemoet gezien. De verademing was echter van korte duur. Op 2 augustus 1998 werd het land opnieuw ondergedompeld in een oorlog die nu vijf jaar zou duren. In die periode waren er drie verschillende regeringen aan de macht, en op het einde was er geen winnaar en geen verliezer.
De katholieke kerk heeft zich toen enorm ingezet om de oorlog te doen ophouden. De strijd had rampzalige gevolgen (drie miljoen doden) en de materiële schade was groot. De bisschoppen van Congo namen contact op met de diverse oorlogvoerende partijen, met buitenlandse partners, in het bijzonder met de westerse mogendheden en met de betrokken landen in het Gebied van de Grote Meren. Om een Toen begin de jaren 1990 president Mobutu duurzame oplossing te vinden, werd een intereen democratiseringsproces aankondigde, ontCongolese dialoog op gang gebracht die in de stond er opnieuw hoop bij de Congolezen. Ze loop van 2002 in Zuid-Afrika plaatsvond. De zouden echter al vlug worden teleurgesteld in katholieke kerk was hierop vertegenwoordigd hun verwachtingen door het gedrag van een door de voorzitter van de nationale bisschopcorrupte politieke klasse die alleen maar pure penconferentie van Congo. Op dit overleg werd machtsuitoefening begeerde. In tal van verklaafgesproken overgangsinstellingen op te richringen klaagde de katholieke kerk het onwaarten die volgens een consensusmodel zouden dige gedrag aan van sommige leiders. Ze vroeg functioneren. Na een overgangsperiode van de bevolking waakzaam te zijn om de demotwee jaar zou een nieuwe grondwet worden cratie en de werkgeleopgesteld. Vervolgens genheid te vrijwaren zouden verkiezingen Er moet tevens worden aangestipt dat en op die manier uit worden uitgeschreven scholen en parochies vaak ook ruimte de miserie te geraken. om het land wettelijke, creëren voor vrijetijdsbesteding en door iedereen aanvaarsportactiviteiten. Daar zijn ook de terreiToen in 1996 de eerste de vertegenwoordigers nen voor voetbal, basketbal, volleybal, oorlog in de oosteen bestuurders te gespel/recreatie enz. lijke gebieden begon, ven.
‘‘
het hoofdstuk mei 2010
> De relaties tussen de katholieke kerk en de staat in de Democratische Republiek Congo <
Tijdens de overgangsperiode heeft de katholieke kerk een grote inbreng gehad door haar bisschoppelijke verklaringen en mededelingen14 en vooral via de Cartec, een orgaan dat afhangt van de bisschoppelijke commissie ‘Rechtvaardigheid en Vrede’, die als taak had de opvoeding tot burgerzin te bevorderen en handboeken en ander materiaal samen te stellen, met als doel het volk te sensibiliseren voor democratie en vrije verkiezingen. Dankzij de Cartec heeft de katholieke kerk verschillende wetteksten over het hele land kunnen verspreiden en bekendmaken. Dit ging vlot omdat de Cartec ook al methodes had uitgedacht om de wetteksten dichter bij het volk te brengen in de CEVB. Door bemiddeling van de Cartec heeft de katholieke kerk ook deelgenomen als waarnemer bij de verkiezingen in 2006. Om als kerk in deze aangelegenheden voldoende neutraal te blijven, heeft de katholieke kerk haar personeelsleden gevraagd zich niet kandidaat te stellen bij de jongste wetgevende en presidentsverkiezingen.
Besluit De katholieke kerk onderhoudt goede relaties met de staat Congo. De kwaliteit van deze relaties maakt het haar mogelijk het volk beter te dienen en het algemeen belang voorop te stellen. De verklaringen en mededelingen die de bisschoppen op geregelde tijdstippen afleggen, vormen een stimulans voor de gezagdragers om te blijven werken aan het tot stand komen van een betere wereld. Ook zijn ze een aanmoediging voor de christenen om de evangelische waarden uit te dragen door de naastenliefde. De staat getuigt sinds de koloniale periode van vastberadenheid om een verantwoordelijke elite op te leiden die bewust is van zijn verplichtingen t.o.v. de ontwikkeling van het land. Sedert enkele jaren is de bevolking ontgoocheld in haar leidende klasse die het land in de afgrond stort. De kerk heeft zich opnieuw beraden en is bezig met de opleiding van een elite die ook de klemtoon legt op de hogere morele waarden bij de vorming van leidinggevenden.
1. De conventie tussen de Heilige Apostolische Stoel en de Congo-Vrijstaat (EIC) van 26 mei 1906 gaat hoofdzakelijk over de benoeming van de missieoversten (punt nr 5). 2. De wet over de regering van Belgisch Congo van 18 oktober 1908, Belgisch Staatsblad van 19-20 oktober 1908. 3. Jean Stengers, Congo mythes et réalités: 100 ans d’histoire, Paris, Duculot, 1989, 184. 4. Léon de Saint Moulin et Roger Gaise N’ganzi, Le discours socio-politique de l’Eglise catholique du Congo (1956-1998), Tome I, Kinshasa, Facultés Catholiques de Kinshasa, 1998, p. 32. 5. Encyclique missionnaire Maximum illud, Benoît XV, Coll. V. Lebbe, N° 3, Ed. SAM, Louvain, p. 14. 6. Encyclique missionnaire Evangelii Praecones, Pie XII, Coll. V. Lebbe, N° 11, Ed. SAM, Louvain, p. 9. 7. Het ontwerp van concordaat werd goedgekeurd in de Kamer van volksvertegenwoordigers op 11 maart 1954, maar de socialistisch-liberale regering die in april 1954 aan de macht kwam verwierp de behandeling van het ontwerp in de Senaat. De socialisten vonden dat het concordaat te veel macht toekende aan de kerk, wat voor hen onaanvaardbaar was. Deze conventie tussen de Heilige Stoel en België geraakte in onbruik bij gebrek aan een dubbele stemming in het Belgische parlement. Voor de jongste grondwetsherzieningen van 1993 moesten beide Kamers stemmen over dezelfde materies. 8. Paule Bouvier, L’accession du Congo belge à l’indépendance, Bruxelles, Ed. de l’Institut de sociologie de l’Ulb, 1965, p. 113. 9. Léon de Saint Moulin & Roger Gaise N’ganzi, Op. cit., p.33. 10. Léon de Saint Moulin & Roger Gaise N’ganzi, Op. cit., pp. 62-64. 11. Léon de Saint Moulin & Roger Gaise N’ganzi, Op. cit., p. 37. 12. Lees in dit verband de verklaringen en boodschappen van de Bisschoppen van Congo, Léon de Saint Moulin & Roger Gaise N’ganzi, Op. cit., pp. 335-482. 13. Enkele publicaties van de Bisschoppen: “Respectons la vie et la personne humaine”, “Non à la guerre, oui pour la paix et la justice”, “Bienheureux les artisans de paix. Les événements actuels et l’avenir du Zaïre” in: Mapwar Bashuth Faustin-Jovite, Le discours socio-politique des Evêques de la Conférence Episcopale Nationale du Congo (CENCO), Tome 2, Kinshasa, Facultés Catholiques de Kinshasa, 2008, pp.31-50. 14. De boodschappen, verklaringen en persberichten van de Bisschoppen zijn terug te vinden in: MAPWAR Bashuth Faustin-Jovite, Op. cit., pp.107-202.