Conflict op een taalgrens
Timo van Doremalen
Conflict op een taalgrens
door
Timo van Doremalen -------------
Bachelorscriptie
Begeleider: Dr. M. van de Velde
Faculteit der Managementwetenschappen Afdeling Sociale Geografie
2005 2
“ “Uw wagen heeft wel vierduizend onderdelen onder de motorkap. Bent u bang als u de contactsleutel omdraait?” “Nee.” “Aha. Dus Nederlanders weten kennelijk hoe alles werkt?” “Nou, nee.” “Toch rijd uw auto naar wens.” “Meestal wel, ja.” “Allez, zo is het nu ook met België”. H. de Croo, voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers
“De splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde komt neer op het einde van België”. FDF-voorzitter Olivier Maingain
“Sire, il n’y-a pas des Belges!”. Jules Destrée, in zijn Lettre au Roi van 1912
” 3
Voorwoord Het onderzoek naar BHV heeft mij langs vele interessante Belgische wegen en gesprekken geleid, waarin ik soms verbaasd was over het fatalisme dat in de opinie heerste: België is ten dode opgeschreven. Zoals ik al vaker heb benadrukt is het voor ‘Hollanders’ maar moeilijk te begrijpen hoe het land in elkaar zit. Overigens begrijpt de Belg zelf hier waarschijnlijk inmiddels ook steeds minder van. Toch vind ik het en dat kan ik niet vaak genoeg herhalen, intrigerend dat een land met slechts 10 miljoen inwoners dat al 175 jaar bestaat en haar hele bestaan bezig is geweest met een juiste verdeling van de macht onder beide taalgroepen, dreigt uit elkaar te vallen. Je ziet een casus van de zogenaamde state-failure onder je ogen voltrekken en men is er zo laconiek over. Uiteraard is een staat slechts een machtssysteem dat gecreëerd is door mensen met dezelfde achtergrond, om uiteindelijk samen te kunnen leven. Indien Vlamingen en Walen in goed overleg beslissen om apart door te willen leven, wie zou ze dat dan moeten verbieden? Men vergeet nogal snel dat om dergelijke casussen bloedige oorlogen zijn gevoerd in ondermeer voormalig Joegoslavië en dat België wat dat betreft een zeer redelijke oplossing tot nu toe heeft weten te vinden voor de etnische problemen die het is tegengekomen. BHV is voor mij een onderwerp geweest waarin ik mezelf helemaal heb doen laten opgaan in België. Niet voor niets stel ik in de inleiding dat wie BHV begrijpt, België begrijpt. Na het afronden van deze thesis besef ik dat het de waarheid is. Ik wil bijzonder graag mijn Nederlandse begeleider Martin van de Velde bedanken voor zijn wijze toelichtingen en aanwijzingen én zijn vermogen om mijn eindeloze woordenbrij goed te hebben weten ontcijferen. Tevens is het bijzonder op zijn plaats om mijn Belgische begeleider in de persoon van Geert Janssens, verbonden aan het VKW, te bedanken voor zijn gegeven inzichten in de Belgische maatschappij en het in contact brengen met meerdere hoofdrolspelers in de casus BHV. Tot slot zou ik graag de personen die ik heb geïnterviewd en gesproken heb hartelijk willen bedanken voor hun bijdrage aan het tot stand komen van deze thesis: Dhr. Ludwig Caluwé, Dhr. Bart Laeremans, Dhr. Frank Vanhecke, Dhr. Rik van Cauwelaert, Dhr. Piet de Bruyn en Dhr. Willy De Waele.
4
Samenvatting Het centrale gedeelte van deze scriptie betreft een model waarin wordt beargumenteerd dat taalverscheidenheid, of culturele verschillen altijd een actuele politieke tegenhanger hebben in de vorm van een elite die de macht uitoefent binnen een staat. Deze elite heeft echter tijdelijk de macht en zal eens worden afgelost. Zodoende is de cultuur eigenlijk de basis van de samenleving. In België is deze cultuur door de eeuwen heen gevormd door de taalverschillen in het land. Zo zijn er meerdere subnaties ontstaan sinds de vorming van het land in 1830. Verschillende gebeurtenissen zoals de twee wereldoorlogen en andere kwesties hebben het land doen beseffen dat zowel de Vlamingen als de Walen, elk met hun eigen taal, naast elkaar zijn komen te leven in België. De samenhang van deze verscheidenheid in België met de casus Brussel-Halle-Vilvoorde is er een van symbool en onredelijkheid. Vlamingen en Walen elk met hun eigen wensen en eisen, soebattend over een stuk grond, terwijl de pijn veel dieper ligt. BHV als symbooldossier voor deze relatie tussen Vlamingen en Walen. De concrete aanleiding voor het onderzoeksobject BHV is het vaststellen van de taalgrens in 1963 geweest. De gestadige verfransing van de Brusselse rand is voor Vlaanderen onacceptabel, waarbij het kiesdistrict dient te worden gesplitst om de banden tussen Franstaligen in de rand met Brussel en Wallonië door te snijden. De federale politiek, zo laat het model ook zien, is de enige partij die iets kan veranderen aan de situatie en is de enige die de macht heeft om doormiddel van beslissingen het land bijeen te houden. Echter, de asymmetrische verkiezingen en de verschillen tussen de federale regeringen en de Vlaamse regering ondermijnen de machtsbasis van de enige persoon die in België de macht heeft om met de vuist op tafel te slaan: de federale minister-president. België heeft met meerdere communautaire knelpunten in BHV een katalysator die indien het niet wordt opgelost het land in crisis kan doen storten. Het overzicht van politieke actoren zal duidelijk maken wat hun afwijkende standpunten zijn en aansluitend hoe BHV met deze politieke achtergrond tot een goed einde kan worden gebracht. Separatistische of confederale modellen zijn allemaal mogelijk, maar zullen de staat verder verzwakken. Na beschouwing blijkt dat België nog lang niet klaar is met de boedelscheiding en dat door alle partijen zal moeten worden toegegeven om het land geweldloos bijeen te houden.
5
Inhoudsopgave Voorwoord
4
Samenvatting
5
Inhoudsopgave
6
Hoofdstuk 1
De Inleiding
7
Hoofdstuk 2
Het Belgische Kader
11
Hoofdstuk 3
Het Culturele Kader
24
Hoofdstuk 4
Het Communautaire Kader
34
Hoofdstuk 5
Het Politieke Kader
39
Hoofdstuk 6
De Conclusie
53
Bronvermelding
56
Bijlagen
58
6
Hoofdstuk 1 1.1
De Inleiding
Inleiding
België, het land waar iedereen uit Nederland zo hard mogelijk doorheen rijdt in de vakantie op weg naar het zonnige Frankrijk. Het enige dat ‘Hollanders’ van België zien, zijn de stukgereden autosnelwegen en de belabberde wegbewijzering. Voor veel ‘Hollanders’ heeft België dan ook een vrij matig imago: waarom in België stoppen als je twee uur later toch in het veel mooiere Frankrijk bent? Ten onrechte, zo blijkt op het moment wanneer je als Sociaal Geograaf onderzoek gaat doen in België: “België, het land dat staatsrechtelijk steevast wordt vergeleken met een ‘kluwen waar de kat zijn jongen niet meer in terug vindt’. België, het land dat bestaat dankzij grendelgrondwet, pariteit, taalfaciliteiten, decreten, dubbele en bijzondere meerderheden en een alarmbelprocedure voor noodgevallen. België bestaat niet ondanks, maar dankzij de zes regeringen: een federale, een Franstalige gewest- en gemeenschapsregering, een Vlaamse regering, een Brusselse regering en eentje voor de Duitstalige gemeenschap”. (Bron: De Volkskrant, maart 2005)
1.2
Relevantie van dit onderzoek
België heeft een bijzonder karakter voor een West-Europees land. Het land is in deze vorm een van de jongste staten van Europa (België bestaat dit jaar ‘pas’ 175 jaar), drietalig met een duidelijke taalgrens middenin het land en een tweetalige Europese stad als hoofdstad. In een periode van Europese eenwording en eenheid, ligt daar dat ministaatje van ruim 10 miljoen inwoners dat eigenlijk sinds de Tweede Wereldoorlog geen periode heeft gekend van communautaire 1 rust en telkens werd geconfronteerd met grondwetswijzigingen om elk gewest tevreden te houden. Een verkeerde uitspraak van een Belgische politicus, “de annexatiedrang van de Franstaligen in de Rand is te vergelijken met de Anschlusspolitiek van de Nazi’s ten aanzien van Oostenrijk” 2, en het land ligt weer maanden politiek overhoop. Veel politici, burgers en journalisten stellen zich dan ook de vraag of België maar moet ophouden te bestaan. 1 2
Communautair = de relatie tussen Vlamingen en Walen Eric van Rompuy, CD&V-kamerlid in het Vlaams Parlement, in een Tv-debat
7
Wie wil in die kluwen nu geen onderzoek doen? Het is een uitdaging om in een van de laatste identiteitsvuilnisbelten van het oude Europa te ontdekken waar de grens ligt, wie de macht heeft, waarom zij de macht hebben en wat dat voor gevolgen heeft. Hoe de mensen denken over de (taal)grens en of dat hun handelen beïnvloed, wie zich Belg, Vlaming of Waal voelt, of de taalgrens kan worden opgeheven of dat deze juist een natuurlijke afscheiding is en België niet zonder kan? Of Vlamingen of Walen nationalistische gevoelens krijgen bij de gevolgen van een dergelijke grens? Is de staat België toe aan haar laatste 25 jaar, of laat zij zien dat ondanks de vele problemen België bij uitstek een prototype kan worden voor het vreedzaam samenleven van twee verschillende bevolkingsgroepen? De meest pregnante casus binnen België op het gebied van deze uiting van verscheidenheid tussen de bevolkingsgroepen is het zeer actuele dossier Brussel-Halle-Vilvoorde, kortweg ‘B-H-V’. BHV is voor België een casus, waar geen enkele Belgische premier zijn handen aan wil branden en waar mensen de straat voor opgaan. Wat bekend staat als ‘Het communautaire spook van België’ en waar uitspraken van ministers als ‘een gecontroleerde crisis’ en dergelijke worden gedaan, kortom: BHV is België in een notendop. Wie BHV kan doorgronden, begrijpt de spontante, vaak onbedoeld emotionele en kwetsende reacties in de verhitte debatten. En begrijpt dus België. BHV is het symbooldossier van België over communautaire aangelegenheden. Het is de strijd tussen Nederlandstaligen en Franstaligen en de zeggenschap over de Brusselse Rand. Maar is de taalachtergrond werkelijk de enige oorzaak voor het probleem, of spelen er ook andere belangen mee? Het spreken van de eigen taal is voor mensen in ieder geval wel een basisrecht en kan dus net als ademen, eten en drinken worden gezien als een absoluut minimum van bestaansvrijheid. De staat moet voorwaarden creëren om alle naties of minderheden met een verschillende taal binnen dezelfde staat evenveel rechten te geven. Taal is een belangrijke pijler van identiteit. Op dezelfde manier is identiteit met de natie verbonden. Zoals elke natie zijn eigen taal wil spreken om zijn eigen identiteit en vrijheid te onderstrepen, zo zal elke natie die dit recht niet heeft waarschijnlijk een gevoel van nationalisme gaan ontwikkelen om deze ongelijkheid aan de kaak te stellen op basis van identiteitsgevoelens. Dit laatste is in het dossier BHV aan de orde. Het dossier BHV moet dan ook tegen deze achtergrond en geschiedenis van taalconflicten en uitingen van nationalisme worden gezien.
8
Het huidige debat over deze casus laat zien dat België niet klaar is met de indeling van het land tussen Vlamingen en Walen. Dit onderzoek moet een nieuw licht werpen op de (machtspolitieke) achtergronden van het dossier BHV, de ontstaansgeschiedenis en de toekomst ervan. Wie BHV begrijpt, kan pas uitspraken doen over het culturele kader van België. Om tot slot te eindigen bij de politieke realiteit in dit land. 1.3
De centrale doelstelling van dit onderzoek ¾ De doelstelling van dit onderzoek betreft het analyseren van de casus Brussel-HalleVilvoorde op politiek en communautair vlak, teneinde uitspraken te doen over de (taal)verscheidenheid van België.
In feite betreft de hoofdvraag van dit onderzoek dan ook: ¾ Welke samenhang heeft de (taal)verscheidenheid met de casus Brussel-HalleVilvoorde en wat zijn daar de politieke en communautaire gevolgen van? Achtereenvolgens zal deze hoofdvraag in de volgende deelvragen uiteenvallen, om zodoende de hoofdvraag met de opgedane kennis in de uitwerking van de deelvragen te kunnen beantwoorden. De deelvragen zijn ingedeeld volgens de belangrijkste onderdelen van de casus BHV, met een Belgische, politieke, culturele en communautaire achtergrond; •
Het Belgische Kader: (Hoofdstuk 2) ¾ 1: Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van de Belgische staatsinrichting op communautair en politiek vlak en welke rol speelt de taalgrens hierin? ¾ 2: Hoe kan het ontstaan van het dossier BHV worden gekoppeld aan deze staatsrechtelijke ontwikkeling?
•
Het Culturele Kader: (Hoofdstuk 3) ¾ 3: Wat is de invloed van de taalgrens op de Belgische verscheidenheid?
•
Het Communautaire Kader: (Hoofdstuk 4) ¾ 4: Op welke manier kan men BHV in het huidige communautaire debat van België plaatsen?
•
Het Politieke Kader: (Hoofdstuk 5) ¾ 5: Wat zijn de belangen van de verschillende actoren in het dossier BHV?
9
¾ 6: Wat is de toekomst van BHV en wat zijn hiervan de gevolgen voor België? •
De Conclusie: (Hoofdstuk 6) ¾ Welke samenhang heeft de (taal)verscheidenheid met de casus Brussel-HalleVilvoorde en wat zijn daar de politieke en communautaire gevolgen van?
1.4
De gebruikte methode voor het onderzoek
Om een antwoord te kunnen vinden op de hoofdvraag en de verschillen de deelvragen, is literatuuronderzoek over de casus onontbeerlijk. Literatuur over de taalgeschiedenis van België, over de identiteit van het land en over de opkomst van de taalgrens en de daarbijbehorende culturele en politieke problemen. Tevens is het essentieel om inzicht te krijgen in de recente politieke en maatschappelijke achtergronden van het probleem. Daartoe heb ik verscheidene interviews met vooraanstaande politici, medewerkers van politieke partijen en de media uit Vlaanderen georganiseerd. Deze gesprekken hebben mij een eigentijdse inkijk gegeven op de taalproblematiek in België en over BHV in het bijzonder.
10
Hoofdstuk 2 2.1
Het Belgische Kader
Inleiding op Hoofdstuk 2
De huidige staatsinrichting van België is een lastige materie. Om tot deze huidige Grondwet te komen, zijn regeringen in crisis geweest en heeft het land op zijn grondvesten geschud. Om zo de Belgische natie in vertwijfeling achter te laten of het ooit nog goed zou komen met het land. Het kwam goed met het land, maar tegen een behoorlijke prijs: een enorme staatsschuld vanwege de voortdurende spanningen tussen Vlamingen en Walen die soms enkel met geldgesmijt konden worden opgelost. De opbrengst is echter de nooit eerder geziene vorming van een federaal bestel, waarin elke taalgroep zijn specifieke rechten kreeg en zo uit de gruwel van een burgeroorlog is gebleven. Deze hele ontwikkeling is in gang gezet vanaf het moment dat België onafhankelijk werd van Nederland in 1830. Dit hoofdstuk behandelt de inhoud van de huidige grondwet in 2.2 en in 2.3 de vorming van de Belgische natie en het uiteindelijk naast elkaar komen te leven van Vlamingen en Walen en de rol die taalverschillen hierin spelen. Zo wordt enig cachet aan de grondwet gegeven en onder welke omstandigheden deze tot stand is gekomen. Zodoende is Hoofdstuk 1 het Belgische Kader dat duidelijk maakt hoe het huidige België tot stand is gekomen. Deze kennis is onontbeerlijk om later in deze scriptie het dossier BrusselHalle-Vilvoorde te kunnen plaatsen in de Belgische context.
¾ Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van de Belgische staatsinrichting op communautair en politiek vlak en welke rol spelen de taalverschillen hierin? ¾ Hoe kan het ontstaan van het dossier BHV worden gekoppeld aan deze staatsrechtelijke ontwikkeling?
2.2
De Belgische Grondwet
België is sinds de grondwetswijziging van 1993 een federale staat, bestaande uit gewesten en gemeenschappen. De gewesten zijn het Vlaamse, Waalse en het Brusselse gewest. De gemeenschappen zijn de Nederlandstalige, de Franstalige en de Duitstalige gemeenschap (de Belgische Grondwet; 2002).
11
De gewesten zijn bevoegd voor zoals men dat noemt, de streekgebonden materies, zoals infrastructuur, het milieu en de economie. De gemeenschappen zijn bevoegd voor de persoonsgebonden materies, zoals onderwijs en cultuur. Naast deze entiteiten bestaat de federale overheid, die in België de zeggenschap behoud over ondermeer de sociale zekerheid, defensie en buitenlandse zaken. Het unieke aan deze grondwet bestaat erin dat de deelstaten hun bevoegdheden voor grofweg de economie en de cultuur opgesplitst zien. De reden hiervoor kan men in de geschiedenis achterhalen. De Vlamingen zijn van oorsprong de onderliggende partij geweest in België (bijvoorbeeld op taalkundig vlak) en vanuit die positie wilde men in Vlaanderen de zeggenschap krijgen over haar eigen culturele aangelegenheden, de gemeenschappen dus. In Wallonië echter, dat economisch gezien de laatste decennia verder achterop geraakt ten aanzien van Vlaanderen, wilde men de economische vrijheid behouden om de deelstaat te kunnen hervormen, wat resulteerde in de vorming van de gewesten. In feite is deze opsplitsing een voorbeeld van een van de vele compromissen die zijn gesloten tussen de taalgroepen om het land bijeen te houden. (Scholsem; 1998) Deze federalisering is ook uniek, omdat België zowat de enige staat ter wereld is waar de deelstaten de federale staat niet versterken, maar verzwakken. De decentralisering van bevoegdheden aan de gewesten en gemeenschappen gaat bijzonder ver en zorgt ervoor dat elk gewest en elke gemeenschap zich op zijn eigen problemen richt en elkaar soms tegenwerkt in plaats van samenwerken. Aan de andere kant behoudt de federale regering de volledige zeggenschap over de sociale zekerheid om België sociaal gezien bijeen te houden. Voorts is het goed om op te merken dat alle wetten op federaal niveau en op decretelijk gewestelijk niveau in België op gelijke voet met elkaar staan. Een federale wet zal een gewestelijk decreet dus nooit kunnen ontkrachten, deze moeten naast elkaar kunnen worden uitgevoerd. Sinds de vaststelling van de taalgrens in 1963, waar in 2.3 verder op in wordt gegaan, vormt de taalgrens tevens de bestuurlijke grens tussen het Vlaamse en Waalse gewest. Het Vlaamse gewest beslaat officieel gezien precies het Nederlandstalige gebied, het Brusselse gewest is tweetalig en het Waalse gewest bestaat uit de Franstalige gemeenschap en de Duitstalige gemeenschap in het oosten van het land.
12
De zes regeringen in België (een voor het Vlaamse gewest/gemeenschap 3, een voor het Brusselse gewest, een voor de Waalse gemeenschap én een voor het Waalse gewest, een voor de Duitstalige gemeenschap en tot slot de Federale regering) zorgen ervoor dat elke enkeltalige en meertalige groep of taalminderheid zich kan uitspreken over zijn eigen aangelegenheden: wat dat betreft een unicum en een voorbeeld voor veel landen waar dit helaas niet heeft gewerkt, zoals in Joegoslavië. Deze opdeling van bevoegdheden en grote mate van autonomie voor de deelstaten heeft het land in eerste instantie dus bijeengehouden en behoed voor een explosieve opdeling. Later zal blijken dat deze indeling ook een keerzijde van de medaille heeft.
2.3
De ontwikkeling van de Belgische staat tot de huidige situatie 2.3.1: De nieuwe staat België
Toen België in 1830 onafhankelijk werd van Nederland, werd het land ingedeeld op basis van het ‘unionisme’: de belangrijkste vertegenwoordigers op dat moment, de katholieken en de liberalen, zouden eensgezind regeren om de eenheid in de net gevormde staat te bewaren en te versterken. België is op dat moment een land met een kleine rijke Franstalige bourgeoisie die de lakens uitdeelt en een groot burgerlijk platteland. De zojuist gevormde staat is sinds de 16e eeuw altijd al de speelbal geweest van de grote machten en de daarbij behorende beïnvloeding. Het koningshuis, met Leopold I als uitverkoren koning in 1830, kreeg dan ook vanaf het begin al de symboolfunctie mee die het vandaag de dag nog steeds bezit: de belichaming van het unitaire België (Beaufays; 1998). De eerste regeringen proberen door allerlei identiteitsprogramma’s om de Belgische identiteit en het Belgische natiegevoel te versterken, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van een Belgische schilderkunst en literatuur, aangezien deze identiteit van de grond af moest worden opgebouwd (Coutennier; 1999). In die periode ligt het economische zwaartepunt al jarenlang in Wallonië met haar industrie, terwijl Vlaanderen een achtergebleven plattelandsgebied is. De taal van de elite is Frans, de prestigetaal die men moet spreken om zich sociaal en politiek gezien te kunnen ontwikkelen. Hier tekent zich een belangrijke kloof af tussen twee groepen in België: het ontbreken van één standaardtaal en het gebrek aan overbrugging tussen het elitaire Frans en het volkse
3
De Vlaamse overheid besloot na de creatie van deze grondwet om het Vlaamse gewest en de Vlaamse gemeenschap ineen te voegen, omdat deze grotendeels overeenkomen. Zo bestaat er dus één Vlaams Parlement en één Vlaamse regering. In Wallonië daarentegen, in verband met het grote percentage Franstalige bevolking in Brussel in vergelijking tot de totale Franstalige bevolking in België, bestaan er twee parlementen en regeringen: een voor de Franstalige gemeenschap (Brussel + Wallonië) en een voor het Waals gewest (zonder Brussel).
13
Nederlands. Vanuit deze wens tot natievorming door de nieuwe Belgische (Franstalige) politieke elite, waarin taal als verbindende factor en als eenheid van de natie werd gezien, koos de elite dan ook voor het Frans als eenheidstaal en begon deze via het onderwijs te ontwikkelen bij het gewone volk. Ook in het parlement was het Frans de enige officiële taal. Dit was mogelijk, omdat de elite de economische macht in handen had en zodoende de door iedereen aanvaarde status van het Frans kon propageren middels sociale druk en desnoods sancties (Witte, van Velthoven; 1998, p. 29-31 en Vos; 1999). Voor de Fransonkundigen werden echter faciliteiten opgezet om zodoende toch een, hoewel ondergeschikt aan het Frans, overkoepelende standaardtaal voor de dialecten uit Vlaanderen te creëren. Toen de eerste algemene verkiezingen van 1893 en 1919 werden ingevoerd en eentalige Vlamingen daar konden stemmen, werd duidelijk dat het Nederlands uiteindelijk dezelfde democratische rechten zou moeten krijgen als het Frans (Witte, van Velthoven; 1998, p. 32). 2.3.2: De opkomst van een subnatie Met de komst van de industrialisering en de daarbij behorende dynamiek van wederzijdse beïnvloeding door de ineens overbrugbare afstanden en het hierdoor langzaamaan doorbreken van bestaande sociale patronen in met name agrarisch Vlaanderen, groeide het besef (vooral onder Vlamingen) dat er een ongelijke ontwikkeling van taalvrijheid in België aan het ontstaan was (Gellner; 1983, p. 63 en Eriksen; 2002, p. 103). In dit kader moet dan ook de groei van het natiegevoel en het ontstaan van een Vlaamse subnatie worden gezien en de daarbij horende opkomst van de Vlaamse en later ook Waalse beweging. Deze beweging die werd gesteund door de Vlaamse intelligentsia kreeg rond de eeuwwisseling van 1900 een eigenheid die de ontwikkeling van de Vlaamse cultuur, kunst en economie naast de taaleisen zou ontwikkelen. Dit om het Vlaamse volk sociaal, cultureel en politiek gezien naast de Franstalige elite te brengen (Vos; 1999). Om de gelijkheid van het Nederlands en het Frans te bewerkstelligen, moesten eerst nog een groot aantal hobbels worden genomen. Een van de keuzen die moest worden gemaakt was die tussen het personaliteitsprincipe (algemene tweetaligheid) en het territorialiteitsprincipe (aanpassen aan de dominante streektaal). De Vlamingen waren aanhanger van het territorialiteitsprincipe, dus eentalige gebieden in Vlaanderen en Wallonië. De Walen daarentegen waren niet voor een algehele tweetaligheid, maar opteerden het territorialiteitsprincipe in Wallonië en het personaliteitsprincipe in Vlaanderen. Concreet gezien dus Franse eentaligheid in Wallonië en tweetaligheid in Vlaanderen. Uiteindelijk zou de macht van de Franstalige elite langzaamaan afnemen onder druk van de groeiende
14
Vlaamse oppositie die meer invloed wenste te krijgen en niet akkoord ging met de Waalse indelingen(Witte, van Velthoven; 1998, p. 32-33). In deze periode, rond 1912, kwamen dan ook de eerste geluiden van Franstalige zijde onder leiding van de socialist Jules Destrée, als reactie op het groeiende Vlaamse bewustzijn, om de Belgische identiteit te verwerpen. De Eerste Wereldoorlog zorgde binnen de Vlaamse Beweging voor een hoop discussie: collaboreren met de Duitsers om de eigen wens tot een zelfstandige Vlaamse natie te onderstrepen of toch vasthouden aan de Belgische staat met daarbinnen een Vlaamse subnatie? Door de gruwelijke oorlogstaferelen besloten veel Flaminganten hun vaderland voorlopig nog trouw te blijven. Feit is dat door het geleidelijk wegvallen van de Belgische machtsstructuur de Vlaamse beweging steeds verder groeide. Er werden onder steeds groter wordende druk van de Vlamingen inmiddels taalwetten ingevoerd die het Nederlands officieel naast het Frans zouden brengen. In de jaren ’30 ging dat, zoals in heel Europa, gepaard met een verrechtsing van de standpunten, waarbij raciaal-biologische tendensen de boventoon begonnen te voeren (Vos; 1999 en Witte, van Velthoven; 1998, p. 34). De Tweede Wereldoorlog zou voor België en de Vlaamse en Waalse beweging een van de grootste catastrofes worden uit het bestaan. Hoewel menig schrijver enige nuance aanbrengt in de mate van collaboratie (van Istendael; 2005), blijft het feit bestaan dat in verhouding bijzonder veel Vlamingen collaboreerden met de Duitsers om zodoende hun eigen wensen tot Vlaamse onafhankelijkheid of Groot-Nederlandse idealen kracht bij te zetten. De gevolgen van deze collaboratie zou de relatie tussen Vlamingen en Walen in deze periode en de komende decennia voorgoed verzieken, omdat het beeld van de ‘communistische, verzets Waal’ en ‘fascistische, collaborerende Vlaming’ niet snel zou verdwijnen (Vos; 1999). 2.3.3: De periode na 1945 Ondanks de afkeer van alles wat Vlaams-nationalistisch was in de directe periode na de oorlog, herrees de Vlaamse beweging in de jaren ’50 mede door de koningskwestie 4 uit haar as. Deze herrijzenis stond ook niet los van de sociaal-economische context: Vlaanderen was voor het eerst economisch meerbetekenend dan Wallonië en dat betekende een grote machtsverschuiving in het land. Voortaan zouden de Vlaamse eisen worden ondersteund
4
Koning Leopold III was gedurende de oorlog in België gebleven, tegen het uitdrukkelijke verzoek van zijn regering in. Hierdoor is het beeld ontstaan van een collaborerende koning, die na de oorlog dan ook veel aversie (voornamelijk onder de Walen) zou oproepen. Een referendum bracht in 1950 oplossing; de koning mocht terugkeren omdat de Vlamingen massaal voor terugkeer hadden gestemd. Er braken echter onlusten uit in Brussel tijdens zijn terugkeer en daarop besloot Leopold III de troon op de 18e verjaardag aan zijn zoon Boudewijn te laten. De crisis die België in deze jaren tekende was er een van volledige afkeer in de relatie tussen Vlamingen en Walen (Deprez en Vos; 1999, p. 19 en Vos; 1999, p. 98)
15
door de harde realiteit van de economische macht en een nieuwe Nederlandstalige economische elite in Vlaanderen. (Witte, van Velthoven; 1998, p. 38 en Alen; 1993, p. 52). Zo kwamen in de jaren ’60 voor het eerst de eisen voor het vaststellen van de taalgrens aan bod. De nieuwe strategie van de Vlaamse beweging was om nog steeds doormiddel van taalwetten de eigen vrijheid te waarborgen. Zo werd in 1963 de taalgrens vastgelegd (zie bron 1), met aan weerszijden een groot aantal gemeenten die taalfaciliteiten zouden krijgen. Deze faciliteiten moet men op het vlak van lager onderwijs en cultuur zien, om de integratie in de nieuwe anderstalige gemeenschap te vergemakkelijken. Overigens is het goed om op te merken dat ook langs Waalse kant er inmiddels een actievere houding begon te ontstaan binnen de Waalse beweging en de creatie van een Waals bewustzijn. Het moge echter duidelijk zijn dat gezien de vroegere verhouding van bovengeschikte en ondergeschikte partij, de Waalse partijen altijd meer unitair denkend zijn geweest dan de Vlaamse beweging en België als een neutrale partij zagen die boven de culturele conflicten kon staan. De Waalse beweging resulteerde uiteindelijk ook in een aantal taalpartijen, zoals het Front Démocratique des Francophones (FDF) en de Rassemblement Wallon (RW), maar pas sinds de jaren ’80 wordt er actiever gewerkt aan een Waalse cultuur. Dat verklaart dus ook voor een groot gedeelte waarom de Walen België als hun eerste natie zien (Witte, van Velthoven; 1998, p. 39 en Vos; 1999).
Bron 1: Kaart van België, met daarop de taalgrens tussen geel en blauw. Geel is Vlaanderen, Blauw is Wallonië, Groen is het Duitse taalgebied binnen Wallonië, Oranje is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Rood is het kiesdistrict Brussel-Halle-Vilvoorde.
16
De ontwikkeling van de strijd voor meer rechten en taalvrijheid was met de vaststelling van de taalgrens echter nog lang niet afgelopen. Bepaalde gebieden die eerst Nederlandstalig waren, werden nu overgeheveld naar Wallonië en andersom. Twee beroemde voorbeelden die in de hele wereld verbazing wekten, waren de dossiers van de Leuvense en Voerense kwesties 5 (Totds; 1988, 58-93). Al deze gevoelige zaken, waar meerdere kabinetten over zijn gesneuveld, lieten eens te meer zien dat België nog lang niet klaar was met de wijze waarop Vlamingen en Walen zouden gaan samenleven in het zich langzaamaan aftekenende België. 2.3.4: De laatste ronde van de grondwetswijzigingen Vanaf de jaren ’70 waren er nog een aantal delicate onderdelen van de ontwikkelende Belgische staat. Het was inmiddels duidelijk geworden dat er geen eenheidsstaat meer bestond en dat de nieuwe taalwetten en federale maatregelen de staat bijeen zouden moeten gaan houden. De meest uiteenlopende en tegengestelde belangen kwamen in deze onderhandelingen aan het licht. Deze uiteenlopende belangen zorgden binnen Vlaanderen voor een nieuwe nationalistische ronde: het ontstaan van de Volksunie (VU) in de jaren ’50 en het Vlaams Blok in de jaren ’70 zijn hier voorbeelden van. Mede onder druk van deze partijen, zou de splitsing van de Leuvense universiteit het breekpunt in de Belgische samenleving vormen(Vos; 1999, p. 98-99 en Bouveroux; 1999, p. 237 en Reynebeau; 1998). De Vlaamse beweging zou voortaan een federalistisch (separatistisch volgens het Vlaams Blok) bestel nastreven, met name om de eigen cultuur en taal te beschermen tegenover de dominantere francofone invloed. In Wallonië daarentegen zorgden de economische achteruitgang voor een besef dat men economische vrijheid zou moeten hebben om zo de weg te effenen voor een geleidelijke heropbouw van de Waalse economie (Reynebeau; 1998). Zo groeide aan beide kanten van de taalgrens het besef dat er nieuwe maatregelen nodig waren om de eigen eisen in te willigen. Via meerdere onderhandelingen (Egmond•
•
5
De Leuvense kwestie: eind jaren ’60 was de Katholieke Universiteit Leuven Franstalig zoals bijna alle Belgische universiteiten dat voorheen waren. Echter bij het vaststellen van de taalgrens in 1963, lag Leuven aan de Nederlandstalige kant van de grens en werd de Franstaligheid van de universiteit een probleem. Via de zogenaamde actie ‘Leuven Vlaams’ van studenten, werd besloten om de universiteit te vernederlandsen en de Franstaligen een eigen departement net over de taalgrens te geven (Louvainla-Neuve). Voor de Franstaligen was deze actie bijzonder pijnlijk en maakte het direct duidelijk dat de Nederlandstaligen de daad bij het woord voegden om hun eisen kracht bij te zetten. De Voerense kwestie: Een aantal gemeenten ten noorden van Luik die evenveel Nederlandstaligen als Franstaligen kent. Meerdere regeringen in de jaren ’80 zijn gestruikeld over de kwestie of Voeren nu bij Limburg of bij Luik moest gaan behoren. Meerdere acties (lees: gewelddadige knokpartijen) zijn gevoerd in deze regio van amper 4.000 mensen. Ondermeer José Happart die nu in Wallonië wordt beschouwd als ‘Mister Wallonië’ was een van de drijvende krachten achter het Franstalige verzet. Uiteindelijk is men overeen gekomen om de regio Komen/Moeskroen (50.000 inwoners) naar Franstalige Henegouwen over te hevelen, in ruil voor de Voerense regio naar Nederlandstalig Limburg.
17
onderhandelingen begin jaren ’80, nieuwe federale ronde in 1988) evolueerde België steeds verder naar een federale staat. Zo werd het Brussels hoofdstedelijke gewest afgebakend tot 19 tweetalige gemeenten en kregen de gewesten steeds meer bevoegdheden (Falter; 1999 en Lentzen; 1998). In de onderhandelingen van 1993 die leidden tot de St. Michielsakkoorden waarmee de genoemde Federale grondwet werd bekrachtigd en België haar huidige aangezicht zou krijgen met een indeling op basis van gemeenschappen en gewesten, kwamen twee botsende eisen vanuit Wallonië en Vlaanderen naar voren die sinds de jaren ’60 al aanwezig waren maar nu aan de oppervlakte zouden komen: de opmaat voor het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde.
2.4
Brussel-Halle-Vilvoorde 2.4.1: Inleiding tot het conflict
Op het eerder getoonde kaartje (bron 1) van België staat een roodgekleurd gebied aangegeven: Brussel-Halle-Vilvoorde. Dit gebied, vanaf nu BHV genoemd, dat ook wel wordt aangeduid als de Brusselse Rand, herbergt een redelijk grote minderheid aan Franstaligen in ondermeer de zes eerder genoemde faciliteitengemeenten, zie bron 2 op pagina 19. Deze faciliteitengemeenten zijn zoals vermeld ontstaan bij de vaststelling van de taalgrens. Vanwege de grote minderheid Franstaligen in die gemeenten in de Rand, (zie tevens bron 2) kwam men overeen dat deze groep bij verkiezingen op een Franstalige partij zou kunnen stemmen (Falter; 1999 en Witte & van Velthoven; 1998, p. 157). Zodoende werden in heel België kiesdistricten (ofwel kiesarrondissementen) gemaakt, waarvan BHV er een zou zijn. Al deze kiesdistricten zijn enkeltalig, zoals Antwerpen of Henegouwen. BHV echter is het enige kiesdistrict dat tweetalig (Brussel) en eentalig (HalleVilvoorde) is. De reden hiervoor is de Franstalige eis om hun cultuurrechten in VlaamsBrabant te beschermen. Dit strookte uiteindelijk niet met de Vlaamse eis van het territorialiteitsprincipe en de afbakening van de taalgrens: eenmaal woonachtig in Vlaanderen moet men op een Nederlandstalige partij stemmen, aangezien het Nederlands in Vlaanderen de streektaal en dus de bestuurstaal is. De Vlaamse eis behelst dan ook een splitsing van het kiesdistrict, waarbij Halle-Vilvoorde los wordt geweekt van Brussel en waar enkel Nederlandstalige lijsten op mogen komen. De Franstaligen vechten voor het behoud van hun taalprivilege in de Rand dat al decennia lang zo geregeld is. Dat is de juridische basis van het conflict BHV (documenten Vlaams Belang, CD&V, VLD; 2005).
18
Concreet gezien betekent deze juridische aanvechting veel meer. De huidige situatie in HalleVilvoorde schept de Franstaligen de mogelijkheden om, doormiddel van de faciliteiten in de 6 gemeenten en de mogelijkheid om op een Franse lijst te stemmen, niet te hoeven integreren in de Vlaamse Nederlandstalige maatschappij.
Bron 2: Kaart van Brussel-Halle-Vilvoorde en het percentage Franstaligen in de Brusselse Rand per gemeente.
Door dit gebrek aan intergratie verfranst de Brusselse Rand gestadig. Deze verfransing is zichtbaar op de bron, omdat op Nederlandstalig gebied in Vlaanderen inmiddels grote percentages Franstaligen wonen. De Vlaamse partijen geven aan dat het geen schending is om Frans te spreken op Vlaams grondgebied, zolang deze Franstaligen maar Franstalige Vlamingen worden en geen Franstalige Walen blijven. Hier wordt overigens later nog verder op ingegaan. Met andere woorden: een aanpassing aan de Vlaamse cultuur (waardoor men op de lange termijn toch ook het Nederlands machtig moet worden) en geen bindingen meer
19
met Wallonië onderhouden zijn de eisen. De Franstaligen in het algemeen vinden het hun democratisch recht om de eigen taal te spreken en verbonden te blijven aan de Franstalige cultuur uit Brussel en Wallonië. Men wijst de Vlaamse subnatie af en vindt Halle-Vilvoorde eigenlijk Waals-Brussels cultuurgebied. Dat is de culturele basis van het conflict BHV.
2.4.2: De politieke voortzetting van het conflict Bij de St. Michielsakkoorden van 1993 werd er een splitsing van de laatst overgebleven unitaire provincie Brabant overeengekomen. Voortaan zouden er een Franstalig Brabant (Waals-Brabant) en een Nederlandstalig Brabant (Vlaams-Brabant) zijn. De kieskringen die men hierbij maakte, waren grofweg Vlaanderen (enkel Vlaamse lijsten) + Brussel (tweetalige lijsten) voor de Nederlandstaligen en Wallonië (enkel Waalse lijsten) + Brussel + HalleVilvoorde (enkel Vlaamse lijsten volgens de grondwet, maar de kiesindeling bepaalt dus dat er ook Waalse en Brusselse lijsten mogen opkomen) voor de Franstaligen. Deze indeling werd door de Vlaamse beweging sterk verworpen, op basis van het territorialiteitsprincipe. Franstaligen die woonachtig waren op Vlaams grondgebied, zouden namelijk op Waalse politici kunnen stemmen. Andersom was deze regeling niet ingepland: Nederlandstalige kiezers in Wallonië konden niet op Vlaamse lijsten hun stem uitbrengen. Tijdens de regeringen van Jean-Luc Dehaene vanaf 1993 tot 1999 en de eerste paarse federale regering van België onder leiding van Guy Verhofstadt (VLD) tussen 1999 en 2004, werd de staatshervorming als grotendeels opgelost beschouwd. Zo kon men de aandacht op andere zaken gaan richten. De zaak BHV werd echter in 2002 heropend en definitief op de agenda gezet, toen de regering Verhofstadt een kieswethervorming wilde doorvoeren die ervoor zorgde dat de oude kiesarrondissementen zouden worden opgeheven, om plaats te maken voor provinciale kieslijsten. Echter, de Vlaamse beweging stapte met deze hervorming in de hand naar het Arbitragehof om de grondwettelijkheid ervan te betwisten. Het Hof oordeelde dat: “B.9.5. Door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven, behandelt de wetgever de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant op een andere wijze dan de kandidaten van de andere provincies vermits, enerzijds, zij die kandidaat zijn in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in concurrentie moeten treden met kandidaten die elders dan in die provincie kandideren, en, anderzijds, zij die kandideren in de kieskring Leuven niet op dezelfde wijze worden behandeld als zij die kandideren in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde”. (Arrest Arbitragehof; mei 2003).
20
Het Arbitragehof oordeelde dus dat de vorming van provinciale kiesdistricten, waarbij BHV als arrondissement bleef bestaan en niet onder Vlaams-Brabant werd geplaatst (wat een splitsing van BHV zou betekenen), een schending van de grondwet zou zijn. Het gevolg van deze actie was enerzijds het opnieuw onder de aandacht van de media brengen van BHV en anderzijds dat de regering Verhofdstadt een probleem met de naderende federale verkiezingen in 2003 had, die onder de huidige situatie geen doorgang konden vinden. Hiertoe keerde de federale regering terug naar de oude situatie, namelijk met het kiesarrondissement BHV. Na deze verkiezingen kwam het verzet van Vlaamse kant pas goed op gang, ondermeer door de boycotactie van de Europese verkiezingen van 2004, ondernomen door een aantal burgemeesters uit Halle-Vilvoorde. De maanden erna zouden nog iets onoverzichtelijker worden. In 2004 waren er ook verkiezingen voor het Vlaamse Parlement, die voor het eerst asymmetrisch waren ten opzichte van de Federale verkiezingen in 2003. Voorheen waren de Federale en Gewestverkiezingen altijd tegelijkertijd, waardoor de winnaar in Vlaanderen en Wallonië ook gelijk de winnaar op federaal niveau was. Dit was nu niet meer het geval. Tijdens de Vlaamse verkiezingen in 2004 won extreemrechts in de vorm van het Vlaams Blok de verkiezingen. Hierdoor waren de Vlaamse partijen gedwongen om een coalitie te smeden tussen socialisten, liberalen en christen-democraten 6 7. In het regeerakkoord van deze partijen werd de splitsing van BHV ook genoemd: “De Vlaamse regering en haar regeringspartijen nemen het engagement, zoals verwoord in de verklaring van 13 mei 2004 ten overstaan van de burgemeesters van het arrondissement Halle-Vilvoorde, over. Hiertoe vragen zij aan hun fractie in Kamer en Senaat om los van het door de federale aangekondigde forum, uiterlijk bij de start van het parlementair jaar, wetsvoorstellen tot splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat en het Europees Parlement (…) in te dienen en onverwijld goed te keuren “. (Vlaams Regeerakkoord; 2004) Het genoemde engagement ten overstaan van de burgemeesters, was een compromis met de boycottende burgemeesters uit Halle-Vilvoorde om de splitsing ‘onverwijld’ in het nieuwe parlementaire jaar te beloven. Vele uitspraken van politici, uit alle rangen en standen, zijn 6
Het is de lezer waarschijnlijk wel bekend dat in Vlaanderen een zogenaamd ‘Cordon Sanitaire’ is ingesteld door de klassieke partijen om extreemrechts uit elke regering te houden en om elk voorstel te blokkeren, opdat het Vlaams Blok, thans het Vlaams Belang, geen voet aan de grond krijgt in politiek België. 7 De regeringspartijen hebben voor de verkiezingen kartels opgericht, om samen met de kleinere partijen in Vlaanderen meer stemmen binnen te halen. Voor de SP.A was dit Spirit (Vlaams nationalisten aan de linkerzijde van het politiek spectrum) en voor de CD&V was dit de N.VA (Vlaams nationalisten aan de rechterzijde van het politiek spectrum). Ter informatie: Spirit en N.VA vormden in de jaren ’50 samen nog de Volksunie. Deze partij werd in 2002 opgedoekt.
21
gedaan om het regeerakkoord te onderstrepen en de splitsing zo spoedig mogelijk te verwezenlijken. Langs Franstalige zijde werd met argusogen naar deze ontwikkeling gekeken, omdat de Franstaligen geen vragende partij waren in deze kwestie en men een nieuwe communautaire ronde vreesde. BHV is voor de Franstaligen een moeilijke casus, aangezien zij de Franstalige minderheid over de taalgrens willen steunen om zo hun rechten binnen België te willen waarborgen. 2.4.3: Het mislukte overleg Aangezien zijn Vlaamse collega’s in het regeerakkoord de splitsing hadden gepropageerd en velen van hen daar hun woord aan hadden verbonden, belandde het dossier BHV op het bord van premier Verhofstadt. De federale regering bestaat uit SP.A/Spirit en VLD (plus Franstalige zusterpartijen), terwijl de Vlaamse regering bestaat uit SP.A/Spirit, VLD en CD&V/N.VA. Deze laatste twee partijen zijn het grootste kartel geworden bij de laatste verkiezingen, dus de minister-president van Vlaanderen is een CD&V’er. Verhofstadt installeerde eind 2004 een werkgroep die de splitsing zou moeten onderzoeken. Een snelle behandeling van het probleem was in ieder geval niet de intentie, omdat volgens velen het precaire communautaire evenwicht niet moest worden verstoord door overhaast overleg. Dat er echter veel op het spel stond bleek wel tijdens een grote betoging in Halle-Vilvoorde eerder dat jaar, van aanhangers voor splitsing, waarbij eens te meer bleek dat een communautair dossier altijd veel emotie met zich meebrengt in België (zie bijlage 4). De werkgroep ging aan de slag, maar bleek begin 2005 niet in staat een oplossing te vinden voor het probleem. Verhofstadt startte daartoe geheime onderhandelingen vanaf april 2005 om in overleg met de Franstaligen een oplossing te vinden voor het probleem. Aan de onderhandelingstafel zaten de federale partijen en niet de Vlaamse regeringspartij CD&V, die zoals gezegd wel de minister-president van Vlaanderen leverde. Deze onderhandelingen brachten niet het gewenste effect, want op 11 mei 2005 opent de Standaard met de kop: “BH-V begraven” en stelt dat het overleg is gestrand. BHV zal niet worden gesplitst. Het arrest van het Arbitragehof is bindend tot 2007, wat betekent dat er een oplossing moet worden gevonden voor BHV voordat de nieuwe federale verkiezingen van dat jaar starten. Men verwacht dan ook dat BHV voor die tijd opnieuw op de agenda zal komen te staan. De vraag is echter of België na deze oplossing politiek gezien nog zal kunnen functioneren, aangezien de belangen van de partijen bijzonder ver uit elkaar liggen en moeilijk tot elkaar te brengen zijn. Consensus is verder weg dan ooit.
22
In het volgende hoofdstuk zal duidelijk worden gemaakt wat de culture achtergrond van deze politieke kloof is. Hoe is het mogelijk dat België zover is gekomen met de indeling van het land en de bestaande grondwet, maar in het zicht van de haven toch het contact met de taalgroepen heeft verloren.
23
Hoofdstuk 3 3.1
Het Culturele Kader
Inleiding op Hoofdstuk 3
De tegengestelde belangen die naar voren zijn gekomen in het vorige hoofdstuk zijn niet zomaar ontstaan. De politieke totstandkoming van de taalgrens, zoals omschreven in hoofdstuk 2, kent ook een veel belangrijkere culturele achtergrond. Deze culturele context is de essentie van deze scriptie om het politieke kader rondom BHV te kunnen begrijpen. Waarom is dit essentieel? Omdat de taalgrens en de ontwikkeling van de natie door de eeuwen heen heeft gezorgd voor een cultuurkloof die zodoende voor verschillende opvattingen en een verschillende levenswijze heeft gezorgd. Daar ligt de basis voor de huidige communautaire problematiek en het begrip voor BHV.
¾ Wat is de invloed van de taalgrens op de Belgische verscheidenheid?
3.2
Het ontstaan van de (sociale) taalgrens 3.2.1: De Romeinen en de Frankische invasies
In de 3e eeuw na Christus, toen de Romeinen het gezag over de buitenste provincies waaronder ‘Belgica’ begonnen te verliezen, schiepen een aantal semi-onafhankelijke leiders het Imperium Galliarum. Hierdoor werden deze provincies langzaamaan losgeweekt van het Romeinse centrum en de invloeden die hiermee gepaard gingen. Eind 3e eeuw A.D werd het Romeinse Rijk over de gehele noordelijke linie binnengevallen door Germaanse legers. In de hierop volgende strijd werden hele delen van Gallië veroverd. De Romeinen stabiliseerden uiteindelijk de grens ergens in het zuidelijke Rijngebied. In de daarop volgende decennia neemt de macht van de Franken geleidelijk aan steeds verder toe. Deze Germaans sprekende troepen, waar later Frankrijk uit is ontstaan, kregen de heerschappij over het Zuid-Nederlandse, Belgische en Noord-Franse gebied na de totale ineenstorting van het West-Romeinse Rijk in de 4e en 5e eeuw A.D. Zo ontstaan de eerste verschillen in cultuur en taal tussen de Franken en de Romeinen in het vroegere gebied dat nu België is (Lamarq & Rogge; 1996, p. 21-164).
24
3.2.2: De middeleeuwen In deze periode verstevigen de heersende partijen de greep op het grondgebied, waardoor er een grove grens tussen het Romaanse en Germaanse taal- en cultuurgebied ontstaat. In deze periode kan men echter beter van een soort tweetaligheid spreken, omdat er nog veel overlap is tussen de twee talen. Er is inmiddels ook duidelijk dat fysieke achtergronden oorzaken zijn voor de verschillende taalontwikkeling, zoals bossen, bergen of rivieren, omdat men door deze obstakels geen contact en dus geen taal- en cultuurbeïnvloeding kon veroorzaken. Gedurende de middeleeuwen won het Frans (Romaans) geleidelijk aan importantie op basis van culturele gronden: het Franse rijk werd steeds machtiger en het Frans zou voor het eerst een referentietaal worden. Deze trend zou Vlaanderen beïnvloeden, mede doordat het Graafschap Vlaanderen vanaf de 13e eeuw bij het Franse rijk zou gaan horen. De adel zou in Vlaanderen dan ook langzaamaan verfransen (Lamarq & Rogge; 1996, p. 196-198). De reden dat het Nederlands (of in die periode Diets genoemd) niet verdween onder de cultuurkracht van het Frans, was dat vanaf de 14e eeuw de ambachtslui meer macht begonnen te krijgen door de ‘democratische revolutie’. Vanaf dat moment zou het Diets/Nederlands de taal van het gewone volk worden en het Picardisch/Frans de taal van de adel (Lamarq & Rogge; 1996, p. 199). 3.2.3: Naar de moderne tijd Belangrijk in de ontwikkeling van de taal was de sociale taalgrens. Zoals hierboven al aangegeven zou het Frans een referentietaal worden: de adel en in de 18e eeuw ook de burgerij zouden zich gaan bedienen van een ‘fransdolheid’ en neerkijken op de platte Dietse boertjes uit Vlaanderen. De opmars van het Frans voltrok zich grotendeels in de stad, aangezien hier de notabelen woonden. Geleidelijk werden alle instituties verfranst: het onderwijs, het recht en de administratie. Dietssprekende mensen konden zich enkel sociaal ontwikkelen, indien ze Frans spraken. Zoals Lamarq & Rogge ook stellen: “De keerzijde van de koppeling tussen taal en sociale positie was dat ze een gevoel van inferioriteit kon opwekken bij wie géén Frans sprak” (Lamarq & Rogge; 1996, p. 203). Na de Tweede Wereldoorlog, toen Vlaanderen aan economisch belang begon te winnen, werd tweetaligheid opnieuw als een pluspunt ervaren. De sociale taalgrens brokkelde in de komende decennia dan ook langzaam af en wordt vandaag de dag veel minder ervaren.
25
3.3
Cultuur en politiek 3.3.1: De taalgrens en het natiegevoel
De culturele verschillen zijn niet louter ontstaan door het vaststellen van de taalgrens, maar kan meer worden gezien als een logische bijkomstigheid door de aanwezigheid van de taalgrens. De taalgrens symboliseert eigenlijk niets meer of minder dan de aanwezigheid van twee verschillende culturen binnen dezelfde staatsgrenzen. Het proces van vaststelling van deze taalgrens heeft geleid tot een duidelijke afbakening van grondgebied, waardoor deze betwistbaar werd tussen de beide groepen. De vaststelling heeft aan de ene kant de problemen tussen Vlamingen en Walen op korte termijn opgelost, omdat men ieder zijn eigen kant van ‘het hek’ moest geven, wilde men niet met elkaar op de vuist gaan. De regionalisering en het vormen van een federale staat zijn hier het gevolg van. Aan de andere kant heeft het waarschijnlijk op de lange termijn het effect dat Vlamingen en Walen hun problemen niet meer samen zullen oplossen, maar los van elkaar. Een federale staat betekent altijd meer autonomie voor de gewesten en dus automatisch minder België. Dat is de keerzijde van de federale medaille. Wat zijn nu de achterliggende gedachten over cultuur en politiek? Het centrale begrip dat in de inleiding al is gevallen is het natiegevoel en het nationalisme. Als gevolg van het ontbreken van de Belgische natie en het vaststellen van de taalgrens zijn de twee taalgroepen uit elkaar gedreven. Meer fundamenteel is de invloed die cultuur en politiek hebben op het ontwikkelen van het natiegevoel. Zoals we reeds hebben gezien zijn er pogingen ondernomen om een Belgische identiteit te creëren. Dit is mislukt, omdat men inzag dat met name de Vlamingen een te sterk natiegevoel hadden ontwikkeld in de loop der eeuwen, waarbij het spreken van de eigen taal erg belangrijk was. Over het natiegevoel en de daarmee samenhangende identiteit zijn inmiddels vele versies verschenen. Het is dan ook niet van belang die informatie te herhalen. Wel is van belang om te achterhalen waarom er geen Belgische identiteit is en waarom Vlaanderen wel dat natiegevoel bezit. 3.3.2: De natie De belangrijkste discussie die voortduurt over de natie is de invloed die enerzijds politieke machten hebben en anderzijds de culturele component heeft. De primordialistische theorie, die uitgaat van een soort oernatie en de modernistische visie, die uitgaat van de moderne samenleving onder druk van elites als stichter van een natiegevoel zijn de belangrijkste componenten hiervan (Smith; 1996, Gellner; Storey; 2001, p. 54-55 en Taylor & Flint; 2000, p. 195-196).
26
Uiteraard is een visie nooit perfect en bestaat er altijd overlap. Zoals Smith ook stelt is de overlap tussen de gedachte dat er van oudsher al gevoelens van saamhorigheid hebben bestaan op basis van culturele waarden, zoals taal en kunst, en de latere invloed van modernere structuren zoals de staat en de daarbij horende politieke beïnvloeding het meest waarschijnlijk. Smith stelt echter ook terecht dat zogenaamde ‘would-be nations’ die een dominante etnische basis ontberen vaak problemen ondervinden bij het vormen van een nationaal bewustzijn en samenhang (Smith; 1996). In zijn artikel gaat Smith voorts in op een drietal aspecten die hier enige toelichting verdienen, omdat ze bijzonder goed de Belgische casus weergeven: - De staat als centrale blikvanger: op het moment dat de staat de idee van een natie creëert kan men mobiliseren, verenigen en de doelen van de subnatie legitimeren. Dat houdt tevens in dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de politiek, aangezien de politiek inhoud geeft aan de staat. Smith stelt ook dat “Politics is about capturing and holding power in the stateand nationalism is an argument for doing so”. In feite is de staat een spel tussen de culturele en politieke machten die elkaar in evenwicht proberen te houden. - De purificatie van cultuur en de universele uitverkorenheid: het verheerlijken van de eigen cultuur is een belangrijk thema voor een natie. In het extreme geval is in een dergelijke zin de nazi-ideologie terug te vinden, maar het is in veel lichtere vorm in elke cultuur aanwezig. De wil om etnisch-historische informatie te gebruiken, bijvoorbeeld in het straatbeeld, wordt in elke staat gebruikt om de bevolking vertrouwd te laten zijn met de omgeving. Iets wat de bevolking ook wil, omdat men zich anders niet thuis voelt in het eigen land. Taalverschillen spelen hier ook een belangrijke rol in. - Het bedachte territorium: cultuur heeft altijd een geografische component en wel in de vorm van een gebied waar mensen zich aan verbonden voelen. Je zou kunnen zeggen dat BHV een dergelijk gebied is wat de Vlamingen als het hunne beschouwen. 3.3.3: De vertaling van de natie naar de Belgische casus In de bovenstaande informatie kan bijzonder goed worden gedestilleerd dat een natie ontstaat uit een culturele component en een politieke component die de natie doen ontwikkelen. In België is op basis van de ontwikkeling van culturele aspecten zoals verwoord in 3.2 een scheuring ontstaan in het land tussen Vlamingen en Walen. Niet enkel culturele aspecten, maar ook sociale aspecten hebben hier een rol in gespeeld. In die zin is de modernistische theorie die stelt dat de moderne samenleving onder druk van de veranderende, meer individuelere samenleving evolueert, wel degelijk van belang om het huidige natieproces te kunnen begrijpen.
27
In de Belgische casus is duidelijk sprake van een sterke subnatie, de Vlaamse en een niet zo sterk ontwikkelde Waalse subnatie. Om deze natiegevoelens te kunnen ontwikkelen moeten er krachten zijn die dat proces begeleiden. Aangezien de Belgische staat juist zorgt voor een afremming van deze gevoelens, hebben krachten zoals het Vlaamse Parlement, Vlaamse nationalistische partijen of andere Vlaamse organisaties zoals het IJzerbedevaart-comiteé een belangrijke stem in Vlaanderen. Deze ontwikkeling, die ten grondslag ligt aan de wil om een eigen natie te vormen en de eigen taal te spreken, hebben ervoor gezorgd dat Vlamingen de oplossing niet meer binnen België proberen te zoeken, maar binnen Vlaanderen. 3.3.4: Het model cultuur en politiek Het is goed om ter verduidelijking nogmaals vast te stellen dat de invloed van de taalgrens en de ontwikkeling van een Vlaamse subnatie op het dossier BHV een culturele component heeft en een politieke component. De invloed kan uitgelegd worden als een oorzaak- en gevolgrelatie. De politieke component, zoals beschreven in hoofdstuk 2, zorgt ervoor dat BHV wordt betwist op politiek-juridische gronden. BHV is concreet gezien een politiek probleem, dat in de politiek moet worden opgelost. Het vaststellen van de taalgrens is de directe oorzaak geweest voor het ontstaan van BHV. Dat vaststellen is ook een politieke aangelegenheid geweest. BHV is dus een direct gevolg van een politieke (juridische) aangelegenheid, namelijk het vaststellen van de taalgrens in 1963. De relevante gevolgen zijn voor een groot gedeelte ook politiek, omdat BHV een zeer belangrijke factor is in de politieke besluitvorming, zoals in hoofdstuk 5 nog duidelijk zal geworden. De culturele component is, zoals in dit hoofdstuk is omschreven, reeds in de 4e eeuw A.D ontstaan. BHV heeft dus een indirecte oorzaak als het om culturele invloed gaat. Het vaststellen van de taalgrens is namelijk teweeg gebracht onder invloed van indirecte culturele natiegevoelens. Doorredenerend heeft BHV grote politieke gevolgen (aangezien het een direct politiek probleem is), maar ook indirecte culturele gevolgen, zoals het verder uit elkaar groeien van de twee taalgroepen. •
De directe oorzaak voor het vaststellen van de taalgrens was een politieke oorzaak,
•
De indirecte oorzaak voor het vaststellen van de taalgrens was een culturele oorzaak.
•
Het directe gevolg van het vaststellen van de taalgrens is BHV,
•
Het directe gevolg van BHV is een politieke aangelegenheid.
28
•
De indirecte gevolgen van het vaststellen van de taalgrens + het ontstaan van BHV, is een verdere culturele verwijdering tussen de twee taalgroepen
Samenvattend hebben de culturele componenten altijd een indirecte invloed op BHV en de politieke een directe invloed op BHV. Die vaststelling is noodzakelijk om het volgende model te kunnen construeren, naar aanleiding van deze politieke en culturele invloeden:
x
Belgische Samenleving
Conflict
Cultuur
Politiek Consensus?
Communautaire Aangelegenheden
Schema 1: De Belgische samenleving
29
Het model bestaat uit een standaardonzekerheidsfactor x, de Belgische samenleving die ondanks het feit dat het in een blokje staat eigenlijk synoniem staat voor het hele model, de politieke en culturele factoren, de communautaire aangelegenheden en de consensus en conflictsituaties. De Belgische samenleving wordt beïnvloed door de belangrijkste pijlers cultuur en politiek, terwijl er ook een standaardonzekerheidsfactor x bestaat, die omschreven kan worden als de sociale factor. Op momenten dat er sociale onrust is ontstaan door een externe gebeurtenis, zoals de aanslagen op het WTC, wordt de samenleving daardoor beïnvloed en kan dat gevolgen hebben op de politiek en cultuur. De politiek en de cultuur houden elkaar meestal in evenwicht, zoals ook Smith onderschrijft: “(…) that we should distinguish cycles of cultural and political nationalism, the one taking over when the other is temporarily exhausted, the one filling out what the other neglected” (Smith;1996). Op het moment echter dat door een verstoring van de Belgische samenleving, eventueel onder invloed van X, of op basis van groeiende natiegevoelens onder de Vlaamse bevolking, er een opleving wordt veroorzaakt in de culturele input bestaat er een probleem. Het probleem bestaat erin dat de politiek tegengewicht zal moeten bieden aan deze groeiende dreiging van culturele (sub-natiegevoel is ook een goede omschrijving) waarden, teneinde de communautaire aangelegenheden niet uit balans te brengen. Deze aangelegenheden hebben namelijk een bijzonder grote indirecte invloed op de Belgische samenleving. De communautaire verhouding tussen Vlamingen en Walen komt tot uitdrukking in casussen gelijk BHV en zal dus de Belgische samenleving onder hoogspanning plaatsen indien de aangelegenheden onder een grote input van cultuur komen te staan. De politiek zal een consensus moeten nastreven, omdat dat het doel van de Belgische politiek de afgelopen 175 jaar is geweest. De federale overheid heeft als doel om de Belgische identiteit te bewaken en zal dat willen ondernemen door de communautaire aangelegenheden in balans te laten. Tegengewicht bieden aan sub-natiegevoelens vanuit Vlaanderen in BHV, zal dus moeten worden opgelost door de input van cultuur te verlagen en dus de consensus na te streven. De periode dat Vlaamse sub-natiegevoelens door de Belgische politici konden worden geschoffeerd ten faveure van de Belgische natie is voorbij. Men zal tegemoet moeten komen aan de Vlaamse eisen, waarbij de Walen ook in hun waarde moeten worden gelaten. Lukt dit niet, dan dreigt een crisissituatie, die in feite reeds is gestart omdat er nog geen consensus over BHV is gevonden. Deze crisissituatie heeft een directe invloed op de Belgische samenleving en zal een verdere ontwikkeling veroorzaken op cultuur vlak, met als gevolg dat de Belgische samenleving zal ontploffen.
30
België heeft dit model sinds de oprichting al vele malen doorlopen. Tot een echt openlijk conflict is het nog niet gekomen, maar gedurende eerder genoemde kwesties zoals de koningskwestie, de Voerense en Leuvens dossiers en de federalisering zijn zaken geweest waarin een conflictsituatie nooit ver weg is geweest. Het is aan de politieke wil en improvisatie tot nog toe te danken dat een openlijk conflict nooit tot stand is gekomen. Concluderend kan worden gesteld dat de taalgrens als katalysator kan worden gezien van het uit elkaar groeien van de subnaties binnen België, op basis van culturele verscheidenheid en sociale onderdrukking (waaronder taal) waarin de wil van met name Vlaanderen om een eigen cultuur te ontwikkelen sterk naar voren is gekomen
3.4
De vier grote breuklijnen
Het groeiende natiebesef en de historische culturele ontwikkeling hebben in België ook een demarcatie in het sociale landschap tot gevolg gehad. Deze breuklijnen zijn de belangrijkste sociale verschillen die bestaan in België en die kunnen worden geordend als volgt: filosofisch, sociale taalgrens, sociale crisis en centrum-periferie. 3.4.1: Filosofisch Religie is in België, net als in Nederland en heel Europa, een lastige kwestie geweest die voor veel verdeeldheid heeft gezorgd. Religie in de zin van het woord hoeft in België niet zozeer te worden opgevat als protestants - katholiek of luthers – calvinistisch (want het hele land is overwegen katholiek), als wel op basis van filosofische beginselen zoals de strijd tussen katholiek – liberaal/sociaal. In België wordt deze strijd ook wel de klerikale - antiklerikale strijd genoemd. Ook in België heeft het zuilensysteem zijn invloed gehad, waardoor hele bevolkingsgroepen gescheiden van elkaar leefden. De taalgrens als grens tussen katholiek en liberaal/sociaal is vandaag de dag een minder reële grens dan 40 tot 50 jaar geleden, maar beïnvloed nog wel het handelen van de mensen. In Vlaanderen kan met zeggen dat het grootste gedeelte van de plattelandsbevolking en een gedeelte in de steden overwegend katholiek stemt, terwijl in Wallonië de katholieke beweging bijzonder gering is en onder invloed van de industrie een grote arbeidersklasse kent die grotendeels in de grote stedenrij rond de Maas van sociaal/liberale afkomst is. De gevolgen van deze filosofische barrière, die
31
dus zijn geordend volgende de taalgrens, zijn de schoolstrijden in de jaren ’50 en de abortuswetten van de jaren ’90 8 (Swyngedouw; 1998 en Beaufays; 1998). 3.4.2: Sociale taalgrens Deze is reeds omschreven als cultuurdominantie in 2.2, maar heeft vandaag de dag nog een bepaalde uitwerking en dat is de weigering van Franstaligen om zich aan te passen aan de Nederlandstalige cultuur. In de Brusselse Rand ziet men het verschijnsel dat Franstaligen met behulp van faciliteiten en met steun van de Brusselse nabijheid een leven hebben weten te creëren waarbij de Nederlandstalige voorzieningen zoveel mogelijk kunnen worden gemeden. Voor de Franstaligen is dit logisch, omdat zij buiten Wallonië op basis van de taaldominantie, het niet meer dan normaal vinden dat men het personaliteitsbeginsel hanteert en een ieder dus zijn eigen taal kiest: het Frans in deze. Andersom is het volgens de sociale taalgrens beredeneerbaar dat Nederlandstaligen zich wel aanpassen op Franstalig grondgebied en daar nauwelijks gebruik maken van de faciliteiten, iets wat in de praktijk ook zo blijkt te zijn. Deze situatie veroorzaakt veel wrevel in Vlaanderen, ook omdat de sociale taalgrens in zulke kwesties nog steeds springlevend is en dus een differentiatie in de relatie tussen Franstaligen en Nederlandstaligen teweeg brengt. 3.4.3: Sociale crisis De sociale crisis, ofwel de economische verhouding tussen de burgerij en het proletariaat, is sinds de Tweede Wereldoorlog op zijn kop gezet. Sindsdien zijn de Vlamingen (van oudsher gezien als landelijk proletariaat) de economische bovenliggende klasse en de Walen (van oudsher gezien als de Franssprekende elite) de ondergeschikte, aangezien hun industrie op leven na dood is. De problematiek die deze chronische werkloosheid van soms wel 30% in Wallonië niet doet veranderen, zijn de ontbrekende hervormingen in de sociale zekerheid. De Vlamingen willen deze zekerheid splitsen, omdat zij minder collectieve solidariteit en meer individuele solidariteit willen. De Walen echter, op basis van hun sociale achtergrond (beschreven bij 4.3.1) vinden dat niet juist en pleiten voor meer collectief en minder individueel. Dit is ook ingegeven door het feit dat de Walen uiteraard veel profijt hebben van de collectieve geldstroom van Vlaanderen naar Wallonië. Deze problematiek zal nog worden toegelicht in het volgende hoofdstuk, omdat het een communautair probleem in de kiem is, maar laat zien dat Walen en Vlamingen (noodgedwongen) anders denken over deze verhoudingen (Beaufays; 1998).
8
Een kwestie waarvoor Koning Boudewijn, wegens zijn geloofsovertuiging, zelfs twee dagen is afgetreden. Hij heeft ondanks de besluitvorming van zijn regering de wetten niet willen ondertekenen en is toen via een zeer Belgische oplossing afgetreden om de wetten alsnog door te laten voeren. De koning als redder van de verwachte filosofische strijd die anders zou zijn losgebarsten.
32
Een ander onderdeel van de sociale crisis die totaal verschillende visies aan het licht brengt, is op het vlak van justitie. Vlamingen vinden bijvoorbeeld dat in het jeugdrecht minder moet worden gesoebat en meer repressie moet worden toegepast, terwijl Walen de neiging hebben om de jeugd opnieuw te gaan opvoeden. Vanuit Vlaamse kant wordt een bepaalde laksheid naar de Walen toe verweten, terwijl men dit vanuit Wallonië ziet als een variant van het poldermodel en men die rechtse Vlaamse directheid en bemoeienis niet kan plaatsen. 3.4.4: Centrum versus Periferie De verschillen in denkwijzen vormen zich rond de mate van autonomie en het willen beheren van de eigen kas, met name in Vlaanderen ten koste van Brussel. De val van Brussel zelf in de jaren ’70 en ’80 maakte dit ook mogelijk. Vanwege de voortdurende conflicten over het vaststellen van de grenzen van Brussel en de gevolgen hiervan voor de hoofdstad, hebben de gewesten zelf de macht in eigen handen genomen (Beaufays; 1998). De macht van Brussel is de laatste jaren weer groter geworden, mede door de verhoogde mate van importantie van de zetel van de EU en de NAVO, maar op een andere manier dan voorheen: Brussel is een mix geworden tussen Nederlandstalige Brusselaars en Franstalige Brusselaars die elkaar gevonden hebben in de manier van samenleven en de stad is veel internationaler georiënteerd. Door de vaststelling van de taalgrens en de officiële tweetaligheid van Brussel in de jaren ’60 en de vaststelling van de gewestgrenzen eind jaren ’80, heeft Brussel een zelfstandig statuut gekregen dat eigenlijk als een soort Washington D.C een Europees district aan het worden is en steeds minder de hoofdstad van België belichaamd. De Walen zijn uiteraard met hun Franstalige invloed in Brussel voor een belangrijkere positie van Brussel in België met een groter grondgebied, terwijl de Vlamingen dit niet willen omdat het altijd ten koste zal gaan van Vlaams grondgebied. Zo heeft het vaststellen van de taalgrens voor een veel statischer centrumfunctie van Brussel binnen België gezorgd en voor een hoop onenigheid tussen Vlamingen en Walen wie er nu de zeggenschap over heeft.
De reden waarom BHV nog steeds niet is opgelost en Voeren en Leuven wel, heeft met politieke macht en invloed te maken, maar ook met het feit dat BHV niet op zichzelf staat. Die koppeling tussen politiek, macht en communautaire aangelegenheden komt in het volgende meeromvattende communautaire hoofdstuk aan de orde om BHV in dat communautaire kader te kunnen plaatsen.
33
Hoofdstuk 4 4.1
Het Communautaire Kader
Inleiding op Hoofdstuk 4
BHV kan worden gezien als de belichaming van het communautaire dossier. Als een uiting van verscheidenheid. BHV is een symbooldossier voor de moeizame manier waarop Vlamingen en Walen met elkaar samenleven. Maar er is meer dan BHV, zoals is omschreven in het vorige hoofdstuk. De vier grote breuklijnen hebben naast BHV ook voor andere problemen gezorgd, waarvan sommige eigenlijk inherent zijn aan België, maar andere pas een aantal jaren actueel zijn. Alle dossiers zijn een (direct) gevolg van het vaststellen van (taal)grenzen en als indirect gevolg van de vorming van de subnaties op basis van culturele verschillen. Om uitspraken te doen over de toekomst van BHV, moet het dossier in het ruimere communautaire debat worden geplaatst.
¾ Op welke manier kan men BHV in het huidige communautaire debat van België plaatsen?
4.2
De belangrijkste communautaire dossiers
Een aantal van deze dossiers zijn al omschreven in de vorige hoofdstukken. Deze dossiers zijn in de loop van de tijd veranderd, aangepast, gedeeltelijk opgelost of een beetje weggezakt in de hoofden van de mensen. Maar immer blijven ze bestaan en zullen ze, net als BHV, voor een hoop hoofdbrekens zorgen.
De positie van Brussel:
Brussel is de tweetalige stad in het centrum van België. In hoofdstuk 3 is opgemerkt dat Brussel een soort Europees district aan het worden is en eigenlijk aan het vervreemden is van de Belgen. Het probleem bestaat erin dat de Vlamingen de meerderheid zijn in België, maar de minderheid in Brussel en de Franstaligen de minderheid in België, maar de meerderheid in Brussel. Nadrukkelijk wordt hier de Franstaligen gezegd en niet de Walen, omdat de Franstalige Brusselaars geen Walen zijn. De Nederlandstalige
34
Brusselaars zijn echter wel Vlamingen. Dat komt door het grote percentage Franstalige Brusselaars ten opzichte van het aantal Walen en het kleine percentage Nederlandstalige Brusselaars ten opzicht van het aantal Vlamingen. Het probleem dat de verhoudingen in Brussel omgekeerd liggen is voor pro-Belgen een zegen, want het heeft ervoor gezorgd dat de stad altijd verstrengeld zal blijven aan België en dus de twee taalgroepen tot samenwerken zal dwingen. Langs de andere kant zullen de anti-Belgen beargumenteren dat Brussel, omdat het juist deze verstrengeling heeft, de reden is dat België nog steeds bestaat. In meerdere van de interviews is de opdeling van Tsjecho-Slowakije besproken, omdat Praag in het Tsjechisch-Slowaakse geval echt op Tsjechische bodem ligt en niet op de grens, zoals Brussel in België en dus geen problemen oplevert bij een splitsing van het land. Brussel ligt echter haast op de taalgrens en is daarom voor beide taalgroepen van groot belang 9.
De sociale zekerheid: heeft het predikaat, net als BHV, om als centripetaal dossier België steeds verder te doen verzwakken. De sociale zekerheid is in België namelijk een federaal dossier. Dat betekent dat de federale regering vaststelt hoe de uitkeringen en de arbeidsongeschiktheid worden geregeld. In de praktijk is er in Wallonië een veel hogere werkloosheid dan in Vlaanderen. Dit komt door de broze Waalse economie en het gebrek aan vernieuwing. Hierdoor liggen de lonen in Wallonië een stuk lager dan in Vlaanderen. De uitkeringen, die dus op federaal niveau worden geregeld en eerder dichter op het niveau van de samenhang tussen loon en uitkering op Vlaams niveau liggen, zijn in verhouding in Wallonië dus vrij hoog. Dat betekent dat het aantrekkelijker is om een uitkering in Wallonië te hebben, omdat deze te dicht in de buurt ligt van het looninkomen. De financiële middelen om de maandelijkse sociale lasten van de Walen te kunnen betalen, komen niet uit Wallonië zelf. Vlaanderen hoest voor een groot gedeelte deze lasten op 10. Deze zogenaamde ‘miljardentransfer’ laat eens te meer de culturele verschillen zien tussen Vlaanderen en Wallonië. Een ander aspect wat hierbij meespeelt, is het gebrek aan transparantie van deze transfers en het gebrek om openheid van zaken te geven in de besteding en resultaten
9
F. Boedeltje, interview met Louis Tobback, op 20-12-2004 Er zijn meerdere bronnen en meerdere cijfers gepubliceerd over deze transfers, maar aangenomen wordt (en dit wordt onderschreven door het VKW) dat de bedragen rond de 5,4 miljard € per jaar liggen.
10
35
van deze financiële injecties 11. Ook drie Waalse professoren hebben onlangs geopperd dat de transfers “de Waalse bevolking in slaap wiegt”, bij “splitsing sociale zekerheid dalen uitkeringen in Wallonië met 20 procent” en “ze bemoeilijken een energiek antwoord op de zware problemen van de Waalse economie. (Le Soir; 19-05-2005 en De Morgen; 20-05-2005). Veel Vlamingen denken dan ook dat om deze crisis te kunnen doorbreken er een groter zelfbewustzijn van de Waalse politieke elite nodig is, opdat er innovatie en verandering in de mentaliteit van de Walen kan worden bewerkstelligd. In het communautaire debat vinden Vlamingen dat de macht van de PS te groot is en dat zij dus geen lange termijn oplossingen zullen initiëren ten koste van eigen electoraal verlies. De Walen echter vinden de genoemde solidariteit normaal. Zij zien in dat er ook zaken moeten veranderen, maar proberen een oplossing te zoeken binnen een kader waarin geen politieke onrust ontstaat of sterk confronterende maatregelen genomen hoeven te worden. Hierdoor gaat het proces in Wallonië tot verandering van de mentaliteit en de vorming van innovatie als gevolg hiervan wel zeer langzaam, waardoor de Vlamingen zich meer beginnen te irriteren aan de gang van zaken. Een conflict dat, in tegenstelling tot BHV, over geld gaat. En geld raakt de burger altijd in zijn portemonnee, iets wat de oppositiepartijen dan ook vakkundig proberen te gebruiken in hun campagne.
4.3
De koppeling van deze dossiers aan BHV
Waarom is deze ruimere communautaire context nu belangrijk? Deze is belangrijk, omdat geen enkele communautair conflict in België op zichzelf staat. Een opiniestuk van Franstalige zijde, waarin ondermeer De Standaard en La Libre worden aangehaald, geeft dit duidelijk weer: “De geschiedenis van België leert ons dat Vlaamse eisen enkel gerealiseerd worden in ruil voor de inwilliging van Franstalige eisen. In een interview met De Standaard benadrukt PS-voorzitter Elio Di Rupo dat de Vlamingen goed moeten beseffen dat alles wat sinds 1830 in België is verwezenlijkt, altijd in overleg is gebeurd. “De dag dat één gemeenschap haar wil oplegt zonder instemming van de andere, is er een regimecrisis”, aldus Di Rupo” (bron: zie bijlage 3).
11
Ondermeer Luc van den Brande, Vlaams Minister-president van 1991-1999 in Knack, 23-03-2005 en in interviews met Rik van Cauwelaert, hoofdredacteur Knack op 15-06-2005 en Piet de Bruyn, woordvoerder N.VA, op 15-06-2005
36
En ook: “Alweer doen de Vlaamse partijen alsof zij de enigen zijn die de toekomst van dit land bepalen, een land dat ze delen met - moeten we hun er nog eens aan herinneren? - vier miljoen Franstaligen.'' De krant (red. La Libre) waarschuwt de Vlamingen dat de Franstaligen niet lang meer zullen aanvaarden dat ze moeten toegeven aan de chantage van het noorden enkel en alleen om een meerderheid of een regime te redden”. België bestaat dankzij wederzijds overleg en dankzij het wederzijds uitruilen van bepaalde zaken. Zo zijn alle communautaire dossiers verbonden aan het feit dat Vlamingen en Walen moeten overleggen om tot een oplossing te komen: de communautaire verhouding. BHV staat daarin niet op zichzelf, want de financiële transfers haken in op deze gedwongen verbondenheid en noodzaak tot overleg. Zo gaat het al sinds de oprichting van België in 1830. “België bestaat niet ondanks, maar dankzij de zes regeringen” (zie 1.1). Indien deze verhouding door toedoen van een katalysatordossier zoals BHV onder druk komt te staan en alsnog een openlijke conflictsituatie creëert, is het de vraag of de politiek nog bij machte is om het tij te keren. Maar wat leert ons deze openbaring? Het laat zien dat zowel BHV als het gehele communautaire debat niet enkel een taalstrijd is. Vlamingen hebben in principe geen moeite met Franssprekende Vlamingen. Men heeft moeite met Walen en met Franstalige Brusselaars die hun positie gebruiken om macht bij Vlaanderen weg te halen, maar Franstalige Vlamingen die gekozen hebben om te integreren in de Vlaamse maatschappij en begrip tonen voor de Vlaamse subnatie kunnen rekenen op respect. Taal is een onderdeel van de natie, zoals in hoofdstuk 3 met ondermeer Smith aan de orde is geweest. Taal is niet de hoofdoorzaak van BHV en is ook niet de hoofdoorzaak voor het hele communautaire debat. Macht, invloed en de wil tot zelfbeschikking op basis van het feit dat men anders denkt over de genoemde zaken uit dit hoofdstuk maken het dat Vlamingen een eigen subnatie hebben gecreëerd om zodoende eigen zeggenschap te krijgen. Deze positie is nieuw voor Vlaanderen en men weet er dan ook niet goed raad mee. Enerzijds zit men samen men met de Walen vast aan het concept België dat voor een tijd de Vlamingen heeft opgestuwd in de vaart der volkeren, waardoor het zich heeft kunnen ontwikkelen tot zoals het nu is. Anderzijds zijn de grenzen van deze samenwerking voor veel Vlaamse partijen nu bereikt en moet de Vlaamse subnatie eindelijk de vrijheid krijgen die het volgens hen al veel eerder had moeten krijgen. De Waalse partijen daarentegen bezitten niet dat Waalse natiegevoel, omdat Walen vanwege hun economisch ondergeschikte positie de oplossing binnen België te zoeken.
37
Uitspraken van Waalse politici die zojuist zijn opgetekend, waarin men stelt dat er evenwicht tussen de taalgroepen nodig is om verder te kunnen functioneren, zijn dan ook typerend voor de aanpak van de Waalse elite. Wallonië is nog niet klaar met het project België, mede doordat het niet zonder het project België kan. In dat licht gezien, zal de politieke stellinginname in het politieke hoofdstuk ook duidelijker worden. We begrijpen nu het evenwicht tussen de culturele en politieke natieachtergrond en de gevolgen hiervan zijn in dit hoofdstuk duidelijk geworden. De laatste stap is de terugkoppeling naar het proces van onderhandelingen en de politieke realiteit. Indien de lezer duidelijk is wat de achtergronden zijn van België en BHV, zal de lezer het volgende hoofdstuk met de beschrijving van de visies van de actoren ook veel beter kunnen plaatsen.
38
Hoofdstuk 5 5.1
Het Politieke Kader
Inleiding op Hoofdstuk
Doormiddel van het bestuderen van een hoop dossiers en websites van de desbetreffende actoren, het houden van een aantal interviews en het volgen van de Vlaamse media, is er een representatief beeld ontstaan van de politieke belangen en visies van de betrokken partijen in België. Het overzicht dat in dit hoofdstuk zal worden gegeven stelt de grote lijn in de meningsvorming centraal. Hierdoor zijn kleinere actoren niet meegenomen en overlappende visies zijn samengevoegd. Het hoofdstuk is in twee delen ingedeeld. Allereerst komen de visies van de verschillende partijen aan bod, om ondermeer het politieke landschap in België over BHV beter te kunnen begrijpen. Deze partijen bestaan uit de Nederlandstalige partijen, de Franstalige partijen, de Minister-president van België, de burgemeesters van HalleVilvoorde en de burgers van België. De visies van deze partijen zullen waar nodig worden ondersteund met quoteringen. Voorts wordt in de concluderende paragraaf ingegaan op de oorzaken en gevolgen van deze standpunten en de niet-splitsing van BHV. Belangrijk is om te weten dat de Vlaamse partijen op dit moment een meerderheid in het Federale parlement bezitten. Dat betekent dat een splitsing van BHV, in principe, op basis van een democratische meerderheid door de Vlaamse partijen kan worden bewerkstelligd. Dit wordt het zogenaamde ‘conflictmodel’ genoemd, aangezien dit een alarmbelprocedure 12 bij de Franstaligen teweeg zal brengen. Het hiertegenover staande model is het consensusmodel, wat probeert een oplossing te zoeken op vreedzame wijze en doormiddel van dialoog. Tot slot wordt aangetekend dat het huidige overzicht een momentopname is van de periode april t/m juni 2005, rondom de federale onderhandelingen over de oplossing voor BHV.
¾ Wat zijn de belangen van de verschillende actoren in het dossier BHV en hoe kunnen deze worden gekoppeld aan de situatie in België? 12
Als drievierde van de leden van een taalgroep in het parlement verklaart dat een wetsvoorstel of –ontwerp de betrekkingen tussen de gemeenschappen schaadt, dan schorst deze procedure de parlementaire behandeling. Hierna moet de regering binnen een maand haar advies geven. Wordt er geen consensus gevonden, dan valt de federale regering (De Standaard; mei 2005 en Alen; 1993, p. 63)
39
5.2
De Nederlandstalige partijen
De Nederlandstalige belangenpartijen worden gevormd door SP.A, Spirit en VLD, CD&V, N.VA en Vlaams Belang. In de indeling wordt van het federale niveau uitgegaan. De deelnemers aan de onderhandelingen in maart 2005 waren: SP.A, Spirit, VLD, MR en PS. 5.2.1: De regeringspartijen 13 Zoals gezegd bestaat de federale regering uit SP.A, Spirit en VLD. Het centrale standpunt van deze partijen, waarbij opgetekend dat Spirit in een kartel zit met SP.A, bestaat eruit dat men het consensusmodel hanteert. Dat houdt in dat men voor de splitsing van BHV is, maar dat men tegen elke vorm van conflict is. Deze partijen wensen dus geen stemming in het parlement te brengen, voordat de Franstaligen akkoord zijn. BHV is geen regeringscrisis waard, omdat er belangrijkere zaken zijn die de aandacht verdienen zo vertelde men. Dit is tevens logisch, aangezien het conflictmodel de regeringspartijen waarschijnlijk machtsverlies kost.
o
SP.A: wil het probleem voortvarend en rationeel aanpakken. Inhoudelijk sluit het zich aan bij de algemene Vlaamse eis van splitsing. De partij heeft weinig belang bij een regeringscrisis en vind het dat ook niet waard. SP.A zit er wel mee in de maag dat de onverwijlde splitsing in het Vlaamse regeerakkoord staat opgetekend en men dus wel moet splitsen, omdat anders woordbreuk dreigt. SP.A was in eerste instantie niet bereid enige concessies te doen aan de Franstaligen, kwam daar later op terug omdat het inzag dat dit niet haalbaar zou zijn. De SP.A kan doormiddel van het kartel met Spirit deze kartelpartner gebruiken om de meer extreme standpunten aan die partij over te laten.
o
Spirit: is van de drie regeringspartijen de meest extreme in zijn standpunten. Spirit is Vlaams-nationalistisch van aard en eist simpelweg een einde aan de voortdurende inmenging van Franstalige activiteiten op Vlaams grondgebied. Men wilde in eerste instantie daadwerkelijk geen Vlaams regeerakkoord tekenen, voordat de splitsing federaal gezien tot stand zou zijn gekomen. Spirit besefte echter dat het alleen zou komen te staan indien het die harde lijn zou volgen en bond in. Ze stapten uiteindelijk toch in de Vlaamse regering met de idee dat, en zo staat het ook in het Vlaams regeerakkoord, BHV onverwijld zou worden gesplitst. Spirit is niet bereid enige concessies te doen aan de Franstaligen. Dit heeft ze dan ook opgebroken in de
13
Bronnen: Dossiers BHV op website SP.A, VLD en Spirit
40
onderhandelingen: na oeverloos onderhandel vond de partij het welletjes en stapte eruit, omdat het inzag dat het geen compromis kon bereiken. Spirit krijgt van alle andere partijen ook de hete aardappel toegeschoven voor het mislukken ervan.
o
VLD: is de grootste federale partij, terwijl het in de Vlaamse verkiezingen flink is gereduceerd. De VLD heeft hierdoor bijna geen steun meer in Vlaanderen en moet het federaal gezien alleen redden. Het officiële partijstandpunt is dat men BHV ook zo snel mogelijk ziet gesplitst omdat het de meest logische oplossing is om de Franstalige invloed in de regio in te perken. Echter, men heeft geen regeringscrisis over voor BHV, omdat er belangrijkere (economische) zaken zijn om aan te pakken. Deze mening is ook ingegeven, omdat de VLD de positie van de eigen premier Verhofstadt niet wil aantasten. De partij brengt het dossier waarschijnlijk in 2007 nog eens op tafel, omdat men dat volgens het Arbitragehof verplicht is en men wil daar uiteindelijk best concessies voor doen ten aanzien van de Franstaligen. 5.2.2: De oppositie 14
De Nederlandstalige oppositie bestaat op federaal niveau gezien uit CD&V, N.VA en Vlaams Belang. De kwestie wordt hier op basis van macht bijzonder ingewikkeld, aangezien CD&V de premier van Vlaanderen levert, die echter niet aan de onderhandelingen heeft deelgenomen. De visie van de oppositie verschilt in extremiteit, maar streeft hetzelfde doel na: splitsing.
o
CD&V: heeft de luxepositie dat het op Vlaams niveau de regeringspartners aan het akkoord over BHV kan houden, terwijl het geen federale verantwoordelijkheid draagt. CD&V is van mening dat BHV direct moet worden gesplitst, om de huidige ongelijke toestand op te lossen. De Franstaligen moeten volgens CD&V aanpassen in de Rand en de huidige kiesomschrijving zorgt ervoor dat men Halle-Vilvoorde nog steeds als een stukje Brussel beschouwd en dus niet integreert. CD&V twijfelt over de strategie, want in principe beseft men dat het conflictmodel wel duidelijkheid schept. CD&V beseft echter dat het daarmee België voorgoed in een lastig parket brengt en hanteert daarom een tussenstrategie: men zet de Vlaamse coalitiepartners die aan de onderhandelingen deelnemen onder druk om splitsing te bewerkstelligen. Is in principe niet bereid concessies te doen aan de Franstaligen, maar de inschatting is dat op het moment dat men op federaal niveau verantwoordelijkheid draagt dat zal veranderen.
14
Bronnen: Dossiers BHV op website CD&V, Vlaams Belang en N.VA. Tevens interviews met Ludwig Caluwé (Fractievoorzitter CD&V in Vlaams Parlement) en Bart Laeremans (Brusseldeskundige Vlaams Belang in Federaal parlement) en Piet de Bruyn (woordvoerder N.VA over ondermeer BHV).
41
o
N.VA: De kleine kartelpartner van CD&V gedraagt zich zicht net als het kartel aan de linkerkant van het spectrum: CD&V het gematigdere standpunt, terwijl N.VA de meer extremere versie mag verwoorden. Deze partij is net als Spirit Vlaams-nationalistisch van aard en kan in de oppositie het conflictmodel makkelijker hanteren. Het is echter niet zo dat N.VA een conflict nastreeft, maar benadrukt dat het vindt dat BHV moet worden gesplitst, zonder daar concessies voor te doen. De partij hoopt op enige redelijkheid bij de Franstaligen om zo toch tot een democratische splitsing te komen zonder enig ‘bloedvergieten’.
o
Vlaams Belang: heeft achter het Cordon Sanitaire een riante positie om oppositie te voeren. Draagt geen enkele verantwoordelijkheid in welke regering dan ook, dus kan elk van zijn standpunten over het conflictmodel tentoon spreiden. Halle-Vilvoorde is Vlaams grondgebied en de Franstaligen dienen elke claim en weigering tot inburgering hieromtrent los te laten. Vlaams Belang is dan ook in Halle-Vilvoorde actief de publieke opinie aan het beïnvloeden (zie bijlage 5). De partij heeft de communautaire kwestie tot een van haar kernpunten gemaakt en kan met veel (juridische) kennis en met de grondwet in de hand haar eisen naar buiten brengen. Deze eisen stevenen uiteindelijk af op een onafhankelijk Vlaanderen, waarvan BHV logischerwijze slechts de opstap is.
5.2.3 Conclusie Nederlandstalige partijen De regeringspartijen willen wel, maar kunnen de splitsing niet bereiken zonder enige concessies te doen aan de Franstaligen. Dit kan men vaak in de eigen achterban en publiek gezien niet verkopen. Hierdoor krijgen SP.A en Spirit en VLD (zowel politiek als publiek) de zwarte piet toegespeeld vanuit de oppositie. Frappant is dat álle regeringspartijen hun fiat hebben gegeven over de splitsing in het Vlaamse regeerakkoord van 2004 en dat ook nastreefden, terwijl geen enkele partij politiek gezien de macht heeft om op federaal niveau de splitsing erdoor te voeren. Een van de redenen hiervoor is de verdeeldheid binnen de Vlaamse partijen over de te bewandelen weg: wel of geen concessies en zo ja, welke? In principe houden de regeringspartijen zich dus niet aan het Vlaamse regeerakkoord. Een andere reden is de overduidelijke regeringsnederlaag die men had geleden indien het de splitsing van BHV eenzijdig had doorgedrukt. Dit had zondermeer geleid tot de val van de federale regering. De federale regeringspartijen zijn dan ook de verliezers van de onderhandelingsronde. De grote winnaar is de oppositie, aangezien zij de plannen hebben kunnen afwijzen en dus hun woord hebben gehouden en stabiel en rechtlijnig over zijn gekomen.
42
5.3
De Franstalige partijen
Bij deze groep dient een kleine verheldering te worden gegeven. De Franstalige partijen zijn in deze kwestie eensgezind opgetreden en hebben door partijpolitieke en ideologische verschillen heengekeken. Zij beseffen als geen ander dat de toekomst van het Franstalige deel van Belgie op het spel staat indien men teveel zou toegeven. De achtergrond waarmee de Franstaligen in deze onderhandelingen zijn gegaan is onder andere de Leuvense kwestie die eigenlijk nog vers in het geheugen ligt. In het overzicht van actoren is de Franstalige visie dan ook eensgezind weergegeven. 5.3.1: De Franstalige partijen 15 o
PS, MR, FDF en CDH: De Franstalige partijen geven aan geen vragende partij te zijn voor de splitsing van BHV. De Franstalige zijde beschouwt het als haar plicht om de rechten van de francofone burgers in de Rand te waarborgen en zegt voor eenheid en solidariteit te staan. In de onderhandelingen geven zij aan mee te willen werken aan de splitsing van BHV, maar niet zonder daar iets voor terug te krijgen. Zo eisen de Franstaligen ondermeer een verruiming van de faciliteiten voor Franstaligen in de Rand en eventuele uitbreidingen (financieel, territoir) van Brussel. De Franstaligen koppelen BHV dus aan Brussel, iets wat altijd een wens is van deze actor: Brussel is grotendeels Franstalig en om de invloed van de Franstaligen te vergroten is de uitbreiding van Brussel de aangewezen mogelijkheid hiertoe. Voorts is het interessant om te analyseren dat de Franstaligen na afloop van de onderhandelingen in het bijzonder de Vlaamse nationalisten de schuld geven van het mislukken van de onderhandelingen, aangezien de Franstaligen best bereid waren om BHV te ruilen tegen andere zaken. De volgende bron geeft het standpunt van de Franstaligen bijzonder duidelijk weer, gebaseerd op het 175-jarige precaire communautaire evenwicht tussen Vlamingen en Walen:
o
De Brusselse Minister-president Charles Piqué: “Als de Vlamingen op een breuk aansturen, dan gaat Brussel meer samenwerken met Wallonië. Wij zullen onze belangen niet opofferen om de federale schijn hoog te houden. Als de Vlamingen niet redelijker worden, dan komt het land terecht in een partijtje Russische roulette. (…) Sommige Vlamingen moeten er zich rekenschap van geven dat die eis kan leiden tot de onbestuurbaarheid van het land in de huidige federale structuur. Brussel-Halle-Vilvoorde maakt deel uit van een historisch institutioneel evenwicht. Daaraan raken, is geen kleinigheid.
15
Bronnen: Dossiers BHV op websites PS, MR, FDF en CDH.
43
(Bron: Het Laatste Nieuws, 6 september 2004)
5.3.2: Conclusie Franstalige partijen De Franstaligen hebben het spel slim gespeeld door als een front de onderhandelingen in te gaan en namens de gehele Franstalige gemeenschap te spreken. Zij hebben de politieke verantwoordelijkheid ook behendig afgeschoven op de Vlaamse partijen (Spirit met name). De conclusie is echter ook dat de verhoudingen tussen de Franstalige partijen en de Nederlandstalige partijen nu wel op scherp staan. De gevolgen worden in de komende hoofdstukken duidelijk, aangezien de Franstaligen een communautair evenwicht in stand proberen te houden dat er volgens de Vlamingen en hun (economische) positie reëel gezien niet is.
5.4
De overige partijen 5.4.1: De federale Minister-president 16
De federale premier, Guy Verhofdstadt van de VLD, is in België als hoogste vertegenwoordiger verplicht boven de partijen te staan in een communautair conflict. De premier heeft dan ook zelf de aanzet gegeven tot de onderhandelingen achter gesloten deuren om zoveel mogelijk recht te doen aan beide partijen. Gezien de inhoud van het federale akkoord waar geen enkele verwijzing naar BHV is gemaakt en waar dus toezeggingen zijn gedaan door de premier aan de Franstaligen dat er geen onverwijlde splitsing zou worden doorgedrukt omdat er anders geen federaal akkoord zou zijn gekomen, heeft de premier in een lastig parket gebracht. Zijn eigen partij de VLD heeft namelijk in het Vlaamse regeerakkoord de splitsing mee opgeschreven. Concreet gezien betekent dat in de onderhandelingen de Vlaamse VLD officieel gezien wel concessies eiste van de Franstaligen, terwijl de federale VLD (waar Guy Verhofstadt toch officieel gezien leider van is) dat niet deed. Zo moest de premier aan de ene kant zijn Franstalige partners te vriend houden door wel concessies los te krijgen vanuit Vlaamse kant, terwijl ondermeer zijn eigen partijgenoten beloofd hadden dat niet te doen. De onderhandelingen waren zodoende gedoemd te mislukken. 5.4.2: De Burgemeesters van Halle-Vilvoorde 17 De burgemeesters van Halle-Vilvoorde zijn een verhaal apart. Vooraleerst betreft het hier niet alle burgemeesters, maar een selectie daarvan. Deze groep burgemeesters heeft in aanloop
16 17
Bronnen: Federaal regeerakkoord 2003, Federale beleidsverklaring 2004 Bron: Interview met Burgemeester van Lennik, Willy de Waele
44
naar de Europese verkiezingen gedreigd deze verkiezingen te boycotten, wanneer het kiesdistrict BHV nog niet zou zijn gesplitst. Tevens zijn zij organisator geweest van betogingen voor de splitsing van BHV medio 2004. De visie van de burgemeesters is dan ook dat de Franstaligen hun invloed in de Rand gebruiken om onder de plichten van integratie in de Vlaamse gemeenschap uit te komen. Sommige burgemeesters zijn voorstander van het conflictmodel, om de Franstaligen duidelijk te maken dat het zo niet langer kan. De burgemeesters hebben meerdere stukken geschreven om de betrokkenen van de ernst van de zaak te overtuigen: “Wij willen erop aandringen dat u als vertegenwoordiger van de Vlaamse bevolking, in overeenstemming met uw partijstandpunt, met het Vlaamse regeerakkoord en met de eensgezinde stellingname van het Vlaams Parlement de amendementen zou goedkeuren. Wij rekenen op de eensgezinde steun van de Vlaamse kamerleden om eindelijk de kieswet in overeenstemming te brengen met de Grondwet, onze hoogste wetsnorm, waaraan wij allen trouw gezworen hebben. Wij kunnen inderdaad niet langer aanvaarden en tegenover onze bevolking niet langer verantwoorden dat in onze Vlaamse gemeenten de lijsten van buiten ons taalgebied, buiten ons gewest en buiten onze provincie worden voorgelegd.” (Bron: een brief van de burgemeesters aan de Nederlandstalige parlementsleden, 2004)
Maar ook, in navolging van de beroemde ‘Lettre au Roi’ van eerdergenoemde Jules Destrée in 1912, in een brief aan de Koning: “Het is begrijpelijk dat de inwoners van het Nederlands taalgebied dit als een discriminatie en tevens als een bedreiging voor het eentalig karakter van hun taalgebied aanvoelen. Als lokale vertegenwoordigers van deze bevolking voelen we aan dat de mensen deze situatie niet langer dulden. Overal waar we komen worden we erover aangesproken”. (…) “Het is duidelijk dat het behoud van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde door de nieteerbiediging van de grondwettelijke indeling van het land, in strijd is met de grondwet”. (…) “Alleen een splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde met volledige eerbiediging van de grondwettelijke indeling van het land kan hier een duurzame oplossing bieden. Zoals oud-premier Dehaene het uitdrukte: de splitsing van de kieskring “staat in de sterren geschreven”. Indien de splitsing evenwel langer wordt uitgesteld, vrezen we voor de blijvende negatieve weerslag die dit op ons staatsbestel zal hebben”. (Bron: Brief aan de Koning, selectie van Burgemeesters uit Halle-Vilvoorde, 6 juni 2003).
45
Met al deze acties beïnvloeden de burgemeesters de publieke opinie in hun regio en zien zij een verhoogde sympathie onder de bevolking ontstaan. 5.4.3: De Belgische bevolking De bevolking van België ziet al sinds jaar en dag politici rollebollend over straat gaan als het om communautaire aangelegenheden gaat. Zo ook bij de BHV-onderhandelingen: 54% van de Vlamingen vindt het uitstel van BHV tot 2007 een (heel) slechte zaak tegen 30% voor de Walen. Daarnaast vindt 40% van de Vlamingen het een overwinning voor de Franstaligen, terwijl vreemd genoeg maar 14% van de Walen het een overwinning vindt voor de Franstaligen. Beide taalgroepen vinden in meerderheid dat het geen overwinning is voor beide partijen 18. Deze cijfers vertalend kun je concluderen dat de Vlamingen het uitstel een overwinning vinden voor de Franstaligen, terwijl de Walen het meer als een nederlaag voor België zien. Een ander gevolg van de mislukte onderhandelingen is, zo geven veel geïnterviewden weer en wat wordt bevestigd door deze cijfers, is de gestegen actiebereidheid onder Vlamingen (zie bijlage). Mensen in Vlaanderen worden langzaamaan wakker en geven op basis van Vlaams nationale gevoelens aan dat de niet-splitsing een farce is en volledig op het conto van de Franstaligen moet worden geschreven.
5.5
Conclusie onderhandelingen op korte termijn
In dit hoofdstuk is tot nu toe duidelijk geworden wat de belangen van de verschillende actoren in het proces van BHV zijn. Namelijk dat de Vlaamse partijen, onder druk van ondermeer de burgemeesters (en andere comités), zichzelf hebben vastgeketend in het Vlaamse regeerakkoord om de splitsing zo snel mogelijk te bewerkstelligen. Zij hebben echter buiten de macht van de Franstaligen gerekend die gedeeltelijk de hand boven het hoofd werd gehouden door premier Guy Verhofstadt. Ook waren de Vlamingen verdeeld over de vraag of het conflictmodel moest worden gebruikt. Oorzaken mislukken overleg:
Onmacht van de federale Minister-president. Verhofstadt is een premier, die zoals eerder al aangegeven als gevolg van de asymmetrische verkiezingen, op dit moment
18
(Bron: enquête Le Soir en RTBF, 10 juni 2005, zie bijlage 1)
46
niet kan buigen op een machtspositie in België en Vlaanderen. Hierdoor worden er door zijn partij tegenstrijdige belangen uitgespeeld (wel of niet splitsen, met concessies of zonder concessies) en kan de premier niet met machtsdruk die buigt op een stabiele basis in alle delen van het land de onderhandelingen naar zijn hand zetten 19.
De weigering van de regeringspartijen om het conflictmodel te hanteren. Het conflictmodel zou BHV hebben gesplitst en België waarschijnlijk hebben meegesleurd in de val. Deze partijen waren hier niet toe bereid, in verband met electoraal verlies en de crisis die het teweeg zou hebben gebracht.
De weigering van de Franstalige partijen om meer toe te geven aan de Vlaamse partijen. Aangezien de regeringspartijen vooraf verklaarden dat BHV geen crisis mocht opleveren, konden de Franstaligen hun poot stijf houden in de onderhandelingen, omdat zij wisten dat BHV dan van de baan zou zijn.
De winstverlies rekening op korte termijn:
de Vlaamse regeringspartijen de verliezer van de onderhandelingen, omdat zij geen splitsing hebben kunnen bewerkstelligen ondanks het doen van concessies,
De Vlaamse oppositiepartijen de winnaar en de verliezer, omdat zij enerzijds nog geen splitsing hebben van BHV, maar anderzijds geen gezichtsverlies hebben geleden omdat ze geen federale verantwoordelijkheid droegen,
de Franstalige partijen de winnaar, omdat er in hun situatie niets is veranderd en dus de Franstaligen in de Rand er niet op achteruit zijn gegaan,
de Burgemeesters de verliezers, omdat er geen splitsing is gekomen,
de minister-president zowel winnaar als verliezer, want hij heeft enerzijds geen oplossing kunnen vinden en anderzijds is het conflict (nog) niet ontluikt.
de Belgische bevolking de winnaar en de verliezer, omdat er geen (gewapend) conflict is ontstaan, maar ook zeker geen duidelijkheid over de situatie.
De gevolgen van deze winst-verlies indexering op korte termijn:
De Vlaamse partijen zullen minder toegeeflijk worden op Franstalige eisen,
De macht van de Minister-president wordt langzaamaan ondergraven, wat resulteert in een poging van de Vlaamse partijen om zelf meer macht naar zich toe te trekken. Deze maatregelen door de Vlaamse regering zijn reeds genomen (zie bijlage 2),
19
Interview Rik van Cauwelaert, Hoofdredacteur Knack, op 15-06-2005
47
Een opleving van het Vlaamse natiegevoel onder de Vlaamse bevolking, ofwel ‘actiebereidheid’. Deze actiebereidheid heeft in de jaren ’60 en ’80 tot (politieke) onlusten in Leuven en Voeren geleid.
5.4
De koppeling van deze dossiers aan de toekomst van België
BHV is het eerste dossier waar de regeringen hebben gefaald. Waar op dit moment nog geen oplossing is gevonden voor een communautair conflict en waar een voortwoekerende crisis is ontstaan. Is BHV de druppel die de emmer doet overlopen en is het evenwicht daadwerkelijk verstoord?
¾ Wat is de toekomst van BHV en wat zijn hiervan de gevolgen voor België?
5.4.1: De lange termijn gevolgen In navolging van de korte termijn gevolgen hierboven, geven de lange termijn gevolgen geen rooskleurig beeld weer voor België: De winstverlies rekening op lange termijn:
alle Vlaamse partijen zijn de winnaar, omdat zij steeds meer druk kunnen uitoefenen op de Franstaligen, door soms geen rekening te houden met diens eisen op basis van economische onafhankelijkheid en een grote mate van autonomie (die men zal willen uitbreiden aangezien samenwerken met de Franstaligen niet mogelijk is),
de Franstalige partijen zijn de verliezer, omdat zij worden geconfronteerd met een steeds onafhankelijke buurman die langzaamaan beslissingen zal nemen zonder recht te doen aan het communautaire evenwicht (aangezien de Vlamingen dit niet nodig hebben en de Walen wel op basis van economische motieven),
De Burgemeesters zijn de winnaar omdat er met splitsing van BHV (of België) in hun ogen recht zal worden gedaan aan de Vlaamse bevolking in hun gemeenten,
De Minister-president is de verliezer, omdat hij uiteindelijk steeds meer macht zal moeten inleveren,
De Belgische bevolking is enerzijds winnaar, omdat er duidelijkheid komt over de manier van samenleven en anderzijds verliezer omdat de mogelijkheid bestaat dat dit soms hardhandig ten uitvoer zal worden gebracht.
48
De gevolgen op lange termijn:
Vlaanderen zal streven naar meer autonomie, om zo de eigen subnatie te versterken en de eigen eisen ten aanzien van economie te kunnen regelen. De vraag is of men dit binnen België zal blijven willen doen.
Wallonië zal in eerste instantie toch neigen om België te redden, maar meerdere Franstalige partijen hebben al aangegeven dat dit niet eindig zal zijn. Waarschijnlijk zal men België op een gegeven moment ook laten vallen.
5.4.2: De toekomst van BHV BHV zal zondermeer terugkomen op de politieke agenda. Een oplossing zal ook moeten worden gevonden, aangezien het Arbitragehof eist dat BHV is opgelost voor de volgende federale verkiezingen. Dat betekent goedschiks een oplossing, of kwaadschiks. Een aantal scenario’s is mogelijk, maar het meest waarschijnlijke is dat de federale krachten toch oplossingen zullen verzinnen om BHV en dus België bij de eerstvolgende instantie te redden. Hiertoe zal de Minister-president de partijen moeten overtuigen dat men met de rug tegen de muur staat en dat een oplossing moet worden gevonden. De Franstaligen zullen zich soepeler moeten opstellen en de Vlamingen moeten waarschijnlijk op een ander vlak toch nog concessies doen. De rol van de Minister-president zal hierin erg belangrijk worden: hij zal boven de partijen moeten staan en ze tot elkaar brengen. Een bredere machtsbasis is hiervoor een absoluut vereiste. Een voorstel kan dus betrekking hebben op het afschaffen van de asymmetrische verkiezingen, om zo de slagkracht te vergroten. Ook is het essentieel om betere contacten te leggen tussen de partijen aan weerszijden van de taalgrens. De splitsing van de politieke partijen op basis van ideologische gronden in een Nederlandstalige partij en een Franstalige partij zorgt er ook voor dat de partijen in het federale parlement als het om communautaire aangelegenheden gaat altijd tegenover elkaar staan, door partijpolitieke grenzen heen 20 (Martiniello; 1998 en Alen; 1993). Indien de Minister-president en de partijen zelf deze kloof kunnen overbruggen, kan een meer werkbare oplossing voor zowel Vlamingen als Walen worden gevonden. Voor BHV is het dus essentieel dat indien het duurzaam wil worden opgelost:
De Minister-president over een brede machtsbasis beschikt in zowel Vlaanderen als België. Hiertoe dienen de asymmetrische verkiezingen te worden hervormd.
20
Interview Ludwig Caluwé op 13 juni 2005, Fractievoorzitter CD&V in het Vlaamse Parlement en interview Rik van Cauwelaert op 15 juni 2005, Hoofdredacteur Knack Magazine.
49
Beide taalgroepen over de taalgrens heen samenwerking zoeken met de zusterpartijen, om zo een beter compromis mogelijk te maken. Dit zal waarschijnlijk alleen door de regeringspartijen worden ondernomen.
Er een breder maatschappelijk debat wordt opgezet om burgers te betrekken bij de besluitvorming. De media spelen hier een belangrijke rol in en kunnen doormiddel van onafhankelijke rapportages de mensen voorlichten.
BHV een werkbare oplossing krijgt, die recht doet aan zowel de Frans- als Nederlandstaligen, of dit nu in Belgisch of onafhankelijk Vlaams/Waals verband is.
Indien er een oplossing voor BHV wordt gevonden die eenzijdig wordt opgelegd en geen draagvlak kent onder de aanhang van een van de beide taalgroepen, kan dat een stroomversnelling betekenen richting een conflictsituatie.
5.4.3: De toekomst van België Al in 1912 stelde Jules Destrée: “Zou een België dat bestaat uit twee onafhankelijke en vrije volkeren, een unie die juist omwille van die wederzijdse onafhankelijkheid wordt gevormd, niet een oneindig sterkere staat zijn dan het België waarin de ene helft zich altijd verdrukt voelt door de andere?” (Jules Destrée in zijn Lettre au Roi, 1912). In dezelfde enquête van ISPO uit 1995 blijkt dat 35,9 % van de Vlamingen voor onafhankelijkheid is en dat 41,1% uitdrukkelijk tegen de opsplitsing is. In Wallonië liggen deze cijfers uiteraard nog verder uit elkaar: 83,7% tegen opsplitsing en 10,4% voor opsplitsing. Hoewel deze enquête reeds 10 jaar oud is en de meest recente ontwikkelingen daarin niet zijn meegenomen, mag worden verwacht dat het beeld anno 2005 grofweg dezelfde uitkomsten zal geven. De Vlaamse en Waalse cijfers zullen dichter bij elkaar liggen, maar er is geen overduidelijke meerderheid in Vlaanderen die het einde van België eist. In Wallonië zal dit beeld op dit moment ook nog niet veranderd zijn op dat gebied. In de interviews en de doorgenomen media komt duidelijk naar voren dat Vlamingen niet zozeer tegen België zijn, als wel tegen de misstanden ervan. Hieronder vallen de drie belangrijkste genoemde communautaire dossiers: Brussel, Sociale zekerheid en BHV. Wat ook duidelijk wordt is dat de gematigde Vlaams-nationalistische stemmen in Vlaanderen, zoals N.VA 21, aangeven dat men niet tegen solidariteit is met Wallonië (de transfers kunnen niet zomaar stoppen, want dat zou de ineenstorting van Wallonië betekenen), maar wel een herziening wenst van de banden met Wallonië. Volgens de 21
Interview met Piet de Bruyn, woordvoerder N.VA, op 15-06-2005
50
oppositiepartijen (en ook andere partijen) dient dit te gebeuren doormiddel van de vorming van een confederatie of anderzijds een onafhankelijk Vlaanderen. Een confederatie zou een verdere verzwakking van de staat België betekenen en uiteindelijk twee staten binnen een staat creëren. Alen geeft in zijn artikel ook aan dat een (con)federatie op basis van twee even grote groepen haast ondoenlijk is, omdat men altijd tegenover elkaar zal staan in het bereiken van zijn belangen(Alen; 1993). Een confederatie zal België dus ook verzwakken. Een separatistisch model zal de staat België op willen blazen op korte termijn, met alle gevolgen van dien. Deze weg bewandelen zorgt ervoor dat men altijd het risico houdt van onlusten in het land en valt dus niet te prefereren. Welke krachten houden de staat op dit moment nog bijeen? In principe zijn dit praktisch gezien de Monarchie, de staatsschuld en Brussel. In theorie echter kan men beargumenteren dat een federalistisch bestel een oplossing kan zijn voor een multiculturele samenleving om samen te leven. In Joegoslavië en de Sovjet-Unie werd dit ideaal bereikt door de macht van het geweld, terwijl in België de jurisdictie en bureaucratie een van de belangrijkste oorzaken zijn geweest voor het niet gewelddadig uiteenvallen van de staat. De momentele wens van federale politici en een hoop Belgen is dat België als voorbeeld kan dienen voor een staat waarin verschillende groepen vreedzaam naast elkaar kunnen leven in deze steeds meer individualistische Europese Unie. Dat is uiteindelijk ook altijd het doel van het project België geweest en kleine ‘opstoppingen’ zoals BHV mogen het werk van 175 jaar België niet verloren laten gaan, zo vinden velen. Een andere reden waarom men België en BHV nog steeds niet heeft gesplitst, is vanwege de enorme moeilijkheidsgraad van de dossiers. Brussel losmaken van Vlaanderen of Wallonië zal waarschijnlijk nooit langs vreedzame bureaucratische weg kunnen. Dus laat men het rusten teneinde geen conflict te forceren. Een confederatie zal de enige oplossing zijn om de problemen op te lossen, omdat het terecht is dat twee zo verschillende groepen beter zelf kunnen beslissen hoe men bepaalde zaken moet aanpakken en er dus meer bevoegdheden voor de deelstaten nodig zijn. Maar indien België een lemen hutje blijkt te zijn met enkel de Koning als gebruiker ervan moet men gaan beseffen dat België niet het doel op zich is. Reeds in de inleiding werd namelijk al gesteld dat de staat voorwaarden moet creëren om alle naties of minderheden met een verschillende taal binnen dezelfde staat evenveel rechten te geven. Het doel is een gezonde samenleving waar iedereen van zijn grondrechten en vrijheden gebruik kan maken en indien zowel Vlaanderen áls Wallonië vinden dat zij dit doormiddel van onafhankelijkheid beter kunnen regelen, moet men daar niet halsstarrig tegenover staan, maar een debat door alle lagen van de bevolking heen organiseren om het te bespreken. Dat zou pas een echte bekroning zijn op het project
51
België, omdat het daarmee laat zien dat het land een unieke geweldsloze oplossing heeft weten te vinden voor een zeer lastig probleem. Te beginnen bij Brussel-Halle-Vilvoorde.
52
Hoofdstuk 6
De Conclusie
De conclusie van dit hoofdstuk is de beantwoording van de hoofdvraag: Welke samenhang heeft de (taal)verscheidenheid met de casus Brussel-Halle-Vilvoorde en wat zijn daar de politieke en communautaire gevolgen van? In deze scriptie is aangegeven dat België een federale staat is met een indeling op basis van gewesten en gemeenschappen. Deze indeling is toegelicht aan de hand van de historische ontwikkeling op basis van de politieke en communautaire ontwikkelingen binnen België in de afgelopen 175 jaar. Voorts is duidelijk geworden hoe het dossier BHV is ontstaan in het kader van deze federalisering en dat het een bijzonder lastig dossier is met een hoop tegenstrijdige belangen tussen Vlamingen en Walen. Zaken zoals het personaliteitsbeginsel (voor Walen een eis buiten Wallonië) en het territorialiteitsbeginsel (voor Vlaanderen een eis) maken een en ander duidelijk over de wijze waarop de twee taalgroepen het land wensen in te delen. De concrete aanleiding voor het onderzoeksobject BHV is het vaststellen van de taalgrens in 1963 geweest. De gestadige verfransing van de Brusselse rand is voor Vlaanderen onacceptabel, waarbij het kiesdistrict dient te worden gesplitst om de banden tussen Franstaligen in de rand met Brussel en Wallonië door te snijden. De Walen daarentegen zijn voor een democratische opstelling, waarbij iedereen zelf kan bepalen welke taal hij spreekt en op welke lijst hij stemt in dit gebied. Deze situatie is echter niet conform de grondwet en dient volgens een uitspraak van het Arbitragehof dan ook op te worden gelost tegen de volgende federale verkiezingen, waarschijnlijk in 2007. Dat is de aanstoot tot het politieke conflict. Die tegenstrijdige belangen en de verscheidenheid zijn, zo werd geconstateerd, gecreëerd door een eeuwenlange strijd tussen Romaanse en Germaanse invloeden. Deze grens lag precies in België en zorgde ervoor dat de Belgische bevolking altijd een tweestrijd heeft gekend. In het begin door een zeer dominante Franstalige aanwezigheid in het openbare leven, die ook wel de invloed van de sociale taalgrens wordt genoemd en later door de vier grote breuklijnen die de Belgische maatschappij vaak bijzonder moeilijk leefbaar maakten. Deze culturele verscheidenheid zorgde ervoor dat de taalgrens uiteindelijk werd vastgesteld in 1963. Deze vaststelling is een indirect gevolg van het veel essentiëlere discours over de ontwikkeling van de natie en het natiegevoel dat daarbij hoort. De natie als omvattend cultureel historisch begrip, waarbij de politiek zeker vanaf de opkomst van de staat een unieke grip op dit proces krijgt. A.D Smith onderbouwt deze stelling in zijn werk met de indeling in begrippen die aangeven dat cultuur en politiek een constante uitwisseling
53
hebben en elkaar aanvullen en tegenwerken, maar ook het feit dat volkeren hun natiegevoelens als reëel ervaren en zij zich er mee identificeren. BHV is zo´n concrete casus waarbij veel Vlamingen zich beledigd voelen in hun Vlaming zijn. Dat is de essentie van het culturele kader van België en dat laat het model van Cultuur en Politiek die elkaar in evenwicht proberen te houden duidelijk zien. Wat ook duidelijk is dat BHV niet op zichzelf staat, maar dat een bredere communautaire context nodig is om BHV in de crisissituatie waar het nu in is beland te kunnen verklaren. BHV als onderdeel van het communautaire debat, waarin Brussel en de sociale zekerheid centraal staan. Alle problemen worden veroorzaakt door het feit dat men vanuit culturele verschillen, met het vaststellen van de taalgrens als politiek-juridisch beginpunt, het soms moeilijk eens kan worden over de te bewandelen weg. Vastgesteld is ook, op basis van meerdere quotes, dat de communautaire verhouding zoals die in het model werd genoemd, kan worden behouden doormiddel van consensus. Deze consensus kan enkel worden bereikt, indien men elkaar respecteert en men niet probeert de andere taalgroep te overvleugelen. Indien deze zaken niet worden gerespecteerd, dreigen conflictsituaties over de toekomst van België. BHV is meer dan enkel een taalconflict, het gaat over de belangen en de zeggenschap van de taalgroepen in het gebied. Het is een strijd voor behoud van de eigen identiteit en de ontwikkeling van een natiegevoel onder Vlamingen. De toekomst van BHV wordt gezien als een katalysatordossier in het communautaire debat. In bepaalde scenario’s wordt voorzien dat BHV de andere dossiers zal aanzwengelen en België afstevent op een openlijk conflictmodel. Een consensusoplossing voor BHV zal enkel doorgang kunnen vinden, indien er een aantal zaken fundamenteel veranderen in de federale politiek, zoals de machtsbasis van de premier en de manier waarop verkiezingen zijn georganiseerd. Indien deze oplossing niet wordt gevonden om een openlijk conflict te voorkomen, is een koers van verdere autonomie voor de deelstaten, de zogenaamde confederatie, onontkoombaar. Deze koers zal waarschijnlijk, op basis van het feit dat men het reeds voortdurende proces van subnatie-ontwikkeling verder zal gaan versterken in Vlaanderen en Wallonië, die uiteindelijk ook kunnen leiden tot een vreedzame opdeling van België. Wel wordt aangetekend dat een dergelijke opdeling tot nu toe ook is voorkomen, vanuit een idealistisch geloof van de maakbaarheid van de multiculturele samenleving en omwille van het feit dat een opdeling van België en Brussel bijzonder lastig, zo niet onmogelijk is om doormiddel van consensus te creëren.
54
België zal zijn eigen weg moeten vinden in het continue proces van communautaire aangelegenheden en de directe invloed die de politiek en de indirecte invloed die de cultuur, met de taalgrens als belangrijkste factor, hebben op het dagelijkse leven in dit land.
55
Bronvermelding Literatuur: ¾ Scholsem, Beaufays, Reynebeau, Lentzen, Swyngedouw en Martiniello (1998), Belgische toestanden, de lotgevallen van een kleine biculturele Europese democratie, Standaard uitgeverij, Antwerpen ¾ Coutennier, Vos, Bouveroux, Falter (1999), Nationalisme in België, identiteiten in beweging 1780-2000, Houtekiet, Antwerpen ¾ Alen, A. (1993), Nationalism, Federalism, Democracy – The example of Belgium, in Revue Europeénne de droit public, 1993, éte nr. 5 (1), p. 41-88 ¾ Eriksen, T.H. (2002), Ethnicity and Nationalism, 2e druk, Pluto, London ¾ Gellner, E. (1986), Nations ans Nationalism, 3e druk, Blackwell, Oxford ¾ Istendael van, G. (1989), Het Belgisch labyrint, 16e druk, De Arbeiderspers, Amsterdam ¾ Lamarcq, D. en Rogge, M. (1996), De Taalgrens, Van de oude tot de nieuwe Belgen, Davidsfonds, Leuven ¾ Smith, A.D. (1996), Culture, community and territory: the politics of ethnicity and nationalism, in International Affairs, 1996, july 72(3), p. 445458 ¾ Storey, P. (2001), Territory, the claiming of space, Pearson, UK ¾ Totds, H. (1988), Staat in ontbinding?, België: de jaren ’80, Davidsfonds, Leuven ¾ Taylor, P. en Flint, C. (2000), Political Geography. World economy, nationstate & locality, 4e druk, Pearson, UK ¾ Witte, E. en van Velthoven, H. (1998), Taal en politiek, De Belgische casus in een historisch perspectief, Balans, Brussel Kranten: - Le Soir, 19 mei 2005 en 10 juni 2005 - De Morgen, 20 mei 2005 - De Standaard, “Vraagtekens bij BHV-nota Verhofstadt”, 10 mei 2005 - De Standaard, Katern BHV, 11 mei 2005 - Het Laatste Nieuws, “BHV-nota Verhofstadt kan niet serieus genomen worden”, 10 mei 2005 - De Gazet van Antwerpen, Katern BHV, 11 mei 2005 - De Volkskrant, “Optimist grossiert in Houdini-ontsnappingen” 13 mei 2005
56
- De Volkskrant, “Allez, hier is Belgische advies voor de Iraakse grondwet”, maart 2005 - De Volkskrant, “België maakt een slechte beurt”, datum onbekend - Knack Magazine, “Ik laat me geen schuldgevoelens aanpraten”, 23 maart 2005 Internet, verschillende documenten via websites: Website SP.A: www.sp.be Website VLD: www.vld.be Website Spirit: www.spirit.be Website NV.A: www.nva.be Website Vlaams Belang: www.vlaamsbelang.be Website CD&V: www.cd&v.be Website Parti Socialiste: www.ps.be Website FDF: www.fdf.be Website CDH: www.cdh.be Website MR: www.mr.be Halle-Vilvoorde comité: www.haviko.org Splits BHV: www.splits-bhv.be Overige Documenten: ¾ De grondwet van het Federale België (2002), www.arbitrage.be ¾ Vlaams Regeerakkoord 2004-2009, www.vlaanderen.be ¾ Arrest Arbitragehof 26 mei 2003, www.arbitrage.be
57
Bijlagen Bijlage 1: Enquête gehouden door Le Soir op 10 juni 2005: de reactie van Franstaligen en Vlamingen op het niet splitsen van BHV.
58
Bijlage 2: Maatregelen van de Vlaamse regering als reactie op het mislukken van het overleg over de splitsing van BHV, waarin ondermeer staat dat: Maatregelen voor de Vlaamse rand: De Vlaamse regering verwerpt alle toegevingen waartoe de Federale regering bereid was (uitbreiding Brussel, versoepeling taalwetgeving Brussel, inschrijvingsrechten, bevoegdheden voor de Franstalige gemeenschap in Vlaanderen, …). De juridische mogelijkheden om het straatbeeld te vernederlandsen worden door een expert onderzocht. Er wordt opgetreden tegen Franstalige gemeentebesturen die Vlaamse verenigingen discrimineren. De Vlaamse regering ondersteunt alle verdere acties van de burgemeesters van HalleVilvoorde voor de splitsing van BHV en zal niet optreden tegen burgemeesters die de federale verkiezingen van 2007 boycotten. Dit is belangrijk omdat vanaf januari 2007 de Vlaamse regering deze bevoegdheid overneemt van de Federale regering. Er komt een decreet dat de kennis van het Nederlands verplicht stelt voor alle burgemeesters en schepenen in heel Vlaanderen Communautaire maatregelen: Er komt een Vlaamse Grondwet met de basisbeginselen
59
Bijlage 3: Brussel-Halle-Vilvoorde door de ogen van Franstaligen: "een Vlaamse obsessie". www.splinternet.be, november 2004 BRUSSEL – De tweetalige kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde moet onverwijld, dus voor het einde van het jaar, gesplitst worden. Tot vervelens toe herhaalden de Vlaamse meerderheidspartijen hun dringende eis. Maar hoe staan de Franstalige politici en opiniemakers tegenover de steeds luider klinkende roep om de splitsing van de kieskring in Vlaanderen? Het moge duidelijk zijn: de Franstaligen zijn geen vragende partij voor de splitsing. Dat de Vlaamse eis tot splitsing onze landgenoten tegen de borst stuit, spreekt voor zich: een ééngemaakt kiesarrondissement levert immers extra stemmen op voor de Franstalige partijen. Bij de vorige verkiezingen haalden de Franstalige partijen maar liefst 70.000 stemmen in Halle en Vilvoorde. Vooral de liberalen van de MR overtuigden de VlaamsBrabantse kiezer. Bovendien willen de Franstalige partijen, het FDF op kop, ook de Franstaligen in de Vlaamse rand in bescherming nemen. Toch is het vandaag de PS die de voortrekkersrol neemt in de strijd tegen de splitsing van de kieskring. Minister-president van de Brusselse regering Charles Picqué (PS) sprak op de RTBf dreigende taal: “Als alles wat de Vlamingen willen op de onderhandelingstafel komt, dan bevinden we ons in een confederaal land. Wij willen dat niet, maar als het toch tot een breuk met Vlaanderen komt, dan hopen we dat de Vlamingen ons niet beletten te gaan samenwerken met het Waals Gewest.” Ook PS-voorzitter Elio Di Rupo sprak eerder al van “une nation francophone ”, doelend op een samensmelting van Brussel en Wallonië. In Le Soir gaat Waals minister-president Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) nog verder. Hij dreigt met de inlijving van de faciliteitengemeente Sint-Genesius-Rode bij Brussel of Wallonië om de hoofdstad geografisch bij Wallonië te doen aansluiten. De geschiedenis van België leert ons dat Vlaamse eisen enkel gerealiseerd worden in ruil voor de inwilliging van Franstalige eisen. In een interview met De Standaard benadrukt PSvoorzitter Elio Di Rupo dat de Vlamingen goed moeten beseffen dat alles wat sinds 1830 in België is verwezenlijkt, altijd in overleg is gebeurd. “De dag dat één gemeenschap haar wil oplegt zonder instemming van de andere, is er een regimecrisis”, aldus Di Rupo. De PSvoorzitter voelt zich duidelijk in zijn hemd gezet door de Vlaamse regeringspartners. Bij de invoering van de provinciale kieskringen twee jaar geleden riepen de SP.A en de VLD de steun in van de Franstalige regeringspartijen, hoewel dat, aldus Di Rupo, zowel tegen de belangen van de MR als die van de PS indruiste. De Franstalige regeringspartijen gingen toen akkoord om de arrondissementele kieskringen te vervangen door provinciale, met als enige voorwaarde dat er niet geraakt werd aan de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. “De Vlaamse regeringspartners hebben ons dat met de hand op het hart beloofd”, beweert de PSvoorzitter. “Het minste wat ze kunnen doen is nu hun woord houden.” Reeds midden september stemden de vier Franstalige partijvoorzitters de violen gelijk. Elio Di Rupo (PS), Didier Reynders (MR), Joëlle Milquet (CDH) en Jean-Michel Javaux (Ecolo) maakten duidelijk dat de Vlaamse eis om Brussel-Halle-Vilvoorde onverwijld te splitsen, onaanvaardbaar en onbespreekbaar is. “Wij zijn absoluut geen vragende partij voor institutionele hervormingen'', klonk het. ,,De bevolking vraagt in de eerste plaats oplossingen voor de economische en sociale problemen van ons land.'' CDH-voorzitster Joëlle Milquet herhaalde een maand later dat er absoluut geen sprake kan zijn van een splitsing. De CDH noemt het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde een essentieel symbool van respect en solidariteit tussen de Franstaligen uit Brussel en die uit de rand. De partij beschouwt de Vlaamse eis tot splitsing dan ook als “een hallucinante vorm van etniciteit”. Volgens de partijvoorzitster is de enige mogelijke oplossing een terugkeer naar de oude, arrondissementele kieskringen die bestonden voor de federale verkiezingen van 2003. ,,Alle andere voorstellen kunnen niet tegemoet komen aan de noden van de Franstaligen in de rand en doen afbreuk aan de solidariteit tussen Franstaligen''. Volgens Le Soir zijn niet enkel de politici verdeeld over de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde.
60
Uit een enquête blijkt dat 74 % van de Franstaligen de eis tot splitsing als abnormaal ervaart tegenover 14 % die de Vlaamse vordering als normaal beschouwt. Bij de Vlamingen steunt 66 % de splitsing terwijl 18 % ze afkeurt. De conclusie die Le Soir daaruit trekt, is dat de Franstalige verwerping van de splitsing groter is dan de Vlaamse steun ervoor. “Een Vlaamse obsessie die helaas niet meer van de politieke agenda zal verdwijnen”, zo noemt een journalist van La Libre Belgique de splitsing van de kieskring Brussel-HalleVilvoorde. Een dag nadat de Vlaamse fractieleiders in de Kamer hun voorstel hebben neergelegd om Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen, komt La Libre in een opiniestuk erg scherp uit de hoek: ,,Alweer doen de Vlaamse partijen alsof zij de enigen zijn die de toekomst van dit land bepalen, een land dat ze delen met - moeten we hun er nog eens aan herinneren ? - vier miljoen Franstaligen.'' De krant waarschuwt de Vlamingen dat de Franstaligen niet lang meer zullen aanvaarden dat ze moeten toegeven aan de chantage van het noorden enkel en alleen om een meerderheid of een regime te redden.
61
Bijlage 4: steunbetuiging van een burger die actiebereidheid en het versterkte natiegevoel onder Vlamingen weergeeft
62
Bijlage 5: propaganda van het Vlaams Belang om mensen in Halle-Vilvoorde van hun standpunten te overtuigen
63
Bijlage 6: uitwerking Interviews Met de noot dat de gesprekken niet zijn opgenomen met een dictafoon en daarom een compilatie zijn van de auteur zelf, uiteraard volledig gebaseerd op de gesprekken zelf. Hiertoe zijn de teksten ook niet cursief gedrukt, aangezien het geen letterlijke quotes betreft. Elke optekening is dus door de geïnterviewde gesteld. Interview met Wille de Waele, Burgemeester van Lennik, 17-06-2005 te Lennik 1: Introductie BHV en de betrokkenheid van de burgemeesters bij het probleem Volgens de heer de Waele is BHV een puur administratief probleem. Taal zou als bindmiddel moeten worden gezien. De huidige problematiek is dat enerzijds de Vlamingen niet goed op hun rechten staan en de regering eigenlijk paritair moet zijn samengesteld. En langs de andere kant dat op dit moment de minderheid (red. de Walen) in België regeert, omdat ondermeer de Senaat een verhouding van 50:50 heeft, terwijl in de werkelijkheid deze verdeling er niet is. Voorts is in 1963 het proces in gang gezet, omdat de Rand een grote Franstalige minderheid kende, waarbij de Vlamingen een uitdovend faciliteitensysteem voor ogen zagen en de 70.000 Franstalige een eeuwigdurend recht op deze faciliteiten. Faciliteiten in de zin van (lagere) scholing en bepaalde procedures die in het Frans mogen worden gesteld. In 1964 was er reeds een voorstel tot splitsing, nu in 2003 in de brief aan de koning staan officieel gezien alle partijen achter de burgemeesters om de splitsing nog steeds te propageren. In oktober 2003 werden de Europese verkiezingen geboycot en dobberde men rustig voort. In het voorjaar van 2004 was er wederom een boycot, gesteund door het Vlaamse ministerie van Binnenlandse zaken, om de Franstalige lijsten in een aantal gemeenten te boycotten. Op 9 mei 2004 was er een betoging in Halle met 13.000 mensen én alle partijen die aanwezig waren, waarbij Bart Somers (VLD, toentertijd MP van Vlaanderen) BHV zonder compensaties wilde splitsen. Vervolgens houden de partijen zich niet aan de afspraken, waarbij een brief is gestuurd aan de Vlaamse regering die wederom een wetsvoorstel zouden indienen in de kamercommissie die daarover zou gaan. De heer de Waele vraag zicht af waarom Elio di Rupo op dat moment niet heeft gekozen om de welvaart in Wallonië in stand te houden, BHV te splitsen en zo de eenheid te bewaren. Op elk moment dat de Franstaligen zeggen dat het einde van de voorrechten nabij is, komt de staat in gedrang. Dit is een drogreden, waardoor een radicalisering in Vlaanderen zal ontstaan. 2: Relatie met partijen Uiteindelijk ligt de concrete fout bij de socialisten, liberalen en de christen-democraten, omdat zij de macht hebben gehad om samen de splitsing te bewerkstelligen. De Franstaligen hebben het spel goed gespeeld, maar de federale regering hen daarbij ook in de kaart gespeeld door vooraf niet aan de onderhandelingen te stellen dat BHV geen regeringscrisis waar zou zijn en boven alles dat BHV aan het begin van de legislatuur nog niet op de onderhandelingstafel is gegooid. In zijn relatie met de VLD (red: de partij van de heer de Waele) stelt hij dat hij liberaal is, maar geen fanatieke. Zijn mening over bepaalde lieden binnen de partij die een cruciale rol hebben gespeeld in de onderhanelingen is als volgt: Bart Somers (“niet betrouwbaar”), Patrick de Wael (“vlucht naar de Vlaamse regering”) en Guy Verhofstadt (“is bang voor het verliezen van zijn job”).
64
De heer de Waele onderschrijft een kloof tussen de politiek en de burger in Belgie mede ontstaan door BHV, waarbij er onderscheid moet worden gemaakt tussen de kloof die er bestaat tussen de elite en de militanten en tussen de burger en het openbaar bestuur (“de burger ziet geen algemeen belang in politieke handelingen”). Via een kleine omweg komt daarin ook naar voren dat de heer de Waele totaal geen problemen heeft met Franstaligen in Lennik. 3: De gevolgen van BHV Hierin speelt het Vlaams Belang een belangrijke rol, waarin hij aangeeft dat deze partij toch de levensverzekering aan het worden is om de splitsing erdoor te krijgen. Wat betreft de gevolgen vreest de heer de Waele voor de toekomst van België, waarin hij aangeeft dat men respect moet hebben voor ons territorium (red: het Vlaamse territorium), waarin er duidelijke financiële afspraken moeten worden gemaakt en waarin men als eenheid zelf beslissingen kan nemen. (red: vertaald ziet de heer de Waele BHV als een cruciale factor die wel eens het breekpunt kan worden voor België, tenzij men rekening houdt met bovenstaande zaken). Dus geen transfers naar Wallonië voor de PS, maar voor de burgers. Tevens moeten deze transfers transparant en efficiënter worden geregeld dan nu het geval is. Hij stelt ook dat de staatsschuld het enige is wat België nog bijeen houdt en indien België wil voortbestaan het systeem van elektoralisme zal moeten verdwijnen, maar de kans van het voortbestaan schat hijzelf erg klein in. Interview met Piet de Bruyn, woordvoerder NV-A, 15-06-2005 te Brussel 1: NVA De Vlaamse beweging werd na W.O II teruggeslagen en onjeus behandeld ook. Er werden in deze tijd nieuwe ideeën over het zuildoorbroken en milieu georiënteerd denken geïntroduceerd. De VU werd in de jaren ’50 opgericht, waarbij gedurende de loopt van de tijd (uiteindelijk in de jaren ’80-’90) duidelijk werd dat er een duidelijke links en rechts tak binnen de partij bestonden.De discussie hierover heeft de VU in 2001 doen ontploffen, waaruit het linksgeoriënteerde Spirit en de rechtsgeoriënteerde NVA is ontstaan. NVA is een Vlaams nationale en regionalistische partij. Een centrumpartij ook, die rechts in het politieke spectrum moet worden geplaatst, waarbij de overeenkomsten met het Vlaams Belang de staatkundige eindrealiteit zijn, maar de verschillen het invullen en deelnemen aan beleid, de manier waarop het Belang politiek voert en de sociaal-economische politieke van het Vlaams Belang. 2: BHV BHV is ontstaan in de jaren ’60 als uitruil tussen Vlamingen en Walen waarbij men een balans wilde doen laten ontstaan. BHV is een onderwerp waarbij een deel van de afspraken niet is gerealiseerd en waarbij een hoop kansen tot splitsing niet zijn gerealiseerd. Na 20032004 opnieuw in de realiteit door de acties van de burgemeesters en de uitspraak van het Arbitragehof, waarbij werd gesteld dat BHV moest worden opgelost. Die oplossing is de splitsing van BHV, waarbij met name de psychologische effecten belangrijk zijn. 3: Reactie op andere partijen -CD&V: het kartel met deze partij is meer praktisch gericht, niet ideologisch. CD&V is in onderhandelingen altijd voor splitsing, maar in het Vlaams regeerakkoord komt er toch altijd minder vanuit zichzelf: voor NVA mag het allemaal wat actiever. -SPA-Spirit: een rationele benadering waarin wordt gesteld dat we het probleem moeten oplossen. SPA zou federaal gaan regeren, waarbij vandeLanotte stelde dat hij het op zou lossen, maar Spirit is uiteindelijk degene geweest die het proces heeft doen klappen
65
-VLD: men wilde niet splitsen op dit moment en is dan ook op de rem gaan staan met tegenstrijdige berichten. Verhofstadt zegt ja, maar bedoelt eigenlijk nee omdat hij het proces niet wil forceren. Het is geen regeringscrisis waard (iets wat dom is om te zeggen in onderhandelingen) en men heeft de gedachte “het komt toch wel weer terug in 2007”. -Franstalige zijde: Alle interne meningsverschillen opzij voor het Waalse belang, terwijl de heer de Bruyn niet snapt dat zij niet meegegaan zijn met de Vlamingen. Het heeft te maken met het dilemma tussen het territorialiteitsprincipe en het personaliteitsprincipe. 4: Gevolgen van de niet-splitsing - In Vlaanderen wordt men wakker, waarbij de radicalisering en de anti-politiek verder aan stemmen winnen (terwijl dit niet logisch is). - Er komt een mentaliteitsverandering op gang binnen de politiek (woordbreuk is niet erg, zolang het partijbelang en dus het personele belang maar voorop staat) - Concrete casus: de website van Bart Somers die erg tegenstrijdige berichten liet zien 5: Rol van de taalgrens De taalgrens zorgt voor het bijeenhouden van de twee groepen. De economische opleving van Vlaanderen zorgt voor een grotere dynamiek op eigen grondgebied, dus heeft men de mogelijkheid om tegenover elkaar te staan. De clash is echter eerder gezien, omdat de culturele verschillen zo groot zijn. Die culturele verschillen bestaan erin wat de functie van de overheid is (“PS-staat”) en de productiviteit (de sociale zekerheid). 6: Conflictmodel of samenleven Het overleg op Belgische niveau stagneert (onder andere de debatten over de vergrijzing en de werkloosheid), omdat de deelgebieden dit zelf willen doen. Tevens vraag Europa meer bevoegdheden, dus België is daarin veel minder nodig. De heer de Bruyn haalt Tsjecho-Slowakije aan als voorbeeld als ideale opsplitsing zonder geweld. De solidariteit met Wallonië moet overeind blijven, want anders zou men daar instorten. Echter, efficiency en transparantie van de transfers is erg belangrijk in deze met een betere situatie als gevolg. Het probleem Brussel is erg lastig, tenzij Brussel zelf in meerderheid aangeeft wat het wil (red: een referendum). 9: De toekomst van België De heer de Bruyn opteert een confederaal model indien de staat bijeen moet worden gehouden, waarbij de deelstaten nog meer bevoegdheden krijgen om de culturele verschillen te omzeilen. Interview met Rik van Cauwelaert, hoofdredacteur Knack Magazine, 15-06-2005 te Brussel 1: Problematiek rond BHV De heer van Cauwelaert is het opgevallen dat BHV een groot probleem is met een basis van wederzijds wantrouwen, waarbij BHV als de losse eindjes van de staatshervorming moet worden gezien. Een concrete oorzaak van BHV zijn echter ook veel reëlere zaken, zoals de vastgoedprijzen en de nabijheid van de grote stad die de verfransing in de hand hebben gewerkt. Als goed bestuurder zou men echter de splitsing moeten opteren. 2: Politiek proces De federale regering voor 2003 verbond haar principes aan BHV in de programmering en verkiezingen, met de VLD aan kop. Zij worden er nu op aangekeken als grootste partij. Verder heeft Di Rupo (met onder andere zijn recente Marshall-plan) misgegokt om het eigenbelang voorop te stellen: de PS is niet bereid te sterven voor de Rand. De federale
66
regering had de koppeling moeten maken tussen bijvoorbeeld de wapenwet van een jaar eerder als ruilmateriaal met BHV, dit is echter niet gebeurd. 3: De taalgrens De taalgrens heeft de eenheid binnen België zeker niet bevorderd. De federalisering heeft twee aparte volkeren gecreëerd op hetzelfde grondgebied (“De mensen spreken ook geen Frans meer!”), met Brussel, het Koningshuis en de staatsschuld als bottlenecks. 4: Problemen naast BHV bestaan De transfers naar Wallonië zijn op dit moment niet goed geregeld. Men wil transparantie, omdat men de PS ziet als de alleenheerser waar men geen zicht op heeft en dus niet kan zien waaraan het geld wordt besteed. Verder is het economisch gezien ongelooflijk dat er hier door dat gekibbel over DHL, dat het bedrijf zegt wel ergens anders heen te gaan zodat wij die banen mislopen! Ook in Wallonië is er zo enorm veel werkloosheid, terwijl in Vlaanderen (Kortrijk-regio) NoordFranse arbeiders worden ingehuurd, terwijl 10 kilometer verderop in Henegouwen 30% werklozen onder de Waalse bevolking is. De asymmetrische verkiezingen hebben ook conflictsituaties geschapen, omdat er geen overleg meer is. Op het moment dat CD&V in beide regeringen had gezeten, was deze BHVcrisis er niet geweest. CD&V had de casus waarschijnlijk niet onderschat (red: omdat CD&V al meerdere van dergelijke problemen heeft meegemaakt en opgelost) en waarschijnlijk beter onderhandelt. Dehaene steunt op het establishment, dus die had Di Rupo kunnen breken. 5: De toekomst van België Indien de PS gaat veranderen, gaat Wallonië verbeteren en gaat België verder. Het centrale probleem in België is het niet toegeven van problemen. Men heeft politici over de partijen heen nodig, waar binnenkamers problemen worden opgelost door een blokvorming en zo een betere machtsbasis. Het Vlaams Belang heeft een zeer zwak sociaal-economisch programma, waardoor zij nooit kunnen regeren. 6: De rol van de media De media in Belgie doet BHV af als niks. De VRT heeft het probleem niet eens fatsoenlijk uitgelegd aan de bevolking. De media is ontzuild en de markt is ervoor in de plaats gekomen. De politiek is niet meer aantrekkelijk voor de media, waarbij de schroom om positieverliezen hoog is. Interview met Bart Laeremans, kamerlid voor het Vlaams Belang in het Federale Parlement, 14-06-2005 te Brussel 1: Vlaams Belang en BHV Het Vlaams Belang is ontstaan in 1977 uit het Egmondpact, vanwege de toegevingen aan de Franstaligen in die periode. Bij de gewestenindeling en de afschaffing van de toenmalige provincies kwamen twee van de drie gewesten onder Franstalige invloed: iets wat de steen des aanstoots zou blijken. Tevens is het inschrijvingsrecht een doorn in het oog, waarbij ook de taalrechten en het recht op lager onderwijs in de eigen taal passen. In 1963, bij de vaststelling van de taalgrens, werd een eentalig Vlaanderen gecreëerd. De Franstaligen wilden desondanks invloed in Vlaanderen, vanwege hun taalgroepje rondom Brussel. Het Vlaams Belang is direct ontstaan vanwege deze extra rechten voor Franstaligen in bepaalde gemeenten buiten de faciliteitengemeenten.
67
De Franstaligen mogen best opkomen, maar enkel in Halle-Vilvoorde en niet afkomstig uit Brussel of Wallonië. Het FDF is in deze een partij die aan Anschluss-politiek in BHV doet, met het standpunt Brussel te willen vergroten ten koste van Vlaams grondgebied. 2: De onderhandelingen In de onderhandelingen werd veel teveel toegegeven. De Vlamingen moeten zich weer aanpassen en omgekeerd niet. Al in de 16e eeuw, toen de Vlaamse elite omwille van de val van Antwerpen naar Nederland trok en daar jullie gouden eeuw veroorzaakte, nam de invloed van de Franse elite steeds verder toe. Hierdoor moesten de Vlamingen zich aanpassen aan de Franse machtsimperialisten uit Wallonië en Brussel. Het Vlaams Belang wil het rechtvaardigheidsbeginsel, waarbij de taalgrens door de Walen moet worden erkend. De taalimperialisten uit Brussel en Wallonië moeten hun gebiedsroof stoppen. BHV is voor ons dan ook de ‘core-business’, omdat communautaire aangelegenheden voor het Vlaams Belang een topprioriteit zijn. Het Vlaams Belang wordt beschouwd als de paria’s van België (met name ook door het Hof), omdat wij enkel met de Walen willen onderhandelen over de boedelscheiding. De toekomst van België is een demografische toekomst, waarbij wij inzien dat we aan de verliezende hand zijn. De toekomst moet in het licht van de opsplitsing van TsjechoSlowakije worden gezien. 3: De verschillen tussen Vlamingen en Walen De verschillen zijn voornamelijk cultureel. Wallonië is de laatste DDR-staat van Europa, gezien het collectivisme en de invloed van de media. Wij denken anders over de individualiteit van de samenleving en de verschillende politieke inzichten. Maar ook op het vlak van justitie denken wij verschillend. De transfers naar Wallonië zijn dan ook een probleem vanwege de laksheid en de vanzelfsprekendheid ervan. Zij moeten stoppen. 4: Vlaams nationalisme Het Vlaams nationalisme rukt op, omdat de Vlaamse regering zich vastlegt en woordbreuk pleegt. De media is wel onafhankelijk, maar niet kritisch genoeg. Binnen het rechtse blok is geen visie en geen media (zoals de Edmund-Burke stichting in Nederland). De Vlaamse beweging zit echter meer aan deze rechterzijde en is lichtelijk conservatief. Hier bestaat een conflict met de socialistische beweging, die voornamelijk in Wallonië actief is. 5: Toekomst van België Indien wij verplicht zouden moeten samenleven, dan zou dit volgens een confederatie moeten zijn. Waarbij een transparanter systeem moet worden bedacht en een gemeenschappelijk beleid over Brussel. Van Franstalige zijde is men echter resoluut: indien er geen geld meer komt, trekken wij zelf wel de stekker uit België. BHV zal de clash worden, omdat men niet om het Arbitragehof heen kan. Wanneer dit zal gebeuren is niet duidelijk, maar dat het gebeurd staat vast. Interview met Ludwig Caluwé, fractievoorzitter CD&V Vlaams Parlement, 13-06-2005 te Brussel 1: Standpunt CD&V De splitsing van BHV als kiesomschrijving en volgens de indeling in taalgebieden 2: Andere partijen De coalitiepartners hadden zich geëngageerd, want het conflictmodel staat zwart op wit in het
68
regeerakkoord. Er was ook een akkoord met de Franstalige zusterpartijen, maar dit akkoord bleek vals te zijn. De federale partijen hadden BHV samen met de wetten van Francorchamps en de wapens moeten verbinden, of met de kiesomschrijving die op verzoek van SP.A en VLD is gewijzigd. 3: Gevolgen niet-splitsing De Franstaligen hoeven zich nu nog steeds niet aan te passen, omdat men het ziet als ‘een stukje Brussel’. De relatie met onze zusterpartij CDH is nauwelijks aanwezig. Het territorialiteitsbeginsel is zeer belangrijk, omdat mede door het vastleggen van de taalgrens, de verfransing kon worden tegengegaan. Door de actie van de burgemeesters is dit opnieuw in het nieuws gekomen. Verder is het goed om op te merken dat de emigranten zich niet aanpassen in Brussel en dat zo een einde aan de Brusselse uitbreiding zal komen. Met betrekking tot het minderhedenverdrag kan worden gesteld of 40% eigenlijk wel een minderheid is in het land? 4: Algemeen In de relatie met de Franstaligen hebben de burgers wel weet, maar men verandert er zijn gedrag niet door. Brussel is de hoofdreden voor het bestaan van België, waarbij het gevoel dat men samen sterker zou staan centraal stond. Vlaanderen zou zijn grondgebied krijgen en Wallonië zijn alarmbelprocedure: zo werd het land ‘gelijk’ ingedeeld. 5: Toekomst België Het is moeilijk om te zeggen wat de toekomst is van Belgie. Er zijn nogal wat economische verschillen tussen de twee deelstaten die het moeilijk maken, maar cultureel gezien leven we toch al 175 jaar samen. Iets wat we niet helemaal kunnen uitvlakken. Indien het land toch bijeen moet worden gehouden, is een confederatie de enige oplossing, waarbij de conflicten rond de taalgebieden moeten worden opgelost, de omvang van de solidariteit moet worden verminderd en indien de Rode Duivels het WK winnen (red: zeer moeilijk dus). 6: BHV als clash? Men zal luisteren naar het Arbitragehof. De Franstaligen zullen BHV laten vallen in ruil voor nog een aantal jaren solidariteit. De burgemeesters zijn overigens moedig en ik voorzie vanaf 2007 wanneer de bevoegdheden over deze zaken van het Federale naar het Vlaamse niveau gaan problemen ontstaan. De Vlaamse minister van Binnenlandse zaken kan dan namelijk aangeven of hij de boycot als rechtvaardig beschouwd om zo de verkiezingen ongeldig te laten verklaren.
69