CONFLICT EN CHAOS? SOMALIË SINDS 1991: EEN CONTEMPORAINE GESCHIEDENIS VAN SOMALIË
Tilburgh Anneleen Master in de geschiedenis Promotor: Prof. Jean-Sébastiaan Lecocq Academiejaar 2008- 2009
Inhoudstafel: DANKWOORD
6
1.
INLEIDING 1.1. Probleemstelling 1.2. Onderzoeksvragen 1.3. Methodologie 1.4. Opbouw masterscriptie 1.5. Status Questionis
7 7 8 9 9 13
2.
EEN EERSTE KENNISMAKING MET SOMALIË 2.1. Het land en de bevolking 2.2. De Somalische clanstructuur 2.3. De voorgeschiedenis 2.4. De verschillende gewapende groepen van het conflict
16 16 19 22 27
3.
HET REGIME BARRE EN HET SOMALISCHE STAATSVERVAL 3.1. Het regime Barre 3.2. Redenen tot het verval van het regime De economische politiek en het economisch verval: De oorlog om Ogaden: Barres clanpolitiek: 3.3. De opkomst van verzet tegen Siad Barre Somali Salvation Democratic Front (SSDF): Somali National Movement (SNM): United Somali Congress (USC): Somali Patriotic Movement (SPM): 3.4. Het uitbreken van de burgeroorlog en de val van Siad Barre 3.5. De oorzaken van het ineenstorten van de staat Bad leadership van Siad Barre: De Somalische clanstructuur en het misbruik hiervan: Het einde van de Koude Oorlog: De aanwezigheid van enorme hoeveelheden wapens in Somalië:
31 31 33 33 35 36 37 38 38 39 39 40 42 42 43 44 44
4.
DE MACHTSTRIJD NA DE VAL VAN SIAD BARRE: AIDEED VERSUS MAHDI 45 4.1. Siad Barre is ten val gebracht, en nu…? 45 4.2. De splitsing van de USC en de aanstelling van Ali Mahdi tot interim-president 46 4.3. De strijdende partijen 47 Somali National Front (SNF): 47 Somali Democratic Movement (SDM): 48 Southern Somali National Movement (SSNM): 48 United Somali Front (USF): 48 Somali Democratic Alliance (SDA): 49 United Somali Party (USP): 49 Somali National Democratic Union (SNDU): 50 Somali African Muki Organization (SAMO): 50 Somali National Union (SNU): 50 4.4. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed 51 4.5. De strijd tegen het SNF 53
2
5.
DE INTERVENTIE VAN DE VERENIGDE NATIES 5.1. De aandacht vanuit het Westen voor de Somalische crisis 5.2. UNOSOM I 5.3. UNITAF 5.4. UNOSOM II 5.5. Black Hawk Down 5.6. Redenen voor het falen van interventie van de Verenigde Naties
54 54 55 58 59 61 63
6.
SOMALIË NA HET VERTREK VAN DE V.N. OPERATIE 6.1. De transformatie van het gewapende conflict De opkomst van zakenlui en de afname van het warlordisme: De aard van de oorlogvoering: Een overzicht van de situatie zoals ze na het vertrek van UNOSOM was: a. De machtsverdelingen: b. conflicthaarden: c. de Habr Gidir: 6.2. De transformatie van de wetteloosheid 6.3. De afwezigheid van de staat
64 64 64 66 67 67 68 68 69 70
7. DE EVOLUTIE IN HET NOORDEN VAN HET LAND: DE AFSCHEIDING VAN SOMALILAND EN DE OPRICHTING VAN PUNTLAND 7.1. Het ontstaan van Somaliland 7.2. 1991-1993: Abdirahman “Tuur” als eerste president van Somaliland 7.3. 1993- 1997: Een nieuwe regering onder leiding van Mohamed Haji Ibrahim Egal 7.4. De conferentie van Hargeisha 7.5. De democratisering van Somaliland 7.6. Het ontstaan van Puntland 7.7. De provincies Sool en Sanaag: gecontesteerd gebied 7.8. Een verschillend verloop van het conflict in het noorden en zuiden van Somalië
71 71 72 73 75 76 77 78 80
8. DE VREDESCONFERENTIES EN DE HEROPBOUW VAN DE SOMALISCHE STAAT 82 8. 1. Een bespreking van de verschillende vredesconferenties op het nationale niveau 82 Djibouti 1 en 2: 83 De vredesconferenties tijdens de UNOSOM-interventie: 83 Vredesconferenties eind jaren ‟90: 84 De Transitional National Government (TNG): 84 De Transitional Federal Government (TFG): 85 8.2. Een overzicht van de toegepaste strategieën tijdens de vredesconferenties 86 De building block benadering: 87 De gecentraliseerde top down benadering: 87 De dynamische benadering: 88 De gecentraliseerde bottom up benadering: 88 8.3. Een evaluatie van de verschillende vredesstrategieën 89 8.4. De obstakels voor vrede en de heropbouw van de staat 91 Negatieve precedenten: 91 De crisis van het leiderschap: 91 De politieke manipulatie van de clanidentiteit: 91 Gedeeltelijke participatie: 92 Onvolledige verzoening: 92
3
Inmenging van buitenaf: Internationaal onbegrip: Mislukking versterkt mislukking: Actoren die de vredesprocessen en heropbouw van de staat tegenwerken:
92 94 94 94
9. DE OPKOMST VAN ISLAMITISCHE KRACHTEN IN SOMALIË EN DE UNIE DER ISLAMITISCHE RECHTBANKEN 96 9.1. Islam en Somalië 96 9.2. Jihadi Islamisme binnen Somalië 98 Al-Itihaad al-Islaami (AIAI): 98 Al-Takfir wal-Hijra: 99 Al-Shabaab al-Islaami: 100 9.3. Politieke islam in Somalië 100 Harakat al-Islah: 100 Ahlu Sunna wal Jama‟a (ASWJ): 101 Majma‟ „Ulimadda Islaamka Ee Soomaaliya: 101 Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS): 102 9.4. Het islamitisch missionair activisme in Somalië en islamitische liefdadigheidsinstellingen 102 9.5. Het ontstaan de Unie der Islamitische Rechtbanken 103 9.6. De oprichting van de Alliance for Restoration of Peace and Counter-Terrorism (ARPCT) en de overwinning van de islamitische rechtbanken 105 9.7. De invasie van Ethiopië 107 10. SOMALIË NA DE INVASIE VAN ETHIOPIË EN DE GEVOLGEN VAN TWEE DECENNIA GEWAPEND CONFLICT, WETTELOOSHEID EN AFWEZIGHEID VAN DE STAAT 110 10.1. De Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS) 110 10.2. Al-Shabaab al-Islaami 110 10.3. De vredesconferenties te Djibouti en Sheikh Sharif Sheikh Ahmed als nieuwe president 112 De eerste bijeenkomst te Djibouti: 113 De tweede bijeenkomst te Djibouti: 113 De derde bijeenkomst te Djibouti: 113 De vierde bijeenkomst te Djibouti: 114 Het aftreden van Abdullahi Yusuf Ahmed: 114 De vijfde bijeenkomst te Djibouti: 115 10.4. Recente ontwikkelingen 115 10.5. De gevolgen van twee decennia gewapend conflict, afwezigheid van de staat en wetteloosheid 116 Schending van de mensenrechten: 116 Migratie: 117 Sociale kost: 119 Economie: 120 Milieu: 120 Kidnapping en piraterij: 121 11. CONCLUSIE
123
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
128
4
BIBLIOGRAFIE
130
Bijlagen Resolutie 733 V.N. Veiligheidsraad: Resolutie 751 V.N. Veiligheidsraad: Resolutie 794 V.N. Veiligheidsraad: Resolutie 814 V.N. Veiligheidsraad: Resolutie 837 V.N. Veiligheidsraad: Akkoord te Djibouti 9 juni 2008 tussen ARS-D en TFG: Kaart van de Hoorn van Afrika: Beknopt overzicht van de Somalische clanstructuur: Overzicht van de samenstelling van de UIR: Overzicht van de vroegere samenstelling van de TFG: Overzicht samenstelling ARS voor de splitsing: Evolutie Piraterij: Migratie vanuit Somalië:
138 139 141 143 147 153 159 162 163 164 165 166 167 168
5
DANKWOORD
Alvorens aan te vangen met deze mastercriptie zou ik enkele mensen willen bedanken die rechtstreeks of onrechtstreeks hebben bijgedragen aan de tot stand koming ervan. In de eerste plaats zou ik mijn ouders willen bedanken, die mij de kans hebben gegeven om geschiedenis te gaan studeren en mij steeds onvoorwaardelijk gesteund hebben. Mijn moeder verdient een speciale bedanking wegens het zorgvuldig nalezen van de scriptie. Vervolgens gaat mijn dank uit naar mijn promotor professor Lecocq, die tijd voor me vrijmaakte, geduldig op mijn e-mails antwoordde en me nieuwe ideeën gaf op momenten dat het schrijven minder vlot verliep. Ook het AfrikaStudiecentrum in Leiden wens ik te bedanken voor de hartelijke ontvangst en de hulp die ik er gekregen heb. Bij mijn aankomst hadden ze alvast enkele werken voor me opzij gehouden en de kopies van een cruciaal werk, dat tijdens mijn bezoek aan het instituut nog ontleend was, hebben ze achteraf opgestuurd zodat ik geen tweede keer richting Nederland moest. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar professor G.J. Abbink, die aan het Afrika-Studiecentrum verbonden is. Professor G.J. is antropoloog en voert onderzoek naar de geschiedenis en cultuur in de Hoorn van Afrika. Daar ik zogoed als geen informatie vond aangaande een bepaald aspect van mijn scriptie had ik met hem contact opgenomen en hij hielp me verder op weg. Tenslotte zou ik ook mijn vriend Stefan willen bedanken voor zijn steun en liefde.
6
1. INLEIDING 1.1. Probleemstelling Januari 1991 betekende een keerpunt in de Somalische geschiedenis. Siad Barre die reeds sinds oktober 1969 over Somalië regeerde werd van de macht verdreven en hiermee kwam er een einde aan een meer dan 21-jaar durende dictatuur. Toch zou de toekomst er vanaf dat moment niet veel rooskleuriger uitzien voor Somalië. Bijna onmiddellijk na de val van het regime Barre barstte er een ware machtsstrijd los die zich langs de Somalische clanstructuur zou manifesteren. Sindsdien lijkt er geen einde te komen aan het conflict en heeft het land te kampen gehad met diverse problemen. Het conflict heeft een zware tol geëist en dit op vele vlakken. In december vorig jaar nog kondigde Artsen Zonder Grenzen aan dat Somalië tot de “top 10” van de humanitaire crisissen van 2008 behoort.1 Ruw geschetst kan de crisis in het land onderverdeeld worden in drie aspecten, met name het voortdurende gewapende conflict, de wetteloosheid die er in het land heerst en het ontbreken van een regering.2 Sinds de val van het regime Barre in 1991 zijn er talrijke pogingen geweest om opnieuw een goed functionerende regering tot stand te brengen maar allen zonder blijvend succes. Dat de situatie in Somalië ernstig is valt dus niet te betwijfelen.
De centrale vraag waarrond ik deze masterscriptie zou willen opbouwen is dan ook de vraag hoe Somalië in de complexe situatie is terechtgekomen waarin het zich anno 2009 bevindt. Het is met andere woorden een vraag naar de evolutie die het land de afgelopen twintig jaar heeft doorgemaakt, waarbij de nadruk zal komen te liggen op een analyse van het interne conflict dat sinds 1991 in het land woedt. Toch zal ook de periode vóór 1991 kort aan bod komen daar dit onontbeerlijk is om het Somalische conflict ten volle te begrijpen en te kunnen analyseren.
1
Artsen Zonder Grenzen. AZG ongerust over humanitaire actie in bepaalde gebieden. (20/02/09) http://www.msf-azg.be/nl/main-menu/actueel/nieuws/nieuws-detail/table/1186.html 2 Menkhaus Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict, Security and Development 4, no. 2: 149- 165 (2004): p. 149.
7
Hoewel het land de laatste tijd steeds meer en meer het nieuws haalt, voornamelijk door de toenemende piraterij in de golf van Aden, wordt de situatie in Somalië toch wel eens “de vergeten crisis” of “het vergeten conflict” genoemd. Met deze scriptie hoop ik dus bij te dragen aan een betere kennis van de evolutie en de hedendaagse situatie van Somalië alsook van de transformatie van het conflict dat sinds 1991 in het land woedt.
1.2. Onderzoeksvragen
Naast de centrale onderzoeksvraag, namelijk hoe is Somalië in haar huidige situatie verzeild geraakt, zal ook getracht worden enkele andere onderzoeksvragen te beantwoorden. Deze vraag naar de evolutie die het land de afgelopen twintig jaar heeft doorgemaakt kan immers verder ontleed en opgedeeld worden in een aantal interessante deelvragen.
De eerste belangrijke onderzoeksvraag is de vraag naar de redenen van het verval van de Somalische staat. Waarom werd het regime Barre ten val gebracht, wat heeft hiertoe geleid? Samenhangend hiermee kunnen we ons ook gaan afvragen waarom men er niet onmiddellijk in geslaagd is om een nieuwe regering te vormen en in hoeverre de wortels van het huidige conflict in de periode voor 1991 liggen alsook in de Somalische clanstructuur. Een tweede belangrijke onderzoeksvraag is de vraag naar de transformatie van het gewapende conflict dat sinds 1991 aan de gang is. Is het conflict getransformeerd en zo ja in welke zin en hoe manifesteert zich dit? Ook de titel van de scriptie “chaos en conflict?” verwijst naar een element dat in de scriptie aan bod zal komen. Rotberg beschreef ineengestorte staten als “a total vacuum of authority”. Vele mensen kunnen zich dan ook niet voorstellen dat het leven verdergaat in afwezigheid van de staat en vereenzelvigen het ineenstorten van de staat dan ook met complete anarchie en chaos. Bijgevolg zal er in de scriptie nagegaan worden of er betreffende het conflict in Somalië inderdaad van chaos en een total vacuum of authority kan gesproken worden. Een laatste belangrijke onderzoeksvraag is tenslotte de vraag waarom alle pogingen tot het vormen van een nieuwe regering onsuccesvol zijn geweest. Sinds het ineenstorten van het regime Barre is men er immers nog steeds niet in geslaagd om een functionerende regering te 8
vormen, hoewel er sinds 1991 maar liefst 14 pogingen zijn geweest. In de scriptie zal dus een overzicht en analyse gegeven worden van deze pogingen en de redenen van het mislukken ervan.
1.3. Methodologie Deze masterscriptie is een historisch narratief dat tot stand is gekomen via een beschrijvende analyse. Er is getracht de probleemstelling en onderzoeksvragen te beantwoorden via een literatuurstudie gecombineerd met bronnenonderzoek. Dit bronnenmateriaal kan grotendeels opgesplitst worden in twee grote groepen zijnde rapporten, denken we hierbij voornamelijk aan rapporten van de International Crisis Group, en persberichten. Deze persberichten waren zowel interessant om te kijken wat er in de jaren ‟90 over Somalië in de media verscheen, als om een beeld te krijgen van de huidige situatie. De situatie in Somalië evolueert immers snel en over de meest recente gebeurtenissen zijn dan ook nog geen beschouwende werken te vinden. Om hier toch een duidelijk en sluitend beeld van te kunnen schetsen werd dan ook gebruik gemaakt van een combinatie van persberichten, rapporten en tijdschriftenartikels. Bepaalde tijdschriftenreeksen zoals Review of African Political Economy bleken enorm interessant te zijn daar ze regelmatig artikels rond Somalië publiceren aangaande vrij actuele gebeurtenissen in het land. Ook de Horn of Africa Bulletin dat maandelijks artikels en berichten publiceert over de gebeurtenissen in de Hoorn van Afrika bleek van grote waarde te zijn voor het onderzoek. Daar er ook zeer weinig gepubliceerd was over de situatie in Somalië midden jaren ‟90, wegens de verminderde aandacht vanuit het Westen na de terugtrekking van de V.N. operatie in het land, bleken ook voornamelijk de werken van Ken Menkhaus sleutelpublicaties te zijn.
1.4. Opbouw masterscriptie In het begin van de scriptie zal allereerst dieper ingegaan worden op de voorgeschiedenis van Somalië. In hoofdstuk twee zal de lezer kort kennismaken met het land waarbij er dieper zal ingegaan worden op de bevolkingsgroepen die in Somalië aanwezig zijn en de Somalische clanstructuur. Zoals we zullen zien is deze clanstructuur één van de meest
9
kenmerkende aspecten van de Somalische samenleving en is enig inzicht hierin onontbeerlijk om het huidige conflict ten volle te kunnen begrijpen. Verder zal ook de periode van kolonisatie van het gebied beschreven worden. Bij de aankomst van de koloniale mogendheden in de Hoorn van Afrika werd het gebied waar de Somalische bevolking leefde immers onderverdeeld in 5 delen. Ook dit heeft zo zijn gevolgen gehad, zo kunnen we de oorlog om Ogaden die Somalië in de jaren ‟70 heeft gekend hier rechtstreeks mee in verband brengen, het was immers de bedoeling om het deel van Ethiopië waar Somaliërs leven te annexeren en zo opnieuw een groot en verenigd Somalië te vormen. Tenslotte zal in dit tweede hoofdstuk ook een overzicht gegeven worden van de verschillende soorten gewapende groepen die we in het Somalische conflict kunnen onderscheiden.
In hoofdstuk drie zal dieper ingegaan worden op het regime van Siad Barre dat van 1969 tot 1991 Somalië met harde hand regeerde en de invloed hiervan op de Somalische samenleving. We gaan kort in op de machtsverwerving van Barre in 1969 en de daarna gevoerde politiek. Hierbij wordt ook dieper ingegaan op de verschillende elementen die tot het verval van het regime hebben geleid en voor de opkomst van verschillende verzetsgroeperingen op het einde van de jaren ‟80 hebben gezorgd. Zoals we zullen zien zullen deze verzetsgroeperingen voornamelijk langs de Somalische clanstructuren georganiseerd worden. Op het einde van de jaren „80 zal het verzet tegen Barres regime zo groot worden dat er een burgeroorlog in het land zal uitbreken en Barre uiteindelijk in januari 1991 het land zal moeten ontvluchten en de Somalische staat ineenstort. Bij wijze van afsluitende conclusie zal er op het einde van het hoofdstuk dieper ingegaan worden op de aspecten die hebben bijgedragen tot het uiteindelijke ineenstorten van de Somalische staat.
In het vierde hoofdstuk wordt de situatie beschreven na de val van het regime Barre. We zullen zien dat in het land een bloedige machtsstrijd zal uitbarsten. In eerste instantie zal deze strijd gevoerd worden door een handvol partijen maar algauw is er sprake van een hele resem actoren die zich in het conflict mengen. Voor alle duidelijkheid wordt er in hoofdstuk drie dan ook een overzicht gegeven van alle facties die in het begin van de
10
jaren ‟90 een rol speelden in het conflict. Verder werd het conflict begin jaren ‟90 voornamelijk gedetermineerd door de strijd tussen Ali Mahdi, die tot interim-president van Somalië werd aangesteld, en Farah Aideed. Ook Siad Barre en zijn aanhangers zouden met het Somali National Front (SNF) nog een poging ondernemen om opnieuw aan de macht te komen in het land. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed zowel als de de opgang van het SNF zullen in hoofdsuk vier verder worden uitgediept.
In hoofdstuk vijf zal de interventie van de Verenigde Naties in Somalië besproken worden. De strijd en verwoestingen zouden er in 1992-1993 toe leiden dat zo‟n 4,5 miljoen Somaliërs bedreigd werden door ondervoeding.
3
Ten gevolge van deze
catastrofale humanitaire situatie besliste de V.N. Veiligheidsraad in te grijpen en komt de United Nations Operation in Somalia (UNOSOM I) tot stand. Ook op de United Task Force on Somalia (UNITAF) die met Operation Restore Hope de nodige veiligheid moest creëren om de Somalische bevolking van noodhulp te kunnen voorzien en de vervanging van UNOSOM I door UNOSOM II zal in dit hoofdstuk verder ingegaan worden. De V.N. operatie zou echter in mineur eindigen waarbij de V.N. door haar klopjacht op generaal Aideed een zoveelste partij binnen het conflict werd. Tenslotte zullen dus ook Black Hawk Down en een kort overzicht van de redenen tot het falen van de V.N. interventie aan bod komen.
In hoofdstuk zes zal zeer kort een overzicht gegeven worden van de de verandering van het gewapende conflict en de wetteloosheid na het vertrek van de V.N. interventie. Zoals we zullen zien zal het conflict niet meer hetzelfde zijn als vóór de interventie. Bovendien zullen we zien dat er zich informele systemen van bestuur zijn gaan ontwikkelen die zich met rechtspraak gaan bezighouden en hierdoor voor een verhoogde veiligheid zorgen. Tenslotte zal er ook kort worden ingegaan op de afwezigheid van de staat waarbij in feite een aanloop wordt gegeven naar de volgende hoofdstukken toe.
3
Ramsbotham, Oliver en Tom Woodhouse. Encyclopedia of International Peacekeeping Operations. (Oxford: ABC-Clio, 1999), p. 223.
11
Zoals we in hoofdstuk zeven zullen zien kent het noorden en noordoosten van Somalië een heel andere evolutie. Terwijl in het zuiden van het land rivaliserende facties elkaar bekampen om de macht scheidde het noorden zich algauw af en verklaarde zich unilateraal onafhankelijkheid. Dit gebied dat de grenzen van het voormalige Britse protectoraat zou aannemen zou “Somaliland” gedoopt worden. Naast het ontstaan en de verdere evolutie van Somaliland zal ook ingegaan worden op het ontstaan van Puntland. Puntland zou in 1998 opgericht worden in het noordoosten van Somalië als een autonome regio. Sinds de oprichting van Puntland heerst er echter een geschil met Somaliland over de provincies Sool en Sanaag daar zowel Somaliland als Puntland deze provincies claimen. Ook hierop zal dieper ingegaan worden. Tenslotte zal op het einde van hoofdstuk zeven ingegaan worden op het verschillende verloop van het conflict in het noorden en zuiden van Somalië.
Doorheen de jaren zijn er al talloze vredes- en verzoeningsconferenties georganiseerd maar voorlopig allen zonder blijvend resultaat. De regeringen die gevormd werden waren geen lang leven beschoren en genoten weinig macht. Bij aanvang van hoofdstuk acht zal een bespreking en overzicht gegeven worden van deze verschillende vredesconferenties op het nationale niveau. Daarna zal een overzicht gegeven worden van de toegepaste strategieën tijdens deze conferenties gevolgd door een evaluatie ervan. Op het einde van hoofdstuk acht wordt een overzicht gegeven van de obstakels voor voor vrede en de heropbouw van de Somalische staat.
In hoofdstuk negen wordt de opkomst van de verschillende islamitische groeperingen in Somalië besproken en ingegaan op de Unie der Islamitische Rechtbanken. Vooraleer de opkomst en het succes van de Unie der Islamitische Rechtbanken te bespreken zal allereerst een beschrijving worden gegeven van de islam in Somalië en de verschillende soorten islamitische organisaties die men in het land kan terugvinden, gaande van islamitische liefdadigheidsinstellingen en het missionair islamitisch activisme tot politieke islam en het jihadi islamisme in Somalië. Hierna zal de Unie der Islamitische Rechtbanken besproken worden gevolgd door een beschrijving van de invasie van Ethiopië in Somalië.
12
In hoofdstuk tien tenslotte wordt de situatie in Somalië na de invasie van Ethiopië besproken. Er wordt onder andere ingegaan op de vorming van de Alliance for Reliberation of Somalia (ARS) en de strijd van Al-Shabaab al-Islaami. Ook de vredesconferenties te Djibouti en de verkiezing van Sheikh Sharif Sheikh Ahmed tot nieuwe president van de Transitional Federal Government (TFG) worden besproken alsook de recente ontwikkelingen en de gevolgen van twee decennia gewapend conflict, wetteloosheid en afwezigheid van de staat. In hoofstuk elf tenslotte vindt men de conclusie.
1.5. Status Questionis Alvorens aan te vatten met het eerste hoofdstuk, is het belangrijk om een kort overzicht te geven van de verschillende invalshoeken die er in de academische literatuur rond Somalië bestaan. Het grootste deel van de academische literatuur biedt een analyse van Somalië als gefaalde of ineengestorte staat. De laatste twee decennia zijn noties als fragile, failed en collapsed states zeer populair geworden en wordt hier in de academische wereld ruimschoots aandacht aan besteed4. Dergelijke staten zouden er niet in slagen enkele van hun kerntaken te vervullen waardoor ze politiek, sociaal en/of economisch gezien als fragiel beschouwd kunnen worden. Daar Somalië ondertussen al bijna twintig jaar geen functionerende regering meer heeft vormt Somalië dan ook hét land bij uitstek waarop politicologen hun theorieën rond gefaalde of ineengestorte staten kunnen uittesten en verifiëren.
In de academische literatuur die er rond Somalië bestaat kunnen we twee grote stromingen onderscheiden, met name de “traditionele visie” en die van de “transformalisten”.5 De aanhangers van de traditionele visie zien de ineenstorting van de staat in Somalië voornamelijk als een gevolg van de clanpolitiek en clanverdeling van het 4
Jütersonke, Olivier en Keith Krause. “Seeking out the State: Fragile States and International Governance”. Politorbis, no. 42: 5- 12 (2007), p. 5. 5 Abbink, Jon, Mirjam, de Bruijn, en Klaas Walraven. Rethinking resistance: Revolt and Violence in African History. (Leiden: Brill, 2003), p 332.
13
land. De oorzaken die tot staatsverval geleid hebben zijn volgens hen dus voornamelijk interne oorzaken. De tweede groep academici die de transformalisten worden genoemd biedt een alternatieve visie op het ineenstorten van het politieke systeem in Somalië. Zo zien deze academici eerder externe factoren en structurele veranderingen als de belangrijkste oorzaken van het ineenstorten van de Somalische staat. Een transformatie van de politieke economie is dus volgens de transformalisten de onderliggende oorzaak die de interne rivaliteit tussen de elite en de overneming van de nationale politiek door de clans heeft veroorzaakt. Daar de traditionalisten dus eerder de continuïteit, met name de Somalische clanstructuur, als onderliggende oorzaak van de fragmentatie van de Somalische staat zien, ligt bij de transformalisten eerder de nadruk op verandering.6
De grondlegger van de traditionele visie is Ioan M. Lewis. Deze raakte in de late jaren 1950 geïnteresseerd in de sociale en politieke structuur bij de Somalische nomaden en begon hier onderzoek naar te doen. Tussen 1955 en 1960 publiceerde hij verschillende werken over de Somaliërs, hun afstamming, clansysteem en religie. Belangrijk was echter de publicatie van zijn boek “A Pastoral Democracy: A Study of Pastoralism and Politics Among the Northern Somali of the Horn of Africa” in 1961. In dit werk vinden we de basis terug van de traditionele visie. In dit boek poneerde Lewis immers dat de sociale structuur van de Somalische pastorale nomaden door een paar belangrijke aspecten gekarakteriseerd worden. Ten eerste meende Lewis dat de Somalische samenleving een zeer egalitaire samenleving was. Ten tweede stelde hij dat de Somalische samenleving staatloos was daar gecentraliseerde instituties en een geformaliseerde autoriteit ontbreken. En ten derde stelde hij dat de sociale netwerken van de Somaliërs gereguleerd worden door het systeem van afstamming waarbij dit systeem ook de basis vormt voor de identiteitsvorming van de Somaliërs. Volgens Lewis was dit primordiale systeem van afstamming de reden dat er zich in pre-koloniaal Somalië geen gecentraliseerd politiek bestuur had ontwikkeld. Wanneer het regime Barre in 1991 ten val werd gebracht en de
6
Mohamoud, Abdullah. State collapse and post-conflict development in Africa. The case of Somalia (19602001). (Rotterdam: Thela Thesis, 2002), p. 20- 21.
14
clans opnieuw duidelijker op de voorgrond traden zagen de traditionalisten hierin dan ook de bevestiging van hun these.7
De transfomalistische visie op de Somalische samenleving is recenter van datum en dateert uit de jaren 1980. De grondleggers van deze school zijn de broers Abdi en Ahmed Ismail Samatar. Met hun visie wilden ze een alternatief bieden voor de traditionele visie die volgens hen a-historisch is. Zoals reeds gezegd focust men in deze visie meer op de externe factoren die structurele veranderingen teweeg brengen. Zo gaat men bijvoorbeeld kijken naar de effecten van de globale markteconomie en de kolonisering op de Somalische maatschappij. De basis van het probleem ligt volgens de transformalistische visie in de rivaliteit tussen nieuwe sociale strata die de economische ontwikkeling verstoort en zo politieke problemen veroorzaakt.8
7 8
Mohamoud. State collapse and post-conflict development in Africa, p. 20- 21. Mohamoud, State collapse, p. 20- 21.
15
2. EEN EERSTE KENNISMAKING MET SOMALIË 2.1. Het land en de bevolking De Republiek Somalië ligt in de Hoorn van Afrika aan de Indische Oceaan en de golf van Aden. In het westen grenst het aan Ethiopië, in het noordwesten aan Djibouti en in het zuidwesten aan Kenia. De totale Somalische bevolking wordt geschat op zo een 8 tot 11 miljoen mensen die voor het grootste deel uit etnische Somaliërs bestaan. 9 Hiermee bedoelen we het deel van de bevolking dat tot één van de zes grote Somalische clanfamilies behoort. Verder kunnen we ook stellen dat alle etnische Somaliërs het Somalisch spreken, dat een Hamitische taal10 is en dat 99% van deze etnische Somaliërs Soennitische moslims zijn die tot de Sha’afi school behoren.11 De Somalische taal kent echter ook verschillende dialecten, waarvan de groep van Maay-dialecten de belangrijkste is. De etnische Somaliërs kunnen ingedeeld worden in twee genealogische groepen, met name de Sab die we voornamelijk in het zuiden van het land terugvinden en de noordelijke Samale die beiden afstammelingen zouden zijn van Aqil ibn Abi Talib, een afstammeling van de profeet Mohammed via de Quraysh-lineage.12 De clanfamilies die tot de groep van de Samale behoren leefden oorspronkelijk van nomadische veeteelt en de clanfamilies van de Sab van landbouw. Belangrijk om weten is dat de Sab door de Samale steeds als minderwaardig zijn beschouwd daar ze van de landbouw leven. Verder leidt een groot deel van de bevolking (zo een 40%) nog steeds een nomadisch bestaan.13
Hoewel de Somalische bevolking steeds als zeer homogeen is beschouwd zijn er toch ook verschillende minderheidsgroepen in het land aanwezig die niet uit het oog verloren mogen worden. Vaak worden deze mensen ook het hardst getroffen door de conflicten die sinds 1991 in het land woeden. Hierbij kunnen we onder andere denken aan de Bantu, 9
Lewis, Ioan Myrddin. Understanding Somalia and Somaliland: culture, history, society. (Londen: Hurst & co, 2008), p. 1. 10 Rost, ed. Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 21 (Turnhout: Brepols nv, 1993), p. 351. 11 Brons, Maria. Society, Security, Sovereignity and State: Somalia. From Statelessness to Statelessness? (Groningen: Haasbeek, 2001), p. 95. 12 Mukhtar, Mohamed Haji. “Historical Dictionary of Somalia”. African Historical Dictionary Series, no. 87. (Oxford: The Scarecrow Press, 2003), p. 62. 13 Rost. Grote Winkler Prins encyclopedie, p. 351.
16
Barawan, Benadiri, Bajuni, de beroepskasten en de Eyle in het land. De jareer of Bantubevolking zou zo een 5% van de Somalische bevolking uitmaken en is heel divers, deze diversiteit manifesteert zich op geografisch, linguïstiek, etnisch en historisch vlak.14 Geografisch gezien leeft het grootste deel van de Bantubevolking langs de rivieren Juba en Shabelle in Zuid-Somalië alsook in Bay en Bakool. Toch vinden we ook kleine aantallen Bantus, voornamelijk vissers, in de kleine steden langs de noordelijke kust. Bovendien hebben in de loop van het conflict vele Bantus zich ook naar de grote Somalische steden verplaatst waar ze hoopten meer veiligheid en hulp te vinden. 15 Historisch
gezien
zou
de
bantubevolking
in
Somalië
afstammen
van
bantugemeenschappen in Oost- en Centraal-Afrika uit landen als Tanzania en Malawi, ze zouden naar Somalië gebracht zijn door Arabische slavenhandelaars. Toch zouden er ook hiervoor al Bantus in Somalië aanwezig geweest zijn. 16 Het grootste deel van de bantubevolking leeft van kleinschalige landbouw.
De Barawan en Benadiri, die over het algemeen lichter van huidskleur zijn dan de etnische Somaliërs, bevolken al veel langer dan de etnische Somaliërs het huidige Somalische grondgebied. Deze bevolkingsgroepen leven langs de Somalische kusten en leven van de handel. Hoewel ze militair en politiek gezien zwak zijn genoten ze in het verleden wel economische privileges waardoor ze tijdens de burgeroorlog zeer kwetsbaar waren voor plunderingen en dergelijke meer. Een andere minderheid binnen Somalië is de Banjubevolking die voornamelijk aan de oostelijke kustgebieden van visvangst leeft. Deze hebben echter zowel op politiek als economisch vlak relatief weinig macht. 17
Bij de beroepskasten dienen we aan de Gaboye, Tumal, Yibir en Galgala te denken die etnisch gezien geassocieerd kunnen worden met de dominante clanfamilies van de Samale en in centraal en noord-Somalië leven. Ze worden echter als minderwaardig beschouwd vanwege hun economische activiteiten. Vaak zijn ze schoenmaker, kapper of 14
Menkaus, Ken. “Bantu ethnic identity in Somalia”. Annales d’ Éthiopie, 19: 323- 339 (2003), p. 329. Menkhaus, “Bantu ethnic identity in Somalia”, p. 329. 16 UN-OCHA. A Study on Minority Groups in Somalia, p. 4. (25/02/09): http://www.internaldisplacement.org/8025708F004CE90B/(httpDocuments)/76E68B26463E184E802570B70059F73A/$file/M inoritiesSomaliaUNCU+OCHAJul02draft.pdf. 17 Menkhaus, Ken. “Bantu ethnic identity in Somalia”, p. 325-326. 15
17
smid van beroep. Tenslotte is er ook nog een kleine Eyle gemeenschap die in CentraalSomalië leeft.
bron: http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/somalia.pdf
18
2.2. De Somalische clanstructuur Wie de Somalische samenleving en de evolutie die het land de laatste twintig jaar heeft doorgemaakt wil begrijpen moet allereerst een duidelijk beeld hebben van de Somalische clanstructuur. Deze vormt immers als het ware de basiseenheid van de Somalische samenleving, en is in vele opzichten ook een component van het Somalische conflict. Zoals reeds eerder vermeld zijn er in Somalië zes grote clanfamilies terug te vinden die onderverdeeld kunnen worden in twee genealogische groepen. Allereerst zijn er de Samale die vier grote clanfamilies omvat, met name de Dir, de Isaaq, de Darood en de Hawiye. Ten tweede zijn er de Sab die slechts twee grote clanfamilies omvat namelijk de Rahanweyn en de Digil. Elk van deze clanfamilies kan verder onderverdeeld worden in clans, subclans en families. Zo omvat de clanfamilie van de Darood bijvoorbeeld de Dolbahante-, Majerteen-, Marehan- en Ogandeniclan. 18 Het Somalische woord tol verwijst naar een patrilineaire afstamming, occasioneel wordt er echter ook rekening gehouden met afstamming via de moeder waarvoor men het Somalische woord bah gebruikt.19 Binnen de clans wordt er gebruik gemaakt van het gewoonterecht (xeer) wat in feite een mengeling is van de sharia en pre-islamitische tradities. De clan wordt geleid door de clanouderen die verantwoordelijk zijn voor onderhandeling en bemiddeling indien er een conflict is. Belangrijk binnen de Somalische samenleving is ook de diya dat gebruikt wordt als instrument voor sociale controle en conflictresolutie. Diya betekent letterlijk “bloedschuld” en men bedoelt hiermee de groep die hiervoor aansprakelijk kan worden gesteld.
In pre-koloniaal Somalië speelde de clanstructuur een grote rol en ook sinds het wegvallen van een centrale regering hebben de clanstructuren opnieuw aan belang gewonnen, zo beïnvloeden ze in grote mate het dagelijkse leven, de politiek en het conflict in Somalië.20 Hoewel voor de kolonisering elke clan gekoppeld kon worden aan een bepaalde regio en een eigen politieke leider (gaande van malak tot gereed, islaw, 18
Makinda, Samuel. Seeking Peace from Chaos: Humanitarian Intevention in Somalia. (Londen: Lynne Rienner Publishers, 1993). 19 Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 5. 20 Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 1.
19
sultan en ugas)21, is dit doorheen de tijd sterk geëvolueerd. Voor een overzicht van de clanverdeling wordt zeer vaak de bekende CIA-kaart weergegeven (cfr. infra), deze is interessant om een beeld te krijgen van de clanverdeling, maar het conflict evolueert snel.
In het kader van het huidige conflict kunnen we opmerken dat de Somalische clanstructuur geen statisch gegeven is maar mede vorm wordt gegeven en gemanipuleerd door de snel veranderende situatie van het land. De clanstructuur kan dan ook zowel gezien worden als een middel van vereniging dat de Somaliërs bindt, of als een element van fragmentatie dat in grote mate bijdraagt aan het conflict. De verschillen tussen clanfamilies, clans en subclans kunnen makkelijk gemanipuleerd worden voor politieke of economische doeleinden (voornamelijk door warlords en clanleiders), en het grootste deel van de gewapende groepen in het conflict zijn dan ook clanmilities. Langs de andere kant zorgt deze clanstructuur in de afwezigheid van een functionerende staat ook voor conflictresolutie en -management en tracht men de eigen clanleden te beschermen in tijden van crisis.22
21
Mukhtar. Historical Dictionary of Somalia, p. 63. the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p. 16-17 (01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf 22
20
bron: http://www.lib.utexas.edu/maps/africa/somalia_ethnic_grps_2002.jpg
21
2.3. De voorgeschiedenis Op het einde van de 19e eeuw wordt net zoals in de rest van Afrika ook het gebied waar de Somalische bevolking woont gekoloniseerd. Tot op dit moment had deze bevolking geen gecentraliseerde staat gekend, er was dus sprake van een staatsloze samenleving die georganiseerd was langs bloedverwantschap (clans) en xeer (gewoonterecht). 23 De koloniale machten verdeelden het gebied van de Somalische bevolking in feite in vijf politieke entiteiten24, zijnde:
1. Het Britse protectoraat Somaliland, gelegen in het Noorden 2. Italiaans Somalië 3. Het Franse Somaliland (het huidige Djibouti) 4. De regio Oganden die vanaf dan tot Ethiopië behoort 5. Het door Somaliërs bewoond gebied dat sindsdien tot Kenia behoort
Groot-Brittannië was de eerste koloniale macht in het gebied en installeerde er in 1885 haar protectoraat in het Noorden.25 Men koos ervoor om het gebied als een protectoraat in te richten en te besturen omdat dit de goedkoopste manier was om het gebied te controleren. De Britse inmenging in Somaliland was in feite het gevolg van het bezit van Brits-Indië. Zo had Groot-Brittannië de stad Aden in handen, momenteel gelegen in de Republiek Jemen, vanwaar het zijn handelsbelangen naar Indië behartigde en beschermde. Behalve de goede strategische ligging had de stad maar weinig andere voordelen. Om het Britse personeel te voeden dat in de stad gestationeerd was ging Groot-Brittannië commerciële verdragen aan met clanouderen in het Noorden van Somalië en werd het gebied in 1885 een protectoraat van Brits-Indië. Van 1898 tot 1905 werd het gebied bestuurd door het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken en vanaf 1905 door Koloniale Zaken waarbij Brits Somaliland de status van kolonie verwierf. 26 Een deel van het gebied
23
Samatar, Ahmed. The Somali Challenge: from Catastrophe to Renewal. (Boulder: Lynne Rienner Publisher, 1994), p. 109- 110. 24 Mohamoud, State collapse, p. 65. 25 Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 339. 26 Mohamoud, State collapse, p. 65- 66.
22
dat door de Somalische bevolking bewoond werd, werd door Groot-Brittannië bij haar andere kolonie, Kenia gevoegd.
Ook Frankrijk verwierf in het gebied een kolonie in 1888 en had bovendien grotere imperiale ambities dan Groot-Brittannië. Zo had Frankrijk handelsambities in Ethiopië waardoor in 1881 de Franco-Ethiopische handelscompagnie werd opgericht. Bovendien had Frankrijk al bezittingen in Indochina en Madagaskar en wilde het een basis verwerven in de Hoorn van Afrika waar de schepen bevoorraad konden worden. Verder diende het bezit van een stuk land in Afrika ook gezien te worden als een teken van prestige dat bij een mogendheid als Frankrijk niet kon ontbreken.27 Het gebied dat vanaf 1888 onder Franse controle kwam te staan is het huidige Djibouti. De bedoeling van zowel Frankrijk als Groot-Brittannië was echter niet om hun gebieden diepgaand te koloniseren en de inheemse samenleving te transformeren. Nog meer dan in andere Afrikaanse regio‟s was hun houding ten opzichte van de Hoorn van Afrika er één van indirect rule.28
Een andere belangrijke mogendheid in de regio was Italië die pas in 1893 een deel van het Somalische territorium, namelijk het zuiden, verwierf. Daar waar Groot-Brittannië in het begin weinig intenties had om het hinterland van de noordelijke kuststreek te bezetten had Italië deze intenties betreffende het zuiden van Somalië des te meer. Italië dat in deze periode nog met een grote bevolkingsgroei te kampen had, wilde dit vruchtbare gebied immers gebruiken om er armere Italiaanse boeren naartoe te laten immigreren. Verder hoopte Italië later het vruchtbare hoogland van Ethiopië te kunnen veroveren. In tegenstelling tot Frankrijk en Groot-Brittannië beschouwde Italië haar territorium in de Hoorn van Afrika wel degelijk als een settler colony. 29
Naast deze drie westerse imperiale mogendheden verwierf ook Ethiopië in 1897 een deel van de spreekwoordelijke (Somalische) koek. Het imperiale Ethiopië dat Italië in 1896 versloeg bij de slag om Adowa, bleek een belangrijke rivaal te zijn in de Hoorn van 27
Mohamoud, State collapse, p. 65- 66. Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 340. 29 Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 339-340. 28
23
Afrika waarmee men rekening diende te houden. In 1897 werd dan ook een verdrag tussen Italië en Ethiopië afgesloten waarbij aan Ethopië de Ogandenregio toegekend werd. In de onderhandelingen bij het afsluiten van dit verdrag verkreeg Ethiopië niet alleen een deel van het Somalische territorium maar kon het ook nog andere concessies afdwingen, zo werd het bijvoorbeeld door Groot-Brittannië sindsdien toegelaten dat Ethiopië via de havens in noordelijk Somaliland wapens importeerde.30
Vanaf de jaren 1920 tot aan de Tweede Wereldoorlog vergrootte de invloed van het kolonialisme op de Somalische samenleving enorm. We kunnen in deze periode dus spreken van een koloniale consolidatie.31 Zowel Italië als Groot-Brittannië werden meer en meer toegewijd aan hun Somalische kolonie waarbij men ging investeren in het aanleggen
van
wegen,
het
aanboren
van
waterbronnen,
de
agricultuur
en
gezondheidsfaciliteiten. Het koloniale beleid had niettemin ook zijn negatieve effecten op de transhumance van de Somalische clans, voornamelijk in het Zuiden waar Italië agriculturele projecten wou ontwikkelen. Zo werd er bijvoorbeeld land afgenomen van de inheemse bevolking en werden er nieuwe grenzen getrokken die clanfamilies en clans verdeelden en hun levenswijze bedreigde. 32
Door zijn alliantie met Nazi-Duitsland dacht Mussolini tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn invloedssfeer in de Balkan en in Noord- en Oost-Afrika te kunnen uitbreiden. In het begin slaagde Italië erin om Brits Somaliland te bezetten maar deze overwinning zou van korte duur blijken te zijn. Het Britse offensief in 1941 was succesvol en na een paar weken had het geheel Somalië onder haar controle.33 Tegen het midden van 1943 waren zowel de Duitsers als de Italianen uit Afrika verdreven en startte het debat over de toekomst van hun kolonies.34 Vanaf 1942 werden Brits en Italiaans Somalië geleid door de British Military Administration (BMA) tot en met 1950. In 1950 verwierf Italië het 30
Mohamoud, State collapse, p. 67. Teutsch, Friederike. “Collapsing expectations: national identity and disintegration of the state in Somalia”. Occasional papers. no. 78 (Edinburgh: Centre of African Studies, 1999): 35. 32 Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 346. 33 Tripodi, Paolo. The Colonial Legacy in Somalia: Rome and Mogadishu from Colonial Administration to Operation Restore Hope. (New York: St. Martin‟s Press, 1999), p. 44. 34 Benjamin, Thomas, ed. Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, 3. (New York/Londen: Thomson Gale, 2007), p. 404. 31
24
mandaat van de Verenigde Naties om haar voormalige kolonie Somalië opnieuw voor tien jaar te besturen en voor te bereiden op de onafhankelijkheid. Ook Groot-Brittannië kreeg deze taak opgedragen betreffende haar kolonie Somaliland.35
De Tweede Wereldoorlog had eveneens een radicalisering van de Somalische politiek en een groeiende ontevredenheid met het koloniale beleid met zich meegebracht. In deze periode zien we dan ook de opkomst van nationalistische bewegingen die sterk tegen een nieuwe Italiaanse inmenging gekant waren. De Somali Youth League (SYL) was aanvankelijk in 1943 onder Britse heerschappij ontstaan als een club maar sprak zich nu sterk uit tegen de Italiaanse inmenging in de toekomst van Somalië. Hoewel de SYL en het pan-Somalische idee het Somalische politieke leven begonnen te domineren ontstonden er ook verschillende andere partijen waarvan er enkele pro-Italiaans waren. Zo ontstond op 6 juni 1943 de Patriotica Beneficence Union (PBU) die de Italiaanse koloniale aspiraties steunde. Vooral vanaf 1947 zien we het politieke veld in Somalië uiteenvallen in twee groepen, namelijk diegenen die pro-Italiaans zijn en voorstander van een terugkeer van een Italiaanse administratie in het land en diegenen die in geen geval Somalië opnieuw onder Italiaanse controle wensten te zien komen. 36 Deze twee groeperingen kunnen ook geassocieerd worden met bepaalde Somalische clans. Zo kunnen we stellen dat de Hawiye die zich in Mogadishu gevestigd hadden en hierdoor historisch gezien steeds zeer nauw waren geweest met de Italianen het Italiaanse mandaat goedgezind waren. De Darod-clan vormde dan weer de ruggengraat van de Somali Youth League. De Digil en de Rahanweyn gaven vanwege hun handelsbelangen hun steun aan Italië en dus de aan de Hawiye terwijl de Isaaq in deze periode niet echt partij koos.37
In 1954 werden er verkiezingen in Somalië georganiseerd. Het resultaat was vrij verrassend. Hoewel het in de verwachtingen lag dat de Somali Youth League goed zou scoren behaalde deze maar liefst 47,7% van alle stemmen waardoor ze 141 van de 281 zetels veroverde. Deze overwinning was een duidelijke indicatie dat de Italiaanse 35
Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 347- 348. Tripodi, The Colonial Legacy in Somalia, p. 45. 37 Tripodi, Paolo. “Back to the Horn: Italian Administration and Somalia‟s Troubled Independence”. The International Journal of African Historical Studies, 32. no. 2-3: 359- 380 (1999), p. 361. 36
25
administratie haar houding ten opzichte van de SYL diende te veranderen. De verkiezingen maakten de houding van de Somalische bevolking ten opzichte van de Italiaanse aanwezigheid in hun land immers zeer duidelijk. Toch zien we dat ook de SYL vanaf dit moment haar houding ten opzichte van de Italiaanse administratie aanpast en minder weerspannig en wantrouwig ten opzichte van de Italiaanse administratie gaat staan. De verkiezingen van 1954 zorgde dus voor het begin van een détente tussen de SYL en de Italiaanse administratie. Op termijn zal de SYL zelfs aangeven de Italiaanse inmenging in het land tot 1960 te accepteren en ook na 1960 een goede relatie met Italië te willen onderhouden. 38
In 1960 verkregen zowel Brits als Italiaans Somalië de onafhankelijkheid en werden ze samengevoegd tot het huidige Somalië met Aden Abdullah Osman Dar van de SYL als eerste president. 39 Dit bracht eveneens enkele problemen met zich mee. Zo diende de administratie, die bovendien zeer slecht was voorbereid en uitgebouwd, na de onafhankelijkheid in twee talen te gebeuren: het Italiaans en het Engels. Het Somali kende op dit moment nog geen algemeen aanvaarde schriftelijke vorm. De samenvoeging van Brits en Italiaans Somalië had ook zo zijn weerslag op de Somalische clans. Zo was bijvoorbeeld in Brits Somaliland de Isaaq steeds de dominerende clanfamilie geweest ten opzichte van de Dir en de Darood, maar door de vereniging met Italiaans Somalië konden de Dir en Darood uit het noorden allianties aangaan met leden van de Dir en de Darood uit het zuiden, waardoor de invloed van de Isaaq aanzienlijk verzwakte. De vereniging van beide territoria veranderde dus de bestaande machtsverhoudingen tussen de verschillende Somalische clans.40
In 1967 volgde Abdirashid Ali Sharmanke, Aden Abdullah Osman Dar op als president van Somalië en werd Mohamed Ibrahim Egal eerste minister.41 Het zou echter niet lang duren voor Abdirashid Ali Sharmanke vermoord werd door één van zijn bodyguards en Siad Barre de macht greep en zijn militaire dictatuur vestigde… 38
Tripodi, Back to the Horn, p. 374- 375. Benjamin, Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, p. 404. 40 Cornwell, Richard. “Somalia: Fourteenth time lucky?”. ISS Paper. no.87 (2004), p. 2. 41 Abdullahi, Mohamed Diriye. Culture and customs of Somalia. (Londen: Greenwood press, 2001), p. 26. 39
26
2.4. De verschillende gewapende groepen van het conflict Hoewel in de media de gewapende groepen in Somalië maar al te vaak over dezelfde kam worden geschoren en vaak enkel met de term “militie” of “warlord” worden genoemd, is het toch van het grootste belang om een duidelijk onderscheid te maken tussen deze verschillende actoren indien men een goed beeld wil krijgen van de evolutie die het Somalische conflict de laatste twintig jaar heeft doorgemaakt. Onderzoek van Anthony Vinci toonde reeds aan dat men in het Somalische conflict op zijn minst vijf types van gewapende groepen kan onderscheiden, die elk verschillen wat betreft motivatie en financiering.42 De veronderstelling dat al deze groepen min of meer hetzelfde zijn is dus misleidend en kan leiden tot inefficiëntie wat betreft de manier waarop men op deze groepen al dan niet reageert. Wat betreft de val van het regime Barre verschilt Somalië ook in grote mate van burgeroorlogen waar de staat overgenomen wordt door één van de groeperingen die voor diens val gezorgd hebben. Zo was in Somalië geen enkele groepering sterk genoeg om de macht over te nemen waardoor men in het land de evolutie zag naar een conflictsituatie waarbij de verschillende milities onderlig strijd voerden. Met het verdwijnen van een functionerende staat waren het voornamelijk de clans en hun leiders die het geweldsmonopolie gingen uitoefenen en veiligheid verschaften aan hun clanleden. Sommige van deze leiders werden echter onafhankelijk van de clans en maakten gebruik van milities om persoonlijk belang en gewin na te streven. Hierbij komen we bij de eerste belangrijke gewapende groep van het Somalische conflict aan, namelijk de warlords en hun milities. Hoewel de term “warlord” al gebruikt werd om Chinese militaire en politieke leiders te beschrijven tijdens de val van de Qing dynastie van 1911 tot 1927 komt deze term voor het eerst opnieuw onder de aandacht in 1989. In 1989 verschijnt er immers een speciaal nummer van het tijdschrift Review of African Political Economy waarin men zich toelegt op warlords en problemen betreffende democratie in Afrika. Hierbij werd de term onder meer toegepast op het conflict in Tsjaad uit de jaren ‟80. Sindsdien is er in de 42
Onderdeel 2.4. is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Vinci, Anthoy. “An analysis and comparison of armed groups in Somalia”. African Security Review, 15. no. 1: 76- 90(2006).
27
academische wereld een voortdurende interesse geweest naar warlords binnen de Afrikaanse context, onder andere in Somalië.43 Men kan de term warlord of “krijgsheer” definiëren als zijnde een politieke of clan-leider die een bepaald gebied en/of een bepaalde groep controleert en gewapende burgers gebruikt om zijn macht te consolideren en die zich niet onderwerpt aan een hogere autoriteit. De milities van krijgsheren zijn gebaseerd op clan- en persoonlijke loyaliteit en hebben als doel het nastreven van de persoonlijke, meestal politieke, doelen van de krijgsheer. Het doel van de krijgsheren is dus om zoveel mogelijk macht te verwerven, clanloyaliteit is hieraan ondergeschikt en slechts een middel tot het bereiken van die macht. Hoewel de retoriek van clanloyaliteit dus nog wel in vele gevallen door de warlords wordt aangewend om strijders te motiveren om voor hen te vechten zijn ze politiek, sociaal en economisch gezien niet langer verbonden met de clan. Ook de economische factor is van groot belang voor de warlords. Zo stellen Patrick Chabal en Jean-Pascal Daloz bijvoorbeeld dat “warlords are quite literally, businessmen of war, that is, they wield violence as the main instrument of their economic activity”.44 Vele academici zien deze economische factor, greed, dan ook als primaire drijfveer van de krijgsheren. Bovendien dient de krijgsheer voldoende inkomsten te hebben om zijn milities te kunnen onderhouden. Want hoewel ook de retoriek van clanloyaliteit in vele gevallen wordt gebruikt blijft het verwerven van financiële inkomsten toch nog steeds de grootste motivatie voor de strijders om voor een bepaalde krijgsheer te vechten.
Toch hebben ook de Somalische clans hun eigen milities. Deze gewapende groepen die gebaseerd zijn op de clanstructuren zijn ontstaan in de jaren 1980 wanneer gewapende groeperingen zoals het “Somali Salvation Democratic Front” (SSDF) gevormd werden en de strijd aangingen met het regime van Siad Barre. Deze clanmilities vormen de grootste gewapende groep binnen het Somalische conflict en kunnen variëren van een tiental tot een honderdtal strijders. Bij dergelijke milities is de krijgsheer een vertegenwoordiger van de clan die aangesteld is door de clanouderen om de militie te leiden, maar hoewel hij 43
Vinci, Anthony. “‟Like Worms in the Entrails of a Natural Man‟: A Conceptual Analysis of Warlors”. Review of African Political Economy, 34. no. 112: 313- 331 (2007), p. 315- 316. 44 Chabal, Patrick en Jean-Pascal Daloz. Africa Works : Disorder as Political Instrumen . (Oxford: James Currey, 1999), p. 85.
28
de leiding over de militie heeft blijft hij steeds loyaal ten opzichte van de clanouderen. Het doel van de clanmilitie is om de belangen en het territorium van de clan te verdedigen. Met het wegvallen van de staat zijn de Somalische clans de meest relevante politieke gemeenschappen van het land geworden waarbij clanmilities instaan voor de veiligheid van hun eigen clan. In het kader van deze milities kan werkelijk gesproken worden van gewapende burgers die gemobiliseerd worden wanneer het nodig is. Bij clanmilities is de motivatie dus niet het verwerven van inkomsten maar enkel loyaliteit ten opzichte van de clan. De rekrutering gebeurt dan ook volledig op vrijwillige basis waarbij de clanouderen een vertegenwoordiger langs alle families stuurt op zoek naar jonge mannen die willen dienen in de milities. Ook de inkomsten die nodig zijn om deze milities op de been te brengen en van logistieke steun te voorzien worden gegenereerd vanuit de clan zelf. Verder wordt ook de Somalische diaspora aangewend om steun te verwerven en net zoals andere milities wordt ook bij de clanmilities plunderen, het aanslaan van humanitaire hulp en steun van zakenmannen gebruikt om inkomsten te verwerven. Het gebruik van dergelijke vormen van inkomsten kan echter wel wijzen op een evolutie naar warlordisme waarbij de krijgsheer zich gaat distantiëren van de clan en eigen vormen van inkomsten gaat zoeken.
Vaak ook zien we in Somalië dat zakenmannen milities gaan ondersteunen. Hierbij dienen we dan in de eerste plaats te denken aan de clanmilitie van de clan waartoe de zakenman behoort alsook aan de milities van krijgsheren. Over het algemeen kunnen we stellen dat er twee belangrijke redenen zijn waarom zakenmannen bepaalde milities gaan ondersteunen. Allereerst kan men op korte termijn inkomsten verwerven door plunderingen of controle verwerven over bepaalde territoria. Op lange termijn kan het financieel steunen van een militie als een investering gezien worden waarbij men in de toekomst mogelijk politieke macht kan verwerven. Toch zagen we dat naarmate het conflict evolueerde zakenmannen minder en minder dergelijke milities gingen steunen en hoe langer hoe meer eigen milities gingen oprichten. Hierbij zijn we dus aanbeland aan de derde belangrijke gewapende groep van het Somalische conflict. Vooral vanaf 1999 zien we het aantal Somalische krijgsheren verminderen doordat zakenlui ervoor gaan kiezen om zelf “freelance militieleden” in te huren en milities op te richten in plaats van
29
warlords nog langer financieel te ondersteunen.45 Dit omdat de warlords vaak niet voor de veiligheid en stabiliteit konden zorgen die nodig was voor de zakenlui. Het doel van deze milities is dus het verdedigen en dienen van de zakenbelangen van de zakenman. Ondanks het staatsverval kunnen we stellen dat de Somalische economie sinds midden jaren ‟90 een lichte herleving kent. Als vierde groep binnen het Somalische conflict dienen we te denken aan de shari’a rechtbanken en hun milities. Deze rechtbanken werden opgericht in onder andere Mogadishu en trachten de orde te handhaven via de shari’a wetgeving. Vaak ook zien we dat zakenlui hun milities gaan uitbesteden aan deze rechtbanken. Op het ontstaan van deze rechtbanken zal dieper ingegaan worden in hoofdstuk 9. Tenslotte spelen naast de milities van de shari’a rechtbanken ook andere islamitisch milities een grote rol in het conflict. Hierbij dienen we dan in eerste instantie te denken aan fundamentalistische organisaties als Al-Itihaad al-Islaami en Al-Shabaab al-Islaami. De steun van dergelijke groeperingen en hun milities is gebaseerd op religie in plaats van op clanloyaliteit en andere factoren. Het verschil met andere milities in het conflict is dat dergelijke fundamentalistische islamitische groeperingen vaak financiële steun krijgen van andere niet-Somalische islamitische bronnen. Sinds 11/9 worden landen als Somalië hierdoor dan ook vaak gezien als safe haven of uitvalsbasis van terroristen.
45
Menkhaus, Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict, Security and Development, 4. no. 2: 149- 165 (2004), p. 157.
30
3. HET REGIME BARRE EN HET SOMALISCHE STAATSVERVAL
bron: http://erichuangis.com/intervention/somalia.html
When I came to Mogadishu… [t]here was one road built by the Italians. If you try to force me to stand down, I will leave the city as I found it. I came to power with a gun; only the gun can make me go - Siad Barre.
3.1. Het regime Barre Op 15 oktober 1969 werd president Abdirashid Ali Shermarke vermoord door één van zijn bodyguards waardoor het land in een politiek vacuüm belandde. Een paar dagen later, op 21 oktober 1969, maakte een groep legerofficieren geleid door generaal Siad Barre van de situatie gebruik om een geweldloze staatsgreep te plegen.46 Het gemak waarmee 46
Brons; Society, Security, Sovereignity and State: Somalia; p. 171.
31
Siad Barre de macht overnam toont aan dat het leger de invloedrijkste en best georganiseerde macht van het land was geworden.47 Zodra Barre de macht in handen had plaatste hij eerste minister Mohamed Ibrahim Egal onder huisarrest en nam de Opperste Revolutionaire Raad (SRC) onder voorzitterschap van Barre het staatsbeleid over. De staatsgreep werd aanvankelijk door zowat de hele Somalische bevolking toegejuicht, het leger had immers als één van de weinige succesvolle factoren in het opbouwen van de Somalische natiestaat het vertrouwen van de bevolking gewonnen. Bovendien maakte Siad Barre de belofte om het tribalisme en de corruptie die het land verdeelden uit te roeien.48 Het zou niet lang duren eer Barre het wetenschappelijke socialisme afkondigde en de Somalische staat transformeerde naar een eenpartijstelsel geleid door de Somalia Revolutionary Socialist Party (SRSP). 49 In het begin lag de focus van het regime voornamelijk op ontwikkeling, zo trachtte men bijvoorbeeld het analfabetisme in het land aan te pakken, de gezondheidszorg en het onderwijs uit te breiden en te verbeteren en dergelijke meer. Één van Barres verwezenlijkingen was dan ook het ten schrift stellen van de Somalische taal, het Somali. Hoe langer hoe meer consolideerde Barre echter zijn macht, ontwikkelde hij een persoonlijke cultus en ging hij regeren als een autocraat. Tegenstand tegen zijn regime werd hardhandig de kop ingedrukt.50
47
Bradbury, Mark. Becoming somaliland. (Oxford: James Currey, 2008), p. 36. Mukhtar, Historical Dictionary of Somalia, p. 159. 49 Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1: 76- 80 (2004): 77. 50 Zartman, William, ed. Collapsed States: The Disintegration and Restoration of Legitimate Authority. (Londen: Lynne Rienner Publishers, 1995), p. 70. 48
32
3.2. Redenen tot het verval van het regime
De economische politiek en het economisch verval:
Vanaf de jaren 1980 zien we dat het enorm bergaf gaat met de Somalische economie. Dit gaat langs de ene kant gepaard met de economische recessie waarmee een goot deel van het Afrikaanse continent in deze periode te kampen heeft. Zo was de Afrikaanse groei per capita tussen 1965 en 1980 bijvoorbeeld 1,5 waar dit tussen 1980 en 1989 terugviel tot -1,7. In Somalië was het economische verval bovendien nog heviger dan in vele andere Afrikaanse landen door de ongelijke economische verdeling gebaseerd op tribalisme en de clanstructuren waarbij vooral de clan van de machthebber bevoordeeld werd ten opzichte van de andere Somalische clans. Zo kunnen we stellen dat bad leadership van Siad Barre in Somalië het economische verval en de sociale tegenstellingen extra in de hand heeft gewerkt.51
Vanaf het moment dat Siad Barre de macht in Somalië overnam begon hij de voedselproductie en –distributie te controleren. Daarenboven begon het regime Barre ook landbouwgronden in het zuiden van het land in beslag te nemen waardoor voedseltekorten extra in de hand werden gewerkt. Het regime voerde een politiek waarbij de voedselproductie werd aangewend om de eigen clanleden te verrijken. De eerste beleidsmaatregel was de oprichting van de Agricultural Development Corporation (ADC) in 1970. Dit agentschap werd opgericht om controle uit te oefenen op de prijzen van landbouwkundige producten. De prijzen van deze producten werden immers vastgesteld door het regime en alle verkoopsactiviteiten werden overgenomen door de ADC. Private verkoop, aankoop of distributie ervan was dus verboden. De Somalische landbouwers en hun families werd toegestaan om genoeg voorraad te houden om te overleven tot de volgende oogst terwijl de rest van de opbrengst aan het ADC diende verkocht te worden tegen prijzen die gewoonlijk veel lager waren dan de productiekosten. Om te kunnen overleven schakelden verschillende landbouwers over van de productie van graan naar de productie van bederfelijke producten zoals tomaten en watermeloen.
51
Het hierna volgende is gebaseerd op: Abdullahi Osman en Issaka Souaré. Somalia at the Crossroads. Challenges and perspectives on reconstituting a Failed State. (Londen: Adonis & Abbey Publishers, 2007), p. 10- 13.
33
In 1974 toen het centrale gedeelte van Somalië hevig getroffen werd door droogte, die in Somalië gekend staat als de Dabadher, hervestigde het regime Barre 140 nomaden in het Sablaale- en Kurtuwarreydistrict. Hierbij werd aan deze nomaden het landbouwland geschonken dat men van landbouwers geconfisqueerd had. Ook deze maatregel zorgde er dus voor dat er minder voedsel geproduceerd werd. De meest verwoestende beleidsmaatregel was echter de Land Reform Act in 1975. Deze wet verklaarde alle Somalische gronden eigendom van de staat en werd uitgevaardigd om de confiscatie van vruchtbaar land te intensifiëren. Volgens deze wet diende elke verkoop van land geregistreerd te worden bij de overheid. Daar vele landbouwers deze wet niet ten volle begrepen zetten zij de traditie van overerving van het land van generatie op generatie verder waardoor ze door de overheid beboet werden. De meeste van deze landbouwers konden deze boetes niet betalen waardoor ze hun landbouwgrond dat vaak al generaties in het bezit van hun familie was dienden op te geven. Vervolgens distribueerde het regime Barre dergelijke landbouwgronden aan hun clanleden (voornamelijk aan de Marrehaan) die vaak geen idee hadden hoe aan landbouw te doen. Verder werd tijdens de jaren ‟70 ook het ministerie van de Jubbavallei opgericht dat enkele projecten leidde zoals het Jubba Sugar Project (JSP) en het Mugambo Irrigation Project (MIP). Deze projecten werden gefinancierd met buitenlandse hulp en leningen bij Westerse en Arabische landen. Beide projecten draaiden echter uit op een mislukking die vele boeren arm en landloos achterlieten en bovendien het milieu beschadigden.
Hoewel de strijd om resources altijd al een rol heeft gespeeld in Somalië, is er in deze periode toch een transformatie waarneembaar. Land- en waterrechten vormden tot op dit moment immers voornamelijk redenen tot contestatie op het lokale niveau. Met het staatsingrijpen op het beheer hiervan en het systeem van patronage waarbij land uitgedeeld werd aan Barres volgelingen begon de strijd om resources ook steeds meer te spelen op het nationale niveau.52 Natuurlijk zou het ook incorrect zijn om het gehele economische verval in Somalië te wijten aan bad leadership van het regime Barre. Ook externe factoren, zoals bijvoorbeeld een invoerverbod in Saudi Arabië op vee afkomstig uit Somalië, hebben hierin een belangrijke rol gespeeld.
52
Besteman, Catherine, en Lee Cassenelli, eds. The struggle for land in southern Somalia: the war behind the war. Boulder: Westview press, 1996, p. 18- 19.
34
De oorlog om Ogaden:
Al van voor de onafhankelijkheid spraken de Somalische clans uit Ogaden de wil uit om opnieuw bij de rest van Somalië te horen. Ook in de republiek Somalië zelf leefde de droom van een groot en verenigd Somalië waar zowel de Ethiopische regio Ogaden als de etnische Somaliërs uit Kenia toe zouden behoren. In 1977 wanneer Haile Selassie in Ethiopië wordt afgezet en er chaos heerst rond de opvolging zal Siad Barre dan ook pogen om de regio Ogaden te annexeren. 53 Hiermee trachtte Barre de Somalische natie te verenigen rond een gemeenschappelijk doel en deze droom van een sterk en verenigd Somalië werkelijkheid te laten worden. Ook economische motieven zullen ongetwijfeld meegespeeld hebben daar Ogaden één van de rijkste regio‟s van Ethiopië is. 54 Maar in plaats van de Somalische natie te verenigen rond een gemeenschappelijk doel zou de oorlog om Ogaden desastreuze gevolgen hebben voor Somalië en het regime van Siad Barre.
In juli 1977 leek het zeer aanlokkelijk om Ogaden binnen te vallen en te proberen deze regio opnieuw bij Somalië te voegen. In Ethiopië heerste immers een zekere chaos en machtsstrijd nadat Haile Selassie was afgezet en ook militair gezien stond Somalië er veel sterker voor dan Ethiopië. De Ethiopiërs waren niet alleen veel slechter uitgerust dan de Somaliërs, hun wapenuitrusting was ook erg verouderd. Zo had Somalië bijna driemaal zoveel tanks als Ethiopië, betere vuurwapens, en dergelijke meer. Enkel wat betreft het aantal manschappen had Ethiopië de bovenhand (47 000 ten opzichte van 35 000), maar deze waren verspreid over heel Ethiopië, zo waren enkele van de beste eenheden bijvoorbeeld in het Noorden gestationeerd. 55 Toch zou tijdens de oorlog blijken dat Somalië zichzelf overschat had, de bevoorrading, communicatie en voorziening van versterking liepen niet zo vlot als verwacht. Maar dat Somalië uiteindelijk in maart 1978 zijn troepen uit Ethiopië moest terugtrekken had alles te maken met de inmenging van buitenlandse mogendheden in het conflict. Al vanaf de jaren „60 was de Sovjetunie een bondgenoot geweest van het socialistische Somalië. Tijdens de oorlog om Ogaden zullen de allianties echter omdraaien. In Ethiopië zou het kolonel Mengisto zijn die de macht grijpt en Ethiopië zal omvormen tot een socialistische staat. De Sovjetunie en Cuba kozen in de oorlog om Ogaden partij voor Mengisto en zorgden voor een
53
Ajulu The reasons for failures in the reunification of Somalia, p. 77. Tareke, Gebru. “The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited”. International Journal of African Historical Studies, 33. no. 3: 635- 667 (2000), p. 638. 55 Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 638. 54
35
snelle bevoorrading van Etiopië, zowel op logistiek vlak als wat betreft het aantal manschappen.56
De oorlog om Ogaden had enorme gevolgen voor zowel Ethiopië als Somalië. In Ethiopië zorgde de overwinning ervoor dat de nationale trots en het vertrouwen in het Ethiopische leger opnieuw hersteld werden. Verder kon Mengisto zijn macht consolideren en werd hij dankzij deze overwinning als onbetwistbare leider van Ethiopië aanvaard. In Somalië echter had ook het verlies van de oorlog zo zijn gevolgen. Allereerst was Somalië zijn bondgenoot, de Sovjetunie, kwijtgeraakt die op militair vlak steeds voor een enorme bevoorrading van het regime Barre had gezorgd. Verder was ook de geloofwaardigheid van het leger, de politie en Barre zelf door de oorlog aangetast en genereerde het verlies meer dan een miljoen vluchtelingen uit Ogaden die tijdens de oorlog Somalië hadden gesteund. 57 Vooral deze enorme instroom van vluchtelingen, tegen 1979 waren er officieel al 1,3miljoen vluchtelingen in het land, zou de druk op het regime vergroten. Het grootste deel van de vluchtelingen vestigde zich in het noorden, waar de Isaaq in hun eigen gebied verdrongen werden tot tweederangsburgers. Ook het beleid van de regering om deze vluchtelingen massaal te rekruteren voor het leger verhoogde de spanningen.58
Barres clanpolitiek:
Hoewel de Somalische samenleving vaak als een egalitaire samenleving wordt beschreven, zien we dat er toch een grote mate van sociale ongelijkheid heerst. Deze sociale ongelijkheid is gebaseerd op de Somalische clanstructuur.59 Hoewel Barre in 1969 toen hij de macht greep beloofde om een einde te maken aan het tribalisme dat Somalië verdeelde, werd het tribalisme tijdens zijn regime in feite nog meer aangewakkerd. Leden van zijn eigen clan werden ten koste van anderen beloond, denken we maar aan de stukken landbouwgrond die men confisqueerde om deze vervolgens aan de eigen clanleden uit te delen. De machtsposities in het land werden voornamelijk bekleed door leden van de Marrehaan, Ogadeni en Dulbahante,
56
Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 661. Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 666. 58 Ahmed, Ismail en Reginald Herbold Green. “The heritage of war and state-collapse in Somalia and Somaliland: local-level effects, external interventions and reconstruction”. Third World Quarterly, 20. no. 1: 113- 127 (1999), p. 118. 59 Abdullahi en Souaré. Somalia at the Crossroads, p. 30. 57
36
waardoor men het soms zelfs al spottend over “MOD heerschappij” had. Verder probeerde men ook de elite van de andere clans te elimineren.60
Na de oorlog om Ogaden werd Somalië in het kader van de Koude Oorlog een bondgenoot van het Westen. De steun die Barre van het Westen verwierf spendeerde hij voor het grootste deel aan het leger en aan zijn eigen clanleden in Mogadishu. Deze ongelijke verdeling vergrootte het verzet tegen zijn regime. Om dit verzet te neutraliseren begon Barre de zogenaamde loyale clans te bewapen en aan te moedigen om de “rebellerende clans” te bestrijden. Barre speelde de clans dus tegen elkaar uit waardoor hij de basis legde voor latere wraakacties en clanconflicten. Ook vluchtelingen uit Ogaden werden door Barre bewapend om tegen de rebellerende clans te strijden. Voornamelijk de Isaaq werden hard getroffen door dergelijke acties, maar ook de Hawiye zouden snel volgen. In het begin van de jaren „80 begonnen er in Hargeisha jonge mensen te verdwijnen die als een bedreiging voor het regime werden aanschouwd. Later zouden hele gebieden zoals Hargeisha in het noorden, die bewoond werden door de Isaaq, als vijandig gebied beschouwd worden en aangevallen worden.61
3.3. De opkomst van verzet tegen Siad Barre
Hoe langer hoe meer zien we dat er verzet ten opzichte van Barre en zijn regime groeide. De eerste weerstand tegen het regime ontstaat al vrij snel. Reeds in 1971 werd er getracht om een coup te plegen, meer bepaald door enkele prominente leden van de revolutionaire raad. De coup was evenwel onsuccesvol en de leden werden openbaar geëxecuteerd. Ook van Islamitische geleerden krijgt Barre tegenkanting. Deze protesteerden tegen Barres inmenging in de Islamitische wetgeving. Deze vreedzame protesten worden bloedig de kop ingedrukt, op 23 januari 1975 worden de tien leidende Islamitische geleerden geëxecuteerd en honderden andere vervolgd. 62 Toch zien we vooral vanaf de oorlog om Ogaden de opkomst van gewapende verzetsgroepen die voornamelijk langs clanlijnen werden georganiseerd. Zo zien we bijvoorbeeld dat zowel de Isaaq, Hawiye en Majerteen op het einde van de jaren ‟70 en in de loop van de jaren ‟80 hun eigen verzetsgroepen gaan oprichten en zich tegen de
60
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 10. (26/07/09): http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 61 Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1(2004): 77. 62 Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 44.
37
onderdrukking van Siad Barre gaan verzetten. Hieronder volgt een kort overzicht van de belangrijkste groeperingen die de strijd met het regime Barre aangingen en een grote rol hebben gespeeld in diens val en in de machtsstrijd die hier in 1991 op volgde:
Somali Salvation Democratic Front (SSDF):
De Majerteen, die een subclan vormen van de Harticlan, waren de eersten die in opstand kwamen tegen het regime van Siad Barre. In 1978 werd er namelijk door leden van de Majerteen getracht om een coup te plegen. Deze mislukte en de overlevenden vluchtten naar Ethiopië waar ze zich gingen organiseren in het Somali Salvation Front met Abdullahi Yusuf Ahmed als hun leider. Later zouden nog andere groepen zich bij het Somali Salvation Front voegen waardoor de naam veranderde naar Somali Salvation Democratic Front (SSDF). Met hun basis in, en de steun van Ethiopië voerde het SSDF guerrillaraids uit in Somalië. De repressie liet dan ook niet lang op zich wachten.63 Naast de Isaaq en de Hawiye waren de Majerteen de grootste slachtoffers van Barres onderdrukking en repressie. Grote aantallen Majerteen in de provincie Mudug en in Mogadishu werden vermoord en velen vluchtten naar het noordoosten van het land waar de Majerteen van oudsher woonden.64
Somali National Movement (SNM):
Ook de Isaaq gingen zich al gauw tegen het regime van Siad Barre organiseren. In 1981 wordt door verschillende leiders van de Isaaq de wens uitgesproken om zich af te scheiden van de rest van Somalië en werd de Somali National Movement (SNM) gevormd.65 Ook de SNM opereerde vanuit Ethiopië en begon vanaf 1982 op sporadische basis het regime Barre aan te vallen en Isaaq die door Barre gevangen gezet waren te bevrijden. Een echte bedreiging voor het regime vormt de beweging echter pas vanaf 1984. In deze periode gaat het SNM relaties aan met andere verzetsbewegingen zoals het SSDF en gaat men allianties aan met andere clans zowel in het noorden als in het zuiden van het land. Men voerde aanvallen uit op militaire overheidsposten in Hargeisha, Burao en Berbera en tegen 1986 zou men zo‟n 30 operaties uitgevoerd hebben waarbij 476 soldaten van het regime werden omgebracht ten 63
Cornwell, Somalia: Fourteenth time lucky?, p. 3. Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 3 (Londen: Greenwood Press, 2002), p. 1147. 65 Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 2, Londen: Greenwood Press, 2002, p. 809. 64
38
koste van 38 leden van het SNM. Het succes van het SNM zou Barre uiteindelijk dwingen om opnieuw de relaties met zowel Libië en Ethiopië te herstellen om zo een einde te kunnen maken aan de steun die de SNM van beide landen ontving.66 Het hardnekkige verzet van de SNM tegen Barres regime had natuurlijk grote gevolgen voor de gehele Isaaqbevolking. Leden van de Isaaq waren door de harde repressie gedwongen om Mogadishu en andere grote steden in het zuiden te ontvluchtten en ook de stad Hargeisha in het noorden werd ten gronde gericht.67
United Somali Congress (USC):
Vervolgens zou ook de Hawiye in 1987 een eigen verzetsbeweging oprichten, namelijk de United Somali Congress (USC). Hoewel de Hawiye als de grootste Somalische clanfamilie wordt beschouwd speelde de Hawiye geen aanzienlijke rol in de strijd tegen Siad Barre voor 1990. Na 1990 wordt het USC desondanks een belangrijke factor, zowel wat betreft de val van Barre als in de machtstrijd die erop volgde. De USC werd opgericht door Ali Mohammed “Wardigly” die van 1984 tot 1987 de ondervoorzitter van het SNM was geweest.68 Het USC zou zich echter al snel opsplitsen in twee groeperingen gebaseerd op de twee belangrijkste subclans van de Hawiye, met name de Abgal en de Habar Gidir.69
Somali Patriotic Movement (SPM):
Deze verzetsbeweging die in 1989 werd opgericht door kolonel Omar Jess werd geleid door de Ogandeni‟s. Net zoals het USC zou ook deze beweging later gaan samenwerken met het SNM. Het SPM was vooral actief in het zuiden van het land, in het gebied rond de Jubarivier.70 Hoewel de Ogandeni één van de drie clans was die in het verleden Barres steun hadden genoten zien we naar het einde van de jaren ‟80 toe toch ook een verslechtering van deze relaties. De verslechterende relaties kennen een hoogtepunt in 1990 wanneer vele legerofficiers van de Ogandeniclan massaal deserteren en zich aansluiten bij het SPM.71 Ook Adan Abdullahi Nur “Gabeeyow, voormalig minister va defensie, voegde zich bij het SPM. 66
Mukhtar, Historical Dictionary of Somalia, p. 122. Ibidem, loc. cit. 68 Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 26. 69 Cornwell, Somalia: Fourteenth time lucky?, p. 3. 70 The United Nations in Somalia. Somalia History. (18/04/09): http://www.unsomalia.net/infocenter/history.htm 71 Somalia Opposition Movements (18/04/09) http://www.photius.com/countries/somalia/government/somalia_government_opposition_movements.html 67
39
Toen het regime ten val was gebracht in januari 1991 gingen Omar Jess en Adan Abdullahi Nur “Gabeeyow” echter een radicaal andere koers varen. Kolonel Omar Jess voegde zich bij de strijdmacht van generaal Aideed terwijl Adan Abdullahi Nur banden aanging met Siad Hersi “Morgan”, de leider van het SNF.
3.4. Het uitbreken van de burgeroorlog en de val van Siad Barre De bloedige repressie waarmee Barre een antwoord trachtte te bieden op de opkomst van de verschillende verzetsgroepen in de jaren ‟80 zorgde er enkel voor dat nog meer mensen zich bij deze bewegingen gingen aansluiten en zich tegen Barres regime gingen keren. Ook de alliantie tussen de Marrehaan, Ogadeni en Dulbahante zou in 1986 ineenstorten. In dat jaar was Barre betrokken in een auto-ongeval en begon de Marrehaan schrik te krijgen dat een andere clan de macht zou overnemen. Ook in Barres familie en clan zelf was er een grote rivaliteit met betrekking tot wie hem zou moeten opvolgen.72 Uiteindelijk zou in 1988 een ware burgeroorlog in het land uitbreken.
In april 1988 werd er een vredesakkoord ondertekend door Somalië en Ethiopië waarbij ze overeenkwamen om hun relaties te normaliseren en een einde te maken aan de steun die ze aan elkaars oppositiegroepen verleenden. De SNM die hierdoor de steun van en hun uitvalsbasis in Ethiopië verloor, viel hierop op 27 mei 1988 de militaire basis van Burao en op 31 mei deze van Hargeisha aan, waarmee ze de militaire vestigingen van de twee grootste steden in het noorden onder vuur namen.73 Als reactie hierop keerde het regime Barre zich tegen de burgerbevolking in het noorden en brak de burgeroorlog uit die in 1991 zou leiden tot de uiteindelijke ineenstorting van de staat. Met de bewering dat men SNM-strijders en wapens zocht, doorzocht het regime systematisch alle huizen in de steden van het noorden (waaronder Burao, Hargeisha, Berbera, Borama, Sheikh en Erigavo). Hierbij werden duizenden mensen in hun eigen huizen neergeschoten en werd de regio door het leger geplunderd. 74 Bovendien zette het regime ook de luchtmacht in waarbij de steden in het noorden gebombardeerd werden en werd in deze strijd tegen de eigen bevolking ook massaal
72
Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 21. Schwoebel, Mary Hope. Greater Horn of Africa Peace Building Project, case studie seven: Impact Evaluation of the War-Torn Societies Project: Somaliland. Management Systems International, maart 2002, p. 6. (02/05/09) http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf 74 Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, Testimonies About the Killings and the Conflict in the North. (Washington: The Africa Watch Committee, januari 1990), p. 9. 73
40
gebruik gemaakt van landmijnen.75 Ook in Mogadishu werden leden van de Isaaq gearresteerd en ontsnapten ze niet aan de terreur.76 Verder zijn er ook meldingen gemaakt van gevallen waarbij de SNM burgers arresteerde of om het leven bracht. Deze burgers waren voornamelijk van de Darood, maar ook zakenlui van de Isaaq zelf die ervan verdacht werden collaborateurs te zijn werden doodgeschoten.77 Africa Watch schatte dat er tussen mei 1988 en januari 1990 al zo‟n 50 000 à 60 000 mensen om het leven waren gekomen en dat meer dan een half miljoen mensen Somalië ontvlucht waren, waarbij het grootste deel naar de buurlanden Ethiopië en Djibouti vluchtte.78
Zoals reeds aangegeven verschenen op het einde van de jaren 1980 ook de andere gewapende verzetsbewegingen zoals de SPM en de USC op het toneel en gingen deze, net zoals de SNM en de SSDF in het noorden, de strijd aan met het regime Barre, zij het in Centraal- en ZuidSomalië. Hierdoor breidde de burgeroorlog zich uit over heel Somalië. De burgerbevolking in Centraal- en Zuid-Somalië ondergingen dus al snel dezelfde misbruiken als de Isaaq- en Majerteenbevolking in het noorden. 79 Barre die nu verwikkeld was in een burgeroorlog over het gehele land en stilaan de strijd aan het verliezen was bood zowel in 1989 als in 1990 aan om te onderhandelen met zijn tegenstanders maar deze verwierpen dit voorstel en eisten dat hij zou aftreden.80
Uiteindelijk zouden het de USC en de SPM zijn die een doorslaggevende rol zou spelen in de val van Siad Barre. De aanleiding was een gevecht in het noordoostelijke gedeelte van Mogadishu tussen de twee Hawiyesubclans, met name de Abgal en de Habr Gedir. Barres troepen probeerden van dit gevecht gebruik te maken om de USC te vernietigen. Maar de factie van de Abgal kreeg algauw de hulp van zo‟n driehonderd guerrillastrijders die de troepen van Barre in een hinderlaag lokten en aanvielen. De reactie van de regeringstroepen was bloedig en de USC zag zich genoodzaakt om de rest van haar strijders, die zich op dat moment zo een vijftig kilometer van Mogadishu bevonden, te mobiliseren. Deze 1500 andere guerillastrijders onder leiding van generaal Mohammed Galaal zouden op het einde van de eerste week van januari 1991 in Mogadishu arriveren. Toch zou het nog tot de inmenging van 75
Schwoebel Greater Horn of Africa Peace Building Project, p. 6. (02/05/09) http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf 76 Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, p. 166. 77 Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, p. 194. 78 Ibidem, p. 10. 79 Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief. (New York: Africa Watch, juli 1992), p. 4. 80 Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 25.
41
de zwaar bewapende Ogandeni‟s van de SPM duren eer de guerrillastrijders er in slaagden om Barre uit zijn militaire bunker te verdrijven.81 De val van het regime Barre was een feit op 23 januari 1991.
3.5. De oorzaken van het ineenstorten van de staat
Dat de ineenstorting van de Somalische staat er niet zomaar ineens is gekomen is evident. De meerderheid van de literatuur die handelt over de oorzaken van de oorlog en de uiteindelijke ineenstorting van de staat heeft het desondanks zoals Osman het stelt over een “single cause analysis”, waarbij men zich enkel concentreert op de rol van het regime Barre. 82 Toch zijn er nog andere factoren die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de uiteindelijke ineenstorting van de Somalische staat in 1991. Aan de grondslag ligt dus veeleer een combinatie van factoren die elk een rol hebben gespeeld en elkaar versterkt hebben dan één bepaalde oorzaak zoals het bad leadership van Siad Barre. Zowel interne als externe factoren hebben een rol gespeeld. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste oorzaken van het ineenstorten van de Somalisvhe staat en het conflict dat hierop volgde:
Bad leadership van Siad Barre:
Het bad leadership van Siad Barre dat in grote lijnen reeds is beschreven in wat voorafging in dit hoofdstuk heeft ongetwijfeld een grote rol gespeeld in de uiteindelijke ineenstorting van de Somalische staat in 1991. Volgens theorieën van bad leadership is dit leiderschap “what makes or breaks the state”. Laat het nu juist dergelijk leiderschap zijn dat zo kenmerkend is geweest voor vele Afrikaanse landen sinds de onafhankelijkheid. Denken we maar aan Mobutu Sese Seko in Zaïre en vele anderen, die net als Barre “heerser voor het leven” waren en voor een verarming van het eigen land zorgde.83 Volgens Adam Hussein beschadigde dit dictatoriaal bestuur in Somalië de relatie tussen de staat en de burgers.84 Toch zijn er ook nog vele andere factoren die hebben bijgedragen tot het ineenstorten van de Somalische staat.
81
Ibidem, p. 27. Abdullahi en Souaré. Somalia at the Crossroads, p. 83. 83 Ibidem, p. 11. 84 Zartman, Collapsed States, p. 71. 82
42
De militaire heerschappij:
De dictatuur van Barre functioneerde natuurlijk niet in een institutioneel vacuüm. De Somalische militaire structuur speelde een grote rol in de ondersteuning van deze dictatuur en werd dan ook beschouwd als één van de best uitgebouwde van Sub-Sahara Afrika. Barre zag als geen ander het belang in om de staatssectoren en de civiele samenleving te controleren en maakte hiervoor onder andere gebruik van het leger, de veiligheidsdiensten, paramilitairen en dergelijke meer. Kort na de onafhankelijkheid telde het Somalische leger zo‟n 3000 manschappen. In 1982 zou het leger echter al 120 000 manschappen tellen en omgevormd zijn tot een waar repressieapparaat.
85
Het is mede door de bloedige repressie dat de
verzetsgroeperingen steeds meer steun van de bevolking hebben verworven en uiteindelijk sterk genoeg waren om Barre van de macht te verdrijven.
De Somalische clanstructuur en het misbruik hiervan:
Tijdens het regime van Siad Barre was het al dan niet behoren tot bepaalde clans het belangrijkste criterium voor het verwerven van macht. Loyale clanleden verwierven de belangrijkste en machtigste posities. Vooral na de verwerping van het wetenschappelijk socialisme werd het clanisme (het behoren tot de juiste clan) de belangrijkste “ideologie”. Hierbij waren het vooral de Marrehaan (de clan van Barre zelf), de Ogandeni (de clan van zijn moeder) en de Dulbahante (de clan van zijn schoonzoon, Ahmad Sulaymaan Abdullah, hoofd van de Nationale Veiligheidsdienst) die Barres steun verkregen en de ruggengraat van het regime vormde. Barre vernietigde ook systematisch de elite van de andere clans, deze werden gevangengezet of naar het buitenland verbannen. Hiermee beschadigde hij een groot deel van de Somalische elite. Na de oorlog om Ogaden hanteerde hij bovendien een ware verdeel-enheerspolitiek waarbij hij zijn eigen clans bewapende om de rebellerende clans te bestrijden. Hierbij legde hij de basis voor latere conflicten en wraakacties tussen de clans.86
85 86
Ibidem, loc. cit. Zartman, Collapsed States, p. 71- 72.
43
Het einde van de Koude Oorlog:
De militaire, technische en financiële steun die Somalië in het kader van de Koude Oorlog ontving heeft er zeker toe bijgedragen dat het regime van Siad Barre zo lang stand heeft gehouden. Met het einde van de Koude Oorlog kwam er abrupt een einde aan de enorme steun die Somalië altijd had gekregen en beschikte Barre niet meer over de middelen om zijn macht te behouden. Ook de schending van de mensenrechten door Siad Barre in zijn campagne tegen het noorden zorgde voor een verhoogde kritiek in de Verenigde Staten ten opzichte van Somalië en de uiteindelijke schorsing van militaire hulp in 1988. De economische hulp zou in 1989 stop gezet worden.
De aanwezigheid van enorme hoeveelheden wapens in Somalië:
Doorheen de jaren spendeerde Somalië een groot deel van haar inkomsten aan het leger en hieraan gerelateerde activiteiten. Bovendien kreeg het land in het kader van de Koude Oorlog enorme militaire hulp door haar strategische ligging, eerst door de Sovjetunie en later door de Verenigde Staten. Op het moment dat de staat ineenstort in 1991 was het land dus reeds verzadigd met veel te veel wapens. Deze wapens werden vervolgens aangewend in de machtsstrijd die na de val van Barre losbarstte.87
87
Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 107.
44
4. DE MACHTSTRIJD NA DE VAL VAN SIAD BARRE: AIDEED VERSUS MAHDI
bron: http://www.dfid.gov.uk/Where-we-work/Africa-Eastern--Southern/Somalia/
The Somali war is a zero-sum game where warring factions are fighting either to become Siad Barre, or not allow others to become Barre - Een Somalische clanoudere88
4.1. Siad Barre is ten val gebracht, en nu…?
De val van Siad Barre bracht de desintegratie van Somalië in een stroomversnelling om verschillende redenen. Ten eerste hadden alle verzetsbewegingen slechts één ding gemeen, namelijk dat ze Barre van de macht wilden verjagen. Één van de weinige momenten wanneer deze groepen hun bereidheid om samen te werken toonden was in augustus 1990 wanneer de SNM, de SPM en de USC de overeenkomst sloten om hun krachten te bundelen om Barre ten val te brengen. Nu deze taak volbracht was kwamen de tegenstellingen tussen deze op clanstructuren gebaseerde verzetsbewegingen opnieuw aan de oppervlakte en zouden ze de strijd met elkaar aangaan om de macht.89 Ten tweede trachtte de Hawiye na de val van Barre zich onmiddellijk de macht toe te eigenen, hoewel deze clan tot een paar maanden voor zijn val zogoed als geen rol speelde in de strijd tegen Barre. 90 Ten derde zou de USC een interimpresident aanduiden zonder hierbij de andere verzetsgroeperingen te consulteren. Hiermee 88
Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 83. Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 26-27. 90 Ibidem, p. 27 89
45
ging de USC in tegen de overeenkomst die ze in 1990 met de andere groeperingen gesloten had en waarin men overeengekomen was om met de andere groeperingen te overleggen.91
4.2. De splitsing van de USC en de aanstelling van Ali Mahdi tot interimpresident
Reeds vanaf 1990 en dus nog voor de val van Siad Barre zagen we dat de USC zich opsplitste in twee groeperingen. Langs de ene kant de gematigde “externe” tak van de organisatie die in Italië gevestigd was en grotendeels vereenzelvigd kan worden met de Abgalclan en langs de andere kant de “interne” tak van de USC die opereerde vanuit Ethiopië en vereenzelvigd kan worden met de Habr Gidirclan. In feite was het enkel de interne tak van de USC geweest, die onder de leiding van generaal Mohamed Farah Aideed stond, die de strijd tegen het voormalige regime had uitgevochten. 92 In de verwarring die er heerste na de val van Siad Barre werd Ali Mahdi, leider van de externe USC uitgeroepen tot president. Mahdi die een relatief onbekend figuur was, was de eigenaar van één van de beste hotels van Mogadishu. Verder was hij omringd door verschillende veteranen van het voormalige regime, zoals Mohamed Sheikh Osman, voormalige minister van financiën en Ahmed Jilow, voormalig hoofd van de geheime politie. Ook was Ali Mahdi één van de ondertekenaars van het manifesto geweest, een manifest dat in de lente van 1990 door een groep politici werd ondertekend en de aftreding van president Barre vroeg. Verschillende van de personen die het manifesto hadden ondertekend werden gearresteerd, maar verder werd er door het regime geen gehoor gegeven aan dit manifest. Hierbij werd de laatste oproep tot een vreedzame en ordelijke machtstransitie door het regime van de hand gewezen. Generaal Aideed, de SPM en de SNM weigerden echter om de “verkiezing” van Ali Mahdi tot president te aanvaarden. Hierdoor zou de burgeroorlog bijna onmiddellijk na de val van Siad Barre (op 29 januari 1991) opnieuw uitbarsten, zij het nu tussen de “overwinnaars” onderling.93 Een bloedige oorlog zou de nog overblijvende infrastructuur van Mogadishu vernietigen en vele mensenlevens eisen.94
91
Ibidem, loc. cit. Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 46. 93 Ibidem, p. 45-46. 94 Abdullahi, Culture and customs of Somalia, p. 40. 92
46
4.3. De strijdende partijen Bij de aanvang van het conflict dat volgde op de ineenstorting van de Somalische staat in 1991 waren het voornamelijk de partijen die voor de val van Siad Barre hadden gezorgd die op de voorgrond traden en probeerden het machtsvacuüm op te vullen, respectievelijk de twee strekkingen van de USC, de SNM, de SSDF en de SPM. Naarmate de burgeroorlog vorderde zien we echter dat steeds meer partijen te voorschijn komen en zich in de strijd gaan mengen.95 Vanaf nu zal er voor gekozen worden om te spreken over “facties” waarmee ik het heel breed over “agerende politieke groepen” heb. De meeste van deze op clanstructuren gebaseerde politieke organisaties kunnen immers niet gezien worden als “traditionele” clanstructuren daar de meeste pas vanaf 1990 verschijnen 96 en ook de eerder genoemde organisaties kunnen niet langer als “verzetsorganisaties” beschreven worden. Voor alle duidelijkheid zal hier allereerst een overzicht gegeven worden van de verschillende facties die zich, naast de eerder beschreven organisaties, in het begin van de jaren ‟90 in het conflict gingen mengen.
Somali National Front (SNF):
Deze factie was in feite een overkoepelende organisatie die voormalige leden van het regime Barre verenigde en gezamenlijk strijd voerde tegen de nieuwkomers. Daar het regime Barre steeds erg gesteund had op de Marrehaanclan behoorde het merendeel van de leden van het SNF dan ook tot deze clan. Toch wist het SNF ook steun te verwerven van de Ogandeni‟s die generaal Adan Abdullahi Nur steunden en sommige Keniaanse en Ethiopische Ogandeni alsook van een aantal Harti en Bimaalleden. De leider van de SNF was generaal “Morgan”. Bijna slaagde het SNF erin om Mogadishu opnieuw te veroveren in 1992.97
95
International Crisis Group. “Biting the Somali Bullet”. ICG Africa Report no. 79. (Nairobi/Brussel: ICG, 4 mei 2004), p. 3. 96 Teutsch, Collapsing expectations: national identity en disintegration of the state in Somalia, p.54. 97 Het hierna volgende is gebaseerd op: Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 48- 51..
47
Somali Democratic Movement (SDM):
Deze factie werd in 1989 opgericht met als doel de boeren van de Digil en Rahanweyn uit het zuiden van Somalië te beschermen tegen het geweld van de andere facties. Toch zou het SDM niet echt slagen in het verwezenlijken van haar doelstelling daar de Digil en Rahanweyn nooit strijders waren geweest en de factie een tekort aan wapens had. De andere facties zouden in hun strijd het gebied van de Digil en Rahanweyn dan ook maar liefst drie keer doorkruisen tussen januari 1991 en midden 1992. Het is dan ook dit gebied van Somalië dat het zwaarst getroffen zou worden door de hongersnood in 1992. Tijdens de UNOSOM-interventie in het land zou de SDM uiteenvallen in twee facties. Allereerst de factie die geleid zou worden door Mohamed Nur Aleeyow en die generaal Aideed zou ondersteunen, en ten tweede een factie die geleid zou worden door Abdi Mussa Mayow en die zijn steun zou verlenen aan de operatie van de Verenigde Naties. Hoewel het SDM militair gezien steeds vrij zwak is geweest, is deze factie politiek gezien wel van belang daar de Digil en Rahanweyn samen zo‟n 40% van de Somalische bevolking uitmaken.
Southern Somali National Movement (SSNM):
Deze factie was vooral actief in het gebied ten noorden van Kisimayo en werd opgericht met ondersteuning van generaal Aideed om kolonel Omar Jess bij te staan in zijn strijd tegen het SNF. Ook deze factie zou zich in twee opsplitsen tijdens de UNOSOM-periode. Langs de ene kant krijgen we een deel van het SSNM dat zich achter Abdi Warsame Issaq schaart, deze verliet generaal Aideed om te gaan samenwerken met de VN. Het andere deel van de SSNM kwam onder leiderschap van Abd-el-Azziz Sheik Yusuf te staan en bleef trouw aan de SNA, dit was een losse alliantie van clans die in 1992 door generaal Aideed werd opgericht in de strijd tegen Ali Mahdi.
United Somali Front (USF):
Deze factie die werd opgericht om de belangen van de Issa-bevolking te verdedigen speelde een verwaarloosbare rol in het conflict. De basis van de factie ligt in het uiterste noordwesten van het land en wordt gesteund door de republiek van Djibouti, die politiek gezien ook gedomineerd wordt door de Issa. Het USF vocht niet mee in de burgeroorlog aangezien de oorlog in het noorden van het land eindigde in 1991 met de oprichting van Somaliland. Het 48
USF heeft sindsdien wel verschillende keren geprobeerd om het gebied dat door de Issa bewoond wordt af te scheuren van de rest van Somaliland. Al deze pogingen zijn onsuccesvol geweest.
Somali Democratic Alliance (SDA):
Het SDA vertegenwoordigt de Gaddabursiclans uit het noordwesten van het land. Tijdens de burgeroorlog vocht het SDA aan de zijde van het regime en dus tegen het SNM. Sinds de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Somaliland heeft de factie zich opgesplitst. Een deel van de beweging heeft zich verzoend met de door Isaaqs gedomineerde “SNM-regering”. De rest van het SDA, dat gedeeltelijk in Londen en gedeeltelijk in Ethiopië gevestigd is, blijft vijandig tegenover deze nieuwe “regering” in Hargeisha. Toch heeft het SDA zich niet gemengd in de strijd in Somaliland in het begin van de jaren ‟90.
United Somali Party (USP):
De USP heeft zich nooit gemengd in de burgeroorlog maar moet eerder gezien worden als een politieke partij. De oorsprong van de USP gaat al terug tot in de jaren ‟50 toen de partij werd opgericht door de clanfamilies van de Darood (de Dulbahante en de Warsangeeli) in Brits Somaliland. Deze clans realiseerden zich dat ze in de minderheid zouden zijn ten opzichte van de Isaaq clanfamilie indien Somaliland onafhankelijk zou worden. De samenvoeging van Brits Somaliland met Italiaans Somalië maakte de USP dan ook ietwat overbodig aangezien de meerderheid van de clans in het nieuwe onafhankelijke Somalië tot de clanfamilie van de Darood behoorden. In 1969 met de staatsgreep van Siad Barre werden alle politieke partijen verbannen en verdween dus ook de USP van het toneel. In 1991 zou ze echter opnieuw verschijnen aangezien de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Somaliland de oude bezorgdheid van de USP weer actueel maakte. Net zoals de SDA kan de USP onderverdeeld worden in een tak die de nieuwe rol van de regering in Hargeisha aanvaardt en de opponenten die pleiten voor een oostelijk deel van Somaliland dat volgens hun verbonden zou moeten worden met het noordoostelijke deel van het land dat door de SSDF wordt gecontroleerd en waar voornamelijk Majerteens (een clan binnen de clanfamilie van de Darood) leven. Tijdens de UNOSOM-periode zou deze laatste tak van het USP gesteund worden door de Verenigde Naties.
49
Somali National Democratic Union (SNDU):
Dit is een zeer kleine factie die in 1992 werd opgericht en de twee kleine Lekasse en Ortoble clans (uit de clanfamilie van de Darood) uit centraal-Somalië vertegenwoordigen. Deze factie werd opgericht omdat het gebied waar deze twee clans leefden het strijdtoneel vormde van het conflict tussen generaal Aideed en de SSDF, die elkaar zouden bestrijden kort na de UNITAF-interventie in 1992. De leider van het SNDU, Ali Ismail Abdi, ging banden aan met Ali Mahdi waardoor het SNDU ondanks zijn kleine omvang op verschillende conferenties van de Verenigde Naties zou uitgenodigd worden.
Somali African Muki Organization (SAMO):
Deze defensieve factie werd opgericht door de Afrikaanse bevolking in de Juba en Wabi Shebelle vallei. Dit deel van de bevolking die door de etnische Somaliërs als minderwaardig worden beschouwd had erg te leiden onder de burgeroorlog. Het grootste deel van deze bevolking leeft van de landbouw. Hun dorpen werden platgebrand, het graan gestolen en de vrouwen verkracht. Het SAMO is een zwakke organisatie omdat het hun, nog meer dan het SDM, de wapens en getrainde strijders ontbreekt.
Somali National Union (SNU):
Net zoals de SAMO is het SNU een factie van de niet-Somalische bevolking uit de Juba-regio. De leden van het SNU zijn echter eerder de mensen die langs de Somalische kuststreek leven zoals de Barawa Swahili handelaars, de vissers van de Bajuni, de Benadir en sommige groepen van de Harti. De factie is zeer klein en heeft zogoed als geen militaire middelen. Het SNU werd geleid door Mohamed Rajis Mohamed en Said Omar “Marino”.
50
4.4. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed
De eerste gewelddadige confrontatie tussen Ali Mahdi en generaal Aideed zou er komen in mei 1991. Farah Aideed zou verkozen worden als leider van de USC in een poging van bemiddeling maar de spanningen tussen de twee clans bleven aanhouden. 98 In juni en juli 1991 zouden dan ook twee conferenties georganiseerd worden op initiatief van Italië en Djibouti ter bemiddeling tussen de verschillende partijen. Op de eerste conferentie in Djibouti zouden behalve de USC ook de SDM, de SSDF en de SPM aanwezig zijn. Op de tweede conferentie in Djibouti was ook de SDA en de USF aanwezig.99 Op de conferenties zou echter weinig van een verzoening terechtkomen. Wel zou er een overeenkomst gesloten worden waarbij alle partijen aangaven om strijd te blijven leveren tegen Siad Barre, die opnieuw voet aan grond probeerde te krijgen in Somalië (cfr. infra), alsook de implementatie van een staakthet-vuren, het opnieuw in gebruik nemen van de grondwet uit 1960 en het toestaan dat Ali Mahdi twee jaar als interim-president zou regeren. Ali Mahdi zou deze overeenkomst achteraf dan ook vaak aanhalen ter legitimering van zijn positie als interim-president.100
Toch zou het staakt-het-vuren niet lang stand houden. De eerste nieuwe gevechten tussen beide partijen zouden er komen in september 1991. De aanleiding hiervan was het feit dat noch Aideed noch één van zijn aanhangers een post had gekregen in Mahdi‟s interim-regering die er in augustus ‟91 was gekomen. De confrontatie zou vier dagen duren en honderden levens eisen alsook duizenden gewonden achterlaten. Toch zou dit slechts een kleine confrontatie zijn in vergelijking met de vijandigheden die op 16 november 1991 uitbraken en tot eind februari ‟92 zouden duren. Geschat wordt dat deze “Oorlog om Mogadishu” het leven kostte aan meer dan 14 000 inwoners van de stad en zorgde voor zo‟n 27 000 gewonden. Verder ontvluchtten ook vele inwoners de stad. Daar waar Mogadishu het jaar voordien nog zo‟n 1,25 miljoen inwoners telde zouden dit er in februari ‟92 nog nauwelijk zo‟n 600 000 à 800 000 zijn. 101 Nadat de clanleden van de Daroodclanfamilie en voornamelijk van de Marrehaanclan de hoofdstad al waren ontvlucht na de val van Barre ontvluchtten nu ook vele 98
Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African Political Economy. No. 54 (1992): p. 21. 99 “Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991, p. 624. 100 Gurdon, Charles, ed. “The Horn of Africa”. The SOAS/GRC Geopolitics Series, 3. (Londen: UCL Press, 1994), p. 48. 101 Africa Watch, Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief, p. 5-7.
51
burgers van andere clans de stad om aan de gevechten te ontkomen. 102 De hoofdstad zou dus zogoed als volledig onder de controle van de Hawiye komen te staan waarbij Ali Mahdi en zijn aanhangers het noorden van de stad controleerden en de factie van Aideed het overige deel van Mogadishu.103 Naast de Abgal en de Habar Gidir kan de Hawiyeclanfamilie evenwel nog opgedeeld worden in twee andere clans, zijnde de Hawadle en de Murasade. Beide clans werden als neutraal aanzien in deze strijd maar toch had de Hawadle die de luchthaven van Mogadishu controleerde een voorkeur voor generaal Aideed terwijl de Murasade, die de haven controleerde, eerder Ali Mahdi steunde.104
Na talloze eerdere pogingen zou er uiteindelijk op 3 maart min of meer een overeenkomst tot staakt-het-vuren komen. Deze overeenkomst was in feite louter het gevolg van de uitputting bij beide partijen. Zowel de factie van Ali Mahdi als deze van Farah Aideed had namelijk te kampen met een tekort aan munitie en voedsel. Bovendien kon geen internationale hulp geleverd worden als de gevechten in de hoofdstad aanhielden. Ook de steun voor beide facties was verminderd aangezien geen van beiden sterk genoeg leek te zijn om te winnen. Ook binnen de subclans van de Abgal begonnen sommige aan het leiderschap van Ali Mahdi te twijfelen. Toch had Mahdi nog steeds een grotere en beter bewapende strijdmacht dan Farah Aideed. Ook de Habar Gidir begon tekenen van verzwakking te vertonen. Het grootste deel van de Saad en Salabaan waren bijvoorbeeld samen met Aideed naar Mogadishu gekomen in ‟91 en hun reserves raakten uitgeput. Als resultaat hiervan trachtte zowel Mahdi als Aideed elders bondgenoten te zoeken. Ali Mahdi zocht steun bij de facties die de Djibouticonferenties hadden bijgewoond. De belangrijkste bondgenoot die hij zou verwerven was de SSDF hoewel hij pas de steun van deze factie zou verwerven op het einde van ‟92 wanneer Aideed als een bedreiging voor het SSDF gezien werd vanwege overwinningen in het zuiden van het land. Verder was Ali Mahdi ook op zoek naar internationale erkenning en steun, zoals die van de V.N. Op dit vlak had hij echter weinig succes waardoor hij dus niet de internationale erkenning kreeg die hij zo graag wou en nodig had. Generaal Aideed had meer succes in het organiseren van een coalitie. Allereerst ging hij banden aan met het SSNM dat toen geleid werd door Abdi Warsame Isaaq. Verder ging hij ook een alliantie aan met een tak van de SDM die geleid werd door Mohammed Nur Aliyon en natuurlijk was er ook nog de SPM geleid door kolonel Ahmed Omar Jess. 102
Gurdon, The Horn of Africa, p. 48. Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African Political Economy. No. 54: 11- 26 (1992): p. 21. 104 Gurdon, The Horn of Africa, p. 48. 103
52
4.5. De strijd tegen het SNF
Terwijl in Mogadishu de facties van Farah Aideed en Ali Mahdi uitgeput waren van de strijd die ze gevoerd hadden deden Barre en zijn aanhangers, onder leiding van generaal Morgan, opnieuw een poging om de macht in Somalië te veroveren. Het SNF opereerde vanuit Kenia en werd ook door Kenia van wapens voorzien. In maart ‟92 lanceerden ze een aanval en tegen april ‟92 had het SNF de hoofdstad bereikt. Hierdoor waren generaal Aideed en interimpresident Ali Mahdi genoodzaakt om tijdelijk opnieuw samen te werken en de krachten te bundelen tegen het SNF. 105 Het SNF werd verslagen en trok zich terug naar het zuiden, achtervolgd door de strijdmacht van generaal Aideed. Hierbij trokken beide facties opnieuw door het gebied tussen de twee rivieren (de Juba en Shabelle), dat eveneens door de strijd begin ‟91 het hardst getroffen was, en lieten er een spoor van vernieling na met opnieuw talloze vluchtelingen als gevolg. Tegen de zomer van ‟92 zouden zo een half miljoen Somaliërs op de vlucht zijn geslagen en was er een enorm voedseltekort in Somalië, vooral in het zuiden.106 Door de aanhoudende strijd in het land ontvluchtten vele boeren hun dorpen en werd er dus niet meer gezaaid. De graansilo‟s raakten langzaam leeg en jong en oud reisde naar Baidoa, een stad die veilig was voor de aanvallen van Morgan. Het probleem was dat er ook in Baidoa geen voedsel aanwezig was. De stad zou het epicentrum worden van de hongersnood en in de Westerse media bekend raken als de “stad der dood”.107 In september ‟92 lanceerde Morgan opnieuw een offensief tegen Farah Aideed en het SNA, dit was een losse federatie die Aideed in de lente van ‟92 gecreëerd had in de strijd tegen Ali Mahdi en de SPM factie van Omar Jess, het SSNM, het SDM en op een bepaald ogenblik ook even het SAMO en SNU omvatte (cfr. suppra). Generaal Morgan slaagde gedeeltelijk in zijn opzet en kon een groot deel van de provincie Gedo veroveren en bereikte uiteindelijk zelfs de stad Kismayo. Vanuit een humanitair standpunt was Morgans succes een catastrofe.Vele NGO‟s en zelfs het Rode Kruis trokken weg uit de regio waardoor de vluchtelingenkampen zonder hulp kwamen te zitten en het dodental in de kampen pijlsnel de hoogte in schoot.108
105
Abdullahi, Culture and Customs of Somalia, p. 41. Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 53-54. 107 Abdullahi, Culture and Customs of Somalia, p. 41. 108 Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 54-55. 106
53
5. DE INTERVENTIE VAN DE VERENIGDE NATIES
bron: http://seeker401.files.wordpress.com/2009/04/black_hawk_down_pic4.jpg
5.1. De aandacht vanuit het Westen voor de Somalische crisis Tot het begin van de jaren ‟90 zou de situatie in Somalië geen prioriteit zijn voor de V.N. Veiligheidsraad en ook in de westerse media weinig aandacht krijgen. Het zou de “Oorlog om Mogadishu” zijn, gevolgd door de hevige hongersnood waardoor Somalië getroffen werd die het land wereldwijd in de aandacht zou brengen. In 1992-1993 werden zowat 4,5 miljoen mensen in Somalië, ongeveer de helft van de bevolking, bedreigd door ondervoeding. De humanitaire situatie in het land was dus catastrofaal. Ondanks het gebrek aan veiligheid zette de Verenigde Naties samen met het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) en andere niet-gouvernementele organisaties (NGO‟s) hun hulpverlening aan Somalië verder. Toch was het leveren van humanitaire hulp in deze situatie van wetteloosheid zeer moeilijk en in sommige gebieden van het land zelfs onmogelijk. Het personeel van de organisaties moest op verschillende momenten zelfs geëvacueerd worden en tijdelijk vanuit Djibouti en Kenia werken.109 Vooral vanaf de zomer van ‟92 zien we dat de humanitaire crisis in Somalië steeds
109
Ramsbotham en Woodhouse. Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 223.
54
meer en meer aan bod komt in de Westerse media. Wat men wel eens “het CNN effect” noemt verhoogde dan ook de druk in het Westen om meer te ondernemen.110
Javier Pérez de Cuéllar, destijds secretaris-generaal van de V.N., sprak zich “al” in december ‟91 uit voor een meer actieve rol van de V.N. bij het oplossen van het Somalische conflict. Op 23 januari zou de V.N. Veiligheidsraad dan ook zijn eerste resolutie hieromtrent uitvaardigen. Deze resolutie 733 riep de strijdende partijen op tot een staakt het vuren en legde een wapenembargo op. In februari ‟92 zouden er in New York gesprekken gehouden worden tussen de facties en op 3 maart zou een staakt-het-vuren overeengekomen worden.111 Zoals al eerder beschreven (cfr. suppra) was dit staakt-het-vuren voornamelijk het gevolg van de uitputting zowel bij de factie van Ali Mahdi als bij die van Farah Aideed na de bijna vier maanden durende strijd. Het is echter in deze periode dat de gevolgen van de oorlog duidelijk begonnen te worden en de hongersnood zich ontplooit. De inmiddels nieuwe secretarisgeneraal, Boutros Boutros-Ghali, beseft dat en humanitaire interventie nodig is.
5.2. UNOSOM I
Met de goedkeuring van resolutie 751 richtte de V.N. Veiligheidsraad de United Nations Operation in Somalia (UNOSOM I) op. Hierbij werd beslist om 50 militaire waarnemers naar het land te sturen die erop moesten toezien dat het staakt-het-vuren gerespecteerd werd alsook een vredesmacht van 500 Pakistaanse militairen om de konvooien te begeleiden en te beschermen.
112
Door de onveilige situatie waren de hulporganisaties voordien voor
bescherming steeds afhankelijk geweest van de milities van de facties zelf die hiervoor een hoge prijs eisten. Zo betaalde CARE, die voedselhulp leverde, bijvoorbeeld $100 000 per maand. Het ICRC diende zelfs $100 000 per week te betalen aan de milities van de verschillende facties in ruil voor bescherming zodat men de noodhulp in alle veiligheid kon
110
Jakobsen, Peter Vigo. “National Interest, Humanitarianism or CNN: What Triggers UN Peace Enforcement after the Cold War?”. Journal of Peace Research, 33. no. 2: 205- 215 (1996), p. 209. 111 Sahnoun, Mohamed. Somalia, the Missed Opportunities. (Washington: United States Institute of Peace, 1994), p. 15. 112 Hirsch, John en Robert Oakley. Somalia and Operation Restore Hope. Reflections on Peacemaking and Peacekeeping. Washington: Institute of Peace Press, 1995, p. 21.
55
distribueren. 113 Op deze manier steunden de NGO‟s onvrijwillig de milities die deze inkomsten konden aanwenden om hun strijd te financieren.114
Verder zou Mohamed Sahnoun aangesteld worden als V.N.-afgezant betreffende Somalië. Sahnoun was van mening dat de basis voor vrede binnen het Somalische clansysteem gezocht diende te worden en kwam tijdens zijn mandaat dan ook verschillende keren samen met Ali Mahdi en Farah Aideed alsook met andere factieleiders. Hij trachtte hun vertrouwen te winnen door aandacht te bieden voor hun belangen en bezorgdheden. Ook met afgevaardigden van Somaliland, het OAU, president Meles Zenawi van Ethiopië en president Gouled van Djibouti ging hij gesprekken aan. Sahnouns werkwijze waarbij hij een persoonlijk contact trachtte op te bouwen met de verschillende facties zorgde ervoor dat hij de appreciatie van vele Somaliërs won maar zorgde er tevens voor dat men hem binnen de Verenigde Naties als een té onafhankelijke actor ging aanschouwen.115 Verder initieerde Sahnoun het “voedelin-ruil-voor-wapens” programma gericht op ontwapening. Ook dit initiatief kon op de steun van de Somalische bevolking rekenen.116
Toch zou UNOSOM I uiteindelijk geen succes zijn. De vooruitgang verliep traag, zo zou het zo‟n drie maanden intensief onderhandelen vergen voor de 50 waarnemers gestuurde konden worden en nog eens twee maanden voor de 500 Pakistaanse militairen ter plaatse waren. Ondertussen eiste de hongersnood steeds meer levens. Door het staakt-het-vuren was de oorlogsvoering tussen de clans grotendeels afgenomen maar dit werd vervangen door plundering van de voedselhulp wat de hongersnood opnieuw verergerde. Geschat wordt dat elke dag zo‟n 1000 mensen in het zuiden van het land het leven lieten ten gevolge van de hongersnood. De bescherming van de voedselkonvooien was voor de Pakistaanse troepen, die gestationeerd waren in de haven van Mogadishu, een onmogelijke taak. Tot zo‟n tachtig procent van de voedselhulp werd geplunderd en viel in handen van de warlords. 117 Ondertussen was men ook gestart met Operation Provide Relief waarbij men via een luchtbrug vanuit Mombasa de voedsel- en medische hulp tot bij de Somalische bevolking 113
Ahmed en Herbold. The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland, p. 121. Polmans, Linda. De crisis karavaan, achter de schermen van de noodhulpindustrie. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2008, p. 98. 115 Hirsch en Oakley, Somalia and Operation Restore Hope, p. 21- 22. 116 Ahmed en Herbold, The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland: Local-Level Effects, External Interventions and Reconstruction, p. 122. 117 Polmans, De crisis karavaan, p. 98. 114
56
trachtte te brengen. Deze operatie was succesvol en leverde een grote bijdrage aan het inperken van de crisis, maar de nood in Somalië was té groot om enkel via deze weg op te lossen. Hoewel de hoeveelheid voedsel die Somalië bereikte alsmaar toenam, nam de hoeveelheid die de bevolking bereikte steeds maar af ten gevolge van plundering.118
De V.N. Veiligheidsraad zou beslissen om opnieuw 3000 manschappen naar Somalië te sturen. 119 Deze beslissing werd echter genomen zonder hierover eerst te overleggen met de strijdende facties in Somalië. Sahnoun die steeds voor dialoog met en respect voor de Somalische clan- en factieleiders had gepleit ging niet akkoord met deze gang van zaken en zou uiteindelijk ontslag nemen.120 Sahnoun zou vervangen worden door Ismat Kittani, een Iraakse diplomaat die het Somalische conflict op een heel andere manier benaderde. 121 Zo geloofde Kittani bijvoorbeeld niet in Sahnouns “voedel-voor-wapens” aanpak maar geloofde hij eerder in een gedwongen ontwapening als middel om de grote hoeveelheid wapens die in Somalië aanwezig waren in te tomen. Deze strategie zou na verloop van tijd opgegeven worden omdat ze op enorm verzet van de factieleiders stootte.122
Ondertussen verslechterde de relatie tussen de Verenigde Naties en de factieleiders en in het bijzonder met Farah Aideed. Aideed die initieel ook tegen de zending van de 500 militairen was geweest maar na gesprekken met Sahnoun toch akkoord was gegaan, voelde zich misleid. Uiteindelijk zou hij akkoord gaan met de zending van de 3000 manschappen maar onder strenge voorwaarden. In midden november eistte Aideed dat de Pakistaanse troepen hun controle over de haven aan hem zouden overdragen. Hiermee zou Aideed zowel politiek als financieel gezien de controle over de voedseldistributie bezitten en zijn rivaal Ali Mahdi kunnen verzwakken. Zijn eis werd door de Verenigde Naties verworpen. Aideeds onbeschoftheid benadrukte echter de verslechtering van de relatie tussen hem en de Verenigde Naties en het verminderde respect.123
118
Hirsch en Oakley, Somalia and Operation Restore Hope, p. 24-25. Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224. 120 Ryan, Stephen. The United Nations and International Politics. (New York: St. Martin‟s Press, 2000), p. 124. 121 Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224. 122 Ahmed en Herbold, The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland, p. 122- 123. 123 Hirsch en Oakley. Somalia and Operation Restore Hope, p. 26- 33. 119
57
5.3. UNITAF
Op 3 december 1992 zou resolutie 794 goedgekeurd worden waarmee de oprichting van de United Task Force on Somalia (UNITAF) een feit werd. Het doel van UNITAF was om de nodige veiligheid te creëren die nodig was om de Somalische bevolking van noodhulp te kunnen voorzien. Verder benadrukte Secretaris-Generaal Boutros Boutros-Ghali ook het belang van de ontwapening van de Somalische warlords. De Verenigde Staten zou de leiding hebben over de operatie, die de naam Operation Restore Hope zou krijgen124, en instaan voor het grootste deel van de troepenmacht (28 000 manschappen) aangevuld door 10 000 manschappen van 22 andere landen.125 De interventie van UNITAF zou van start gaan op 9 december ‟92 en zes maanden duren. Het was dus een tijdelijke missie waarna UNISOM II de leiding zou overnemen. 126 UNITAF zou er slechts in slagen om 40% van het Somalische territorium te controleren. Men slaagde er wel in om de belangrijkste havens, luchthavens en andere strategische punten onder haar controle te brengen. Ook het escorteren van de voedselkonvooien naar de distributiecentra was een succes.127 Toch wordt er geschat dat de hongersnood na de landing van de Amerikaanse troepen in december ‟92 nog zo‟n 202 000 tot 238 000 levens eiste. Dit tegenover 10 000 die gered werden.128 De reden hiervoor was dat men via de distributiecentra niet alle slachtoffers kon bereiken en dat de meeste mensen tijdens deze periode eerder aan ziekten gerelateerd aan de hongersnood overleden dan aan de honger zelf. Ook van grootschalige ontwapening was er geen sprake. 129 De kaart op de volgende pagina geeft een goed overzicht van het verloop van de operatie en de gebieden die van noodhulp voorzien werden (cfr. infra).
124
Lewis. A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. (Oxford: James Currey, 2002), p. 268- 269. 125 Haldén, Peter. Somalia: Failed State or Nascent States-System? FOI Somalia Papers, no. 1, 2008, p. 29. 126 Woodward, Peter. US Foreign Policy and the Horn of Africa. (Hampshire: Ashgate, 2006), p. 65-66. 127 Mazowiecki, Tadeusz en Andrzej Sitkowski. UN Peacekeeping: Myth and Reality. (Londen: Praeger Security International, 2006), p. 102. 128 Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29. 129 Mazowiecki en Sitkowski, UN Peacekeeping: Myth and Reality, p. 102.
58
bron: http://www.globalsecurity.org/military/ops/images/restore-hope-map.gif
5.4. UNOSOM II Op 26 maart ‟93 wordt resolutie 814 goedgekeurd, gebaseerd op hoofdstuk VII van het V.N. Handvest, en neemt UNOSOM II de leiding over van UNOSOM I en UNITAF. 130 Naast het bieden van humanitaire hulp krijgt UNOSOM II ook het mandaat tot: 1. Het toezien op het respecteren van het staakt-het-vuren en het ondernemen van actie tegen elke factie die het staakt-het-vuren niet respecteert 2. Toezicht houden op de facties na hun ontwapening 3. Het registreren van alle wapens die in beslag genomen worden 130
Cogen, Marc. Handboek internationaal recht.( Mechelen: Kluwer, 1996), p. 96.
59
4. Het verzekeren van veiligheid in en beschermen van de havens, luchthavens en het transport van de noodhulp 5. De bescherming van het personeel, de verblijfplaats en uitrusting van de humanitaire hulporganisaties 6. De oprichting van een programma om landmijnen te verwijderen 7. De repatriëring van vluchtelingen 8. De heropbouw van nationale en regionale, politieke en burgerlijke administraties en de economie Samengevat zou UNISOM II dus moeten instaan voor de levering van humanitaire hulp aan de bevolking, de handhaving van de veiligheid, de ontwapening en de heropbouw en kreeg men de toestemming om op te treden indien nodig. UNOSOM II zou van start gaan op 4 mei ‟93.131
Wat begon als een humanitaire interventie zou echter algauw uitdraaien op een regelrechte confrontatie tussen de Verenigde Naties en Farah Aideed. Één van de belangrijkste taken van UNOSOM II, met name de ontwapening van de Somalische facties en gewapende groepen, zou op veel weerstand van de facties, en voornamelijk die van Aideed, kunnen rekenen.132 Aideed had immers het gevoel dat vooral zijn factie door de V.N. geviseerd werd wat de machtsbalans tussen de facties zou verstoren. 133 Net zoals vele warlords bezat Aideed een eigen radiostation. Wanneer Aideeds radiostation in Mogadishu anti-UNOSOM berichten begon uit te zenden zou de V.N. troepenmacht hierop reageren met een poging om zijn radiostation uit de ether te halen.134 Wat volgde was een regelrechte confrontatie tussen de V.N. troepenmacht en het SNA waarbij 24 Pakistaanse soldaten en 75 Somaliërs om het leven zouden komen.135 Door zich tegen Aideed te keren verloor de V.N. niet alleen haar neutraliteit, maar trad ze ook in conflict met de meest machtige en meest zwaarbewapende warlord van Somalië.136 Ten gevolge van deze confrontatie vaardigde de V.N. Veiligheidsraad op 6 juni „93 resolutie 837 uit waarin ze deze aanval tegen UNOSOM II sterk veroordeelde. Jonathan Howe die de operatie in Somalië leidde zette onmiddellijk de klopjacht op Aideed in. Zo loofde hij $20 000 dollar uit voor diegene die de gouden tip over Aideeds verblijfplaats zou 131
Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224- 226. Bose, Meenekshi en Rosanna Perotti. From Cold War to New World Order: the Foreign Policy of George H.W. Bush. (Westport: Greenwood Press, 2002), p. 268. 133 Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29. 134 Bose en Perotti, From Cold War to New World Order, p. 268. 135 Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 226. 136 Dew, Andrea en Richard Schultz. Insurgents, Terrorists and Militias: the Warriors of Contemporary Combat. (New York: Columbia University Press, 2006), p. 81. 132
60
geven. Als reactie hierop zette Aideed dan weer hetzelfde bedrag op het hoofd van Howe. Verder voerde Howe helikopterbombardementen uit op de vermeende hoofdkwartieren van Aideed en de gebieden die onder zijn controle stonden, met vele burgerslachtoffers als gevolg.137 De V.N. troepenmacht werd dus ingezet met als doel Aideed gevangen te nemen, zijn factie te ontwapenen en zijn militaire installaties in Mogadishu aan te vallen.138 De V.N. was dus niet langer neutraal maar was een zoveelste partij binnen het Somalische conflict geworden.
Het conflict met Farah Aideed zou alleen maar negatieve gevolgen voor het verdere verloop van de UNOSOM-missie hebben. Niet alleen ging alle aandacht nu naar de klopjacht op Aideed, het maakte de missie ook erg onpopulair bij de Somalische bevolking. Zo vielen bij de bombardementen op Aideeds vermeende verblijfplaatsen ook vele burgerslachtoffers, waaronder enkele belangrijke clanouderen van de Habr Gidir, waarmee UNOSOM verondersteld werd om vredesonderhandelingen te voeren. Ook onder leden van clans die voorheen positief tegenover UNOSOM II hadden gestaan vielen er slachtoffers. Aideed maakte hier handig gebruik van en verwierf hoe langer hoe meer steun. Met de steun van Sudan zou hij zelfs verkondigen dat hij in de naam van de Islam vocht ter bevrijding van zijn land van de buitenlandse dominatie. De strijd tussen de V.N. troepenmacht en Aideeds strijdmacht zou nog maanden voortduren en begin oktober ‟93 zou het tot een bloedige confrontatie komen die talloze levens langs beide zijden zou eisen.139
5.5. Black Hawk Down In de zomer van ‟93 zien we een enorme escalatie van het conflict tussen UNOSOM II en de SNA. De acties van het SNA dat meer en meer de steun van de bevolking verwierf werden hoe langer hoe militanter.140 UNOSOM II dat niet voorbereid was op dergelijke represailles diende steeds meer beroep te doen op de Quick Reaction Force (QRF) een troepenmacht van 1300 personen die onder leiding stond van de Verenigde Staten en na het vertrek van
137
Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. (Oxford: James Currey, 2002), p. 272. 138 Bose en Perotti, From Cold War to New World Order, p. 268. 139 Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 272-273. 140 Art, Robert en Patrick Cronin. The United States and Coercive Diplomacy. (Washington: United States Institute of Peace Press, 2003), p. 41.
61
UNITAF in Somalië was gebleven en waar de V.N. beroep op kon doen indien nodig. 141 De QRF zou intensief ingezet worden bij de klopjacht op Aideed en op regelmatige basis patrouilleren en zoekacties organiseren in Mogadishu. Maar ook voor het QRF bleek het een moeilijke taak om de ongrijpbare Aideed te pakken te krijgen. Daarom verzocht de V.N. Veiligheidsraad de V.S. ertoe om een speciale troepenmacht te sturen. In augustus ‟93 zou op dit verzoek ingegaan worden. De elite-eenheid Task Force Ranger (TFR), die U.S. Army Rangers en Delta Force commando‟s zou omvatten, werd naar Somalië gestuurd met als missie de arrestatie van Aideed, op welke manier dan ook.142 De operatie zou de codenaam Gothic Serpent krijgen.
Terwijl TFR zich voorbereidde op haar taak bleef Aideeds troepenmacht maar aanvallen uitvoeren op V.N.-personeel en –faciliteiten. De TFR zou een reeks raids uitvoeren waarbij men er in slaagde om enkele belangrijke leiders van het SNA gevangen te nemen, maar Aideed zelf kon men niet vatten. Aideed zon op wraak en op 25 september 1993 zouden zijn strijders er in slagen om een Black Hawk helikopter neer te halen. Amerika deed dit incident af als “puur toeval” maar dat zou het allerminst blijken te zijn.143 Op 3 oktober 1993 zou de TFR voor de zevende keer een poging doen om Aideed te pakken te krijgen. 144 De TR had informatie ontvangen dat Aideed en enkele vooraanstaande leden van zijn factie samenkwamen in het Olympic Hotel.145 In het begin verliep alles normaal, de rangers hadden het gebied rond het hotel afgezet en de delta forces slaagden erin om Aideeds luitenants te arresteren. Nog voor de delta forces terug uit het hotel konden komen echter werd het omsingeld door Aideeds stijdmacht.146 Opnieuw slaagde het SNA erin om een Black Hawk neer te halen. Een groep van de rangers begaf zich naar de plaats van de crash om de bemanning van de Black Hawk te redden maar werd ingesloten door een groep van het SNA. Een ander deel van het SNA barricadeerde ondertussen de straten zodat de rangers ingesloten bleven en geen versterking konden krijgen. Wat oorspronkelijk bedoeld was als een korte missie van 90 minuten resulteerde in een vijftien uren durende strijd. 147 18 Amerikaanse rangers zouden om het leven komen en 77 raakten gewond tegenover ongeveer 300 Somaliërs,
141
Ibidem, p. 36. Ibidem, p. 41-42. 143 Dew en Schultz, Insurgents, Terrorists and Militias, p. 84- 85. 144 Seybolt, Taylor. Humanitarian Military Intervention, the Conditions for Succes and Failure. (Stockholm: International Peace Research Institute, 2007), p. 234. 145 Art en Cronin, The United States and Coercive Diplomacy, p. 43. 146 Ibidem, p. 86. 147 Ibidem, p. 43. 142
62
waaronder 30% vrouwen en kinderen, en 700 gewonden. 148 Algauw waren er op elk televisietoestel in de V.S. beelden te zien van de dode rangers die al juichend door de straten van Mogadishu gesleept werden en de publieke opinie keerde zich tegen de interventie. Op 7 oktober 1993 kondigde President Clinton aan dat alle Amerikaanse troepen zich binnen de zes maanden uit Somalië zouden terugtrekken.149 Ook andere landen begonnen zowel hun eigen troepen als hun steun voor UNOSOM zelf terug te trekken,150 en in november ‟94 zou de V.N. Veiligheidsraad beslissen om tegen 31 maart 1995 een einde te maken aan UNOSOM II.151
5.6. Redenen voor het falen van interventie van de Verenigde Naties
De interventie in Somalië was de eerste missie die de internationale gemeenschap ondernam sinds het einde van de Koude Oorlog. Secretaris-Generaal Boutros Boutros-Ghali wou met deze interventie de Verenigde Naties nieuw leven inblazen en een aanvang te nemen met de nieuwe globale rol die ze zou moeten gaan spelen. Zoals ondertussen duidelijk is, werd de missie echter geen succes. Voor het falen van de interventie kunnen een aantal redenen aangehaald worden.152 Ten eerste kwam de interventie er veel te laat. Men liet het conflict aanslepen waardoor de grootste schade reeds was aangericht vóór de interventie van de V.N. Ten tweede wou men met de interventie een snelle oplossing bieden, waardoor de missie slecht voorbereid en gepland werd. Bovendien werd er aangenomen dat de interventie in Somalië een makkelijke operatie zou zijn.153 Belangrijk ook bij het falen van de missie was de evolutie van een humanitaire naar een militaire interventie waarbij de V.N. betrokken raakte in het conflict zelf en een zoveelste partij werd. Tenslotte was er ook het gevoel binnen de V.N. dat de V.S. haar eigen strijd voerde.154
148
Kumsa, Alemayehu. “Political conflict in contemporary somalia”. Viva Africa. 2007, p. 192. Durch, William. UN Peacekeeping, American Politics, and the Uncivil Wars of the 1990s. (Londen: Palgrave Macmillan, 1996), p. 56. 150 Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29-30. 151 Bose en Perotti. From Cold War to New World Order, p. 269. 152 Mohamoud, State collapse and post-conflict development in Africa, p. 148. 153 Ibidem, p. 148- 149. 154 Ajulu, The reasons for failures in the reunification of Somalia, p. 79. 149
63
6. SOMALIË NA HET VERTREK VAN DE V.N. OPERATIE
6.1. De transformatie van het gewapende conflict
Na het vertrek van UNOSOM stond Somalië er opnieuw alleen voor en verdween het opnieuw voor jaren uit de media. Velen voorspelden dat het conflict na de terugtrekking van de V.N. troepenmacht opnieuw zou escaleren en dezelfde proportie zou aannemen als vóór de interventie155 maar toch was er een subtiele transformatie waarneembaar. Vele aspecten van het Somalische politieke en economische leven hebben kleine veranderingen ondergaan sinds het begin van de jaren ‟90. 156 Hieronder wordt getracht een overzicht te geven van de veranderingen die zich in de post-UNOSOM periode hebben voorgedaan met betrekking tot het gewapende conflict:
De opkomst van zakenlui en de afname van het warlordisme:
Tijdens de hoogtijdagen van de internationale interventie hadden clan- en militieleiders veel geld kunnen verdienen. Sommigen onder hen kozen ervoor om dit geld te investeren in handel eerder dan in wapens. Het is tegen deze achtergrond dat een nieuw soort zakenlui in Somalië naar voren kwam, namelijk warlords die zich ontwikkeld hadden tot ondernemers. Deze handelaars kunnen volgens Höhne in geen geval vergeleken worden met handelaars in de moderne zin van het woord maar eerder met handelaars uit 13e en 14e eeuws Europa. De heropbouw van de staat wordt vanaf dit moment dan ook heel anders bekeken. Vele warlords alsook zakenlui gingen zich met het einde van UNOSOM II realiseren dat er in de nabije toekomst geen staat zou komen om te veroveren en over te heersen en dat het ook in hun belang zou zijn moest er een veiliger klimaat en meer orde in Somalië heersen. 157 Niet alle warlords gingen deze transformatie door, zo bleef Aideed bijvoorbeeld geloven in een militaire overwinning en politieke macht waar Osman Atto, die Aideed steeds financieel had gesteund, hier niet meer in geloofde en van mening was dat elke poging tot militaire
155
Prendergast, John. “When The Troops Go Home: Somalia after the Intervention”. Review of African Political Economy, 22. no. 64: 268- 274 (1995), p. 268. 156 Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building, and the Politics of Coping”. International Security, 31. no. 3: 74- 106 (2006-2007), p. 82. 157 Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 70.
64
domineren over de andere clans de economie enkel maar verder beschadigde. Osman Atto zou dan ook in opstand komen tegen Aideed en zijn eigen weg gaan.158
Vooral vanaf 1999 spelen warlords minder een rol in Somalië. De reden hiervoor is dat vele zakenlui in Mogadishu vanaf dat moment weigerden om de milities van de warlords of van hun eigen clans nog langer financieel te ondersteunen omdat deze niet zorgden voor de veiligheid en stabiliteit die nodig zijn voor hun handelsbelangen. In de plaats daarvan gingen vele zakenlui eigen milities oprichten die hun belangen dienen te verdedigen. 159 Na het vertrek van de UNOSOM-missie waren de facties op financieel gebied sterk afhankelijk geworden van zakenlui. Nu ook deze inkomstenbron voor vele facties wegviel overleefden enkel de facties en warlords die er in slaagden om hun eigen inkomsten te genereren.160 Vele warlords, zoals Hussein Aideed, die zijn vader Farah Aideed in ‟96 opvolgde, en generaal Morgan werden hierdoor bijvoorbeeld totaal afhankelijk van Ethiopische steun. Slechts enkele warlords, zoals bijvoorbeeld Musa Suudi Yalahow, Mohamed Qanyare Afrah en kolonel Mohamed Hassan Nur Shatigaduud slaagden erin om hun machtige en relatief onafhankelijke positie te behouden.161 Verder is het salaris dat de militieleden van de zakenlui krijgen vrij laag: één à twee dollar per dag per persoon. Het gebrek aan mogelijkheden om te plunderen gecombineerd met het lage salaris zorgen ervoor dat zowel de status als de verdienste als militielid niet meer is wat het geweest is. Ten gevolge hiervan is er in Somalië op het einde van de jaren ‟90 een graduele en spontane demobilisatie merkbaar. Ook voor jongeren was het minder aantrekkelijker geworden om lid te worden van een militie.Toch heeft deze evolutie niet alleen positieve maar ook negatieve bijwerkingen, zo gaan vele mensen opzoek naar andere inkomstenbronnen zoals kidnapping en piraterij, wat opnieuw voor een verhoogde wetteloosheid in het land zorgt.162
158
Ibidem, loc. cit. Menkhaus, Ken. “State Collapse in Somalia: Second Thoughts”. Review of African Political Economy, 30. no. 97: 405- 422 (2003),p 411. 160 Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 70. 161 International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed State”. Africa Report no. 45 (Nairobi/Brussel: ICG, 2002): p. 4. 162 Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 411. 159
65
De aard van de oorlogvoering:
Hoewel het gewapend conflict in Somalië nog steeds verder duurt zijn er sinds ‟95 toch belangrijke veranderingen merkbaar betreffende de aard, de duur en de intensiteit ervan.163 Tussen 1988 en 1992 waren de gewapende confrontaties zeer destructief en wijdverspreid over zogoed als heel het land. Sinds de UNOSOM-missie zijn de confrontaties veel lokaler, korter en eisen ze een minder grote tol, zowel qua mensenlevens als materiële schade.164 Niet enkel de intensiteit en duur van de confrontaties is erg veranderd sinds 1991-1992, ook de aard ervan.165 Tot het begin van de jaren 1990 werden de gevechten voornamelijk gevoerd tussen de leden van de verschillende Somalische clanfamilies, voornamelijk tussen de Darood en de Hawiye. De strijd toen werd gekarakteriseerd door snelle heen-en-weer bewegende campagnes doorheen zuid-Somalië waarbij men soms honderden kilometers territorium per dag won of verloor. Beide partijen pleegden gruweldaden tegen burgers van de vijandige clans of tegen de minderheden die in het gebied leefden en plundering werd als een inherent aspect van de strijd gezien ter compensatie voor de onderbetaalde militieleden. Op het einde van ‟91 brak een nieuwe fase aan in het gewapende conflict. Zowel binnen de Darood als binnen de Hawiye brak er een interne strijd los en ook deze zou zeer destructief zijn. In Mogadishu brak de strijd uit tussen de clan van de Abgal, geleid door Ali Mahdi, en de Habr Gidir, geleid door Farah Aideed. Beide partijen maakten overvloedig gebruik van mortieren en RPG‟s (raketwerpers) waardoor het grootste deel van de stad met de grond gelijk gemaakt werd en er duizenden slachtoffers vielen. In het zuiden van het land, in Kismayo brak de strijd uit binnen de Darood, meer bepaald tussen de Ogadeni onder leiding van kolonel Omar Jess en een coalitie van Marrehaan, Majerteen en andere clans onder leiding van generaal Morgans SNF. Sinds het vertrek van de UNOSOM-missie worden de meeste conflicten uitgevochten op nog een lager clanniveau. Zo worden de meeste conflicten sindsdien niet meer uitgevochten tussen bijvoorbeeld de Abgal en de Habr Gidir, maar binnen deze clans zelf, tussen de verschillende subclans. Voor het eerst sinds 1991 werd er dus niet meer strijd gevoerd voor de nationale politieke controle, maar eerder voor de politieke en economische controle op het lokale niveau.166
163
Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 87. Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 409. 165 Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 410- 411. 166 Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 71. 164
66
Deze evolutie van de conflicten naar een lager niveau binnen de Somalische clanstructuur heeft vele implicaties. Een direct gevolg hiervan is dat de conflicten veel lokaler zijn dan in de voorgaande periodes. 167 Daar de gevechten uitbreken tussen subclans onderling, blijven ze meestal ook beperkt tot het territorium van deze subclans. Zoals hierboven al aangehaald zijn de gevechten ook korter van duur waardoor ze minder slachtoffers eisen. We kunnen dus spreken van conflicten met een lage intensiteit. De reden hiervoor is dat subclans minder steun kunnen genereren dan clans en clanfamilies en de ammunitie schaarser is maar ook omdat de clanouderen zich hier vanwege het lokale karakter van de conflicten in een betere positie bevinden om te bemiddelen. Conflicten zijn er wel minder voorspelbaar door geworden maar van burgerslachtoffers is vaak geen sprake meer daar de schuldige makkelijker als verantwoordelijke kan worden aangewezen door de subclan. Ook van roven en plunderen is veel minder sprake dan vroeger. Dit omdat er in dergelijke lokale conflicten vaak slechts een klein territorium veroverd wordt en dingen die het stelen waard zijn meestal in handen zijn van zakenlui die hun eigen milities hebben om hun belangen te beschermen.
Een overzicht van de situatie zoals ze na het vertrek van UNOSOM was:
Zoals in de vorige twee paragrafen is aangegeven verdwijnen vele warlords en strijders in de periode na ‟95 van het spreekwoordelijke toneel en is er een trend merkbaar waarbij de conflicten zich meer en meer gaan afspelen op het lokale niveau tussen de subclans onderling. 168 Mede door deze evolutie waarbij conflicten zich eerder op het lokale niveau gaan afspelen alsook door het feit dat Somalië na de interventie van de V.N. opnieuw uit de media-aandacht verdwijnt, is er maar weinig informatie beschikbaar over de conflicten die zich in de post-UNOSOM periode in het land voordoen. Toch proberen we hier kort een beeld te schetsen van de situatie zoals die kort na het vertrek van UNOSOM was:
a. De machtsverdelingen:
In het zuiden van Somalië zijn er na het vertrek van UNOSOM zo goed als geen voorbeelden te vinden van gebieden of steden waar verschillende clans op het lokale niveau samenwerken
167
Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 410- 411. Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Prendergast, When The Troops Go Home, p. 268- 273. 168
67
en de macht delen, de heerschappij behoort er telkens toe tot één bepaalde clan. Zo heeft de Habr Gidir de macht in Shabelle Hoose, het zuiden van Mogadishu en in een deel van Mudug. Het andere deel van de provincie Mudug wordt beheerst door de Majerteen, die ook het noordoosten van Somalië, waar in 1998 het autonome Puntland zou ontstaan (cfr. infra), controleren. Ook slaagde de Habr Gidir er in ‟95 in om de provincie Hiraan onder haar controle te krijgen, ten kostte van de Hawaadle. De Abgal controleerde nog steeds het noorden van Mogadishu en Shabelle Dhexe. De stad Kismayo was in handen van de Harti en de stad Afmadow in handen van de Ogandeni. In Bay vond men de Rahaweyn terug. Het noorden van het land, dat sinds 1991 een onafhankelijke koers was gaan varen van het zuiden (cfr. infra) werd gedomineerd door de Isaaq. Op de evolutie van het noorden en het noordoosten van het land zal echter later uitgebreid ingegaan worden
b. conflicthaarden:
De belangrijkste conflicthaard blijft ook in de post-UNOSOM periode Mogadishu, waar het regelmatig tot gevechten komt tussen de Abgal en Hawaadle enerzijds en de Habr Gidir en Murosade anderzijds. De Hawaadle zou in ‟95 echter al grotendeels uit de stad verdrongen zijn. Ook de eerste barsten in deze vier Hawiyeclans zijn in ‟95 reeds merkbaar. In de Habr Gidir Sa‟ad komt er een breuk tussen Osman Ato en Mohammed Farah Aideed. Ook tussen de leiders van de Habr Gidir Sa‟ad en de Habr Gidir Ayr groeit er onenigheid en in de Abgal is er een groeiende rivaliteit tussen Ali Ugas en Ali Mahdi zichtbaar. Ook binnen de Murosade is er een breuk merkbaar tussen Mohamed Qanyere Afrah en enkele prominente zakenlui die de clan financieel ondersteunden. Verder laaien conflicten herhaaldelijk op in de provincie Galguduud tussen de Habr Gidir en de Marrehaan en in Hiraan tussen de Habr Gidir en de Hawaadle.
c. de Habr Gidir:
Zoals duidelijk is speelt de Habr Gidir ook in de post-UNOSOM periode nog steeds een prominente rol en controleren ze een groot deel van het territorium in het zuiden van het land. Tijdens de UNOSOM-periode had Aideeds factie zich aanzienlijk kunnen verrijken. Geschat wordt dat Aideed en Ato in ‟95 in het bezit waren van zo‟n 160 technicals, wat meer is dan het aantal technicals dat men in ‟92 over heel Somalië terugvond. Op 12 juni 1995 zou Aideed afgezet worden als leider van SNA en zou Osman Ali Ato als opvolger van Aideed verkozen 68
worden.169 De conferentie, die door tegenstanders van Aideed was georganiseerd, kwam er nadat Aideed opdracht had gegeven tot verwijdering van Ato en zijn aanhangers uit de USCSNA. Aideed reageerde hierop door op 15 juni zelf een conferentie te organiseren met aanhangers uit de verschillende facties en riep zichzelf uit tot president voor een termijn van drie jaar. Op 17 juni zou hij een eigen “kabinet” benoemen. Op 1 augustus 1996 zou Aideed echter overlijden aan een schotwonde die hij tijdens gevechten zou oplopen. Hoewel velen hoopten op vrede en zowel Ali Mahdi als Osman Ato opriepen tot een staakt-het-vuren zou Aideeds zoon, Hussein Muhammad Aideed zijn vader opvolgen en nieuwe aanvallen voeren op zijn vaders rivalen. 170
6.2. De transformatie van de wetteloosheid
Een groot probleem waarmee Somalië te kampen heeft is de wetteloosheid en criminaliteit. Deze zijn een gevolg van het ontbreken van een staat en regering alsook van het aanslepende gewapende conflict die beide een klimaat creëren van wetteloos gedrag en opportunistische criminaliteit. Toch toont Somalië ook aan dat er zich in een context van gewapend conflict en het ontbreken van een functionerende staat informele systemen van bestuur gaan ontwikkelen die zich met rechtspraak gaan bezighouden en daardoor voor een verhoogde veiligheid zorgen. 171 Op plaatsen waar men er in Somalië in geslaagd is om een hoge graad van veiligheid te creëren alsook de wetteloosheid tegen te gaan, wordt dit bijna altijd bereikt via het gewoonterecht van de clan (xeer) of via het toepassen van bloedschuld (diya). Het hernieuwde belang van dergelijke systemen van “conflictmanagement” toont aan dat er ook wat betreft de wetteloosheid en criminaliteit een duidelijke verandering merkbaar is ten opzichte van de situatie zoals die begin jaren ‟90 was. Ook de shari’a rechtbanken die op het einde van de jaren ‟90 hun opgang maken (cfr. infra) zullen hier een grote rol in spelen. Op dit laatste zal verder ingegaan worden in hoofdstuk negen.
Toch zijn er enkele belangrijke voorwaarden waaraan voldaan moet worden eer men via gewoonterecht de orde kan handhaven. Eerst en vooral moet er sprake zijn van het herstel van de autoriteit van de clanoudere zodat die in conflicten kan bemiddelen. Ten tweede moet er 169
“Controverse over presidentschap Aydid”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. (Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1995), p. 629. 170 “Somalia – Still Breathing , in its Way”. The Economist, 340. no. 7981 (1996): p. 37-38. 171 Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Menkhaus ,State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 411- 414.
69
min of meer sprake zijn van machtsbalans tussen de verschillende plaatselijke clangroeperingen. Zo is het voor een zwakke clan vaak veel moeilijker om hun belangen te verdedigen.172 Hoewel de situatie ten opzichte van begin jaren ‟90 enorm verbeterd is kan men toch ook moeilijk van een veilige situatie spreken.173 Vooral kidnapping en piraterij zijn sinds het vertrek van UNOSOM enkel toegenomen. Verder is er ook veel verdoken criminaliteit (white-collar crime) zoals het dumpen van giftig afval in Somalische wateren, drugssmokkel, wapensmokkel, de export van houtskool (wat zorgt voor de snelle ontbossing van het land), en dergelijke meer.
6.3. De afwezigheid van de staat
De afwezigheid van een functionerende staat heeft er voor gezorgd dat er zich alternatieve vormen van beleid zijn gaan ontwikkelen op het subnationale niveau. Hierin spelen de Somalische clans en clanouderen, de zakenlui en geestelijke leiders een belangrijke rol. Deze alternatieve vormen van beleid kunnen we terugvinden op 4 niveaus, namelijk: transregionaal, regionaal, op het niveau van een district en op het lokale niveau. De belangrijkste voorbeelden van dergelijke alternatieve vormen van bestuur zijn de vorming op het transregionale niveau van Somaliland en Puntland. Somaliland verklaarde zich in 1991 eenzijdig onafhankelijk en scheurde zich hiermee af van de rest van Somalië waarmee het een eigen koers ging varen. Puntland zou in 1998 opgericht worden als autonoom gebied binnen Somalië. Op het ontstaan van, en de verdere evolutie van beide vormen van bestuur zal verder ingegaan worden op het volgende hoofdstuk.174 Verder zou er na de UNOSOM-periode ook een aanvang genomen worden met een hele reeks verzoeningsconferenties op het nationale niveau, bedoeld om opnieuw een functionerende regering te vormen en te zorgen voor de heropbouw van de staat. Bij het merendeel van deze pogingen was er sprake van top-down-statebuiliding waarbij de conferenties steeds gesubsidieerd werden door buitenlandse mogendheden. In hoofdstuk 8 zal hierop verder ingegaan worden en zal getracht worden om een overzicht en analyse te geven van
deze
talrijke
pogingen
tot
vorming
van
een
functionerende
regering
en
staatsheropbouw.175
172
Prendergast, When The Troops Go Home, p. 269. Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 89-90. 174 Ibidem, p. 83. 175 the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p. 12 (01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf 173
70
7. DE EVOLUTIE IN HET NOORDEN VAN HET LAND: DE AFSCHEIDING VAN SOMALILAND EN DE OPRICHTING VAN PUNTLAND
Bron: http://www.somalilandtimes.net/sl/2006/261/somaliland%20&%20puntland.jpg
7.1.
Het ontstaan van Somaliland
Het noorden van het land kende sinds 1991 een hele andere evolutie dan het zuiden van Somalië. Daar waar er in het zuiden al gauw een ware machtsstrijd losbarstte na de val van het regime zou zich in het noorden het gebied dat het voormalige Britse protectoraat had gevormd afscheuren van de rest van Somalië. Dit gebied omvat de provincies Awdal, Togdheer, Sanaag en Sool en wordt bewoond door verschillende clanfamilies. Het grootste deel van de inwoners behoort tot de Isaaq maar verder wonen er ook leden van de Dir en de Harti/Darood in dit gebied.176 Na de val van het regime Barre zou de SNM de macht in het noorden overnemen. Toch waren ook de relaties in het noorden begin ‟91 zeer gespannen. Vele van de andere clans (voornamelijk de Harti/Darood) hadden immers steeds aan de zijde van Barre gevochten. De SNM die de superieure militaire macht was in de regio organiseerde 176
Höhne, Markus. “Political identity, emerging state structures and conflict in northern Somalia”. Journal of Modern African Studies, 44. no. 3: 397- 414 (2006), p. 400.
71
vredesonderhandelingen met de andere clans en al snel vonden er overal in het noorden kleinschalige vredesconferenties plaats naar het model van de shir, met name bijeenkomsten zoals die in de prekoloniale periode werden georganiseerd en waarbij alle mannen gelijkwaardig waren en men door overleg tot een beslissing kwam die men vervolgens aan de clanleiders meedeelde en liet ratificeren. Belangrijk bij deze onderhandelingen was dat niet enkel de clanleiders maar ook afgevaardigden van de guerrilla‟s en milities alsook intellectuelen aanwezig waren. Naast deze bijeenkomsten op het lokale niveau werd er ook een soort “nationale” conferentie (shir beeleed) georganiseerd te Burco in de lente van ‟91. Het was tijdens deze conferentie op 18 mei „91 dat het voormalige Britse protectoraat zich unilateraal onafhankelijk verklaarde van de rest van Somalië177
7.2.
1991-1993: Abdirahman “Tuur” als eerste president van Somaliland
De eerste regering van Somaliland werd gevormd op 4 juni ‟91 en in het kabinet zouden 6 zetels voorbehouden zijn voor vertegenwoordigers van de andere clans dan de Isaaq. Maar de transformatie van een verzetsbeweging naar een regering verliep moeizaam. De SNM was hier slecht op voorbereid zowel door het ontbreken van een organisatorische structuur als het ontbreken van een strategie en plan betreffende een regering na de oorlog. Daarom nam men gewoon de structuur van de SNM over voor deze provisorische regering waarbij het hoofd van de SNM, Abdirahman “Tuur”, president zou worden.178 De nieuwe president stond voor een moeilijke taak. De infrastructuur van het noorden was grotendeels verwoest door de jarenlange strijd, de milities moesten gedemobiliseerd worden en de regering had geen inkomsten.179 De SNM-regering zou er niet in slagen om administratieve structuren op het lokale niveau te creëren. Hierdoor zouden er zich guurti vormen, ad hoc raden van ouderen die de lokale gezagsfuncties zouden uitoefenen, onderhandelden in geschillen, zich met rechtspraak bezighielden, de milities bestuurden, in dialoog traden met internationale agentschappen en inkomsten genereerden.180
177
Buur, L. en H.M. Kyed. State Recognition and Democratisation in Sub-Saharan Africa: A New Dawn for Traditional Authorities? (New York: Palgrave, 2007), p. 157- 165. 178 Bradbury, Becoming Somaliland, p. 85. 179 Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland. (10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 180 Bradbury, Becoming Somaliland, p. 86.
72
De regering deed een poging om strategische punten zoals de haven van Berbera onder haar controle te brengen en zo hieruit inkomsten te genereren maar dit stootte op hevig verzet van de Isaaq-subclans die de haven op dat moment controleerden en deze winstgevende onderneming niet wouden overdragen aan de factie van de president. Het conflict escaleerde al snel met een bijna tien maanden durende strijd tot gevolg. 181 De verschillende facties vertegenwoordigden verschillende subclans van de Isaaq met voornamelijk de factie van de president en de SNM-factie die gekend stond als “Alan As” (rode vlag). Niet-Isaaq hielden zich buiten het conflict. Tijdens deze strijd zouden zo‟n duizend mensen om het leven komen en zouden de steden Burco en Berbera zwaar beschadigd worden. Ook vele vluchtelingen die recentelijk teruggekeerd waren naar de regio sloegen opnieuw op de vlucht. 182 In oktober ‟92 zou een delegatie van clanouderen er in slagen om beide zijden in de stad Sheikh samen te krijgen voor vredesgesprekken. Op deze conferentie die bekend staat als Towfiiq (“consensus”) werd er een staakt-het-vuren bereikt en maakte men de afspraak om in januari ‟93 te Borama opnieuw samen te komen voor een meer inclusieve, “nationale” conferentie.183
7.3.
1993- 1997: Een nieuwe regering onder leiding van Mohamed Haji
Ibrahim Egal Zoals overeengekomen op de Towfiiq werd er in januari ‟93 aangevangen met een “nationale” conferentie te Borama. Deze conferentie zou een grote rol spelen voor de verdere toekomst van Somaliland en staat in Somaliland bekend als Guul Allah (God‟s triomf). De conferentie zou vijf maanden duren en honderden vertegenwoordigers van alle clans uit Somaliland werden bij de conferentie betrokken. 184 Op de conferentie zou een charter goedgekeurd worden waarbij de macht overgedragen werd van de SNM naar een burgerlijke overheid onder leiding van Mohamed Haji Ibrahim Egal.185 Egal was een gerespecteerd politicus in Somalië en er was dan ook geen twijfel over zijn geschiktheid als president van Somaliland. Wel had hij zich in ‟91 uitgesproken tegen een afscheuring van Somaliland en had hij er
181
Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland. (10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 182 International Crisis Group. “Somaliland: Democratisation and its Discontents”. International Crisis Group Africa Report no. 66 (Nairobi/Brussel: ICG, 28 juli 2003), p. 9. 183 Ibidem, loc. cit. 184 Ibidem, p. 10. 185 Bradbury, Mark en Stig Jarle Hansen. “Somaliland: A New Democracy in the Horn of Africa”. Review of African Political Economy, 34. no. 113: 461- 476 (2007), p. 464.
73
destijds voor gepleit om deel te nemen aan de conferentie van Djibouti.186 Via zijn clanbanden met rijke handelaars zou Egal er evenwel wel in slagen om genoeg inkomsten te genereren zodat een aanvang genomen kon worden met de demobilisatie van de nog steeds aanwezige clanmilities. Bovendien zorgde zijn clanconnectie ervoor dat zijn controle over de haven van Berbera bijna vanzelfsprekend was. De regering onder Egal zou dus een veel stevigere coalitie vertegenwoordigen dan die onder “Tuur”.187
De overgang van een beleid van de SNM naar een burgerlijke overheid was in feite de grootste verwezenlijking van de Borama conferentie. Er werd een nieuwe staatsvorm ingesteld, gekend als beel, dat een groot succes zou blijken ter verwezenlijking van vrede en stabiliteit in Somaliland.188 Hierbij werd het land naast de president geleid door een parlement bestaande uit twee kamers: een “kamer van afgevaardigden” en een “kamer van clanoudsten” ofte guurti. De kamers zouden proportioneel samengesteld worden uit vertegenwoordigers van de clan, rekeninghoudend met hun aandeel in de bevolking. Hiermee institutionaliseerde de Borama conferentie het systeem van clanvertegenwoordiging en de rol van de clanoudsten in de nieuwe staat.189 Hoewel het de bedoeling was om dit beel systeem slechts de eerste drie jaar te gebruiken als snelle oplossing bleek het een succes te zijn en werd het behouden.190
Tenslotte betekende de conferentie ook opnieuw een verbetering met van de relaties tussen de Isaaq en de Dir en Darood. De keuze van Borama als de stad waar de vredesconferentie gehouden werd was dan ook zeer symbolisch daar het de belangrijkste stad was in het gebied van de Gadabursiclan. Hoewel de Gadabursi lang aan de zijde van Barre hadden gestreden hadden ze in ‟91 vrede gesloten met de Isaaq en hadden ze ook bij het conflict in ‟92 het voortouw genomen tot het organiseren van de conferentie te Sheikh om tot een staakt-hetvuren te komen. In deze nieuwe regering zou dan ook een lid van de Gadabursiclan, Abdulrahman Aw Ali, aangeduid worden als vice-president. In tegenstelling tot de conferentie te Burco in ‟91, waar de echte macht bij het door de Isaaq gedomineerde SNM lag werd er op
186
International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10. Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland. (10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 188 International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10. 189 Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland. (10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 190 International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10. 187
74
de conferentie te Borama een parlement opgericht waarin ook de andere clans sterker vertegenwoordigd waren.191
Vanaf 1993 zou een geüniformeerde politie stilaan de milities gaan vervangen. Vele van de strijders die hun wapens inleverden werden ook opgenomen in het nationale leger. Deze verbeterde veiligheidssituatie verbeterde het vertrouwen van de bevolking en stilaan begon men aan de heropbouw: nieuwe huizen werden opgetrokken en bedrijven geopend. 192 Toch zouden er ook tijdens de regering van Egal opnieuw vijandigheden uitbreken, in 1994 in Hargeisha en in 1995 in Burco. Het conflict zou duren tot begin ‟96. Oorsprong van het conflict was dat enkele van de subclans van de Habr Yonis (behorende tot de Isaaqclanfamilie) vonden dat ze onvoldoende macht hadden. Abdirahman “Tuur” behoorde immers tot deze clan en Mohamed Haji Ibrahim Egal niet. Ook had de Habr Yonis moeten inboeten qua zetels in het parlement en kabinet. Bovendien trachtte de nieuwe regering meer inkomsten te verwerven door strategische plaatsen onder haar controle te plaatsen zoals de luchthaven van Hargeisha die voordien onder de controle van de Eidagalle stond, een clan die nauw verwant was met de Habr Yonis.193
7.4.
De conferentie van Hargeisha
De vrede zou opnieuw terugkeren na een vredesconferentie die in Hargeisha gehouden werd van oktober ‟96 tot februari „97. 194 Op deze conferentie werd Egal en zijn regering herverkozen om Somaliland opnieuw voor vier jaar te leiden. Wel verwierven zowel de oppositie als de minderheidsclans meer zetels in het parlement. Te Hargeisha werd ook de basis gelegd voor de invoering van een meerpartijensysteem. De conferentie te Hargeisha werd net zoals deze te Sheikh en Borama gefinancierd en georganiseerd zonder buitenlandse steun. Toch verschilde de conferentie te Hargeisha in vele opzichten van deze te Borama: de conferentie werd grotendeels gefinancierd door de regering zelf, de regering werd behouden, de delegatie van personen die konden meebeslissen was dubbel zo groot als te Borama en er 191
Ibidem, p. 11. Ibidem, p. 10. 193 Ibrahim, Mohammed Hassan en Ulf Terlinden. “Making Peace, Rebuilding Institutions: Somaliland – A Success Story?”. Somalia, Current Conflicts and New Chances for Peace Building, 6. (2008) p. 55- 56. (10/07/09) http://www.boell.de/downloads/publications/Somalia-engl-i.pdf 194 Paragraaf 5.4 is gebaseerd op: Abokor Adan Yusuf, Bradbury Mark en Haroon Ahmed Yusuf. “Somaliland: Choosing Politics over Violence”. Review of African Political Economy, 30. no. 97: 455- 478 (2003), p. 461462. 192
75
werden een aantal vrouwen toegelaten om de gang van zaken te volgen. Critici meenden dan ook dat de regering de conferentie gemanipuleerd had om zelf aan de macht te kunnen blijven en hiermee het gebruik van shir beeleed als middel voor politieke verandering ondermijnde. De afspraken die te Hargeisha gemaakt werden zouden echter voor een ononderbroken stabiliteit zorgen die zes jaar zou duren tijdens dewelke Somaliland een hoge graad van reconstructie en economische groei zou kennen.
7.5.
De democratisering van Somaliland
Op de conferentie te Hargeisha had men beslist om in de toekomst democratische verkiezingen te houden. President Egal benadrukte dat het aannemen van een meerpartijensysteem een noodzakelijke stap was nodig om internationale erkenning te krijgen. Toch zou het nog vier jaar duren eer er een referendum werd gehouden betreffende de nieuwe constitutie die men te Hargeisha was overeengekomen. Reden hiervoor was de oprichting van Puntland in 1998 die het oostelijke deel van Somaliland, namelijk de provincies Sool en Sanaag, claimde en de interimregering (TNG) in Somalië die de soevereiniteit over heel Somalië claimde en hiermee de legitimiteit van Somaliland betwistte. Op 31 mei 2001 zou de nieuwe grondwet, waarin Somaliland‟s onafhankelijke status bevestigd werd, via een referendum door de bevolking goedgekeurd worden.195 President Egal zou echter op 3 mei 2002, nog voor er democratische verkiezingen zouden kunnen georganiseerd worden, overlijden. Vice-president, Dahir Rayale Kahin, een lid van de Gadabursiclan, zou het presidentschap waarnemen tot maart 2003 wanneer er voor het eerst in Somaliland democratische presidentiele verkiezingen werden gehouden.196 In 2002 waren er reeds lokale verkiezingen gehouden en in 2005 zouden er voor het eerst parlementaire verkiezingen gehouden worden. Deze verkiezingen werden dan ook gezien als een laatste stap in het democratiseringsproces en als een mijlpaal in de overgang van een traditionele op clanlijnen gebaseerde en door de SNM gedomineerde politieke structuur naar een stabiel en democratisch meerpartijensysteem. Vele Somalilanders hoopten hiermee ook eindelijk de internationale erkenning te krijgen die ze wensen, maar tot op heden is er van internationale erkenning als soevereine staat nog steeds geen sprake. De belangrijkste reden hiervoor is dat er bij de dekolonisatie afspraken gemaakt werden om de grenzen binnen het Afrikaanse continent vanaf dan niet meer te veranderen. Er wordt immers gevreesd dat het erkennen van 195 196
Abokor, Bradbury en Yusuf, Somaliland: Choosing Politics over Violence, p. 463. International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 13.
76
separatistische staten zoals Somaliland een soort van kettingreactie op gang zou brengen en het Afrikaanse continent algauw zou doen vervallen in chaos.197
7.6.
Het ontstaan van Puntland
Ook in het noordoosten van Somalië zien we in 1998 het verschijnen van een autonome entiteit. Deze regio wordt voornamelijk door Harti bewoond (een clan van de Daroodclanfamilie) waarbij het merendeel van de bevolking tot de subclan van de Majerteen behoort.198 Het gebied stond vroeger dan ook bekend als “Majerteynia”.199 Verder zijn ook de andere subclans van de Harti, namelijk de Dhulbahante en Warsangeeli, in het gebied aanwezig. Het gebied kan gekoppeld worden aan de SSDF die op het einde van de jaren ‟80 de strijd met het regime Barre aanging. Na de val van het regime zou het SSDF dan ook de grootste machtsfactor in het gebied worden. 200 Het noordoosten van Somalië werd begin jaren ‟90 grotendeels gespaard van het geweld, enkel in de provincie Mudug, ten zuiden van de stad Gaalkacyo vonden er gevechten plaats tussen het SSDF en het USC. Hieraan zou een einde komen in 1993. Verder vonden er ook gevechten plaats tussen het SSDF en Al-Itihaat al-Islaami (AIAI), een islamitische organisatie die door het USC uit de regio verdreven zou worden. In het noordoosten van Somalië was de situatie dus relatief stabiel vergeleken met het zuiden van het land, maar het ontbrak de regio aan een functionerende institutionele macht.201 Ten gevolge hiervan werden er lokale administraties opgericht in verschillende districten en regio‟s. Deze werden bijgestaan door de SSDF, die op het supra-regionale niveau beleidsverantwoordelijkheden ging overnemen, en de traditionele autoriteiten die optraden als bemiddelaars en raadsman. De natuurlijke rijkdommen langs de kust zorgde ervoor dat de economie in de regio het relatief goed deed. Politiek gezien was er in de regio wel een verdeling merkbaar tussen de aanhangers en clan van kolonel Abdullahi Yusf en de aanhangers van Maxamed Abshir Muuse. De aanhangers van Abdullahi Yusuf behoorden voornamelijk tot de Cumar Maxamuud, een tak van de Majerteen en de aanhangers van Muuse tot de Cusman Maxamuud.202 Verder kan de tak van het SSDF die geleid werd door 197
Simanowitz, Stefan. “Democracy comes of Age in Somaliland”. Contemporary Review, 287. no. 1679: 335339 (2005), p. 335- 339. 198 Gilkens, Patrick. “Briefing: Somalia”. African Affairs, 98. no. 393: 571- 577 (1999), p. 572. 199 Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 286. 200 Ibidem, p. 286- 290. 201 Höhne, Markus. “Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia”. Africa, 79. no. 2: 252- 281 (2009): p. 261. 202 Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 261- 262.
77
Yusuf gezien worden als de “militaire vleugel” van de organisatie en de tak onder Muuse als de “intellectuele vleugel”.
203
Tussen mei en augustus ‟98 zou er in Garoowe een
clanconferentie gehouden worden die vergeleken kan worden met de conferentie te Burco en Borama te Somaliland.204 Op deze conferentie richtte men “Puntland” op als autonome lokale entiteit binnen de Somalische staat. In tegenstelling tot Somaliland verklaarde Puntland zich dus niet unilateraal onafhankelijk. 205 Van 1998 tot 2004 zou kolonel Abdullahi Yusuf president van Puntland zijn. Na 2001 evolueerde de regio echter naar een soort van dictatuur onder Yusuf daar men op een clanconferentie een nieuwe president had verkozen, Jaamac Cali Jaamac, maar Yusuf hem niet als president erkende en niet wou aftreden waardoor hij nog tot 2004 aan de macht bleef. In oktober 2004 zou hij echter als president van de interimregering (TFG) van Somalië verkozen worden en zou Muuse hem in Puntland opvolgen als president.206 Op 8 januari 2009 tenslotte, zou de huidige president van Puntland, Abdirahman Mohamed “Farole”, verkozen worden. 207 In tegenstelling tot in Somaliland omvat het parlement in Puntland slechts één kamer zijnde “de kamer van afgevaardigden” en werd de rol van de traditionele autoriteiten dus niet geformaliseerd. Niettemin heerst er ook in Puntland een groot respect voor deze traditionele autoriteiten en spelen ze een bemiddelende rol in conflicten.208
7.7.
De provincies Sool en Sanaag: gecontesteerd gebied
In 2004 zou het tot een conflict komen tussen Somaliland en Puntland. Reden hiervan was de betwisting van de soevereiniteit over de provincies Sool en een gedeelte van Sanaag. Volgens Somaliland behoren deze provincies tot haar territorium daar deze ook tot het Britse protectoraat behoorden. Het huidige Somaliland heeft in ‟91 immers opnieuw haar koloniale grenzen aangenomen. Het gros van de inwoners van beide provincies behoren echter tot de Warsangeeli en de Dhulbahante, beiden behorende tot de Daroodclanfamilie. Op basis hiervan claimt Puntland dat deze provincies onder haar soevereiniteit moeten vallen.209 Op 29 oktober
203
Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 287. Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 262. 205 Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 289 . 206 Hagmann, Tobias en Markus Höhne. “Failed State or Failed Debate? Multiple Somali Political Orders within and beyond the Nation State”. Politorbis, no. 42: 20- 26 (2007), p. 24. 207 “Puntland: New president elected”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari 2009, p. 8. (29/07/09) http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf 208 Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 262. 209 Ibidem, p. 266. 204
78
2004 kwam er voor het eerst een confrontatie tussen Somaliland en Puntland. De gevechten zouden slechts één dag duren, hierna slaagden de traditionele autoriteiten erin om de spanningen te verminderen en door de beperkte militaire en economische capaciteit van zowel Puntland als Somaliland werden verder gevechten vermeden. Niettemin zou de situatie sindsdien gespannen blijven en in 2007 zou er opnieuw een korte confrontatie tussen beide partijen komen.210
bron: Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building and the Politics of Coping”. International Security, 31. no. 3: p. 79.
210
Ibidem, p. 266-267.
79
7.8.
Een verschillend verloop van het conflict in het noorden en zuiden van
Somalië Na het wegvallen van de staat in ‟91 is er een zeer verschillende, zelfs tegengestelde evolutie merkbaar in het noorden van het land ten opzichte van het zuiden. De gebieden in het noorden van Somalië, waar voornamelijk één clan en factie de macht heeft kennen de vreedzaamste evolutie. In het zuiden is er een grotere rivaliteit tussen de verschillende clans. Bovendien waren beide facties van het USC, de belangrijkste militaire macht in het zuiden, ongeveer even sterk en was er dus geen duidelijk overwicht wat resulteerde in een aanhoudende strijd. Beslissend ook voor de evolutie van voornamelijk Somaliland was de rol die de traditionele autoriteiten in het gebied hebben gespeeld. Waar in het zuiden van het land de verschillende clans en facties bijna onmiddellijk de strijd met elkaar aanging om de politieke macht en de controle over economische rijkdommen speelden ze in het Somaliland een grote en van doorslag gevende rol in de vredesprocessen en de heropbouw van de staat. De oorsprong hiervan kan men terugbrengen naar de democratische structuur van de SNM zelf. Zo waren traditionele autoriteiten ook binnen bijvoorbeeld de SSDF veel minder invloedrijk dan in de SNM. Dit was te wijten aan het feit dat de SSDF tot ‟86 sterk gesteund werd door Ethiopië en Libië. De beweging werd dan ook gekenmerkt door een sterk autoritair leiderschap. Het SNM had een meer democratisch georganiseerde structuur waarbij onder andere om de twee jaar een nieuwe leider gekozen werd. Ook iets gelijkaardigs als de guurti bij de SNM, werd bij het SSDF nooit opgericht.211
Verder waren de pogingen om de staatsstructuren te heropbouwen in Mogadishu steeds topdown waarbij externe actoren vaak het voortouw namen. In Somaliland is men er in geslaagd om een functionerende regering te vormen van op het lokale niveau met zo goed als geen hulp van buitenaf. Dit opmerkelijke proces van bottom-up statebuilding heeft er voor gezorgd dat er in het noorden opnieuw een interconnectie is tussen de staat en de maatschappij, dit staat in schril contrast tot bijvoorbeeld het regime van Siad Barre dat voornamelijk aan de macht bleef door de enorme externe hulp die het ontving en in de jaren ‟80 de strijd tegen de eigen burgers aanging. Sinds ‟91 zijn honderdduizenden vluchtelingen uit het noorden opnieuw teruggekeerd en zijn de landmijnen waarmee het noorden bezaaid lag verwijderd en vernietigd. Hargeisha dat in ‟91 slechts zo‟n tienduizend inwoners meer telde door de 211
Höhne, From Pastoralt to State Politics, p. 164.
80
bombardementen is nu opnieuw aangegroeid tot een stad met meer dan een half miljoen inwoners. De veiligheid en economische groei die er in Somaliland heerst trekt dan ook vele migranten uit zowel Ethiopië als zuid-Somalië aan. Verder voorziet de private sector Somaliland en Puntland van water, elektriciteit, gezondheidszorg en educatie, zo werden er onder andere nieuwe universiteiten en hospitalen gebouwd.212
212
Kaplan, Seth. “The Remarkable Story of Somaliland”. Journal of Democracy, 19. no. 3: 143- 157 (2008), p. 147-149.
81
8. DE VREDESCONFERENTIES EN DE HEROPBOUW VAN DE SOMALISCHE STAAT
bron: http://www.gppac.net/documents/pbp/2/som_ampc.jpg
8. 1. Een bespreking van de verschillende vredesconferenties op het nationale niveau
Na de in hoofdstuk zes besproken veranderingen wordt de post-UNOSOM periode verder nog gekenmerkt door een andere ontwikkeling, zijnde de opkomst van een hele reeks verzoeningsconferentie op het nationale niveau. Deze conferenties die allen tot stand kwamen en gesponsord werden door het buitenland, bleken desondanks stuk voor stuk weinig vruchten af te werpen.213 Vandaag de dag, zo‟n 18 jaar na het ineenstorten van het regime Barre, is er in Somalië nog steeds geen sprake van een functionerende centrale regering die er in slaagt om het Somalische grondgebied te controleren en blijft het land een gefaalde staat. Toch zijn de vredesconferenties talrijk. In het merendeel van de literatuur alsook in persberichten wordt er gewag gemaakt van een veertien à vijftien tal pogingen tot vorming van een regering. Meestal wordt hier echter niet verder op ingegaan. De zinsnede over de veertien à vijftien 213
the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p. 12 (01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf
82
pogingen is een eigen leven gaan leiden waarbij niemand nog precies weet waarop deze gebaseerd is. Hieronder zal dan ook getracht worden om een kort overzicht te geven van de belangrijkste conferenties en pogingen tot vorming van een regering:
Djibouti 1 en 2:
De allereerste vredesconferenties kwamen er al voor de UNOSOM-periode. Hierbij dienen we te denken aan de twee conferenties te Djibouti in juni en juli ‟91. Deze twee conferenties kwamen er op initiatief van Italië en Djibouti en waren bedoeld om Ali Mahdi en Farah Aideed te verzoenen.
214
Van langdurige verzoening zou er echter geen sprake zijn. In
augustus ‟91 zou Mahdi een regering vormen waarin geen enkele van Aideeds aanhangers werd opgenomen en in september ‟91 zouden er voor het eerst opnieuw gevechten uitbreken tussen beide factieleiders. 215
De vredesconferenties tijdens de UNOSOM-interventie: Ook tijdens de UNOSOM-interventie vonden er een aantal vredesconferenties plaats waarbij er drie in Addis Ababa (Ethiopië) plaatsvonden in 1992-1993 216 , één Caïro (Egypte) in 1994217 en één in Naïrobi (Kenia) in 1994. 218 De eerste conferentie te Addis Ababa vond plaats in januari ‟93, de tweede in maart en de derde in december.219 Vooral de conferentie die startte op 15 maart 1993 is goed gedocumenteerd. Op de conferentie zouden vijftien facties aanwezig zijn. Na bijna twee weken intensief onderhandelen werd op 27 maart ‟93 een overeenkomst bereikt.220 Deze overeenkomst omvatte onder andere een staakt-het-vuren en belofte tot ontwapening binnen de 90 dagen alsook de creatie van een Transitional National Council (TNC).221 De TNC moest dienen als interim-regering tot 1995 en zou bestaan uit 74 leden: twee mannen en één vrouw uit elk van de 18 regio‟s van het land, één 214
“Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van ht hedendaagse wereldgebeuren. (Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991), p. 624. 215 Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief. (New York: Africa Watch, juli 1992), p. 5-7. 216 Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 123. 217 Hansen, Stig. “Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia”. The Journal of Conflict Studies, 13. no. 2: 57- 78 (2003), p. 75. 218 Cousens, Elizabeth, Kumar, Chetan en Karin Wermester. Peacebuilding as Politics: Cultivating Peace in Fragil Societies. (Londen Lynne Rienner Publishers, 2001), p. 63. 219 Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 220 Philipp, Christiane, Von Bogdandy, Armin en Rudiger Wolfrum. Max Planck Yearbook of United Nations Law, 9. (Leiden: Brill Academic Publishers, 2005), p. 539. 221 Cousens, Chetan en Wermester, Peacebuilding as Politics, p. 62.
83
vertegenwoordiger van elk van de vijftien facties en vijf vertegenwoordigers uit Mogadishu.222 Toch zou zowel de ontwapening van de facties als de vorming van de TNC geen succes blijken te zijn. De belangrijkste reden voor het falen van de vorming van de TNC was het feit dat de macht voornamelijk bij de warlords lag die elk de nieuwe regering wilden controleren waardoor men er niet in slaagde om tot een compromis te komen. 223 Op 24 maart 1994 zou er door Farah Aideed en Ali Mahdi opnieuw een vredesakkoord getekend worden te Naïrobi waarin zij “alle vormen van geweld als middel om geschillen te regelen” afwezen en de ontwapening beloofden.224
Vredesconferenties eind jaren ‟90:
Na het vertrek van UNOSOM zouden er nog een hele reeks conferenties georganiseerd worden. Allereerst zouden er twee conferenties georganiseerd worden te Naïrobi, namelijk één in april ‟96 en één in oktober.225 Verder zouden er van december ‟96 tot januari ‟97 een reeks gesprekken plaatsvinden in Ethiopië die bekend staan als het “Sodere vredesproces”.226 Van november tot december ‟97 zouden er vervolgens vredesgesprekken georganiseerd worden te Caïro.227 Veel is er echter over deze conferenties niet bekend, enerzijds door de verminderde aandacht vanuit het Westen na het vertrek van de V.N. uit het land, en anderzijds omdat deze conferenties weinig resultaat opleverden. Zowel tijdens de conferentie te Sodere als deze te Caïro werd er een transitional national charter opgesteld, maar men slaagde er telkenmale niet in om instituties te creëren die voor de implementatie ervan konden zorgen.228
De Transitional National Government (TNG):
In 2000 zouden Djibouti en IGAD het initiatief nemen om opnieuw twee conferenties te organiseren, deze zou in Arta plaatsvinden. De Inter-Governmental Authority for 222
Chopra, Jarat. Peace-maintenance: the evolution of international political authority. (Londen: Routledge, 1999), p. 158. 223 Von Hippel, Karin. Democracy by force: U.S. intervention in the post-Cold War world. (Cambridge: Cambridge University Press, 2000), p. 66. 224 “Vredesakkoord getekend. Uitvoering in impasse. UNOSOM II. Verdere ontwikkelingen maart-juni 1994”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1994, p. 650. 225
Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. Woodward, Peter. “Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes”. The Round Table, 93. no. 375: 469481 (2004), p. 473. 227 Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 228 International Crisis Group, Biting the Somali Bullet, p. 2. 226
84
Development (IGAD) was ontstaan in 1986 met als bedoeling een intergouvernementele aanpak van de hongersnood waardoor een groot deel van de hoorn van Afrika getroffen werd in 1984-85. Het IGAD omvatte bij de stichting Djibouti, Ethiopië, Kenia, Somalië, Soedan en Oeganda en later zou ook Eritrea zich bij het IGAD aansluiten. In het begin van de jaren ‟90 zou het IGAD zich echter meer en meer gaan bezighouden met conflictbemiddeling in de Hoorn van Afrika.229
Opmerkelijk aan de vredesconferenties te Arta was dat de warlords een minder grote rol toebedeeld kregen in de onderhandelingen en de conferentie zich eerder richtte op de civiele samenleving. Zo waren er vooral clanouderen, religieuze leiders, intellectuelen vrouwenorganisaties op de bijeenkomsten aanwezig
231
230
en
. Het uiteindelijke resultaat van de
conferenties te Arta, Djibouti was de oprichting van de Transitional National Government (TNG) in augustus 2000 met Abdiqasim Salad Hassan als president. Zowel de warlords als Ethiopië (de belangrijkste bondgenoot van de warlords) waren echter niet blij met deze ontwikkeling en de Somali Reconciliation and Restoration Council (SRRS), een associatie van warlords, werd opgericht.
232
Door een combinatie van factoren zou ook de TNG
uiteindelijk geen succes blijken te zijn. Allereerst was er de oppositie van de krijgsheren en Ethiopië, verder slaagde de TNG er slechts in om een gedeelte van Mogadishu te controleren en ontving het slechts een gedeelte van de gehoopte internationale steun en financiële hulp.233 Tenslotte was er ook sprake van corruptie en verdeeldheid binnen de TNG zelf.234
De Transitional Federal Government (TFG):
In 2002 zouden er nieuwe vredesonderhandelingen gestart worden onder toezicht van IGAD. Deze zouden plaats vinden te Embagathi en Eldoret, Kenia. De conferenties werden gedomineerd door de warlords en werden volledig gefinancierd door de Europese Unie en andere donoren. 235 Op 27 oktober 2002 werd er opnieuw een staakt-het-vuren getekend, maar
229
Woodward, Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes, p. 472- 473. Kumsa, Political conflict in contemporary somalia, p. 192. 231 Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. (Mogadishu: Centre for Research and Dialogue. 2004), p. 24. 232 International Crisis Group, Biting the Somali Bullet, p. 2. 233 Woodward, Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes, p. 473. 234 Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 24. 235 Samatar, Abdi Ismail. “The Miracle of Mogadishu”. Review of African Political Economy, 33. no. 109: 581587 (2006): p. 581. 230
85
ook dit staakt-het-vuren zou herhaaldelijk geschonden worden.236 Na twee jaar onderhandelen zou de Transitional Federal Government (TFG) in oktober 2004 tot stand komen met Abdullahi Yusuf Ahmed als president.237 Het zou echter zeven maanden duren eer de TFG zich in Somalië installeerde.238 Verder had de TFG reeds vanaf het begin te kampen met de oppositie van verschillende politiek islamitische bewegingen in Somalië.239 In 2006 verloor de TFG zelfs de controle over Mogadishu aan de Unie van Islamitische Rechtbanken en diende Ethiopië, gesteund door troepen van de Verenigde Staten, tussen te komen. Tenslotte werd de TFG net als de TNG getroffen door interne verdeeldheid. In december 2008 zou Abdullahi Yusuf Ahmed zijn ontslag aanbieden als president van de TFG. Abdullahi Yusuf Ahmed had na een aanhoudend conflict met eerste minister Nur Hassan Hussein, over het al dan niet toenadering zoeken met de oppositie, getracht om Nur Hassan Hussein af te zetten, maar werd hierin niet gesteund door de rest van de regering. Op 30 december werd Sheikh Sharif Sheikh Ahmed verkozen als nieuwe president van Somalië.240
8.2. Een overzicht van de toegepaste strategieën tijdens de vredesconferenties
De talloze vredesconferenties die er in Somalië reeds zijn geweest kunnen op basis van de toegepaste strategieën onderverdeeld worden in vier categorieën:
1. De building block benadering 2. De gecentraliseerde top down benadering 3. De dynamische benadering 4. De gecentraliseerde bottom up benadering
236
International Crisis Group. “Somalia: Continuation of War by Other Means”. Crisis Group Africa Report no. 88 (Nairobi/Brussel: ICG 2004), p. 3. 237 International Crisis Group, Somalia: Continuation of War by Other Means, p. 1. 238 Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 74. 239 International Crisis Group, Somalia: Continuation of War by Other Means, p. 1. 240 Pham, J. Peter. Somalia Stumbles along with Sharif. (20/07/09) http://worlddefensereview.com/pham021209.shtml
86
Hieronder volgt een korte omschrijving van deze vier verschillende strategieën:
De building block benadering:
Deze benadering wordt vanaf 1997 vooral gepromoot door IGAD.241 Bij deze aanpak tracht men om allereerst oplossingen op het lokale niveau te vinden, waarbij men gebruik maakt van traditionele mechanismen van conflictresolutie en dus een beroep doet op clanouderen. Deze aanpak is niet nieuw. De Somaliërs zelfs gebruikten deze strategie eerder al, het meest succesvolle voorbeeld hiervan binnen Somalië is Somaliland. Maar ook bij internationale organisaties is deze aanpak niet nieuw. Zo adviseerde bijvoorbeeld de Life and Peace Institute advisory group eerder al aan de V.N. om van deze strategie gebruik te maken ten tijde van UNOSOM. Verder staat de building block aanpak voor een gedecentraliseerde staat. Somalië dient dus gefederaliseerd te worden en vrede moet eerst gecreëerd worden op het lokale niveau alvorens het bereikt kan worden op het nationale niveau. Puntland en Somaliland worden dan ook herhaaldelijk aangehaald als voorbeelden die baat hebben gehad bij deze strategie. De zwakheid van deze aanpak is echter dat het in het zuiden van het land de warlords meer macht geeft. In het zuiden van het land ontbreekt de sterkere bovenlaag van de clans waardoor het checks and balance systeem, zoals dit in het noorden van het land is, zich in het zuiden nooit ontwikkelde en warlords zich er de macht konden toe-eigenen.
De gecentraliseerde top down benadering:
Bij het merendeel van alle conferentie tot ‟97 werd er gebruik gemaakt van de gecentraliseerde top down benadering. 242 Vooral de conferenties te Addis Ababa en de vredesgesprekken te Sodere zijn treffende voorbeelden van deze aanpak. Vaak wordt deze aanpak geassocieerd met UNOSOM II. De benadering is gecentraliseerd in die zin dat het een oplossing tracht te vinden voor geheel Somalië. Verder wordt er van een top down benadering gesproken daar men bij deze aanpak vooral de nadruk legt op de verschillende factieleiders en warlords als onderhandelingspartners, en minder aandacht besteed aan de civiele samenleving.
241
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 59- 60. 242 Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 62- 63.
87
Aanhangers van deze aanpak geloven dat men om, vrede te bereiken, zich moet concentreren op de warlords en factieleiders daar zij de enige partijen zijn die wegens hun militaire macht in de mogelijkheid zijn om de vrede in het land te herstellen.
De dynamische benadering:
Deze benadering richt zich in eerste instantie op de warlords om dan te evolueren naar meer legitieme structuren.243 Mohammed Sahnoun wordt meestal als dé man achter deze strategie beschouwd. Sahnoun trachte immers de Somalische clanonderhandelingen en het beleid op het lokale niveau actief te ondersteunen en aan te moedigen maar ging tezelfdertijd eveneens gesprekken aan met de warlords. Sahnouns strategie hierachter was zoals hij het zelf verwoorde: “to do what the Somalis always recommended me to do: that is, plucking feathers one at a time until the eagle ultimately cannot fly”.
De gecentraliseerde bottom up benadering:
Deze aanpak lag in feite aan de basis van de TNG.244 De benadering kan als gecentraliseerd beschouwd worden in die zin dat men een oplossing trachtte te bieden voor heel Somalië. Verder kan deze benadering als bottom up aanschouwd worden omdat men zich in eerste instantie focuste op de civiele samenleving. In tegenstelling tot alle voorgaande gefaalde pogingen tot vrede was dit het eerste initiatief waarbij men zich niet in de eerste plaats op de warlords en factieleiders richtte. De voormalige president van Djibouti, Hassan Guled Aptidon, die toen ook het voorzitterschap van IGAD waarnam, initieerde deze benadering in 1998. Tijdens de onderhandelingen in Djibouti in 2000 werden Somalische clanleiders, vrouwenorganisaties en Somalische NGO‟s actief aangemoedigd om te participeren.
243
Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 6364. 244 Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 64- 65.
88
8.3. Een evaluatie van de verschillende vredesstrategieën
Geen enkele van bovenvernoemde strategieën bleken succesvol te zijn en te resulteren in een blijvende vrede en heropbouw van de staat. 245 Toch werd er via enkele benaderingen een lichte vooruitgang geboekt. Hieronder volgt een korte evaluatie van de vier eerder genoemde strategieën.
De gecentraliseerde top down benadering leverde in geen enkel geval, behalve bij de TFG, een positief resultaat op. Één van de oorzaken ervan zijn de organisatorische geschillen. Zo werd de conferentie te Caïro in november/december ‟97 bijvoorbeeld sterk beïnvloed en bemoeilijkt door de rivaliteit tussen Egypte en Ethiopië. Meestal werd er ook bij deze gecentraliseerde top down benadering té weinig tijd uitgetrokken voor onderhandeling. De gecentraliseerde top down benadering legt de legitimiteit bij de warlords waardoor vaak handen vol geld verloren gingen. Akkoorden werden vaak bereikt maar nooit gerespecteerd. Aanhangers van deze strategie menen dat men dient te onderhandelen met de personen die de macht hebben om voor vrede te zorgen. Toch moet men de macht die de meeste warlords uitoefenen niet overschatten. De macht van de warlords is deels gebaseerd op patrimoniale relaties met de Somalische clanstructuur en deels op geld. De gebeurtenissen in Somalië op het einde van de jaren ‟90 tonen aan dat de warlords zwakker werden naarmate hun financiële inkomsten verminderden. Het warlordisme dient dan ook gezien te worden als een economisch systeem. Verder hebben de warlords baat bij oorlog en het voortdurende gewapende conflict waardoor ze vaak als spiolers van de vredesprocessen kunnen gezien worden. Warlords hebben immers enkel baat bij vrede indien het hun een even grote of meer macht verzekert dan ze hebben ten tijde van conflict.
Ook de building block aanpak faalde meestal wanneer men warlords in de onderhandelingen trachtte te betrekken. De warlords wantrouwen de andere warlords, zijn afhankelijk van financiële steun en het ontbreekt hun bovendien aan de legitimiteit die clanouderen wel bezitten, waardoor ze fragmentatie binnen hun eigen factie moeilijker kunnen tegengaan. Een uitzondering hierop was de vorming van Puntland met Abdullahi Yusuf Ahmed als president. Maar ook in Puntland rezen er problemen wanneer Abdullahi Yusuf Ahmed weigerde afstand te doen van het presidentschap in 2001. Toch bewijst de building block aanpak bruikbaar te 245
Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 65- 71.
89
zijn wanneer men zich in eerste instantie richt op het gebruik van het Somalische clansysteem om vrede te creëren en lokale instituties op te bouwen. De traditionele manier van conflictresolutie (de combinatie van xeer en diya) kan immers een bruikbaar instrument zijn ter overstijging van de heterogeniteit van vele gebieden, waarbij de communicatie tussen de verschillende clans vergemakkelijkt wordt en een veiliger klimaat gecreëerd wordt en de warlords aan macht dienen in te boeten. Tegenhangers van een dergelijke aanpak halen vaak aan dat de clanstructuur in het zuiden van het land zwakker is dan in het noorden. Maar zelfs bij de Rahanweyn, die een zeer zwakke clanstructuur kent, zijn lokale clanleiders vaak het meest succesvol geweest in het beëindigen van conflicten. Toch was het in het noorden van het land inderdaad makkelijker om van de traditionele bemiddelingsprocedures gebruik te maken. Zoals hierboven vermeld is de clanstructuur in het noorden inderdaad sterker dan in het zuiden van Somalië. Dit door de verschillende benadering door de koloniale mogendheden. Daar waar Groot-Brittannië het clansysteem ondersteunde en het actief gebruikte voor managementdoeleinden, trachtte Italië het clansysteem te verzwakken door het te veranderen en te manipuleren. Verder speelde ook de democratische structuur van de SNM een zeer grote rol bij het ontstaan van Somaliland. Men kan dus moeilijk stellen dat het succes van Somaliland enkel te wijten is aan de building block benadering, maar er kan wel gewezen worden op het relatieve succes van de clanleiders in het zuiden van het land ten opzichte van andere vredespogingen.
De derde aanpak, de dynamische benadering, is moeilijk om te evalueren aangezien Sahnoun, de belangrijkste man achter deze benadering in oktober ‟92 vervangen werd als V.N. afgezant voor Somalië. Ook Robert Oakley, die een aanhanger van deze aanpak was, verliet in maart ‟93 Somalië.
Ook via de laatste strategie, de gecentraliseerde bottom up benadering, werden enkele successen geboekt. Zo slaagde men er onder andere in om een parlement te produceren. Dit parlement kende een parlementaire crisis in 2001 en deze werd op een constitutionele correcte manier opgelost. De eerste minister diende af te treden en deed dit in overeenstemming met de officiële procedure.
90
8.4. De obstakels voor vrede en de heropbouw van de staat
Het falen van de vele opeenvolgende vredesconferenties kan toegeschreven worden aan een combinatie van verschillende factoren.246 Hieronder volgt een overzicht van alle factoren die hierin een rol spelen:
Negatieve precedenten:
Wegens negatieve ervaringen uit het verleden heerst er bij vele Somaliërs een wantrouwen voor politieke instellingen en leiderschap. Zo wordt door velen gevreesd dat een restauratie van een gecentraliseerde regering ervoor zou zorgen dat er opnieuw een roofzuchtige staat zou ontstaan met aan het hoofd een dictatoriaal regime gelijkend op dit van generaal Siad Barre. Zo vertelde een Somalische vrouw een onderzoeker het volgende: “How can a victim of the past simply trust the re-emergence of the very political structure that victimized him or her in the first place or the leadership of the present warlords still perpetuating violence against people?”.
De crisis van het leiderschap:
Somalische leiders (voornamelijk factieleiders en warlords) zijn vaak nog steeds niet bereid om compromissen te sluiten en te zorgen voor consensus. Ze plaatsen hun eigenbelang boven het publieke belang. Hoewel de civiele samenleving bereid lijkt om de politieke en sociale verschillen te overbruggen en compromissen te sluiten zodat de vrede in het land kan terugkeren, blijven vele Somalische leiders vasthouden aan het idee van “me, myself and my gun”. Deze houding versterkt de bovengenoemde publieke angst voor het ontstaan van een nieuw dictatoriaal regime.
De politieke manipulatie van de clanidentiteit: De politieke manipulatie van de clanidentiteit vormt een groot obstakel voor de verzoening in Somalië. De vorming van een toekomstige regering wordt hierdoor gedistilleerd tot een simpele optelsom van clanvertegenwoordiging. Andere belangrijke onderwerpen (unitaire of 246
Het hierna volgende is gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 22- 24.
91
federale staatsstructuur, oorlogsmisdaden, onenigheden betreffende landeigendommen, …) worden dan ook vaak ondergeschikt aan de verdeling van de regeringsposten tussen de verschillende clanfamilies, clans en subclans.
Gedeeltelijke participatie:
Bij het merendeel van de vredesconferenties waren vooral de gewapende facties, de warlords en hun aanhangers aanwezig. Clanouderen en -leiders, religieuze leiders en afgevaardigden van de civiele samenleving kregen vaak slechts een ondergeschikte rol toebedeeld. Hierdoor ondergraaft men de publieke steun voor de vredesconferenties en kunnen vele vredesakkoorden enerzijds als onwettig en anderzijds als onafdwingbaar gezien worden.
Onvolledige verzoening:
Bij voorgaande vredesconferenties heeft men steeds verzuimd aan de taak om fundamentele kwesties noodzakelijk voor verzoening aan te kaarten zoals vergeving, tolerantie en erkenning van gruweldaden uit het verleden. De fysieke en psychologische trauma‟s ten gevolge van de burgeroorlog zorgen voor een groot wantrouwen bij vele Somaliërs en velen geloven dan ook dat de grieven uit het verleden aan bod moeten komen tijdens de verzoeningsconferenties. Anderen zijn van mening dat deze grieven terzijde moeten gelegd worden in overeenstemming met het Somalische gezegde “Xusuustaa ma xiriirsho” (“diegene die de gruweldaden herinnert is niet in staat om de relatie te herstellen”).
Inmenging van buitenaf:
Ook de inmenging van externe actoren hypothekeert vaak de vredesprocessen. Djibouti, Yemen, Egypte, Libië, Eritrea, Saoedi-Arabië, Italië, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en vooral Ethiopië hebben allen reeds op één of ander moment politieke steun, financiële bijstand of wapens geleverd aan verschillende facties binnen het Somalische conflict. Deze externe mogendheden kunnen dan ook optreden als spoilers van de vredesprocessen (cfr. infra). Bovendien werden vele vredesconferenties gekenmerkt en gehypothekeerd door de rivaliteit van deze mogendheden onderling. Elk van deze mogendheden streeft immers een
92
eigen agenda na.247 Zo speelde Egypte bijvoorbeeld een actieve rol bij de oprichting en de ondersteuning van de TNG. Net als Soedan is Egypte van mening dat er een sterk en verenigd Somalië dient te komen om tegengewicht te bieden aan de invloed van Ethiopië in de Hoorn van Afrika. Tussen Ethiopië en Egypte heerst er rivaliteit wegens een aanslepend geschil omtrent de Nijl, de rivaliteit tussen Soedan en Ethiopië is dan weer een gevolg van Ethiopië‟s inmenging in de burgeroorlog in Soedan.
Ook de golfstaten, voornamelijk Saoedi-Arabië, Qatar, en de Verenigde Arabische Emiraten, die vroeger allen commerciële banden met Somalië hadden, zijn betrokken bij de situatie in Somalië. Zo verschaften Saoedi-Arbië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten bijvoorbeeld financiële ondersteuning aan Islamitische NGO‟s die humanitaire en sociale bijstand leverden aan de Somalische bevolking. Eritrea heeft weinig belangen in Somalië maar is de laatste jaren toch een grotere rol gaan spelen. Reden hiervoor is het grensconflict tussen Eritrea en Ethiopië. Voor Kenia heeft het conflict in Somalië dan weer wél grote gevolgen gehad. Zo heeft Kenia sinds 1991 te kampen met een enorme influx van vluchtelingen uit Somalië en een toename van de illegale wapenhandel langs de grens. In tegenstelling tot andere landen echter, heeft Kenia‟s bezorgdheid er niet toe geleid dat men banden aanging met bepaalde groepen binnen het Somalische conflict. Ook bij de oprichting van de TNG weigerde Kenia partij te kiezen. Maar de belangrijkste externe actor in Somalië blijft ongetwijfeld Ethiopië. 248 Zo speelde Ethiopië een grote rol in het mislukken van de TNG, ondersteunde het actief de warlords en de TFG en zorgde het land ervoor dat de Unie van Islamitische rechtbanken, die in 2006 de macht in Mogadishu veroverden op de TFG, opnieuw van de macht verdreven werden. De belangrijkste bedreiging voor Ethiopië zou de opkomst van een separatistische beweging zijn die voet aan grond krijgt in Ogaden. Het zuiden van Somalië heeft immers lange tijd dienst gedaan als uitvalsbasis voor groepen die zich verzetten tegen de Ethiopische regering, zoals het Ogaden National Liberation Front (ONLF) en het Oromo Liberation Front (OLF). 249 Verder is ook de opkomst van een Islamitische staat in Somalië, voor Ethiopië onaanvaardbaar. Tenslotte is ook een stabiele en gecentraliseerde Somalische staat voor 247
Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed State”. International Crisis Group Africa Report. no. 45 (Nairobi/Brussel: ICG, 2002): p. 9- 11. 248 Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 48- 49. 249 International Crisis Group, Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 9.
93
Ethiopië pas aanvaardbaar indien deze Ethiopië ervan kan overtuigen dat men het panSomalische idee afzweert.
Internationaal onbegrip:
De internationale gemeenschap en regionale actoren zijn vaak onwetend of slecht op de hoogte van de Somalische politieke en sociale dynamiek.
250
Hun inspanningen tot
bemiddeling en hulp is dan ook vaak ondeskundig en soms zelfs nadelig voor de situatie. Bovendien had de internationale gemeenschap vaak de neiging om “quick fix”-oplossingen te bieden die de nood aan gedetailleerde en uitvoerige dialoog overschaduwde.
Mislukking versterkt mislukking:
Mislukte verzoeningsconferenties leiden vaak tot het heroplaaien van het geweld en de opkomst van nieuwe factieleiders. Tegelijkertijd hebben de herhaaldelijke mislukkingen voor een diep cynisme gezorgd aangaande de waarde van de vredesinitiatieven, de toewijding en beloftes van de politieke leiders en de oprechtheid van de bemiddelaars.
Actoren die de vredesprocessen en heropbouw van de staat tegenwerken:
Voor een aantal actoren zou vrede en de opkomst van een nieuwe Somalische staat een bedreiging kunnen betekenen voor hun politieke en/of economische belangen.251 Zij kunnen dan ook gezien worden als spoilers van de vredesprocessen ofte actoren die de huidige situatie van wetteloosheid, gewapend conflict en afwezigheid van de staat ondersteunen en zich tegen vrede en staatsheropbouw verzetten. De opkomst van spoilers is eigen aan vredesprocessen daar het zelden gebeurd dat alle partijen en actoren vrede als voordelig zien. Bovendien impliceert een onderhandelde vrede vaak verliezers. Met betrekking tot de situatie in Somalië kunnen we een aantal spoilers onderscheiden.
250
Het hierna volgende is gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 22- 24. Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 95- 97 en Stedman, Stephen John. “Spoiler Problems in Peace Processes”. International Security, 22. no. 2: 5- 53 (1997), p. 5- 53. 251
94
Een eerste categorie is wat Stedman definieert als de “greedy spoilers”. Deze zijn afhankelijk van de situatie, met name clans, facties, warlords, buitenlandse mogendheden of andere actoren die het gevoel hebben dat ze niet voldoende vertegenwoordigd zijn of profijt kunnen halen uit de onderhandelde vrede en de eventueel hieruit voortvloeiende nieuwe regering. Dergelijke actoren kan men nog inperken en in goede banen sturen mits diplomatie, politieke onderhandeling en externe druk.
Problematischer echter is een tweede categorie van spoilers die zich verzetten tegen de processen van staatsheropbouw daar deze een fundamentele bedreiging vormen voor hun economische en/ of politieke belangen. Deze categorie omvat een hele resem actoren: warlords die vrezen gemarginaliseerd te worden of zelfs veroordeeld voor oorlogsmisdaden, zakenlui die geld verdienen aan illegale activiteiten, hele clans die voordeel hebben gehaald uit gewapende bezetting. Voor zakenlui die baat hebben gehad bij het ineenstorten van de staat kan een nieuwe centrale regering teveel risico‟s met zich meebrengen zoals hoge belastingen, corruptie, onteigening en nationalisatie. Onder de clans leeft dan weer vaak de angst dat een nieuwe centrale regering opnieuw een nauwe coalitie zal zijn van enkele clans die de staat opnieuw gaan gebruik als instrument om andere clans te onderdrukken. Hoewel de potentiële voordelen van een nieuwe staat groot zijn, zijn de risico‟s dit dus eveneens.
95
9. DE OPKOMST VAN ISLAMITISCHE KRACHTEN IN SOMALIË EN DE UNIE DER ISLAMITISCHE RECHTBANKEN
bron: http://blogs.reuters.com/global/files/2008/11/somali-islamist.jpg
9.1. Islam en Somalië De oorsprong van de Islam in de Hoorn van Afrika gaat meer dan 1000 jaar terug in de tijd.252 Na de zevende eeuw brachten voornamelijk Arabische (later ook Perzische en Jemenitische) handelaren en ambachtslieden de Islam naar de Oostafrikaanse kust en stichtten er religieuze centra in de kuststadjes Zeila, Mogadishu, Baraawe en Merca. 253 De nomadische Somali‟s in het binnenland werden van hieruit zeer geleidelijk geïslamiseerd, een proces dat vooral na de elfde eeuw op gang kwam. Somaliërs zijn Soennitische moslims die tot de Sha’afi school behoren en sterk beïnvloed zijn door het Soefisme (een betrekkelijk gematigde vorm van 252
International Crisis Group. “Somalia‟s Islamists”. International Crisis Group Africa Report. no. 100 (Nairobi/Brussel: ICG, 2005): p. 1. 253 Onderdeel 9.1. is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Abbink, Jan. Islam en politiek in de Hoorn van Afrika. (Leiden: Ambo, 1991): p. 55- 59.
96
islam).254 Hoewel tegenwoordig vele Somalische clans menen een verwantschapsband met de Arabische immigranten (en zelfs met de clan van Mohammed) te hebben, is de Islam in Somalië in demografisch of cultureel opzicht maar weinig gearabiseerd. De religie heeft zich aangepast aan de Somalische veehoudercultuur, waarin de eigen culturele identiteit altijd een belangrijke betekenis heeft gehad. Deze identiteit is voornamelijk gebaseerd op het Somalische clansysteem, gewoonterecht en heiligenverering. De Islam in Somalië werd dus door de loop der eeuwen “gesomaliseerd”: het verkreeg autoriteit door zijn aanpassing aan lokale structuren. Verder is de verwevenheid met de lokale heiligenverering één van de meest kenmerkende aspecten van de Somalische Islam geworden. Na de onafhankelijkheid in 1960 werd de Islam de officiële staatsreligie en werd het Islamitisch nationalisme benadrukt. Na de staatsgreep van Siad Barre echter werd gepoogd om de Islam ondergeschikt te maken aan de socialistische staatsideologie.
Moderne politieke Islamitische bewegingen ontwikkelden zich pas op het einde van de jaren ‟60.
255
Somalische studenten die naar het buitenland trokken om te studeren
(voornamelijk diegenen die in Al Azhar in Egypte studeerden) en werkzoekenden, maakten kennis met de politieke Islam in Egypte, Saoedi-Arabië en andere Arabische landen waar Al Aqwan al muslimin (het moslimbroederschap) veel steun genoot. Eens terug in Somalië werden er parallelle bewegingen aan Al aqwan gevormd die de vreedzame transformatie naar een staat gebaseerd op Islamitische wetgeving (shari’a) tot doel hadden. De overtuigingen van deze bewegingen zouden tot verzet tegen Barres ideologie van het wetenschappelijk socialisme leiden en uiteindelijk de repressie van deze bewegingen door het regime. Na de ineenstorting van de Somalische staat in 1991 kwamen er een breed spectrum aan Islamitische bewegingen tot ontwikkeling en op de voorgrond in Somalië. Net als elders in de moslimwereld kunnen deze vormen van islamitisch activisme opgedeeld worden in drie grote categorieën: missionair activisme, politieke en militante (jihadisme) Islam. Deze drie onderstaande categorieën zullen in de hieronder volgende onderdelen behandeld worden.256
254
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 1. Het hierna volgende is gebaseerd op: Le Sage, Andre. “Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in Somalia”. Review of African Political Economy, 27. no. 89: 472- 477 (2001), p. 473. 256 International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 1. 255
97
9.2. Jihadi Islamisme binnen Somalië
Jihadi Islamisme is een militante vorm van Islamitisch activisme en gaat dus gepaard met gewelddadige activiteiten “ter verdediging” of uitbreiding van Dar al-Islam ( “het huis der islam”: het deel van de wereld dat historisch gezien onder islamitisch bestuur stond) en de alumma (de geloofsgemeenschap). 257 In Somalië is het jihadisme vrij onpopulair en een minderheidstrend waarvan het succes fluctueerde doorheen de jaren. Na 9/11 is er vanuit het Westen een vernieuwde aandacht voor Somalië die gekaderd dient te worden in de globale war on terror. Zo vreest men dat Somalië als safe haven voor terroristen kan fungeren. Een aantal factoren, zoals het ontbreken van een functionerende centrale regering en staatsinfrastructuur en de ongecontroleerde grenzen en luchthavens, maken het land hier immers extra kwetsbaar voor.258 Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste militant Islamitische stromingen in Somalië:
Al-Itihaad al-Islaami (AIAI):
Tijdens de jaren ‟90 stond jihadisme in Somalië synoniem voor Al-Itihaad al-Islaami (AIAI). 259 Hoewel de oorsprong van de organisatie al teruggaat tot het midden van de jaren ‟70, treed AIAI voor het eerst als een militante fundamentalistische organisatie op de voorgrond na het ineenstorten van de staat in 1991. 260 AIAI propageert een puriteinse, traditionele (Salafi) vorm van het islamitische geloof, meer bepaald het Wahhabisme. Aangezien dit de theologie van Saoedi-Arabië is wordt het Wahhabisme door het merendeel van de Somaliërs als geïmporteerd eerder dan inheems beschouwd. De organisatie heeft de creatie van een islamitische staat in Somalië tot doel. Tijdens de glorietijd van AIAI, in het begin van de jaren ‟90 bezat de organisatie een militie van meer dan 1000 manschappen.261 Het grootste deel van de financiële steun ontving men via Islamitische liefdadigheidsinstellingen uit Saoedi-Arabië en de Golfstaten. In de vroege jaren van de burgeroorlog trachtte Al-Itihaad haar macht uit te breiden door de verovering van
257
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 3. International Crisis Group, Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 11. 259 Ibidem, p. i. 260 Ibidem, p. 16. 261 International Crisis Group. “Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?”. International Crisis Group Africa Report. no. 95 (Nairobi/Brussel, ICG, 2005): p. 1. 258
98
strategische punten in het land.262 Ze slaagden erin om in januari 1991 de haven van Kismayo te veroveren maar verloren de controle in maart aan Farah Aideed en zijn USC. In ‟92 zou men enkele strategische punten in Bosaaso verwerven maar dit leidde tot een militaire confrontatie met het SSDF en de beweging werd uit Bosaaso verdreven. De beweging zou zich verplaatsen naar de steden Luuq en Delo in de provincie Gedo. Verder richtte AIAI militaire trainingskampen op die bemand werden door jihadi‟s uit andere landen, waaronder leden van Al-Qaeda, en was medeplichtig aan verschillende terroristische aanvallen in Ethiopië midden jaren ‟90.
263
Ethiopië reageerde hier in 1997 op met
vergeldingsacties tegen AIAI‟s basissen waardoor de organisatie op militair en politiek vlak ontmanteld werd. Enkele van de voormalige leiders van AIAI blijven echter actief en zouden een ondersteunende rol gespeeld hebben bij de aanslagen in ‟98 op de ambassade te Nairobi. Veel van wat we denken te weten over Al-Itihaad is echter gebaseerd op geruchten en speculaties en men weet niet precies hoe het de organisatie is verlopen na Ethiopië‟s vergeldingsacties.264 Sommigen menen dat AIAI er nooit in geslaagd is van dit Ethiopische offensief te herstellen en zijn geloofwaardigheid verloor toen het trachtte om enkele posten in de TNG te verwerven. 265 Anderen menen dan weer dat AIAI een sterke politieke factor binnen Somalië blijft die zijn macht op een indirecte en graduele manier tracht uit te breiden om overmatige aandacht te vermijden. Zowel voor de ene als voor de andere visie is er echter geen afdoend bewijs.
Al-Takfir wal-Hijra:
Net als AIAI trad Al-Takfir wal-Hijra, een organisatie waarover slechts zeer weinig bekend is, voor het eerst op de voorgrond na de ineenstorting van de Somalische staat in 1991.266 Kleine takfiri-gemeenschappen verschenen toen voor het eerst in Mogadishu, Bosaaso en enkele andere steden. Deze gemeenschappen waren heel gesloten en vermeden onnodig contact met andere Somaliërs. Voor zover bekend hebben deze gemeenschappen geen banden met AlItihaad of Al-Qaeda. Midden 2005 echter claimde de Keniaanse media dat de Keniaanse en Amerikaanse inlichtingendiensten een terroristische coalitie geïdentificeerd hadden die zou 262
Deze alinea is gebaseerd op: Le Sage, Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in Somalia, p. 3- 4. International Crisis Group, Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?, p. 1. 264 International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 3. 265 International Crisis Group. Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 5. 266 Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s Islamists, p. 12. 263
99
bestaan uit Al-Takfir, Al-Qaeda en organisaties uit Irak en onder de leiding zou staan van Abu Musab al-Zarqawi. Niet alleen is deze berichtgeving zeer ongeloofwaardig, men citeerde bovendien bronnen die gelieerd konden worden aan de TFG, die de terroristische bedreiging al meermaals had overdreven om buitenlandse bijstand te verkrijgen. Toch is de verwarring rond Al-Takfir wal-Hijra begrijpelijk gezien de vaagheid die er heerst rond de leden, doelen en overtuigingen van de beweging. Het weinige dat er bekend is rond de Somalische takfiris samen met de extremistische ideologie en het gewelddadige karakter van takfiris elders in de wereld geven aan dat het nuttig kan zijn om hier verder onderzoek naar te voeren.
Al-Shabaab al-Islaami:
De belangrijkste en meest fundamentalistische militante islamitische beweging in Somalië op dit moment is ongetwijfeld Al-Shabaab al-Islaami. Deze beweging trad vooral op de voorgrond nadat de de Unie der Islamitische Rechtbanken, waarvan Al-Shabaab de militante vleugel had gevormd, in 2006 door Ethiopië verslagen werd. Meer informatie over AlShabaab al-Islaami volgt verder in deze scriptie (cfr. infra).
9.3. Politieke islam in Somalië
In dit onderdeel wordt een kort overzicht gegeven van alle islamitische organisaties binnen Somalië waarbij politiek primeert boven bekeringsdrang. Deze organisaties trachten in de eerste plaats via politiek meer macht te verwerven eerder dan door het gebruik van geweld en organiseren zich dus als politieke partijen.267
Naast
Harakat al-Islah:
Al-Itihaad
al-Islaami
en
Al-Shabaab
al-Islaami
is
Harakat
al-Islah
(de
hervormingsbeweging) waarschijnlijk de meest controversiële islamitische organisatie binnen Somalië. De visie van Harakat al-Islah steunt immers op die van het moslimbroederschap. Vele Somaliërs en buitenlandse analisten bekijken al-Islah met wantrouwen en menen zelfs dat de organisatie geïdentificeerd kan worden met AIAI. Toch zijn de tegenstellingen tussen
267
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s Islamists, p. 13- 17.
100
Al-Itihaad en al-Islah groot en hebben beide organisaties elkaar in het verleden al meermaals publiekelijk bekritiseerd. Vooraanstaande personen binnen al-Islah zijn Ali Sheikh (hoofd van Mogadishu‟s universiteit), Abdirahman Baadiyo en Ibrahim Dusuqi. Meer dan andere islamitische organisaties tracht al-Islah goede relaties op te bouwen met Somalië‟s buurlanden en het westen. In de loop van de jaren ‟90 was al-Islah zeer actief bij humanitaire activiteiten. Tegenwoordig levert de organisatie een grote bijdrage betreffende onderwijs. Zo richtte ze het Formal Private Education Network in Somalia (FPENS) op dat, in Mogadishu alleen al, instaat voor het onderwijs van 120 000 studenten. Al-Islah blijft echter een relatief kleine organisatie die gedomineerd wordt door hoogopgeleide stedelijke elite.
Ahlu Sunna wal Jama‟a (ASWJ):
Ahlu Sunna wal Jama’a (ASWJ) brengt Somalische Sufileiders samen en tracht tegengewicht te bieden aan de reformistische islamitische groeperingen. De beweging werd in 1991 opgericht ter verdediging van de “traditionele” Somalische islamitische gebruiken. Tot 2002 bleef de organisatie relatief onbekend. In 2002 begon de organisatie een rol te spelen in de vredesonderhandelingen te Kenia. De ASWJ verzette zich tijdens deze onderhandelingen tegen de opname van reformistisch Islamitische bewegingen in de TFG. Dergelijke acties ondermijnen echter de ASWJ‟s geloofwaardigheid als platvorm ter versterking van het traditionele Somalische islamitische geloof.
Majma‟ „Ulimadda Islaamka Ee Soomaaliya:
Deze organisatie ontwikkelde zich onmiddellijk na de val van het regime Barre. Op 2 februari ‟91 kwam er een groep van 30 religieuze leiders (Ulama) bijeen om te discussiëren over hoe het machtsvacuüm diende opgevuld te worden. Ten gevolge hiervan ontwikkelde zich een militie, Horseed genaamd, met als belangrijkste functie het verschaffen van veiligheid in bepaalde buurten van de hoofdstad en voor enkele beginnende shari’a rechtbanken. De factieleiders in de hoofdstad zagen dit initiatief als een bedreiging van hun eigen macht en maakten er een einde aan. Toch zou dit initiatief als basis dienen voor wat later de Majma’ werd. Enkele maanden later betekenden de eerste manifestaties van AlItihaad een veel grotere uitdaging voor de macht van Aideed dan de gematigde groep van islamitische geleerden en sloot hij een alliantie met de Majma’. Ten gevolge hiervan zou de organisatie zich in tweeën splitsen: de zijde die geen alliantie met Aideed wenste aan te gaan 101
en de naam Majma’ behield en de zijde die wel een alliantie met hem aanging en de naam Ahlu Sunna Wal Jama’a kreeg (cfr. supra). Majma’ ‟s ideaal is de oprichting van een regering in Somalië die regeert in overeenstemming met de Shafi’i school van de shari’a. De organisatie was betrokken bij verschillende vredesonderhandelingen begin jaren ‟90. Tot 2001 stond Mohamed Ma‟alim Hassan aan het hoofd van de beweging, sindsdien Sheikh Ahmed Dhi‟isow.
Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS):
De Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS) kwam er nadat de Unie der Islamitische Rechtbanken in 2006 door Ethiopië van de macht verdreven werd ten voordele van de TFG. De ARS omvat de gematigde leden van de voormalige Unie der Islamitische Rechtbanken werd opgericht in Eritrea. De huidige president van Somalië, Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, behoord tot de ARS. Ook op deze beweging zal later nog dieper ingegaan worden (cfr. infra).
9.4. Het islamitisch missionair activisme in Somalië en islamitische liefdadigheidsinstellingen Naast het militante en politieke islamitische activisme vindt men in post-„91 Somalië ook enkele organisaties terug die een missionair activisme uitoefenen. 268 Dergelijke bewegingen schuwen het politiek activisme, hebben niet het verwerven van politieke macht maar eerder het bekeren van moslims naar de volgens hen correcte vorm van Islam tot doel, en beschrijven hun groepering ook niet als een partij. Dit impliceert evenwel niet dat dergelijke organisaties geen politieke doelen kunnen hebben, maar men zal deze eerder trachten te bereiken door het beïnvloeden van de machthebbers. Partijpolitiek, verkiezingen en andere vormen van politieke actie worden door dergelijke organisaties over het algemeen verworpen ten kostte van hun missie tot het verkondigen van het geloof en het bekeren (al-da’wa). Goede voorbeelden van dergelijke missionair activistische organisaties binnen Somalië zijn Salafiyya Jadiida (de nieuwe Salafi‟s) en Jama’at al-Tabligh.
268
Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s Islamists, p. 17- 18.
102
Verder was er in Somalië na het ineenstorten van het regime Barre een enorme uitbreiding van Islamitische liefdadigheidsinstellingen merkbaar.
269
Belangrijke organisaties die
werkzaam zijn in Mogadishu zijn: de Africa Muslims Agency, Red Crescent Society of the United Arab Emirates (UAE), World Association of Muslim Youth (WAMY), al-Islah Charity, Muslim World League, International Islamic Relief Organisation (IIRO), Dawa al-Islamiyya, Al Wafa Charitable Society. Sommige van deze organisaties, zoals de Muslim World League en het IIRO, kunnen gelinkt worden aan militant islamitische groeperingen, zowel binnen als buiten Somalië. Het merendeel van deze liefdadigheidsorganisaties heeft evenwel geen banden met extremistische groeperingen en zijn private NGO‟s die cruciale diensten verschaffen aan de Somalische bevolking, zoals onderwijs en medische hulp. Sommige Islamitische liefdadigheidsinstellingen in Somalië gebruiken hun activiteiten als platform voor bekering, politiek activisme en om de Arabische identiteit te promoten. Vele Somaliërs nemen dergelijke culturele inmenging echter niet in dank af en zijn hiertegen bestand. Maar vele van dergelijke organisaties ontbreekt het evenwel aan een parallelle agenda. Zo vindt het grootste deel van het onderwijs bijvoorbeeld in het Somalisch of het Engels plaats i.p.v. het Arabische en ligt de nadruk ook niet op religieus onderwijs. Islamitische liefdadigheidsorganisaties dragen dus in grote mate bij tot het onderwijs en vaak ook tot de verbetering van de positie van de vrouw in Somalië (vrouwen maken bijvoorbeeld een aanzienlijk deel uit van de studenten aan Islamitische onderwijsinstellingen).
9.5. Het ontstaan de Unie der Islamitische Rechtbanken
Ongetwijfeld de belangrijkste ontwikkeling in Somalië betreffende de opkomst van Islamitische krachten is het verschijnen van de Islamitische rechtbanken.
270
De eerste
Islamitische rechtbanken in Somalië komen er kort na de val van het regime Barre in de vroege jaren ‟90. Deze eerste rechtbanken waren veelal lokale initiatieven met ordehandhaving tot doel. De eerste Islamitische rechtbank te Mogadishu werd opgericht in 1993 in het Madinadistrict door voormalige leden van al-Ansar as-Sunna, een splinterfactie van al-Itihaad.271 In ‟94 richtte Sheikh Ali Dheere, die banden had met AIAI, verschillende rechtbanken op in het noorden van Magodishu, die er draconische straffen op nahielden (zoals
269
Ibidem, p. 22- 23. Swart, Gerrie. “Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?”. African Renaissance, 3. no. 5: 84- 92 (2006): p. 85. 271 International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 19-20. 270
103
amputatie van ledematen). Dheere was een lid van de Abgal en zijn rechtbanken hadden dan ook enkel jurisdictie onder de Abgal. Publieke oppositie maakte snel een einde aan deze xudud (de meest strenge islamitische straffen), maar de effectiviteit van deze rechtbanken en het veiligere klimaat in het noorden van Mogadishu bleef niet onopgemerkt. Langzaamaan begonnen ook andere clans hun eigen shari’a rechtbanken op te richten en was er een aanzienlijke stijging van de veiligheid merkbaar. Deze lokale rechtbanken gingen dus dienst doen als substituut voor het weggevallen juridische systeem. 272 Daar dit veiliger klimaat vooral voor de zakenlui zeer bevorderlijk was ontvingen vele rechtbanken algauw hun steun. Militieleden die oorspronkelijk voor de warlords hadden gevochten werden door de zakenlui betaald om zich te verbinden aan de rechtbanken en zo had algauw elke rechtbank zijn eigen militie. Daar waar deze militieleden in het verleden dus een factor van onveiligheid waren deden ze nu dienst ter handhaving van de orde. Deze islamitische rechtbanken waren zeer heterogeen, en omvatten een hele waaier aan religieuze tradities en politieke opvattingen. 273 Een doorsnee shari’a rechtbank in Somalië was opgebouwd uit drie belangrijke elementen: een shura of raad die bestond uit belangrijke clan-, politieke- en religieuze leiders en zakenlui van de eigen clan; een voorzitter die door de shura verkozen werd en de aanvoerder van de militie.
Daar elke rechtbank slechts jurisdictie had over de leden van zijn eigen (sub)clan, werd het algauw duidelijk dat in een omvangrijke en heterogene stad als Mogadishu een zekere graad van coördinatie tussen de rechtbanken noodzakelijk was.274 Begin 2000 werd er dan ook door enkele leiders het initiatief genomen om de Shari’a Implementation Council te vormen. Sheikh Ali Dheere zou als voorzitter van de organisatie gekozen worden en Hassan Dahir Aweys als ondervoorzitter.
In 2004 wanneer de TFG gecreëerd werd in Kenia werd er in Mogadishu een nieuwe overkoepelende structuur gecreëerd voor de rechtbanken: the Supreme Council of Sharia Courts of Somalia.275 Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, een gematigde islamist (aanhanger van het Soefisme) zou de voorzitter van deze Unie der Islamitische Rechtbanken (UIR) worden en 272
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 10. (26/07/09): http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 273 International Crisis Group. “Can the Somali Crisis Be Contained?”. International Crisis Group Africa Report. no. 116 (Nairobi/Brussel, ICG, 2006), p. 9. 274 International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 20. 275 Swart, Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?, p. 85.
104
Hassan Dahir Aweys zou fungeren als ondervoorzitter.276 Verschillende rechtbanken leverden milities en technicals aan de unie waardoor de UIR een militie van zo‟n 400 man bezat. De UIR dient gezien te worden als een losse coalitie van individuen en groepen wiens religieuze en politieke visie zeer gevarieerd was.277 Zo omvatte de UIR leden en groeperingen met een zeer progressieve visie die er democratische waarden op nahielden maar evengoed militante jihadi‟s. Ook wanneer we naar de top van de UIR kijken blijkt de verscheidenheid: Sheikh Sharif Sheikh Ahmed is een aanhanger van het Soefisme terwijl Hassan Dahir Aweys er een Salafistische wereldvisie op nahoudt. Ook Aden Hashi Farah „Ayro, die later verantwoordelijk zou worden gesteld voor de moord op onder andere vier buitenlandse hulpverleners in Somaliland, speelde een grote rol binnen het UIR als zijnde het kopstuk van de militante Al-Shabaab vleugel van de organisatie. 278
9.6. De oprichting van de Alliance for Restoration of Peace and CounterTerrorism (ARPCT) en de overwinning van de islamitische rechtbanken
Initieel gaf de UIR kennis bereid te zijn om samen te werken met de TFG. De TFG echter, die nauw verbonden was met Ethiopië, beschuldigde de UIR ervan een islamitische terroristische groepering te zijn. 279 Ook in de Verenigde Staten heerste er reeds lange tijd de vrees dat Somalië zou fungeren als safe haven voor terroristen en de V.S. besloot te gaan samenwerken met de warlords uit Mogadishu die de Alliance for Restoration of Peace and CounterTerrorism (ARPCT) vormden. 280 De taak van de ARPCT bestond erin om vermeende internationale terroristen op te sporen die zich in Mogadishu zouden bevinden en waaraan de UIR volgens de Verenigde Staten onderdak zou verschaffen. Algauw braken de eerste gewapende confrontaties tussen de islamitische milities en de ARPCT los en evolueerden deze naar een regelrechte oorlog tussen de UIR en de warlords. 281 De maanden die hierop volgden, van februari tot juni 2006, wonnen de islamitische milities bijna elke slag. Begin juni had de UIR de hele hoofdstad veroverd en had het grootste deel van de ARPCT zich 276
International Crisis Group, Can the Somali Crisis Be Contained?, p. 9. International Crisis Group. “Can the Somali Crisis be Contained”. Review of African Political Economy, 33. no. 110: 753- 758 (2006): 753. 278 International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 11. 279 Samatar, Abdi Ismail. “Ethiopian Invasion of Somalia, US Warlordism & AU Shame”. Review of African Political Economu, 43. no. 111: 155- 164 (2007): 157. 280 Samatar, The Miracle of Mogadishu, p. 581- 582. 281 Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no. 422: 357- 390 (2007), p. 369. 277
105
overgegeven en aangesloten bij de UIR. De leiders van de ARPCT zagen zich genoodzaakt te vluchten naar Ethiopië en Kenia. Voor het eerst in 16 jaar stond de gehele hoofdstad onder de heerschappij van slechts één groepering en de UIR breidde algauw haar macht uit doorheen het grootste deel van Zuid-Somalië. De TFG daarentegen controleerde enkel de stad Baidoa en omliggende gebieden. Bovendien was deze controle voornamelijk het resultaat van de militaire bescherming die de TFG genoot van Ethiopië. Deze machtsovername in Somalië door de UIR was exact het tegengestelde van wat de Verenigde Staten had trachten te bereiken met haar aanzet tot de vorming van de ARPCT.
bron: http://www.ethanzuckerman.com/blog/wp-content/somalia2.jpg
106
9.7. De invasie van Ethiopië
Met de machtsovername van de UIR in het grootste deel van het land was er een aanzienlijke verbetering van de veiligheidssituatie merkbaar.282 De UIR slaagde erin een groot deel van de milities te ontwapenen, wegversperringen te ontmantelen en de haven en luchthaven van Mogadishu te heropenen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de UIR, die Mogadishu bevrijd had van de terreur van de warlords, enorm gesteund werd door de Somalische bevolking. Geen enkele andere beweging was er sinds 1990 in geslaagd om zovele Somaliërs te mobiliseren en verenigen.283 Wat betreft de implementatie van de shari’a en samenwerking met de TFG stuurde de UIR tegenstrijdige berichten de wereld in.284 Soms leek het alsof de UIR bereid was de macht te delen en samen te werken met de TFG, op andere momenten dan weer niet. Ook bij de TFG vond men dergelijke dubbelzinnige houding terug. Belangrijk twistpunt tussen beide partijen was de positie van de buitenlandse, en voornamelijk Ethiopische, troepen op Somalisch grondgebied. De UIR was steeds enorm tegen hun aanwezigheid gekant geweest terwijl de TFG dan weer eiste dat de troepen in Somalië zouden blijven. Sommige elementen binnen de UIR verklaarden zelfs de jihad tegen wat zij als een clandestiene Ethiopische militaire interventie zagen. Bovendien onderhield de UIR een goede relatie met Eritrea (die de UIR zelfs ten minste tot vijf keer toe van wapens zou voorzien285) en ondersteunde ze de Ogaden National Liberation Front (ONLF) en de Oromo Liberation Front (OLF).286
Uiteindelijk zouden de UIR en de TFG vredesgesprekken aangaan te Khartoum, Soedan, maar deze zouden falen daar men niet bereid was de macht te delen. 287 Vele personen, zowel binnen de UIR als binnen de TFG, vonden het sluiten van een compromis te riskant en bedreigend voor hun eigen positie. Bovendien was Ethiopië, de voornaamste bondgenoot van
282
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09): http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 283 Menkaus, The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts, p. 371. 284 Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09): http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 285 Prunier, Gerard. “A World of Conflict Since 9/11: The CIA Coup in Somalia”. Review of African Political Economy, 33. no. 110: 749- 752 (2006), p. 751. 286 Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09): http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 287 Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. “Somalia: To Move Beyond the Failed State”. International Crisis Group Africa Report no. 147 (Nairobi/Brussel, ICG, 2008): p. 33.
107
de TFG, sterk gekant tegen voorstellen waarbij de UIR de macht zou verwerven over Somalië. Ook binnen de UIR werd het delen van de macht als een bedreiging gezien, voornamelijk dan door de meer radicale vleugel van de beweging. Indien er een compromis gesloten werd zou dit immers een coalitie tussen de meer gematigde Islamieten en de TFG betekenen waardoor de radicalen aan macht zouden moeten inboeten. De hardliners binnen de UIR ondermijnden actief de vredesgesprekken en deden er alles aan om de reeds gespannen relatie met Ethiopië nog te verslechteren. De gematigde Islamieten binnen het UIR slaagden er niet in om de meer radicale vleugel te controleren die een steeds onafhankelijkere koers gingen varen en voor een radicaliseren van de gehele UIR zou zorgen.288 Dit alles zou culmineren in een desastreuze confrontatie met Ethiopië.
Tegen het einde van 2006 was het duidelijk dat een confrontatie tussen de UIR en Ethiopië er zat aan te komen.289 Ook in de Verenigde Staten rezen er stemmen dat de UIR gecontroleerd werd door Al-Qaeda en dat de toplaag van de UIR extremistisch was en bestond uit terroristen. Dergelijke uitspraken overdreven het radicalisme van de UIR en onheilspellender, transformeerden wat in oorsprong een regionaal conflict was geweest naar iets globaal. Op 6 december 2006 zou de V.N. Veiligheidsraad resolutie 1725 goedkeuren die de TFG vrijstelde van het wapenembargo en het pad zou effenen naar een regionale interventiemacht in Somalië. 290 Deze resolutie was er gekomen op initiatief van de Verenigde Staten en vele Somaliërs zagen deze resolutie dan ook als een poging tot het bewapenen van de TFG en het legitiem maken van een Ethiopische interventie in Somalië.
Na enkele korte schermutselingen zou de oorlog tussen de UIR en Ethiopië op 24 december 2006 losbarsten.291 Het zou Ethiopië zijn die een offensief lanceerde en tegelijkertijd UIR posities in Centraal-Somalië (in Galguduud en Mudug), te Beled Weyn (in de provincie Hiraan) en in de provincie Bay in de omgeving van Baidoa aanviel. Ethiopië‟s campagne tegen de UIR zou zo‟n 700 000 Somalische burgers op de vlucht doen slagen. 292 De UIR, die geen partij was voor het beter getrainde en uitgeruste Ethiopische troepen, verloor zo‟n 1000
288
Menkaus, The Crisis in Somalia, p. 370. International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 34. 290 Prendergast, John. “15 Years After Black Hawk Down: Somalia‟s Chance?”. ENOUGH Strategy Paper. no. 18 (Washington: Centre for American Progress, 2008): p. 8. 291 Menkaus, The Crisis in Somalia, p. 380. 292 Menkhaus, Ken. “Somalia and the principle of propertionality”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari 2008, p. 1. 289
108
militieleden en trok zich terug in Mogadishu. 293 Daar zou de unie tot ieders verbazing ontbonden worden en vluchtte men richting Kismayo en de Keniaanse grens.294 Over de reden tot het ontbinden van de UIR bestaan verschillende theorieën. De UIR zelf claimde dat ze de unie ontbonden om Mogadishu te beschermen voor een destructieve oorlog met Ethiopië. In Mogadishu had de UIR echter een grote kans om via een guerrillaoorlog een overwinning te behalen op de Ethiopische troepen. Een andere mogelijke uitleg voor de ontbinding van de unie zou kunnen zijn dat de hardliners van de beweging steeds meer tegenstand kregen van de meer gematigde Islamieten alsook van clanleiders en zakenlui. Het was immers door de provocatie en houding van deze radicale islamieten dat de unie nu in een oorlog met Ethiopië verwikkeld was. Een andere of bijkomende verklaring zou ook kunnen zijn dat de unie het vertrouwen en steun van vele strijders verloor na de zware verliezen die het al had geleden, en zich dus genoodzaakt zag de unie te ontbinden.
293 294
Prendergast, 15 Years After Black Hawk Down: Somalia’s Chance?, p. 9. Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no. 422(2007): 381- 383.
109
10.
SOMALIË NA DE INVASIE VAN ETHIOPIË EN DE
GEVOLGEN VAN TWEE DECENNIA GEWAPEND CONFLICT, WETTELOOSHEID EN AFWEZIGHEID VAN DE STAAT
10.1. De Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS)
Na de ontbinding van de UIR bevond Somalië zich ongeveer in dezelfde positie als voor de opkomst van de unie. De TFG die zich eindelijk in Mogadishu had gevestigd bleef zwak en genoot weinig steun van de bevolking en het machtsvacuüm in het zuiden van het land werd opnieuw tegen sneltempo opgevuld door dezelfde warlords en factieleiders waarvan de UIR Somalië had bevrijd.295 Na de nederlaag van de UIR kunnen we de voormalige leden opdelen in twee grote groepen.296 Een meerderheid van de voormalige leden vestigde zich in Asmara, Eritrea, onder leiderschap van Sheik Sharif Sheikh Ahmed. Hier sloten ze een alliantie met Hassan Sheikh Aden, voormalige voorzitter van het parlement, en de “vrije parlementariërs” die in januari 2007 door Yusuf werden afgezet wegens hun verzet tegen de Ethiopische interventie. Op 14 september 2007 zou deze groep een oppositiecoalitie vormen: de Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS). Het ARS was een brede coalitie van voormalige Islamieten, UIR leden en voormalige TFG parlementariërs. Vooraanstaande personen binnen de organisatie waren Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, voormalig ondervoorzitter van de UIR Hassan Dahir Aweys, Sharif Hassan Sheikh Aden en de voormalige vice eerste minister van de TFG Hussein Mohamed Farrah.
10.2. Al-Shabaab al-Islaami Naast deze meerderheid van Islamieten die zich naar Asmara begeven hadden en daar de ARS hadden gevormd bleef de militante vleugel van de voormalige UIR, Al-Shabaab al-Islaami, in het zuiden van Somalië een guerrillaoorlog voeren tegen de TFG en de Ethiopische troepen.297 In maart 2007 zou ook de Afrikaanse Unie (AU) troepen sturen naar Somalië en
295
International Crisis Group. “Somalia: The Tough Part Is Ahead”. Africa Briefing no. 45. (Nairobi/Brussel, ICG, 26 januari 2007), p. 1. 296 International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 10. 297 Ibidem, loc. cit.
110
ook deze werden onmiddellijk hevig onder vuur genomen door Al-Shabaab.298 Prominente leden van de beweging zijn Aden Hashi Ayro, Hassan Turki en Mukhtar Robow. 299 Deze radicale islamieten voelden zich verraden door de ARS en de relatie tussen beide groeperingen was zelfs zo slecht dat Al-Shabaab Salah Ali Saleh “Nebhan” (die door de CIA gezocht werd) vermoordde toen hij zich bij het ARS wou voegen.300 Het eerste doelwit van Al-Shabaab was Mogadishu dat nu onder de controle van de TFG en de Ethiopische troepen stond.301 Tussen februari en juni 2007 voerden ze er, gesteund door een groot deel van de Habr Gidir, guerrillaraids uit onder leiding van Mukhtar Robow en Aden Hashi Ayro. Zowel Ethiopië als de TFG meenden dat Al-Shabaab de steun ontving van bepaalde clans en begonnen bepaalde buurten van de stad (voornamelijk in het noorden) te viseren. 302 Men ging dergelijke buurten bombarderen met vele burgerslachtoffers tot gevolg. Bovendien maakte men minstens één keer gebruik van witte fosfor. Bepaalde clans werden dus actief geviseerd en aangevallen waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen burgers en militaire doelwitten. Een groot deel van de bevolking ontvluchtte Mogadishu. Voor diegenen die achterbleven werd het nog erger. De troepen van de TFG verkrachtten, plunderden en vermoordden. Duizenden mensen werden zomaar gearresteerd en pas vrijgelaten als hun familie losgeld betaalde. De strijders van Al-Shabaab waren echter niet veel beter. “Collaborateurs” werden vermoord voor “misdaden” als het praten met Ethiopische troepen of het verkopen van frisdrank aan troepen van de TFG.
Vervolgens trokken Robow en Turki naar het zuiden en ook Ayro werd aangeraden om Mogadishu te verlaten aangezien zijn aanwezigheid de aandacht van de Verenigde Staten trok.303 De strijd in Mogadishu werd grotendeels overgelaten aan de milities van de Habr Gidir. In juli 2007 verspreidden de opstandelingen zich in Banadir, Shabelle Hoose, Shabelle Dhexe en rond de Jubavallei. En tussen oktober en december leidde Ayro operaties in Hiraan en Galguduud. Op het einde van 2007 en in het begin van 2008 verhoogde de druk op de Ethiopische troepen en de troepen van de TFG, voornamelijk in Shabelle, Bay, Bakool en rond de Jubavallei. Vanaf maart 2007 werden de Ethiopische troepen bijna dagelijks aangevallen en vanaf augustus escaleerde het geweld enorm. Ethiopië zou tanks en zwaar 298
First African Union Peacekeepers Encounter Mortar Fire. (25/07/09) http://www.pbs.org/newshour/updates/africa/jan-june07/somalia_03-06.html 299 International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 10. 300 Prunier, Gerard. Armed Movements in Sudan, Chad, CAR, Somalia, Eritrea and Ethiopia. (Berlijn: Center for International Peace Operations, 2008), p. 10. 301 International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 12. 302 Prendergast, 15 Years After Black Hawk Down: Somalia’s Chance?, p. 9. 303 International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 12.
111
artilleriegeschut inzetten in Mogadishu wat leidde tot een massale exodus, de ergste uit de geschiedenis van de stad. Meer dan 400 000 mensen zouden
naar de 200
vluchtelingenkampen buiten de stad vluchten. Ayro kwam op 1 mei 2008 door bomaanslagen om het leven maar de opgang van Al-Shabaab zou er niet door gehinderd worden. Al-Shabaab al-Islaami zou er tegen eind 2008 in geslaagd zijn om opnieuw het grootste deel van ZuidSomalië te heroveren.304
10.3. De vredesconferenties te Djibouti en Sheikh Sharif Sheikh Ahmed als nieuwe president
Op 9 mei 2008 zouden er nieuwe vredesgesprekken van start gaan te Djibouti. Dit nieuwe vredesinitiatief kwam er op vraag van de Verenigde Naties. 305 Het doel van deze conferentie was een alliantie te onderhandelen die in staat was de situatie in het land te stabiliseren en de radicale en militante Islamieten te marginaliseren. De conferentie werd echter al snel ondermijnd door het uiteenvallen van zowel de ARS als de TFG en de snelle opgang van AlShabaab in het land. Op het moment dat het duidelijk werd dat Sheikh Sharif Sheikh Ahmed deel wou nemen aan deze vredesconferentie die door Ahmedou Ould-Abdallah, afgevaardigde van de Verenigde Naties, geleid werd zou de ARS zich opsplitsen langs ideologische lijnen.306 Hassan Dahir Aweys, begon steeds meer aanhang te winnen onder de leden van het ARS die tegen de onderhandelingen gekant waren en ging een onafhankelijke koers varen. De ARS zou zich tegen juli opgesplitst hebben in het ARS-Asmara (ARS-A) dat geleid werd door Aweys en het ARS-Djibouti (ARS-D) onder leiding van Sheikh Sharif. De ARS-A zou niet deelnemen aan de vredesconferentie te Djibouti en de ARS-D en TFG die wel gesprekken aangingen, en er uiteindelijk in zouden slagen om een gezamenlijke regering te vormen, controleerden zeer weinig territorium. Verder zou ook het TFG in twee kampen uiteenvallen: diegenen die zich achter eerste minister Nur “Adde” Hassan Hussein zouden scharen en voor onderhandelingen met het ARS-D waren en diegenen die zich achter president Abdullahi Yusuf Ahmed schaarden en minder voor de onderhandelingen te vinden waren. 307 Yusuf zou 304
BBC. Country profile: Somalia (25/07/09) http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/country_profiles/1072592.stm 305 Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 1- 24. 307
Shirwa, Abdullahi Mohamed. “Somalia: Challenges and opportunities for building peace in Somalia. An insider‟s perspective on examples for local and international efforts”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, november 2008, p. 2.
112
de vredesconferenties verschillende keren ondermijnen daar hij dit initiatief als een strategie zag om hem uit zijn positie te ontzetten.
De eerste bijeenkomst te Djibouti:
De eerste bijeenkomst te Djibouti, die van start ging op 9 mei 2008, zou een week duren. De sfeer op de bijeenkomst was uiterst gespannen waarbij de gedeputeerden van beide partijen elkaar nauwelijks wouden ontmoeten. Procedureel geruzie en de angst onder de ARS-D dat haar deelname aan de conferentie de indruk zou geven dat ze de legitimiteit van de TFG erkende deden de vredesgesprekken bijna ontsporen. De TFG moest haar gebruikelijke retoriek van grondwettelijke legitimiteit inperken en haar pogingen tot het verwerven van vetorecht stopzetten. De ARS-D werd door de diplomaten dan weer overtuigd om zich flexibeler op te stellen wat betreft het vertrek van de Ethiopische troepen.
De tweede bijeenkomst te Djibouti:
De tweede onderhandelingsronde te Djibouti kwam er op 1 juni. Opnieuw zou de ARS-D eisen dat er duidelijke afspraken zouden komen wat betreft de terugtrekking van de Ethiopische troepen. Na acht dagen onderhandelen zou er uiteindelijk een akkoord ondertekend worden dat elf punten zou omvatten (zie bijlage). In dit akkoord formuleerde beide partijen een staakt het vuren en kwam men overeen dat er binnen de 120 dagen een multinationale vredesmacht zou komen. De vage verwoording waarbij het vertrek van de Ethiopische troepen er zou komen na de komst van deze multinationale vredesmacht zorgde echter voor veel kritiek op het akkoord. Verder waren de verwachtingen rond het akkoord laag daar de ARS-D, wegens zijn beperkte militaire rol, niet in staat geacht werd voor een staakt-het-vuren te kunnen zorgen en ook de plaatsing van een multinationale vredesmacht in Somalië binnen de 120 dagen te ambitieus leek.
De derde bijeenkomst te Djibouti:
De derde bijeenkomst te Djibouti zou slechts twee dagen duren, met name 25 en 26 oktober. Er zou een document ondertekend worden aangaande de implementatie van het staakt-hetvuren en een verklaring van politieke doelstellingen. Er werd beslist om een gezamenlijke troepenmacht in onder andere Mogadishu te plaatsen vanaf 10 november. Deze troepenmacht 113
zou 1000 manschappen tellen die getraind en uitgerust zouden worden door de internationale gemeenschap. Verder werd er een gefaseerde Ethiopische terugtrekking tegen 21 november overeengekomen.
De vierde bijeenkomst te Djibouti:
De vierde bijeenkomst tussen het ARS-D en de TFG ging van start op 22 november 2008. Deze conferentie leidde tot de ondertekening van een ambitieus akkoord tot delen van de macht. Het akkoord voorzag in een regering van nationale eenheid die opgebouwd zou zijn uit zowel leden van de ARS-D als leden van de TFG en een parlement dat 550 leden zou tellen: 200 zetels zouden voorbehouden zijn voor leden van het ARS-D en 75 voor groepen uit de civiele samenleving. Vooral dit omvangrijke parlement was zeer omstreden. Naast de logistieke en financiële last dat het zou meebrengen voor het reeds verarmde Somalië, zou het ook politieke implicaties hebben. Onder andere Yusuf zou hierdoor immers sterk aan macht moeten inboeten. Yusuf weigerde dan ook mee te werken aan het akkoord.308 Verder werd er op deze bijeenkomst beslist dat de TFG vanaf augustus 2009 nog twee jaar aan de macht zou blijven.
Het aftreden van Abdullahi Yusuf Ahmed:
Op 29 december 2008 zou Abdullahi Yusuf Ahmed, wegens de aanhoudende onenigheid tussen hem en eerste minister Nur “Adde” Hassan Hussein, aftreden als president.309 Voor zijn aftreden had hij nog getracht om Nur af te zetten als eerste minister maar hij werd hierin niet gesteund door de rest van het parlement. Het aftreden van Yusuf als president betekende een obstakel minder voor het vredesproces en de samenwerking tussen de TFG en ARS-D. Yusuf trok zich terug in zijn geboorteregio, het semi-autonome Puntland en Nur “Adde” Hassan Hussein zou het presidentschap waarnemen tot er een nieuwe president verkozen werd.
308
BBC. SOMALIA: Power-sharing deal reached in Djibouti as TFG split widens (02/08/09) http://www.irinnews.org/report.aspx?ReportId=81675 309 BBC. Somalia’s president quits office (02/08/09) http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7802622.stm
114
De vijfde bijeenkomst te Djibouti:
Op 31 januari werd Sheikh Sharif Sheikh Ahmed te Djibouti verkozen als nieuwe president van de TFG. 310 Zoals op de vorige conferentie beslist was zou het parlement van 275 opgevoerd worden naar 550 waarbij 200 zetels voorbehouden werden voor leden van het ARS-D en 75 voor groepen uit de civiele samenleving. 311 De Ethiopische troepen hadden tegen 25 januari allen Somalië verlaten en terwijl duizenden Somalische politici in Djibouti bijeenkwamen en een nieuwe regering verkozen werd zou Al-Shabaab erin slagen om Baidoa te veroveren. Op 14 februari zou Omar Abdirashid Ali Sharmarke door Sharif aangeduid worden als nieuwe eerste minister van de TFG. 312 Wanneer de TFG terugkeerde naar Mogadishu braken er opnieuw gevechten uit tussen troepen van de TFG en AU en Islamitische groeperingen.313
10.4. Recente ontwikkelingen
Afscheidingen binnen Al-Shabaab zelf en de vorming van nieuwe islamitische groeperingen hebben de laatste maanden geleid tot spanningen en confrontaties tussen deze verschillende islamitische groeperingen. 314 Sinds het uiteenvallen van de UIR is er dus ook bij de Islamitische krachten in steeds grotere mate sprake van fragmentatie. Één van de nieuwe splintergroeperingen die zich gevormd heeft in centraal-Somalië is Jalalaqsi. Deze groepering werd gevormd in het gelijknamige dorpje in de provincie Hiraan in augustus 2008. De beweging meende het zowel oneens te zijn met de vredesonderhandelingen in Djibouti als met de gewelddadige tactieken van Al-Shabaab. Deze nieuwe beweging wordt geleid door Sheikh Abdulqadir Ali Omar.
Een andere splintergroep die is ontstaan staat bekend als Khalid Ibn Walid. Deze groepering werd gevormd op het einde van 2007 in de Jubavallei als onderdeel van Al-Shabaab en staat onder leiding van Sheikh Mustafa Ali Anood. 310
“Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4: 10 (2009): p. 10. “While Djibouti talks continue, Baidoa seized”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, januari 2009, p. 9. (27/07/09): http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf 312 “Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4 (2009): p. 10. 313 ““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, februari 2009, p. 8- 9. (27/07/09): http://www.lifepeace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf 314 Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 13- 14. 311
115
De belangrijkste nieuwe factie die zich gevormd heeft is echter Hisbul islam (“Islamitische Partij”) en overkoepelt vier andere groeperingen: het ARS-A van Sheikh Hassan Dahir Aweys, Jabhatul Islamiya (“Islamitisch Front”), Mu’Askar Ras en Anole.315 Hisbul islam heeft zich gevormd in februari 2009 als verzet tegen de nieuwe regering. Samen met Al-Shabaab is Hisbul islam de laatste maanden de grootste oppositiemacht van de nieuwe regering geworden. Bovendien onderneemt Sheikh Hassan Dahir Aweys nu pogingen om zijn Hisbul islam te verenigen met Al-Shabaab.316 De troepen van de TFG en de AU hebben nog maar weinig invloed buiten de hoofdstad en de TFG vraagt de internationale gemeenschap haastig om bijstand tegen de islamitische groeperingen.
10.5. De gevolgen van twee decennia gewapend conflict, afwezigheid van de staat en wetteloosheid
Schending van de mensenrechten:
Het jarenlange aanslepende gewapende conflict, de wetteloosheid en de afwezigheid van de staat hebben een zware tol geëist. Één van de meest opvallende gevolgen is dan ook de enorme schendingen van de mensenrechten in het land. Geschat wordt dat de aanslepende crisis reeds het leven heeft gekost aan minstens 300 000 mensen. 317 Doorheen het conflict hebben zogoed als alle facties en partijen zich schuldig gemaakt aan schendingen van de internationale humanitaire wet. 318 De internationale humanitaire wet legt partijen in een gewapend conflict de wettelijke verplichting op om burgers alsook groepen die geen deel uitmaken van het conflict te sparen van geweld en te beschermen. Het vereist een humane behandeling van zowel burgers als gevangen genomen strijders en verbiedt moord, verminking, marteling, seksueel geweld en plundering. Doorheen het conflict in Somalië werden echter hele clans geviseerd waarbij men geen onderscheid maakte tussen burgers en
315
““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, februari 2009, p. 9. (27/07/09): http://www.lifepeace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf 316 The Long War Journal. Somalia’s Shabaab, Hizbul Islam seeks merger. (28/07/09) http://www.longwarjournal.org/cgi-bin/mt-search.cgi 317 “Modern Conflicts Database: Alternative Estimates for Death Tolls”. Political Economy Research Institute. University of Massachusetts Amherst, p. 5. (28/07/09). http://www.peri.umass.edu/fileadmin/pdf/dpe/modern_conflicts/death_tolls.pdf 318 Human Rights Watch. “So Much to Fear”. War Crimes and the Devastation of Somalia. (New York: Human Rights Watch, december 2008), p. 26- 29.
116
strijders. Verder werden de minderheden en zwakkere clans vaak het zwaarst getroffen door het aanslepende gewapende conflict en de wetteloosheid die er in Somalië heerst. Ook seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes is, vooral in het zuiden, een groot probleem.319 Een groot deel van de jonge mannen heeft de traditionele normen en waarden verloren. Mishandeling en verkrachting van vrouwen komt dan ook geregeld voor, voornamelijk door militieleden.
Migratie:
Het aanslepende conflict heeft ertoe geleid dat vele Somaliërs doorheen de jaren op de vlucht zijn geslagen. Enerzijds is er sprake van een exodus richting buurlanden en het Westen en anderzijds zijn vele Somaliërs naar andere regio‟s en gebieden binnen Somalië gevlucht. In 1991 en 1992 sloegen zo‟n 3 miljoen mensen, bijna de helft van de bevolking, op de vlucht.320 Volgens het V.N. vluchtelingenagentschap (UNHCR) leefden er in januari 2007 nog steeds 450 000 Somalische vluchtelingen in het buitenland, waarvan 315 000 in de buurlanden: 9 000 in Djibouti, 16 400 in Ethiopië, 194 000 in Kenia en 95 000 in Yemen. Intern waren er zo‟n 400 000 vluchtelingen waarvan de meesten zich rond Mogadishu bevonden (250 000) maar ook zo‟n 70 000 in Puntland en 40 000 in Somaliland. Bovendien is de situatie sindsien opnieuw erger geworden. Daar waar Mogadishu in 2006 nog 1,2 miljoen inwoners telde zijn er opnieuw 870 000 van op de vlucht geslagen.321 In het noordoosten van Kania is er opnieuw een massale influx van Somalische vluchtelingen in het Dabaab-vluchtelingencomplex. 322 Hoewel de grens met Kenia officieel gesloten blijft zijn er in het vluchtelingenkamp sinds januari 2009 maar liefst 39 000 vluchtelingen bijgekomen. Vluchtelingenkampen zitten dan ook vaak overvol. Daar waar het Dabaab-complex (dat 3 kampen omvat) bijvoorbeeld voorzien is op de accommodatie van 90 000 vluchtelingen, verblijven er momenteel 286 000.
319
Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 59. (28/07/09): http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 320 UNHCR. Somalia Situation, Supplementary Appeal: Protection and Assistance to Somali IDPs and Refugees in Somalia, Kenya, Ethiopia, Yemen and Djibouti. 2007- 2008, p. 1. (29/07/09): http://www.unhcr.org/cgibin/texis/vtx/search?page=search&docid=46a4a1b82&query=somalia 321 Human Right Watch, So Much to Fear, p. 19. 322 UNHCR. Somalia displacement update. (29/07/09) http://www.unhcr.org/4a65a4566.html
117
Bron: http://www.unhcr.org/cgibin/texis/vtx/search?page=search&docid=4416888d0&query=somali%20refugee
118
Bron: pfd UNCHR
Sociale kost:
Het merendeel van de Somalische jeugd heeft geen herinnering meer aan een functionerende regering of ordehandhaving in hun land.323 Traditionele waarden en normen hebben de laatste twintig jaar dan ook enorm aan belang ingeboet. In tegenstelling tot de periode voor de burgeroorlog is er nu helemaal geen stigma meer verbonden aan lidmaatschap van milities, druggebruik (voornamelijk khat is een zeer populaire drug in Somalië) en criminele activiteiten. De sociale en psychologische kosten van twee decennia conflict zijn onmeetbaar.
323
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 44.
119
Economie:
Ten gevolge van de burgeroorlog en het ontbreken van een effectieve centrale overheid is Somalië één van de minst ontwikkelde landen ter wereld. 324 Somalië is sinds ‟91 in een neerwaartse economische spiraal terecht gekomen. Alle sectoren in het land draaien op minimumcapaciteit. 325 De economie is grotendeels gebaseerd op landbouw en veeteeldt. Samen nemen zij ongeveer 40% van het BNP en 65% van de exporten voor hun rekening. Ook het transitverkeer via de havens van Somalië (Bosaaso, Mogadishu en Kismayo) en Somaliland (Berbera) vormt een zeer belangrijke inkomstenbron. Daarnaast is de dienstensector (telecom, financiële transacties) sterk gegroei de laatste jaren en hebben particuliere initiatieven van uit het buitenland teruggekeerde Somaliërs gezorgd voor een heropleving van de economie. Maar ondanks dit alles blijven de Somalische burgers in hoge mate afhankelijk van het geld dat zij van familieleden uit het buitenland ontvangen. Deze inkomsten worden geraamd op $825 miljoen per jaar. Sinds de ineenstorting van de Somalische staat is er een dollarisatie van de Somalische prijzen opgetreden.326 Somalië kent amper een formeel economisch beleid, anders dan het heffen van belastingen.327 In Somaliland worden er belastingen geïnd en worden er in de havenplaats Berbera in- en uitvoerrechten betaald. In de rest van het land wordt aan lokale administraties belastingen betaald. Zowel Westerse als Arabische landen verlenen hulp aan Somalië. Somaliland en Puntland ontvangen wederopbouwhulp, veelal via particuliere- en VN-kanalen. In het zuiden wordt er noodhulp verleend.
Milieu:
Ook het milieu is gronding aangetast door de situatie in het land.328 Voor het uitbreken van de burgeroorlog zorgde de overheid voor maatregelen om woestijnvorming en bodemerosie tegen te gaan, en werd de bebossing en houtskoolproductie nauwlettend in het oog gehouden. Met het wegvallen van de staat is er ook een einde gekomen aan dergelijke maatregelen ter 324
Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 28- 29. (28/07/09): http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 325 Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 72. 326 Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 65. 327 Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 28- 29. (28/07/09): http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 328 Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 73- 79.
120
bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen. Hoewel de productie van houtskool voor vele mensen werkgelegenheid biedt brengt ze Somalië grote schade toe wegens het het ongecontroleerd kappen van alle boomsoorten.329 Een andere groot probleem waarmee Somalië te kampen heeft is illegale en overmatige visserij alsook vervuiling van land en water. Zo wordt er industrieel en toxisch afval gedumpt zowel in zee als op land. Er zou zelfs sprake zijn van dumping van nucleair afval op Somalische bodem. Het dumpen van dergelijk afval zou onder andere te wijten zijn aan de Italiaanse maffia maar ook andere landen beginnen misbruik te maken van Somaliës staatloosheid om er hun afval te gaan lozen. Verder is de toegang tot drinkbaar water voor de meerderheid van de Somalische bevolking een probleem.330 Het jarenlange conflict waarbij vele bronnen, al dan niet bewust, verwoest werden en de vervuiling hebben het probleem enkel groter gemaakt. Tenslotte zijn ook vele diersoorten in Somalië met uitsterven bedreigd.
Kidnapping en piraterij:
In dit klimaat van wetteloosheid, gewapend conflict en armoede zijn velen op zoek gegaan naar manieren om snel rijk te worden. Financieel gewin is meestal dan ook de voornaamste drijfveer achter kidnapping en piraterij binnen Somalië. Vooral de laatste jaren is er een enorme stijging merkbaar van gevallen van kidnapping en piraterij. Doorheen 2008 en 2009 werden tot nu toe 49 hulpverleners vermoord en nog veel meer werden er gekidnapt. 331 Vooral de piraterij, die sinds 2005 enorm is toegenomen, komt de laatste maanden uitgebreid in de media.332 De golf van Aden is een van de gevaarlijkste wateren ter wereld geworden. In 2008 zijn er zo‟n 140 pogingen geweest tot en minstens 39 effectieve kapingen geweest.333 Somalische piraten zijn over het algemeen jonge mannen (tussen late tienerjaren en begin 30) en worden gerucruteerd onder de slecht opgeleide en werkloze mannen.334 Deze piraten zijn meestal uitgerust met automatische geweren (AK-47), RPG‟s en een assortiment aan lichtere wapens. We kunnen drie categorieën piraten identificeren: militiestrijders, jongeren die snel naar veel geld op zoek zijn om plannen zoals een huwelijk of emigratie te financieren en 329
Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 72. Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. Mogadishu: Centre for Research and Dialogue. 2004, p. 69. 331 Menkhaus, Ken, Prendergast, John en Colin Thomas-Jensen. “Beyond Piracy: Next Steps to Stabilize Somalia”. EUNOUGH. (Washington: Centre for American Progress, mei 2009), p. 1. 332 Gilpin, Raymond. Counting the Costs of Somali Piracy. (Washington: United States Institute for Peace, 22 juni 2009) p. 2. 333 Oil Companies International Marine Forum. Piracy – The East Africa/ Somali Situation, Practical Measures to Avoid, Deter or Delay Piracy Attacks. (Edinburgh: Witherby Seamanship International Ltd, 2009): p.1. 334 Gilpin, Raymond, Counting the Costs of Somali Piracy, p. 6. 330
121
lokale vissers. Deze vissers die vaak niet opkunnen tegen de internationale illegale visserij in Somalische wateren worden gerecruteerd om hun vaardigheden bij het navigeren. De piraten opereren meestal in groepen van vier tot zes personen en voor de organisatie, en verschaffing van boten en wapens wordt voorzien door een handvol bazen. De Europese Unie kondigde recentelijk aan het plan te hebben opgevat om Somalische veileigheidstroepen te trainen die de piraterij moeten bestrijden.335
335
BBC. EU to train Somali piracy force. http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/8171922.stm
122
11. CONCLUSIE
Zoals we kunnen zien is het conflict in Somalië lang niet meer hetzelfde als bij de aanvang ervan begin jaren ‟90. Er zijn dan ook onnoemelijk veel factoren die ertoe hebben bijgedragen dat Somalië in haar huidige situatie verzeild geraakt is.
Allereerst kunnen we stellen dat het verval van de Somalische staat het resultaat was van zowel interne als externe factoren. De belangrijkste interne oorzaak van het staatsverval was ongetwijfeld het bad leadership van Siad Barre en zijn dictatoriale regime. Hierbij dienen we te denken aan Barres gevoerde economische politiek, de oorlog om Ogaden die voor een massale influx van vluchtelingen zorgde maar vooral aan Barres clanpolitiek waarbij leden van zijn eigen clan ten kostte van de andere clans werden beloond. Later wanneer verschillende clans zich begonnen te verzetten tegen zijn regime zou hij het verzet bovendien proberen te neutraliseren door de zogenaamde “loyale clans” te bewapenen en hen aan te moedigen om de rebellerende clans te bestrijden. Hiermee legde Siad Barre de basis voor latere clanconflicten en wraakacties.
Naast het bad leadership van Siad Barre is er echter ook nog een belangrijke externe factor die ongetwijfeld heeft bijgedragen aan het Somalische staatsverval, zijnde het einde van de Koude Oorlog. Door haar strategische ligging verkreeg Somalië tijdens de Koude Oorlog enorme militaire hulp, vooreest van de Sovjetunie en later van de Verenigde Staten. Het was mede dankzij deze hulp dat het regime van Siad Barre in staat was om Somalië te voorzien van enorme hoeveelheden wapens en een waar militair repressieapparaat uit te bouwen. De harde repressie in Somalië zorgde ervoor dat de Somalische verzetsbewegingen steeds meer steun van de bevolking verwierven en de grote hoeveelheid wapens die in het land aanwezig waren werden aangewend in de machtsstrijd die na de val van het regime losbarstte. Met het einde van de Koude Oorlog kwam er ook abrupt een einde aan de jarenlange steun die het regime had gekregen en was men niet langer instaat weerstand te bieden tegen het steeds groter wordende verzet. Met Barres halsstarrige weigering om af te treden verdween ook de laatste mogelijkheid tot vreedzame machtstransitie en zou het ineenstorten van de Somalische staat in januari ‟91 een feit worden.
123
Ondanks dat alle verzetsbewegingen dezelfde doelstelling hadden gehad, namelijk het aftreden van Siad Barre, en in het verleden zelfs hadden samengewerkt, zou men er niet in slagen een nieuwe regering te vormen. De val van Siad Barre bracht de desintegratie van Somalië in een stroomversnelling en dit om verschillende redenen. Ten eerste hadden de verzetsbewegingen maar één gemeenschappelijke doelstelling gehad en nu die verwezenlijkt was kwamen de tegenstellingen opnieuw aan de oppervlakte. Ten tweede trachtte de Hawiye, die tot een paar maanden voor de val van het regime van Siad Barre zogoed als geen rol had gespeeld in de strijd, zich onmiddellijk de macht toe te eigenen. Ten derde zou de Hawiye zich opsplitsen in twee facties waarvan één gebaseerd op de Abgalclan en één op de Habr Gidir. Ali Mahdi, die aan het hoofd stond van de factie van de Abgal, zou zichzelf uitroepen tot interim-president van Somalië en hiermee in conflict raken met generaal Farah Aideed, leider van de Habr Gidir. Onmiddellijk na de val van Barre barstte er dus een ware machtsstrijd los in Somalië. Aan deze machtstrijd leek geen einde te komen daar geen enkele factie machtig genoeg bleek om de macht in Somalië over te nemen.
Een belangrijke vraag die gesteld kan worden is in hoeverre de wortels van het conflict in de periode voor 1991 alsook in de Somalische clanstructuur liggen. We kunnen besluiten dat zeer vele aspecten van voor 1991 het conflict mee bepaald hebben. Het belangrijkste is Siad Barres beleid en de manier waarop hij de clans tegen elkaar uitspeelde. Maar we kunnen het conflict en de evolutie ervan zelfs terugvoeren naar aspecten uit de koloniale periode. Zo bijvoorbeeld de verdeling van het gebied dat door Somaliërs bewoond werd onder vijf verschillende mogendheden. Bij de onafhankelijkheid werden Groot-Brittanniës kolonie en deze van Italië haastig opnieuw samengevoegd tot een unie. Onder andere het ongenoegen van de Isaaq uit het noorden met deze unie zou er dan ook in ‟91 toe leiden dat Somaliland zich unilateraal onafhankelijk verklaarde. Maar ook het beleid van de kolonisator heeft zo zijn gevolgen gehad op bijvoorbeeld de Somalische clanstructuur. Verder kunnen we ook bijvoorbeeld Ethiopiës houding ten opzichte van het conflict deels terugvoeren naar de oorlog om Ogaden.
De vraag in hoeverre de wortels van het hedendaagse conflict in de Somalische clanstructuur liggen is complexer. Zoals is gebleken uit de scriptie speelt de clanstructuur in zowat alle aspecten van het Somalische leven alsook van het conflict een zeer grote rol. Met het verdwijnen van een functionerende staat waren het voornamelijk de clans en hun leiders die functies als het verschaffen van veiligheid en conflictresolutie ging overnemen. Langs de 124
andere kant vormden de clanmilities grote tijd de grootste gewapende groep binnen het Somalische conflict. We kunnen echter stellen dat niet het bestaan en het belang van de Somalische clanstructuur tot het aanslepende conflict heeft geleid maar eerder de instrumentalisatie en manipulatie ervan. Deze manipulatie nam reeds een aanvang onder Siad Barre, en in het zuiden zelfs reeds tijdens de koloniale periode. Na het ineenstorten van de staat in 1991 waren het voornamelijk de warlords en clanleiders die verschillen tussen clanfamilies, clans en subclans gingen manipuleren en aanwenden voor politieke en economische doeleinden.
Sinds enige jaren speelt naast de clanstructuur echter ook religie een steeds grotere rol in het conflict. Maar dit is niet de enige nieuwe ontwikkeling die men in het conflict kan opmerken. We kunnen stellen dat het conflict op verschillende manieren is getransformeerd en veranderd sinds de aanvang ervan begin jaren ‟90. Wat aanvankelijk begon als een conflict waarbij de bevolking zich tegen het heersende regime verzette evolueerde naar een conflict tussen de verschillende facties onderling. De drang naar veiligheid, orde en vrede weerspiegelde zich in de opkomst en het succes van de Islamitische Rechtbanken. Hieraan zou echter een einde gemaakt worden door de Ethiopische interventie in 2006 waarna er een fragmentatie van de Islamitische groeperingen merkbaar was. Net als het conflict zelf is ook de aandacht van de internationale gemeenschap voor Somalië doorheen de tijd sterk veranderd. Bij de val van het regime Barre werd het Somalische conflict in het Westen niet als prioritair aanschouwd. Pas wanneer Somalië ten gevolge van het conflict getroffen werd door een massale hongersnood zou het land in het Westen in de aandacht komen. Er werd door de V.N. Veiligheidsraad besloten tot een humanitaire interventie maar deze zou geen groot succes blijken te zijn en in mineur eindigen. Met het wegtrekken van de Westerse troepenmacht uit het land ebde in het Westen ook de aandacht voor het land weg. Sinds 9/11 komt Somalië echter opnieuw ruimschoots in de aandacht zij het deze keer om een totaal andere reden. Deze hernieuwde belangstelling voor Somalië vanuit het Westen dient immers gekaderd te worden in de global war on terror. Velen vrezen immers dat Somalië kan fungeren als safe haven voor terroristen of terroristische organisaties.
Het conflict in het zuiden van het land is echter ook op nog andere manieren veranderd. Zo was er vanaf 1999 een verminderde invloed van de warlords merkbaar. Verder was er ook een veranderde aard, duur en intensiteit van de confrontaties merkbaar. Daar waar de gewapende confrontaties tussen 1988 en 1992 zeer destructief en wijdverspreid waren zijn deze na het 125
vertrek van de UNOSOM-interventie veel lokaler, korter en eisten ze een minder grote tol. Zo zagen we een evolutie van de conflicten naar een lager niveau van de clanstructuur. Daar begin jaren ‟90 de conflicten voornamelijk uitgevochten werden tussen de verschillende clans en clanfamilies spelen de conflicten zich in de post-UNOSOM periode voornamelijk af tussen subclans. Geleidelijk aan zagen we ook de opkomst van de shari’a rechtbanken en de Unie der Islamitische Rechtbanken die (gebaseerd op de shari’a wetgeving) de veiligheid en ordehandhaving in het zuiden van het land wensten te verbeteren. Hoewel ze er inderdaad in slaagde de veiligheid in het zuiden aanzienlijk te verbeteren kreeg de radicale vleugel van de beweging steeds meer macht en zou Ethiopië uiteindelijk een einde maken aan hun heerschappij. Het feit dat de gematigde Islamieten er niet in slaagden de radicalere elementen van de unie onder controle te kan houden kan dan ook gezien worden als een gemiste kans. Met de verdrijving van de macht van de Unie der Islamitische Rechtbanken is er een nieuwe fase in het conflict ingeluid. Eerder dan door de clans wordt de strijd nu meer en meer gevoerd door de Islamitische krachten binnen Somalië. Tenslotte dient ook nog gewezen te worden op het verschillende verloop van het conflict in het noorden en in het zuiden van Somalië. In het noorden van het land kwam er in 1991 een einde aan het conflict met de oprichting van Somaliland. In het noordoosten van Somalië zou in 1998 het autonome Puntland opgericht worden.
Uit het voorgaande blijkt eveneens dat er betreffende Somalië sinds het midden van de jaren ‟90 zeker en vast en zeker niet meer gesproken kan worden van “a total vacuum of authority” zoals Rotberg het formuleerde. Allerhande alternatieve vormen zowel van bestuur als ordehandhaving hebben sindsdien de kop opgestoken. Deze kunnen onderverdeeld worden in vier niveau‟s: transregionaal, regionaal, op het niveau van het district en op het lokale niveau. Op het nationale niveau echter hebben de talrijke vredespogingen nog maar weinig vruchten afgeworpen. Het wordt afwachten of de nieuwe president, Sheikh Sharif Sheikh Ahmed en de TFG de Islamitische krachten in het land onder controle zullen kunnen houden en of ze de steun van de bevolking verkrijgen. Het falen van de vele vredesconferenties die Somalië sinds ‟91 heeft gekend kan toegeschreven worden aan een combinatie van een hele resem factoren. Zo heerst er onder de Somalische bevolking een groot wantrouwen voor politieke instellingen en leiderschap en cynisme ten opzichte van een zoveelste vredespoging. Verder vormen ook de warlords en factieleiders alsook van de buitenlandse mogendheden vaak obstakels voor vrede daar ze in de eerste plaats hun eigen positie wensen te verdedigen eerder dan compromissen te sluiten en als spoilers kunnen optreden. 126
Afsluitend kunnen we stellen dat er een hele evolutie is voorafgegaan aan het ineenstorten van de Somalische staat alsook aan de huidige situatie. Geen enkele partij bleek na de val van Siad Barre sterk genoeg om de macht over te nemen en het conflict kreeg een eigen dynamiek waarbij er een steeds grotere fragmentatie merkbaar was en conflicten zich meer en meer op het lokale niveau gingen afspelen. Wat begon in als een strijd tegen het dictatoriale regime eindigde in een strijd tussen verschillende Somalische partijen en groeperingen onderling, die elk hetzelfde doel voor ogen hebben: politieke macht. Twee belangrijke identiteiten die het conflict mee vorm geven zijn de Somalische clanstructuur en de religie. Hoewel de clanstructuur het Somalische conflict steeds in grote mate heeft bepaald lijkt de strijd zich nu meer en meer te organiseren langs religieuze breuklijnen. Ondanks alles mogen we echter niet blind blijven voor de positieve ontwikkelingen sinds „91 zoals het ontstaan en de oprichting van Somaliland en Puntland, twee regio‟s binnen Somalië waar er ondanks alles een relatief vreedzaam klimaat heerst.
127
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN Facties:
SAMO: Somali African Muki Organization SDA: Somali Democratic Alliance SDM: Somali Democratic Movement SNA: Somali National Alliance SNDU: Somali National Democratic Union SNF: Somali National Front SNM: Somali National Movement SNU: Somali National Union SPM: Somali Patriotic Movement SSDF: Somali Salvation Democratic Front SSNM: Southern Somali National Movement USC: United Somali Congress USF: United Somali Front USP: United Somali Party
Islamitische groeperingen:
AIAI: Al-Itihaad al-Islaami ARS: Alliance for the Re-Liberation of Somalia ARS-A: Alliance for Re-Liberation of Somalia-Asmara ARS-D: Alliance for Re-Liberation of Somalia-Djibouti ASWJ: Ahlu Sunna wal Jama’a IIRO: International Islamic Relief Organisation UAE: Red Crscent Society of the United Arab Emirates UIR: Unie der Islamitische Rechtbanken WAMY: World Association of Muslim Youth
128
Andere:
ADC: Agricultural Development Corporation ARPCT: Alliance for Restoration of Peace and Counter-Terrorism AU: Afrikaanse Unie BMA: British Military Administration FPENS: Formal Private Education Network in Somalia ICRC: Internationale Comité van het Rode Kruis IGAD: Inter-Governmental Authority for Development JSP: Jubba Sugar Project MIP: Mugambo Irrigation Project OAU: Organization of African Unity OLF: Oromo Liberation Front ONLF: Ogaden National Liberation Front PBU: Patriotica Beneficence Union QRF: Quick Reaction Force SRC: Supreme Revolutionary Council SRRS: Somali Reconciliation and Restoration Council SRSP: Somalia Revolutionary Socialist Party SYL: Somali Youth League TFG: Transitional Federal Government TFR: Task Force Ranger TNC: Transitional National Council TNG: Transitional National Government UNITAF: United Task Force on Somalia UNOSOM: United Nations Operation in Somalia
129
BIBLIOGRAFIE Primair bronnenmateriaal:
Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief. New York: Africa Watch, juli 1992. Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, Testimonies About the Killings and the Conflict in the North. Washington: The Africa Watch Committee, januari 1990. Gilpin, Raymond. Counting the Costs of Somali Piracy. Washington: United States Institute for Peace, 22 juni 2009. Human Rights Watch. “So Much to Fear”. War Crimes and the Devastation of Somalia. .New York: Human Rights Watch, december 2008. International Crisis Group. “Biting the Somali Bullet”. ICG Africa Report no. 79. Nairobi/Brussel: ICG, 4 mei 2004. International Crisis Group. “Can the Somali Crisis Be Contained?”. International Crisis Group Africa Report. no. 116. Nairobi/Brussel, ICG, 2006. International Crisis Group. “Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?”. International Crisis Group Africa Report. no. 95. Nairobi/Brussel, ICG, 2005. International Crisis Group. “Somalia: Continuation of War by Other Means”. International Crisis Group Africa Report no. 88. Nairobi/Brussel: ICG 2004. International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed State”. International Crisis Group Africa Report no. 45. Nairobi/Brussel: ICG, 2002. International Crisis Group. “Somalia‟s Islamists”. International Crisis Group Africa Report. no. 100. Nairobi/Brussel: ICG, 2005. International Crisis Group. “Somalia: The Tough Part Is Ahead”. Africa Briefing no. 45. Nairobi/Brussel, ICG, 26 januari 2007. International Crisis Group. “Somalia: To Move Beyond the Failed State”. International Crisis Group Africa Report no. 147. Nairobi/Brussel, ICG, 2008. International Crisis Group. “Somaliland: Democratisation and its Discontents”. International Crisis Group Africa Report no. 66. Nairobi/Brussel: ICG, 28 juli 2003. Oil Companies International Marine Forum. Piracy – The East Africa/ Somali Situation, Practical Measures to Avoid, Deter or Delay Piracy Attacks. (Edinburgh: Witherby Seamanship International Ltd, 2009.
130
Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. Mogadishu: Centre for Research and Dialogue. 2004. Artsen Zonder Grenzen. AZG ongerust over humanitaire actie in bepaalde gebieden. (20/02/09): http://www.msf-azg.be/nl/main-menu/actueel/nieuws/nieuwsdetail/table/1186.html Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009. (26/07/09). Raadpleegbaar op: http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict .pdf Schwoebel, Mary Hope. Greater Horn of Africa Peace Building Project, case studie seven: Impact Evaluation of the War-Torn Societies Project: Somaliland. Management Systems International, maart 2002, p. 6. (02/05/09). raadpleegbaar op: http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf The United Nations in Somalia. Somalia History. (18/04/09): http://www.unsomalia.net/infocenter/history.htm UNHCR. Somalia displacement update. (29/07/09) http://www.unhcr.org/4a65a4566.html UNHCR. Somalia Situation, Supplementary Appeal: Protection and Assistance to Somali IDPs and Refugees in Somalia, Kenya, Ethiopia, Yemen and Djibouti. 2007- 2008, p. 1. (29/07/09): http://www.unhcr.org/cgibin/texis/vtx/search?page=search&docid=46a4a1b82&query=somalia UN-OCHA. A Study on Minority Groups in Somalia, p. 4. (25/02/09). Raadpleegbaar op: http://www.internaldisplacement.org/8025708F004CE90B/(httpDocuments)/76E68B26463E184E802570B70059 F73A/$file/MinoritiesSomaliaUNCU+OCHAJul02draft.pdf. World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005 (01/08/09). Raadpleegbaar op: http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf
Primaire literatuur:
“Controverse over presidentschap Aydid”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1995: 629. “Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991: 624
131
“Vredesakkoord getekend. Uitvoering in impasse. UNOSOM II. Verdere ontwikkelingen maart-juni 1994”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1994: 650 Menkhaus, Ken. “Somalia and the principle of propertionality”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari 2008. Menkhaus, Ken, Prendergast, John en Colin Thomas-Jensen. “Beyond Piracy: Next Steps to Stabilize Somalia”. EUNOUGH. Washington: Centre for American Progress, mei 2009. Prendergast, John. “15 Years After Black Hawk Down: Somalia‟s Chance?”. ENOUGH Strategy Paper. no. 18. Washington: Centre for American Progress, 2008. Shirwa, Abdullahi Mohamed. “Somalia: Challenges and opportunities for building peace in Somalia. An insider‟s perspective on examples for local and international efforts”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, november 2008. “Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4 (2009): 10 Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 59. (28/07/09): http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf BBC. Country profile: Somalia. (25/07/09): http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/country_profiles/1072592.stm BBC. EU to train Somali piracy force. http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/8171922.stm BBC. SOMALIA: Power-sharing deal reached in Djibouti as TFG split widens (02/08/09) http://www.irinnews.org/report.aspx?ReportId=81675 BBC. Somalia’s president quits office (02/08/09) http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7802622.stm First African Union Peacekeepers Encounter Mortar Fire. (25/07/09) http://www.pbs.org/newshour/updates/africa/jan-june07/somalia_03-06.html Ibrahim, Mohammed Hassan en Ulf Terlinden. “Making Peace, Rebuilding Institutions: Somaliland – A Success Story?”. Somalia, Current Conflicts and New Chances for Peace Building, 6. (2008) p. 55- 56. (10/07/09). raadpleegbaar op: http://www.boell.de/downloads/publications/Somalia-engl-i.pdf Somalia Opposition Movements (18/04/09): http://www.photius.com/countries/somalia/government/somalia_government_opposition_mov ements.html “Puntland: New president elected”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari 2009, p. 8. (29/07/09). Raadpleegbaar op: http://www.lifepeace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf
132
The Long War Journal. Somalia’s Shabaab, Hizbul Islam seeks merger. (28/07/09) http://www.longwarjournal.org/cgi-bin/mt-search.cgi ““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, februari 2009, p. 8- 9. (27/07/09). Raadpleegbaar op: http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf “While Djibouti talks continue, Baidoa seized”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, januari 2009, p. 9. (29/07/09): http://www.lifepeace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf
Secundaire literatuur:
Abbink, Jan. Islam en politiek in de Hoorn van Afrika. Leiden: Ambo, 1991. Abbink, Jon, Mirjam, de Bruijn, en Klaas Walraven. Rethinking resistance: Revolt and Violence in African History. Leiden: Brill, 2003. Abdullahi, Mohamed Diriye. Culture and customs of Somalia. Londen: Greenwood press, 2001. Abdullahi Osman en Issaka Souaré. Somalia at the Crossroads. Challenges and perspectives on reconstituting a Failed State. Londen: Adonis & Abbey Publishers, 2007. Abokor Adan Yusuf, Bradbury Mark en Haroon Ahmed Yusuf. “Somaliland: Choosing Politics over Violence”. Review of African Political Economy, 30. no. 97 (2003): pp. 455- 478. Ahmed, Ismail en Reginald Herbold Green. “The heritage of war and state-collapse in Somalia and Somaliland: local-level effects, external interventions and reconstruction”. Third World Quarterly, 20. no. 1 (1999): p. 113- 127. Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1 (2004): 76- 80. Art, Robert en Patrick Cronin. The United States and Coercive Diplomacy. Washington: United States Institute of Peace Press, 2003. Bradbury, Mark. Becoming Somaliland. Oxford: James Currey, 2008. Bradbury, Mark en Stig Jarle Hansen. “Somaliland: A New Democracy in the Horn of Africa”. Review of African Political Economy, 34. no. 113 (2007): 461- 476. Benjamin, Thomas, ed. Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, 3. New York/Londen: Thomson Gale, 2007, p. 404.
133
Bose, Meenekshi en Rosanna Perotti. From Cold War to New World Order: the Foreign Policy of George H.W. Bush. Westport: Greenwood Press, 2002. Brons, Maria. Society, Security, Sovereignity and State: Somalia. From Statelessness to Statelessness? Groningen: Haasbeek, 2001. Buur, L. en H.M. Kyed. State Recognition and Democratisation in Sub-Saharan Africa: A New Dawn for Traditional Authorities? New York: Palgrave, 2007. Chabal, Patrick en Jean-Pascal Daloz. Africa Works : Disoreder as Political Instrument. Oxford: James Currey, 1999. Chopra, Jarat. Peace-maintenance: the evolution of international political authority. Londen: Routledge, 1999. Cogen, Marc. Handboek internationaal recht. Mechelen: Kluwer, 1996. Cornwell, Richard. “Somalia: Fourteenth time lucky?”. ISS Paper. no.87(2004). Cousens, Elizabeth, Kumar, Chetan en Karin Wermester. Peacebuilding as Politics: Cultivating Peace in Fragil Societies. Londen Lynne Rienner Publishers, 2001. Dew, Andrea en Richard Schultz. Insurgents, Terrorists and Militias: the Warriors of Contemporary Combat. New York: Columbia University Press, 2006. Durch, William. UN Peacekeeping, American Politics, and the Uncivil Wars of the 1990s. Londen: Palgrave Macmillan, 1996. Gilkens, Patrick. “Briefing: Somalia”. African Affairs, 98. no. 393 (1999): pp. 571- 577. Gurdon, Charles, ed. “The Horn of Africa”. The SOAS/GRC Geopolitics Series, 3. Londen: UCL Press, 1994. Hagmann, Tobias en Markus Höhne. “Failed State or Failed Debate? Multiple Somali Political Orders within and beyond the Nation State”. Politorbis, no. 42 (2007): 20- 26. Hansen, Stig. “Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia”. The Journal of Conflict Studies, 13. no. 2 (2003): p. 57- 78. Haldén, Peter. Somalia: Failed State or Nascent States-System? FOI Somalia Papers, no. 1, 2008 Hirsch, John en Robert Oakley. Somalia and Operation Restore Hope. Reflections on Peacemaking and Peacekeeping. Washington: Institute of Peace Press, 1995. Höhne, Markus. “Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia”. Africa, 79. no. 2 (2009): 252- 281. Höhne, Markus. “Political identity, emerging state structures and conflict in northern Somalia”. Journal of Modern African Studies, 44. no. 3 (2006): p. 397- 414.
134
Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African Political Economy. No. 54 (1992): 11- 26. International Crisis Group. “Can the Somali Crisis be Contained”. Review of African Political Economy, 33. no; 110 (2006): 753- 758. Jakobsen, Peter Vigo. “National Interest, Humanitarianism or CNN: What Triggers UN Peace Enforcement after the Cold War?”. Journal of Peace Research, 33. no. 2 (1996): 205- 215. Jütersonke, Olivier en Keith Krause. “Seeking out the State: Fragile States and International Governance”. Politorbis, no. 42 (2007): 5- 12. Kaplan, Seth. “The Remarkable Story of Somaliland”. Journal of Democracy, 19. no. 3 (2008): 143- 157. Kumsa, Alemayehu. “Political conflict in contemporary somalia”. Viva Africa. 2007 Le Sage, Andre. “Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in Somalia”. Review of African Political Economy, 27. no. 89 (2001): 472- 477. Lewis. A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. Oxford: James Currey, 2002. Lewis, Ioan Myrddin. Understanding Somalia and Somaliland: culture, history, society. Londen: Hurst & co, 2008. Makinda, Samuel. Seeking Peace from Chaos: Humanitarian Intevention in Somalia. Londen: Lynne Rienner Publishers, 1993. Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building, and the Politics of Coping”. International Security, 31. no. 3 (2006-2007): 74- 106. Menkhaus, Ken. “State Collapse in Somalia: Second Thoughts”. Review of African Political Economy, 30. no. 97 (2003): 405- 422. Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no. 422(2007): 357- 390. Menkhaus, Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict, Security and Development 4, no. 2 (2004): 149- 165. Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 2, Londen: Greenwood Press, 2002. Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 3, Londen: Greenwood Press, 2002. Mazowiecki, Tadeusz en Andrzej Sitkowski. UN Peacekeeping: Myth and Reality. Londen: Praeger Security International, 2006.
135
Mohamoud, Abdullah. State collapse and post-conflict development in Africa. The case of Somalia (1960- 2001). Rotterdam: Thela Thesis, 2002. Mukhtar, Mohamed Haji. “Historical Dictionary of Somalia”. African Historical Dictionary Series, no. 87. Oxford: The Scarecrow Press, 2003. Philipp, Christiane, Von Bogdandy, Armin en Rudiger Wolfrum. Max Planck Yearbook of United Nations Law, 9. Leiden: Brill Academic Publishers, 2005. Polmans, Linda. De crisis karavaan, achter de schermen van de noodhulpindustrie. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2008. Prendergast, John. “When The Troops Go Home: Somalia after the Intervention”. Review of African Political Economy, 22. no. 64 (1995): 268- 273. Prunier, Gerard. Armed Movements in Sudan, Chad, CAR, Somalia, Eritrea and Ethiopia. (Berlijn: Center for International Peace Operations, 2008), Prunier, Gerard. “A World of Conflict Since 9/11: The CIA Coup in Somalia”. Review of African Political Economy, 33. no. 110 (2006): 749- 752. Prunier, Gérard. “Somalia: civil war, intervention and withdrawal”. Refugee Survey Quarterly, 15. no. 1. (1996): 35- 85. Ramsbotham, Oliver en Tom Woodhouse. Encyclopedia of International Peacekeeping Operations. Oxford: ABC-Clio, 1999. Rost, ed. Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 21, Turnhout: Brepols nv, 1993. Ryan, Stephen. The United Nations and International Politics. New York: St. Martin‟s Press, 2000 Sahnoun, Mohamed. Somalia, the Missed Opportunities. Washington: United States Institute of Peace, 1994. Samatar, Abdi Ismail. “Ethiopian Invasion of Somalia, US Warlordism & AU Shame”. Review of African Political Economu, 43. no. 111 (2007): 155- 164. Samatar, Abdi Ismail. “The Miracle of Mogadishu”. Review of African Political Economy, 33. no; 109 (2006): 581- 587. Samatar, Ahmed. The Somali Challenge: from Catastrophe to Renewal. Boulder: Lynne Rienner Publisher, 1994. Seybolt, Taylor. Humanitarian Military Intervention, the Conditions for Succes and Failure. Stockholm: International Peace Research Institute, 2007. Simanowitz, Stefan. “Democracy comes of Age in Somaliland”. Contemporary Review, 287. no. 1679 (2005): 335- 339.
136
Stedman, Stephen John. “Spoiler Problems in Peace Processes”. International Security, 22. no. 2 (1997): 5- 53. Swart, Gerrie. “Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?”. African Renaissance, 3. no. 5 (2006): p. 84- 92. Tareke, Gebru. “Tha Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited”. International Journal of African Historical Studies, 33. no. 3(2000): 635- 667. Teutsch, Friederike. “Collapsing expectations: national identity en disintegration of the state in Somalia”. Occasional papers, no. 78. Edinburgh: Centre of African Studies, 1999. Tripodi, Paolo. “Back to the Horn: Italian Administration and Somalia‟s Troubled Independence”. The International Journal of African Historical Studies, 32. no. 2-3(1999): 359- 380. Tripodi, Paolo. The Colonial Legacy in Somalia: Rome and Mogadishu from Colonial Administration to Operation Restore Hope. New York: St. Martin‟s Press, 1999. Von Hippel, Karin. Democracy by force: U.S. intervention in the post-Cold War world. Cambridge: Cambridge University Press, 2000. Woodward, Peter. “Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes”. The Round Table, 93. no. 375 (2004) 469- 481. Woodward, Peter. US Foreign Policy and the Horn of Africa. Hampshire: Ashgate, 2006. Zartman, William, ed. Collapsed States: The Disintegration and Restoration of Legitimate Authority. Londen: Lynne Rienner Publishers, 1995. “Modern Conflicts Database: Alternative Estimates for Death Tolls”. Political Economy Research Institute. University of Massachusetts Amherst, p. 5. (28/07/09). http://www.peri.umass.edu/fileadmin/pdf/dpe/modern_conflicts/death_tolls.pdf Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland. (10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm
137
Bijlagen
138
Resolutie 733 V.N. Veiligheidsraad:
139
140
Resolutie 751 V.N. Veiligheidsraad:
141
142
Resolutie 794 V.N. Veiligheidsraad:
143
144
145
146
Resolutie 814 V.N. Veiligheidsraad:
147
148
149
150
151
152
Resolutie 837 V.N. Veiligheidsraad:
153
154
155
Resolutie 1725 V.N. Veiligheidsraad:
156
157
158
Akkoord te Djibouti 9 juni 2008 tussen ARS-D en TFG: THE TRANSITIONAL FEDERAL GOVERNMENT OF SOMALIA (TFG) And THE ALLIANCE FOR THE RE-LIBERATION OF SOMALIA (ARS) 1.
The Transitional Federal Government (TFG) of Somalia and the Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS) attending a meeting from 31 May to 9 June 2008 in Djibouti, facilitated by the UN. They are hereafter referred to as "the Parties".
2.
The Parties gave their respective analyses of the 18 year old crisis and made proposals aimed at restoring trust, confidence and at ending the conflict. Their discussion led to the present Agreement.
3.
The primary requirement of this Agreement is to: ensure the cessation of all armed confrontation and a political settlement for a durable peace; promote a peaceful environment; avoid a security vacuum; facilitate the protection of the population and the unhindered delivery of humanitarian assistance and call for the convening of a reconstruction and development conference.
4.
The Parties noted that: a. Over the past eighteen years, Somalia has suffered massive human losses, insecurity and vast destruction of its physical infrastructure and other vital public investments. A whole generation of young people and adults has been sacrificed or denied education and development; b. The human and humanitarian situation is continuously deteriorating. At the same time, the country‟s international image and standing have been seriously undermined; c. This tragic situation, and the fact that eighteen years of war and conflict have brought neither durable peace nor stability and inspired by patriotic and religious examples of compromise.
5.
Decided to: a. Reaffirm the dignity, sovereignty and the territorial integrity of Somalia; b. Take courageous measures to finally bring this situation to an end and resolve the crisis through peaceful means. 159
6. Agreed on: a. The termination of all acts of armed confrontation by the Alliance for the Re-liberation of Somalia (ARS) and its allies and by the Transitional Federal Government (TFG) and its allies; b. The cessation of armed confrontation shall come into force thirty (30) days from the signing of this agreement throughout the national territory; c. The cessation of armed confrontation is approved for an initial period of ninety (90) days, renewable. 7.
The Parties agreed from the date of coming into effect of this Agreement: a. To request the United Nations, consistent with UN Security Council Resolution 1814 and within a period of one hundred and twenty (120) days, to authorize and deploy an international stabilization force from countries that are friends of Somalia excluding neighboring states; b. Within a period of 120 days of the signing of this agreement the TFG will act in accordance with the decision that has already been taken by the Ethiopian Government to withdraw its troops from Somalia after the deployment of a sufficient number of UN Forces; c. The ARS shall, through a solemn public statement, cease and condemn all acts of armed violence in Somalia and dissociate itself from any armed groups or individuals that do not adhere to the terms of this Agreement.
8. To ensure the effective implementation of this Agreement, the Parties agree to: a. Undertake all necessary measures to ensure unhindered humanitarian access and assistance to affected populations; b. Refrain from declarations and actions inconsistent with the peaceful spirit of this Agreement; c. Establish a Joint Security Committee to follow up the implementation of security arrangements within fifteen (15) days of the signing of this Agreement. The composition and mandate of this Committee, chaired by the UN, shall be adopted within the same period. 9.
A High Level Committee, chaired by the UN, should be established within fifteen (15) days of the signing of this Agreement to follow up on issues 160
relating to the political cooperation between the Parties and concerns over justice and reconciliation. These issues will be discussed at a conference to be organized by 30 July 2008. 10. The Parties will work with all other relevant Somali stakeholders to ensure the full and effective implementation of this agreement. 11. The Parties call on the international community to help provide the adequate resources for the implementation and follow-up of this Agreement. The Parties also consider it a priority to convene within the next six (6) months an international conference aimed at addressing Somalia‟s Reconstruction and Development. Djibouti 9 June 2008 Transitional Federal Government Somalia
Alliance
for
Re-Liberation
of
United Nations
Bron: http://www.hiiraan.com/news2/2008/Jun/agreement_between_transitional_federal_governament_and_the_a llaince_for_re_liberation_of_somalia.aspx
161
Kaart van de Hoorn van Afrika:
bron: http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/horne.pdf
162
Beknopt overzicht van de Somalische clanstructuur:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional Research Service, 18 februari 2009.
163
Overzicht van de samenstelling van de UIR:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional Research Service, 18 februari 2009.
164
Overzicht van de vroegere samenstelling van de TFG:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional Research Service, 18 februari 2009.
165
Overzicht samenstelling ARS voor de splitsing:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional Research Service, 18 februari 2009.
166
Evolutie Piraterij:
bron: http://unitedcats.files.wordpress.com/2008/11/somali_pirate_attacks.png
bron: http://3.bp.blogspot.com/_EQOnTGFX_o/SeDG7PlIXRI/AAAAAAAAHDk/q4WbId3PgU4/s400/Pirate-Pattern-Early-2008.jpg
167
Migratie vanuit Somalië:
bron: Kleist, Nauja. Nomads, sailors and refugee. A century of Somali migration.Succex Migration Working Paper no. 23. Succex Centre of Migration Research.
bron, Nauja. Nomads, sailors and refugee. A century of Somali migration.Succex Migration Working Paper no. 23. Succex Centre of Migration Research.
168