Conferentie in Theater Diligentia, Den Haag, 29 oktober 2001
-1-
Tekstproductie: Jacqueline Schuiling, Zutphen.
-2-
Introductie Het was slechts een kort intermezzo tijdens de conferentie op 29 oktober 2001 in het Haagse Theater Diligentia. Maar met hun opmerking gaven de twee scholieren uit Haren (Groningen) kernachtig de keerzijde van gentechnologie weer: ‘Als het fout gaat, zitten wij met de gebakken peren.’ Of het fout zal gaan, daarover verschillen de meningen sterk. Maar het feit dát het fout kan gaan leverde pleidooien op uit allerlei maatschappelijke geledingen, om het nog maar even rustig aan te doen met de genetische manipulatie van planten en dieren. Deskundigen uit India, Brazilië, Kenia en de Filippijnen stuurden eerder die dag een vergelijkbare boodschap de zaal in. ‘Als het fout gaat, zitten de kleine boeren in ónze landen met de gebakken peren. Waar halen biotechnologiebedrijven de arrogantie vandaan om te denken dat hun gentechnologie onze problemen kan oplossen? Om te beginnen definiëren ze het probleem verkeerd en vervolgens bieden ze daarvoor een onbetaalbare en zeer riskante oplossing.’ Vijftien maatschappelijke organisaties in Nederland boden met de conferentie ‘De keerzijde van gentechnologie’ ruimte aan deze kritische geluiden over genetische manipulatie. Geluiden, die in het debat zoals de commissie Terlouw dit organiseerde in opdracht van de overheid, niet of onvoldoende aan de orde kwamen. Dat was de reden voor de organisaties om zich te distantiëren van dat debat, en hun eigen conferentie te organiseren. In januari 2002 debatteert het Nederlandse parlement over de nota biotechnologie. Maar op basis waarvan? Van de uitkomsten van Terlouws ‘debat’, dat vraagt naar de voorwaarden waaronder genetische manipulatie is toegestaan? Of op basis van een gedegen onderzoek naar de mogelijke risico’s van genetische manipulatie met planten en dieren? De vijftien organisaties pleiten voor het laatste. Keer op keer wordt aangetoond dat er te weinig bekend is over de gevolgen op langere termijn van genetisch gemanipuleerde gewassen en dieren. Toch zit het al op grote schaal in ons voedsel en staat het al op talloze proefvelden verspreid over Nederland. Het is volgens de coalitie tijd om pas op de plaats te maken. Eerst moet worden onderzocht wat de consequenties van genetische manipulatie zijn voor mens, dier en milieu. Dan pas kan de vraag worden beantwoord of ‘de maatschappij’ vindt dat de mogelijke voordelen opwegen tegen de nadelen. En niet andersom.
-3-
-4-
Conferentie
De keerzijde van gentechnologie Genetic Engineering - opinions from the South Ochtendprogramma 09:00 Registratie deelnemers 09:30 Opening door de voorzitter Dr. Harold E. Robles 09:35 Ir. Coen van Beuningen HIVOS Dialogue between opponents and supporters of genetic engineering 09:45 Devinder Sharma Plantgeneticist & Political Commentator & Journalist India Politics and genetics worldwide Necessity of genetics manipulated organisms? Environmental consequences and alternatives International regulations on genetech 10:05 Adriano Campolina Advisor on agricultural policies Cabinet of the Workers Party in Brazil Campaign coordinator ActionAid Brazil Genetics Manipulated Organ isms-debate in Brazil The international commodities market and the GM0s debate in Brazil Small scale farmers and the GM0s The civil society strategy for a Brazil free from GM0s 10:25 Andrew Mushita Director Community Technology Development Trust (CTDT) Zimbabwe 10:45 Discussion and questions 11:00 Coffeebreak 11:30 Neth Dano Searice The Philippines Farmers and Genetics in The Philippines Reasons for farmers to opposite to GM0s Alternatives in farming communities in Southeast Asia Community-based conservation and development of plant genetic resources. 11:50 Dr. Zeyaur Khan Inventor & Researcher International Centre of Insect Physiology and Ecology (ICIPE) Kenya Alternative ecological methods to control insects "Push and pull" method to control harmful insects in corn cultivation Costs and effects of different methods
-5-
12:10 Discussion, questions and conclusions 12:30 Lunchbreak
-6-
Conferentie
De keerzijde van gentechnologie Middagprogramma 13:00 Ontvangst en registratie deelnemers middag 13:30 Welkomstwoord en opening door de dagvoorzitter Wouke van Scherrenburg 13:35 Drs. Ria Beckers Voorzitter Stichting Natuur & Milieu en Platform Biologica De keerzijde van gentechnologie Gentechnologie en milieu: risico's en alternatieven Gevolgen voor dierenweizijn Consequenties van gentechnologie voor keuzevrijheid Gentechnologie en duurzame landbouw: risico's en alternatieven 13:50 Interview Devinder Sharma Plantgeneticus & Politiek Commentator & Journalist India Aanbevelingen voor het Nederlandse Ontwikkelingsbeleid Ir. Coen van Beuningen Senior Sectormedewerker HIVOS Ir. Harrie Oppenoorth Beleidsmedewerker Novib Ir. Theo van de Sande Senior Beieidsmedewerker Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) Ministerie van Buitenlandse Zaken 14:15 Debat over dieren en planten en gentechnologie Prof. Dr. E. Claassen Hoogleraar Immunologie Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam vm. Directeur ID-DI-0 in Lelystad (tot 1 september 2001) Ir. Siemen de Jong Aventis CropScience Benelux B.V. Drs. Janne Kuil Beleidsmedewerker Dierenbescherming Drs. Geert Ritserna Campagnemedewerker Greenpeace Tevens gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie 14:55 Pauze 15:25 Paneldiscussie over de wenselijkheid van gentechnologie in voeding J. Jongejan Cobrdinator Arbeidsvoorwaardenbeleid CW Dr. T. Hoekstra Beleidsmedewerker Kerken in Aktie S.J. Schenk Voorzitter Vakgroep Rundveehouderij LTO Ir. M.J. van derWeele-Minderhoud NBvPVrouwenvanNu Drs. Alice Bournan-Dentener Nederlandse Vrouwenraad 16:25 Reacties Kamerleden en discussie zaal 17:15 Afsluiting en conclusies door de dagvoorzitter Aansluitend borrel
-7-
-8-
Ochtendprogramma: ‘Genetic engineering – opinions from the South’ Honger als excuus-Truus Biotechnologische bedrijven die experimenteren met genetische manipulatie staan ter discussie. Waarom zouden consumenten akkoord gaan met hun geknutsel aan planten en dieren? Omdat, zo stelt de biotech-industrie, deze technologie kan worden ingezet om de honger in de wereld te bestrijden. Ze voorspelt de armen in ontwikkelingslanden betere oogsten, minder ziektes en minder bestrijdingsmiddelen. Inleider Coen van Beuningen (Hivos) veegt de vloer aan met deze excuus-Truus. Volgens het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties is er anderhalf keer zoveel voedsel op de wereld als nodig is om iedereen te voeden. Eten genoeg dus. Alleen komt het niet op de juiste plaats terecht. Maar dát probleem lost de biotechnologie niet op. Van Beuningen schetst kort de problemen die de biotechnologische multinationals juist veroorzaken in ontwikkelingslanden. De bedrijven bieden zaden en pesticiden vaak als ‘pakket’ aan de kleine boeren aan, op basis van een lening. Veel keuze hebben de boeren niet, want kredieten zijn op het platteland moeilijk te krijgen. Zelf een lening afsluiten en daarmee naar eigen keuze zaad of bestrijdingsmiddelen inkopen is dan geen alternatief. De boeren worden afhankelijk van de multinationals. Koersschommelingen en patenten kunnen de zaden en pesticiden onbetaalbaar maken. Hun eigen zaadsystemen degraderen, de variëteit neemt af en dus zijn er minder mogelijkheden om nieuwe rassen te kweken. Bovendien raakt het lokale ecosysteem uit balans, waardoor de kans op ziektes toeneemt. Genetisch gemanipuleerde gewassen zijn gebaseerd op een ‘westerse’ technologie, besluit van Beuningen. Gericht op grootschalige, industriële monoculturen in de landbouw. Dat heeft niets te maken met de lokale behoeften van boeren in ontwikkelingslanden, maar verstoort het lokale evenwicht en de voedselveiligheid. Indiase voedseloverschotten Devinder Sharma, Indiaas journalist en landbouwwetenschapper, trekt meteen fel van leer tegen de biotech-industrie: ‘Hongerbestrijding? In mijn land woont eenderde van de armen in de wereld. Iedere avond gaan er 320 miljoen mensen met honger naar bed. Toch heeft India een ontstellend overschot aan voedsel: 60 miljoen ton granen! Maar de armen in India kunnen dat voedsel niet betalen. Dus wordt het geëxporteerd of rot het weg.’ India heeft geen behoefte aan méér voedsel, maar aan een betere verdeling daarvan. De belofte van de biotech-industrie, dat dankzij gentechnologie de landbouwopbrengsten hoger zullen zijn vindt hij waardeloos. Het lost de honger niet op, want de hongerigen kunnen die opbrengsten niet kopen. ‘Bovendien’, waarschuwt Sharma, ‘hebben we al eerder meegemaakt wat de gevolgen van hogere opbrengsten zijn voor de kleine boeren. Na de introductie van synthetische bestrijdingsmiddelen hadden ze drie jaar lang een rijkere oogst. Toch pleegden in de afgelopen vier jaar ruim 16.000 boeren zelfmoord: er was geen markt voor hun voedsel. Moeten we nu afwachten tot de genetisch gemanipuleerde Bt-katoen hetzelfde effect heeft?’ De biotech-industrie presenteerde vorig jaar de Golden Rice. Rijst met toegevoegde vitamine A, om de ‘verborgen honger’ te bestrijden. ‘Dat lijkt prachtig’, zegt Sharma, ‘maar niemand houdt zich ermee bezig hoe de armen die gouden rijst moeten kopen. Ze kunnen zich niet eens gewone rijst veroorloven. En de producenten van gouden rijst kunnen hun voedsel straks aan de straatstenen niet kwijt.’ Uit de zaal komt de vraag of er nog enige rol is
-9-
weggelegd voor genetisch gemanipuleerde gewassen in ontwikkelingslanden. ‘Dat kunt u beter aan de boeren zelf vragen, dat vergeten we altijd.’ Maar als die boeren dan zeggen dat ze het wel willen? Sharma: ‘Wij zijn niet tegen biotechnologie. Als het nodig is, gebruiken we het. Maar eerst zullen we bekijken welke alternatieven er zijn. In India hebben we eeuwenlang ervaring met een gentech-vrij landbouwsysteem dat prima kan functioneren zonder het gebruik van pesticiden of kunstmest.’ De genetische manipulatie van gewassen is een oplossing voor een door het westen gedefinieerd probleem, concludeert Sharma. Maar niet voor het werkelijke, gigantische probleem: de honger van miljoenen mensen. Daarvoor moeten politici wereldwijd hun nek uitsteken en het voedsel herverdelen. ‘En wat kunnen wij doen?’, vraagt Sharma zich tot slot af. ‘Het antwoord, dames en heren, ligt in onszelf. Don’t loose your anger.’
Onafhankelijk onderzoek in Zimbabwe Andrew Mushita, directeur van Community Technology Development Trust (CTDT) in Zimbabwe, benadrukt het belang van een eigen definitie van de problemen. ‘Wat zijn de problemen van Afrika als het gaat om voedsel? Welke behoeften heeft Afrika? Dat moeten we eerst vaststellen en pas daarna bekijken welke oplossingen er mogelijk zijn. Is technologie een oplossing?’ Afrika profiteerde destijds op geen enkele manier van de zogeheten Groene Revolutie. Slechts een paar rijke boeren werden er beter van. Die fout moet het continent niet weer maken, vindt Mushita. Wetenschappers in Afrika moeten zélf over de mogelijkheid beschikken om onderzoek te doen en visies te ontwikkelen. En niet zomaar de oplossingen van anderen overnemen, ook niet van westerse biotechnologische bedrijven. Het Amerikaanse publiek heeft een standpunt ingenomen. Europese consumenten laten van zich horen. Ook Afrika moet haar standpunt kiezen, zegt Mushita. Maar wel op basis van informatie van haar eigen wetenschappers. Hij is niet persé tegen biotechnologie. ‘Maar’, voegt hij toe, ’Afrikaanse wetenschappers moeten zelfstandig in staat zijn om te bekijken wat de voordelen en risico’s zijn van genetische manipulatie, voor de biodiversiteit en voor degenen die ervan afhankelijk worden. Afrika moet onafhankelijk zijn van kennis die elders is opgedaan, omdat de situatie en de omstandigheden nu eenmaal verschillen.’ Brazilië GMO-vrij Brazilië is de laatst overgebleven grote producent en exporteur van landbouwproducten ter wereld, die zich niet heeft vastgelegd op de commerciële toepassing van genetisch gemanipuleerde organismen. Landbouwkundig ingenieur Adriano Campolina van ActionAid Brazilië wil dat zo houden. Hij vertelt waarom milieu- en ontwikkelingsorganisaties samen met organisaties van kleine boeren en consumenten de campagne ‘Brazilië GMO-vrij’ hebben opgezet. Zij zien genetisch gemanipuleerde organismen als een bedreiging voor de gezondheid van mensen en voor het milieu. Ook de voedselzekerheid van de kleinschalige en de biologische landbouw staat op het spel: voor hen is het behoud van de biodiversiteit, de variëteit aan soorten van fundamenteel belang. De organisaties ageren tegen de toenemende greep op de landbouw van multinationale biotech-bedrijven zoals Monsanto. ‘Als je kijkt naar de lijst met producenten van zaden, medicijnen en bestrijdingsmiddelen, dan kom je steeds dezelfde namen tegen’, zegt Campolina. In Brazilië steeg het marktaandeel van Monsanto in maïszaden binnen twee jaar van vrijwel nul naar zestig procent. Ook door het verwerven van patenten neemt de multinational alvast een voorschot op het veroveren van de Braziliaanse markt. Waar andere bedrijven over een of twee patenten op genetisch gemanipuleerde gewassen beschikken, heeft Monsanto er al zes.
- 10 -
Hoewel de commerciële teelt is verboden, zijn veldproeven wel toegestaan in Brazilië. Zelfs zoveel dat het volgens de maatschappelijke organisaties volledig uit de hand loopt. Zij eisen dan ook een onmiddellijk moratorium op alle (nu 900) veldproeven. Toen Monsanto in 1999 toestemming kreeg om een aantal genetisch gemanipuleerde gewassen op de markt te brengen, was het Braziliaanse politieke huis te klein. Er kwam onmiddellijk een debat in het parlement, maatschappelijke organisaties protesteerden boos dat ze niet waren geconsulteerd. Consumentenorganisaties en Greenpeace spanden een rechtszaak aan, gebaseerd op de mogelijke risico’s van deze gentech gewassen voor het milieu. De uitspraak was een groot succes: de toestemming werd opgeschort en een federaal gerechtshof besloot dat de regering eerst regels voor voedselveiligheid moest opstellen en milieueffectstudies moest laten uitvoeren. Ondanks pogingen van de overheid om deze beslissing te overrulen, bleef justitie bij haar uitspraak. Economisch legt de productie en export van gentech-vrije soja en maïs Brazilië geen windeieren. De export van sojabonen steeg in 2001, en voor het eerst werd Brazilië van importeur weer exporteur van maïs. Dat heeft vermoedelijk alles te maken met de problemen van de genetisch gemanipuleerde Bt-maïs in de Verenigde Staten. De conclusie van Campolina: ‘We moeten dus zeer voorzichtig zijn met de discussie over genetisch gemanipuleerde organismen en het belang dat ontwikkelingslanden daarbij zouden hebben.’ Filippijnse alternatieven Het verzet tegen genetisch gemanipuleerde gewassen is groot onder kleine boeren op de Filippijnen. Neth Daño van SEARICE vertelt hoe boeren op het eiland Mindanao zich ruim drie jaar lang verzetten tegen de komst van Bt-maïs. Ze lobbyden, voerden juridische procedures en gaven voorlichting, maar ze vonden geen gehoor. Recent trokken zo’n achthonderd boeren en sympathisanten woedend op naar een Bt-maïsveld van Monsanto en rukten de maïsplanten eruit. Genetische manipulatie is in een aantal Aziatische landen een politiek beladen kwestie. Ook in Indonesië spanden boerenorganisaties rechtszaken aan en in Thailand gingen duizenden boeren de straat op om te demonstreren tegen de introductie van genetische manipulatie in voedsel en in de landbouw. Ze wijzen niet alleen op de risico’s van genetische vervuiling door kruisbestuiving, maar ook op de dreigende gevolgen van het TRIPS-agreement (Trade Related Intellectual Property Rights) binnen de WTO. Dat ontzegt boeren het recht om zaden uit te wisselen en te delen. Nu kunnen boeren in de Filippijnen en Thailand nog de basmatirijst uit India gebruiken om hun eigen variëteiten te ontwikkelen. Onder TRIPS kan dat niet meer. Daño noemt nog een nadelig gevolg van de opkomst van gentech gewassen: het onderzoek naar plantontwikkeling zal steeds meer in dienst staan van de multinationals die genetisch gemanipuleerde organismen ontwikkelen. Ook Daño concludeert, dat de problemen van ontwikkelingslanden vanuit westerse optiek wordt gedefinieerd. ‘Als je de boeren hier vraagt of de maïsboorder hun probleem is – zoals de biotech-industrie het voorstelt - zullen ze zeker nee zeggen. Hun werkelijke probleem is de lage prijs die ze voor de maïs krijgen. Lage marktprijzen worden dus ‘opgelost’ met genetische manipulatie.’ SEARICE probeert in verschillende landen in Zuidoost-Azië de problemen van kleine boeren samen met hen op te lossen. Door ‘on farm conservation and development’: de ontwikkeling, conservering en het duurzaam gebruik van zaaigoed in boerengemeenschappen. De boeren leren zelf onderzoek te doen, technische rapporten te schrijven, planten te kweken en zaadvariëteiten te selecteren. Zo houden ze hun productie in eigen hand. SEARICE richt
- 11 -
zich – anders dan de biotech-industrie - niet alleen op technische oplossingen. De problemen worden immers ook veroorzaakt door politieke, sociale en economische factoren. Dankzij deze methode hebben boerengemeenschappen nieuwe, eigen variëteiten ontwikkeld. Bovendien nam de diversiteit op de velden - die sinds de Groene Revolutie te wensen overliet - eindelijk weer toe. En dat geldt ook voor de voedselzekerheid: de oogsten van de eigen variëteiten zijn minstens zo goed als die van de formele variëteiten. Kortom, stelt Daño tot slot, er zijn vele alternatieven voor genetische manipulatie. Alternatieven die de macht weer in handen van de boeren zelf leggen, zodat ze hun eigen problemen kunnen oplossen. Afrikaanse oplossing: push-pull In Kenia ontwikkelde de Indiase wetenschapper dr. Zeyaur Khan een alternatief voor de Bt-maïs van Novartis. Jaarlijks gaat ongeveer de helft van de maïsoogst in Kenia ten onder aan een gezamenlijke invasie van het ‘heksenkruid’ (Striga) en stengelboorders. Deze schadelijke insecten zijn familie van de maïsboorders, waartegen Novartis zijn genetisch gemanipuleerde Bt-maïs ontwikkelde. Het biotech-bedrijf is al begonnen met een programma om Bt-maïs in Kenia te testen en te introduceren. Khan’s ‘push-pull’ methode bestrijdt onkruid én insect, zonder gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en zonder genetische manipulatie. Wat het onkruid en de stengelboorders kunnen aanrichten in de maïsveldjes van kleine Keniase boeren, laat Khan zien op dia’s en een video. Ontmoedigende beelden van maïsplanten met bladeren vol gaten, die slap omlaag hangen. Vaak zijn ze omringd door verraderlijk mooie bloemen: het heksenkruid, dat parasiteert op de wortels van de maïsplant. De zaden van het onkruid blijven in de grond nog zo’n tien jaar lang werkzaam. Khan en zijn team testten meer dan vierhonderd soorten gras en vonden uiteindelijk Napier, een soort die zeer aantrekkelijk bleek te zijn voor stengelboorders. Een haag van deze grassoort, geplant rondom een maïsveld, lokt de insecten weg van de maïs. Om de maïsplanten onaantrekkelijk te maken voor de stengelboorders, zaaiden ze er desmodium tussen. Dat stoot de insecten af en bestrijdt ook nog het heksenkruid. Bovendien bemest het de grond met natuurlijke voedingsstoffen. Dat is de ‘push-pull’ methode: het desmodium duwt de stengelboorder uit het maïsveld en het Napier gras trekt het schadelijke insect aan. ‘Eindelijk heb ik echte, gezonde maïs’, verzucht een boerin op de video die Khan vertoont. ‘Het Napier gras kan ik verkopen en met dat geld betaal ik de school van mijn kind.’ Andere boeren kopen vee van het geld dat ze verdienen, waarmee hun dieet zich uitbreidt met melk en vlees. Steeds meer boeren kiezen voor de ‘push-pull’ strategie, ook in landen als Uganda, Zuid-Afrika, Ethiopië en Malawi. Een probleem is dat het desmodiumzaad wordt geïmporteerd uit Australië en dus duur is. Boeren in Afrika kweken nu eigen desmodiumzaad en verdienen wat geld met de verkoop daarvan. Geen patenten op leven Onvermijdelijk komt – na al deze negatieve geluiden over gentechnologie - uit de zaal de vraag waarom de UNDP genetische manipulatie dan promoot. Volgens deze VN-organisatie kan gentechnologie bijdragen aan de oplossing van het wereldvoedselprobleem. Sharma concludeert dat ook de UNDP helaas de belangen van de VS-boeren probeert te beschermen. In vele internationale organen wordt besloten over de toekomst van gentechnologie. Campolina wijst op een belangrijk voorstel van de Afrikaanse landen, voor het TRIPSagreement binnen de WTO: geen patenten op leven. Dit voorstel kreeg tot nu toe geen enkele ondersteuning van de ontwikkelde landen. Campolina roept het publiek op om er bij
- 12 -
de regering op aan te dringen de Afrikanen te steunen op de komende ministeriële WTOconferentie in Qatar. De VS als voorbeeld? Voorstanders van gentechnologie halen de ontwikkelingen in de Verenigde Staten aan als voorbeeld. Daar zou dankzij genetisch gemanipuleerde gewassen de productie van kleine en middelgrote boeren zijn verhoogd en het gebruik van bestrijdingsmiddelen verkleind. Devinder Sharma relativeert de vergelijking met de VS scherp: ‘Het gemiddelde landbouwareaal in de VS is 200 ha, in India is dat 1,47 ha. Waarover hebben we het eigenlijk, als het gaat over klein of middelgroot? Wat in de VS wordt toegepast, moeten wij niet vanzelfsprekend overnemen. In de VS zitten meer mensen achter de tralies dan er op boerderijen werken. Moeten we dat systeem dan ook maar overnemen?’ Adriano Campolina: ‘Laten we een ding duidelijk stellen. Genetisch gemanipuleerde organismen zijn niet ontwikkeld om de productiviteit te verhogen. Ze zijn gemaakt om resistent te zijn tegen bestrijdingsmiddelen en insecten af te stoten. Gentech gewassen zijn ook niet ontwikkeld om het gebruik van bestrijdingsmiddelen te reduceren, want het stimuleert de grootschalige toepassing van één bestrijdingsmiddel. En iedereen die iets weet van bestrijdingsmiddelen, weet dat het grootschalig gebruik van één middel een enorme selectiedruk uitoefent op insecten en het milieu.’ Genetische vervuiling Een biologische boer vraagt zich af of de Zuidelijke sprekers zich geen zorgen maken over de mogelijke vervuiling van velden door genetisch gemanipuleerde gewassen. Die zorg blijkt wel degelijk te bestaan. In India wordt de enorme soortenrijkdom bedreigd door uitkruising met genetisch gemanipuleerde gewassen. Sharma: ‘We beschikken over een grote biodiversiteit: 45.000 plantensoorten - waarvan 7.000 inheemse - en 81.000 diersoorten.’ Campolina: ‘In Brazilië maken we ons vooral zorgen over de kruisbestuiving van maïs, omdat het stuifmeel daarvan zich ver kan verspreiden over meerdere velden. Monsanto controleert zestig procent van de markt voor maïszaden. Als in ons land genetisch gemanipuleerde maïs wordt toegestaan is het einde zoek, omdat het dan onmogelijk is de genetische vervuiling nog te beheersen.’ Daño bevestigt de risico’s van met name gentech maïs op de Filippijnen: ‘De proefvelden met Bt-maïs van Monsanto bevinden zich middenin een enorm gebied met conventionele maïsvelden. Daar is het risico van kruisbestuiving erg groot. Het is dan ook onzin om te denken – wat vaak wordt geopperd – dat beide, gentech en conventionele gewassen, naast elkaar kunnen bestaan.’ Van Beuningen rekent voor hoe zo’n combinatie er in de praktijk zou uitzien: ‘Vervuiling met genetisch gemanipuleerde gewassen kan zeker tot tien kilometer ver reiken. Als je dus gentech gewassen wilt introduceren, heb je een bufferzone van minstens tien kilometer om zo’n veld heen nodig. Stel je eens voor wat dat betekent in Nederland…’ Conclusies Dagvoorzitter Harold Robles concludeert, dat genetische manipulatie geen oplossing biedt voor het gebrek aan land en inkomen van mensen in ontwikkelingslanden. Integendeel, het vormt een onomkeerbare bedreiging voor het milieu en voor de agro-diversiteit. Voedselzekerheid biedt het niet, wel een toenemende afhankelijkheid van de biotechnologische bedrijven. De biologische landbouw kan die voedselzekerheid mogelijk wel bieden. Hij roept, namens de vijftien organisaties, de Nederlandse regering op om: • bij te dragen aan de capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden, zodat zij informatie kunnen verzamelen over de verschillende opties binnen lokale ecosystemen en lokale culturen; • genetische manipulatie in ontwikkelingslanden niet te ondersteunen. Er zijn geen bewezen voordelen voor de armen aan verbonden en het is nog steeds de vraag of gentech veilig is voor het milieu en de gezondheid van mensen.
- 13 -
- 14 -
Middagprogramma: ‘De keerzijde van gentechnologie’ Nederlands regering: steun moratorium! Ria Beckers, voorzitter van Platform Biologica en van Stichting Natuur en Milieu, houdt aan het begin van de middag het publiek nog eens voor welke risico’s er kleven aan gentechnologie en waarom de vijftien organisaties deze conferentie organiseerden. De integrale nota biotechnologie van de Nederlandse regering lijkt ruim baan te maken voor de introductie van gentechnologie in Nederland. ‘Startende gentech-bedrijven kunnen alvast rekenen op 100 miljoen en 400 miljoen gaat naar genomics onderzoek, waarvan een deel rechtstreeks aan gentech is gerelateerd’, somde Beckers op. Dit in tegenstelling tot landen als Griekenland, Italië, Oostenrijk, Denemarken, Luxemburg en Frankrijk, die de toelating van nieuwe gentech-rassen op de Europese markt juist tegenhouden. ‘Produceren en consumeren zonder gentechnologie is een recht van alle burgers’, stelt Beckers. Die keuzevrijheid is in de huidige kabinetsnota niet gegarandeerd. Hetzelfde geldt in feite voor de voedselveiligheid. De regering garandeert deze veiligheid wel voor de toegelaten gewassen, maar dat is een loze garantie in het licht van de grote onbekendheid met de effecten van genetische manipulatie. Ook in het Zuiden levert gentechnologie voorlopig vooral problemen op, resumeert Beckers de inleidingen uit het ochtendprogramma. Het is geen oplossing voor het wereldvoedselprobleem, patenten maken het zaaigoed onbetaalbaar en de boeren worden afhankelijk van multinationals. Bovendien bestaan er in de meeste gevallen uitstekende alternatieven voor de schijnbare voordelen van genetisch gemanipuleerde gewassen. Nederland moet, zo eindigt Beckers, niet alleen het ‘de facto moratorium’ van zijn Europese collega’s volgen, maar ook: 1. In eigen land een moratorium instellen op veldproeven en op introducties van genetisch gemanipuleerde gewassen in het milieu. 2. De import van genetisch gemanipuleerde producten verbieden. 3. Duurzame landbouw in ontwikkelingslanden stimuleren en niet investeren in genetische manipulatie. 4. Geen octrooien toestaan op planten en dieren. Frankenstein ís Magere Hein ‘U heeft de verhalen van de deskundigen uit het Zuiden vanmorgen gehoord. Wat gaat u nu doen, met gentechnologie in ontwikkelingslanden?’, vraagt Robles aan twee vertegenwoordigers van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties. Hij stelt de vraag ook aan Theo van de Sande, senior beleidsmedewerker van DGIS op het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Wat vindt u eigenlijk van de uitlating van Herfkens over gentechnologie, dat de armen banger zijn voor Magere Hein dan voor Frankenstein?’. Van de Sande stelt dat de uitspraak van Herfkens hypothetisch was. Het biotechnologieprogramma van het ministerie, waarbij van de Sande is betrokken, vroeg en vraagt volgens hem naar de behoeften van boeren in ontwikkelingslanden. Dat leidde in 1991 bij de start van het programma tot geen, en inmiddels tot sporadische toepassingen van gentechnologie. ‘Elk instrument dat kan bijdragen aan voedselzekerheid moet worden overgelaten aan de ontwikkelingslanden en de boeren zelf.’ Geert Ritsema van Greenpeace twijfelt aan de terughoudendheid van het ministerie met betrekking tot gentechnologie: ‘In de nota van het ministerie staat dat er capaciteitsopbouw komt op het gebied van de mogelijkheden die gentechnologie biedt voor voedselgewassen
- 15 -
voor ontwikkelingslanden. Is er ook onderzoek gedaan naar de risico’s van genetische manipulatie voor het milieu en de voedselzekerheid van kleine boeren?’ Van de Sande herhaalt, dat de boeren in ontwikkelingslanden zelf moeten bepalen wat ze willen. ‘Het ministerie biedt hen alleen de informatie en technische kennis die nodig is om de verschillende mogelijkheden te kunnen beoordelen, waaronder ook gentechnologie.’ Out of context en deliberate noemt Devinder Sharma de uitspraak van Herfkens. ‘De positie van Nederland in de WTO wordt bedreigd, onder andere door de VS. Daarom kiest Nederland voor samenwerking met de VS en schuift het de problemen door naar ontwikkelingslanden. Jullie komen met het ene na het andere concept, nu weer de genetic trap. We weten niet eens wat de risico’s zijn! Ga toch weg, breng eerst de boel aan het thuisfront maar op orde!’ Concurrentie op de wereldmarkt ‘Hivos ondersteunt kredietsystemen die een onafhankelijke keuze voor boeren mogelijk maken’, beantwoordt Coen van Beuningen de vraag van Robles. ‘Een systeem dat niet is verbonden met package deals zoals toegepast door biotech-bedrijven. Ook maakt Hivos zich samen met andere organisaties sterk voor meer toegang tot westerse markten voor boeren uit ontwikkelingslanden.’ ‘Novib richt zich op de versterking van bestaande, lokale productiesystemen’, vult Harrie Oppenoorth (Novib) aan. Bovendien steunt Novib projecten zoals het Braziliaanse, waarover Campolina ’s ochtends vertelde en het initiatief van Afrikaanse politici om patenten op leven wereldwijd te verbieden. In Nederland pleit de organisatie, net zoals Hivos, voor een moratorium op gentechnologie. Een vertegenwoordiger van de biotech-industrie vraagt zich af waarom Novib gentechalternatieven uitsluit. Ze kunnen toch concurrentieverhogend werken op de internationale markt? Dat betwijfelt Oppenoorth: ‘Kleine boeren produceren net genoeg om zelf te kunnen eten en soms brengen ze een deel naar de markt om andere noodzakelijke levensbehoeften van te kopen. Uiteindelijk zullen ze ook concurrerend moeten produceren, maar dan zijn er goede alternatieven voor gentechnologie. Het voorbeeld van dr. Khan is er slechts een van vele. Dat levert heel behoorlijke, concurrerende resultaten op.’ Volgens Oppenoorth kan gentechnologie geen oplossingen bieden voor de problemen van kleine boeren. Het is al eerder gezegd: gentech richt zich tot nu toe niet op productieverhoging. De twee procent van de initiatieven daartoe is nog niet verder gekomen dan de tekentafel. Hij concludeert: ‘We horen van de gentech-industrie niets dat een antwoord kan geven op de vragen van kleine boeren.’ Devinder Sharma ergert zich aan de opmerking van de biotech-bedrijven: ‘Wat nou concurrentieverhogend? Concurrentie is voor ons niet mogelijk, met of zonder genetische manipulatie. Wij hebben geen subsidies op landbouwproducten. De Deense melk is bij ons veel goedkoper dan de Indiase melk! Zolang Europa zijn landbouwsubsidies niet opheft, kunnen wij nooit, nooit concurreren.’ ‘Maar de buitenlandse valuta voor ontwikkelingslanden dan?’, probeert de vertegenwoordiger van de gentech-industrie het nog eens. ‘Gentechnologie kan hun positie op de wereldmarkt toch verbeteren?’ Oppenoorth herhaalt dat gentechnologie misschien wel mogelijkheden biedt, maar dat er eerst meer onderzoek nodig is. ‘We moeten beslissen op grond van de risico’s zoals we ze nu kunnen overzien.’ Een medewerker van Plant Research International (PRI) bevestigt dit standpunt. Onderzoek van PRI toonde vorig jaar aan dat de wetenschap nog heel weinig weet over gentechnologie: er zijn nauwelijks wetenschappelijke feiten, maar wel veel onzekerheden. ‘Bovendien’, voegt Oppenoorth toe, ‘als het gaat om toegang tot de wereldmarkt ondersteunen wij bij voorkeur initiatieven zoals de Fair Trade beweging.’
- 16 -
Minder bestrijdingsmiddelen? Vier stellingen had middagvoorzitter Wouke van Scherrenburg in petto voor het debat over dieren en planten en gentechnologie. Maar de reacties waren zo talrijk en de discussies zo heftig, dat er niet meer dan twee aan bod kwamen. Geert Ritsema van Greenpeace en Siemen de Jong van Aventis voerden een kort debat over de eerste stelling: ‘Genetisch veranderde gewassen zijn goed voor het milieu’. Ritsema: ‘Dat is de belofte van de gentech-industrie. Maar helaas staat die in schril contrast met de huidige werkelijkheid. Zeventig procent van de gentech gewassen die op dit moment wereldwijd op het veld staan, zijn gewassen die resistent zijn gemaakt tegen chemische bestrijdingsmiddelen. Die gewassen en bestrijdingsmiddelen worden altijd samen verkocht in een package deal. Dat is slecht voor het milieu. De werkelijke agenda achter gentechnologie is dan ook het veiligstellen van de afzet van chemische bestrijdingsmiddelen.’ De grootste zorg van milieuorganisaties - en ook van de overheid - betreft volgens Ritsema echter de aantasting van de biodiversiteit door genetische manipulatie. ‘Maar helaas legt de nota Biotechnologie niet uit hoe dat kan worden voorkomen. Integendeel, de regering zegt ja tegen gentechnologie, ondanks de mogelijke risico’s die dat met zich meebrengt.’ De Jong reageert eerst voorzichtig op de stelling: ‘Ja en nee. Dat hangt ervan af waarover je praat.’ Een positief voorbeeld is volgens hem de genetisch gemanipuleerde snijmaïs Chardon Liberty Link (LL), die zijn bedrijf sinds kort commercieel mag telen in Nederland. ‘Deze snijmaïs leidt tot een geringer gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Het moet bij genetische modificatie gaan om vermindering van de milieubelasting. Aventis kijkt juist naar de milieueigenschappen van dit middel. Dat zou de milieubeweging moeten omarmen.’ Chardon LL is een kruising van het conventioneel veredelde snijmaïsras Orient en de genetisch veranderde T25 maïs die door Aventis is ontwikkeld. T25 maïs bevat een gen uit een bodembacterie en is daardoor bestand tegen bespuiting met glufosinaat. Dat is het actieve bestanddeel van het onkruidbestrijdingsmiddel Liberty, dat eveneens wordt geproduceerd door Aventis. Genetische vervuiling De toelating in Nederland van de commerciële teelt van Chardon LL is de milieubeweging een doorn in het oog. Ritsema: ‘Het College Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB) waarschuwde voor mogelijke risico’s voor de biodiversiteit. Slechts door een vormfout is deze gentech maïs toch toegelaten. Waarom – als u werkelijk geïnteresseerd bent in het reduceren van chemische bestrijdingsmiddelen – zet u niet in op biologische snijmaïs? Dan zit u op nulgebruik van chemie.’ Maar De Jong is ervan overtuigd dat Liberty ‘een geringere impact heeft dan alle andere nu gebruikte middelen in de maïsteelt.’ Hij pleit voor keuzevrijheid in de landbouw: gentech of gentechvrij. Volgens Ritsema is die keuzevrijheid onzin, want juist door de gentechnologie raken biologische boeren die keuze kwijt. Hún gewassen kunnen genetisch besmet raken. De Jong erkent dat stuifmeel van de ene plant naar de andere gaat. ‘Maar’, relativeert hij de risico’s, ‘honderd procent zekerheid bestaat in deze wereld nu eenmaal niet.’ Op de vraag uit de zaal, of de noodzaak van Liberty wel is aangetoond – het overheidsbeleid richt zich immers op minder chemische bestrijdingsmiddelen in land- en tuinbouw – blijft De Jong het antwoord schuldig. Hij stelt in het algemeen, dat de industrie al vele stappen zet naar middelen met een geringere milieubelasting. Dan wordt een biologische boer boos: ‘We praten hier helaas over niks! We hebben helemaal geen chemie nodig. Ik heb 25 jaar ervaring en als er nu één gewas is in Nederland dat goed te telen is met mechanische onkruidbestrijding, dan is het wel snijmaïs. Het gaat de biotechnologische bedrijven niet om de boer of het milieu, maar om hele andere zaken.' Zou de milieubeweging een genetisch gemanipuleerd gewas wel accepteren, als het resistent is gemaakt tegen zijn natuurlijke vijand? ‘Nee’, antwoordt Ritsema resoluut. ‘Dat
- 17 -
gebeurt namelijk al met Bt-maïs. Daarin is een gif ingebouwd, zodat het er niet meer op hoeft te worden gespoten. Maar ook dat gif komt voortdurend in het milieu terecht.’ Superzalm Eric Claassen, hoogleraar Immunologie en tot voor kort directeur van ID-DLO (Dienst Landbouwkundig Onderzoek), gaat in debat met Janne Kuil, beleidsmedewerker van de Dierenbescherming, over gentechnologie en dieren. De stelling luidt, dat biotechnologie toegepast op dieren niet leidt tot een structurele oplossing van de problemen die worden veroorzaakt door dierenproductie. Claassen mag eerst: ‘Ongeveer vijf procent van de veehouderij is biologisch, de rest is intensief. Die intensieve veehouderij wordt gestuurd door het streven naar een laag geprijsd dierlijk product én door overheidseisen die de veiligheid van consumenten moeten garanderen. Op zich is de stelling dus correct, maar dan in bredere zin, niet alleen toegespitst op gentechnologisch gemodificeerde dieren. Bij DLO gaat tien procent van het budget naar het verhogen van de biologische onderzoekscapaciteit. Er worden op dit moment geen programma’s gefinancierd die werken aan het genetisch veranderen van dierlijke producten.’ Kuil beaamt dat het in Nederland nog niet zover is. ‘Maar elders wel, in de VS, Canada, Japan, Australië. Daar vinden we genetisch gemanipuleerde varkens, koeien en schapen. Ook hier zal volgens ingewijden de genetisch gemanipuleerde zalm binnen drie jaar in de schappen liggen. Hoe kunnen we die ontwikkeling in Nederland tegenhouden? In de nota biotechnologie van de regering staat duidelijk, dat gentechnologie ook kan worden toegepast op dieren en de veehouderij.’ Claassen wijst op de discrepantie tussen de mens als consument en als bezorgde burger. ‘Slechts acht procent vertoont ‘bezorgd’ koopgedrag, tegen soms wel zeventig procent bezorgde burgers. Wie kiest er nu eigenlijk? De biotechnologische zalm, uit de intensieve houderij, is al heel bedenkelijk en die wordt op grote schaal gekocht omdat-ie zo goedkoop is. De volgende stap is dat genetisch gemodificeerde zalm resistent wordt gemaakt tegen ziektes. Maar als we de kern van het probleem aanpakken: de veel te lage prijs en de intensieve houderij, dan hoeven we de discussie over gentech zalm waarschijnlijk helemaal niet te voeren. Want als consumenten bereid zijn veel meer te betalen voor ‘natuurlijke’ zalm, dan komen we terecht in een heel ander systeem. Daar komen die ziektes niet voor en is dus de gentech zalm niet langer relevant.’ Stier Herman Kuil staat voor de ethische belangen van dieren. ‘Het gaat niet alleen om prijzen en om wat consumentenorganisaties daar misschien aan moeten doen. De industrie moet zelf een uitspraak doen over het welzijn van de dieren: geen bio-industrie en geen gentechnologie.’ Van Sterrenburg vraagt meteen aan Claassen of de industrie dat kan zeggen, ook al wil de consument de producten kopen. Nee natuurlijk. ‘Maar als de consumenten of de overheid geen gentechnologie willen, dan gebeurt het niet’, zegt Claassen. ‘Kijk naar het voorbeeld van de stier Herman. Met Herman zelf was niks mis, maar de bevolking wilde hem niet. Dus ging het project niet door.’ Kuil reageert meteen: ‘We moeten in Nederland helemaal af van het gesleutel aan dieren om ónze problemen op te lossen. Met Herman was misschien niks mis, maar voordat die stier er was zijn er honderden dieren verspild! Gentechnologie is gewoon geen alternatief voor het diervriendelijk houden van dieren.’ Een medewerker van de Dierenbescherming vraagt Claassens commentaar op een gentechvoorbeeld van Terlouw: de BSE-vrije koe. ‘Is het niet beter om de oorzaak van BSE – voer in diermeel – aan te pakken?’ Claassen erkent dit, maar noemt mond- en klauwzeer en de klassieke varkenspest als voorbeelden waarvoor hij graag een biotechnologische oplossing zou vinden. ‘Als we de oorzaak – de verspreiding van ziektes – niet kunnen controleren, zou zo’n oplossing goed zijn.’
- 18 -
Claassen krijgt het verwijt uit de zaal dat hij de ethische vraag helemaal doorschuift naar het parlement en de maatschappij. Waar blijft de ethiek van het bedrijfsleven en de wetenschap? ‘We hebben veel geleerd van de miljoenenverliezen rond stier Herman’, antwoordt Claassen. ‘Ook voor wetenschappers was dat een zeer frustrerend project. Samen besloten vertegenwoordigers van industrie en wetenschap enige tijd geleden bijvoorbeeld vrijwillig om een varkenspest-vrij varken niet te ontwikkelen. Zo gaat het niet altijd, maar er wordt ook door ons wel degelijk gekeken naar de ethische aspecten.’ Tot slot gaat Kuil nog kort in op de vierde stelling, die niet meer kon worden besproken: gentechnologie is een hype, de gouden bergen die wetenschappers beloven worden gebouwd op de ruggen van hun slachtoffers, de dieren. ‘Als wij dat genetisch gemanipuleerde voedsel niet willen’, stelt ze, ‘hoeven daarvoor ook geen dierproeven te worden gedaan.’ Als het eten je dood wordt ‘Zo’n groot forum heb ik nog nooit meegemaakt!’, roept Van Scherrenburg na de pauze uit. Gestommel op het podium, waar acht forumleden op zoek zijn naar een zitplaats mét microfoon. Drie parlementariërs en vijf vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties mogen in twee minuten hun zegje doen over gentechnologie. ‘De zorg van Kerken in Actie’, zegt beleidsmedewerker Trinus Hoekstra, ‘gaat vooral uit naar de positie van kleine boeren in ontwikkelingslanden. Biotechnologie op zich hoeft niet slecht te zijn, maar wij zijn bang dat de industrie via patenten greep krijgt op de hele voedselketen, inclusief het zaaigoed.’ Van der Weele-Minderhoud van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen Vrouwen van Nu, neemt de consument als uitgangspunt. Die bepaalt wat wel en niet kan. ‘Wij bekijken gentechnologie case by case.’ Vakbondsman Jaap Jongejan (CNV) grijpt de gelegenheid aan om werknemers onder de aandacht van het publiek te brengen. ‘Werknemers willen wel verantwoording nemen, maar vaak zijn ze onvoldoende op de hoogte.’ Hij trekt de vergelijking met asbest en met de bewapeningsindustrie. ‘Wij hebben een gevleugelde uitspraak voor dit soort dilemma’s: ‘Je zult moeten eten om in leven te blijven, maar als dat eten je dood wordt, wordt het wel erg moeilijk.’ Het CNV-standpunt inzake gentechnologie? ‘Nee.’ Even is het stil. ‘Met een ‘tenzij’ natuurlijk.’ Dan komt de eerste politicus aan het woord: Jaap Jelle Feenstra (PvdA). Het wordt een beetje van dit en een beetje van dat: de overheid en de consument hebben beiden hun eigen verantwoordelijkheden. ‘De overheid moet zorgen voor een zorgvuldig toetsingskader, bovenop wat er parlementair wordt afgesproken. De doelmatigheid moet worden getoetst: zijn er alternatieven, wat zijn de kosten en de baten?’ Door etikettering kan de consument ook zelf kijken wat er in een product zit, dat is zijn of haar eigen verantwoordelijkheid, aldus Feenstra. Dick Stellingwerf (Christenunie) heeft grote moeite met genetische manipulatie, omdat daarbij wordt ingegrepen in de erfelijke structuren. ‘Dat zijn scheppingsgegevens, daar mag je niet zomaar iets in veranderen.’ Geen MKZ-vrije koe dus, als het aan Stellingwerf ligt, zolang het vaccin daartegen wel bestaat, maar door de EU is verboden. Hij pleit voor een integraal werkend toetsingskader. ‘Het woord keuzevrijheid suggereert dat het gaat om gelijkwaardige alternatieven. Maar bij gentech doorbreek je ten diepste de soortgrenzen.’ Eigenbelang De Nederlandse Vrouwenraad gaat uit van het voorzorgbeginsel en kiest ook voor ‘nee, tenzij’, vertelt Alice Bouman-Dentener van de Vrouwenraad. Zij heeft vooral veel vragen over gentechnologie. ‘In het Nationaal Milieu Beleidsplan staat bijvoorbeeld ‘bij gerede twijfel niet doen’, haalt Bouman-Dentener aan. ‘Maar wat is gerede twijfel?’ Ze wijst op de
- 19 -
Nationale Strategie Duurzame Ontwikkeling die in de aanloop naar Rio +10 wordt ontwikkeld. ‘Dat zou een mooi moment zijn om dit soort zaken uit te spreken.’ Veehouder Siem-Jan Schenk, voorzitter van de Vakgroep Rundveehouderij in de LTO, stemt zijn visie op gentechnologie af op wat consumenten en de overheid willen. ‘Zolang het door de maatschappij niet is geaccepteerd, moeten we er niet aan beginnen. Bepalend is het koopgedrag van de burger. Op dit moment zien wij heel weinig voordelen - voor gentech maïs zijn bijvoorbeeld goede alternatieven.’ Maar hij stelt duidelijk dat eigenbelang de positie van veel veehouders bepaalt: ‘We sluiten gentechnologie niet uit, maar we willen geen dioxine-achtige toestanden. Dat kost ons geld.’ De korte opiniepeiling wordt afgesloten door Marijke Vos van GroenLinks. ‘Je moet er niet aan beginnen als je niet weet wat de – waarschijnlijk behoorlijke – risico’s zijn’, vindt zij. ‘Voor de honger in de wereld is gentechnologie geen oplossing. Gentech vormt daarvoor eerder een bedreiging.’ Ook de mogelijke risico’s voor de volksgezondheid neemt ze niet voor lief. ‘We moeten nu geen nieuwe gewassen introduceren of veldproeven toestaan. Het is helemaal niet duidelijk waarvoor dat nodig zou zijn.’ Vos benadrukt de verantwoordelijkheid van de overheid: ‘Er is geen sprake van werkelijke keuzevrijheid. Daarom mag de overheid de ontwikkelingen niet aan de markt overlaten.’ In een snel rondje door Van Scherrenburg beamen alle forumleden braaf deze overheidsverantwoordelijkheid. Maar wat moet de overheid dan doen? Van Scherrenburg stelt de vraag aan de twee scholieren uit Haren. Zij bekeken de website van de commissie Terlouw en concludeerden dat tachtig procent van de jongeren tegen gentechnologie was of er de voordelen niet van inzag. ‘En de rest had onvoldoende argumenten voor gentechnologie.’ De overheid moet volgens de twee rekening houden met de meningen van jongeren. ‘Als ik zo eens rondkijk, zie ik dat het merendeel van de mensen aan tafel een stuk ouder is dan wij. Op het moment dat wij op die posities zitten, zitten we wel met de beslissingen die zij hebben genomen!’ Of, zoals de ander het formuleert: ‘Als het fout gaat, zitten wij met de gebakken peren.’ Gentech in het waspoeder Tijd voor vragen uit de zaal. Een onderzoeker vraagt aandacht voor ‘een groep dieren die nog niet aan het woord is geweest’: micro-organismen, schimmels en andere kleine diertjes. Hij ziet de genetische manipulatie van micro-organismen als een bijdrage aan milieuproblemen. ‘We hebben bijvoorbeeld biologisch afbreekbaar plastic ontwikkeld, met melkzuur als basis in plaats van olie. Dat melkzuur wordt geproduceerd door genetisch veranderde micro-organismen.’ Hij pleit ervoor niet alle gentechnologie op een grote hoop te gooien. ‘Maak duidelijk waar je precies voor en tegen bent.’ Een medewerkster van de Alternatieve Konsumenten Bond vult aan, dat dit soort microorganismen al lang in onze voedselproducten, wasmiddelen en cosmetica zitten. ‘Maar dat hoeft niet op het etiket te staan en is dus voor de consument niet te achterhalen. Niemand weet dat 95 procent van de enzymen in wasmiddelen afkomstig zijn van genetisch gemanipuleerde micro-organismen. Hoezo keuzevrijheid?’ Van der Weele grijpt de opmerking over etiketten aan, om te pleiten voor afschaffing van het belachelijk kleine lettertje waarmee op de meeste producten staat wat erin zit. ‘Vooral oudere mensen willen weten wat ze eten, maar die kunnen het niet lezen.’ Wat is de betekenis van etikettering, als de informatie voor veel consumenten onleesbaar is? Feenstra is ook voor een betrouwbare etikettering en vindt dat de politiek moet garanderen dat ‘wat achter het vignet zit, ook werkelijk zo is.’ Bovendien moet er altijd een gentech-vrije keten blijven, aldus Feenstra. Zijn collega Stellingwerf reageert meteen: ‘Een gentech-vrije keten? Dat kunnen we helemaal niet garanderen! Bovendien’, vraagt hij zich af, ‘wie moet dat betalen? Daarover is in de politiek geen helderheid. Nu betaalt de biologische boer. Ik vind dat de kosten van gentech-vrije producten moeten worden uitgesmeerd over de hele voedselketen. Of de gentech-keten moet de kosten betalen.’ Vos: ‘Ik vind dat iedereen overal
- 20 -
gentech-vrij voedsel moet kunnen kopen en niet alleen moet zijn aangewezen op biologische producten. Anders kun je niet spreken van echte keuzevrijheid.’ Bouman-Dentener heeft in de pauze een klein onderzoekje gedaan: ‘Voor de promotie van gentech is honderd miljoen gulden gereserveerd. Daar staat ongeveer één miljoen tegenover voor onderzoeksinstituten die de mogelijke risico’s onderzoeken. Let wel, de mógelijke risico’s, dus daarvoor is behoorlijk wat nodig.’ Het publiek is onder de indruk. Feenstra moet zeggen wat hij daaraan denkt te gaan doen. Hij belooft te pleiten voor een budgetverschuiving bij de behandeling van de nota in januari. Tamelijk vaag, vindt Van Scherrenburg, maar daar laat ze het bij. Stellingwerf niet: ‘Als je zegt ‘nee, tenzij’ dan betekent dat toch ‘nee’ als er een alternatief is? En daar wordt volstrekt onvoldoende naar gekeken, naar de alternatieven.’ Feenstra beaamt het eerste: ‘Als er alternatieven zijn, moet je niet deze route opgaan, waar op langere termijn risico’s aan vastzitten.’ Verkeerde vraagstelling De Dierenbescherming vindt dat er teveel over consumenten wordt gepraat en te weinig over de rechten van dieren, de echte producenten. Veehouder Schenk wordt daarop aangesproken, maar hij herhaalt dat zijn organisatie gentechnologie zal accepteren zodra er een markt voor is. ‘Ik zit hier niet voor mijn geweten, ik zit hier voor het brood van de boeren die ik vertegenwoordig.’ Maar Stellingwerf wijst Schenk erop, dat hij met dit soort uitspraken zijn eigen Vakgroep Biologische Landbouw in de kou zet. Van Scherrenburg vraagt aan Feenstra of de discussie bij het kabinet niet volstrekt verkeerd is begonnen met de vraagstelling door de commissie Terlouw, onder welke voorwaarden gentechnologie acceptabel is. ‘Kun je daarover niet pas spreken als er aan –tig voorwaarden is voldaan?’ Maar Feenstra legt de bal bij de producenten: ‘De politiek moet de ondergrens formuleren met betrekking tot de risico’s. LTO moet zich vervolgens profileren door het nog beter en veiliger te willen doen.’ Daarin heeft niet iedereen evenveel vertrouwen. ‘De LTO was destijds te laks bij de invoering van het regeringsverbod op MKZ-vaccinatie’, merkt iemand in de zaal op. ‘De boeren draaien nu op voor de gevolgen. Als u dat nu met gentechnologie weer zo gaat doen, wens ik u veel sterkte.’ Schenk wil ‘best afspreken’ dat zijn boeren gentech-vrij gaan produceren, maar niet als er uit het buitenland concurrerende gentech-producten komen. De consument bepaalt volgens Schenk wat de boeren doen. Wat doet de consument? Het woord is opnieuw aan de scholieren. Die zijn wel bereid om duurdere producten te kopen, als ze er tenminste het geld voor hebben en als ze weten dat gentech-producten slecht voor ze zijn. Vaak zijn ze zich daarvan niet bewust. BoumanDentener vindt dat ook maatschappelijke organisaties consumenten goed moeten voorlichten over genetisch gemanipuleerde producten. Vos pleit voor een actievere rol van de politiek. ‘Die moet meer doen dan een toetsingskader leveren. De overheid moet alternatieven stimuleren, verantwoordelijkheid nemen.’ Volgens Feenstra doet de regering dat ook. ‘We hebben onze planning aangepast aan die van Terlouw. Het debat over de nota is verschoven naar januari.’ Maar Bouman-Dentener plaatst een scherpe kanttekening bij die bereidwilligheid van de regering: ‘De Nederlandse Vrouwenraad is drie maanden van te voren, vlak voor het zomerreces, gevraagd om deel te nemen aan het maatschappelijk debat. Die termijn was onhaalbaar. Als u werkelijk een debat wilt, zult u daarvoor jaren moeten uittrekken.’ Met applaus voor deze opmerking zet het publiek – tijdelijk - een punt achter de discussie. Het laatste woord is aan Ria Beckers. Zij somt de zorgen op, die sprekers en publiek die dag hebben geuit over gentechnologie: ‘De effecten op de biodiversiteit, de voedselveiligheid, de gezondheid van mensen en het welzijn van dieren.’ Ze concludeert dat er meer onderzoek nodig is naar de risico’s van genetische manipulatie. ‘Daarom vragen wij de overheid om een moratorium. En aan de parlementariërs vragen wij om de overheid te houden aan haar verantwoordelijkheid en om actief alternatieven voor gentechnologie, zoals de biologische landbouw, te stimuleren.’
- 21 -