Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 februari 2000 Onderwerp: Beperking alcoholreclame In reactie op bovenvermelde brief en in vervolg op de openbare behandeling eind september 1999 van het voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet bericht ik u als volgt. In de nota naar aanleiding van het verslag d.d. 14 januari 1999 inzake voornoemd wetsvoorstel (kamerstukken II, 25 969, nr. 6, pagina 25–29) is de kritiek van de regering op het functioneren van de huidige Code voor Alcoholhoudende Dranken (zelfregulering) van de alcoholbranche verwoord. Ik vat de voornaamste punten van kritiek hier samen. * Sportsponsoring en alcoholreclame bij sportevenementen, vooral door de bierbrouwers, hebben in de jaren negentig een grote vlucht genomen. Op deze manier worden sport en drank feitelijk zo stevig met elkaar geassocieerd dat er weinig tot niets meer overblijft van het oude adagium van de code dat actieve sport en alcohol gescheiden van elkaar horen te blijven. Een terughoudende benadering zonder reclame bij sportevenementen is zeker op zijn plaats. Er verschijnen ook regelmatig reclame-uitingen, waarin een relatie tussen sport en alcohol wordt gelegd. Dit mag niet volgens de code. * De sponsoring van en reclame bij jongeren- en muziekevenementen is in de afgelopen jaren eveneens fiks gegroeid. Alcoholfabrikanten behoren tot de grootste sponsors van jongerenevenementen. Deze onwenselijke ontwikkeling spoort niet met de inhoud van de zelfreguleringscode. Sponsoring van en reclame bij radio- en televisieprogramma’s en popmuziekprogramma’s voor jongeren is ook sterk in volume toegenomen. Een en ander strookt niet met de letter en geest van de code. * In veel alcoholreclame wordt nog steeds een verband gesuggereerd tussen drinken en sociaal of seksueel succes. Dit is in strijd met artikel 15 uit de EU-richtlijn «Televisie zonder grenzen», welke bepaling letterlijk is overgenomen in de branchecode. * De regels omtrent «alcopops» zijn nog niet opgenomen in de code. Hier is actualisering geboden. * Proeverijen in de detailhandel vinden – ondanks dat dit verboden is in zowel de code als de Drank- en Horecawet – nog steeds her en der plaats. De destijds beoogde betere naleving van deze wettelijke bepaling door de leden van de alcoholbranche is dus nog geen bewaarheid geworden. * Het bij de code behorende «Gedragsadvies Horeca» is niet zonder betekenis voor een verantwoorde alcoholverstrekking, maar is na al die jaren helaas nog geen integraal onderdeel van de code geworden. * «Piekuren» en «happy hours» zijn overtredingen van de code, maar komen in bepaalde horecagelegenheden nog steeds regelmatig voor. Mede in het licht van de relatie tussen dergelijke verstrekkingspraktijken, alcoholmisbruik en redeloos geweld op straat is ook dit een zwaarwegend punt. Alles bij elkaar genomen, concludeer ik dat de Code voor Alcoholhoudende Dranken niet voldoende betekenisvol is voor en slechts een beperkte bijdrage levert aan het alcoholmatigingsbeleid van de regering. Daarom is het nodig dat de alcoholbranche als geheel komt tot één nieuwe, aangescherpte zelfreguleringscode, inclusief afspraken over een actief toezicht en duidelijker sanctionering. Daarin zullen niet alleen bestaande bepalingen moeten worden aangescherpt en nieuwe
1
bepalingen moeten worden toegevoegd, maar zal ook de reikwijdte en werkingssfeer van de code moeten worden uitgebreid ten einde een en ander beter te laten aansluiten op de voortschrijdende veranderingen in de werkelijkheid, vooral op het mediaterrein en in de sfeer van de marketing. Tot zover de belangrijkste kritiek op de huidige zelfregulering door de alcoholbranche. Inmiddels is het bijna voorjaar 2000 en moet ik concluderen dat het al geruime tijd geleden is dat de komst van een nieuwe zelfreguleringscode van de branche is aangekondigd. Hierna geef ik aan wat de inhoudelijke uitgangspunten van het kabinet ter zake zijn, welke redenen en oorzaken – althans voor zover mij bekend – aan de vertraging ten grondslag hebben gelegen en wat de stimulerende rol van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in dit proces is geweest. In het kader van de bestrijding van alcoholmisbruik en de preventie van alcoholproblemen is verdere beperking van de reclame, promotie, marketing, aanprijzing en distributie van alcoholhoudende dranken, zowel naar inhoud en vorm als qua intensiteit en media, noodzakelijk. Het kabinet kiest hierbij nog steeds primair voor continuering in de vorm van een geheel nieuwe, sterk uitgebreide en aangescherpte zelfreguleringscode van de branche. Daarin zal tegemoet moeten worden gekomen aan de uitgangspunten en voorwaarden van het kabinet. Tevens dient daarin te worden voldaan aan de uitkomsten van de openbare behandeling in de Tweede Kamer van het wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet, althans voor zover betrekking hebbend op de sector. Het kabinet wil over dit gehele, onderling sterk met elkaar samenhangende complex van sectorinspanningen overeenstemming zien te bereiken met de alcoholbranche. In dat verband bestaat bij mij een sterke voorkeur voor de vorm van één totaalakkoord, zodat van het begin af aan geheel duidelijk is hoe de verantwoordelijkheden binnen de sector liggen en wie precies wat en wanneer moet doen of laten. Nadat voornoemde nota naar aanleiding van het verslag u medio januari 1999 was aangeboden, zijn de heren Wiegel, Gruijters en Kamminga als vertegenwoordigers van de brouwers, distillateurs en de Stichting Verantwoord Alcoholgebruik annex Stichting Zelfregulering Alcoholbranche begin maart 1999 met mij komen praten. Toen is afgesproken dat er bij tijd en wijle bestuurlijk overleg zou komen, hebben branche en overheid er samen voor gekozen om verder te gaan met de zelfregulering van de alcoholmarketing, -reclame en promotie en is besloten dat er op ambtelijk niveau verder zou worden overlegd ten einde mogelijke samenwerkingsprojecten in kaart te brengen en de zelfreguleringscode aan te scherpen. De bereidheid van de branche om te komen tot herziening van de Code voor Alcoholhoudende Dranken is afgelopen jaar ook bevestigd in een brief aan de fractievoorzitters in de Tweede Kamer. Het hiervoor bedoelde ambtelijk overleg is direct na begin maart vorig jaar voortvarend gestart. Bovendien kwamen in die periode van april tot juli 1999 delegaties van Heineken en de alcoholbranche wederom praten met mij, respectievelijk de Directeur-Generaal voor de Volksgezondheid. In deze gesprekken zijn voornoemde intenties en afspraken wederzijds herbevestigd. Echter, eind augustus 1999 is het overleg door de Coördinator van het Overlegplatform Drank- en Horecawet namens de branche eenzijdig opgeschort. Sedertdien hebben mijn medewerkers keer op keer aangedrongen op hervatting van dit overleg. Herhaaldelijk werd zijdens de branche aangegeven dat de bereidheid hiertoe aanwezig was, maar uiteindelijk werd er dan toch steeds weer (op het laatste moment) van
2
afgezien. Dit speelde zich af in de periode tussen eind augustus en medio december 1999. Het is tegen deze achtergrond geweest dat ik op 29 september 1999 tijdens de openbare behandeling van de Drank- en Horecawet desgevraagd het standpunt heb ingenomen dat de branche nog één maand de tijd ware te gunnen voor het bij mij indienen van het voorstel voor een nieuwe code. Toen al bracht ik naar voren dat ik anders mijn geloof zou beginnen te verliezen in de wens en bereidheid van de sector om tot een daadwerkelijke herziening van de eigen code te komen. Een maand later zond de heer Kamminga mij een brief met daarin de vraag of de branche nóg meer tijd kon krijgen voor de formele procedures. Hij liet toen weten dat het streven was de nieuwe code per 1 januari 2000 in werking te laten treden. Uiteindelijk is 7 december 1999 als datum afgesproken voor het op ambtelijk niveau presenteren van het branchevoorstel op mijn departement. Op het allerlaatste moment is deze afspraak door de branche (wederom) afgezegd. Wel werd aan mijn medewerkers een brief overhandigd. Het gebrek aan voortgang in het proces naar een nieuwe zelfreguleringscode ging mij in die periode in toenemende mate verontrusten. Tijdens een algemeen overleg over het drugbeleid op 9 december 1999 is hierop óók vanuit de Tweede Kamer gewezen. De branche is toen door mij opnieuw uitstel verleend, namelijk tot 1 januari 2000. Dat leidde tot een voorstel van de branche vlak voor Kerstmis 1999. Dit is helaas echter onvolledig, niet adequaat en qua inhoud volstrekt ontoereikend. Het komt bij verre na niet tegemoet aan de hiervoor gememoreerde uitgangspunten en voorwaarden van het kabinet en evenmin aan de daaraan toegevoegde uitkomsten van de openbare behandeling van de Drank- en Horecawet in de Tweede Kamer. Over dit voorstel is sinds begin dit jaar op ambtelijk niveau regelmatig overleg gevoerd. Dit overleg verloopt uitermate moeizaam. Hierna geef ik in kort bestek aan op welke hoofdpunten ik het voorstel van de branche onvolledig, niet adequaat en qua inhoud volstrekt ontoereikend acht. Algemeen *
*
*
*
De huidige integrale Code voor Alcoholhoudende Dranken wordt in het voorstel van de branche opgesplitst in drie regelingen, één voor producenten, één voor de detailhandel en één voor de horeca. Vanuit een oogpunt van ketenverantwoordelijkheid, transparantie en duidelijkheid voor de burger, het bedrijfsleven en de overheden (eenduidig aanspreekpunt) is dit niet wenselijk. Ik heb een sterke voorkeur voor één totaalakkoord met de alcoholbranche over een nieuwe code (inclusief gedragsregels voor de horeca en de detailhandel), een plan van resultaat met betrekking tot de inwerkingtreding en naleving van de nieuwe Drank- en Horecawet en een overzicht van de bijdragen die de branche ingevolge het debat in de Tweede Kamer gaat leveren aan de bestrijding van de alcoholproblematiek in ons land. Voor het plan van resultaat en het overzicht van de bijdragen heeft de branche nog geen voorstellen ontwikkeld. Er is thans onvoldoende duidelijkheid over het draagvlak op bestuurlijk niveau, de dekkingsgraad en de (interne) sanctionering binnen de alcoholbranche. Actief toezicht (anders dan alleen passief via de Stichting Reclame Code) acht ik belangrijk. Introductie in de zelfregulering van klachtrecht voor de burger past in deze tijd.
3
Sportsponsoring en alcoholreclame bij sportevenementen Het voorstel van de branche houdt geen aanscherping van de vigerende bepalingen in. Nu en in het voorstel wordt bepaald dat reclame niet gevoerd mag worden op individuele sporters en sportploegen, noch op vervoermiddelen die bij snelheidssporten worden gehanteerd. Ook wordt in beide codes bepaald dat het verbinden van een merknaam aan een evenement is toegestaan. De vigerende bepaling dat de horeca verantwoord gebruik bij sportevenementen zal bevorderen, is niet meer opgenomen in de nieuwe Gedragsregels horeca. Het voorstel van de branche bevat geen nieuwe voorstellen om tegen te gaan dat er in een reclame-uiting een verband wordt gelegd tussen alcohol en sport. De voorgestelde bepaling is zelfs soepeler dan de vigerende bepaling. Nu staat er: Reclame-uitingen mogen geen enkel verband leggen tussen drinken en het beoefenen van een sport die lichamelijke inspanning vereist. De voorgestelde bepaling zegt: Commerciële communicatie mag niet suggereren dat de consumptie van alcoholhoudende drank de sportprestatie positief beïnvloedt. Er mag dus een relatie gelegd worden, als maar niet gesuggereerd wordt dat drinken goed is voor de prestatie. Sponsoring van en reclame bij jongeren- en muziekevenementen, radio- en televisieprogramma’s en popmuziekprogramma’s voor jongeren De voorstellen van de branche m.b.t. de commerciële communicatie met minderjarigen houden zeker geen aanscherping in, eerder een versoepeling. Thans bepaalt artikel 13: Reclame-uitingen mogen niet speciaal zijn gericht op minderjarigen. In het nieuwe voorstel staat in twee artikelen een verbod zich te richten op minderjarigen of doelgroepen die voor meer dan 50% (!) bestaan uit minderjarigen. Artikel 14 houdt een algemeen reclameverbod in voor alle media en evenementen, artikel 15 heeft betrekking op radio en televisie. Voor jongerenmuziekzenders, zoals Radio 538, TMF en MTV, is een aparte bepaling opgenomen. Op die zenders mag tussen 21.00 uur en 06.00 uur reclame voor alcohol gemaakt worden. Bepaling «Televisie zonder grenzen» De bepaling uit de EU-richtlijn dat geen verband mag worden gesuggereerd tussen drinken en sociaal of seksueel succes is in het voorstel vrijwel identiek aan die in de vigerende code. Er zijn derhalve geen voorstellen gedaan tot aanscherping van deze bepaling. Alcopops In het branche-voorstel zijn, wellicht mede naar aanleiding van mijn kritiek terzake, nieuwe regels opgenomen over de marketing van alcopops (alcoholische limonade). Zo bevat het nieuwe artikel 4 de bepaling: De merknaam, soortnaam en de verpakking van een alcoholhoudende drank mogen niet de indruk wekken dat er sprake is van frisdrank, limonade of andere niet-alcoholhoudende drank. Artikel 17 bepaalt: Commerciële communicatie mag geen gebruik maken van illustraties, cartoons, symbolen of idolen die in het bijzonder bedoeld zijn om een minderjarige te bereiken.
4
Proeverijen in de winkel De huidige code bevat een verbod op proeverijen in winkel/slijterij. Volgens de toelichting geldt dit verbod ook na sluitingstijd. In het branche-voorstel komt in de nieuwe Gedragsregels detailhandel slechts een verbod op proeverijen tijdens openingstijden. De voorgestelde bepaling gaat dus minder ver dan de vigerende bepaling. Gedragsadvies horeca Zoals reeds hiervoor vermeld heeft de branche niet voorgesteld te komen met één nieuwe Code voor Alcoholhoudende Dranken, maar is men gekomen met een voorstel voor drie nieuwe regelingen (één voor de producenten, één voor de horeca en één voor de detailhandel). Mijn standpunt hierover heb ik reeds verwoord bij mijn algemene kritiek. Happy hours Thans staan in de Code voor Alcoholhoudende Dranken enkele bepalingen over verkoopbevorderende activiteiten. Deze bepalingen gelden voor de hele branche (producenten, horeca, detailhandel). Eén van die bepalingen verbiedt het voor minder dan de helft van de gangbare prijs aanbieden van alcoholhoudende dranken. In het branche-voorstel staan min of meer dezelfde bepalingen over verkoopbevorderende activiteiten. Het verschil is echter dat de bepalingen over het maken van reclame voor happy hours staan in de nieuwe Code voor Commerciële Communicatie en de bepalingen over het houden van het happy hour in de Gedragsregels horeca. Voor beide regelingen geldt een ander klachtrecht. Dit is voor het publiek nodeloos ingewikkeld. Tot zover het overzicht van mijn standpunt op hoofdlijnen met betrekking tot een nieuwe code. Ondanks het hiervoor beschreven moeizame verloop van het proces heb ik er in beginsel nog steeds vertrouwen in, zij het dat dit tanende is, dat de alcoholbranche binnenkort wél een adequaat voorstel zal doen dat tegemoet komt aan de uitgangspunten en voorwaarden van de regering en bovendien overeenstemt met de uitkomsten van de openbare behandeling van de wijziging van de Drank- en Horecawet door de Tweede Kamer. Als de branche binnenkort met zo’n voorstel komt, dan zal dat na overleg op ambtelijk niveau te gelegener tijd kunnen resulteren in bestuurlijk overleg met de sector over de nieuwe zelfreguleringscode en over de andere bijdragen van de branche aan de bestrijding van alcoholmisbruik en de preventie van alcoholproblemen in ons land. Daarbij wil ik ten slotte opmerken dat naar mijn mening de samenleving het meest gediend is met een door branche en overheid gedragen beleid ter bestrijding van deze problematiek. Nadien zal ik de Staten-Generaal over de uitkomsten daarvan gaarne berichten. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers
5