Competentieprofiel onderwijsassistent voor de periode 2012-2015
De volgende competentie domeinen zijn beschreven:
Competentie 1: Competentie 2: Competentie 3: Competentie 4: Competentie 5: Competentie 6: Competentie 7: Competentie 8:
Interpersoonlijk competent in de omgang met leerlingen Orthopedagogisch competent in de omgang met leerlingen Orthodidactisch competent in de omgang met leerlingen Organisatorisch competent Competent in samenwerking met collega’s Competent in samenwerken met de omgeving Competent in reflectie en ontwikkeling Competent in aanpak van de lichamelijke verzorging
N.B. waar ‘hij’ staat, lees ook ‘zij’.
Competentie 1: Interpersoonlijk competent in de omgang met leerlingen Omschrijving van de competentie De onderwijsassistent die interpersoonlijk competent is, weet een goede coöperatieve sfeer tussen zichzelf en de individuele leerling en/of de groep leerlingen te creëren, zodat de activiteiten waarmee de leerlingen bezig zijn optimaal verlopen. Hij werkt vanuit het besef dat zijn eigen persoonlijkheid het belangrijkste gereedschap is voor een goede beroepsuitoefening. Professionele beroepshouding en kwaliteiten beschikt over goede communicatieve eigenschappen; beschikt over goede sociale vaardigheden; heeft een positieve grondhouding in de omgang met leerlingen; accepteert de leerling als persoon met zijn problematiek; kan omgaan met onverwachte situaties; kan improviseren. Bekwaamheidseis De onderwijsassistent is in staat om op adequate wijze leerlingen te begeleiden, zodat de activiteiten waarmee de leerlingen bezig zijn optimaal verlopen. Dit alles geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de leerkracht of het team. Kennis 1. De onderwijsassistent is bekend met de verschillende sociaal‐culturele achtergronden van leerlingen en houdt daar rekening mee. 2. Hij kent aspecten in de communicatie en de omgang die voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie van belang zijn. 3. Hij heeft kennis van de meest voorkomende lichamelijke-, somatische en/of cognitieve beperking en/of gedragsproblemen. Competentieprofiel onderwijsassistenten
4. Hij is op de hoogte van communicatie- en omgangsvormen in relatie tot leerlingen met voorkomende lichamelijke-, somatische en/of cognitieve beperking en/of gedragsproblemen.. Vaardigheden 1. De onderwijsassistent zet verschillende manieren van pedagogisch handelen in tijdens de samenwerking met leerlingen. 2. Hij zet zijn kennis omtrent de lichamelijke-, somatische en/of cognitieve beperking en/of gedragsproblemen bij leerlingen om in adequaat handelen tijdens de begeleiding van leerlingen 3. Hij heeft goede communicatieve vaardigheden. 4. Hij geeft en ontvangt feedbacken kan daarmee omgaan. 5. Hij beoordeelt het effect van eigen gedrag in de samenwerking met de leerlingen en stelt dit zonodig bij.
Indicatoren 1. De onderwijsassistent neemt de behoefte aan begeleiding van leerlingen waar. 2. Hij luistert naar de leerlingen en hij reageert positief op hen. Hij stimuleert gewenst gedrag en spreekt hen aan op ongewenst gedrag of, indien mogelijk en wenselijk, negeert ongewenst gedrag. Hij laat de leerlingen in hun waarde. (Competentie, Relatie) 3. Hij houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met de mogelijkheden en behoeften van de leerlingen. (Relatie) 4. Hij vertoont voorspelbaar gedrag. 5. Hij is qua gedrag en communicatie een voorbeeld voor de leerlingen.
Competentieprofiel onderwijsassistenten
Competentie 2: Orthopedagogisch competent in de omgang met leerlingen Omschrijving van de competentie De onderwijsassistent die orthopedagogisch competent is in de omgang met leerlingen doet recht aan de pedagogische basisbehoeften van de leerlingen binnen het raamwerk van het pedagogisch plan zoals dit samen met de leerkracht/het team in het handelingsplan is opgesteld. Professionele beroepshouding en kwaliteiten beschikt over communicatieve eigenschappen; kan omgaan met onverwachte situaties; beschikt over goede sociale vaardigheden; heeft een positieve grondhouding in de omgang met leerlingen; beschikt over organisatorische vaardigheden; accepteert de leerling als persoon met zijn problematiek; is in staat leerlingen nieuwsgierig en betrokken te maken/te prikkelen. Bekwaamheidseis De onderwijsassistent is in staat om op adequate wijze leerlingen te begeleiden in hun sociaal functioneren op basis van het pedagogische plan van de leerkracht en het beeld dat de leerkracht en de onderwijsassistent hebben van de leerling of groep leerlingen. Hij zorgt mede voor een goede werksfeer, waarin de leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen. Kennis 1. De onderwijsassistent kent factoren in de communicatie en de omgang die kunnen leiden tot verstoring en versterkingvan het pedagogische klimaat. 2. Hij is bekend met het verloop van de sociaal‐emotionele en morele ontwikkeling van de leerlingen, met de problemen die zich daarbij kunnen voordoen wanneer er sprake is van een lichamelijke-, somatische en/of cognitieve beperking en/of gedragsproblemen. Hij weet hoe hij daarmee om kan gaan. Hij heeft vaktechnische kennis van orthodopedagogische toepassingen. 3. Hij kent de inhoud van het handelingsplan van de leerlingen waarmee hij werkt. Vaardigheden 1. Hij levert een bijdrage op het gebied van veiligheid en hygiëne. 2. Hij assisteert bij het samenwerken van leerlingen, het groepswerk en het werken in hoeken en draagt waar nodig oplossingen aan. 3. Hij stimuleert tot integer en respectvol gedrag van leerlingen met betrekking tot zichzelf en anderen. 4. Hij geeft positieve en constructieve feedback aan leerlingen. 5. Hij helpt leerlingen om te gaan met eigen handelen. 6. Hij ondersteunt leerlingen bij het verkrijgen van sociale vaardigheden. 7. Hij begeleidt leerlingen in de gaten tijdens de les, pauzes, spel en ‐indien van toepassing‐ vervoer en corrigeert zonodig gedrag. 8. Hij interpreteert de behoefte van leerlingen eventueel met behulp van de leerkracht. 9. Hij levert een bijdrage aan de observatie van leerlingen en rapporteert hierover aan de leerkracht. Indicatoren 1. De onderwijsassistent ziet hoe de leerlingen met elkaar omgaan en wat dat voor gevolgen heeft voor het welbevinden van (individuele) leerlingen. (Relatie) 2. Hij waardeert de inbreng van de leerlingen, is nieuwsgierig naar hun ideeën en complimenteert hen regelmatig. (Competentie, Autonomie, Relatie) 3. Hij laat leerlingen binnen hun eigen mogelijkheden zelfstandig werken en samenwerken. (Autonomie) Competentieprofiel onderwijsassistenten
4. Hij observeert leerlingen op specifieke punten en wordt hierin aangestuurd door de leerkracht. 5. Hij draagt bij aan de beeldvorming ten aanzien van de individuele leerlingen en groepen leerlingen.
Competentieprofiel onderwijsassistenten
Competentie 3: Orthodidactisch competent in de omgang met leerlingen Omschrijving van de competentie De onderwijsassistent die orthodidactisch compentent is in de omgang met leerlingen werkt vanuit het besef dat het leren vanuit de leerling plaatsvindt en dat het zijn rol is de leerling te stimuleren om zelfstandig te werken. De onderwijsassistent zal zowel sturing geven aan leerlingen als het noodzakelijk is, als ruimte bieden waar dat mogelijk is, binnen de onderwijsvisie/het beleid van de school. Professionele beroepshouding en kwaliteiten beschikt over een positief stimulerende grondhouding; denkt actief mee en is een betrokken lid van het multidisciplinair team. Bekwaamheidseis De onderwijsassistent is in staat om op adequate wijze onderdelen van een didactisch handelingsplan onder begeleiding van de leerkracht uit te voeren. Kennis 1. Hij is vertrouwd met hoe kinderen met een lichamelijke-, somatische en/of cognitieve beperking en/of gedragsproblemen leren, wat hun leerbehoeften zijn en hij weet hoe hij daar mee om kan gaan. 2. Hij kent de observatie instrumenten die binnen de school gebruikt worden. 3. Hij kent de didactische hulpmiddelen en materialen die in de klas worden gebruikt ter ondersteuning van het leerproces. 4. Hij heeft vaktechnische kennis van orthodidactische toepassingen. Vaardigheden 1. De onderwijsassistent volgt de ontwikkeling van leerlingen met behulp van observatie instrumenten die daarvoor binnen de school gebruikt worden. 2. Hij begeleidt leerlingen met een aparte leertaak en registreert het ontwikkelings‐ en leerproces. 3. Hij helpt bij de uitvoering van handelingsplannen voor de leerlingen. 4. Hij maak gebruik van de juiste beschikbare didactische hulpmiddelen en materialen. 5. Hij doet enthousiast en geïnspireerd voor, legt uit en ondersteunt leerlingen die van de leerkracht instructie hebben ontvangen. 6. Hij signaleert ondersteuningsbehoefte bij leerlingen en anticipeert daarop. 7. Hij houdt zich op de hoogte van de vorderingen van leerlingen en rapporteert daarover. Indicatoren 1. De onderwijsassistent maakt demonstreert en/of legt de opdrachten, oefeningen en toetsen waar de leerlingen mee te maken krijgen duidelijk uit. 2. Hij maakt de leerlingen betrokken door duidelijk uit te leggen welke leerdoelen hij met welke leeractiviteiten nastreeft. (Engagement) 3. Hij kiest de juiste leermiddelen bij de gestelde doelen in het handelingsplan, onder supervisie van de leerkracht. 4. Hij helpt leerlingen positieve leerervaringen op te doen door effectieve instructie en opbouwend commentaar op het werk van de leerlingen en op de manier waarop zij werken te geven. Hij brengt de leerkracht op de hoogte van de vorderingen van de leerlingen. (Competentie)
Competentieprofiel onderwijsassistenten
Competentie 4: Organisatorisch competent Omschrijving van de competentie De onderwijsassistent die organisatorisch competent is, creëert mede een ordelijke en overzichtelijke leeromgeving, die afgestemd is op kinderen met lichamelijke-, somatische en/of cognitieve beperking en/of gedragsproblemen. Professionele beroepshouding en kwaliteiten
kan prioriteiten stellen kan omgaan met tijdsdruk kan improviseren bewaakt de eigen tijdsbesteding
Bekwaamheidseis De onderwijsassistent is in staat om op adequate wijze bij te dragen aan een ordelijk en goed verloop van activiteiten en een ordelijke en overzichtelijke leeromgeving. Dit alles binnen het organisatorisch kader dat daarvoor door de leerkracht of het team wordt gegeven. Kennis 1. De onderwijsassistent is bekend met die aspecten van klassenmanagement die voor deze doelgroep relevant zijn: voorspelbaarheid in ruimte, materialen, tijd, organisatie en activiteiten. 2. Hij kent zijn taakstelling en de daarbij horende verantwoordelijkheden. 3. Hij kent de afspraken en regels die in de klas gelden. Vaardigheden 1. De onderwijsassistent zorgt ervoor dat leerlingen voldoende houvast hebben bij de uitvoering van leeractiviteiten. 2. Hij richt het leslokaal in en ruimt na afloop van de lessen op. 3. Hij ondersteunt bij de organisatie van schoolactiviteiten. 4. Hij brengt waar nodig structuur aan in materiaal, inrichting van de werkruimte, werkwijze en tijd. Bij dit alles wordt zorgvuldigheid in acht genomen. 5. Hij levert een bijdrage aan de dagelijkse gang van zaken, signaleert knelpunten. 6. Hij houdt toezicht. 7. Hij organiseert mede een prettig leef‐ en werkklimaat. 8. Hij werkt zorgvuldig, volgt protocollen en afspraken Indicatoren 1. De onderwijsassistent houdt leerlingen aan de regels en afspraken die in de klas gelden en hanteert deze op consequente wijze. (Autonomie) 2. Hij assisteert de leerkracht bij de voorbereiding en afronding van zijn werk. 3. Hij werkt samen met de leerkracht aan een duidelijk opbergsysteem voor de benodigde materialen en leermiddelen en draagt zorg voor de aanwezigheid van voldoende leermiddelen. 4. Hij zorgt ervoor dat het werk in het onderwijsleerproces ongestoord door kan gaan. 5. Hij zorgt ervoor dat de instructie voor alle leerlingen goed zichtbaar is. 6. Hij helpt leerlingen leren door overgangsmomenten tussen activiteiten duidelijk aan te geven. In onverwachte situaties improviseert hij op een professionele manier en stelt daarbij duidelijke prioriteiten in het belang van de leerling. (Relatie) 7. Hij beperkt de werkdruk door een goede planning van de niet lesgebonden taken.
Competentieprofiel onderwijsassistenten
Competentie 5: competent in samenwerking met collega’s Omschrijving van de competentie De onderwijsassistent die competent is in samenwerking met collega’s is in staat een goede en constructieve samenwerkingsrelatie aan te gaan door in zijn taken voortdurend besef te hebben van zijn eigen verantwoordelijkheden, afgestemd op die van de leerkracht. Professionele beroepshouding en kwaliteiten beschikt over goede communicatieve eigenschappen; kan samenwerken en staat open voor andere visies en meningen; hij onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in samenwerking met collega’s. Bekwaamheidseis De onderwijsassistent die competent is in het samenwerking met collega’s is bij het uitvoeren van zijn taken voortdurend gericht op afstemming van zijn verantwoordelijkheden met de leerkracht en/of het team waarmee hij samenwerkt. Kennis 1. De onderwijsassistent is op praktisch niveau bekend met methodieken voor samenwerking en intervisie. 2. Hij is op de hoogte van de wijze waarop hij zijn verantwoordelijkheden in het onderwijsleerproces op toegankelijke wijze kan overdragen aan de leerkracht. Vaardigheden 1. De onderwijsassistent gaat werkrelaties aan met leerkracht en team. 2. Hij gaat op een constructieve manier om met mensen met verschillende opvattingen, overtuigingen en andere culturele achtergronden. 3. Hij stelt zich open voor adviezen van de leerkracht en geeft ook zelf adviezen als dat aan de orde is en binnen zijn verantwoordelijkheidsbereik ligt. 4. Hij neemt deel aan teamvergaderingen. 5. Hij vraagt en geeft hulp aan collega’s. 6. Hij informeert zich goed over de leerlingen en de onderwerpen die aan de orde zijn. 7. Hij onderzoekt eigen opvattingen en handelswijzen kritisch in gesprek met leerkrachten. 8. Hij vertaalt uit te voeren taken in concreet handelen. 9. Hij rapporteert over de uitgevoerde taken. Indicatoren 1. De onderwijsassistent werkt nauw samen met de leerkracht en het team door zijn verantwoordelijkheden in het onderwijsleerproces steeds af te stemmen. 2. Hij heeft een voor de leerkracht gemakkelijk toegankelijke administratie en ondersteunt de leerkracht bij de registratie van de leerling gegevens. 3. Hij spreekt leerkrachten aan en is ook zelf aanspreekbaar, als het gaat om het vragen of geven van hulp bij het werk. 4. Hij houdt rekening met de leerkracht en met de belangen van de school.
Competentieprofiel onderwijsassistenten
Competentie 6: Competent in samenwerking met de omgeving Omschrijving van de competentie Een onderwijsassistent die competent is in samenwerking met de omgeving gaat een goede en constructieve samenwerkingsrelatie aan met betrokkenen buiten de school. Professionele beroepshouding en kwaliteiten beschikt over goede communicatieve eigenschappen; kan samenwerken en staat open voor andere visies en meningen; vertegenwoordigt zijn school op representatieve wijze. Bekwaamheidseis De onderwijsassistent is in staat om op adequate wijze te communiceren met betrokkenen buiten de school binnen de reikwijdte van de eigen taakstelling. Kennis 1. De onderwijsassistent is bekend met de leefwereld van ouders of verzorgers en met de culturele achtergronden van de leerlingen. 2. Hij kent de grenzen van zijn eigen verantwoordelijkheden. Vaardigheden 1. De onderwijsassistent werkt samen met anderen buiten de school. 2. Hij gaat op een professionele manier om met ouders/verzorgers door voor diepergaand contact door te verwijzen naar de verantwoordelijke leerkracht. 3. Hij gaat op een constructieve manier om met mensen met verschillende opvattingen, overtuigingen en andere culturele achtergronden. 4. Hij heeft oog voor de belangen van zijn eigen instelling. 5. Hij staat een betrokkene buiten de school professioneel te woord, dit binnen de eigen verantwoordelijkheidssfeer. 6. Hij verwijst een betrokkene buiten de school door naar de juiste collega’s. 7. Hij bewaakt de grenzen van zijn eigen competenties en communicatie. Indicatoren 1. De onderwijsassistent laat zich informeren over opvattingen en bevindingen van de ouders en andere belanghebbenden over de ontwikkeling van de leerling. 2. Hij stelt zich op de hoogte van voor hem van belang zijnde vormen van overleg die buiten de school hebben plaatsgevonden. 3. Hij deelt relevante informatie betreffende leerlingen met de leerkracht die voor deze leerling verantwoordelijk is. 4. De onderwijsassistent vertegenwoordigt de school op een positieve manier naar mensen en instellingen buiten de school.
Competentieprofiel onderwijsassistenten
Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling Omschrijving van de competentie De onderwijsassistent die competent is in reflectie en ontwikkeling heeft een adequaat beeld van het eigen professionele handelen. Professionele beroepshouding en kwaliteiten staat open voor reflectie, feedback van derden en verandering; onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling. Bekwaamheidseis De onderwijsassistent is in staat om op adequate wijze te reflecteren op zijn handelen en zijn professionele bekwaamheid verder te ontwikkelen. Kennis 1. De onderwijsassistent heeft voldoende zelfkennis om in relatie met anderen zijn eigen gedrag te begrijpen en te analyseren. 2. Hij heeft kennis van de ontwikkelingen binnen zijn beroep die relevant zijn voor het onderwijs binnen de groep. Vaardigheden 1. De onderwijsassistent staat open voor kritiek. 2. Hij durft zich kwetsbaar op te stellen. 3. Hij onderzoekt zijn en evalueert het eigen professionele handelen kritisch. 4. Hij analyseert zelfstandig, maar ook samen met de leerkracht, wat zijn zwakke en sterke punten zijn. 5. Hij vertaalt zijn zwakke en sterke punten in een persoonlijk ontwikkelingsplan. 6. Hij voert de actiepunten uit het persoonlijk ontwikkelingsplan uit. 7. Hij houdt de voor zijn beroep vereiste bekwaamheden op peil en breidt deze zonodig uit. Indicatoren 1. De onderwijsassistent brengt zijn beroepsopvatting en werkhouding in verband met de visie van de groep en het daarop afgestemde beleid van de school. 2. Hij kijkt kritisch naar zijn werk en gebruikt evaluatie, reflectie en feedback van anderen om zich verder te ontwikkelen. 3. Hij benoemt zijn sterke en zwakke punten, formuleert leerdoelen en werkt daar planmatig aan. Hij maakt daarbij gebruik van de kaders en structuren die de school biedt (bijvoorbeeld competentiemanagement, persoonlijk ontwikkelingsplan, bekwaamheidsdossier, functionerings‐ en beoordelingsgesprekken). 4. Hij neemt deel aan professionaliseringsactiviteiten.
Competentieprofiel onderwijsassistenten
Competentie 8: Competent in aanpak van de lichamelijke verzorging Omschrijving van de competentie De onderwijsassistent die competent is in de aanpak m.b.t. de lichamelijke verzorging, weet op een verantwoorde manier de leerling te verzorgen en indien nodig de medicatie toe te dien. Ook weet de onderwijsassistent hierin zorgvuldig te handelen. Professionele beroepshouding en kwaliteiten Werkt nauwkeurig Houdt zich aan de gestelde protollen Houdt zich aan protocollen m.b.t. medicatie toediening Bekwaamheidseis De onderwijsassistent heeft scholing gehad m.b.t. het toedienen van de medicatie. De onderwijsassistent staat open voor mogelijke autorisatie van een verpleegkundige handeling. Hij weet dan ook zorgvuldig te handelen. Kennis Heeft inzicht in het verzorgen en begeleiden van leerlingen. Hij is bekend met de hygiëne, voeding en gezondheid (medicatie) van kinderen.
Vaardigheden 1. De onderwijsassistent levert een bijdrage op het gebied van veiligheid en hygiëne. 2. Hij werkt zorgvuldig volgens afgesproken protocollen. 3. De onderwijsassistent weet op een aansluitende manier de leerlingen de nodige ADL doelen aan te leren. 4. De onderwijsassistent is op de hoogte van verschillende soorten medicatie welke de leerling nodig heeft. Indicatoren 1. De onderwijsassistent houdt de notatie m.b.t. medicatie van de leerlinge up-to-date. 2. Hij volgt het gehele protocol van medicatie toedienen, en werkt hier zorgvuldig mee. 3. Hij verricht de verpleegkundige handeling waarvoor hij geautoriseerd is op zorgvuldige wijze. 4. Hij verzorgt en begeleidt leerlingen bij het eten en drinken. 5. Hij verzorgt en begeleid de leerling bij de toiletgang. 6. Hij begeleidt de leerling naar het zwemonderwijs, bewegingsonderwijs en geeft daar de juiste ondersteuning.
Competentieprofiel onderwijsassistenten