Geneeskundige en Gezondheidsdienst
JOGG Noordwest JOGG Noordwest is een wijkaanpak voor de bevordering van een gezond gewicht bij kinderen van de Gemeente Utrecht, in samenwerking met Portes, Aveant, Agis Zorgverzekeringen, Albron, Albert Heijn en Douwe Egberts Nederland bv.
www.utrecht.nl/gezondgewicht
Community diagnose JOGG Noordwest Een inventarisatie van de wijk Noordwest
1
2
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Colofon
uitgave Unit Epidemiologie en Informatie GG&GD Gemeente Utrecht Postbus 2423 3500 GK Utrecht 030 286 3333
[email protected] in opdracht van Afdeling Gezondheidsbevordering en Epidemiologie GG&GD Gemeente Utrecht internet www.onderzoek.utrecht.nl rapportage Jurriaan Oosterman, Yke Eykemans, Hanneke Schreurs, Monique Apperlo, Erik van Ameijden informatie Jurriaan Oosterman (030) 286 3275 foto omslag Bert Spiertz drukwerk
bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Bestuursinformatie, gemeente Utrecht
Mei 2011
3
Samenvatting In de Utrechtse wijk Noordwest heeft 28% van de 4- tot 15-jarigen overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht). Dit percentage ligt aanzienlijk hoger dan het stadsgemiddelde van 17%. Om een gezond gewicht te bevorderen bij de jeugd is halverwege 2010 het project Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) in de wijk Noordwest gestart. Het project wordt deels gebaseerd op het succesvolle programma Gezond Gewicht Overvecht, maar bevat ook vernieuwende elementen, zoals de samenwerking met private partners en het toepassen van sociale marketing. Het doel is gezond eten en bewegen aantrekkelijk te maken. Inzicht in de wijk en haar bewoners is van belang, om bij de behoeftes van de doelgroep aan te kunnen sluiten. Daarnaast biedt dit handvaten voor de opzet, uitvoering en evalueren van de activiteiten van JOGG Noordwest. Met een community diagnose is de wijk in kaart gebracht. Voortbouwend op dit onderzoek wordt er een verdiepend onderzoek gedaan naar de leefstijlgewoontes van de bewoners in Noordwest. De resultaten hiervan worden ook gebruikt voor JOGG. De community diagnose is gebaseerd op bestaande kwantitatieve databronnen, literatuur en interviews met intermediairs uit zowel de publieke als de private sector. De volgende onderwerpen komen aan bod: sociale marketing, de sociale en fysieke kenmerken van de wijk, de oorzaken van een ongezond leefstijl en overgewicht,, doelgroep en wijze van benadering, kansen voor JOGG en de.verwachtingen, taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
Sociale marketing als methodiek in Noordwest Binnen JOGG Noordwest is er naast (gezondheids)educatie (bijvoorbeeld ouderbijeenkomsten) en beleidsvorming (bijvoorbeeld het fruitbeleid) ook speciale aandacht voor sociale marketing. Dit onderwerp is nieuw binnen de gezondheidsbevordering en daarom is er in deze community diagnose aandacht aan besteed. Met sociale marketing wordt door het gebruik van een systematische analyse van de doelgroep, een gestructureerd planningsproces en het toepassen van marketingprincipes en – technieken, positieve maatschappelijke of sociale veranderingen beoogd, in dit geval het terugdringen en voorkomen van overgewicht en het bevorderen van een gezonde leefstijl. Aansluiten bij de wensen, belangen en behoeften van de doelgroep met een heldere, positieve boodschap staat centraal. Deze boodschap kan impliciet zijn: een schooldag met (gezonde) bewegings- en voedingsactiviteiten. Of expliciet: een radioboodschap of poster met de boodschap 'eet iedere dag fruit’. De ‘traditionele’ gezondheidsbevordering is voor een belangrijk deel gericht op kennisoverdracht, om zo gedrag te beïnvloeden. De (voorlichtings)activiteiten zijn meestal gericht op wat goed en niet goed is, gezond of niet gezond. Doelgroepsegmentatie op basis van sociale en gedragskenmerken en omgevingskenmerken, neemt hier een belangrijke plaats in. Bij sociale marketing wordt er gewerkt vanuit de marketingmix, de vier P's: Product, Prijs, Plaats en Promotie. Het nieuwe gedrag wordt aantrekkelijk gemaakt vanuit het eigen (korte termijn) belang van de bewoners. Zo wordt bijvoorbeeld geprobeerd om waar mogelijk een oplossing te bieden voor een probleem van de doelgroep (bijvoorbeeld dat fruit en groenten duur zijn). Belangrijke emoties van ouders kunnen aanknopingspunten zijn, bijvoorbeeld een goede moeder zijn. Het is van belang om reke-
4
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
ning te houden met concurrerend gedrag, bijvoorbeeld de bus nemen, in plaats van de fiets, maar ook tijd voor jezelf hebben als je kind computerspelletjes doet.
Sociale en fysieke kenmerken Noordwest In Noordwest wonen ruim 40.000 Utrechters en bestaat uit vier subwijken; Pijlsweerd, Ondiep, 2e Daalsebuurt en Zuilen, met uiteenlopend van ± 5.000 tot 12.000 inwoners. Gemiddeld is een derde van de inwoners van allochtone afkomst. In Noordwest wonen relatief veel mensen met een lage sociaal economische status (SES): 40% van de wijkbewoners heeft een laag opleidingsniveau. De wijk wordt gekenmerkt als aandachtswijk. De subwijken Ondiep, 2e Daalsebuurt, Zuilen-noord en -oost vallen onder het krachtwijkenbeleid. Iedere subwijk herbergt buurten met een eigen populatieopbouw, sfeer en type woningbouw. De levensinstelling van het merendeel van de inwoners in Noordwest wordt gekenmerkt als 'actieve individualist', 'gehaaste middenklasser' of 'buurtgeoriënteerde'. De wijk kent volksbuurten met families die daar al generaties lang wonen. Inwoners uit Noordwest zijn in het verleden relatief vaak benaderd door verschillende (overheids)organisaties, met name gericht op huisvesting en (her)opvoeding van gezinnen. Hierdoor staan sommige inwoners minder open voor benadering door (overheids)organisaties. Momenteel worden er grote herstructurerings- en nieuwbouwprojecten uitgevoerd. Inwoners van de wijk Noordwest geven relatief vaak aan ontevreden te zijn over hun leefomgeving en er bestaat behoefte aan meer groen en parken. Bewoners ervaren een lage buurtcohesie en het gevoel van onveiligheid is de afgelopen jaren toegenomen. Echter, in Ondiep, 2e Daalsebuurt beoordelen relatief veel bewoners de subwijk juist als veilig en sociaal. Uit de interviews voor deze community diagnose bleek dat kinderen in deze buurten elkaar activeren om buiten te spelen.
Gezondheid in Noordwest: overgewicht en leefstijl Een op de vijf inwoners van Noordwest rapporteert een matig tot slechte ervaren gezondheid. In subwijken en op buurtniveau komen specifieke (gezondheids)problemen relatief vaak voor, zoals chronische aandoeningen, eenzaamheid, overmatig alcoholgebruik, roken en relatief veel contact met de eerste- en tweedelijnszorg. Overgewicht Ruim vier van de tien (43%) volwassenen in Noordwest heeft overgewicht (inclusief obesitas). Bij 1 op de 8 (12%) is sprake van obesitas. Van de kinderen in Noordwest heeft 28% overgewicht (inclusief obesitas). Bij 9% van de kinderen is sprake van obesitas. Overgewicht komt sterk verhoogd (tot 30%) voor bij autochtone en allochtone kinderen uit gezinnen met een laqe of midden sociaal-economische status (SES). Met name veel Turkse kinderen (41%) hebben overgewicht. Leefstijl De belangrijkste oorzaken van overgewicht zijn ongunstige eet- en beweeggewoontes. Voor kinderen in Noordwest is er op het gebied van leefstijl nog veel winst te behalen: zoals dagelijks ontbijten, het beperken van het drinken van zoete (fris)dranken, dagelijks bewegen (binnen of buiten spelen), het lid zijn van een sportclub, en het beperken van televisie kijken. Dit geldt vooral voor kinderen uit gezinnen met een lage SES en Marokkaanse en Turkse kinderen. Ruim eenderde van deze kinderen ontbijt niet dagelijks en ruim de helft kijkt langer dan twee uur per dag televisie. Op het gebied van beweging zijn er relatief grote verschillen gevonden tussen allochtone jongens en meisjes; Marokkaanse jongens
5
bewegen meer en meer Turkse en Marokkaanse jongens zijn lid van een sportclub dan Turkse en Marokkaanse meisjes. Achtergronden / oorzaken ongezonde leefstijl leefstijl Intermediairs en inwoners uit de wijk hebben in gesprekken verschillende oorzaken voor een ongezonde leefstijl en overgewicht aangegeven. De belangrijkste zijn ongezond eetgedrag is een gewoonte geworden, ongezonde verleidingen thuis (taart, snoep, koekjes, chips), bij vrienden, of in de buurt (snackbar, ijskraam) en kiezen voor gemak (bijvoorbeeld, kant en klare maaltijden). Ook vinden sommige ouders het moeilijk om bij hun kinderen regels te stellen over eetgedrag. Ten slotte volgt er nog een oorzaak. Niet iedereen is in staat de kennis over een gezonde leefstijl te vertalen naar concrete acties in de eigen situatie. Sommige inwoners van Noordwest hebben – naast overgewicht – andere problemen die zij als acuter ervaren dan overgewicht: (chronische) gezondheidsproblemen, financiële problemen, de zorgen over de sloop van woningen, spanning en stress, en de wens tot verbetering van de eigen leefomgeving. Deze opeenstapeling van problemen maakt het voor mensen vaak moeilijk om aan een gezonde leefstijl te werken.
Doelgroep en wijze van benadering Intermediairs zijn het er over eens dat 0- tot 12-jarigen de primaire doelgroep van JOGG Noordwest vormen. Jonge kinderen zijn nog 'kneedbaar' en er kan het beste zo vroeg mogelijk begonnen worden met het aanleren van (gezonde) gewoontes. Systeemgericht denken (het betrekken van het hele gezin, inclusief bijvoorbeeld grootouders) is nodig. De (groot)ouders van het kind bepalen immers mede de beweeg- en eetgewoontes van het kind. Jongeren uit het voortgezet onderwijs vormen een lastig te bereiken doelgroep en vragen om een eigen benaderingswijze. Intermediairs geven aan dat er in een aantal buurten in Zuilen-noord en -oost en Ondiep 2e Daalsebuurt, vrij gesloten gemeenschappen van allochtone en autochtone bewoners bestaan. Deze groepen vragen volgens de intermediairs om een open dialoog, zonder overspoeld te worden met informatie en ongevraagde adviezen. Het is verder de uitdaging om activiteiten te vinden die niet als betuttelend worden ervaren en die het gewenste resultaat opleveren met name voor de autochtone doelgroep. Intermediairs geven aan dat de verschillende doelgroepen binnen JOGG Noordwest ieder een eigen benadering nodig hebben: •
Voor ouders is participatie (meedoen, meedenken en meebeslissen) in activiteiten belangrijk, om ze het gevoel te geven dat ze grip hebben op hun eigen leefstijl en ze bewust te maken van hun rol in het aanleren van een gezonde leefstijl bij hun kind. Om dit te bereiken is het verwijzen van ouders naar activiteiten door sleutelfiguren of rolmodellen en opvoedingsondersteuning nodig.
•
Voor kinderen (4- tot 12-jarigen) geldt vooral een positieve boodschap en leuke activiteiten. Kinderen leren op deze manier gezond gedrag aan als iets vanzelfsprekends en niet als iets geforceerds. Aandachtspunten hierin zijn: het aanleren van sociale vaardigheden met betrekking tot voeding, bewegen en gezondheid in het algemeen.
•
Bij jongeren uit het voortgezet onderwijs speelt de vertrouwensrelatie met de begeleider van een activiteit een belangrijke rol. Jongerenwerkers kunnen door middel van 'peer-educatie' als rolmodel voor jongeren dienen en ze motiveren en enthousiasmeren om na te denken over overgewicht en hun leefstijl en hiernaar te handelen.
6
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Passend aanbod In Noordwest gebeurt al veel op het gebied van voeding en beweging. Intermediairs adviseren daarom gebruik te maken van reeds aanwezige netwerken, bestaande activiteiten beter met elkaar te verbinden, te monitoren, en indien nodig het activiteitenaanbod aan te vullen met nieuwe activiteiten. Sleutelwoorden hierin zijn: helder en eenduidig naar buiten treden en een passend aanbod aan activiteiten creëren, waarbij steeds weer dezelfde boodschap uitgedragen wordt.
Verwachtingen, taken en verantwoordelijkheden publieke en private partijen Bij JOGG Noordwest zijn publieke partijen (bijvoorbeeld welzijnsorganisatie Portes, voetbalvereniging DHSC, fietsersbond etc) en private partijen (bijvoorbeeld Albert Heijn, Albron catering, Douwe Egberts bv etc). aangesloten. De private partijen bieden bijvoorbeeld financiële/materiële ondersteuning en/of advisering over marketing. Daarnaast zijn er ook private partijen die – evenals publieke partijen - participeren bij de opzet en uitvoering van activiteiten. Voor sommige private partijen is nog minder duidelijk wat er in de wijk Noordwest allemaal speelt en is de samenwerking met publieke partijen op het gebied van overgewicht, voeding en beweging nog betrekkelijk nieuw. De publieke en private partijen verwachten dat de GG&GD de regie neemt over het project. De GG&GD heeft als doel om met de verschillende partijen samen te investeren in JOGG en een co-creatieve vorm van samenwerking te zoeken. De private partijen lijken zich vooral te richten op de landelijke activiteiten omtrent overgewicht. Het is belangrijk ervoor te waken dat er door verschillende verwachtingen geen misverstanden ontstaan.
Conclusie In JOGG Noordwest wordt een gecombineerde aanpak gebruikt: interventies met toepassingen uit de sociale marketing, maar ook (gezondheids)educatie en beleidsvorming.
Overgewicht en ongunstige leefstijlfactoren vormen in de wijk Noordwest een aanzienlijk probleem. Voor JOGG Noordwest is het van belang aandacht te hebben voor de opeenstapeling van problemen die de bewoners als acuter ervaren dan overgewicht en een ongezonde leefstijl, zoals onvrede over de leefomgeving, financiële problemen, en het ervaren van spanning en stress. De grote heterogeniteit van de verschillende buurten en groepen bewoners vraagt om een doelgroepspecifieke benadering, op basis van hun wensen en behoeftes, en hun culturele, sociale en demografische kenmerken. Er bestaat consensus dat de activiteiten van JOGG een positieve, heldere boodschap moeten hebben, die regelmatig wordt herhaald. Deze boodschap moet voor een belangrijk deel impliciet worden overgebracht: via activiteiten, sleutelfiguren en rolmodellen, door het goede voorbeeld te geven en zo het gezonde gedrag gewoon te maken. Communicatie zou vooral via reeds bestaande en al veelgebruikte kanalen moeten plaatsvinden en daarnaast via alternatieve kanalen zoals via de private partners. Een belangrijke valkuil voor JOGG is dat mensen niet openstaan voor een boodschap over een gezonde leefstijl, doordat zij het gevoel krijgen 'betutteld' te worden. Sociale marketing biedt hiervoor een aanvullende en veelbelovende manier van denken en werken in de gezondheidsbevordering. In Noordwest bestaat al een groot aantal activiteiten op het gebied van voeding en beweging. Er is dan ook weinig behoefte aan nieuw aanbod. Wel kan (de uitvoering van) het bestaande aanbod mogelijk
7
verbeterd worden, waarbij afstemming van het aanbod en de continuïteit ervan belangrijke randvoorwaarden vormen. De publieke en private partijen hebben verschillende verwachtingen en een aantal private partijen heeft nog geen ervaring met een werkwijze als bij JOGG Noordwest. Het is daarom belangrijk voor de organisatie van JOGG Noordwest om in het oog te houden dat de verwachtingen omtrent deze samenwerking uiteen kunnen lopen. Intensivering van de netwerkvorming op dit terrein is nodig voor het bewerkstelligen van concrete samenwerking.
Aanbevelingen •
Neem als GG&GD duidelijk de leiding en voer regie over het project; zorg dat de rollen helder zijn;
•
Neem kinderen van 0 tot 12 jaar en hun (groot)ouders als einddoelgroep en daarnaast eventueel ook jongeren. Zet intermediairs, peer-educatie, rolmodellen en sleutelfiguren in om deze doelgroepen te bereiken;
•
Zet extra in op kinderen/jongeren in de wijk met een Turkse achtergrond. Richt de beweegactivitei-
•
Werk zo veel mogelijk vraaggericht (neem wensen en behoeften van de doelgroep als uitgangspunt)
ten in Pijlsweerd-noord, Zuilen-noord en -oost ook op allochtone meisjes/vrouwen. en betrek publieke en private partijen vanaf het begin bij de opzet en uitvoering. •
Stem activiteiten zoveel mogelijk af op de aanwezige wijkcultuur. Op subwijkniveau en op buurtniveau is er veel culturele diversiteit, specifieke gewoontes en gedragsnormen en bestaat er eventuele weerstand ten aanzien van activiteiten van buitenaf. Ook herbergt iedere subwijk/buurt zijn eigen groenvoorzieningen, speeltuinen, fietspaden, winkels, sportverenigingen.
•
In Noordwest is er relatief veel onvrede over de leefomgeving, is er behoefte aan sociaal culturele activiteiten en aan informatie over het verminderen van spanning en stress. Combineer daarom activiteiten die gericht zijn op (gezonde) voeding en beweging zoveel mogelijk met deze onderwerpen.
•
Overgewicht en een ongezonde leefstijl zijn bij relatief veel mensen met een lage SES in de wijk Noordwest geen prioriteit. Besteed daarom ook aandacht aan andere vormen van gezondheidsproblematiek (o.a. stapelingsproblemen) als je op overgewicht en leefstijl inzet.
•
Breng de vier P’s uit de sociale marketing voor iedere activiteit goed in kaart. Vooral de Prijs is belangrijk: laagdrempelige activiteiten en voor- nadelen op de korte en lange termijn;
•
Maak gebruik van een gecombineerde aanpak: activiteiten waarbij principes uit sociale marketing worden ingezet, educatie/voorlichtingsactiviteiten en beleidsvorming bij partners cq aanpassing van de omgeving (bijvoorbeeld met het fruitbeleid).
•
Zorg voor een helder, positief geluid en houd de boodschap simpel (één logo en één slogan);
•
Besteed aandacht aan het aanbod van opvoedingsondersteuning voor ouders en het veranderen van ongezonde eet- en beweeggewoonten;
•
Sluit met activiteiten zoveel mogelijk aan bij bestaande netwerken en activiteiten. Zorg voor duurzaamheid van de activiteiten (structuur en continuïteit) en monitor de activiteiten.
•
Zet vanaf het begin extra in op het stimuleren van concrete samenwerking tussen de publieke en private partijen. Intensiveer de netwerkvorming en vergroot de betrokkenheid en participatie van de private partijen door op zoek te gaan naar concrete win-win activiteiten, zodat verschillende verwachtingen en belangen van publieke en private partijen overbrugd kunnen worden.
•
8
Tenslotte: zorg vooral dat het beleid niet betuttelend overkomt. Geen wijzende vinger hanteren.
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Inhoudsopgave Samenvatting
4
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
9
Inleiding
11
1
Methodologie
13
2
De wijk Noordwest
15
2.1
Omgevingskenmerken
17
2.2
Gezondheid en Sociale kenmerken
19
2.3
Overgewicht en leefstijl
22
2.4
Overgewicht en leefstijlfactoren volgens intermediairs en bewoners
24
3
Sociale marketing
3.1
Definitie
27
3.2
De ontwikkelingsfase
30
4
Doelgroep en communicatie
4.1
Intermediairs over de doelgroep
31
4.2
Bereik en vindplaatsen
32
4.3
Communicatie
33
5
Huidige activiteiten, mogelijke interventies, taken en verantwoordelijkheden37 verantwoordelijkheden37
5.1
Bestaande activiteiten in Noordwest
37
5.2
Mogelijke interventies en activiteiten JOGG
37
5.3
Valkuilen voor JOGG
40
5.4
Taken en verantwoordelijkheden per partij
42
6
Conclusie Conclusie en aanbevelingen
Bijlagen
27
31
45 49
9
10
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Inleiding Noordwest is een achterstandswijk waar relatief veel mensen met een lage sociaal economische status (SES) wonen. Overgewicht komt er bij de jeugd vaker voor dan gemiddeld in Utrecht. Uit het Jeugd Informatie Systeem (JIS) van de Jeugdgezondheidszorg (schooljaren 2007-2008 tot en met 2009-2010) blijkt dat van de 4 tot en met 15 jarigen in Noordwest 28% overgewicht heeft (inclusief obesitas) tegenover 17% in heel Utrecht. In de zomer (2010) is de wijkaanpak JOGG in Noordwest van start gegaan. JOGG staat voor ‘Jongeren Op Gezond Gewicht’ en bestaat uit een samenwerkingsverband tussen de GG&GD en verschillende partners*. Het hoofddoel van het project is het terugdringen en voorkomen van overgewicht en het bevorderen van een gezonde leefstijl bij de inwoners van Noordwest. Doelstellingen zijn onder andere: meer intersectorale samenwerking rond de thema’s voeding en bewegen, het creëren van draagvlak in de wijk voor JOGG en bewustwording en gedragsverandering bij kinderen en ouders ten aanzien van gezonde voeding en bewegen. Het project JOGG sluit aan bij de GG&GD-aanpak in de wijk Overvecht, het community-project Gezond Gewicht Overvecht (GO), waar het percentage overgewicht in 5 jaar is gedaald van 27% naar 20%. Maar er zijn ook vernieuwende elementen, zoals de samenwerking met private partners en het toepassen van sociale marketing om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstelligen. De subwijken in Noordwest verschillen van elkaar in populatieopbouw. In Pijlsweerd en Zuilen-noord en -oost wonen relatief veel allochtonen, terwijl Ondiep bekend staat als een traditionele volksbuurt met veel geboren en getogen Utrechters. Onder andere deze verschillen vragen om verschillende benaderingswijzen voor interventies. JOGG biedt deze mogelijkheid door vraaggericht te werken: de behoefte van de doelgroep als startpunt te nemen voor het ontwikkelen van een product (interventie). JOGG Noordwest wordt begeleid met onderzoek om resultaten in kaart te brengen en om de kwaliteit van het project te verbeteren. Dit onderzoek start met een community diagnose. Om bij de behoeftes van de doelgroep aan te kunnen sluiten én om JOGG te kunnen evalueren, is inzicht in de wijk en haar bewoners van belang. Wat is de uitgangssituatie? Hierbij kan gedacht worden aan inzicht in de fysieke omgeving, de populatieopbouw, het voorkomen van overgewicht en een ongezonde leefstijl en de houding van inwoners ten aanzien van deze onderwerpen? Ook is het belangrijk om goed op de hoogte te zijn van de bestaande activiteiten op het gebied van (over)gewicht en gezonde (op)voeding en beweging in de wijk, zodat JOGG hierop kan aansluiten. Welke kansen en belemmeringen liggen er voor JOGG Noordwest? Met de resultaten uit dit onderzoek wordt geprobeerd deze vragen te beantwoorden. Voortbouwend op dit onderzoek wordt er een verdiepend onderzoek gedaan naar de leefstijlgewoontes van de bewoners in Noordwest. De resultaten hiervan worden ook gebruikt voor JOGG.
* De expertise die de GG&GD Utrecht in Overvecht en in haar stedelijke programma heeft opgedaan, wordt aangevuld met nieuwe inzichten die uit Frankrijk zijn overgewaaid (de Epode-aanpak, die in Nederland is vertaald in de JOGG-aanpak), waarin naast de samenwerking met publieke partijen (zorg, welzijn, onderwijs) ook de samenwerking met het bedrijfsleven (menskracht, budget en (marketing-) expertise) deel uitmaken.
11
Doelstelling community diagnose Het geven van een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de wijk Noordwest bij aanvang van JOGG Noordwest. Deze beschrijving is in het bijzonder gericht op overgewicht en leefstijl van kinderen, factoren die dit zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden en een analyse van (on)mogelijkheden voor JOGG. Omdat er in JOGG Noordwest veel aandacht is voor de samenwerking met private partners en het gebruik van principes uit de sociale marketing, zijn ook deze specifiek onderwerpen meegenomen in de vraagstellingen. Onderzoeksvragen over Noordwest in het algemeen -
Wat zijn de fysieke en sociale kenmerken van de wijk?
-
Van welke infrastructuur (fysiek en sociaal) maken kinderen in Noordwest gebruik?
Onderzoeksvragen over leefstijl en overgewicht -
Wat zijn de voedings- en beweeggewoontes van kinderen en ouders in Noordwest? (Wat eten
-
Welke (gezondheids)problemen spelen er in wijk, anders dan ongunstige leefstijlfactoren en
ze en waarom en hoe bewegen ze en hoe beleven ze dit?). overgewicht? -
Hoe beleven ouders, kinderen en intermediairs uit de publieke en private sector overgewicht als gezondheidsprobleem?
-
Wat zijn de wensen en behoeften bij de inwoners en intermediairs in de wijk, die voor JOGG Noordwest van belang kunnen zijn?
-
Waar liggen de kansen en belemmeringen voor JOGG Noordwest?
Onderzoeksvragen over sociale marketing: -
Wat is er bekend over sociale marketing en als toepassing in de gezondheidsbevordering?
-
Wat weten intermediairs uit de publieke en private sector over sociale marketing en hoe kijken zij aan tegen het gebruik hiervan ten behoeve van gezondheidsbevordering en gedragsverandering?
Leeswijzer Hoofdstuk 1 gaat over de methodologie van deze community diagnose. Hoofdstuk 2 gaat in op de geschiedenis van de verschillende (gezondheids)interventies in de wijk, de fysieke en sociale kenmerken van de wijk en de problematiek rond overgewicht en belangrijkste leefstijlfactoren. Hoofdstuk 3 gaat over de principes van sociale marketing en de toepassing er van in de praktijk. Voortbouwend hierop worden in hoofdstuk 4 de verschillende communicatiestrategieën geschetst en hun toepassing op de doelgroep(en) van het project JOGG Noordwest. In hoofdstuk 5 worden de bestaande bewegings- en voedingsactiviteiten in Noordwest beschreven, (on)mogelijkheden voor interventies en de taken die de publieke en private partijen uit het samenwerkingsverband van JOGG hierin hebben. Tot slot worden in hoofdstuk 6 de conclusie en aanbevelingen gegeven.
12
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
1 Methodologie Met deze community diagnose is geprobeerd de wijk Noordwest in kaart te brengen. Dit is gedaan met behulp van kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
Kwantitatief onderzoeksdeel Voor het kwantitatieve onderzoeksdeel is van de volgende databestanden gebruik gemaakt: -
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA)
-
Gezondheidspeiling (2008);
-
Jeugdmonitor (2007-2008 en 2009-2010);
-
JGZ-registratie (JIS-bestanden) 2007-2008 tot en met 2009-2010 .
Door gebruik te maken van deze bronnen konden de onderzoeksvragen over Noordwest in het algemeen en over overgewicht en leefstijl grotendeels beantwoord worden.
Kwalitatief onderzoeksdeel De kwanitatieve onderzoeksgegevens zijn aangevuld met kwalitatief onderzoeksmateriaal verkregen uit diverse bronnen: -
Voor het kwalitatieve onderzoeksdeel zijn intermediairs (n=14) uit de publieke en private sector geïnterviewd (zie tabel 1). In deze interviews stonden de belangrijkste oorzaken voor overgewicht centraal en (on)mogelijkheden voor interventies, principes uit de sociale marketing en communicatiestrategieën. Uit tabel 1 valt op te maken dat er meer publieke dan private partijen zijn geïnterviewd. Een aantal private partijen vonden het moeilijk om aan te geven op welke manier zij konden bijdragen aan JOGG in de vorm van een interview. De redenen die hiervoor werden genoemd worden in hoofdstuk vijf behandeld. De publieke partijen DMO-sport en zorgorganisatie Aveant zijn niet meegenomen in de interviews. Deze partijen hebben in Gezond Gewicht Overvecht een aanzienlijke rol gespeeld bij de opzet en uitvoer van activiteiten en zijn destijds al meerdere malen benaderd voor het uitwisselen van hun ervaring en expertise.
-
Door de welzijnsorganisatie Portes zijn verder interviews met bewoners van de Fruitbuurt in de subwijk Ondiep aangeleverd. In deze interviews stond de tevredenheid van de inwoners over hun huis en buurt centraal. De onderzoekers zijn ook met enkele activiteiten van Portes in verschillende subwijken/buurten meegeweest, om een indruk te krijgen van de bewoners en hun ideeën en behoeften.
-
Voorafgaand aan de start van JOGG is er een projectdag met alle betrokken publieke en private partijen geweest (de intermediairs). Op deze dag zijn alle Do’s en Dont’s besproken bij de opzet en uitvoering van een project als JOGG (zie bijlage). De belangrijkste punten gaan over de organisatie van JOGG, de samenwerking tussen intermediairs, de doelgroep(en) en de inzet van communicatiemiddelen. De punten zijn verder verwerkt in het rapport.
-
Tenslotte zijn verschillende informatiebronnen over de wijk Noordwest in de vorm van websites, documenten en literatuur geraadpleegd. Een aantal van deze informatiebronnen zijn aangeleverd door publieke en private partijen uit Noordwest. Verder is gekeken naar de Volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010. Ook is er literatuur geraadpleegd over sociale marketing.
13
Tabel 1: Respons intermediairs Publieke partners GG&GD
Onderwijs
Albron Catering
Jeugdarts
Coördinator Brede School
Projectcoördinator marketing
Wijkpedagoog
Zuilen-oost en Ondiep
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) Assistent Wijkmanager Pijlsweerd/Ondiep
Sport Verenigingsmanager voetbalver-
Assistent Wijkmanager Zuilen
eniging DHSC
1e lijnszorg
Abi Bakr EssadikEssadik-moskee Zuilen
Projectmanager geïntegreerde Eerste Lijn Agis
Voorzitter
Portes Welzijnsorganisatie Jongerenwerker
Fietsersbond Projectleider 'Wijken voor de
Sociaal makelaarCoördinator
Fiets'
project ‘Meedoen op straat’ Beweegmakelaar Jeugd opbouwwerk
14
Private partners
JOGG Noordwest
Albert Heijn Landelijke projectcoördinator marketing
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
2 De wijk Noordwest In het wijkgezondheidsprofiel Utrecht Noordwest (2010) staat veel informatie over de omgevingskenmerken, sociale kenmerken en de gezondheidssituatie van de inwoners van Noordwest. Daarom wordt in dit hoofdstuk vooral gebruik gemaakt van aanvullende informatie, gebaseerd op (populatie)gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) en uit het JIS-bestand van de JGZ over 4-15 jarigen (schooljaren 07/08 tot en met 09/10), literatuuronderzoek en resultaten uit de interviews met de intermediairs. In Iedere paragraaf wordt eerst een beknopte samenvatting van het wijkgezondheidsprofiel (2010) gegeven. In Noordwest wonen ruim 40.000 Utrechters. De wijk bestaat uit vier subwijken; Pijlsweerd, Ondiep, 2e Daalsebuurt, Zuilen-west en Zuilen-noord en -oost, uiteenlopend van ± 5.000 tot 12.000 inwoners. Een derde van de inwoners is van allochtone afkomst. Noordwest telt relatief veel mensen met een lage sociaal economische status (40% heeft een laag opleidingsniveau) en wordt gekenmerkt als aandachtswijk. De subwijken Ondiep en Zuilen-noord en -oost horen bij het krachtwijkenbeleid. Noordwest is een oude Utrechtse woonwijk met een verleden van interventies en met volksbuurten waar relatief veel families al generaties lang wonen. Veel van deze interventies hebben een grote impact gehad op hoe sommige inwoners tegen bemoeienis van de buitenwereld aankijken. Het is daarom voor JOGG Noordwest de moeite waard om een stukje van deze geschiedenis te begrijpen. Bij de opzet en uitvoering van activiteiten kan dan beter rekening gehouden worden met een eventuele weerstand bij de inwoners.
Bron: www.utrecht.nl
15
Noordwest, een stukje geschiedenis De wijk Noordwest kent een geschiedenis van interventies. Al vlak na de eerste wereldoorlog werden initiatieven genomen tot het onder toezicht huisvesten en heropvoeden van gezinnen in woonscholen. De betreffende gezinnen zijn in de loop der jaren bekend geweest onder diverse benamingen en ook de interventieperspectieven omtrent huishoudens met meervoudige problemen varieerden sterk gedurende de periode vanaf ±1915 (Van Wel, 1999). Omdat tijdens de Eerste Wereldoorlog de arbeiderswoningbouw sterk daalde, begon de Gemeente Utrecht zelf met het bouwen van honderden woningen in het noorden van de stad. In de wijk die nu Ondiep heet werd de groeiende stroom arbeiders gehuisvest die door de industrialisering naar het stedelijke gebied trok. Als eigenaar van deze huizen kwam de gemeente in aanraking met gezinnen die door hun manier van wonen en leven niet geschikt werden bevonden voor het wonen in een gemeentelijke arbeiderswoning. Zij werden gereclasseerd in aparte, nieuwe wooneenheden. Deze complexen werden beheerd door de Stichting Volkswoningen. De wethouder voor volkshuisvesting en de directeuren van zowel de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst als de Bouw- en Woningdienst hadden echter ook inspraak. In 1923 werd het wijkje Ondiep XII – nu de Framboosstraat – gebouwd, dat onder terughoudend toezicht kwam van een gemeentelijke woninginspectrice en later van de Stichting Volkswoningen. In 1924 liet de gemeente zeventig kleine woningen bouwen rondom een plein, waar tevens enkele 'woonleermiddelen' aanwezig waren. Het Houtplein had een badhuis, een clubgebouw en een opzichterwoning, waarin zich in de loop der jaren diverse opzichterechtparen vestigden, met ieder een eigen visie en aanpak. Het Anthonieplein, eveneens met badhuis en opzichterwoning, werd in 1948 aangelegd. Middels diverse dwang- en verleidingstactieken en met medewerking van hulpverleners uit verschillende werkvelden werd getracht de bewoners van de woonscholen klaar te stomen voor een 'gewoon' leven, zonder toezicht. Dit lukte slechts bij een klein deel van de gezinnen en de positieve veranderingen waren lang niet altijd bewijsbaar toe te schrijven aan het verblijf in de woonschool. Gedurende de jaren zeventig ontstond kritiek op het onder toezicht wonen van grote groepen gezinnen. Het beleid werd als bevoogdend en stigmatiserend bestempeld. In 1975 verdween de Stichting Volkswoningen en de woonscholen werden gesloopt (Van Wel, 1990). In de diverse buurten van het huidige Noordwest wonen nog altijd mensen die hun jeugd (deels) in een van de complexen van de stichting hebben doorgebracht. Het is niet verwonderlijk dat deze geschiedenis ten grondslag ligt aan een belangrijk deel van het wantrouwen dat – volgens veel intermediairs uit de wijk – vaak gekoesterd wordt ten opzichte van hulpverlening, interventies en organisaties. Dit is bij het ontwikkelen van interventies, en dus ook voor JOGG, iets om rekening mee te houden.
16
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
2.1 Omgevingskenmerken In de subwijken Ondiep, 2e Daalsebuurt en Zuilen-noord en -oost zijn volwassenen, kinderen en jongeren vaker ontevreden over hun leefomgeving dan gemiddeld in Utrecht (Wijkgezondheidsprofiel, 2010). Deze twee subwijken springen er ook uit wat betreft het aantal inwoners dat een lage buurtcohesie ervaart. In Noordwest hebben de meeste inwoners behoefte aan informatie over het verbeteren van de woonomstandigheden. In de gehele wijk Noordwest geldt de laatste jaren verder een forse toename van het gevoel van onveiligheid in de eigen buurt (Bestuursinformatie, gemeente Utrecht, 2010). De gemeente Utrecht en Utrechtse woningbouwcorporaties werken in herstructurering- en nieuwbouwprojecten sinds enkele jaren met woonbelevingsgroepen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in wat verschillende groepen belangrijk vinden als het gaat om woonomgeving en –beleving. Dit onderscheid kan niet afgeleid worden uit demografische of sociaal-economische kenmerken, maar heeft te maken met levensinstelling. Er zijn zeven profielen opgesteld die op basis van omgevingsfactoren weergeven aan welke eisen het woonmilieu moet voldoen en waar op ingespeeld kan worden. De verschillende doelgroepen van een gebied en de diverse behoeften die per doelgroep bestaan worden, kortom, uiteengezet. De profielen worden beschreven in het document Profielen van Woonbelevingsgroepen (Stuw & Gemeente Utrecht, 2009). Zie bijlage voor een korte beschrijving van de profielen. Het merendeel van de bewoners van Noordwest hoort volgens de indeling bij de woonbelevingsgroepen actieve individualisten, gehaaste middenklassers en buurtgeoriënteerden. Actieve individualisten zijn over het algemeen jonge mensen zonder kinderen, die op zoek zijn naar spanning, een internationale oriëntatie hebben en modern en trendgevoelig zijn. Zij wonen graag in de stad en stellen prijs op de nabijheid van voorzieningen en bereikbaarheid. Gehaaste middenklassers zijn gericht op luxe en gemak en stellen prijs op veiligheid en privacy. Ze bevinden zich in alle leeftijdscategorieën en wonen graag in nieuwbouwwijken met speelgelegenheid voor kinderen. De buurtgeoriënteerden, tenslotte, laten alles het liefst bij het oude. Ze zijn vooral gericht op vrienden en familie en staan weinig open voor andere leefwijzen. Ze wonen graag dicht bij hun naasten in 'gewone' stadshuizen. In deze groep heerst over het algemeen weerstand tegen verandering. De overige woonbelevingsgroepen zijn de tolerante socializers, de gesettelde idealisten, de huiselijken en de gemeenschapsgezinden. Deze groepen komen in verhouding minder voor in de wijk Noordwest, maar zouden er – uitgaande van de combinatie woonomgeving en woonbelevingsprofiel –wel passen (Stuw & Gemeente Utrecht, 2009). De nu volgende wijkbeschrijvingen zijn gebaseerd op de eigenschappen die de attractiviteit van de subwijken voor de diverse bewonersgroepen bepalen. Dit betekent echter niet dat deze groepen ook daadwerkelijk aanwezig zijn (Werkgroep stedelijke woonmilieukaart, 2007).
17
Pijlsweerd Pijlsweerd is te scheiden in twee delen: het zuidelijke deel van de subwijk kent veel koophuizen en het noordelijke deel veel sociale huurwoningen. Dit is bepalend voor de kenmerken van de bewoners van de wijkdelen en voor de sfeer die in de buurten hangt. De bewoners van Pijlsweerd hebben relatief veel gebruikersgroen, namelijk 3m² per inwoner en voor de kinderen is er voldoende ruimte om te spelen (Document Wijkspeelruimte, 2010). In Pijlsweerd hebben bewoners, sterker dan in de stad als geheel, last van vervuiling van de openbare ruimte (36% tegen 23,4% in Utrecht) en van criminaliteit en drugs (33% tegen 19% in Utrecht) (Wijkenmonitor, 2009). Pijlsweerd-zuid is aantrekkelijk voor actieve individualisten en tolerante socializers door de nabijheid van het stadscentrum, de levendige sfeer en het gemak waar mee contacten in de buurt gelegd kunnen worden. De aanwezigheid van winkels in de buurt, de kindvriendelijkheid, de levendigheid en de sociale controle maken Pijlsweerd-noord tevens aantrekkelijk voor buurtgeoriënteerden, huiselijken en tolerante socializers (Werkgroep stedelijke woonmilieukaart, 2007).
Ondiep, 2e Daalsebuurt De subwijk Ondiep, 2e Daalsebuurt heeft veel volksbuurten met veel sociale woningbouw die bestaat uit oude, kleine eengezinswoningen, boven- en benedenwoningen en enkele reeds gerealiseerde nieuwbouwprojecten. De subwijk bevindt zich midden in een herstructureringsproces, waardoor delen van straten braak liggen. In Ondiep beschikken bewoners over het minste gebruiksgroen van de wijk Noordwest: 0,3m² per bewoner. Ook de speelruimte voor kinderen is aan de magere kant. In de subwijk vinden momenteel herstructureringswerkzaamheden plaats. (Document Wijkspeelruimte, 2010). In Ondiep, 2e Daalsebuurt bestaat overlast van scooterrijdende jongeren, hondenpoep en zwerfvuil (Portes, 2010). De subwijk kent de laagste waardering voor het onderhoud en het schoon zijn van de openbare ruimte en er bestaat relatief veel algemene overlast (26,3%) en overlast van criminaliteit en drugs (23%) (Wijkenmonitor, 2009). In Ondiep, 2e Daalsebuurt zorgen de levendigheid, de sobere en functionele woningen en de sociale oplettendheid voor een prettige woonomgeving voor buurtgeoriënteerden. De nabijheid van het centrum maakt de subwijk ook aantrekkelijk voor tolerante socializers (Werkgroep stedelijke woonmilieukaart, 2007).
Zuilen-west In het westelijke deel van Zuilen staan veel ééngezinswoningen en boven- en benedenwoningen. De bewoners beschikken over 3m² gebruikersgroen per persoon. Dat is bovengemiddeld voor Noordwest. Voor de hele subwijk Zuilen geldt dat er veel te weinig speelplaatsen voor kinderen zijn (Document Wijkspeelruimte, 2010). Bewoners van Zuilen-west hebben relatief veel te maken met jeugdoverlast (24%) en overlast in het algemeen (30%), vergeleken met de hele stad Utrecht (20%, respectievelijk 17%) (Wijkenmonitor, 2009). In Zuilen-west wonen veel buurtgeoriënteerden vanwege de levendigheid, de sociale oplettendheid, de kindvriendelijkheid en de nabijheid van winkels. De privacy en veiligheid maken de subwijk tevens aantrekkelijk als woongebied voor huiselijken en de ligging dichtbij het centrum en het gemak waarmee contact gelegd kan worden met medebewoners maken het aantrekkelijk voor tolerante socializers (Werkgroep stedelijke woonmilieukaart, 2007).
Zuilen-noord en -oost In Zuilen-noord en -oost staan relatief veel flats. Het gebruikersgroen ligt met 2m² per bewoner op het gemiddelde van de wijk Noordwest (Document Wijkspeelruimte, 2010). Vergeleken met Utrecht als geheel hebben de bewoners van de subwijk relatief veel last van vervuiling van de openbare ruimte (26%,
18
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
tegen 23% in Utrecht), overlast van criminaliteit en drugs (34% tegen 19% in Utrecht) en jeugdoverlast (32% tegen 20% in Utrecht) (Wijkenmonitor, 2009). In Zuilen-noord zorgen de sociale oplettendheid en de nabijheid van winkels dat de wijk een hoog percentage buurtgeoriënteerden herbergt. De subwijk is ook aantrekkelijk voor tolerante socializers, vanwege de ligging aan de rand van de stad tussen een stedelijke en een groene omgeving. Gehaaste middenklassers trekken naar de wijk door de nieuwbouw, de kindvriendelijkheid, de privacy en de winkels in de buurt (Werkgroep stedelijke woonmilieukaart, 2007).
2.2 Gezondheid en Sociale kenmerken In deze paragraaf worden de sociale kenmerken van de subwijken en hun buurten in Noordwest beschreven. Hiervoor zijn verschillende databronnen gebruikt; GBA, het wijkgezondheidsprofiel (2010), de Volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010 en het JIS-bestand over 4-15 jarigen (schooljaren 2007-08 tot en met 2009-10). Eerst wordt er de gezondheidsproblematiek in de wijk Noordwest kort besproken. Gezondheid in Noordwest In Noordwest heeft bijna 1 op de 5 inwoner een matig tot slecht ervaren gezondheid. (Wijkgezondheidsprofiel 2010). In subwijken en op buurtniveau spelen specifieke (gezondheids)problemen, als het voorkomen van chronische aandoeningen, eenzaamheid, overmatig alcoholgebruik, roken en relatief veel contact met eerste- en tweedelijnszorg. In de krachtwijken komt het vaker voor dat inwoners te maken hebben met stapeling van problemen op diverse leefgebieden (fysiek, mentaal, zorg, financiën, leefstijl etc.). Dit geldt onder andere voor de subwijken Ondiep, 2e Daalsebuurt en Zuilen-noord en oost. Deze problemen kunnen zich opstapelen en een negatieve invloed hebben op iemands gezondheid (Bouwman, et al., 2010). In deze subwijken wonen verhoudingsgewijs meer gezinnen die moeite hebben met rondkomen en een inkomen beneden modaal hebben (Wijkgezondheidsprofiel 2010). In vergelijking met Utrecht gemiddeld (44%), is er bij meer inwoners sprake van een verhoogd risico op stemmingsproblemen (Ondiep 50% en Zuilen-noord en -oost 49%). Ook is er een relatief groot aantal mensen met het gevoel onvoldoende regie over hun eigen leven te hebben: 12% in Ondiep, 15% in Pijlsweerd en 16% in Zuilen-noord en -oost, tegenover 11% in Utrecht. De subwijken Ondiep en Zuilennoord en -oost springen er eveneens uit wanneer het gaat om het aantal volwassenen dat een matige tot sterke eenzaamheid ervaart (Wijkgezondheidsprofiel, 2010).
Stapelingsproblemen Uit de Volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010 blijkt dat er een duidelijk verband bestaat tussen het aantal problemen op leefgebieden en een matig/slecht ervaren gezondheid. Dit geldt voor de leefgebieden gezondheid (fysiek en mentaal), zorg, leefstijl (overgewicht, voeding en beweging) en leefomgeving. Roken, obesitas, eenzaamheid en het hebben van een bijstandsuitkering, zijn belangrijke indicatoren voor de stapeling van problematiek bij bepaalde gezondheidsproblemen (Bouwman, et al., 2010). Daarnaast bestaat er een duidelijke relatie tussen leeftijd (vooral ouderen), het hebben van een niet-westerse herkomst, sociale uitsluiting en autochtonen met een lage SES, met het aantal ongunstige scores op de diverse leefgebieden (Bergen van, et al., 2010). Mensen met sociale uitsluiting hebben vaak schulden, weinig sociale contacten, ervaren problemen met toegang tot instanties en wonen in een minder goede en veilige omgeving. De twee punten, herkomst en het hebben van een lage SES, gelden ook voor kinderen/jongeren. Leerlingen die ten tijde van het onderzoek te maken hadden met
19
een stapeling van problemen, hadden een minder goed ervaren gezondheid en slechtere leefgewoonten (Toet, et al., 2010). Sociale kenmerken
Pijlsweerd In de subwijk Pijlsweerd wonen in de buurt Pijlsweerd-zuid meer autochtonen (70%). In Pijlsweerdnoord wonen verhoudingsgewijs meer allochtonen (42%). Een opbouwwerker van Portes uit de wijk stelt dat de allochtone groepen zich over het algemeen clusteren in bepaalde straten en dat daar regelmatig over wordt geklaagd door de autochtonen. Bovendien komen onderling contact, communicatie en begrip tussen de allochtone en autochtone groepen volgens hem niet vaak voor. In Pijlsweerd wonen relatief veel (59%) hoger opgeleide mensen. Pijlsweerd-zuid telt meer kinderen uit gezinnen met een hoge SES (51%). Hier staan vooral veel koopwoningen. In Pijlsweerd-noord komt 56% van de kinderen uit gezinnen met een lage SES. Dit deel van Pijlsweerd ligt tegen Ondiep aan en er staan veelal sociale huurwoningen. Er hangt een andere sfeer dan in Zuid, maar Pijlsweerd-noord is geen krachtwijk. Wel is in Noord vaker sprake van overlast en criminaliteit dan in Zuid, stelt de opbouwwerker. In de subwijk Pijlsweerd is de afgelopen jaren veel verbeterd, zegt de professional uit de wijk. De jaren '90 vormden een periode van veel onrust, overlast en criminaliteit. Vooral rondom de Balkstraat en de Boorstraat was veel politie-inzet en jongerenwerk nodig. De geschiedenis van de woonscholen kan hierbij een rol spelen. Veel gezinnen die in die tijd als problematisch werden gekenmerkt zijn na de opheffing van de Stichting Volkswoningen - eind jaren zeventig - in de wijk blijven wonen. Na het bezoek van Willem-Alexander en Máxima in 2001 is er echter veel veranderd. Het imago en de sfeer van de wijk verbeterden en de naoorlogse huurwoningen zijn koophuizen geworden. Dit trok nieuwe inwoners aan. Tegelijkertijd hadden de andere bewoners niet het gevoel dat de wijk 'hun' wijk niet meer was. Hoewel er nog steeds veel multiprobleemgezinnen wonen, wordt het positieve gevoel in de wijk steeds stabieler. De wijk is nu vrij goed georganiseerd en men weet de hulpverleners en opbouwwerkers te vinden. Wat betreft het onderwijs is Pijlsweerd-noord vooral gericht op Ondiep en Zuid op de Vogelenbuurt en omgeving. In de wijk zelf is slechts één basisschool (De Pijlstaart). Wel zijn er twee speeltuinen. Veel mensen in de wijk ervaren het autoverkeer als een groot probleem. De Weerdsingel en de Amsterdamsestraatweg zorgen samen voor een enorme luchtverontreiniging, aldus de opbouwwerker.
Ondiep, 2e Daalsebuurt In de subwijk Ondiep, 2e Daalsebuurt is ruim tweederde van de inwoners autochtoon. De grootste allochtone groepen (ongeveer 30%) vormen de Turkse of Marokkaanse inwoners. In de subwijk is duidelijk sprake van een tweedeling in de SES van de inwoners. De meeste mensen hebben een lage SES (37%) of een hoge SES (44%). Dit kan op buurtniveau verklaard worden. In de buurten Nijenoord, Hoogstraat en Ondiep wonen meer kinderen uit gezinnen met een lage SES, ongeveer driekwart. In de 2e Daalsebuurt, Egelantierstraat en Mariëndaalstraat wonen in verhouding meer ouders en kinderen met een midden SES en een hoge SES. Ook intermediairs in de wijk geven aan dat de bewoners van de subwijk Ondiep, 2e Daalsebuurt geen homogene groep vormen. Over het algemeen wordt dit deel van Noordwest gekarakteriseerd als een volkswijk met een grote sociale controle. Er bestaan echter diverse subbuurten, waarmee men zich in bepaalde gevallen – bijvoorbeeld in de Fruitbuurt - sterk identificeert.
20
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Bij de GG&GD Utrecht is bekend dat er onder de bewoners van de subwijk Ondiep, 2e Daalsebuurt meer weerstand bestaat ten aanzien van gezondheidsbevordering. Ook heeft de subwijk naar verhouding veel huishoudens met problemen ‘achter de voordeur’: geldzorgen, verslaving, verwaarlozing en mishandeling, opvoedingproblemen en gezondheidsproblemen (zie ook ‘gezondheid’). Wat de bewoners van Ondiep, 2e Daalsebuurt momenteel sterk bezighoudt is het al dan niet op korte termijn gesloopt worden van hun huizen en de onzekerheid en onderhoudsdilemma's die dit met zich meebrengt. Veel mensen klagen over vocht en muizen en weten niet of ze nog in hun woning moeten investeren. De overlast van jongeren is de afgelopen jaren echter afgenomen en men voelt zich in 2008 veiliger in de eigen buurt dan in 2006 (Wijkenmonitor, 2009). De sociaal makelaar van de wijk vertelt dat in Ondiep, 2e Daalsebuurt van oudsher een grote sociale cohesie heerst. Enkele vervelende gebeurtenissen omtrent criminaliteit en de herstructurering van de subwijk doen volgens bewoners echter afbreuk aan de saamhorigheid. Het aantal gezamenlijke activiteiten en het onderlinge contact zijn teruggelopen en er zijn veel nieuwe mensen komen wonen. Toch kenmerken de inwoners de subwijk ook als veilig en sociaal. Men helpt elkaar, er is goed onderling contact en het is gezellig (Interviews bewoners Fruitbuurt door Portes, 2010). Wat betreft participatie komt naar voren dat vanuit de wijk zelf niet veel initiatief komt tot het organiseren van activiteiten of acties. Mensen zijn vaak wel bereid mee te doen of te helpen, als iemand anders ze mobiliseert. Veel bewoners geven echter ook aan dat ze denken dat met eventuele acties niets bereikt wordt, omdat een groot aantal mensen niet geïnteresseerd of betrokken is. De geringe bewonersparticipatie komt ook naar voren uit de opkomst bij een ouder-kindmiddag die door Portes georganiseerd werd op het Klokkenveld. Er waren ongeveer 70 kinderen aanwezig en verspreid over de middag zijn tussen de 10 en 20 ouders gesignaleerd. Volgens medewerkers van Portes nemen kinderen elkaar vaak mee naar activiteiten en komt het regelmatig voor dat volwassen bewoners geen gebruik maken van de activiteiten die voor hen georganiseerd worden. Sporten die volgens de medewerkers vooral populair zijn bij de jongens, zijn voetbal en thaiboksen, en bij de meisjes dansen.
Zuilen-west Zuilen is een voormalig dorp en dat is nog altijd te merken, vertelt de assistent wijkmanager. De straten zijn breed opgezet, kennen overwegend laagbouw en er is veel groen. Ook nemen vooral de autochtone bewoners er veel deel aan het verenigingsleven. Dit deel van Zuilen kent relatief weinig problemen en valt niet onder het krachtwijkenbeleid. In de subwijk Zuilen-west wonen in vergelijking met de andere subwijken veel autochtonen (76%) en kinderen uit gezinnen met een midden en hoge SES. Deze subwijk is qua bevolkingssamenstelling het meest vergelijkbaar met de buurt Pijlsweerd-zuid.
Zuilen-noord en -oost In Zuilen-noord en -oost wonen verhoudingsgewijs meer allochtone gezinnen (42%), vooral Marokkaans, en gezinnen met een lage SES. De buurten zijn hier vergelijkbaar met Pijlsweerd-noord. Het noordoostelijke deel van Zuilen is krachtwijk en krijgt daarom speciale aandacht. Hoewel het dorpse karakter van de subwijk ook in Noordoost naar voren komt, bestaan er serieuze sociale en veiligheidsproblemen, stelt de assistent wijkmanager. Er is weinig communicatie en cohesie tussen de allochtone en de autochtone groepen en er bestaan hardnekkige stereotypen, die het onderling contact sterk in de weg zitten. Rondom de pleinen (Zwanenvechtplein, Queekhovenplein) zijn bo-
21
vendien problemen met hangjongeren die – in sterke en minder sterke mate – crimineel gedrag vertonen. Er heersen taalachterstanden en werkloosheid en het percentage jongeren dat het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie is hoog. Zuilen- noord en -oost is de wijk waar de toename van onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt (55%) en de overlast van jongeren het grootst zijn (33%) in vergelijking tot de gemiddelden van Utrecht, die 32%, respectievelijk 20% bedragen (Wijkenmonitor, 2009). Uit de gesprekken met diverse intermediairs komt naar voren dat het in deze subwijk belangrijk is rekening te houden met culturele verschillen. De autochtone inwoners zijn makkelijk benaderbaar, maar moeilijk te bewegen tot verandering. De allochtone groep is moeilijker te bereiken, maar laat zich makkelijker toeleiden naar activiteiten en informatiebronnen. Dat allochtone groepen lastiger te bereiken zijn blijkt uit een informatieavond over sport en opvoeding, georganiseerd door atletiekvereniging Phoenix en Portes. De opkomst bestond uit slechts vier ouders en twee kinderen. Ondanks deze lage opkomst waren de organisatie en de bezoekers het er samen over eens dat er een grote behoefte is aan sporten. Vooral voetbal en thaiboksen zijn populair onder jongeren. Er bestaan echter ook veel onbevredigde behoeften. Jongeren willen graag een Cruyffcourt in de wijk, want er zijn in Zuilen niet genoeg plaatsen om te voetballen en het veld in Ondiep is te ver weg. Allochtone vrouwen willen heel graag sporten, bij voorkeur wanneer daar geen mannen bij aanwezig zijn. Dat kan niet in Zuilen en Overvecht vinden de vrouwen te ver weg. Ze voelen zich achtergesteld in vergelijking met Overvecht, waar "alles voor vrouwen georganiseerd wordt".
2.3 Overgewicht en leefstijl Overgewicht Uit het wijkgezondheidsprofiel (2010) blijkt dat 43% van de volwassenen in Noordwest overgewicht (incl. obesitas) heeft. Bij 12% is er sprake van obesitas. Dit is vergelijkbaar met het stadsgemiddelde (39%). In Noordwest kampt ruim een kwart (28%) van de kinderen uit groep 2 en 6 van het reguliere basisonderwijs en klas 1-2 van het voortgezet onderwijs met overgewicht (inclusief obesitas). Dit is beduidend meer dan het Utrechtse gemiddelde (17%). In figuur 2.1 en 2.2 staan de overgewichtcijfers van 4-15 jarigen op basis van etniciteit en sociaal economische status (SES). Onder autochtone kinderen komen verhoudingsgewijs meer kinderen voor met een midden en hoge SES en dit kan een vertekenend beeld geven. Daarom is in figuur 2.1 ook het percentage autochtone kinderen met overgewicht uit gezinnen met een lage SES weergegeven. Bij deze groep heeft 30% overgewicht (inclusief obesitas). Uit figuur 2.1 en 2.2 valt verder op te maken dat overgewicht meer voorkomt bij Marokkaanse en vóóral bij Turkse kinderen en in het algemeen bij kinderen uit gezinnen met een lage of midden SES. In figuur 2.3 is te zien dat het percentage overgewicht hoger ligt bij kinderen uit Pijlsweerd, Ondiep, 2e Daalsebuurt en Zuilen-noord en -oost. Deze kinderen zijn overwegend afkomstig uit gezinnen met een lage of midden SES (zie bijlage: tabel 3).
22
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Figuur 2.1: overgewicht 4-15 jarigen (incl. obesitas) naar etniciteit(%) 50%
40%
30%
20%
10%
0% Nederlands (totaal)
Nederlands (lage SES)
Sur/Ant.
M arokkaans
Overgewicht
Turks
Overig
Obesitas
Figuur 2.2: overgewicht (incl. obesitas) 4-15 jarigen naar SES(%)
40%
30%
20%
10%
0% Laag
Midden
Overgewicht
Hoog
Obesit as
Figuur 2.3: overgewicht (incl. obesitas) 4-15 jarigen naar subwijk(%) 40%
30%
20%
10%
0% Pijlsweerd
Ondiep
Zuilen-West
Overgewicht
Zuilen-Noord-en-Oost
Obesit as
23
Leefstijl De jeugd in Noordwest scoort in vergelijking met het Utrechtse gemiddelde minder gunstig op de leefstijlgebieden als (dagelijks) ontbijten en sporten. Op de leefstijlgebieden ‘dagelijks ontbijten’, 'het drinken van zoete (fris)dranken', 'dagelijks actief zijn (binnen/buiten spelen)', het 'lid zijn van een sportclub' en 'televisie kijken' is nog veel winst te behalen. Bijna de helft van alle 4-15 jarigen scoort op één van deze leefstijlgebieden ongunstig (zie bijlage: tabel 1). Evenals bij overgewicht geldt dit vooral voor kinderen uit gezinnen met een lage SES en Marokkaanse en Turkse kinderen (zie bijlage: tabel 2). Op fruitconsumptie scoren allochtone kinderen iets gunstiger dan autochtone kinderen. Ruim eenderde van de Surinaams/Antilliaanse en Turkse kinderen en ongeveer een kwart van de Marokkaanse kinderen ontbijt niet dagelijks. Ruim de helft van Turkse, Marokkaanse en overige (niet) Westerse kinderen kijkt langer dan twee uur per dag televisie. Ook is het verschil in de mate waarin jongens en meisjes binnen of buiten actief zijn en lid zijn van een sportclub groter bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Vooral Marokkaanse jongens zijn meer actief (jongens 54% versus meisjes 33%) en meer Marokkaanse en Turkse jongens zijn lid van een sportclub. Op leefstijlgebied laten de subwijken enkele verschillen gezien. In Zuilen-noord en -oost ligt het percentage kinderen dat niet dagelijks ontbijt (22%) hoger dan in de andere subwijken (zie bijlage: tabel 3). Ruim de helft van alle kinderen uit de subwijken, buiten Zuilen-west, is geen lid van een sportclub. In Zuilen-west wonen verhoudingsgewijs meer kinderen van autochtone afkomst en meer gezinnen met een midden en hoge SES.
2.4
Overgewicht en leefstijlfactoren volgens intermediairs en bewoners
De intermediairs Ook intermediairs die werkzaam zijn in Noordwest bevestigen in de interviews dat overgewicht een veelvoorkomend verschijnsel is in de wijk. Volgens hen zien de bewoners overgewicht echter minder vaak als een probleem dan instanties en intermediairs en is men over het algemeen weinig bezig met (het ontwikkelen van) een gezonde leefstijl. Er bestaan acutere problemen, bijvoorbeeld op het gebied van woonsituatie of financiële middelen, waar men zich mee bezig houdt. Bovendien wordt overgewicht bij kinderen vaak afgedaan als 'gezond', 'schattig' of 'babyvet'. De intermediairs geven verschillende oorzaken voor het voorkomen van overgewicht in Noordwest. Ten eerste wordt gesteld dat de meeste bewoners eigenlijk wel weten dat overgewicht slecht is voor de gezondheid. Niet iedereen is echter in staat om deze kennis te vertalen naar zijn eigen situatie, te erkennen dat er sprake is van overgewicht en vervolgens actie te ondernemen om gezonder te gaan leven. Ten tweede zien intermediairs veel slechte eetgewoontes in Noordwest, vooral in Zuilen en Ondiep. Om te beginnen wordt het ontbijt vaak overgeslagen. Verder eet men veel snoep en chips tussendoor en weinig groente en fruit. Intermediairs merken op dat als er gekookt wordt, de groenten vaak niet vers zijn, maar uit pot of blik en dat de variatie gering is.*
*
Dit hoeft echter niet te betekenen dat dit minder gezond is. Integendeel, bekend is dat groenten die na oogsten meteen
worden ingevroren hun voedingswaarde beter behouden dan (verse) groenten uit de schappen van de supermarkt. Groenten die worden
gepot of ingeblikt bevatten iets minder vitamines dan verse en diepvriesgroenten, maar dat verschil is niet groot. Bron:
voedingscentrum.
24
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Er wordt veel gegeten van de snackbar of men frituurt thuis. Ook vinden ouders het vaak moeilijk om "nee" te zeggen tegen de eetwensen van hun kroost en snoep wordt vaak gebruikt om kinderen te troosten. Omgevingsfactoren, ten derde, dragen niet positief bij aan het vaak ongezonde eetpatroon. In sportkantines worden snoep, chips en gefrituurde snacks verkocht en door de wijk Ondiep rijden zeer regelmatig een ijscoman en een mobiele snackbar rond. Veel inwoners van Noordwest gaan voor gemak en kiezen vaak voor makkelijk te bereiden of te bereiken voedsel, dat eveneens goedkoop moet zijn. Gezond eten is duur, is een veel gehoorde klacht. Daarentegen wordt door intermediairs ook gezegd dat mensen die van een uitkering leven de dag van uitbetaling vaak vieren door naar de snackbar te gaan en daar blikjes frisdrank te kopen die in de supermarkt veel goedkoper zijn. Gaan voor gemak geldt ook wat betreft beweging. Niet zelden worden kinderen weggebracht met de auto of de brommer, ook als de afstand slechts twee straten bedraagt. De culturele diversiteit in Noordwest in ogenschouw nemend, stelt de assistent wijkmanager van Zuilen dat overgewicht bij de allochtone groep mogelijk meer veroorzaakt wordt door de zoete tussendoortjes die gegeten worden naast het vrij gezonde dieet, waarin veel verse groente voorkomt en bij de autochtone groep het gevolg is van een algeheel ongezond eetpatroon van vette gerechten en veel ongezonde toevoegingen. Het bestaande beeld dat overgewicht onder veel allochtone groepen een teken is van welvaart begint zowel volgens intermediairs als volgens enkele bewoners steeds meer achterhaald te raken.
De bewoners Uit gesprekken met enkele bewoners van Ondiep, 2e Daalsebuurt komen wisselende geluiden naar voren als het gaat om een gezonde leefstijl. Om te beginnen valt het op dat relatief veel mensen roken. Men weet dat dit een ongezonde gewoonte is, maar het is vaak een vorm van ontspanning. Uit de volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010 (volwassenen en ouderen) blijkt dat lager opgeleiden in Utrecht de grootste behoefte hebben aan informatie of hulp met betrekking tot gezondheid en zorg, leefstijl (gezonde voeding, beweging en afvallen) en welzijn, vooral Marokkaanse en Turkse Utrechters (Bouwman, et al., 2010). In Noordwest is deze behoefte ten opzichte van Utrecht gemiddeld minder hoog. In deze wijk bestaat, vooral in Ondiep en Zuilen-oost, meer onvrede over de leefomgeving en is er de behoefte om dit te verbeteren. Ook is er in Zuilen-oost een verhoogde behoefte aan sociaalculturele activiteiten en is er wijkbreed behoefte aan informatie over het verminderen van spanning en stress (Wijkgezondheidsprofiel 2010). Uit het onderzoek Heutink, et al (2007) kwam naar voren dat mensen met een lage SES gezondheid veelal wel belangrijk achten, maar niet de hoogste prioriteit geven. Fysiek zwaar gewerkt hebben, chronische aandoeningen, uitkeringen en schulden, zorgen over relaties en opvoeding en criminaliteit in de naaste omgeving, is voor hen vaak alledaagse kost. Zij zien gezondheid als iets wat hen in staat stelt om de dag zonder pijn en zonder spanning door te komen. De respondenten uit het onderzoek wisten bijvoorbeeld wel dat roken ongezond is, maar noemen het vaak hun enige middel om toch even te kunnen ontspannen. In het onderzoek worden rust en ruimte als belangrijke voorwaarden genoemd om iets aan de eigen gezondheid te kunnen doen. De overheid hanteert het acroniem BRAV(V)O voor een gezonde leefwijze: meer Bewegen, niet Roken, matig gebruik van Alcohol, gezonde Voeding, (veilig Vrijen) en voldoende Ontspanning. Nu is het juist de O van ontspanning waar de overheid weinig aandacht aan besteedt. Het bedrijfsleven is hier handig op ingesprongen en verkoopt gezondheid onder de noemer ‘wellness’ (Kooiker et al., 2007). Het aanbod onder deze noemer is groot; centra met ge-
25
zond eten, yoga en meditatie, sauna’s en sportscholen. Deze voorzieningen zijn echter vooral weggelegd voor een bepaald publiek; een kapitaalkrachtig publiek en daar vallen mensen met een lage SES vaak niet onder. Gezondheid is volgens sommige bewoners van Ondiep, 2e Daalsebuurt iets waar je zelf maar weinig invloed op hebt. Anderen zijn juist al in geringe mate bezig met het verbeteren van de gezondheid. Een moeder vertelt hoe haar dochter via de schoolarts werd doorverwezen naar een diëtist omdat ze zowel te zwaar was als ademhalingsproblemen had. Het kind mag niet meer snoepen en de moeder kookt gezonder: verse groente. Een enkeling is zich zelfs erg bewust van het belang van een gezonde leefstijl. Een moeder van drie kinderen geeft aan dat haar dochters meerdere keren per week sporten en dat ze alle supermarkten afstruint naar de goedkoopste verse groenten en fruit. Tijdens de informatieavond rondom opvoeding en sport in Zuilen, bleek dat er onder de bewoners van Zuilen een grote behoefte aan sporten bestaat. In de wijk Noordwest en vooral in Zuilen-noord en oost en Ondiep wonen veel gezinnen met een lage SES. Voor hen is er de U-pas, waarmee kinderen gratis kunnen deelnemen aan sportactiviteiten. Een drempel daarbij is dat het aanvragen van de pas lang duurt. Bovendien valt een vrij grote groep buiten de marges van het beleid: deze mensen verdienen teveel om in aanmerking te komen voor de U-pas, maar te weinig om de sportactiviteiten van hun kinderen zelf te financieren. Overigens hebben de ‘U-pas houders’ van een sportvereniging vaak geen mogelijkheid om (met de auto) bij te dragen aan het transport naar uitwedstrijden. Dit wordt benadrukt door de verenigingsmanager van voetbalvereniging D.H.S.C. Voor de ouders die hun kinderen niet laten sporten is het volgens de panelleden bij de informatieavond over sport en opvoeding in Zuilen van belang voorlichting te geven over het belang van sport voor de kinderen en de rol die sport kan spelen in de opvoeding. Ouders zijn vaak het probleem wanneer kinderen niet sporten: kinderen willen wel, maar krijgen hier om verschillende redenen niet de mogelijkheid toe. Sporten is te duur, te ver weg of ouders zijn niet bij machte de kinderen te brengen en te halen omdat zij moeten werken of thuis zorg hebben over andere kinderen. Binnen de wijk zou uitgedragen kunnen worden dat sport zorgt dat je geen tijd hebt om op straat te hangen en het verkeerde pad te kiezen, dat kinderen van sport doorzettingsvermogen krijgen (wat later in hun schoolcarrière ook goed van pas kan komen), dat kinderen leren met andere mensen om te gaan, samen te werken en zelfvertrouwen ontwikkelen, zodat ze beter om kunnen gaan met tegenslag. Bovendien moet sport vooral plezier geven.
26
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
3 Sociale marketing In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 3.1 en in paragraaf 3.2 vanuit een theoretisch kader geschetst wat sociale marketing is en hoe het in combinatie met gezondheidsbevordering uitgevoerd kan worden. Het opnemen van methodische informatie over het opzetten van interventies is niet gebruikelijk in een community diagnose. Desondanks is ervoor gekozen dit wel te doen omdat sociale marketing een nieuwe manier van werken en denken is in de gezondheidsbevordering. In het boek van Kotler et al (2008) wordt beschreven dat gezondheidsbevordering 'professioneler' kan worden door het toepassen van sociale marketing en de bijbehorende stappenplannen voor het ontwikkelen van interventies. De combinatie van het aftastende, vaak voorzichtige karakter van de gezondheidsbevordering en het gestructureerde, daadkrachtige handelen dat in de commerciële wereld veelal de boventoon voert, zullen leiden tot een verbetering van gezondheidsinterventies (Kotler et al., 2008). Enkele interventies waarin de principes van sociale marketing zijn toegepast en waarvan bekend is dat ze succesvol waren zijn geselecteerd en beschreven als praktijkvoorbeelden voor JOGG Noordwest (zie bijlage). Voor de informatie is veelvuldig gebruik gemaakt van het kennisinstituut over sociale marketing uit Engeland (zie: http://www.nsmcentre.org.uk) en het boek van Kotler et al., (2008) over sociale marketing.
3.1 Definitie De afgelopen jaren zijn er veel verschillende definities van sociale marketing gegegeven (NSMC, 2006).
1. 2. 3. 4.
Its primary purpose is to achieve a particular social good (rather than commercial gain) and its primary focus is on behaviour and achieving specific behavioural goals. It has a coherent set of concepts and principles that can be used in policy formulation, strategy development and related implementation and delivery, focused on different behaviours. It is about the use of a range of marketing concepts and techniques (looking at getting the best ‘intervention mix and marketing mix’). It is a systematic process that can be phased to address short, medium and longterm issues.
Tussen de diverse omschrijvingen van het concept bestaat overeenstemming over enkele punten; namelijk dat sociale marketing gaat om het beïnvloeden van gedrag, dat hiervoor een systematisch analyse van de doelgroep en een planningsproces nodig is, dat er marketingprincipes en –technieken worden toegepast en dat het doel is om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstelligen. Sociale marketing sluit goed aan bij gezondheidsbevordering. Ten eerste omdat beiden streven naar het veranderen van gedrag en duurzaamheid daarvan, waarbij het creëren van een stimulerende omgeving een belangrijke voorwaarde vormt. Ten tweede is, bij zowel sociale marketing als gezondheidspromotie, communicatie een cruciaal middel voor het bereiken van de doelgroep. Ten derde is het al dan niet slagen van een interventie – van welke aard ook – afhankelijk van vooronderzoek en van het op de juiste wijze, intensief communiceren. Sociale marketing richt de aandacht vaak op het verkondi-
27
gen van een positieve boodschap. Niet: ‘Overgewicht is een probleem en schadelijk voor de gezondheid’. Wel: ‘beweging en groenten en fruit eten is lekker en gezond’. Deze boodschap kan impliciet zijn; een schooldag met gezonde bewegings- en voedingsactiviteiten, of expliciet; een radioboodschap of poster waar op de boodschap geformuleerd staat. Daarnaast gaat sociale marketing primair uit van de behoeften van de doelgroep, terwijl gezondheidsbevordering zich ook richt op veranderingen aanbrengen in regelgeving en beleid (van bovenaf) om zo bevordering van gezondheid te bewerkstelligen. Sociale marketing begint bij ogenschijnlijk makkelijk te behalen doelstellingen. In plaats van je op een complexe gedraging als overgewicht te richten, kan gefocust worden op fruitbeleid op school. Daarbij is het belangrijk om inzicht te hebben in wat mogelijke barrières voor de doelgroep kunnen zijn om het nieuwe beleid over te nemen in hun gedrag. In JOGG Noordwest wordt een gecombineerde aanpak gebruikt: interventies met toepassingen uit de sociale marketing, maar ook educatie (bijvoorbeeld ouderbijeenkomsten) en 'beleidsvorming' (bijvoorbeeld het fruitbeleid).
Bij interventies die gebruik maken van sociale marketing staan de wensen en behoeften van de doelgroep centraal. In plaats van het traditionele principe, waarbij informatie van bovenaf verspreid wordt, hanteert men de aanpak om de wensen en behoeften van de doelgroep zo volledig mogelijk in kaart te brengen en aan de hand daarvan een interventie op te bouwen (Kotler et al., 2008). Bij het plannen van een sociale marketinginterventie is het van belang om de vier P's van de Strategic Marketing Mix vast te stellen: -
Product: roduct Hierbij zijn drie categorieën te onderscheiden:: o
Coreproduct: De voordelen die de doelgroep heeft bij het uitvoeren van het gewenste gedrag. Deze voordelen moeten duidelijk in een boodschap verwerkt worden.
o o
Actual product: Beschrijft het gewenste gedrag, duidelijk en to the point. Augmented product: Service die de doelgroep aangeboden wordt, om het hen makkelijker te maken het gewenste gedrag uit te voeren.
-
rijs: Wat moet de doelgroep ondernemen om in aanraking te komen met het product? En welPrijs ke consequenties (financieel, gezondheid, sociaal) brengt dit met zich mee? Hierbij valt te denken aan geldelijke kosten, tijdsinvestering, het overwinnen van schaamte, het omgaan met verzet tegen de interventie (bijvoorbeeld wanneer een moeder ineens gezond gaat koken en de rest van het gezin hier tegen in opstand komt) en hogere kosten bij het niet uitvoeren van bepaald gedrag. De prijs moet niet te hoog zijn, maar ook niet te laag. Bij een te lage prijs bestaat de kans dat mensen denken dat het product geen kwaliteit heeft.
-
Plaats: laats Hoe bereikt het product de doelgroep? Voor tastbare producten gaat het om distributie, verkooppunten of uitgiftepunten en voor immateriële zaken om de kanalen en communicatiestrategieën die gehanteerd worden om een boodschap over te brengen.
-
Promotie: romotie Het gebruik van advertenties, public relations, promoties, media-aandacht, persoonlijke reclame en entertainmentstrategieën.
Voor verdere informatie zie: http://www.socialmarketing-toolbox.com/ Sociale marketing is niet altijd direct gericht op gedragsverandering bij individuen. De focus kan ook liggen bij maatschappelijke instanties. Voorbeelden hiervan kunnen zijn: -
Een landelijke campagne waarbij de aandacht gericht is op de politiek om scherpere regels te stellen met betrekking tot de verkoop van ongezonde etenswaren in fast food ketens op het treinstation.
28
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
-
Het beleid van scholen omtrent hapjes in de pauze veranderen, waarbij fruit de voorkeur heeft boven snoep en chips (fruitbeleid).
Om er zeker van te zijn dat sociale marketing aansluit bij de geplande interventie zijn acht benchmark criteria opgesteld. 1.
Doelgroepsegmentatie: De doelgroep staat centraal. Door markt- en consumentenonderzoek moet de doelgroep duidelijk in kaart gebracht worden. Er is een gesegmenteerde benadering (per doelgroep) ontwikkeld, om te zorgen dat de interventie zoveel mogelijk verschillende mensen bereikt.:
2.
Focus op gedrag: Er is een grondige analyse nodig van de gedragspatronen en trends, die zowel gericht zijn op het problematische als op het gewenste gedrag.
3.
Theorie: De interventie is gebaseerd op een gegrond theoretisch raamwerk.
4.
Inzicht: De interventie is gebaseerd op inzicht. Het is duidelijk wat de doelgroep beweegt en motiveert.
5.
Uitwisselingsanalyse: Het is duidelijk wat personen moeten investeren om te kunnen profiteren van de interventie.
6.
Competitie: Welke factoren vormen concurrentie voor de interventie: waar steekt men ook/liever tijd en moeite in?
7.
Mix van methoden: Er worden verschillende methoden samen gebruikt voor het bereiken van de interventiedoelen.
Marketingprincipes Als onderdeel van sociale marketing kunnen diverse marketingprincipes ingezet worden. De volgende marketing principes zijn relevant voor JOGG Noordwest.
Etnomarketing Deze vorm van marketing houdt in dat je specifiek met de wensen en behoeften van allochtone doelgroepen rekening houdt en daar je interventies op afstemt. Dit kan vooral in Zuilen-noord en -oost van belang zijn, omdat daar relatief veel allochtonen wonen.
Buzzmarketing Deze vorm van marketing is een andere benaming voor mond-op-mond marketing en is gebaseerd op het sneeuwbaleffect. Belangrijk hier is het bedenken van een marketing actie, bijvoorbeeld een filmpje of een evenement, waardoor mensen aangespoord worden de boodschap te verspreiden. Zo wordt een netwerk gecreëerd, is er publiciteit (exposure) en worden veel mensen geconfronteerd met de boodschap van de campagne. Zie ook bijlage ‘Sociale marketing: praktijkvoorbeelden’, Activmob).
Guerrilla marketing Deze vorm van marketing wordt voornamelijk toegepast wanneer er sprake is van beperkte middelen (marketingbudget). Het doel is om met marketingmiddelen een speciale ludieke, creatieve marketingcampagne op te zetten, veel ophef te creëren en de media haar werk te laten doen. De resultaten kunnen groot zijn, maar een gevaar van deze marketingvorm is dat een ‘ludieke actie’ juist tegen je werkt. Over de (mogelijk) negatieve gevolgen van een dergelijke actie moet dus eerst goed nagedacht worden voordat het in de praktijk gebracht wordt.
29
3.2 De ontwikkelingsfase Doelgroepsegmentatie In de ontwikkelingsfase waarin JOGG nu verkeert, is doelgroepsegmentatie een belangrijk aandachtspunt – naast het samenbrengen van relevante personen, het zo specifiek mogelijk formuleren van doelstellingen en het verbinden en initiëren van nieuwe en bestaande activiteiten. Voor een geslaagde sociale marketinginterventie is het van belang rekening te houden met de verschillende categorieën waarin de doelgroep onder te verdelen is. Volwassenen zullen anders reageren op een bepaalde benadering dan jongeren of kinderen. Daarnaast vormen sociaal economische status, huishoudtypering, consumentengedrag en voorkeuren, leefstijlfactoren, sekse, etniciteit, woonplaats en ook de fase van gedragsverandering waarin een groep zich bevindt kenmerken die bepalend kunnen zijn voor de aanspreekvorm die gehanteerd moet worden. De doelgroepsegmenten moeten daarom bestaan uit personen die zoveel mogelijk met elkaar gemeen hebben. De groep die aangesproken wordt hoeft overigens niet altijd de doelgroep van de interventie te zijn: in sommige gevallen wordt de doelgroep beter bereikt door met personen uit een ander segment te communiceren, die op hun beurt de boodschap doorgeven. Omdat JOGG een community-project is, kent het een brede doelgroep. Voor een effectieve interventie is het daarom belangrijk om de afzonderlijke doelgroepen bewust en zorgvuldig te kiezen. Dit geldt zowel op individueel- als op omgevingsniveau. Per subwijk en op buurtniveau in Noordwest is het daarom van belang te onderzoeken en in kaart te brengen welke groepen mensen er wonen en in wat voor omgeving zij leven. In hoofdstuk 2 is dit zoveel mogelijk gedaan. Branding De ontwikkelingsfase kent, naast de voor de hand liggende acties die in dit stadium ondernomen dienen te worden, het speciale aandachtspunt branding. Wanneer hiervan gebruikt gemaakt wordt, besluit men (delen van) de interventie te presenteren als een merk. Daarbij is het van belang eenduidig te zijn qua boodschap en stijl. Het meest effectief is het hanteren van één merknaam, één logo en één slogan. Ook wordt het belangrijk geacht dat de merknaam een positief beeld moet oproepen bij de doelgroep (zie bijlage: Sociale marketing: praktijkvoorbeelden ‘VERB Summer Scorecard’. Intermediairs vinden dat de merknaam JOGG ‘Jongeren Op Gezond Gewicht’ in eerste instantie niet iets positiefs benadrukt, maar indirect het probleem. Het is daarom aan te raden om te kijken naar mogelijkheden om voor JOGG een aansprekende slogan te verzinnen. Ook kan de BOFT boodschap die tijdens GO succesvol is gebleken, in plaats van of parallel aan JOGG ingezet worden. Deze boodschap voldoet echter nog niet aan de uitgangspunten van sociale marketing. Het kan als betuttelend worden gezien en benadrukt niet voldoende de positieve kanten (bv. fietsen, lopen, wandelen is leuk om te doen!) van een gezonde leefwijze. De achterliggende kernboodschap van BOFT blijft wel de basis van JOGG en het stedelijke programma in Utrecht. Wellicht kan door samenwerking met de verschillende publieke en private partners een nieuwe vorm gevonden worden waarin de kernboodschap kan worden gecommuniceerd.
30
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
4 Doelgroep en communicatie Doelgroepsegmentatie krijgt veel aandacht in JOGG; welke mensen wonen er in welke subwijk en buurt, wat zijn hun wensen en behoeften en hoe kan hierop met activiteiten worden aangesloten? Welke communicatiemiddelen en kanalen worden er gebruikt om de gezonde boodschap over te brengen? Aan de hand van de mogelijke doelgroepen voor JOGG zullen hier de verkregen informatie, adviezen en aandachtspunten gepresenteerd worden.
4.1 Intermediairs over de doelgroep Onder de intermediairs bestaat overeenstemming over wie de einddoelgroep van JOGG zou moeten vormen: kinderen in de leeftijdscategorie 0 tot en met 12 jaar. Ten eerste omdat het beste zo vroeg mogelijk begonnen kan worden met gezonde gewoontes en ten tweede omdat kinderen nog vormbaar zijn en nieuw gedrag het makkelijkst aanleren. Naast zo jong mogelijk beginnen wordt ook aanbevolen systeemgericht te denken en werken, met oog voor het bredere gezin (extended family). Wanneer ingezet wordt op kinderen is het nodig ook hun ouders bij de activiteiten van de interventie te betrekken. Zij bepalen immers wat er op de ontbijttafel staat, wat er aan eten en drinken meegegeven wordt naar school, hoe de avondmaaltijd eruit ziet en bovenal, hoe er binnen het gezin gedacht wordt over een gezonde leefstijl. Door hen ook te betrekken bij de activiteiten van hun kinderen kunnen ze geprikkeld worden om na te denken over hun verantwoordelijkheden in het maken van gezonde keuzes op het gebied van voeding en beweging. De culturele achtergrond is ook van invloed op het eetpatroon van het gezin. In Turkse en Marokkaansen gezinnen speelt lekker eten en drinken een belangrijke rol als uiting van liefde voor elkaar en het tonen van gastvrijheid. (Nicolaou, et al., 2009). Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor mensen buiten het kerngezin, zoals grootouders, tantes, goede buren, vrienden en oppassers, die invloed kunnen hebben op het beweeg- en eetpatroon van het kind. De intermediairs zijn het erover eens dat jongeren een derde, geheel aparte doelgroep vormen, die moeilijk te bereiken is en – net als de kinderen en de ouders – een eigen benaderingswijze vraagt. Volgens hen markeert de overgang naar de middelbare school vaak ook een overgang naar een nieuwe leefstijl en attitude, kinderen worden dan jongeren, een geheel andere doelgroep. Volgens de intermediairs zal het ingewikkeld zijn om bij deze doelgroep met JOGG iets te bereiken of überhaupt de aandacht te trekken, maar iedereen is het erover eens dat niets ondernemen met betrekking tot jongeren een gemiste kans is.
31
4.2 Bereik en vindplaatsen Alvorens een (communicatie)strategie te bepalen, is het van belang te weten waar de verschillende doelgroepen gevonden en aangesproken kunnen worden. De intermediairs is gevraagd wat de beste vindplaatsen zijn voor de verschillende doelgroepen. Voor de kleinste kinderen geldt, dat zij onder andere, te vinden zijn op voorscholen, in de kinderopvang, op peuterspeelzalen en speeltuinen. Kinderen vanaf vier jaar zullen vanzelfsprekend aangetroffen worden op basisscholen, maar ook bij activiteiten van de Brede School, de Verlengde Schooldag, BSO activiteiten, welzijnsorganisaties (Portes,) bij sportverenigingen, in supermarkten. Jongeren zijn te vinden op middelbare scholen, in buurthuizen, jongerencentra, in supermarkten en op sportverenigingen. Ook de sociale media (Facebook, twitter, Schoolbank, MySpace etc.) biedt de mogelijkheid voor een groot bereik van jongeren. Ouders kunnen aangesproken worden in buurthuizen, sportverenigingen, supermarkten, zelforganisaties, in gebedshuizen, via het opbouwwerk en ook op het schoolplein, via school, of gewoon aan huis. Voor de allochtone doelgroep, in dit geval de Marokkaanse gemeenschap in Zuilen, kan ook de moskee een belangrijke plek zijn om mensen te bereiken. Voor alle groepen geldt verder de Jeugdgezondheidszorg (en consultatiebureaus) en eerstelijnszorg als vindplaats. Alle voorbereidingen en inspanningen ten spijt, blijven er altijd ouders, kinderen en jongeren die niet bereikt worden met een interventie. Ook voor hen moet binnen JOGG aandacht komen, stellen de intermediairs van Noordwest. Door activiteiten goed te monitoren en door gebruik te maken van de juiste communicatiekanalen, bijvoorbeeld door sleutelfiguren in de wijk in te zetten, kan een deel van de mensen die buiten de interventie dreigen te vallen individueel benaderd worden. Het bereik van interventies is echter altijd een heikel punt en het vergt grote creativiteit en inzet om dit zo groot en breed mogelijk te krijgen.
Participatie Het bereiken van de doelgroep hangt nauw samen met participatie. Hiermee wordt bedoeld dat de doelgroep niet alleen “voor een middagje” deelneemt aan een activiteit, maar ook betrokken word bij de opzet en uitvoer van de activiteit. Verschillende niveaus van participatie zijn: meedoen, meewerken en meebeslissen. Participatie hangt nauw samen empowerment; bewoners krijgen door participatie het gevoel grip te hebben en te houden op hun leefstijl, zich er van bewust te zijn dat ze zelf een bijdrage kunnen leveren aan gezond gedrag. Uit het wijkgezondheidsprofiel (2010) is gebleken dat vooral in de subwijken Ondiep en Zuilen-noord en -oost het percentage inwoners dat het gevoel heeft onvoldoende regie over het eigen leven te hebben, hoger is dan Utrecht gemiddeld. Voor JOGG Noordwest is het de vraag in hoeverre er op participatie ingezet kan worden. Het ‘meedoen’ van de doelgroep aan activiteiten vraagt al om een grote investering. Voor de andere vormen van participatie ‘meedenken en meebeslissen’, is er in dit geval waarschijnlijk niet voldoende ruimte en tijd beschikbaar. Toch loont het wel de moeite om hier met principes uit de sociale marketing aandacht aan te besteden. Wanneer gesproken wordt over participatie, is het van belang ook na te denken over toeleiding. Dit is een onderwerp waar veel intermediairs mee worstelen, vooral als het gaat om de toeleiding van mensen die lastiger te bereiken zijn. De coördinator van de Brede School geeft aan dat het belangrijk is te
32
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
weten dat aan de weerstand die beleid soms opwekt vaak meer ten grondslag ligt dan uitsluitend onwil. Wanneer het binnen een gezin niet lukt om een kind te laten ontbijten voor het naar school gaat, is het nodig de redenen daarvoor in kaart te brengen. Mogelijk hebben de ouders zelf het dagritme niet op orde. Er moet binnen JOGG een balans komen tussen een algemeen aanbod en een wat meer sturende factor voor kinderen die niet uit zichzelf meedoen. Meer algemeen stelt hij, dat als een onderwerp niet leeft in de gemeenschap, mensen niet op activiteiten af zullen komen. Eerst moet bewustzijn gecreëerd worden door verschillende partijen. De omgeving moet aantrekkelijker gemaakt worden en gezamenlijk moet een cultuuromslag bewerkstelligd worden. Verder blijkt de veelgebruikte foldermethode in veel gevallen niet het gewenste effect te hebben. Hoe kinderen, maar ook jongeren en volwassenen, dan toch toegeleid kunnen worden naar bijvoorbeeld educatie- en voorlichtingsbijeenkomsten blijft een groot vraagstuk. In de volgende paragraaf worden enkele mogelijkheden besproken.
4.3 Communicatie Uit de projectdag van JOGG Noordwest is gebleken dat de taal die wordt gebruikt in JOGG om de (gezonde) boodschap over te brengen laagdrempelig moet zijn. De boodschap moet kort, helder, plaatselijk (lokale kranten, winkelier), praktisch (toepasbaar in de dagelijkse situatie), positief en visueel plezierig zijn en de voordelen van het beoogde gedrag duidelijk communiceren. Kortom de gezonde weg vereenvoudigen, wordt als een belangrijke onderdeel van de boodschap gezien. De boodschap regelmatig en op zoveel mogelijk plaatsen herhalen is belangrijk, maar het mag niet leiden tot een overkill. Het (ook) impliciet inbouwen van de boodschap in activiteiten wordt daarom aangeraden. De communicatie kan het beste lopen via reeds bestaande en veelgebruikte kanalen – en wellicht via enkele nieuwe kanalen die voorgesteld worden in de communicatieplannen voor Ondiep en Zuilen. Dit zijn onder andere Ondiep tv en een jaarlijks evenement in beide subwijken. Ook wordt gesteld dat sleutelfiguren uit de wijk de boodschap over kunnen brengen op hun medebewoners (Communicatie Ondiep, 2010). Deze sleutelfiguren kunnen met hun (gezonde) gedrag het goede voorbeeld geven en daarmee dienen als rolmodel voor andere bewoners van de wijken. Dit principe is toepasbaar in alle leeftijdsgroepen en in (bijna) alle contexten. Wat betreft de toeleiding naar georganiseerde activiteiten is het belangrijk om mensen niet te direct op de activiteit te wijzen, maar ze er naartoe te verleiden. Ook werkt een mondelinge boodschap volgens de meeste intermediairs in alle doelgroepen beter dan een schriftelijke. Uit de communicatieplannen voor Ondiep en Zuilen blijkt verder dat een subwijkaanpak wellicht beter werkt dan een wijkbreed beleid. Mensen identificeren zich vaak sterk met hun buurt en kennen vaak de aanduiding Noordwest voor de subwijken samen niet. Verder vertelt de voorzitter van de Abi Bakr Essadik-moskee dat er binnen de Marokkaanse gemeenschap in Zuilen vaak een negatief beeld bestaat van buurthuizen, maar dat binnen de moskee de gezonde boodschap goed overgebracht kan worden en dat men de informatie die hier verkregen wordt serieus neemt. Wanneer er budget voor is kunnen vanuit de moskee tevens activiteiten georganiseerd worden. Tenslotte is voor alle doelgroepen in alle gevallen het advies: wees niet betuttelend, belerend of veroordelend.
33
Kinderen De verenigingsmanager van DHSC stelt dat het voor kinderen belangrijk is om de nadruk niet teveel te leggen op wat gezond is, maar op wat lekker en leuk is: fruit eten is lekker en sporten is leuk om te doen. Kinderen leren gezond gedrag dan aan als iets vanzelfsprekends, ‘lekker in je vel zitten’, en niet als iets wat 'geforceerd' moet omdat het gezond is. Wanneer dat nodig is kan uiteraard wel uitgelegd worden waarom groente, fruit en bewegen gezond zijn en snoep en chips niet. Wanneer dit op een beeldende manier gebeurt die in de context past ('Je hebt geen mars nodig om goed te voetballen'), zullen kinderen de boodschap langzaam maar zeker overnemen. Als kinderen eenmaal enthousiast zijn, zullen ouders eerder geïnteresseerd raken en kan er ook binnen de gezinnen meer aandacht komen voor gezond eten en bewegen. Ook kan er ingezet worden op het vergroten van sociale vaardigheden (weerbaarheidtraining) van kinderen met betrekking tot voeding en gezondheid. Om dit te bewerkstelligen zijn scholen belangrijk, maar zeker niet de enige partij die hier een rol in hebben. Hierbij valt te denken aan Portes, sportverenigingen en de Brede School, maar ook aan intermediairs uit de eerstelijnszorg. Jongeren Jongeren zijn moeilijker te bereiken en te enthousiasmeren voor een gezonde leefstijl. Onder dit kopje zullen verschillende communicatiestrategieën de revue passeren die tijdens het onderzoek met betrekking tot jongeren besproken zijn. Veel van deze methoden zijn echter ook bij kinderen en volwassenen toepasbaar en kunnen dus breder ingezet worden.
Jongerenparticipatie Tijdens een expertmeeting over jongerenparticipatie bij YoungWorks op zeven september in Amsterdam kwam naar voren dat wat betreft actiebereidheid drie groepen te onderscheiden zijn. Van alle jongeren zal ongeveer 5% zelf initiatief nemen tot actie, bijvoorbeeld naar aanleiding van een nieuwsbericht, een informatiecampagne of een interventie. Deze groep beschikt over de capaciteit tot het omzetten van abstracte thema's naar activiteiten. Ongeveer 15% van de jongerenpopulatie is wel in beweging te krijgen, maar heeft een vertaling nodig van de abstracte thema's naar hun eigen leefwereld. De overige 80% is moeilijk in beweging te krijgen en heeft hooguit interesse in onderwerpen die een directe relatie hebben met hun belevingswereld. Jongerenparticipatie wordt hier gedefinieerd als het opbouwen van een structurele band met jongeren die leidt tot krachtiger en effectiever beleid, een beter gebruik van voorzieningen en verantwoordelijk burgerschap waarbij jongeren leren welke effecten hun acties en uitspraken kunnen hebben. Verder werd duidelijk dat beleid voor zowel de jongere als de beleidsmaker iets moet opleveren. Daarom is de verbinding tussen deze twee (f)actoren van groot belang. Enkele tips van YoungWorks zijn de volgende: -
Eerst het beleid, dan de jongeren: stel het doel voorop en gebruik jongerenparticipatie als middel om dit doel te bereiken.
-
Vertaal de vraag, het doel en de uitkomsten: maak ze relevant voor jongeren.
-
Kijk wat de jongeren daadwerkelijk kunnen: ze worden vaak overschat.
-
Maak waar wat je belooft.
-
Werk niet alleen online, maar ook met echte ontmoetingen.
-
Hak de interventie in kleine stukjes: maak de doelen klein en het resultaat snel zichtbaar.
-
Beloon de jongeren voor hun inzet.
-
Jongerenparticipatie is een vorm van spelenderwijs leren: breng eerst een gedraging teweeg en leer dan wat die betekent.
34
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
-
Maak gebruik van peer-to-peer overdracht*.
-
Maak gebruik van sociale media. Om succesvol te zijn in de sociale media moet je meedoen in de flow van je doelgroep. Als men een rol wil hebben in een netwerk, is het bovendien belangrijk te weten waarom mensen zich hierbij aansluiten. De wens tot communiceren, netwerken en
socializen en daarnaast voor entertainment en de behoefte om je ergens mee te identificeren. De intermediairs in Noordwest bevestigen een aantal van de bovengenoemde punten over jongeren en beleid. Zij vinden het belangrijk dat jongeren inspraak hebben en meedoen als het gaat om zaken die op hen betrekking hebben. Met participatie wordt dan vooral bedoeld dat jongeren, afhankelijk van hun talenten, meehelpen met zowel het bedenken als het uitvoeren van activiteiten. De coördinator van het jongerenwerk bij Portes benadrukt dat het beeld en de verwachtingen die bij de verschillende partijen bestaan over participatie duidelijk moeten zijn. In beleidsstukken wordt volgens hem onder participatie vaak verstaan dat jongeren bijvoorbeeld zouden moeten deelnemen aan een jongerenraad. Dat moet in wijken als Noordwest niet het doel zijn. Hier gaat het om hele praktische, concrete zaken en moet goed in de gaten gehouden worden of jongeren zich thuis voelen bij de activiteiten die ze doen. Participatie is niet altijd een succes, stelt de coördinator van het jongerenwerk bij Portes. Het is een proces waarbij doorzettingsvermogen nodig is. Soms treden na een maand veranderingen op, andere keren duurt het een jaar voordat eventuele effecten zichtbaar zijn. Dat is afhankelijk van de relatie die een begeleider met de groep heeft en van wat de doelen van de activiteit en het beleid zijn. Een succesformule of -theorie bestaat niet en bij een succesvol project is niet altijd te zeggen waarom het goed werkte. Met jongeren kan het beste op niet te theoretische wijze gesproken worden over onderwerpen die hen persoonlijk aangaan en aansluiten bij hun leefwereld. Het werkt vooral om met jongeren dingen te doen, ze dingen te laten ervaren. Dit kan gebeuren op alle plaatsen waar jongeren komen: scholen, buurthuizen, sportverenigingen etc. Ook als aan al deze voorwaarden wordt voldaan is dat geen garantie voor succes. De interesse van jongeren voor een bepaald onderwerp zal een golfbeweging zijn: het ene moment zijn ze bereid mee te denken en het volgende moment hebben andere onderwerpen prioriteit. Hoewel jongerenwerkers als rolmodel kunnen dienen, wordt ook het uitnodigen van een deskundige op het gebied van voeding door de coördinator jongerenwerk als mogelijke optie genoemd om jongeren te informeren. Omdat deze persoon een bepaald gezag kan hebben en verondersteld wordt te beschikken over specifieke kennis verwacht men dat jongeren de informatie makkelijker aannemen. Jongerenwerkers zouden kunnen peilen of er interesse is voor zo'n bijeenkomst en PR-werkzaamheden kunnen verrichten.
Peer education Peer education houdt kort gezegd in dat jongeren voorlichting geven aan andere jongeren uit de eigen peergroup. Verschillende intermediairs uit Noordwest gaven aan goede mogelijkheden te zien voor het werken met rolmodellen. Het document Fa'waka? Handleiding voor een peer project van Jellinek Preventie biedt hier meer informatie over. Bij peer education is het van belang dat de doelgroep en de voorlichters zoveel mogelijk overeenkomen wat betreft leeftijd, etniciteit, cultuur, subcultuur, taalgebruik, leefstijl, opleidingsniveau en sociale groep. Deze gedeelde kenmerken zorgen ervoor dat met
*
JOGG Noordwest en Albert Heijn kijken bijvoorbeeld samen naar de mogelijkheid om de medewerkers van AH (dit
zijn vaak jongeren), binnen en buiten de winkel, een duidelijke positieve boodschap uit te laten dragen rond voeding en beweging naar de ouders toe en kinderen/jongeren. ,
35
een voorlichting meer bereikt wordt: de doelgroep identificeert zich makkelijk met de voorlichter en de voorlichter wordt goed begrepen omdat hij de taal van de doelgroep spreekt. In het Gezond Gewicht project in Overvecht (GO) is gebruik gemaakt van een dergelijke vorm van peer education. Tijdens projectweken op basisscholen hebben VMBO-leerlingen voorlichting gegeven aan kinderen uit de onderbouw en bovenbouw. Deze werkwijze bleek succesvol om zowel kinderen als jongeren te bereiken. Volwassenen Bij ouders kan het goed werken om in te spelen op het belang van het kind. Kinderen zijn vaak het waardevolste bezit van een ouder en een confrontatie met de risico's van overgewicht zal bij hen dan ook aanslaan, stelt onder andere de assistent wijkmanager van Ondiep en Pijlsweerd. Het overdragen van de boodschap kan via scholen gebeuren, maar volgens enkele bewoners ook via flyers, mits deze door iemand uitgereikt wordt die in de buurt bekend en vertrouwd is. Veel intermediairs geven aan dat kinderen de informatie die zij op school krijgen kunnen overdragen op hun ouders en daardoor als medium dienen. Wanneer advies gegeven wordt over (op)voeding is het volgens de wijkpedagoog belangrijk om niet te kritisch over te komen op wat er niet goed gaat, maar vooral te benadrukken wat de ouders wel goed doen en wat er nog beter kan. Ook is uit de eindevaluatie van GO gebleken dat ouders het moeilijk vinden om kennis over gezonde (op)voeding en beweging in de dagelijkse praktijk toe te passen. In JOGG Noordwest is het daarom verstandig om hier aandacht aan te schenken. Met de Brede School van Noordwest kan gekeken worden hoe de toeleiding van ouders naar ouder-inlopen geïntensiveerd kan worden. Allochtone groepen Tijdens een informatieavond over sport en opvoeding in het Vorstelijk Complex in Zuilen komt naar voren dat met de allochtone groepen wellicht op een andere manier gecommuniceerd moet worden dan met de autochtone groep. Het is van belang dat de (allochtone) ouders van Zuilen het belang van sport in gaan zien. De vraag is hoe dit bereikt kan worden. Twee Marokkaans-Nederlandse panelleden op de informatieavond stellen dat de allochtone groepen anders omgaan met deelname aan activiteiten. Hun culturen zijn - over het algemeen - collectivistischer dan die van de meeste autochtone Utrechters. Mond-tot-mond reclame is dan ook het allerbelangrijkst. Het gebruik van flyers levert nauwelijks iets op. Een medewerker van Vereniging Sport Utrecht voorspelt dat als er één moeder gaat sporten en dat rondvertelt, veel andere moeders met haar mee zullen komen en hun kinderen ook. Een van de aanwezige Marokkaans-Nederlandse vaders onderschrijft dit mechanisme: “Ook is 'competitie’ binnen de allochtone groepen belangrijk. Als een kind goed is in een sport kan een verhaal daarover anderen enthousiasmeren”. Ook staan allochtone groepen vaak meer open voor informatie over gezondheid en voor mensen die (van oudsher) gezagposities bekleden, zoals van scholen en de huisarts. Gesloten gemeenschap Ten slotte komt uit gesprekken met intermediairs naar voren dat de Marokkaanse gemeenschap in Zuilen een vrij gesloten gemeenschap is. Dit geldt ook voor een aantal buurten met autochtone gemeenschappen in de subwijk Ondiep, 2e Daalsebuurt. Deze gemeenschappen vragen om een meer specifieke benadering. Intermediairs vinden het vooral in deze gemeenschappen belangrijk om niet met het wijzende vingertje en betuttelend op te treden, maar wel tegelijkertijd tegenwicht te bieden aan de aanwezige wijkcultuur. Een open dialoog over gezondheid met de buurtbewoner is daarom gewenst, zonder de doelgroep(en) te overspoelen met informatie en ongevraagde adviezen.
36
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
5 Huidige activiteiten, mogelijke ininterventies, taken en verantwoordeverantwoordelijkheden
5.1 Bestaande activiteiten in Noordwest Het bestaande aanbod aan voedings- en bewegingsactiviteiten wordt hier kort besproken. Veel van deze activiteiten worden in het projectplan van JOGG Noordwest genoemd en het Wijksport- en beweegplan Utrecht Noordwest (2010-2014). Geraadpleegde intermediairs uit Noordwest gaven aan dat JOGG het beste aan kan sluiten bij dit reeds bestaande aanbod aan activiteiten.
Voeding Op het gebied van voeding lopen in de wijk Noordwest diverse projecten, Enkele belangrijke projecten zijn de kookclub van Portes in de Kinderkeet voor ouders en hun kinderen, het ingevoerde fruitbeleid op de basisscholen en de cursus ‘gezond eten voor weinig geld’ voor ouders. Deze laatste activiteit wordt in samenwerking tussen de GG&GD en Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) en Portes in Noordwest uitgevoerd.
Beweging Het bestaande aanbod aan activiteiten en de plannen rondom structurering van die activiteiten staan uitgebreid beschreven in het Wijksport- en beweegplan Utrecht Noordwest 2010 - 2014. Dit sluit (bijna) naadloos aan op de ambities van JOGG en de adviezen van de intermediairs in de wijk: de verschillende partijen in Noordwest moeten meer gaan samenwerken en beter gaan communiceren zodat men niet ineffectief langs elkaar heen werkt, maar elkaar versterkt (Gemeente Utrecht, 2010).
5.2 Mogelijke interventies en activiteiten JOGG Volgens intermediairs uit de wijk en volgens de GG&GD moet het JOGG geen aparte lijn worden, maar bestaande activiteiten met elkaar verbinden en monitoren. Als advies wordt gegeven om vooral helder en eenduidig naar buiten te treden en een passend aanbod aan activiteiten te creëren waar steeds dezelfde boodschap wordt uitgedragen. Dit voorkomt dat men – vooral op scholen – deelneemt aan willekeurige activiteiten die in die combinatie niets opleveren. Verder moet deelname aan JOGG niet te vrijblijvend zijn voor zowel de partijen als de doelgroep(en), om het mogelijk te maken de samenwerking en overeenstemming tussen de verschillende partijen en activiteiten in de wijken te bevorderen. De verschillende partijen moeten doen wat zij beloven en de deelname aan activiteiten door kinderen moet gemonitord worden om te voorkomen dat juist de belangrijkste leden van de doelgroep met betrekking tot gezond gewicht buiten schot blijven.
37
Hieronder volgen de adviezen en ideeën van intermediairs uit Noordwest, ingedeeld naar onderwerp. Voeding Het fruitbeleid wordt door de meeste intermediairs gezien als een kansrijke interventie en een belangrijk onderdeel van JOGG. Enkele kanttekeningen die erbij geplaatst werden volgen hier. In Overvecht lukte het goed om het fruitbeleid op de diverse scholen eenduidig in te voeren. In Noordwest bestaat echter een grote diversiteit aan schoolbesturen dat het wijkbreed doorvoeren van het beleid in de weg zou kunnen staan, stelt de beweegmakelaar. Verder valt of staat het slagen van het fruitbeleid met het voorbeeld dat kinderen krijgen van de leerkracht. Ouders in Noordwest zijn vaak kritisch en bij beleid dat ook hen om inzet vraagt, mag men geen steken laten vallen. Tenslotte zou er, voor de mensen bij wie het meegeven van fruit of het ontbijten niet lukt, een individueel traject moeten komen, vindt de wijkpedagoog. Hiervoor zouden de scholen, de GG&GD en diëtisten meer samen kunnen werken. Dit gebeurt nu nog niet, mogelijk omdat scholen huiverig zijn om ouders tegen zich in het harnas te jagen en betuttelend over te komen. Zowel de sociaal makelaar van Ondiep als de assistent wijkmanager van Zuilen stellen dat het belangrijk is dat men zich realiseert wat er in de zo geliefde producten aan suikers en vetten zit en hoeveel er bewogen moet worden om die te verbranden. Dit soort bewustwording kan alleen bewerkstelligd worden door er zowel op school en bijvoorbeeld op de sportverenigingen als thuis aandacht aan te besteden. JOGG kan hierover informatie aanleveren aan de intermediairs in de wijk. De sociaal makelaar raadt verder aan te zorgen voor financieel voordeel wanneer men gezonde producten koopt, maar niet te 'straffen' als men ongezonde producten koopt. Een opbouwwerkster in Ondiep heeft het idee opgevat dat het met het doorlopende schoolrooster dat nu in opkomst is, wellicht mogelijk wordt om kinderen op school een gezonde warme maaltijd aan te bieden. In diverse Europese landen gebeurt dit al en als onderdeel van JOGG zou in Utrecht een pilot kunnen starten, waarbij de keuken van Portes eventueel gebruikt kan worden. Het faciliteren kan met ouders of meer professioneel. Portes onderzoekt op dit moment de mogelijkheden. De kooklessen voor kinderen die momenteel al bestaan bij Portes kunnen uitgebreid worden door ook de ouders bij het koken te gaan betrekken. Volgens de projectcoördinator (marketing catering) van Albron is bij een gezonde school- of sportkantine de sfeer en beleving het belangrijkst. Gezond eten zou bevorderd kunnen worden door de gezonde producten goedkoper te maken dan de ongezonde of door gezonde producten op een extra leuke manier aan te bieden. Ongezonde snacks helemaal verwijderen is een minder goede optie als men de jongeren binnen school of sportclub wil houden. Ze vinden anders hun weg naar de snackbar of supermarkt wel. Vette snacks zijn misschien niet goed, maar een reep chocola mag volgens de projectcoordinator best te krijgen zijn. Het is niet verstandig om door te slaan in de focus op gezondheid, maar snoep moet wel bijzaak zijn. Een andere optie is, om het verkopen van snacks te beperken tot twee dagen in de week. Beweging Op het gebied van beweging bij jonge kinderen zijn aanvullingen zeer welkom. Er zijn weinig laagdrempelige beweegactiviteiten voor deze doelgroep. Hiertoe zouden samen beweegactiviteiten voor ouders en jonge kinderen georganiseerd kunnen worden, waarbij door middel van spelletjes ook on-
38
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
bewust nog iets geleerd kan worden over gezonde leefstijl. Verder zouden speeltuinen, die nu alleen na schooltijd open zijn, 's ochtends toegankelijk gemaakt kunnen worden voor ouders met jonge kinderen. Hier zou ook voorlichting gegeven kunnen worden of men zou themaweken kunnen organiseren. Uit de informatieavond over sport en beweging in Zuilen bleek dat er onder allochtone vrouwen een grote behoefte bestaat aan sportgelegenheid voor vrouwen. Ook op een internetforum komt het gebrek
aan
sportfaciliteiten
waar
vrouwen
onder
elkaar
kunnen
sporten
naar
voren
(http://forums.marokko.nl/archive/index.php/t-1202876-p-4.html) en in het wijksport- en beweegplan wordt tevens aangegeven dat er een beter sportaanbod moet komen voor allochtone meiden. Hier is in het wijksportplan aandacht voor. Om de problemen rondom halen en brengen te verlichten kunnen sportverenigingen tijdens de training van de kinderen een trainingsuurtje voor ouders faciliteren, die daardoor gratis kunnen sporten en niet steeds heen en weer hoeven te rijden. Dit gebeurt al bij atletiekvereniging Phoenix. Het creëren van speel- en beweeggelegenheden voor kinderen is van het grootste belang, niet in de laatste plaats omdat spelen meer oplevert dan alleen beweging. Als kinderen bewegen ontwikkelen ze ruimtelijk inzicht. In en rondom een speelgelegenheid ontwikkelen zij sociale vaardigheden en ze leren dat de ruimte voor iedereen toegankelijk is. Om de speel- en beweeggelegenheden – die volgens het rapport Wijkspeelruimte in Noordwest te dun gezaaid zijn – uit te breiden, kunnen schoolpleinen in Ondiep en Zuilen mogelijk ook buiten schooltijden opengesteld worden voor speelactiviteiten. Ditzelfde geldt voor speeltuinen die ruimere openingstijden zouden kunnen hanteren of delen van de voorziening algemeen toegankelijk zouden kunnen maken (Rapport Wijkspeelruimte in Noordwest, 2010). Integraal Aansluitend op het programma "Vreedzame school", dat op bijna alle scholen draait, kan ambassadeursschap met betrekking tot gezond eten en bewegen ingevoerd worden. Een klein groepje kinderen draagt dan de boodschap over op hun klas- en leeftijdsgenoten. Deze aanpak zou men op den duur kunnen uitbreiden naar bijvoorbeeld sportclubs. Bij het project Meedoen Op Straat van Portes kan fruit uitgedeeld worden in plaats van snoep, waarbij ook uitgelegd wordt waarom dit gebeurt. Bovendien kunnen themaweken georganiseerd worden waarbij de activiteiten in het teken staan van gezond eten en bewegen. Als JOGG succes heeft bij actieve bewoners, kunnen die gaan fungeren als ambassadeurs. Actieve bewoners spreken de taal van de buurt en kennen de cultuur en kunnen daarom een boodschap beter overbrengen dan iemand van buiten de wijk. Volgens een intermediair van Portes kunnen binnen maatjesprojecten of groepsprojecten mensen elkaar helpen gezond te eten, te bewegen en/of af te vallen. Door verantwoording af te leggen over wat men eet wordt samen iets bereikt. Deze sociale controle op gezond eten en bewegen zou zowel onder volwassenen en jongeren als in de klassen van de basisschool kunnen plaatsvinden. Eerst zal uitgelegd moeten worden waarom bepaald eten gezond of ongezond is, en vervolgens kan bijvoorbeeld gepro-
39
beerd worden om gezamenlijk een week lang geen chips te eten. Er zou zelfs een wedstrijdelement toegevoegd kunnen worden om de motivatie te vergroten. Trainers en leiders in de juniorensport, maar ook jongerenwerkers bij Portes kunnen een rolmodelfunctie vervullen door het goede voorbeeld te geven: geen AA drank drinken, niet roken en geen marsen of chips eten gedurende wedstrijden en trainingen. Tijdens de wedstrijden kan in de rust een appel of banaan en een flesje water uitgedeeld worden en ook daarbij kunnen de trainers als voorbeeld dienen. JOGG zou een toeleidingsmechanisme moeten bevatten voor de kinderen die met het huidige beleid niet bereikt worden. Volgens diverse intermediairs zou dit kunnen werken middels intensieve monitoring van activiteiten en het aandacht schenken aan de kinderen die niet mee komen in het reguliere beleid.
5.3 Valkuilen voor JOGG Naast adviezen en suggesties voor mogelijke activiteiten binnen JOGG hebben de intermediairs uit de wijk ook aangegeven waar zich volgens hen mogelijke knelpunten voor het project bevinden. Overgewicht niet het enige probleem Om te beginnen bestaat het risico dat het onderwerp overgewicht bij de bewoners van Noordwest, vooral in de subwijk Ondiep, slechts geringe belangstelling zal genieten. Zij hebben vaak andere problemen die zij als acuter ervaren (zie hoofdstuk 2: stapeling van problemen). Dit zijn onder andere gezondheids- en leefstijlproblemen, financiële problemen, de zorgen over de sloop van woningen, het ervaren van spanning en stress en de wens tot verbetering van de eigen leefomgeving. Doelgroepsegmentatie Segmentatie van doelgroepen is nodig, stellen intermediairs uit de wijk. De diverse groepen moeten ieder op andere wijze benaderd worden en zij zullen hoogstwaarschijnlijk verschillend reageren op de activiteiten van JOGG. Bij kinderen bereikt beleid wellicht attitudeveranderingen, maar het risico bestaat dat daar niets mee gebeurt als de ouders niet betrokken zijn bij de activiteiten. Ouders bepalen immers wat er thuis gegeten wordt en wat kinderen mee naar school krijgen. Terwijl het gedrag van kinderen nog redelijk te beïnvloeden is, zijn jongeren een veel moeilijker te bereiken doelgroep. Zodra kinderen naar de middelbare school gaan, bestaat dan ook het gevaar dat het bewustzijn van het belang van een gezonde leefstijl verwatert. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 4.3.
40
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Bereik Waar eveneens op gelet moet worden is het bereik van de interventie. De activiteiten die al lopen bereiken een redelijk percentage van de kinderen in Noordwest, maar ook een deel niet. Het risico bestaat dat juist de groep die niet bereikt wordt veel kinderen bevat die overgewicht hebben. Er moet daarom goed overwogen worden hoe men omgaat met kinderen die niet deelnemen aan activiteiten, maar dit wel zouden kunnen gebruiken. Opkomst is vaak een probleem wanneer activiteiten georganiseerd worden in wijken als Noordwest. Een goede verdieping in communicatiestrategieën en inspelen op de behoeften van de verschillende doelgroepen is nodig om voor elk segment van de inwoners de juiste initiatieven te nemen. Hierbij aansluitend is het van belang dat de activiteiten goed bereikbaar en betaalbaar zijn. Wanneer sportgelegenheden te ver weg liggen of veel geld kosten is dat voor veel mensen een onoverkomelijke drempel. Ook moet er geen overdaad aan beweegactiviteiten georganiseerd worden. De ervaring is dat dit niet altijd zorgt voor toeleiding naar sportverenigingen. Het tegendeel is het geval: ouders krijgen het idee dat er op school/de brede school zo veel aan beweging gedaan wordt, dat het niet nodig is om het kind daarbuiten nog te laten sporten. Voor het hele project geldt bovendien dat men moet willen meewerken. Dit zal vaak moeilijk te bewerkstelligen zijn, omdat de bewoners van Noordwest niet zelden consumptief ingesteld zijn. Er moet een balans gevonden worden tussen hulp geven en mensen zoveel mogelijk zelf laten doen. Dit is een kwestie van vertrouwen wekken. Na een positieve ervaring zullen mensen een volgende keer met meer inzet deelnemen.
Communicatie Vrijwel alle intermediairs wijzen op het risico om als GG&GD of als deelnemende partij stigmatiserend, badinerend of veroordelend over te komen. Zoals reeds gesteld in het hoofdstuk ‘doelgroep en communicatie’, zal een beleid dat zich bedient van de 'wijzende vinger' in Noordwest volkomen afgewezen worden. Duurzaamheid interventies Verder is het van belang dat de acties die ondernomen worden niet eenmalig zijn. Alleen continuïteit levert echt iets op en activiteiten moeten op elkaar aansluiten. Er moet structuur aangebracht worden in het bestaande geheel aan activiteiten in de wijk, om te zorgen dat verschillende initiatieven niet op inefficiënte wijze langs elkaar heen werken. Het uitnodigen van een speler van FC Utrecht is bijvoorbeeld leuk, maar heeft uitsluitend zin als het onderdeel is van een groter geheel. Alleen als bijzondere activiteiten ingebed zijn in de context van een breder project zullen ze de kinderen iets bijbrengen. Ten slotte zijn de meeste intermediairs van mening dat twee jaar te kort is om een compleet draaiend beleid neer te zetten en dit te ontdoen van kinderziektes. De periode kan wel aanknopingspunten bieden waar op voortgeborduurd kan worden. Men moet niet te snel teveel willen bewerkstelligen.
41
5.4 Taken en verantwoordelijkheden per partij Tijdens de gesprekken met intermediairs is besproken welke taken en verantwoordelijkheden de diverse partijen voor zichzelf zien binnen JOGG. Hieronder volgt van de partijen die zijn benaderd voor een interview, een overzicht van de mogelijke taken die zij zichzelf toebedelen. Aveant en DMO-sport zijn hierin niet meegenomen. Zij speelden al eerder een rol in Gezond Gewicht Overvecht (GO) en zij zullen ook hun kennis en ervaring, menskracht en producten voor JOGG Noordwest inzetten. Verder staan de taken, verantwoordelijkheden en rechten van alle publieke en private partijen uitgebreid beschreven in het projectplan van JOGG Noordwest. Publieke partijen partijen
GG&GD Gezondheidsbevordering & Epidemiologie In de meeste gesprekken kwam naar voren dat van de GG&GD afdeling Gezondheidsbevordering en Epidemiologie (G&E) een regisserende en structurerende rol wordt verwacht. De GG&GD zou volgens de intermediairs de leiding moeten nemen over het structureren van de lopende activiteiten en het opsporen en opvullen van hiaten in het arsenaal aan bestaande initiatieven. Daarnaast zal GG&GD zich bezighouden met het monitoren en evalueren van de interventie.
GG&GD Jeugdgezondheidszorg De wijkpedagoog gaf aan dat zij binnen haar eigen werk niet veel meer kan doen dan ze al doet: de BOFT-boodschap uitdragen, als de opvoedvraag dat toelaat, en kinderen en hun ouders zonodig doorverwijzen naar een diëtist of een beweegprogramma. Een probleem hierbij is, dat ouders vaak schromen om hulp te vragen. Er heerst angst voor jeugdzorg en men ziet het vragen van hulp vaak als een persoonlijk falen. De diverse intermediairs binnen de GG&GD werken volgens de wijkpedagoog al vrij goed samen, maar er zou nog meer geïnvesteerd kunnen worden in de samenwerking tussen Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de scholen. Er zouden bijvoorbeeld vanuit de GG&GD spreekuren kunnen komen op school, voor ouders en kinderen, om de informatievoorziening te vergroten. Verder is de monitoring en doorverwijzende taak van jeugdartsen en –verpleegkundigen een belangrijke factor in het voorkomen en tegengaan van overgewicht.
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling: Assistent wijkmanager/wijkbureau Binnen het wijkbureau zou gezond gewicht op de agenda van de buurtaanpak gezet kunnen worden. De projectleiding van JOGG zou deel kunnen nemen aan een vergadering en binnen dit overleg van intermediairs kunnen bespreken wat knelpunten van het project zijn. De mensen die sterk betrokken zijn bij de wijk kunnen zo meedenken over oplossingen en er voor zorgen dat er niets vergeten wordt. Het wijkbureau en de assistent wijkmanagers kunnen dus vooral fungeren als bron van informatie en advies.
Portes Binnen Portes zouden medewerkers die veel kinderen en jongeren zien kunnen bijdragen aan het uitdragen van de gezonde boodschap. Zonder dat zij continu benadrukken wat gezond en ongezond is kunnen op vanzelfsprekende wijze veranderingen doorgevoerd worden. Hierbij kan het gaan om min-
42
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
der suiker in de thee en minder beschikbaarheid van snoep tijdens bijeenkomsten, het uitdelen van fruit bij een programma als Meedoen op Straat en vooral om het goede voorbeeld dat kinder- en jongerenwerkers kunnen geven aan hun doelgroep. Verder is men bij Portes van plan om bij de kookclub voor kinderen ook volwassenen te betrekken, om ook hen te leren hoe er gevarieerd, gezond én lekker gekookt kan worden. Daarnaast vormt de beweegmakelaar het eerste aanspreekpunt voor vragen van bewoners rondom sport en bewegen en zal mensen blijven enthousiasmeren en toeleiden naar beweegactiviteiten. Tenslotte kunnen er binnen het jongerenwerk – mits de jongeren interesse hebben en wellicht ook bij andere activiteiten bijeenkomsten worden georganiseerd omtrent gezonde leefstijl.
Brede School Volgens de coördinator van de Brede School is het van belang in de gaten te houden dat elke partij andere belangen heeft, die niet altijd stroken met de belangen van JOGG. De Brede School doet bewegingsactiviteiten bijvoorbeeld vooral in het kader van talentontwikkeling. Dat deze inspanningen bij kunnen dragen aan een gezonde leefstijl is een positief neveneffect, maar geen primair doel. De kerndoelen die nagestreefd moeten worden zijn belangrijker voor een school dan verantwoordelijkheid dragen voor overgewicht. Andere partijen in de wijk zullen zich dan ook moeten inzetten om jongeren en volwassenen in contact te laten komen met het project. Alle deelnemende organisaties en instellingen gezamenlijk zullen moeten uitstralen dat een gezonde leefstijl belangrijk is. De scholen kunnen en moeten deze verantwoordelijkheid niet alleen dragen. Zij leveren de doelgroep en zijn bereid deel te nemen aan activiteiten, maar kunnen niet alleen zorgen voor de toeleiding.
Voetbalvereniging DHSC De verenigingsmanager van DHSC merkt op dat hij de wijk al erg pro-actief vindt: de verschillende organisaties zoeken elkaar regelmatig op. De beweegmakelaar en de coördinator van de Brede School zijn al een keer bij DHSC langs geweest om de mogelijkheden te inventariseren voor het inzetten van trainers bij voetbalclinics op de Rietendakschool. Verder is Mitros benaderd om te bespreken hoe samengewerkt kan worden in het kader van het gebouw dat op het terrein bij de vereniging moet komen te staan. Hierin komt waarschijnlijk een fitnesszaal, een locatie van Portes en een kinderopvang. De verenigingsmanager staat ook zeer open voor een bezoek van Albron om de kantine te bekijken en wil zich gaan inzetten voor het gebruik van rolmodellen die het goede voorbeeld geven aan de pupillen als het gaat om eten en drinken tijdens de wedstrijd: geen marsen, chips en AA-drank, maar fruit en water.
Fietsersbond Vanuit de Fietsersbond is aangegeven dat er meegedacht en geadviseerd kan worden als het gaat om het bevorderen van fietsen voor jong en oud, ervoor te zorgen dat ouders hun kinderen zo vroeg mogelijk leren fietsen en het aantrekkelijk maken van de leefomgeving / inrichting van de wijk voor fietsers. Daarnaast werken JOGG en de fietsersbond samen voor het organiseren van fietsersweken in Noordwest.
43
Private partijen De private partijen die aangesloten zijn bij JOGG Noordwest, bieden financiële/materiële ondersteuning en/of advisering over bijvoorbeeld marketing. Daarnaast zijn er ook private partijen die – evenals publieke partijen - participeren bij de opzet en uitvoering van activiteiten. Bij het benaderen van deze partijen voor een interview, is gebleken dat het voor hen niet altijd even duidelijk is wat voor rol ze kunnen spelen bij JOGG Noordwest. Drie kernpunten kwamen hieruit naar voren: 1). De partijen zijn niet direct gebonden aan de wijk Noordwest en weten daardoor niet goed wat er speelt. 2). Voor veel private partijen is de samenwerking met publieke partijen en op het gebied van overgewicht, voeding en beweging en sociale marketing nog betrekkelijk nieuw. 3). Ondanks dat private partijen zich hebben aangesloten bij JOGG Noordwest, ligt hun prioriteit (logischer gewijs) bij hun kernactiviteiten. Voor JOGG Noordwest moeten zij, naast hun ‘normale werkzaamheden’, extra tijd beschikbaar maken. Met betrekking tot samenwerking bestaan er verschillende verwachtingen. De private partijen verwachten dat de GG&GD de regie neemt over het project, de GG&GD heeft op haar beurt het doel om met de private partijen samen te investeren in JOGG en een co-creatieve vorm van samenwerking te zoeken. De private partijen lijken zich vooral te richten op de landelijke activiteiten omtrent overgewicht. Het is belangrijk ervoor te waken dat door het hebben van verschillende verwachtingen misverstanden kunnen ontstaan.
Albron Albron is voor een integrale aanpak, zoals die binnen JOGG wordt voorgesteld. Dat was voor hen de reden zich bij dit initiatief aan te sluiten. De hele omgeving moet deelnemen om iets te kunnen bewerkstelligen. Het bedrijf heeft geen eerdere ervaringen met het deelnemen aan projecten rondom overgewicht, maar wil graag meedenken en kennis leveren.
Albert Heijn Albert Heijn gaat waarschijnlijk een actieve rol vervullen in het aanleveren van gezonde voedingsproducten voor verschillende activiteiten zoals het fruitbeleid, één keer per jaar ontbijt op scholen en voorleesdagen. Daarnaast heeft de landelijke projectcoördinator marketing een adviserende functie betreft marketing en communicatie in de stuurgroep van JOGG Noordwest. Albert Heijn heeft ook een eigen programma ‘ik eet het beter’ met lesmateriaal voor basisscholen. Samen met de GG&GD wordt gekeken hoe dit programma geïntegreerd kan worden in JOGG Noordwest.
44
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
6 Conclusie en aanbevelingen In dit hoofdstuk volgen de de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van deze community diagnose:
Leefstijl en overgewicht Overgewicht Zowel cijfers als gesprekken met intermediairs geven aan dat overgewicht in Noordwest, ook onder kinderen en jongeren tussen 4 en 15 jaar een groot probleem is. Vooral bij kinderen met een midden en lage Sociaal Economische Status (SES) komt overgewicht veel voor: bijna een derde van deze groep is te zwaar. Onder allochtone groepen ligt het percentage kinderen met overgewicht hoger dan onder autochtonen, vooral de Turkse groep kinderen springt eruit (41% overgewicht). De verdeling van kinderen met overgewicht over de subwijken in Noordwest varieert van 25% tot 30%. Leefstijl Wat betreft leefstijlfactoren scoren kinderen met een lage SES minder gunstig en onder hen vooral de Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse groepen: niet dagelijks ontbijten (ruim een kwart) van de kinderen) en meer dan twee uur per dag televisie kijken (ruim de helft). Op fruitconsumptie (elke dag fruit) scoren allochtone kinderen iets gunstiger dan autochtone kinderen. Allochtone meisjes (overwegend Marokkaans of Turks) spelen minder buiten dan jongens en er zijn minder meisjes lid van een sportclub. Oorzaken overgewicht en leefstijlfactoren De belangrijkste oorzaken voor overgewicht zijn: ongunstige eet- en beweeggewoontes en ongunstige omgevingsfactoren. Leefstijlverandering vraagt om een actieve inzet en soms grote veranderingen voor de persoon. Het is makkelijker om vast te houden aan oude gewoontes, dan nieuwe aan te leren en vast te houden. Daarbij komt dat sommige inwoners van Noordwest ook andere problemen hebben die zij als acuter ervaren. Dit zijn onder andere gezondheidsproblemen, financiële problemen, de zorgen over de sloop van woningen, het ervaren van spanning en stress en de wens tot verbetering van de eigen leefomgeving. Ook is niet iedereen in staat de kennis over een gezonde leefstijl te vertalen naar de eigen situatie. Uit de eindevaluatie van Gezond gewicht Overvecht (GO) is eveneens gebleken dat ouders het moeilijk vinden om kennis over gezonde (op)voeding en beweging in de dagelijkse praktijk toe te passen. In JOGG Noordwest is het daarom verstandig om hier nog meer aandacht aan te schenken, door bijvoorbeeld het toerusten van intermediairs om hier op in te gaan en het geven van opvoedingsondersteuning. Sociale kenmerken en omgevingskenmerken De subwijken van Noordwest vormen wat betreft sociale kenmerken en omgevingskenmerken geen homogeen geheel. Op buurtniveau zijn er verschillen, ook in leefgewoonten. Dit is iets voor JOGG Noordwest om rekening mee te houden. De subwijken kennen bovendien ieder hun eigen problematiek. In de krachtwijk Zuilen-noord en -oost bestaat overlast van (criminele) hangjongeren en vindt weinig communicatie plaats tussen de allochtone en autochtone groepen. In Ondiep is ook sprake van
45
criminaliteit en loopt de sociale cohesie volgens de bewoners terug. Tegelijkertijd kenmerken de bewoners de wijk echter als veilig en sociaal en stimuleren kinderen hier elkaar om buiten te spelen. Behoeften van bewoners Bewoners van Noordwest hebben relatief veel behoefte aan informatie over het verminderen van spanning en stress en het verbeteren van de woonomstandigheden. Vergeleken met het stedelijk gemiddelde hebben ze geen verhoogde behoefte aan informatie over gezondheidsonderwerpen zoals leefstijl (gezonde voeding, beweging, afvallen). Dit geldt vooral voor bewoners met een lage SES. In deze specifieke groep (ook landelijk) wordt gezondheid meer gezien als het in staat zijn om de dag zonder pijn en zonder spanning door te komen. Met JOGG Noordwest kan het daarom relevant zijn om bij het inzetten op gezonde voeding en beweging het thema ‘ontspanning’ voor volwassenen hierin mee te nemen.
Sociale marketing In JOGG Noordwest wordt een gecombineerde aanpak gebruikt: interventies met toepassingen uit de sociale marketing, maar ook (gezondheids)educatie en beleidsvorming. Sociale marketing is het beïnvloeden van gedrag door aan te sluiten bij de wensen, belangen en behoeften van de doelgroep met een heldere positieve boodschap, waarbij gebruik wordt gemaakt van een systematische analyse, een planningsproces en marketingprincipes en –technieken. Van tevoren moet helder zijn welke financiële, gezondheids- of sociale drempels de doelgroep moet overbruggen om in aanraking te komen met een activiteit en op welke manier de organisatie van JOGG ze hierin tegemoet kan komen. Doelgroepsegmentatie is hierin een belangrijk element. Sociale marketing biedt een aanvullende en veelbelovende manier van denken en werken in de gezondheidsbevordering. Er wordt vanuit gegaan dat deze aanpak leidt tot een meer gestructureerd en effectiever handelen in de gezondheidsbevordering, met als resultaat effectievere gezondheidsinterventies. Over de toepassing van sociale marketing in de gezondheidsbevordering en aantoonbare resultaten is echter nog niet veel bekend.
Doelgroep en communicatie Uit de doelgroepsegmentatie voor JOGG Noordwest is gebleken dat er systeemgericht gedacht moet worden: uitgaan van het gezin. Kinderen en de (groot)ouders zijn de einddoelgroep, jongeren in mindere mate. In de thuissituatie hebben (groot)ouders immers veel invloed op de eet- en beweeggewoonten van het kind. Dit heeft tot gevolg dat er verschillende communicatiekanalen gebruikt moeten worden. Kinderen en hun ouders Voor de kinderen is vooral van belang dat de nadruk niet teveel ligt op wat gezond is, maar op wat lekker en leuk is. Zo leren zij gezond gedrag aan als iets vanzelfsprekends. Bij de ouders kan ingespeeld worden op het belang van het kind en kan het bespreken van gezondheidsrisico's en –voordelen juist wel een belangrijk middel vormen om de boodschap van JOGG over te brengen. Jongeren Jongeren vormen over het algemeen een moeilijk te bereiken groep met een geringe actiebereidheid. Toch is het een gemiste kans hen niet bij het project te betrekken. Hierbij is het vooral van belang een structurele band met de jongeren op te bouwen en hen te laten zien dat hun acties iets opleveren. Met
46
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
betrekking tot jongeren, maar ook bij de overige doelgroepen kan gebruik gemaakt worden van peer educatie. Daarbij brengen peers uit de eigen groep een boodschap over. Dit zorgt ervoor dat de informatie door de doelgroep beter wordt overgenomen en waardevoller wordt geacht. De buurt In Zuilen is de Marokkaanse gemeenschap vrij gesloten en in Ondiep, 2e Daalsebuurt geldt dit voor enkele buurten met voornamelijk autochtone bewoners. Beide subwijken zijn daardoor collectivistischer van aard en vragen om een meer specifieke benadering. Intermediairs wijzen daarom op het belang van een open dialoog over gezondheid met de buurtbewoner, zonder betuttelend over te komen. Mond-tot-mond reclame over een gezondheidsonderwerp kan hierin een belangrijk communicatiemiddel zijn. Een voorwaarde hiervoor is in ieder geval dat één persoon, vaak een sleutelfiguur in de buurt, positief is over een activiteit. De boodschap In het algemeen geldt dat JOGG een positieve, heldere, herkenbare boodschap behoeft, die regelmatig wordt herhaald. Ook kan de BOFT-boodschap die tijdens Gezond gewicht Overvecht (GO) succesvol is gebleken, ingezet worden. Deze boodschap moet dan wel voldoen aan de uitgangspunten van sociale marketing. De communicatie moet grotendeels verweven zijn in de activiteiten (impliciet) en kan het beste lopen via reeds bestaande en veelgebruikte kanalen, via sleutelfiguren en rolmodellen uit de wijk (peer education) en via wijkmedia. Een belangrijke valkuil voor JOGG is om met de activiteiten en de gezonde boodschap betuttelend over te komen en mensen daarmee af te stoten.
Kansen en belemmeringen Duurzaamheid interventies Noordwest kent al talloze activiteiten op het gebied van beweging en voeding. In het kader van JOGG is het zaak dit bestaande aanbod te structureren, activiteiten met elkaar te verbinden, waar nodig uit te breiden en te monitoren en gebruik te maken van reeds aanwezige netwerken. Er is meer behoefte aan langdurige activiteiten dan aan aanvullende activiteiten. Samenwerking publieke en private partijen Voor een aantal private partijen die aangesloten zijn bij JOGG Noordwest, is de werkwijze nieuw. Zij hebben vaak nog geen inzicht in wat er in de wijk speelt, zijn nog onbekend met de werkwijze van publieke partijen (waaronder de GG&GD) en zij verwachten van de GG&GD een regisserende rol in het geheel. Daarbij lijkt het er op dat de private partijen zich deels richten op de landelijke activiteiten omtrent overgewicht. Het is daarom belangrijk voor de organisatie van JOGG Noordwest om in het oog te houden dat de verwachtingen omtrent deze samenwerking uiteen kunnen lopen.
47
Aanbevelingen •
Neem als GG&GD duidelijk de leiding en voer regie over het project; zorg dat de rollen helder zijn;
•
Neem kinderen van 0 tot 12 jaar en hun (groot)ouders als einddoelgroep en daarnaast eventueel ook jongeren. Zet intermediairs, peer-educatie, rolmodellen en sleutelfiguren in om deze doelgroepen te bereiken;
•
Zet extra in op kinderen/jongeren in de wijk met een Turkse achtergrond. Richt de beweegactivitei-
•
Werk zo veel mogelijk vraaggericht (neem wensen en behoeften van de doelgroep als uitgangspunt)
ten in Pijlsweerd-noord, Zuilen-noord en -oost ook op allochtone meisjes/vrouwen. en betrek publieke en private partijen vanaf het begin bij de opzet en uitvoering. •
Stem activiteiten zoveel mogelijk af op de aanwezige wijkcultuur. Op subwijkniveau en op buurtniveau is er veel culturele diversiteit, specifieke gewoontes en gedragsnormen en bestaat er eventuele weerstand ten aanzien van activiteiten van buitenaf. Ook herbergt iedere subwijk/buurt zijn eigen groenvoorzieningen, speeltuinen, fietspaden, winkels, sportverenigingen.
•
In Noordwest is er relatief veel onvrede over de leefomgeving, is er behoefte aan sociaal culturele activiteiten en aan informatie over het verminderen van spanning en stress. Combineer daarom activiteiten die gericht zijn op (gezonde) voeding en beweging zoveel mogelijk met deze onderwerpen.
•
Overgewicht en een ongezonde leefstijl zijn bij relatief veel mensen met een lage SES in de wijk Noordwest geen prioriteit. Besteed daarom ook aandacht aan andere vormen van gezondheidsproblematiek (o.a. stapelingsproblemen) als je op overgewicht en leefstijl inzet.
•
Breng de vier P’s uit de sociale marketing voor iedere activiteit goed in kaart. Vooral de Prijs is belangrijk: laagdrempelige activiteiten en voor- nadelen op de korte en lange termijn;
•
Maak gebruik van een gecombineerde aanpak: activiteiten waarbij principes uit sociale marketing worden ingezet, educatie/voorlichtingsactiviteiten en beleidsvorming bij partners cq aanpassing van de omgeving (bijvoorbeeld met het fruitbeleid).
•
Zorg voor een helder, positief geluid en houd de boodschap simpel (één logo en één slogan);
•
Besteed aandacht aan het aanbod van opvoedingsondersteuning voor ouders en het veranderen van ongezonde eet- en beweeggewoonten;
•
Sluit met activiteiten zoveel mogelijk aan bij bestaande netwerken en activiteiten. Zorg voor duurzaamheid van de activiteiten (structuur en continuïteit) en monitor de activiteiten.
•
Zet vanaf het begin extra in op het stimuleren van concrete samenwerking tussen de publieke en private partijen. Intensiveer de netwerkvorming en vergroot de betrokkenheid en participatie van de private partijen door op zoek te gaan naar concrete win-win activiteiten, zodat verschillende verwachtingen en belangen van publieke en private partijen overbrugd kunnen worden.
•
Verder onderzoek is nodig om meer inzicht te krijgen in de leefstijlgewoontes van de inwoners van de wijk Noordwest.
•
48
Tenslotte: zorg vooral dat het beleid niet betuttelend overkomt. Geen wijzende vinger hanteren.
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Bijlagen Literatuurlijst Uitwerking Do’s & Dont’s, projectdag JOGG Noordwest Woonbelevingsgroepen Noordwest Tabel 1: Overgewicht en leefstijl naar sociaal demografische kenmerken Tabel 2: Overgewicht en leefstijl naar etniciteit en geslacht Tabel 3: Overgewicht en leefstijl naar subwijk- en buurtniveau Sociale marketing: praktijkvoorbeelden
49
Literatuur
AGIS. (2010). Utrecht gezond! Utrecht Noordwest Wijkgezondheidsprofiel 2010. Utrecht: GG&GD Utrecht Beenen, S., Wircx, M., Kobben, J., Loos, R. (2007). Resultaten onderzoek Motivaction stedelijke woon-
milieukaart. Utrecht: Werkgroep Stedelijke woonmilieukaart. Bergen, A., van, R. Smit, D. Reinking, L. Muis, M. Leer, van der, M. Kolen, N. Oepkes, R. Vleems, E. Meer, van der en Y. Doeveren, van. (Maart 2010). Zorg voor sociaal kwetsbaren. Themarapport Volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010. Utrecht: GG&GD Utrecht. Bouwman, J., H. Schreurs, B. Koopmans, R. Vleems, J. Staal, E.J.C. Ameijden, van. (Maart 2010) Preventie volwassenen en ouderen: Themarapport Volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010. Utrecht: GG&GD Utrecht. Driessche, H. van den, Slob, A., Polman, H., Heelsbergen, K. van, Hastenberg, H. van, Hoetjes, G., Paridaen, R. (2009). Wijkenmonitor 2009. Utrecht: Gemeente Utrecht. Heutink, H., D. Diemen van, M. Elzenga en S. Kooiker. (2010). Wat hebben mensen met een lage en hoge(re) SES zelf te zeggen over gezond leven? TSG, jrg 88, nr. 1. 2010, p. 10-12. Huhman, M., C. Heitzler, en F. Wong. (2004). The VERB Campaign Logic Model: A Tool for Planning and Evaluation. Preventing Chronic Disease. Public Health, Research, and Policy. Kooiker, S., K. Velden van der. (2007). Een nuchtere kijk op gezond gedrag: Vier thema’s voor gezondheidsbevordering. Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag. Kotler, P., N. R. Lee. (2008). Social Marketing: Influencing Behaviors for Good. Third edition. Loos, R., Bottenberg, Y., Wircx, M., Beenen, S. (2009). Profielen van woonbelevingsgroepen, update
2009. Utrecht: Stuw & Gemeente Utrecht. Nicolaou M, Doak CM, Dam van RM, Brug J, Stronks K, Seidell JC. Cultural and Social Influences on Food Consumption in Dutch Residents of Turkish and Moroccan Origin: A Qualitative Study. Journal of Nutrition Education and Behavior 2009;41:232-41. Noijen, J., Spek, N. van der. (2009). Fa'waka? Surinaams voor: Hoe gaat het? Utrecht: Forum
Oosterman J, Schreurs H, Groenenboom G, Ameijden EJC van. (Juni 2010). Gezond Gewicht Overvecht: Eindevaluatie Gezond Gewicht Overvecht. Monitoring en evaluatie van het vijfjarige community-project Gezond Gewicht Overvecht. Utrecht: GG&GD Utrecht. Scheelbeek, L., Slob, A. (2010). Wijkwijzer 2010, de tien Utrechtse wijken in cijfers. Utrecht: Gemeente Utrecht.
50
JOGG Noordwest
Geneeskundige en Gezondheidsdienst
Toet, J., L. Buren, van., H. Zwikker, R. Vleems, A. Bergen, van., H. Schreurs, E.J.C. Ameijden, van. (Maart 2010). Preventie Jeugd: Themarapport Volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010. Utrecht: GG&GD Utrecht. Van Wel, F. (1990). Asociale gezinnen, van woonschool naar degradatiewoningen? Jeugd en Samenle-
ving 3: 131 – 147. Van Wel, F. (1999). Een eeuw interventieperspectieven op gezinnen met meervoudige problemen. In: C. Brinkgreve & P. van Lieshout (red.), Geregelde gevoelens: 21 – 44. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom.
51
Profielen van woonbelevingsgroepen in Noordwest
Actieve individualisten
Wat is voor hen belangrijk belangrijk in het leven?
Hoe willen ze wonen?
Individualisten, op zoek naar spanning, veel buitenshuis, internationaal georiën-
Grote stad, bijzondere of vernieuwende woningbouw (historisch/
teerd (wereldburger), geïnteresseerd in andere
modern), goede staat van onderhoud (tijd en status),
culturen en reizen, statusgevoelig (ambitieus), modern en trendgevoelig, actieve
ruim balkon, luxe, groter oppervlak, weinig contact met directe
starters, waaronder studenten, geïnteresseerd
leefomgeving, service huishoudelijke apparatuur en boodschappendienst.
in IT, mobiel.
Grote range van prijs en kwaliteit. Hoge dichtheden geen bezwaar. Hoogbouw prima. Gevoel van ruimte belangrijker dan daadwerkelijk oppervlak.
Gehaaste middenklassers
Gericht op luxe en gemak, statusgevoelig, materialistisch, modern, tijdsdruk,
Nieuwbouw, praktische indeling en van alle gemakken voorzien,
gericht op privacy en veiligheid, ontspanning.
woonkamer als visitekaartje, ruime en luxueuze woning, bemiddeling bij financiële zaken.
Tolerante socialisers
Gesettelde idealisten
Buurtgeoriënteerden
Huiselijken
Sociaal, geïnteresseerd in andere culturen en levensvormen, milieubewust, geïn-
Toegankelijke woning; Buitenruimte; Grote woonkamer. Ontmoeting,
teresseerd in immateriële zaken, staat bewust, in het leven, niet bijzonder ambi-
voordeur aan de straat. Stedelijke laagbouw. Wonen graag in een stedelijk
tieus.
hof of “gemeenschappelijke woonvormen”.
Geïnteresseerd in mensen en wereldse zaken, sluit zich af van de directe omge-
Woning met historische waarde (status en brede interesse), vrijstaand
ving (privacy), immateriële zaken, milieubewust, streeft naar innerlijke ontplooi-
huis (eigen leefplekje), groot koophuis met grote tuin, tuinieren, klussen in
ing en harmonie, sobere levensinstelling, onafhankelijk en open-minded.
huis, creatief, binnenhuisarchitectuur (veranderen keuken, berging, tuin).
Traditionele waarden (alles bij het oude), gericht op de familie en vriendenkring,
Locatie dichtbij familie, vrienden en geboorteplaats, honkvast
staat weinig open voor andere levenswijzen, materialistisch ingesteld, wil zich
en woningen conform andere woningen, scherpe huur/ hypotheekprijs,
niet onderscheiden.
goede staat van onderhoud (netjes), ruimte om zelf te klussen.
Traditionele waarden (behoudend), voelt zich onveilig, gericht op huiselijkheid
Vertrouwd (honkvast), veilige opgang, mogelijkheid tot sociale
en rust, behoefte aan sociale controle.
controle, praktische indeling (huiselijk), scherpe (huur)prijs, goede staat van onderhoud (netjes), luxe niet belangrijk, service extra beveiliging.
Gemeenschapsgezinden
Gericht op sociale contacten met de lokale, kleine gemeenschap. Behoefte aan
Huiselijk, praktische ruimten, groene tuin of ruim balkon (buiten),
harmonie, rust en een overzichtelijk leven, traditionele waarden, weinig tolerant
weinig luxe, service, toezicht op gedragsregels.
t.a.v. andersgezinden, oudere bewoners, terugtrekken uit moderne maatschappij, gezonde leefstijl, soberheid en onthaasten. Bron: Stuw & Gemeente Utrecht (2009)
52
JOGG Noordwest
Gemeente Utrecht
Uitwerking Do’s & Dont’s in Noordwest Uit de Project Start Up JOGG Noordwest, 23/08/2010
DO
Algemeen •
Maak zichtbaar wat je doet en wat je wilt bereiken, zorg voor snelle, kleine successen en laat de (tussen)resultaten duidelijk zien.
•
Sluit aan bij wat er al gebeurt, maar focus en maak duidelijke keuzes, zorg dat wat je doet goed gebeurt
•
Zorg dat er een duidelijke lijn is in de activiteiten en overzicht voor zowel de doelgroep, de ouders, als de intermediairs.
•
Zorg voor concrete, meetbare resultaatafspraken: helder, concreet, transparant, laagdrempelig.
•
Kies een brede insteek op leefstijl, niet alleen overgewicht
•
Benut de energie en krachten in de wijk: studenten en creatievellingen zoals stichting MOVE.
Doelgroep •
Zorg voor een positieve boodschap. Maak zichtbaar wat goed gaat en maak bewoners trots op hun wijk.
•
Houd rekening met de verscheidenheid van de wijk en de bewoners, heb oog voor verschillende doelgroepen, maar geef deze wel in gelijke mate aandacht.
•
Betrek ouders bij interventies voor kinderen. Betrek ze bij hun verantwoordelijkheid en keuzes voor gezonde voeding en betrek ze bij het bedenken en uitwerken van de activiteiten. Uitgangspunt van ouders is dat ze het beste voor hun kind willen, neem dus ouders (en vooral vaders) serieus.
•
Zorg voor bewonersparticipatie, vraag de doelgroep wat ze zelf zouden willen. Sluit aan bij het belang en de interesse van de bewoner en ga letterlijk het gesprek aan. Eerst investeren in relatie (of gebruik maken van) en dan de boodschap overbrengen. Hiermee maak je bewoners betrokken, medeverantwoordelijk en uiteindelijk trots op hun wijk. Laat ze bijvoorbeeld zelf (gezonde) ideeën voor hun wijk bedenken (eventueel via een wedstrijd) of laat in kleine groepen bewoners rondom een thema bij elkaar komen (zoals in Zuid).
•
Begin vroeg met voorlichting en activiteiten: bij de jongste doelgroep
•
Maak gebruik van rolmodellen, zij zijn een voorbeeldfunctie voor de doelgroep. Rolmodellen kunnen zowel 'bekenden' zijn (Jean Paul de Jong), als rolmodellen in de directe omgeving zoals trainers, leerkrachten, sportverenigingen etc.
•
Denk en werk systeemgericht (het systeem is de familie/gezin inclusief grootouders)
•
Heb aandacht voor allochtone meiden.
•
Houd rekening met cultuur & religie (gewoontes in eten en beweging), maak interventies cultureel sensitief.
Zelfde taal & PR •
Gebruik één taal die ook wordt verstaan door alle bewoners: zorg voor een heldere missie, visie en gezamenlijke boodschap. Maak deze boodschap aangenaam en positief, kort en heftig (guerrilla marketing) en zorg voor eenduidigheid en herhaling (maar voorkom een overkill). Gebruik dezelfde definitie voor gezond en voor bewegen. Houd het praktisch, makkelijk en geef
53
voorbeelden. Ervaring leert dat gebruik van kleuren en het visueel maken, de boodschap versterkt. • •
Zorg voor voordeel in de dagelijkse praktijk van mensen, maak de gezonde weg eenvoudig. Breng de 'gezond opgroeien' boodschap via impliciete communicatie (ingebed in activiteiten) over (i.p.v. via rechtstreekse voorlichting): niet praten maar doen.
•
Aandacht/PR voor gezonde levensstijl, benoem de gezondheidsrisico’s van overgewicht maar richt je op de grote lijnen, geef niet te gedetailleerd weer wat goed en niet goed is omdat dat verwarrend kan werken.
•
Maak gebruik van plaatselijke winkeliers of bestaande vaak gelezen krantjes zoals het Ondiep krantje.
•
Houd er rekening mee dat Tv-reclame serieus wordt genomen.
Samenwerking •
Verbind, ga niet het wiel uitvinden, sluiten aan bij bestaande groepen en structuren in de wijk. Zorg ervoor dat je van elkaar weet wie wat doet. Zorg voor goede samenwerking tussen de GG&GD, Welzijn, Onderwijs en 1e lijn.
•
Neem als GG&GD de regie.
•
Benut de ontwikkeling Bredeschool Ondiep en Zuilen noord en -oost en het onderwijsnetwerk, welzijnsnetwerk Noordwest
•
Betrek kleine middenstanders.
•
Heb oog voor belangen van de betrokken organisaties, maak die bespreekbaar.
•
Zorg voor dezelfde standaarden gemeentebreed, wat wanneer goed/niet goed is.
•
Betrek sportparken erbij (gericht op hun maatschappelijke functie).
DON'T
Belerend •
Wees niet belerend, betuttelend, opdringerig of sturend. Wijs niet teveel met het vingertje. Breng niet bevoogdend je boodschap, wees geen betweter.
•
Leg je niet altijd neer bij de wijkcultuur maar bied ook tegenwicht.
•
Praat niet over bewoners maar met bewoners.
•
Geef geen ongevraagde adviezen.
•
Beoordeel of veroordelen gedrag niet.
Activiteiten •
Kies voor losse kortdurende activiteiten.
•
Ga niet opnieuw het wiel uitvinden: probeer aansluiting te vinden bij reeds bestaande activiteiten, bundel deze en breng er samenhang in.
•
Ga niet evenementen organiseren en hopen dat 'ze' de boodschap wel oppakken.
•
Geen lange wachtlijsten voor sporten en activiteiten (dus WEL mogelijkheid voor instromen).
•
Geen 'warme broodjes' promoten bij de bakker/AH.
•
Niet iets tijdelijks/persoonsafhankelijk.
Algemeen
54
•
Niet denken dat je iedereen naar een sportvereniging krijgt, dat is een utopie.
•
Niet instelling onafhankelijk opereren, niet op eigen eiland opereren.
•
Ouders niet overladen met informatie.
•
Activiteiten niet verschillend per subwijk, maar op maat van de doelgroep, koppel ze aan elkaar.
JOGG Noordwest
Gemeente Utrecht
Boodschap •
Verschillende definities van 'wat is gezond'.
•
Irriteer mensen niet door steeds dezelfde boodschap te herhalen, geen overkill.
•
Niet te veel PR via schriftelijk materiaal.
•
Neem niet te veel info/thema's in één keer. Houd het simpel en overzichtelijk.
•
Probeer het niet alleen aan te pakken. Vaak komt er meer naar boven in gesprekken. Weet naar wie je kunt doorverwijzen.
•
Gezond kan averechts werken in directe communicatie naar kinderen "lekker in je vel?" sluit beter aan.
•
Zeg niet: 'dik zijn/overgewicht is niet mooi'. In de Marokkaanse cultuur is dit wel mooi.
•
Leg niet de nadruk op overgewicht.
55
Tabel 1: Overgewicht en leefstijl naar Sociaal demografische kenmerken(%) Actief Overgewicht
Fruit (niet
Ontbijt
(incl. obesitas)
elke dag)
(<5 dpw)
28
21
19
52
PGO2
25
8
15
PGO6
29
28
19
PGOVO
30
29
24
Laag
32
27
Midden
31
Hoog
13
Totaal
dagelijks Frisdrank
<2 uur
Geen lid
Televisie Computeren
sportclub
≥2 uur
≥2 uur
52
49
46
25
51
48
62
42
20
50
48
38
49
23
62
63
45
47
50
24
59
52
51
49
31
13
15
52
55
45
45
24
16
3
42
48
35
20
12
Leeftijd1
SES1
1
56
Chikwadraat toets waarbij groepen over 2007-8 t/m 2009-10 tussen PGO (leeftijd) en tussen SES zijn getoetst (onderstreept), p<0,05..
JOGG Noordwest
Gemeente Utrecht
Tabel 2: Overgewicht en leefstijl naar etniciteit en geslacht(%) Overgewicht
Fruit (niet
Ontbijt
(incl. obesitas)
elke dag)
(<5 dpw)
Jongens
26
22
19
Meisjes
30
20
19
Autochtoon
22
24
11
Jongens
19
23
12
meisjes
25
25
12
Surinaams/Antilliaans
15
--
Jongens
6*
--
meisjes
20*
Marokkaans
32
Jongens
32
meisjes
Dagelijks
Actief
Frisdrank
dagelijks
>3 glaz
<2 uur
Geen lid
Televisie Computeren
sportclub
≥2 uur
≥2 uur
45
42
44
30
47
59
56
47
19
49
45
37
33
21
39
37
36
27
47
51
37
30
13
32
--
69
54
--
--
25
--
64
50
--
--
--
36
--
72
57
--
--
18
24
49
57
56
59
35
20
29
59
46
42
44
38
32
17
20
37
67
68
70
32
Turks
41
22
35
58
57
69
49
26
jongens
39
24
33
79
50
55
47
33
Totaal 57
Etniciteit1
52
meisjes
43
21
37
46
64
79
50
20
Overig
31
16
14
49
59
59
50
24
jongens
27
21
10
42
52
52
53
28
meisjes
35
9
17
58
65
66
47
20
1Chikwadraat
toets waarbij groepen over 2007-8 t/m 2009-10 tussen etniciteit en tussen geslacht zijn getoetst (onderstreept), p<0,05..
* Lege cellen of percentages in grijs zijn vanwege te lage aantallen onbetrouwbaar..
57
Tabel 3: Overgewicht en leefstijl naar subwijksubwijk- en buurtniveau (%) Actief dagelijks
>3 glaz
<2 uur
Fruit (niet
Ontbijt
(incl. obesitas)
elke dag)
(<5 dpw)
Totaal Noordwest
28
21
19
52
Pijlsweerd
29
16
15
56
Zuid
30
12
16
Noord
27
21
27 Nijenoord, Hoogstraat
29
Ondiep 2e, Daalsebuurt Egelantierstraat, Mariëndaalstraat
≥2 uur
52
49
46
25
54
52
41
23
59
47
48
48
8
15
53
61
55
35
33
21
17
55
53
50
51
25
24
12
62
53
46
64
18
27
20
17
54
57
56
47
29
28
20
24
39
50
49
33
13
24
21
17
64
44
39
63
30
25
22
17
52
50
39
43
18
Julianapark
27
25
11
67
48
43
36
15
Elinkwijk
20
29
15
42
41
36
55
18
Pr. Bernardplein, Demkagebied
29
16
22
57
57
41
35
19
30
21
22
49
51
53
44
27
Geuzenwijk, De Driehoek
25
19
27
51
41
55
44
39
Schaakbuurt
30
19
21
52
56
58
50
22
Queeckhovenplein
45
33
28
40
58
51
59
19
Zuilen-noord
22
16
12
44
46
42
7
21
Zuilen noordnoord- en -oost
toets waarbij groepen over 2007-8 t/m 2009-10 tussen subwijk en tussen buurt zijn getoetst (onderstreept), p<0,05..
JOGG Noordwest
Televisie Computeren ≥2 uur
ZuilenZuilen-west
1Chikwadraat
Geen lid sportclub
Ondiep
58
Dagelijks Frisdrank
Overgewicht
Gemeente Utrecht
Sociale marketing: praktijkvoorbeelden Om de theoretische inzichten te illustreren en JOGG Noordwest handvaten te bieden voor het opzetten van interventies, volgen hier enkele praktijkvoorbeelden van sociale marketinginterventies. Uit iedere interventie zijn kernpunten gehaald die van belang kunnen zijn voor JOGG Noordwest. VERB Summer Scorecard Het doel van deze interventie was om tieners (9-13 jaar) te stimuleren tot meer lichamelijke beweging. De organisatie had tieners als primaire doelgroep gekozen omdat onderzoek liet zien dat rond deze leeftijdscategorie de fysieke activiteit dramatisch daalt. Voor de hele campagne is een model ontwikkeld; The VERB Campaign Logic Model: A Tool for Planning and Evaluation. Dit model beschrijft het geheel aan expertise(groepen), campagneactiviteiten en gedragsfactoren afkomstig uit gedragsmodellen die voor de campagne van belang zijn om daadwerkelijke gedragsverandering (toename fysieke activiteit bij tieners) bij de doelgroep te bereiken. Doelgroep Binnen de sociale marketing wordt de doelgroep zo specifiek mogelijk beschreven. De primaire doelgroep van VERB bestond alleen uit tieners die redelijk actief zijn, maar nog niet met ‘passie’ aan een sportactiviteit(en) deelnemen en passieve tieners die weinig bewegen. Tieners uit een risicogroep of tieners die al actief waren vielen niet binnen de doelgroep en kregen minder aandacht. Ouders waren een intermediaire doelgroep. Met VERB werd geprobeerd om bij ouders bewustwording te creëren over het belang van fysieke activiteit van hun kind. VERB moest in eerste instantie als merknaam ‘cool’ blijven voor de kinderen. Ten slotte werd verwacht dat als ouders het belang van fysieke activiteit bij hun kinderen inzien, zij dit verder actief stimuleren op bv. verenigingsniveau. De 4Ps
Product Gedurende de zomer werden activiteiten aangeboden aan tieners, met de volgende motivatiepunten: lol hebben, tijd doorbrengen met vrienden, het ontdekken van nieuwe en avontuurlijke activiteiten, nieuwe vaardigheden leren. De nadruk werd niet gelegd op gezondheidsvoordelen en intermediairs werd gevraagd om niet te refereren naar gezondheidsvoordelen en obesitas. Het doel hiervan was om de merknaam VERB te beschermen/zijn positieve connotatie te laten behouden.
Augmented product Een scorekaart waarop de kinderen een stempel kregen voor iedere activiteit waaraan zij hebben deelgenomen. De kaart gaf ouders en kinderen o.a. aanbiedingen op lidmaatschap verenigingen, zwembaden en andere spel- en beweegactiviteiten om met het gezin te doen.
59
Prijs Activiteiten: -
Werden dusdanig ingezet dat tieners zich niet schaamden tegenover hun peers (bv. docenten) en/of ouders.
-
Werden bijvoorbeeld ingezet met toezicht zodat ouders zich geen zorgen hoefden te maken over de veiligheid van hun kinderen.
-
Werden gratis aangeboden of met prijsreductie.
Plaats Activiteiten werden gedurende de zomer aangeboden en zoveel mogelijk in (probleem)wijken waarvan bekend was dat daar minder spel- en beweegvoorzieningen waren. De scorekaarten werden gedistribueerd op de openbare bibliotheken, zwembaden, scholen, McDonald’s, restaurants, (non-profit) organisaties etc.
Promotie Er werd gebruik gemaakt van verschillende mediamiddelen en VERB werd zowel lokaal als landelijk onder de aandacht gebracht om beleidsmaatregelen te stimuleren en meer financiële middelen te krijgen. Kernpunten: In de sociale marketing neemt de theoretische onderbouwing van een interventie een belangrijke plaats in. Het model dat voor de campagne ontwikkeld is ‘The VERB Campaign Logic Model: A Tool for Planning and Evaluation’, kan ook voor activiteiten van JOGG gebruikt worden. Het model biedt aangrijpingspunten voor de opzet van een activiteit en de evaluatie ervan. Ook geven de 4Ps waarvan gebruik wordt gemaakt in de sociale marketing structuur aan de opzet en uitvoering van een interventie. Uit de VERB campagne is duidelijk naar voren gekomen dat de doelgroep altijd zo specifiek mogelijk wordt omschreven. In JOGG Noordwest is het raadzaam om dit ook te doen. Bij de activiteit ‘fietsweken’ bestaat de doelgroep uit basisscholieren. Deze doelgroep kan gespecificeerd worden naar ‘ouders en hun kinderen die soms op de fiets naar school gaan of kinderen die nooit op de fiets naar school gaan’. Op deze manier wordt de doelgroep afgebakend en kan de activiteit doelgerichter ingezet worden. Een ander belangrijk punt is dat in de VERB campagne de nadruk niet is gelegd op gezondheidsvoordelen van activiteiten, maar vooral op ‘lol, avontuur, nieuwe vaardigheden aanleren’ etc. Ditzelfde geldt voor de merknaam van de campagne; in plaats van dat VERB van de intermediairs was en verwees naar de activiteiten, werd het echt iets van de kinderen en gezien als iets ‘leuks en iets dat cool is’. De merknaam JOGG ‘Jongeren Op Gezond Gewicht’ benadrukt in eerste instantie niet iets positiefs, maar indirect het probleem. Het is daarom aan te raden om te kijken naar mogelijkheden om voor JOGG een positieve slogan te verzinnen. Ook kan de BOFT boodschap die tijdens GO succesvol is gebleken, in plaats van of parallel aan JOGG ingezet worden. Voor meer informatie over dit project, zie: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1253476/
Change4Life Change4life is een campagne met als doel families te helpen om hun gezondheid op de lange termijn te verbeteren middels het doorvoeren van positieve leefstijlveranderingen.
60
JOGG Noordwest
Gemeente Utrecht
De campagne richtte zich op de volgende elementen: -
het inrichten van veilige speelplaatsen voor kinderen;
-
gezonde schoolmaaltijden promoten;
-
een actief transportbeleid.
In de eerste fase lag de nadruk op het creëren van omstandigheden die de doelgroep stimuleerde om het gewenste gedrag uit te voeren. In de tweede fase lag de nadruk op het ondersteunen van de doelgroep bij het behouden van het gewenste gedrag. Om de campagne meer structuur te geven is het opgedeeld in zes fases Pre fase:: Intermediairs zoeken die samen willen werken aan de campagne. Fase 1:: De aandacht voor obesitas onder de doelgroep brengen door het gebruik van communicatiekanalen. Fase 2: Het persoonlijk maken van het probleem. Mensen (indirect) laten beseffen dat zij gezondheidsrisico’s lopen door hun leefstijl. Dit werd gedaan door mensen vragenlijsten te sturen over een typische dag in hun leven. Postcode waren geselecteerd op basis van waar mensen met obesitas wonen. Fase 3: Het inzetten van sociale marketing activiteiten, zodat de doelgroep in aanraking komt met de boodschap. Fase 4: Het inzetten van media; succesverhalen van mensen die een gezonde leefstijl wisten te integreren en/of zijn afgevallen. Fase 5: Blijvende ondersteuning aan de families waar het risico op obesitas aanwezig is. Kernpunten: Het creëren van bevorderende omstandigheden in de omgeving van de doelgroep en ze zoveel mogelijk ondersteunen (op een positieve manier) om tot het gewenste gedrag te komen, krijgen veel aandacht in sociale marketing. In de VERB campagne en de Change4life campagne komt dit duidelijk naar voren. In de sociale marketing wordt een activiteit zo gestructureerd mogelijk ingezet. In het geval van Change4life is dit gedaan door de opzet en uitvoering van de campagne op te delen in fases. Een desbetreffende aanpak kan ook toegepast worden in het communicatieplan van JOGG Noordwest. Voor meer informatie over dit project, zie: http://www.nhs.uk/change4life/Pages/change-for-life.aspx Woodside Gets Active In het Verenigd Koninkrijk stijgt het percentage kinderen met overgewicht sterk en kennen veel mensen de richtlijnen voor bewegen (30 minuten per dag, vijf dagen per week) niet. Doelgroep en doelstelling Om zowel volwassenen als kinderen te stimuleren tot beweging sloot het project Woodside Gets Active aan bij bestaande, lokale, succesvolle activiteiten en hanteerde het een crosssectorale, integrale benadering. Naast volwassenen en kinderen was de interventie gericht op scholen en verenigingen. Product Het project werd gestart met een gezondheidsevenement op een school, waarbij alle partners aanwezig waren. Door middel van wekelijkse wandelingen onder begeleiding, het promoten van gratis zwemlessen, 50% korting op de lokale fitnesscentra, diverse beweegactiviteiten/lessen en overkoepelende PR-
61
media activiteiten werden kinderen vervolgens aangespoord om per dag minstens één uur fysiek in beweging te zijn. Voor volwassenen was het doel 30 minuten per dag, vijf dagen per week. Kernpunten: Crossectioneel inzetten en aansluiten bij bestaande, lokale en succesvolle activiteiten zijn kenmerkend voor sociale marketing. Ook in JOGG Noordwest wordt de samenwerking gezocht tussen o.a. private partijen, scholen, sportverenigingen, verbindingen te leggen en aan te sluiten bij activiteiten en ze eventueel te vernieuwen. Voor meer informatie over dit project, zie: http://www.nsmcentre.org.uk/resources/showcase/latest.html?view=single§ion=project_overview &id=97
Activmob Activmob Kent County Council (KCC) Aan de Zuidoost kust in Engeland heeft KCC een ‘bottom up’ aanpak gehanteerd om de inwoners te stimuleren tot meer bewegen. Activmob of het inzetten van MOBS verwijst naar een nieuw fenomeen om een groep mensen met dezelfde interesses (wensen) bij elkaar te brengen, via een digitaal netwerk (mobiele telefoon, internet). Een MOB bouwt zich rond een bepaald thema of onderwerp (in dit geval beweging). Doordat mensen met dezelfde interesses elkaar opzoeken vindt (doelgroep)segmentatie op een natuurlijke wijze plaats. Doelstelling en Doelgroep Doelstelling van Activmob was om mensen bij elkaar te brengen die elkaar konden stimuleren en motiveren tot beweging. Van tevoren is er voor Activmob een kwalitatief onderzoek gedaan bij de inwoners. Hieruit bleek dat inactiviteit (weinig beweging) vaak veroorzaakt wordt door een aantal barrières: gebrek aan motivatie, financiële –of lichamelijke beperkingen, weinig zelfvertrouwen (self-efficacy), angst en gevoelens van onveiligheid. Product Via de website Activmob.com konden mensen met dezelfde interesses met elkaar in contact komen. De naamsbekendheid van de website liep voornamelijk via mond-tot-mond reclame. Hier werd dus gebruik gemaakt van buzzmarketing. Een professionele trainer werd (tijdelijk) aangesteld om gezamenlijk met mensen naar geschikte activiteiten te zoeken en om te anticiperen op de eerder genoemde barrières die bij mensen speelden. Het doel was om mensen door actieve participatie (meedoen, meedenken en meebeslissen) en door hun zelfvertrouwen te vergroten (empowerment), ze een zelfstandige rol te geven in het organiseren van de activiteiten. Van dit project bestaat nog geen evaluatie. Kernpunten: Een doel van JOGG Noordwest is om mensen in de wijk zelf in beweging te krijgen om gezonder te gaan eten en meer te gaan bewegen. Dit zorgt voor meer betrokkenheid, medeverantwoordelijkheid en geeft mensen een reden om trots te zijn op zichzelf en hun wijk. Bewonersparticipatie is ook een kernpunt in de sociale marketing en Activmob illustreert goed hoe een beweging van mensen rond een bepaald thema in gang gezet kan worden. Een voordeel hiervan is dat doelgroepsegmentatie vanzelf ver-
62
JOGG Noordwest
Gemeente Utrecht
loopt. Een voorwaarde hiervoor is dat van tevoren duidelijk is wat de barrières voor mensen zijn om een activiteit (bv. meer bewegen) op gang te zetten. Een andere voorwaarde is dat er iemand ingezet moet worden die de mensen in staat stelt om de barrières te overbruggen en de activiteit in gang te zetten. In JOGG Noordwest kan hiervoor gebruik gemaakt worden van peer education (zie hoofdstuk 4: Doelgroep en communicatie). . Voor meer informatie over dit project, zie: www.activmob.com Food Dudes Hoewel bekend is dat het eten van groente en fruit goed is voor de gezondheid en deze kennis breed gecommuniceerd wordt, heeft het Verenigd Koninkrijk de laagste fruitconsumptie van Europa. Doelgroep en doelstelling
Food Dudes moedigt kinderen aan herhaaldelijk fruit en groente te proeven, opdat ze het lekker gaan vinden en leren waarderen. Tijdens dit proces gaan de kinderen zichzelf zien als 'groente en fruiteters'. Om dit te bewerkstelligen wordt in drie fases gewerkt. Product In fase één krijgen kinderen tijdens het eten op school tekenfilms te zien over de Food Dudes: heldenfiguren die door het eten van fruit en groente beter in staat zijn de wereld te redden van slechteriken die alle groente en fruit willen verbannen. Daarnaast lezen de docenten de brieven van Food Dudes voor aan hun klas, waarin uitgelegd wordt waarom gezond eten zo goed is. Ook krijgen de kinderen een Homepack, waardoor ouders betrokken raken bij het project en kinderen aangemoedigd worden ook thuis groente en fruit te eten en zichzelf daarin te monitoren. Tenslotte krijgen de kinderen kleine beloningen voor het opeten van hun groente en fruit in de klas. Hierdoor wordt het eten van gezonde producten leuker. In de tweede fase wordt geprobeerd de nieuw aangeleerde gewoontes zoveel mogelijk in stand te houden, door wandkaarten in de klas en het geven van certificaten. In fase drie hebben de scholen hun eigen methoden ontwikkeld om de gezonde leefstijl uit te dragen en introduceren zij
Food Dudes ieder jaar bij de nieuwe aanwas. Kernpunten: De interventie die hier is beschreven vertoont veel overeenkomsten met het fruitbeleid. Een verschil is dat ‘Food Dudes’ gefaseerd is ingevoerd, kinderen een beloning krijgen voor het opeten van groente en fruit in de klas en de scholen in de laatste fase van de interventie een eigen methode voor de invoering van het beleid ontwikkeld hebben. Met het fruitbeleid worden scholen vanaf het begin vrijer gelaten om op hun manier (waarvan zij vinden dat het bij hun beleid past) het fruitbeleid in te voeren. Voor JOGG kan het interessant zijn om te kijken welke manier het meest optimaal werkt voor een structurele invoer van het fruitbeleid op basisscholen. Voor meer informatie over dit project, zie: http://www.nsmcentre.org.uk/resources/showcase/latest.html?task=view&id=42 http://www.fooddudes.co.uk/evidence/
63
GG&GD Utrecht Uitgave Gemeente Utrecht GG&GD, Unit Epidemiologie en Informatie Mei 2011 Adresgegevens Bezoekadres Jaarbeursplein 17, Utrecht Postadres Postbus 2423, 3500 GK Utrecht Telefoon (030) 286 33 33 Fax (030) 286 33 44 e-mail
[email protected]
64
Gezond gewicht maakt onderdeel uit van het convenant
JOGG Noordwest