1
Communiceren over schuldpreventie Communicatiemodel
Over de noodzaak tot samenwerken en het effectief communiceren bij schuldpreventie
1
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding........................................................................................................................................... 3 2. Achtergrondinformatie....................................................................................................................... 4 Ontwikkelingen vanaf 1995................................................................................................................. 4 Omvang van de problematiek ............................................................................................................. 4 Verantwoordelijkheid ......................................................................................................................... 5 Voorlichting en bewustwording ........................................................................................................... 5 Integrale aanpak ............................................................................................................................... 6 Samenvatting en conclusies .............................................................................................................. 6 3. Communicatie en Beleid ................................................................................................................... 9 Plan met spirit................................................................................................................................ 10 4. Communicatieplan.......................................................................................................................... 12 4. a analyse.................................................................................................................................. 12 4. b doelen bepalen........................................................................................................................ 12 4. c doelgroepen............................................................................................................................ 14 4. d strategie kiezen ...................................................................................................................... 17 4. e middelenmix vaststellen........................................................................................................... 17 4. f doelgroep/middelenmatrix ........................................................................................................ 21 4. g inschatting effectiviteit.............................................................................................................. 22 4. h planning ................................................................................................................................. 22 4. i budget.................................................................................................................................... 23 4. j evaluatie................................................................................................................................. 23 Samenvatting ................................................................................................................................. 23 5. Nog wat voorbeelden....................................................................................................................... 24 6. Conclusies en aanbevelingen........................................................................................................... 27 7. Nawoord........................................................................................................................................ 28 Actoren in het veld ............................................................................................................................. 29 Literatuurlijst...................................................................................................................................... 31
2
3
Inleiding De toegenomen economische welvaart is voor velen een (materiële) zegening. De keerzijde van het economisch succes is echter dat steeds meer mensen zich in de schulden steken en niet in staat blijken te zijn weerstand te bieden aan onverantwoorde uitgaven. Voor mensen bij wie de financiële nood tot aan de lippen is gestegen, is het van belang te weten waar men terecht kan voor hulp. In financieel opzicht is ‘voorkomen’ per definitie beter dan ‘genezen’. De Minister van Sociale Zaken heeft in het kader van de aanpak schuldenproblematiek aan de Tweede Kamer de toezegging gedaan, dat de werkgroep ‘Voorlichting voor Voorlichters’ een communicatiemodel schuldhulpverlening zou ontwikkelen. De werkgroep, een samenwerkings-verband van ongeveer 30 gemeentelijke communicatiemedewerkers en medewerkers van Divosa, VNG, 2ZW en SZW, heeft hier met de hulp en de kennis van het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening en het NIBUD aan gewerkt. Het resultaat heeft u nu in handen. Dit model is bedoeld voor een ieder die actief is op het terrein van schuldhulpverlening. Wij leggen de nadruk op preventie, omdat het daar volgens ons mee moet beginnen. De opzet is als volgt: Hoofdstuk 2 schetst de geschiedenis van de schuldhulpverlening in de afgelopen vijf jaar; wat is schuldhulpverlening, wie is op dat terrein actief, welke rol vervult de gemeente, wat is de rol van het Landelijk Platform en wat is de winst die we met effectieve preventie bereiken? Hoofdstuk 3 gaat in op de noodzakelijke symbiose tussen communicatie en beleid. We beogen een gedragsverandering bij (potentiële) schuldenaars te realiseren. Daar is echter meer voor nodig dan een glossy folder. De ervaring leert dat mensen met problematische schulden of potentiële schuldenaars moeilijk te bereiken doelgroepen zijn. In de praktijk blijkt dat een persoonlijke benadering meer effect sorteert dan het inzetten van schriftelijke middelen. Aan de hand van voorbeelden reiken wij argumenten aan waarmee communicatie- en/of beleidsmedewerkers hun bestuurders kunnen overtuigen van de opvatting dat het investeren in preventie uiteindelijk efficiënter en goedkoper is dan het bieden van oplossingen aan mensen die al in de schulden zitten. Hoofdstuk 4 Aan de hand van een fictieve invoering van een meldpunt schuldpreventie schetsen we de diverse stappen van een communicatieplan. Hierin is ruim aandacht voor de segmentatie van doelgroepen en de middelen die hierbij ingezet kunnen worden. Maar ook worden de planning, strategie en onvermijdelijke evaluatie niet vergeten. Omdat niet iedere gemeente beschikt over communicatiemedewerker(s), al dan niet met inhoudelijke kennis op dit specifieke terrein, hebben we gekozen voor ‘een elk wat wils model’. Voor de één is het maken van een communicatieplan misschien gesneden koek, voor een ander is een stappenplan, zoals hier aangereikt wordt, een handig en nuttig instrument. In hoofdstuk 5 geven we bij wijze van dessert nog enkele praktijkvoorbeelden, die u misschien op een idee kunnen brengen. Hoofdstuk 6 bestaat uit een opsomming van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen en tot slot geven we een overzicht van de actoren in het veld van schuldhulpverlening en de websites, die u voor informatievergadering en ervaring uitwisseling kunt bezoeken. ‘s-Gravenhage, voorjaar 2001.
3
4
2. Achtergrondinformatie Ontwikkelingen vanaf 1995 In 1995 is er als reactie op het advies van de commissie Schuldenproblematiek (Boorsma) een Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening tot stand gekomen. Dit Platform, een samen-werkingsverband van Divosa, NVVK, VNG, VOG, met als toehoorder het Ministerie van SZW, zorgt voor afstemming tussen de verschillende organisaties die betrokken zijn bij de schuldhulpverlening. Het Platform stimuleert gemeenten tot een integrale benadering van de schuldenproblematiek en werkt aan kwaliteitsverbetering in de uitvoering. In 1995 verstrekte het Rijk subsidies aan enkele projecten op diverse plaatsen in het land, waarbij telkens zoveel mogelijk aansluiting werd gezocht bij de lokaal ervaren knelpunten en mogelijkheden. Inmiddels zijn er zo'n honderd lokale en regionale meldpunten en andere samenwerkingsprojecten verspreid over het land actief. Per 1 december 1998 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) in werking getreden. Gemeenten zijn belast met de toeleiding naar de WSNP. Een gemeente moet aantonen wanneer er geen minnelijke regeling mogelijk is. Er moeten hulpverleners aanwezig zijn om het minnelijk traject uit te voeren, hetgeen vaak zeer arbeidsintensief is. Dit kost de gemeente geld. Zij is er derhalve bij gebaat als er een goed effectief preventief beleid gevoerd wordt. Bovendien sluit dit direct aan bij het door de gemeente te voeren armoedebeleid. In het Regeerakkoord zijn honderden miljoenen extra uitgetrokken voor inkomensondersteunende voorzieningen. Het gaat hierbij onder meer om de huursubsidie, Wet Voorziening Gehandicapten, Wet tegemoetkoming studiekosten en bijzondere bijstand. Om inkomensondersteunende maatregelen te kunnen inzetten is een goede voorlichting over de mogelijkheden een voorwaarde. Uit diverse onderzoeken naar het niet-gebruik van voorzieningen is keer op keer gebleken dat de burger door de bomen het bos niet meer ziet en vaak niet weet waar hij of zij recht op heeft.
Omvang van de problematiek Er zijn signalen dat er sprake is van een toename van problematische schulden. Hoewel een volledig landelijk overzicht in aantallen ontbreekt, nemen de wachttijden en de wachtlijsten voor schuldhulpverlening toe. Problematisch wil zeggen dat er meerdere schuldeisers zijn en dat men de inkomsten niet meer in balans weet te houden met de uitgaven. Men kan de complexe situatie niet meer oplossen zonder hulp van anderen. Niet alleen de aantallen nemen toe, maar ook de hoogte van het totale bedrag aan schulden en aantal schuldeisers per huishouden neemt toe. Ook laat de aflossingscapaciteit van betrokkenen een reguliere minnelijke schikking vaak niet toe. Aantallen Recent onderzoek toont aan dat er 500.000 Nederlandse huishoudens in een risicovolle schuldsituatie verkeren. Dat wil zeggen dat ze tot de groep kunnen behoren die in een problematische schuldsituatie zit Bij de helft hiervan is het risico groot: 233.000 huishoudens hebben te maken met tenminste twee probleemindicatoren. Ook toont het onderzoek aan dat slechts een kwart van deze huishoudens met een risicovolle schuldensituatie zichtbaar is voor het beleid. Ruim 375.000 huishoudens blijven onzichtbaar. Ze zoeken of krijgen geen hulp van officiële instanties. Dit betekent dat de problematiek veel groter is dan tot nu toe bekend was en dat de drempel om hulp te vragen vrij hoog is (J. Janssen, A. Kersten en H.J.J.M. Vermeulen: Problematische schulden: zicht op het onzichtbare, IVA Tilburg, januari 1999). Rood staan Nederlandse huishoudens staan steeds vaker rood, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Eind 1999 stonden ze aan het eind van het jaar gemiddeld anderhalf duizend gulden debet. Terwijl dat gemiddelde in 1991 nog geen driehonderd gulden was. Ook het consumptief krediet groeide. Stond in 1991 nog ruim 17 miljoen gulden uit aan kredieten, in 1999 was dat ruim 30 miljoen (S. Klaassen: Leven op de pof. Uit: Aaneen, tijdschrift van de ABVAKABO, 27-1-2001).
De aanschaf van consumptiegoederen op krediet, het bestellen van producten bij postorder-bedrijven en betalen met een creditcard is heel gangbaar geworden. Mensen met lage inkomens raken in de problemen door grote consumptieve bestedingen en de overvloedige beschikbaarheid van krediet. Maar ook steeds meer (goedbetaalde) tweeverdieners verkeren in de gevarenzone. Vaak leeft men op de top van de aflossingscapaciteit. Wanneer zich dan een onverwachte terugval voordoet in het inkomen door 4
5
werkloosheid, relatiebreuk of arbeidsongeschiktheid en het uitgavenpatroon niet wordt aangepast, staat binnen een mum van tijd het incassobureau op de stoep.
Verantwoordelijkheid Mensen die schulden maken, zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het aflossen daarvan. Als dat niet, of niet tijdig, lukt, kan men een beroep doen op een hulpverlenende instantie. Veel mensen doen dat niet, bijvoorbeeld omdat ze zich schamen voor hun financiële problemen en het liefst hebben dat niemand dit merkt. Of ze melden zich zo laat, onder meer omdat ze niet weten waar ze terecht kunnen, dat er een uitzichtloze situatie ontstaat. Soms is er al beslag gelegd op hun inkomen of uitkering. Een algemeen devies is: voorkomen is beter dan genezen.
Overheid, hulpverleners, kredietverlenende instellingen en bedrijfsleven moeten samen zorgen dat burgers hun financiële verantwoordelijkheid voldoende kunnen waarmaken en moeten hen wijzen op het risico van het hebben van schulden. Schuldhulpverlening is een primaire zorg voor de lokale overheid, die daarin prioriteiten stelt. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om kwetsbare groepen te helpen uit een uitzichtloze situatie. Het gaat vaak om mensen die te maken hebben met een combinatie van factoren zoals: een laag inkomen of een plotselinge terugval in inkomen, alleenstaand ouderschap, een lage opleiding, geen werk, geen sociaal netwerk, geen of slechte huisvesting, ziekte en arbeidsongeschiktheid, nieuwkomer zijn in Nederland, verslaving, enzovoorts. In 1999 is er, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken, een onderzoek gedaan naar de manier waarop gemeenten de schuldhulpverlening vorm en inhoud geven (Min. SZW: Gemeentelijke Schuldhulpverlening 1999, februari 2000).
De algemene conclusie is dat vrijwel in alle gemeenten een kerninstrumentarium van preventief beleid en een curatief hulpverleningspakket aanwezig is. Ondanks de constatering dat er geen belangrijke hiaten in het hulpaanbod zitten, blijkt dat op bepaalde punten nog extra aandacht nodig is. Dit heeft met name betrekking op preventieve instrumenten zoals een samenhangend huisvestingsbeleid en afspraken met woningcorporaties, energiebedrijven en andere schuldeisers. Ook dient in sommige gemeenten de samenwerking met het algemeen maatschappelijk werk verbeterd te worden. Meer dan de helft van de gemeenten verwijst cliënten voor psychosociale hulpverlening naar immateriële hulpverleningsinstanties. Veel van deze verwijzingen gebeuren zonder informatieoverdracht. Daarnaast verdienen recidivebestrijding, het inzetten van bijzondere bijstand en matiging van rente- en aflossingsverplichtingen meer aandacht.
Voorlichting en bewustwording Speerpunt van aanpak van schulden is preventie. Voorlichting op allerlei manieren is dan ook een eerste vereiste voor een preventief schuldenbeleid. In een tijd van toenemende consumptieve bestedingen moeten zowel de consumenten als de kredietaanbieders doordrongen zijn van de risico's van hun handelen. Het is van belang een gedragsverandering van de burger te bevorderen. Daarnaast moeten de kredietaanbieders worden aangesproken op goede voorlichting aan de consument. Het vroegtijdig signaleren van schulden is van groot belang om problematische situaties te voorkomen. Veelal ontvangen sociale diensten, woningcorporaties en energiebedrijven de eerste signalen van het ontstaan van een problematische situatie. Een goede samenwerking tussen deze instanties en lokale schuldhulporganisaties kan helpen voorkomen dat de situatie onbeheersbaar wordt. Ook met een zorgvuldige registratie kan het oplopen van schulden gesignaleerd worden. Bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) worden alle kredieten en leningen geregistreerd. Maar buiten beeld blijven nog belangrijke schulden zoals bijvoorbeeld schulden bij woningcorporaties, energiebedrijven, de Informatie Beheer Groep te Groningen en fraudeschulden. Schuldhulpverlening moet gepaard gaan met een goede begeleiding van de meest kwetsbare groepen. Budgetbeheer kan kwetsbare groepen in de samenleving die zelf niet in staat zijn hun inkomen te beheren, behoeden voor het maken van (nieuwe) schulden. Het budget wordt in zulke gevallen beheerd door een 5
6
sociale dienst of een gemeentelijke kredietbank. Daarnaast kan door budgetbegeleiding de schuldenaar ondersteund worden en kan er tegelijkertijd gewerkt worden aan een gedragsverandering. Omdat het hebben van schulden en de kans dat de schulden problematisch worden, voorkomen in alle lagen van de bevolking en niet alleen bij de hier genoemde meest kwetsbare groepen, kan met behulp van budgetvoorlichting of een cursus budgetteren veel leed voorkomen worden. Overconsumptie begint al op jonge leeftijd; budgetteren zou een onderdeel moeten worden van bijvoorbeeld het vak maatschappijleer op school (Carien Kartsten en Caro Hulshoff: Je geld de baas. Uitgeverij Elmar/Rijswijk, 2000).
Integrale aanpak Het is belangrijk dat de kwaliteit van de lokale schuldhulpverlening verder verbetert. Voor een goede schuldhulpverlening is een integrale aanpak nodig. Een integrale aanpak kenmerkt zich door het tegelijkertijd werken aan financieel-technische en psychosociale oplossingen. Integrale schuldhulpverlening betekent niet alleen schuldregelen en eventueel begeleiden, maar ook dat er lokaal beleid geformuleerd wordt waarin de verschillende onderdelen en raakvlakken op elkaar afgestemd worden. De activiteiten vanaf de preventie tot en met de zorg voor uitvallers moeten op onderdelen uitgewerkt zijn. De samenhang tussen de verschillende activiteiten worden verduidelijkt in dit schema:
preventie preventie
Minnelijk traject
Verklaring ex art 285
WSNP uitvallers
Nazorg/uitvallers
Figuur 1: schema Platform Schuldhulpverlening Toelichting op het schema: preventie vindt plaats gedurende het gehele proces, evenals de zorg voor uitvallers.
Gemeenten zijn in staat verbindingen te leggen tussen verschillende sectoren, zoals volkshuisvesting, sociale dienst, gemeentelijke kredietbank en het algemeen maatschappelijk werk (AMW). Ook kan de gemeente dienen als aanspreekpunt voor private (erkende) schuldbemiddelaars en begeleidende organisaties zoals reclassering, verslavingszorg, RIAGG, maatschappelijke opvang enz. waarmee samenwerking nodig is. In de arbeidstoeleiding van uitkeringsgerechtigden kunnen schulden een belemmering vormen. Een problematische schuldensituatie kan samengaan met een langdurige uitkeringssituatie. Het is van belang dat gemeenten en uitvoeringsinstellingen in de sociale zekerheid vanaf het begin van de uitkeringsperiode aandacht besteden aan de preventie van schulden en hulpverlening bij al bestaande schulden, zeker ook om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te bevorderen of maatschappelijke participatie te ondersteunen. Daarnaast kan de uitstroom naar een betaalde baan de aflossingscapaciteit vergroten. Hiernaast behoeft de hulpverlening aan zelfstandig ondernemers specifieke aandacht in het minnelijk traject. In dit verband speelt het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bz) een rol. Het bedrag dat voor een minnelijk akkoord nodig is, kan mogelijk op grond van het Bz worden verstrekt.
Samenvatting en conclusies • Bestuurders moeten ervan doordrongen zijn dat iedereen gebaat is bij een goed effectief preventief beleid. Extra financiële middelen voor bijvoorbeeld een preventie medewerker verdienen zich op termijn 6
7
terug. Voor de medewerkers schuldhulpverlening is het curatieve traject vaak zo arbeidsintensief dat men aan primaire preventie nauwelijks of niet toekomt. Maatschappelijke gevolgen en kosten van schulden: Stel dat in 50 gevallen een uitzetting uit een woning wordt voorkomen, welke winsten worden dan geboekt? Een gemiddelde uitzetting kost f 15.000,- [ € 6.807 ] aan verlies huur, kosten van procedures, de feitelijke uitzetting en opslag van goederen. Winst derhalve f 750.000,- [ € 340.335 ]. Stel dat in 50 gevallen de noodzaak tot opvang wordt voorkomen, wat levert dat op? Als die opvang bijvoorbeeld 4 weken duurt en de kosten f 1000,- [ € 454 ] per week bedragen, wordt f 400.000,- [ € 181.512 ] aan bijstandsmiddelen bespaard. Om uitzetting te voorkomen wordt regelmatig bijstand verstrekt die nauwelijks verhaalbaar blijkt te zijn en grotendeels moet worden afgeboekt. Stel dat het gaat om 50 gevallen op jaarbasis met een bedrag van f 5.000, [ € 2.269 ] gemiddeld, waarvan de helft oninbaar is. Dan gaat het om een bedrag van f 125.000,- [ € 56.723 ] dat kan worden bespaard. Bovendien is dan voorkomen dat de andere schulden blijven bestaan die vroeger of later opnieuw tot problemen en herhaling kunnen leiden. Ook herhuisvesting kost geld. Een lening is niet mogelijk, omdat er nog andere schulden zijn. Als per gezin buiten verhaalbare bijstand nog eens f 5.000,- [ € 2.269] moet worden geïnvesteerd, dan levert dat in 50 gevallen f 250.000,- [ € 113.445 ] besparing op. Uitzetting uit woningen leidt tot toename van het aantal dak- en thuislozen. Een maatschappelijke opvang en rehabilitatie kosten handen vol geld. Voorkoming van uitzetting door een geslaagde schuldenregeling bespaart deze kosten. Als onoplosbare schuldensituaties leiden tot relatiebreuk, wat zou dat bij het oplossen van de schuldensituaties aan maatschappelijke kosten besparen? Stel dat 10% van de opgeloste gevallen er sprake is van het uiteenvallen van een relatie en de niet-kostwinner is aangewezen op bijstand? In 30 gevallen zou dat per jaar ongeveer f 600.000,- [ € 272.268] aan besparing opleveren, als wordt voorkomen dat een relatiebreuk optreedt. Welke maatschappelijke kosten gaan gepaard met het uitspreken en afwikkelen van faillissementen? Een raming daarvan is niet te geven, maar er zijn forse bedragen mee gemoeid. Maar de grootste winst blijft de persoonlijke winst die het mensen oplevert als zij weer schuldenvrij zijn en in staat om verder te leven zonder weer in een problematische situatie te geraken. Daarnaast levert het de maatschappij aanzienlijke winst op als mensen weer actief participeren in de samenleving, geen beroep meer doen op (schuld)hulpverlening, in hun eigen inkomsten voorzien of zodanig actief zijn dat zij weer een bijdrage leveren aan deze maatschappij (Uit: conferentiemap vervolgconferentie ISHV, Leeuwarden 7 maart 1997).
•
Adequate voorlichting over voorliggende voorzieningen kan schulden voorkomen. Als een ieder die recht kan doen gelden op de inkomensondersteunende voorzieningen hiervan gebruik zou maken, zouden er minder (problematische) schulden zijn.
Communiceren in de strijd tegen armoede in dit voorlichtingsmodel van de werkgroep voorlichting voor voorlichters vindt men allerlei handige tips om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Gemeentelijke inkomensondersteunende regelingen. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft onlangs onderzoek verricht naar de financiële ondersteuning aan burgers met een laag inkomen door gemeenten (Brede steun voor smalle beurzen 2: een steekproef van 64 gemeenten, Persbericht SZW 28/11/2000). De belangrijkste onderzoeksresultaten zijn: • Het aantal inkomensondersteunende regelingen is in ruim twee jaar tijd verdubbeld. Vrijwel elke gemeente kent momenteel een of meerdere regelingen; • De regelingen die het meest voorkomen hebben betrekking op sociaal-culturele participatie en op de aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen; • De helft van de gemeenten heeft een regeling ingevoerd gericht op specifieke (school)kosten van gezinnen met kinderen; • Een kwart van de gemeenten heeft een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering afgesloten. Deze verzekeringen zijn, redenerend vanuit een kostenbaten analyse, in veel gevallen slechts toegankelijk voor uitkeringsgerechtigden. Bij uitbreiding van de doelgroep zijn de uitvoeringskosten relatief hoog; • Ongeveer 15% van de gemeenten kent regelingen ter ondersteuning van ouderen.
•
Samenwerken is een voorwaarde. De gemeente kan hierin een regierol vervullen.
7
8
Samenwerken. Een mooi voorbeeld van een samenwerkingsproject is Om arm Amsterdam. Hierin participeren de Stedelijke Woningdienst, Gemeentebelastingen, Dienst Welzijn en de Sociale Dienst van Amsterdam. Ze geven overzichtelijke brochure uit getiteld: “Zo laat u geen geld liggen. Deze brochure kan u wat opleveren!” Hierin vindt men informatie over o.a. huursubsidie, bijzondere bijstand, kwijtschelding
gemeentebelastingen,
schuldhulp-verlening,
stadspas
en
aanvullende
ziektekostenverzekering overzichtelijk bij elkaar. Er kan een beroep worden gedaan op de formulierenbrigade voor assistentie bij het invullen van allerhande formulieren. Tevens voorziet het project in een budgetteringsspreekuur (om zelfhulp te stimuleren), een budgetteringscursus en een preventiemedewerker. Er wordt periodiek een nieuwsbrief uitgegeven. •
Van belang is een samenhangend huisvestingsbeleid (verhouding huur, inkomen, gezinssamenstelling, doorstroommogelijkheden bij een verminderd inkomen)
•
Er moet meer aandacht komen voor effectieve doorverwijzing naar immateriële hulpverlening (informatieoverdracht).
•
Voor de uitstroom naar de arbeidsmarkt (of sociale activering) kunnen schulden een obstakel vormen. De uitstroom naar een baan kan de aflossingscapaciteit verhogen.
•
Van de mogelijkheden die de het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bz) kan bieden ter voorkoming van schulden wordt nog te weinig gebruik gemaakt.
Allochtone mannen lenen vaak geld om te gaan ondernemen. Veel allochtonen in Nederland weten te weinig af van geldzaken. Informatie wordt vaak alleen in het Nederlands verstrekt. De consumentenbond is een campagne gestart met meertalige folders en informatiedagen om Marokkanen, Surinamers, Antillianen en Turken bewust te maken van de risico’s rond geld lenen. A. Aboutaleb, voorzitter van FORUM, instituut voor multiculturele ontwikkeling:” Allochtone mannen lenen vaak geld om te gaan ondernemen en dit brengt veel risico’s met zich mee” (Uit: de Metro van 25/1/2001).
Financiële regelingen voor zelfstandigen. De gemeente Den Haag is actief bezig met voorlichting geven over de mogelijkheden voor zelfstandigen met financiële problemen. Er zijn een aantal folders ontwikkeld met duidelijke informatie over de mogelijkheden die o.a. het Bijstandsbesluit Zelfstandigen (Bbz) kan bieden.
8
9
3. Communicatie en Beleid Communicatie en beleid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wij geven hier een handreiking voor het opstellen van een eigen gemeentelijk communicatieplan, maar dit kan niet los gezien worden van de te nemen keuzes op de beleidsterreinen rond schuldpreventie. Een intensief contact tussen beleids- en communicatiemedewerkers is van groot belang in het beleidsproces. De afgelopen jaren is de rol van de communicatie in de beleidsontwikkeling sterk veranderd. In het verleden lag het accent op het openbaar maken en toelichten van beleid (informatiefunctie). Steeds vaker wordt communicatie nu echter ingezet als instrument van beleid om beleidsdoelstellingen te realiseren via doelgerichte kennis-, houding- of gedragsverandering. Tegenwoordig wordt vaak getracht om met meer communicatie het draagvlak van het handelen te vergroten. Nieuwe vormen van debat en verantwoording worden gezocht alsmede nieuwe vormen van dialoog bij niet alleen de uitvoering (achterkant), maar ook de voorbereiding (voorkant) van beleid. De concrete invulling kan verschillen per beleidsveld en per onderwerp binnen het beleidsveld. Bij lokale overheden zouden alle raadsvoorstellen standaard een communicatieparagraaf, inclusief financiering, moeten bevatten. Zoals hierboven al geschetst is, kunnen het diverse beleidsterreinen betreffen. Van belang is om hier goed samen te werken met de beslissers op deze velden en potentiële ‘sponsors’. Lokaal minimabeleid en activering. Veel gemeenten hebben hun eigen minimabeleid, dat kan leiden tot lastenverlichting of inkomstenverhoging voor mensen met een minimuminkomen. Voorbeelden hiervan zijn: specifiek maatwerk binnen de bijzondere bijstand, verruiming van de kwijtscheldingsnormen gemeentelijke belastingen en heffingen, schuldenfondsen, energiefondsen en - in het kader van sociale activering – de ’vrijlating’ van een deel van de inkomsten bij werkaanvaarding en de ‘subsidieverstrekking’ bij het volgen van een opleiding of verrichten van vrijwilligerswerk. Hierbij hoort een adequate en zorgvuldige communicatie over dit beleid naar (groepen) burgers. Uit onderzoek is gebleken dat in veel gevallen de voorlichting over de geboden voorziening niet voldoende toegespitst is op de beoogde doelgroepen. Ook schort er vaak nog veel aan de niet eenvoudige en bureaucratische manieren, waarop deze voorzieningen aangevraagd moeten worden (uit Preventie van Schulden katern 3 ISHV).
Beschikbare financiële middelen, tijd en menskracht zijn belangrijke (rand)voorwaarden. Het zal duidelijk zijn dat in dit model geen algemene uitspraken over deze lokaal bepaalde factoren kunnen worden gedaan. Wel kan worden gesteld, dat het geven van preventievoorlichting een arbeidsintensieve zaak is. Met het schrijven van een folder bent u er niet. Juist het geven van budgetteringscursussen en op de doelgroep afgestemd mondeling advies sorteren meer succes. Om dit veilig te stellen is het commitment van de politiek belangrijk. De volgende twee voorbeelden illustreren wat hiermee bedoeld wordt: Voorbeeld schuldhulppreventie ontwikkelingsteam. In gemeente X was een voorlichtingsmap gemaakt voor intermediairs, een folder en voorlichtingsmateriaal ontwikkeld voor inwoners van de gemeente, waaronder een jaarkalender met tips (bijvoorbeeld goedkope winkels), die werd verspreid via intermediairs en een speciaal telefoonnummer waar intermediairs informatie konden opvragen en cliënten konden aanmelden. Bovendien was er een algemene cursus huishoudmanagement in oprichting. Doel van deze middelen voor intermediairs was meer bekendheid voor project schuldhulpverlening, meer bekend-heid met budgettaire problematiek en nauwere samenwerking tussen intermediairs en project om sneller te kunnen doorverwijzen. Doel van het materiaal voor de inwoners was de drempel verlagen en bekendheid geven aan schuldhulpverlening. Door drempelverlaging zouden mensen zich sneller aanmelden, de kalender was puur preventief en het telefoonnummer was om een snellere
9
10
doorverwijzing te realiseren. De cursus "Doe meer met minder" was puur preventief bedoeld en ter voorkoming van recidive. Het project was gefinancierd door het Ministerie van SZW en nu de gemeente X geen financiële mogelijkheden gecreëerd had voor een verdere uitwerking van het preventieproject bleef er door geldgebrek weinig van over. De gemeente financiert wel het project schuldhulpverlening, maar dit is met name gericht op curatieve schuldhulp-verlening. Conclusie: hoe een mooi gestart project blijft steken bij gebrek aan continuïteit van middelen. In tegenstelling tot het volgende voorbeeld, waarin de gemeente een budget voor een preventie-medewerker heeft vrijgemaakt. Voorbeeld Enschede preventieproject Sociale Zaken. De gemeente Enschede heeft sinds 1997 een preventiemedewerker aangesteld. De preventiemedewerker geeft voorlichting aan intermediairs en hun cliënten over inkomensverruimende en uitgavenbeperkende maatregelen. Tevens over het project schuldhulpverlening en diverse budgettaire zaken. Voorlichting is er o.a. op gericht om snelle doorverwijzing mogelijk te maken en zo erger te voorkomen. Er is in de gemeente ook een budgetwinkel, die informatie verstrekt over goedkope winkels in de omgeving en ook voorlichting over inkomensverruimende en uitgavenbeperkende maatregelen. Er kan met de cliënt een begroting worden opgesteld als er sprake is van een problematische schuldsituatie. De budgetwinkel heeft ook een doorverwijsfunctie naar diverse hulpverlenende instanties. De gemeentelijke Kredietbank voert budgetbeheer uit. Cliënten (met problematische schulden en die tijdelijk of langer niet in staat zijn zelf de verantwoordelijkheid voor financiën op zich kunnen nemen) worden door het AMW begeleid naar zelfstandig beheer van hun geldzaken. In de praktijk blijkt dat er een groep is in het budgetbeheer, die daar niet meer uitgaat. Het werk van de preventiemedewerker wordt door de gemeente op prijs gesteld en in 1999 was er budget voor een volledige baan. De intermediairs zijn zeer tevreden. Het budgetbeheer loopt goed. De kredietbank beheert de middelen en het AMW doet de verdere begeleiding. De budgetwinkel kampt met gebrek aan belangstelling, dit komt waarschijnlijk vooral door het feit dat de winkel in het gebouw van de Sociale Dienst zit.
Plan met spirit Voor een plan met spirit is een goede combinatie tussen kennen en kiezen een voorwaarde. Voor het ontwikkelen van een plan wordt niet achtereenvolgens een aantal stappen afgewerkt, maar vindt een continue afwisseling plaats tussen feiten verzamelen, overdenken, doelen kiezen en middelen uitwerken. Het gaat erom je niet te verliezen in bijvoorbeeld het uitwerken van doelgroepen, maar het kennen te laten leiden door keuzes en andersom (Van Woerkom,1984). Bij het proces van de totstandkoming van een communicatieplan zijn van belang: het inschatten en inschakelen van het interne politieke krachtenveld in een organisatie; Kennis van het politiek krachtenveld is een sleutelfactor voor succes. Breng voor ieder plan eenrelatienetwerk van beslissers en potentiële ‘sponsors’ in kaart. Wanneer u weet wie wat betreft inhoud, budget, praktische uitvoering, medezeggenschap en dergelijke een belangrijke stem hebben, weet u ook op wie u uw speren moet richten. de analyse van de uitgangssituatie; Het is belangrijk om goed geïnformeerd zijn over de huidige stand van zaken, welke projecten er al lopen en hoe u de diverse lijnen bij elkaar brengt. Een creatief opgezette brainstorm met invloedrijke informanten van diverse disciplines kan wonderen doen. de afstemming en bijstelling van de concepten; 10
11
Bij het maken van een communicatieplan kunt u kiezen tussen het ontwerpen of ontwikkelen van een plan. Bij het ontwerpen wordt een kant-en-klaar plan aangeleverd; bij het ontwikkelen is het mogelijk concepten voor te leggen aan het management of een werkgroep van sleutelfiguren. Dit kost meer tijd, maar heeft een grotere kans van slagen. het management. Een goed management voor het hele proces is een aandachtspunt. Benoem activiteiten en maak een planning in de tijd. Plan de overleggen en de presentaties en de berichtgeving over de planvorming ruim van tevoren. Juist de implementatie is belangrijk, niet dat uiteindelijk rapportje! (M. Meijer: Het inspirerend communicatieplan, uit Handboek Interne Communicatie december 1996)
11
12
4. Communicatieplan Voor de ontwikkeling van een communicatieplan moet iedere communicatiemedewerker beschikken over een ladekast met inzetbare bouwstenen. Of het nu de introductie betreft van een meldpunt schuldpreventie of een campagne voor inkomensondersteunende voorzieningen, besef dat er altijd een helder communicatieplan aan ten grondslag moet liggen. Maatwerk moet, maar het wiel hoeft niet iedere keer opnieuw uitgevonden te worden. Een communicatieplan kent een aantal stappen, die geformuleerd moeten worden. Zoals al eerder is gezegd, is een voortdurende omschakeling tussen kennen en kiezen, inhoud en implementatie te prefereren. Pas dan heeft u baat bij de volgende praktische hulpmiddelen: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
analyse doelen bepalen doelgroepen segmenteren strategie kiezen middelenmix vaststellen doelgroep-/middelenmatrix inschatten effectiviteit planning maken budget bepalen evaluatie
We schetsen bij wijze van voorbeeld een stappenplan aan de hand van de fictieve invoering van een meldpunt schuldpreventie bij een gemeente.
4. a analyse Deze eerste stap moet inzicht verschaffen in de vraagstelling/probleemstelling over de noodzaak tot de introductie van het beoogde meldpunt. Voor het verkrijgen van een goed inzicht in de noodzakelijkheid tot het instellen van een meldpunt schuldpreventie is het van belang te weten hoe de samenstelling van de bevolking is (b.v. percentages ouderen, jongeren en allochtonen). Hiervoor zijn de gepubliceerde statistische jaarcijfers van de gemeente de beste bron. Denk ook aan gegevens die het Sociaal en Cultureel Planbureau hierover verstrekt. De minimasite van Coelo (zie adreslijst) bevat een rekenprogramma waarmee je eenvoudig een raming kunt maken van de doelgroep van het armoedebeleid in een bepaalde gemeente. Bovendien moet inzicht verkregen worden in de armoede- en schuldproblematiek in de gemeente en de bestaande sociale (schuld)hulpverlening. Breng dan ook de instellingen die op die terreinen werkzaam zijn in beeld en benoem hun producten. Geef een schets van het gemeentelijk beleid ten aanzien van sociale (schuld)hulpverlening en inventariseer tevens wat er gedaan wordt aan armoedebestrijding. Dit kun je doen door deskresearch (o.a. bestuderen van beleidsnotities), maar denk hierbij ook aan de eerder genoemde ‘brainstorm’. Op basis van deze inzichten en analyses kunnen de pijnpunten benoemd worden op grond waarvan de introductie van een meldpunt schuldpreventie noodzakelijk is.
4. b doelen bepalen Het formuleren van heldere communicatiedoelen is van cruciaal belang bij elke vorm van communicatie: ”If a man doesn't know which harbour he is heading for, no wind is the right wind”. Communicatiedoelen worden altijd geformuleerd in termen van kennis, houding en/of gedrag. Zo specifiek doelgroep gericht mogelijk. Stel prioriteiten en formuleer de doelen op een begrijpelijke manier bij voorkeur in meetbare termen.
12
13
Voorbeeld van doelen en boodschappen analoog aan de verdeling van het Platform Integrale Schuldhulpverlening
Primaire preventie Doel: Voorkomen dat burgers in problematische schuldensituaties geraken. Burgers zijn op de hoogte van het bestaan van inkomens ondersteunende voorzieningen, weten of zij daar recht op hebben en maken er gebruik van.
Boodschap: Zorg er voor dat uw inkomsten en uitgaven in balans zijn. Leen verantwoord. Maak gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen.
Secundaire preventie Doel: Voorkomen dat schuldensituaties leiden tot escalatie: huisuitzetting, afsluiten van voorzieningen, onvoldoende voeding etc. En voorkomen dat schuldenbedragen dermate hoog oplopen dat de kans van slagen van een minnelijk schuldsaneringtraject in gevaar komt. Burgers zoeken tijdig hulp wanneer escalatie van de schuldensituatie dreigt.
Boodschap: Zoek tijdig hulp wanneer u zelf niet meer uit uw schuldensituatie kunt komen.
Tertiaire preventie Doel: Bevorderen dat de schuldenaar blijft voldoen aan de voorwaarden voor een geslaagd minnelijk traject. Recidive voorkomen: de schuldenaar maakt geen nieuwe schulden. Men is in staat evenwicht te bereiken in uitgaven en inkomsten.
Boodschap: Houdt u aan de gemaakte afspraken met uw schuldhulpverlener. Ga geen nieuwe betalingsverplichtin-gen aan en voorkom betalingsachterstanden. Zorg ervoor dat uw inkomsten en uitgaven in balans zijn. Meetbare doelen bij het in te stellen meldpunt zouden geformuleerd kunnen worden als: Kennis: het aantal mensen dat op de hoogte is van het meldpunt schuldpreventie is over de periode van... tot... toegenomen met... procent. Houding: het aantal mensen dat de stelling “ik zoek tijdig hulp” onderschrijft is in de periode... tot... toegenomen met... procent. Gedrag: het aantal aanvragen voor tijdige bemiddeling bij schulden is in de periode... tot... toegenomen met... procent Echter meetbare doelstellingen betekenen een extra investering. Er zal immers onderzoek gedaan moeten worden. In de praktijk blijkt dit voor veel (kleinere) gemeenten te kostbaar of te tijdrovend te zijn. Dit is jammer, want de resultaten verschaffen immers meer inzicht in de doelgroepen, de werking van de verschillende middelen, de begrijpelijkheid van de boodschap etc. Overigens geven eenvoudige kwalitatieve 13
14
‘onderzoekjes’ ook een beeld van het bereikte resultaat: vraag bijvoorbeeld de cliëntenraad om reacties of vraag cliënten bij het verlaten van het gemeentehuis/sociale dienst naar ervaringen.
4. c doelgroepen Breng de doelgroepen zo helder en volledig mogelijk in kaart en maak een onderscheid tussen in- en externe doelgroepen. Er wordt nogal eens vergeten de interne doelgroepen, veelal bestaande uit de eigen organisatie, goed in beeld te brengen. Besef dat je voor het implementeren van communicatiebeleid ook afhankelijk bent van je eigen organisatie. In het geval van het introduceren van een meldpunt schuldpreventie is het van belang dat medewerkers van ondermeer de kredietbank (GKB) en sociale dienst goed op de hoogte zijn van het meldpunt. Zij moeten daar in de praktijk voorlichting over kunnen geven. Omdat dit communicatiemodel door meerdere instanties gebruikt kan worden, is het niet goed mogelijk om de interne doelgroepen uitvoerig te segmenteren. De belangrijkste verdeling die we maken is die tussen burgers en intermediairs. De onderstaande lijst is niet uitputtend. burgers • alle inwoners van de gemeente specifieke aandachtsgroepen • bijstandscliënten • andere uitkeringsgerechtigden. Segmentatie ‘andere uitkeringsgerechtigden: Uitkeringstype instantie WW : werkloze werknemer UVI WAO : arbeidsongeschikte werknemers UVI AWW: arbeidsongeschikte zelfstandigen UVI TW : werknemers met een uitkering onder sociaal minimum UVI ZFW : werknemers met een uitkering onder de loongrens Ziekenfondsen ANW: weduwen/weduwnaars Sociale verzekerings Bank AOW: 65 – plussers Sociale verzekerings Bank Wajong: jonggehandicapten UVI Zo is het mogelijk om via de uitkeringsinstantie deze doelgroepen te bereiken.
• • • •
mensen met een laag inkomen (tot bijv 130% van het minimuminkomen) mensen in traject toeleiding naar werk of sociale activering mensen die om een speciale reden niet met geld om kunnen gaan bijv door hun handicap, psychische stoornissen, ex-gedetineerden, drugsverslaafden, mensen in begeleid wonen projecten mensen in huurwoningen Risicogroepen (J. Janssen, A. Kersten en H.J.J.M. Vermeulen: Problematische schulden: zicht op het onzichtbare, IVA Tilburg januari 1999) alleenstaande ouders (echt)paren met kinderen alleenstaande mannen
jongeren De schoolplein economie De jeugd begint steeds vroeger met werken. Tussen 1997 en 1999 steeg het inkomen uit werk van twaalf- tot veertienjarigen van f 570,- [ € 259 ] tot ruim f 1.010,- [ € 458 ] per jaar. Ook de ouderlijke steun verruimt de financiële armslag. Het zakgeld steeg voor dezelfde leeftijdsgroep van f 360,- [ € 163 ] tot f 620,- [ € 281] per jaar. De groep tussen vijftien en negentien zag het arbeidsinkomen toenemen van f 1.780,- [ € 808 ] tot f 3.070,- [ € 1.393 ] per jaar. Ondanks dat hiermee zelfstandigheid en zelfbewustzijn groeit, zijn hun uitgaven vooral gericht op ‘fun shopping’. Het geld gaat volgens het NIBUD naar snacks, snoep en frisdrank (20%),
14
15
alcohol en uitgaan (18%), kleding en cosmetica (17%), cd’s (6%), roken en drugs (5%), cadeaus (5%), mobiele telefoons (5%) en overige (24%). De ouders betalen vaak kost en inwoning, personal computers en soms kleedgeld. De Nederlandse scholier kan meer uitgeven aan prettige dingen dan zijn ouders. Maar vaak zijn ze dan nog niet tevreden ‘Ik heb steeds meer nodig’. De problemen komen wanneer ze uiteindelijk zelfstandig gaan wonen en niet geleerd hebben te reserveren of geld uit te geven aan minder leuke zaken. ‘Ik kan niet sparen. Ik verdien mijn geld dus ik geef het ook uit.’ (artikel uit Vrij Nederland van 23-12-2000) Jongeren in de schulden Op het moment dat jongeren op eigen benen komen te staan, kunnen ze in de problemen raken. Ze zijn een andere levenstandaard gewend en gaan leningen aan - vanaf 18 jaar verstrekken banken deze zonder dat daar toestemming van de ouders voor nodig is - om hun levenspatroon te kunnen continueren. Op het moment dat ze die niet meer terugbetalen, is het probleem geboren. Maar liefst 16% van de jongeren onder de 25 jaar heeft risicovolle schulden. Om aanstaande problemen in de kiem te smoren, is het NIBUD gestart is met een internetsite www.jeugd-en-geld.nl. Hiermee willen ze jongeren bewust maken van de mogelijkheden die ze met hun budget hebben (Volkskrant van 18-4-2001).
allochtonen segmentatie allochtonen In de meeste gemeenten bestaat de doelgroep allochtonen uit verschillende groeperingen. De groep kan bijvoorbeeld ingedeeld worden naar: herkomst/etniciteit (Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen); taal (Turks-, Berber-, Arabisch-, Nederlands-, Engelssprekenden; geslacht (man, vrouw); voorziening (nieuwkomers, vluchtelingen); moment van binnenkomst/generatie (nieuwkomers, eerste, tweede, derde generatie); etc De indeling die wordt gekozen is uiteraard afhankelijk van de situatie in de gemeente. In kleinere gemeenten zal deze problematiek, over het algemeen genomen, overzichtelijker zijn dan in de grotere gemeenten. Probeer criteria te vinden op grond waarvan groepen ontstaan die homogeen van samenstelling zijn/ hetzelfde kenmerk hebben en die tegelijk ook communicatief bereikbaar zijn. Hiervoor is kennis nodig; die kennis heeft zowel betrekking op de algemene situatie waarin allochtonen in Nederland zich bevinden, als de specifieke situatie binnen de gemeente. Een handzaam naslagwerk is bijvoorbeeld het boek ‘Communiceren met etnische minderheden – Een praktische informatiegids (Bohn Stafleu Van Loghem Houten/ Diegem 1996). Een goede en vooral snelle methode is het benaderen van sleutelfiguren binnen en buiten de gemeente.
Voorlichting aan allochtonen. De dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Enschede organiseert voorlichtingsactiviteiten op het terrein van primaire preventie in samenwerking met moskeeën. Er wordt gebruik gemaakt van de diensten van tolken. Na afloop vinden er nabesprekingen plaats. Tijdens de bijeenkomsten is er veel vraag naar concrete producten (financiële regelingen en voorzieningen) van de sociale dienst en de stadsbank. Vraagstukken die op het terrein van de schudhulpverlening aan allochtonen regelmatig gesignaleerd worden, zijn bijvoorbeeld het lenen van of aan familieleden zonder zakelijke overeenkomst en het verantwoordelijk zijn voor het levensonderhoud van verwanten in het buitenland. Tijdens dergelijke bijeenkomsten zouden dit soort zaken benoemd moeten worden en zou uitwisseling tussen lotgenoten een voorlichtende functie kunnen krijgen.
15
16
• dak- en thuislozen Gids met tips voor dak- en thuislozen. De ongeveer 1.500 dak- en thuislozen in Rotterdam kunnen voortaan gebruik maken van ‘De Straatgids’, een klein weerbestendig boekje met tips en tal van adressen voor opvang en hulp. Waar gratis warme maaltijden verkrijgbaar zijn, wanneer de soepbus langskomt en waar dag- en nachtopvang geboden wordt. Na Amsterdam is Rotterdam de tweede stad in Nederland waar en Straatgids gratis verkrijgbaar is. De gids bevat ook enkele tips voor mensen met een dak boven het hoofd, zoals over goedkope kledingwinkels en over de ‘uitstekende’ leeszaal van de gemeentebibliotheek. En: ”Gemeenteraadscommissies in het stadhuis zijn openbaar en de koffie is goed en gratis” (NRC van 1-3-2001). •
cliënten in traject budgetbeheer/schuldhulpverlening: er zijn schulden, maar men heeft de weg naar de hulpverlening gevonden.
intermediairs Bij intermediairs denken aan begeleiders, verwijzers en mogelijke schuldeisers. Let wel: een dubbelrol is mogelijk. Een sociale dienst vind je terug onder begeleiders, maar kan tegelijkertijd schuldeiser zijn.
• • • • • •
begeleiders zoals alle medewerkers van afdelingen sociale dienst (bureau Nieuwkomers, uitvoerders Bbz, projecten Schuldhulpverlening), welzijn, onderwijs en huisvesting. Budgetwinkels, budgetbureaus Kredietbanken, stadsbanken AMW/ Bedrijfsmaatschappelijk werk Instanties voor toeleiding naar werk Centraal meldpunt schuldhulpverlening Vluchtelingenwerk
• • • • • • • • •
verwijzers thuiszorg RIAGG Bureaus voor rechtshulp Sociaal raadslieden Buurt- / Clubhuizen Jongereninformatiepunten Scholen Kerken, moskeeën, etc Artsen
•
potentiële schuldeisers Woningcorporaties Nutsbedrijven Ziekenfondsen Belastingdienst Gemeente (belasting) Postorderbedrijven Providers mobiele telefonie Kredietverlenende instanties Deurwaarder/incassobureaus Uvi’s 16
17
Centraal justitieel Incassobureau
4. d strategie kiezen Bij het bepalen van de strategie gaat het om de vraag langs welke weg het doel het best bereikt kan worden. Op welk moment, op basis van welke middelen en argumenten moet de boodschap, op welke wijze, aan wie, gecommuniceerd worden. Kies je bijvoorbeeld voor persoonlijke of massamediale benadering. Het is zoals in een goed voetbalelftal. Je kunt de beschikking hebben over elf prima voetballers, maar die moeten toch afspraken maken over de manier waarop ze hun tegenstander gaan bestrijden. Wanneer kennis, houding en gedrag ten aanzien van het onderwerp van de communicatie nauwelijks verschillen, dan is het wellicht niet nodig om voor iedere doelgroep aparte afgestemde middelen in te zetten. Omdat tijd schaars is in onze samenleving, raden wij een ieder aan zo efficiënt mogelijk om te gaan met de in te zetten middelen.
4. e middelenmix vaststellen Met welke communicatie-instrumenten die passen binnen de overeengekomen strategie gaan we de geformuleerde doelstelling realiseren? De mix is gericht op een zo effectief en efficiënt mogelijk inzetten van de communicatiemiddelen. Vaak liggen de grootste kansen in het aanscherpen of optimaliseren van bestaande communicatiemiddelen. Middelen kunnen onderscheiden worden in interpersoonlijke middelen (alle vormen van gesprek) en massamediale middelen (drukwerk, audiovisuele media en elektronische media). Communicatiemiddelen (o.a. uit handreiking Folders van Divosa, 2000-1203) intern werkoverleg/afdelingsoverleg nieuwsbrief werkinstructies extern mondeling persoonlijk gesprek/huisbezoek telefoongesprek met b.v. consulent voorlichtingsbijeenkomst/werkconferentie spreekuur informatietelefoon vragenuurtje op radio lokale t.v. schriftelijk persoonlijke brief brief aan een groep cliënten bijsluiter klantenkrant/nieuwsbrief folder artikel in stadskrant strip in huis-aan-huisblad teletekst kabelkrant muurkrant lichtkrant speciaal voor dak- en thuislozen Straatnieuws (daklozenkrant) Straatgids mededelingenborden bij nachtopvang, CAD etc speciale site voor daklozen
17
18
speciaal voor bezoekers sociale dienst informatiezuil folderserie via folderrek poster videohoek in wachtruimte speciaal voor jongeren jongerenbeurs (b.v. Megafestatie te Utrecht) paneldiscussies jongerenplatform websites/ banners op sites jongerentijdschriften schoolkranten/ agenda’s leerlingenraden schoolboards, monitors (op 90% van de middelbare scholen) nieuwe middelen internet/intranet e-mail sms-bericht / chatten Internet. Het gebruik van internet als communicatiemiddel is de laatste jaren flink toegenomen. Een vrij recent onderzoek onder bijstandsgerechtigden in Amsterdam wees uit dat ook van deze groep 30% regelmatig online was. Juist de laatste tijd neemt het gebruik sterk toe en zo ook de mogelijkheden om goedkoop te internetten in bibliotheek of internetcafé. Onder jongeren is het gebruik van dit medium nog veel hoger. Zo’n 85% van de jongeren tussen de 16 en 24 jaar is online te bereiken. Surfende kinderen. In de leeftijd van 10 tot 12 jaar maakt 56% van de kinderen regelmatig gebruik van internet. Kinderen surfen vooral om te zoeken naar informatie voor werkstukken, maar ook spelletjes en ontspanning scoren hoog (uit Adformatie van 29/3/2001).
Middelen voor de introductie van een meldpunt schuldpreventie worden onderscheiden naar mondelinge en schriftelijke middelen, uitgewerkt naar de verschillende in- en externe doelgroepen. Mondeling (intern) Geef een toelichting op het meldpunt tijdens werk- en afdelingsoverleggen van de verschillende afdelingen die binnen de gemeentelijke organisatie op de een of andere manier betrokken zijn bij het meldpunt. Bij grotere organisaties zal er op meer plekken een toelichting gegeven moeten worden. Blijf informatie verstrekken via een nieuwsbrief of intranet. Denk hierbij ook aan de intermediairs. Zorg hierbij ook voor kennis/informatieoverdracht via scholing en training. Dit kost tijd, maar het effect is in dit geval belangrijker dan de investering. Een opvallend startschot voor de introductie van een meldpunt genereert zowel in- als extern aandacht, maak daar gebruik van. Mondeling (extern) Voor iedere doelgroep moet afzonderlijk bekeken worden wat de meest efficiënte benadering is. Besef dat met name de groep jongeren en allochtonen ingewikkelde doelgroepen zijn. Waar bereik je ze, laten ze zich wel aanspreken/informeren over een meldpunt waar ze liever niet bij te rade moeten gaan? In de praktijk blijkt ook dat het geven van voorlichting op scholen moeilijk is te regelen. Scholen worden dagelijks overvallen met allerlei verzoeken om deelname aan het een of andere project. Vaak worden dergelijke brieven al snel toevertrouwd aan de 'ronde archiefdoos'. Maak een afspraak met een decaan of docent en geef een mondelinge toelichting op je vraag. Dan maak je kans op participatie. Gastlessen op scholen. In Spijkenisse werden in het voorjaar 2000 naar schatting 40 klassen bezocht door de preventiemedewerker van de stichting BudgetBalans. Zij gaf gastlessen binnen het vak maatschappijleer
(en
een
enkele
keer
economie)
in
de
bovenbouw
van
een
aantal 18
19
scholengemeenschappen (mavo, havo, vwo) en twee (i)vbo scholen. Leerlingen werden tijdens de gastlessen uitgenodigd om na te denken over hun inkomsten- en uitgavenpatroon. Het invullen van een maandbegroting wordt daarbij gepresenteerd als een onderzoek naar de bestedingspatronen van jongeren. Dit om de eigenlijke doelstelling - namelijk bewustwording - niet te prominent te etaleren. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het budgetspel Dave Geldgebrek. De jongen verdient het minimumjeugdloon en woont thuis. Naast het betalen van kostgeld, doet hij ook op eigen kosten voor één week in de maand de boodschappen. Verder gaat hij eenmaal per jaar op vakantie, speelt hij basketbal, internet veel, sleutelt aan een scooter, koopt cd’s, gaat uit, draagt mooie merkkleding en belt mobiel. De uitgaven van Dave worden in vier clusters verdeeld. Vervolgens gaan vier subgroepen hiervoor een realistische begroting maken. Ze moeten rekening houden met het inkomen van Dave en met de uitgaven die de andere groepen hebben.
Als bij de uiteindelijke optelling van de vier
deelbegrotingen de inkomsten ruim overschreden blijken, kan de discussie beginnen. Wat kost een week boodschappen doen. Waar moet op bezuinigd worden? Is het redelijk om kostgeld te betalen? En hoeveel? De hoofdzaak is dat er over het thema wordt nagedacht. Jongeren zijn gevoelig voor de wijze waarop ze benaderd worden. Interactief spel 1. Omdat jongeren de grootste doelgroep zijn van de nieuwe Sire campagne worden niet alleen specifieke jongerentijdschriften ingeschakeld, maar ook internet. Zo ontstond het idee voor een interactief spel, dat gedurende een periode van 4 maanden gespeeld kan worden. Het spel moet jongeren in de virtuele wereld confronteren met verantwoordelijkheden in de maatschappij. De grootste helden worden beloond bijvoorbeeld een naamplaatje of een standbeeld. Te denken valt ook aan banners met een top 3 van de beste (in dit geval) proppenrapers (Uit: Adformatie van 1/3/2001). Interactief spel 2. Mokumen: de doelgroep (alle basisschoolleerlingen in Amsterdam, uit gezinnen met een minimuminkomen in het bijzonder) aanspreken om actief de stad Amsterdam, het Stadspasaanbod te ontdekken en te beleven. Dat was het uitgangspunt achter ‘Mokumen’, een visueel interactief verzamelspel, dat is uitgevoerd in een grillige, eigentijdse stijl (Uit: Adformatie van 22/02/2001).
Ambtelijk taalgebruik en het opgeheven vingertje werken bij hen vaak averechts. Mocht je iemand kennen die schulden heeft (gehad) en daarover wil praten, neem die dan mee naar een school. Dat is vaak effectiever dan een theoretisch verhaal over schuldproblematiek. Infocafe voor jongeren. The Site is een gesubsidieerd grandcafé waar Amsterdamse jongeren tussen de 15 en 21 jaar op een leuke en gemakkelijke manier informatie kunnen krijgen over onder meer werk, wonen, vakantie, recht en gezondheid. Ook kunnen ze er een broodje eten, kletsen met leeftijdgenoten en gratis internetten. Er wordt gewerkt vanuit de ‘empowermentfilosofie’: gebruik maken van de kracht en talenten die jongeren zelf bezitten (Uit: Opzij september 2000).
De groep allochtonen is moeilijk bereikbaar. Maak gebruik van bestaande netwerken die als een soort ambassadeur kunnen fungeren. Let op aspecten als stigmatisering van de doelgroep en de mogelijke taalbarrière. Probeer mensen uit hun eigen kring te vinden die kan vertellen over zijn/haar ervaringen met het hebben van schulden. Ook de ouderen zijn, zeker schriftelijk, niet eenvoudig te bereiken. Huisbezoeken.
Voor
ouderen
zijn
in
Enschede
huisbezoekmethoden
ontwikkeld.
De
woningbouwcorporaties bezoeken mensen thuis en vullen ter plekke huursubsidieformulieren in. 19
20
Daarnaast zijn er seniorenvoorlichters van de plaatselijke stichting voor welzijn ouderen, die – op aanvraag van ouderen, die daartoe een kaartje hebben ingevuld – aan huis komen met een koffer vol formulieren. Bij de meeste voorlichtingsactiviteiten wordt gebruik gemaakt van folders. Daarnaast wordt er gewerkt met week- en maandbegroting, het NIBUD-spel en met stellingen. In toenemende mate wordt er ook gebruik gemaakt van een speciaal voor dit doel ontwikkelde website. Tot de externe doelgroepen behoren ook schuldeisers. Deze zijn het meest geïnteresseerd in betaling van hun rekeningen en sturen liever een deurwaarder dan dat zij hun schuldenaar in het circuit van de schuldhulpverlening zien opgenomen. Investeer in een goede relatie met hen en probeer afspraken te maken. In sommige gemeenten worden meldpunten schuldpreventie deels door schuldeisers betaald. Zij zijn gebaat bij een dergelijk meldpunt, maak gebruik van die wetenschap. Schriftelijk (intern) Zorg dat de schriftelijke producten met een begeleidend schrijven of mondelinge toelichting terechtkomen bij collega's die met het meldpunt te maken krijgen. Een personeelsblad is een probaat middel; arrangeer b.v. een interview met een medewerker van het meldpunt. Breng het meldpunt periodiek onder de aandacht van collega's. Schriftelijk (extern) Een gerichte mediabenadering (lokale krant en huis-aan-huisblad) kan effect sorteren. Adverteren is mogelijk, maar dan bij voorkeur in samenhang met redactionele artikelen. Informeer de bestaande wijkbladen en zorg, dat gaat ook op voor de media, voor regelmatige herhaling van de berichtgeving. Bij de GKB staan veel mensen geregistreerd met leningen. Onderzoek of zij in aanmerking komen voor een folder (met begeleidend schrijven). Omdat iedere burger in principe een potentiële schuldenaar is, verdient het aanbeveling het meldpunt onder de aandacht van iedere burger te brengen. Maak dan gebruik van b.v. de reclameborden (ook wel Mupi's genoemd) in de stad. Laat daarvoor affiches ontwerpen die opvallen door b.v. kleurgebruik. Beperk tekstgebruik tot alleen de allernoodzakelijkste informatie en hanteer een kort en helder slogan. Eén reclamecampagne voldoet niet, zorg voor tenminste twee acties per jaar. Bovenbeschreven affiche kan ook op A3-formaat gedrukt worden. Zorg voor verzending naar b.v. wijkcentra, scholen, openbare bibliotheken, huisartsen etc. Kortom, plaatsen waar veel stadgenoten komen. Biedt het affiche schriftelijk aan en laat de brief bij voorkeur ondertekenen door de verantwoordelijke wethouder. Produceer een folder, met als beeldmerk het affiche, over het meldpunt. Stuur ook de folder naar plaatsen waar veel stadgenoten komen en biedt ook de folder met een brief aan. Overleg met schuldeisers als energiebedrijf of woningcorporatie of zij hun schuldenaars een exemplaar van de folder toesturen. Probeer ruimte te krijgen in periodieken van woningcorporaties voor advertenties en/of redactionele bijdragen. Onderzoek of het mogelijk is ook in schoolkranten stukjes te schrijven. Denk daarbij dan om het taalgebruik; schulden zijn niet vetheftig! Meldpunt Voorkoming Schulden gemeente Nijmegen. Het meldpunt (ingesteld in 2000) richt zich op twee doelgroepen: mensen met betalingsachterstanden en instanties die betalingsachterstanden bij hun debiteuren constateren. Meldpunt is ondergebracht bij de GKB. Uitgangspunt van de communicatie was een eenduidig beeldmerk dat in verschillende middelen consequent werd/wordt gebruikt. Er werd een affiche ontwikkeld. De kreten ‘geldzorgen’ en het telefoonnummer werden opvallend vormgegeven. Het affiche werd afgedrukt op zgn. Mupi-formaat (1.75 x 1.18 m) en A3 formaat. Gedurende een periode van twee weken werden de Mupi’s op 190 plaatsen in de stad opgehangen. De A3-affiches werden met een begeleidende brief van de portefeuillewethouder verspreid over in aanmerking komende instellingen en instanties als gemeentelijke loketten, sociaal 20
21
raadslieden, GKB, wijkcentra, woningbouwcorporaties, huisartsen en verwijzende instellingen. Een beknopte folder met hetzelfde beeldmerk werd uitgezet over bovengenoemde instanties. Ook was er een sticker met het beeldmerk. Voor 2001 is er een nieuwe voorlichtingsronde opgezet.
4. f doelgroep/middelenmatrix Na het in kaart brengen van de doelgroepen, inschatten van de informatiebehoefte en communicatiemogelijkheden wordt nu de strategie bepaald. Dit is een kwestie van keuzes maken. Overigens geldt voor de diverse vormen van communicatie dat er niet een echt startmoment te bepalen is. Het voorkomen van schulden is een zaak van ‘de lange adem’, waaraan voortdurend aandacht zal moeten worden besteed. Middelenkeuze hangt af van: • • • • • •
gestelde doelen; is het middel geschikt voor het te bereiken doel? te bereiken doelgroep; hebben zij toegang tot gekozen middel? over te brengen boodschap; sluit het middel aan bij de inhoud die overgebracht moet worden? de kosten; hoeveel budget is er en wat zijn de kosten per bereikte persoon? de ervaring met het middel; hoe heeft dit middel in het verleden voor ons gewerkt? de gevraagde know-how om het middel toe te passen; is er voldoende deskundigheid om dit middel in te zetten? (Uit: Peter ’t Lam Werkboek communicatieplanning, Bussum 2000)
Voor het overzicht hiervan kan men gebruik maken van een zogenaamde matrix. Dit geeft een helder inzicht en geeft bij bespreking van het plan de mogelijkheid om verbanden te zien en lacunes en overlap te ontdekken. In zo’n matrix zet men aan de ene zijde de doelgroepen en aan de andere de verschillende middelen. Zo kan je overzien welk middel je bij welke doelgroep gaat inzetten:
Middel / doelgroep
Sociale zaken
Gemeente
werk- afdelingsoverleg
x
personeelsblad
x
x
internet
x
x
GKB/AMW
x
1 oudergezinnen
allochtonen
jongeren
x
x
x
mupi’s/ affiches
x
x
x
folder
x
x
x
schoolkrant
x
huis-aan-huisblad bijeenkoms
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Figuur 2: doelgroepen/middelenmatrix (naar M. Meyer, Het inspirerende communicatieplan)
21
22
4.g inschatting effectiviteit Een inschatting van de effectiviteit van de verschillende communicatiemiddelen biedt de mogelijkheid om nadere prioriteiten te stellen.
Middel / criteria werk- afdelingsoverleg
1
2
3
4
5
6
++
++
++
-
++
++
+
+
+
+
+
+
internet
++
++
++
++
++
++
mupi's/affiches
++
++
+
++
++
+
folder
+
+
++
++
+
+
schoolkrant
+
+
+
++
+
+
huis-aan-huisblad
+
+
+
++
+
+
++
++
++
-
+
++
personeelsblad
bijeenkomst
Figuur 3: effectiviteitmeting (naar M. Meyer, Het inspirerende communicatieplan) = effectief = minder effectief
= niet van toepassing Criteria 1. bereik/selectiviteit 2. impact 3. afstemming doelgroep 4. multi-inzetbaarheid 5. scoremogelijkheden 6. beheersbaarheid boodschap
4. h planning Om vervolgens tot een goede implementatie te komen is het belangrijk een heldere, reële planning te maken. Activiteitenplanning: • welke taken moeten ter voorbereiding van de communicatieactiviteit worden uitgevoerd? • welke taken zijn er tijdens de uitvoering van de communicatieactiviteit? • welke personen moeten bij welke taken/activiteiten ingeschakeld worden? • welke verantwoordelijkheden hebben de betrokken personen? • Zijn er andere relevante taken of gebeurtenissen te voorzien die van invloed kunnen zijn op de activiteitenplanning? (Uit Peter ’t Lam: werkboek communicatieplanning, Bussum 2000) Houd de planning overzichtelijk, opdat ook hierbij weer de samenhang duidelijk blijft. Ook kan hierin worden aangegeven wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de ingeplande activiteit en wanneer deze activiteit plaatsvindt.
22
23
week actie
1
2
3
4
5
6
7
actie door
posters
Ingeborg
x
Artikel huis-aan huisblad
Frank
x
bijeenkomst
Wilna
schoolkrant
Brenda
x
folder
Maarten-Jan
x
actualisering internet
Lisette
x
x
x
x
x
x
x
bewaking proces
Lorraine
x
x
x
x
x
x
x
x x x
Figuur 4: planning (naar M. Meyer Het inspirerende communicatieplan)
Ook hier maken we weer een onderscheid tussen in- en externe doelgroepen. Zorg ervoor dat eerst de interne doelgroep geïnformeerd wordt. In dit geval is het van belang tegelijkertijd de schuldeisers te informeren. Houd toezicht op een strikte naleving van de planning.
4.i budget Breng alle extra kosten nauwkeurig in beeld, niet de al gebudgetteerde kosten (loonkosten, huisvesting). Wanneer je te maken hebt met externe medefinanciers; zorg dat deze op de hoogte gebracht worden van de begroting. Budgetteer van globaal naar gedetailleerd. En denk altijd aan een post onvoorzien.
4.j evaluatie Evalueer tussentijds, bij voorkeur halfjaarlijks. Bespreek de mogelijke consequenties van de evaluaties. Betrek de medefinanciers bij de evaluatie. Het verdient aanbeveling om ook de doelgroepen vragen voor te leggen over het al dan niet behalen van de doelstelling en de daarvoor ingezette middelen. Zijn er signalen om eerder te evalueren, organiseer dat dan.
Samenvatting • • • • • • •
Een communicatieplan kent een aantal stappen. Formuleer de stappen en schakel voortdurend om tussen kennen en kiezen, inhoud en implementatie Communicatiedoelen worden geformuleerd in termen van kennis, houding en gedrag, zo specifiek doelgroepgericht mogelijk. Meetbare doelen hebben de voorkeur. Breng de doelgroepen zo volledig mogelijk in beeld. Zet de middelen zo effectief en efficiënt mogelijk in. Communicatie gericht op schuld-preventie is geen éénmalige activiteit. Werk samen met intermediaire organisaties. Betrek hen vroegtijdig bij de ontwikkeling van het plan, zodat maximaal kan worden ingespeeld op hun mogelijkheden en ervaringen. Mondelinge communicatie verdient de voorkeur. Vaak liggen de grootste kansen in optimaliseren van bestaande communicatiemiddelen. Zoek daarom aansluiting bij bijeenkomsten en gesprekken, die er al zijn. Maak een heldere planning en formuleer wie verantwoordelijk is voor welke activiteit.
23
24
5. Nog wat voorbeelden Het voordeel van het inzetten van schriftelijke communicatie bij (primaire) preventie is het grote bereik met relatief weinig inspanning. Hierbij valt te denken aan het inzetten van de Budgetkrant van het NIBUD. Dit is een krant, waarin allerlei praktische kostenbesparende tips staan en wat men moet doen als er geldproblemen zijn. De Budgetkrant kan op de eigen gemeentelijke situatie afgestemd worden. Naast de Budgetkrant kan men ook gebruik maken van de budgetagenda, welke vol staat met informatie en nuttige tips over geldzaken. Maar ook artikelen in een huis-aan-huisblad kunnen effect sorteren. Artikel in een huis-aan-huisblad. Spijkenisse werd in het huis-aan-huisblad een artikelenreeks geplaatst. Het gratis blad had een groot verspreidingsgebied en ook de plaatsing was gratis. De artikelen werden geschreven in een toegankelijke vorm: een beetje ‘libelle-stijl’ met een vleugje ‘boeketreeks’. Als voorbeeld werd een jong stel geïntroduceerd, dat een huis wilde kopen. Het stel had geen inzicht in wat de bijkomende kosten zouden zijn. In het verhaal gaat het stel naar BudgetBalans (stichting voor schuldhulpverlening) voor advies. Daar worden diverse boekjes aangeraden, waarmee uitgezocht kan worden welke hypotheek het meest geschikt is. Tevens wordt er gewaarschuwd voor het afsluiten van een hoge hypotheek op twee salarissen, voor het geval een van beiden wil stoppen met werken of werkeloos wordt. Tenslotte wordt er uitvoerig voorlichting gegeven over bijkomende kosten van onderhoud of reparaties, opstalverzekering en onroerend zaakbelasting. Een verdere greep uit de serie: iemand met een verslaving aan het woord, een ontruiming wegens wanbetaling, een weduwe die uit onvrede zeer veel postorderbestellingen doet. Maar ook de hoge inkomens worden niet gespaard. Hier kan bijvoorbeeld de aanschaf van een droomauto voor financiële problemen zorgen. In de artikelen wordt vervolgens uitgelegd wat de stichting BudgetBalans kan betekenen. Er komen regelmatig reacties op de artikelen. De toegankelijke open stijl en de mate van herkenning leiden ertoe dat mensen na een bepaald artikelen gelezen te hebben om advies komen bij de stichting. Veel van hen bellen of komen voordat er sprake is van schulden.
Probeer bij het inzetten van communicatiemiddelen zoveel mogelijk gebruik te maken van de kanalen die al gebruikt worden en materiaal wat er al is. Waar het de doelgroep uitkeringsgerechtigden betreft ligt hier een taak voor de consulenten. Bij bijvoorbeeld aanvang van de uitkering, maar ook elk heronderzoeksgesprek en bij de uitstroom naar werk zou schuldpreventie voortdurend een punt van aandacht moeten zijn. Heronderzoeksformulier. In Rotterdam is in het aanvraag- en heronderzoekformulier de vraag opgenomen:”Heeft u de laatste tijd extra kosten gehad?” Maar ook zou mogelijk zijn “Heeft u financiële problemen?” Cursussen In den lande worden verschillende cursussen gegeven met namen als "Uitkomen met Inkomen" (Alphen a/d Rijn) of "Creatief omgaan met een minimuminkomen" "Omgaan met een 4-wekelijks salaris" (beiden in Gouda) "Doe meer met minder" (Schiedam) "Goochelen met geld" (Haarlem) "Baas in je eigen portemonnee" (Alkmaar) of "Omgaan met geld" (Den Haag). Ze beogen allemaal hetzelfde; schulden 24
25
voorkomen. Ook zijn er trainingen voor intermediairs, waarin de overdracht van de hiervoor genoemde cursussen plaatsvindt en tevens het vermogen om zelf schulden vroegtijdig te signaleren vergroot wordt. Voor het geven van dergelijke cursussen kan de hulp van het NIBUD ingeroepen worden. Het belonen van het volgen van een dergelijke cursus kan een extra motivatie zijn om er aan deel te nemen. Premie. Om de toegankelijkheid van de cursus “Omgaan met geld” in Den Haag zo groot mogelijk te maken kunnen deelnemers aan de cursus aanspraak maken op een strippenkaart en indien nodig de kosten voor kinderopvang. Deelnemers die de cursus met goed gevolg hebben afgelegd kunnen aan het einde van de cursus een aanspraak maken op een premie van f 250,- [ € 113,45 ].
Preventie. In Alphen aan den Rijn zijn er bijna nooit deelnemers aan de budgetcursus, die zich in een later stadium melden bij schuldhulpverlening. Dit hoeft niet perse het resultaat te zijn, het kan ook zijn dat alleen maar mensen meedoen met de cursus die sowieso niet snel in de problemen raken. Voor wat betreft de deelnemers uit de schuldhulpverlening kan gezegd worden dat een deel hiervan weer zelfstandig verder kan met de geldzaken. Zoals als eerder opgemerkt vormen intermediairs een belangrijke schakel in de communicatie met de ‘doelgroep’. Intermediairs. In Maastricht bestaat sinds kort het project “Meer dan pecunia alleen”. Kenmerkend voor het project is zoeken naar een hulpaanbod op maat in de wijk Wittenvrouwenveld te Maastricht. De vraag van de cliënt staat hierbij centraal. In de wijk Wittevrouwenveld zijn diverse professionele hulpverleners met elkaar vanuit een buurthuis in de wijk gaan samenwerken om zo een buurtgericht en laagdrempelig hulpaanbod te kunnen leveren. Het projectteam bestaat uit consulenten bijzondere kosten, algemeen maatschappelijk werkster, en een psychiatrisch verpleegkundige. De in de buurt werkende hulp/dienstverleners functioneren binnen een hecht teamverband. De leden van het projectteam zijn de contactpersonen voor de werkers in de buurt. Naast de professionele hulpverleners wordt een netwerk aangesproken van verwijzers die een fijnmazig netwerk vertegenwoordigen binnen de buurt. Het hoofd van de basisschool, de pastoor, de bakker, vertegenwoordigers van culturele minderheden, de huisarts, burgerraadslieden, het opbouwwerk, het buurtbeheerbedrijf, het vrouwenwerk, de arbeidsbemiddeling en de voorzitter van de ouderenbond. Personen treden uitsluitend op (met instemming van de betrokken hulpvrager) als informele verwijzers, als intermediair tussen mensen die zorg behoeven en professionals die daarin kunnen voorzien. Hulpvragers kunnen zich natuurlijk ook zelf wenden tot het team.
Hulpverleners met ‘ervaring’. Vierentwintig voorheen als onbemiddelbaar bestempelde werklozen gaan binnenkort in Amsterdam Zuidoost aan de slag als hulpverleners voor mensen met schulden. Ongeveer de helft van hen had vroeger zelf ernstige geldproblemen. Juist omdat ze die achtergrond hebben, weten zij als geen ander wat het betekent in een vicieuze cirkel van schulden te verkeren. Dat maakt het project uniek, stelt de Interculturele Dienstverlening Amsterdam Zuidoost (stIDA). De 25
26
nieuwe hulpverleners hebben een middelbare of hogere beroepsopleiding gevolgd die betaald is met een subsidie van het Europees Sociaal Fonds. (Metro 30/1/2001) Een integrale aanpak heeft meer kans op succes. Samenwerking 1. Vestia Delft en Delftwonen trachten huisuitzettingen wegens overlast en huurschuld te voorkomen door snel contact te zoeken met huurders die een huurachterstand hebben en hulp aan te bieden.Het bijzondere van dit project is dat bij deze hulp samenwerking mogelijk is met zorginstellingen. Een grote belemmering voor het oplossen van huurschuldproblemen blijkt vaak te liggen bij de geforceerde splitsing tussen schuldproblematiek en zorgbehoefte. Essentieel voor het slagen van dit project zijn medewerking van partijen en de cliënt, het nakomen van afspraken, de personeelsbezetting en een wederzijds respect en vertrouwen.
Samenwerking 2. Het energiebesparingsteam in Den Haag geeft gratis adviezen over de mogelijkheden voor energiebesparing en plaatst tevens energiebesparende materialen (tot vijftig gulden gratis). Het doel van het e-team is armoedebestrijding, gedragseffecten bewerkstelligen en milieubewustzijn bijbrengen. Het e-team stuurt een adviseur naar de klant die de woning bekijkt, gedragstips geeft en aangeeft waar materialen kunnen worden geplaatst. Ook neemt het e-team de vervolgstappen voor de plaatsing van de materialen. Succesfactoren zijn de organisatie van het e-team, de subsidie, de heldere productomschrijving en de goed uitvoerbaarheid.
Terugdringen van niet-gebruik van sociale voorzieningen is
het
doel van HinT, Hengelo’s
Informatieteam sociale voorzieningen. Als onafhankelijke organisatie probeert HinT het niet gebruik terug te dringen door hulp te bieden bij het berekenen van een mogelijke aanspraak, het invullen van formulieren en het doen van aanvragen. Met een computerprogramma gaat HinT langs de deur om mensen op te sporen die geen gebruik maken van financiële regelingen maar er wel recht op hebben. Belangrijk is dat privacygevoelige informatie vertrouwelijk wordt behandel. Succes- en faalfactoren hebben betrekking op de personeelskosten en de buurt waar men langs de deuren gaat. (Dit en bovengenoemde voorbeelden uit Nieuwsbrief “Berichten over de Sociale Conferentie” januari 2001) Tot zover enkele voorbeelden uit de praktijk. Er zullen er ongetwijfeld meer zijn die het verdienen hier vermeld te worden. Concrete, actuele gegevens waren echter niet altijd voor handen. Het zou een goed streven zijn, als gemeenten het Transferpunt Armoedebestrijding zouden voeden met hun ‘geesteskinderen’. Zo kan men van elkaar leren en hoeft het wiel niet telkens opnieuw uitgevonden te worden.
26
27
6. Conclusies en aanbevelingen Omdat er signalen zijn van een toename van problematische schulden, is het nodig meer aandacht te schenken aan schuldhulpverlening in het algemeen en schuldpreventie in het bijzonder. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om kwetsbare groepen te helpen uit een uitzichtloze situatie. Omdat gemeenten inzicht hebben in de opbouw van de eigen bevolking, weten zij als geen ander waar de lokale prioriteiten liggen. Schuldpreventie is een collectieve verantwoordelijkheid. Zolang er veel geld uitgegeven wordt door de commercie om met reclame de consument zo doeltreffend mogelijk te 'raken', is het een haast onmogelijke en zeer ongelijke strijd om met bescheiden middelen het tegenoffensief aan te gaan. De onderzoeksbureaus die deze markt voortdurend verkennen, weten als geen ander hoe ze de doelgroep het best moeten benaderen. Overheid, hulpverleners, kredietverlenende instellingen en bedrijfsleven moeten samen zorgen dat burgers hun financiële verantwoordelijkheid voldoende kunnen waarmaken en moeten hen wijzen op het risico van het hebben van schulden. Een goede schuldpreventie en schuldhulpverlening vereisen een integrale aanpak. Gemeenten zijn in staat verbindingen te leggen tussen verschillende sectoren. De gemeente moet deze integrale aanpak regisseren, stimuleren en faciliteren. Effectief preventief beleid is belangrijk. Iedere gemeente zou dit moeten financieren. Hoewel er nog geen landelijke onderzoeken bekend zijn naar de effectiviteit van preventie, menen wij te kunnen stellen dat voorlichting over consequenties en wijzen op mogelijkheden van hulp hier zeker toe zullen bijdragen. Het zou goed zijn om dit eens te laten onderzoeken of op zoek te gaan naar mogelijke gegevens hierover. Om meer inzicht te krijgen in landelijke gegevens en te kunnen vergelijken zou het raadzaam zijn om afspraken te maken over hoe en wat je registreert. Een standaardisering (analoog aan het GFO = Gemeentelijk Functioneel Ontwerp) zou opgenomen moeten worden in een nog te ontwikkelen codeboek Integrale Schuldhulpverlening. Communicatie is een belangrijk beleidsinstrument. Iedere gemeente moet zich hiervan bewust zijn. De communicatiemedewerker (zo deze er al is) moet vroeg ingeschakeld worden in het beleidsproces. Elk beleid, of het nu gaat om het terugdringen van het niet-gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen of het bieden van schuldhulpverlening, kent zijn eigen communicatieplan. Zo'n plan moet opgebouwd zijn uit verschillende stappen, die zo volledig mogelijk geformuleerd moeten worden en waarbij tevens het kennen geleid moet worden door keuzes en andersom. Een financiële onderbouwing moet onderdeel uitmaken van het communicatieplan.
27
28
7. Nawoord Tot zover dit communicatiemodel voor schuldpreventie. Ons uitgangspunt was om een praktische handreiking te leveren voor het opstellen van een 'eigen' communicatieplan. Maar terwijl we hiermee bezig waren, beseften we ons dat dit niet op zichzelf staat. Zodoende is het een mengelmoes geworden van achtergrondinformatie, praktische tips, voorbeelden uit de praktijk en aanbevelingen voor gemeentelijke en landelijk beleid. Hierbij hebben we niet nagestreefd volledig te zijn, maar geprobeerd een handreiking te bieden en een mogelijke impuls te geven aan een vruchtbare discussie in de onophoudelijke strijd tegen de schulden. De grootste winst van schuldpreventie blijft de persoonlijke winst die het mensen oplevert als zij weer schuldenvrij zijn en in staat om verder te leven zonder weer in een problematische situatie te geraken. Daarnaast levert het de maatschappij aanzienlijke winst op als mensen weer actief participeren in de samenleving, geen beroep meer doen op (schuld)hulpverlening, in hun eigen inkomsten voorzien of zodanig actief zijn dat zij weer een bijdrage leveren aan deze maatschappij.
28
29
Actoren in het veld Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Centrale Directie BD Postbus 90801 2509 LV Den Haag Telefoon 070 - 333 44 44 gemeenteloket.minszw.nl www.minszw.nl Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening: overlegplatform van landelijke organisaties van uitvoerders schuldhulpverlening. Bestaande uit vertegenwoordigers van Divosa, NVVK VNG en VOG/AMW met als toehoorder het ministerie van SZW. Secretariaat: postbus 10139 1301 AC Almere Telefoon 036 - 534 55 15 Landelijk Project Integrale Schuldhulpverlening Postbus 3332 3502 GH Utrecht Telefoon 030 – 298 34 80 Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK): overkoepelend orgaan voor de kredietbanken in Nederland Schoutstraat 63 1315 EW Almere Telefoon 036 - 534 55 15 www.volkskrediet.nl Divosa: directeuren van overheidsorganen voor sociale arbeid Oudenoord Postbus 407 3500 AK Utrecht Telefoon 030 – 233 23 37 www.divosa.nl VOG (Ondernemersorganisatie voor welzijn, hulpverlening en opvang. Overkoepelend orgaan voor o.a. Algemeen Maatschappelijk Werk) Admiraal Helfrichlaan 1 3527 KV Utrecht Telefoon 030 – 298 34 34 www.vog.nl Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) Postbus 30435 2500 GK Den Haag Telefoon 070 – 373 80 22 www.vng.nl
29
30
Transferpunt Armoedebestrijding Postbus 30435 2500 GK Den Haag Telefoon 070 – 373 80 22 www.transferpunt.nl Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD): onafhankelijke stichting die voorlichting geeft over alles wat met geldzaken van particuliere huishoudens te maken heeft. Postbus 19250 3501 DG Utrecht Telefoon 030 – 239 13 50 www.nibud.nl www.jeugd-en-geld.nl www.schuldregeling.nl 2ZW (fusie van VSV en NIZW) Postbus 19260 3501 DG Utrecht Telefoon 030-230 67 55 www.2ZW.nl
Overige interessante sites: www.schuldenwijzer.nl www.wsnp.rvr.nl www.bkr.nl www.coelo.nl www.cbs.nl www.scp.nl
30
31
Literatuurlijst J. Janssen, A Kersten, H.J.J.M. Vermeulen
Problematische schulden: zicht op het onzichtbare. Min van SZW Elsevier Den Haag 1999
W.P.M. v. den Bichelaer
Visie, Uitgangspunten en Werkwijze, katern Integrale Schuldhulpverlening nr 1, Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening, Utrecht 2000
Drs Y.B. Bommelje, Ir S.E. van Keulen
Landelijk referentiemodel Integrale Schuldhulpverlening, katern Integrale Schuldhulpverlening nr 2 Landelijk Platform I.S.H.V. Utrecht 2000
G.H.M. van der Linden
Preventie van schulden, katern Integrale Schuldhulpverlening nr. 3 Landelijk Platform I.S.H.V., Utrecht 2000
Werkgroep Voorlichting Voor Voorlichters
Communiceren in strijd tegen de armoede; voorlichtingsmodel Mei 1997
Min. SZW
Gemeentelijke schuldhulpverlening 1999, februari 2000
Michael Meyer
Het inspirerende communicatieplan uit Handboek Interne Communicatie, Spectrum, December 1996
v. Woerkom
Massamediale voorlichting; een werkplan. Meppel: Boom 1984
P. ’t Lam
Werkboek communicatieplanning; het communicatieplan: stappen, kernvragen en elementen. Bussum: Coutinho 2000
Dit model kwam tot stand in een co-productie van enkele leden van de werkgroep Voorlichting voor Voorlichters, medewerkers van het ministerie van Sociale Zaken, het Landelijk Platform Schuldhulpverlening, Divosa en het NIBUD.
Samensteller: Mr. Lorraine de Ploeg Communicatiemedewerker Afdeling Sociale Zaken van de Gemeente Rijswijk lid van de werkgroep Voorlichting voor Voorlichters p/a Ministerie van Sociale Zaken Postbus 90801 2509 LV Den Haag
31