Nota Schuldpreventie Integrale schuldhulpverlening 2013-2017
1
Schuldpreventie
Inleiding
3
1. Schuldpreventie
4
•
Algemeen
2. Doelstelling van preventie
4
3. Kader voor schuldpreventie
5
4. Raakvlakken met andere beleidsterreinen
5
5. Effectief schuldpreventieplan
6
6. Vormen van preventie
6
•
Primaire preventie
•
Secundaire preventie
•
Tertiaire preventie
7. Lange termijn voor preventieactiviteiten
7
8. Risicogroepen
7
9. Primaire preventieactiviteiten
8
10. Secundaire preventieactiviteiten
10
11. Financiën
12
12. Evaluatie
14
13. Tot slot
14
Bijlagen
2
Inleiding
“Voorkomen van schulden is eenvoudiger dan oplossen/genezen”. Eenmaal ontstane schulden zijn moeilijk op te lossen of te genezen. Een klein bedrag aan achterstand kan snel oplopen tot een flinke schuld. Per schuldenaar is de gemiddelde schuld € 33.500 en gemiddeld zijn er 14 schuldeisers (Jaarverslag NVVK 20121). De afloscapaciteit van een alleenstaande met een WWB uitkering bedraagt ca. € 1.400 per jaar. De economische schade is dan afgerond € 29.000 per dossier (€ 33.500 minus 3 jaar aflossing van € 1.400 = € 4.200). Dit wil zeggen dat een heel groot deel van de schulden niet terugbetaald kan worden. Op de verwachte dossierstroom 2013 voor de A2 gemeenten levert dat een economische schadepost op van maximaal € 29.000 x 438 = € 12.702.000. Alle reden dus om het ontstaan van schulden te voorkomen! Met schuldpreventie willen we daaraan bijdragen. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (wgs) is van kracht geworden op 1 juli 2012 en legt de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van schuldhulpverlening bij de gemeenten. Expliciet is in de wet genoemd dat de gemeenten zich ook moet richten op het voorkomen van schulden door preventie en het voorkomen van terugval door nazorg. De drie A2 gemeenten hebben in het “Beleidsplan Integrale schuldhulpverlening 2013-2017” de kaders voor schuldhulpverlening vastgesteld. In dit beleidsplan is de uitwerking van preventie via een preventieplan aangekondigd. Dit preventieplan leggen we nu aan u voor. Om te bepalen voor welke inwoners we preventie willen inzetten en welke preventieactiviteiten het beste zijn hebben we een bijeenkomst belegd met raadsleden en beleidsmedewerkers van de A2 gemeenten. Ook hebben we dit gevraagd aan de Wmo loketten van de A2 gemeenten, de schuldhulpverleners Werk en Inkomen, de klantmanagers van Werk en Inkomen en de cliëntenraad Werk en Inkomen. Deze werkwijze hebben wij als zeer nuttig ervaren en het heeft veel bruikbare suggesties opgeleverd die verwerkt zijn in deze nota. We willen iedereen hartelijk danken voor de bijdrage aan dit schuldpreventie plan. Vooral de raadsleden gaven aan dat zij het erg belangrijk vonden dat er informatie over geldzaken werd gegeven door een periodieke rubriek in de huis-aan-huisbladen. We zijn, daarom vooruitlopend op deze nota, gestart met een rubriek in de lokale weekbladen. Met de nota “Schuldpreventie Integrale schuldhulpverlening 2013-2017” willen we bereiken dat inwoners van de A2 gemeenten financieel zelfredzaam worden en blijven. We hebben
1
Nederlandse vereniging voor volkskrediet, branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren.
3
voor deze nota gebruik gemaakt van diverse studies en onderzoeken over schuldpreventie. We vermelden deze bronnen in bijlage 1. 1. Schuldpreventie Algemeen Participeren in de samenleving staat hoog in het vaandel. Om te kunnen participeren is het nodig dat burgers beschikken over basisvaardigheden waaronder financiële vaardigheden. Naast het hebben van vaardigheden is het ook nodig dat mensen financieel gezond gedrag vertonen. Immers ons gedrag wordt beïnvloed door allerlei omstandigheden en we maken niet altijd een bewuste keuze. Schuldpreventie is daarom (en dat is tegelijk de definitie van schuldpreventie) een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen die er op gericht is dat mensen financieel vaardig worden en zich zo gedragen dat zij hun financiën op orde houden. Financieel gezond gedrag vereist een aantal randvoorwaarden, namelijk: 1. het hebben van een inkomen dat minimaal gelijk is aan de beslagvrije voet, en 2. dat mensen objectief in staat zijn hun vaste lasten zo in te richten dat deze passen binnen het beschikbare inkomen, en 3. dat mensen weten wat ze zelf kunnen en wat hun beperkingen zijn, zodat zij desgewenst de juiste hulp inschakelen bij hun geldzaken. Door schuldpreventie in te zetten op zowel de materiële als de immateriële kant van financieel gezond gedrag kunnen we het gedrag van mensen beïnvloeden. Materiële schuldpreventie omvat maatregelen en voorzieningen die er aan bijdragen dat mensen beschikken over voldoende inkomsten. Voor mensen met een laag inkomen biedt het mogelijkheden om op verantwoorde wijze een noodzakelijke uitgave te financieren. Immateriële schuldpreventie is het beïnvloeden van het gedrag van mensen. Dit door het geven van informatie, advies en bewustwording van de juiste vaardigheden. 2. Doelstelling van preventie Het doel van preventie is bewustwording zodat voorkomen kan worden dat inwoners financiële verplichtingen aangaan die men niet kan nakomen. Preventie is gericht op het verstrekken van informatie en advies aan individuele personen en aan organisaties. Met het voorkomen dan wel vroeg signaleren van problematische schulden voorkomt men ook belemmeringen voor participatie en/of maatschappelijke kosten. Een kosten en baten onderzoek heeft uitgewezen dat schuldhulpverlening loont (Onderzoek “Schuldhulpverlening loont!” van Dr. N. Jungmann). De baten worden met name behaald op het terrein van uitkering en wonen. Gemiddeld is de termijn dat mensen een beroep doen op een uitkering 4 tot 6
4
maanden korter als zij hulp bij schulden krijgen. Verder voorkomt schuldhulpverlening dat woningcorporaties betalingsregelingen moeten treffen en woningen moeten ontruimen. 3. Kader voor schuldpreventie Effectief preventiebeleid begint met een helder beeld van het doel dat men wil nastreven. Twee uiterste effecten hiervan zijn: • Het maximale effect van schuldpreventie leidt ertoe dat niemand schulden maakt of financiële problemen heeft. • Het minimale effect betekent dat inwoners best schulden mogen hebben als ze maar niet leiden tot maatschappelijke kosten. De meeste gemeenten in Nederland zitten hier ergens tussenin. Allereerst zijn mensen zelf verantwoordelijk voor hun financiën en dus ook voor hun schulden. Wij kiezen er voor om mensen met financiële zorgen of mensen die dreigen in financiële problemen te komen schuldhulp te verlenen die gericht is op herstel. We doen dit door informatie en advies, het opstellen van een plan van aanpak en door de inkoop van schuldhulpverleningstrajecten. Voor het voorkomen van financiële problemen zetten we de hierin beschreven schuldpreventie in. Indien het hebben van schulden verantwoord is en niet leidt tot problematische schulden valt dit onder de eigen verantwoordelijkheid. 4. Raakvlakken met andere beleidsterreinen Schuldpreventie raakt de beleidsterreinen Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De WWB zet zich in op het verbeteren van de financiële situatie van mensen door het verstrekken van een (tijdelijke) uitkering bij het ontbreken van inkomen, door inkomensondersteuning voor minima en het terugdringen van niet-gebruik van regelingen. De Wmo ondersteunt mensen met een beperking zodat ze kunnen meedoen in de maatschappij en zo veel mogelijk zelfstandig blijven wonen. De eigen verantwoordelijkheid van mensen is uitgangspunt van de WWB, de Wmo en ook van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. De transities van de beleidsterreinen Awbz, Wmo, Jeugdzorg en Participatiewet worden van kracht per 2015. Inzet is samenwerken om de zelf- en de samenredzaamheid en participatie van de burger te vergroten. Veel gehoord: 1 gezin, 1 plan, 1 hulpverlener en van indiceren naar vraaggericht werken. Het voorkomen van schulden heeft direct invloed op het participeren en het kunnen nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Schuldhulpverlening en dus ook preventie van schulden heeft een plek binnen de aanpak van 1 hulpverlener per gezin.
5
5. Effectief schuldpreventieplan Schuldpreventie is nog in ontwikkeling. De effecten en opbrengsten van preventie laten zich maar moeilijk meten, maar algemeen wordt aangenomen dat schuldpreventie een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van problematische schuldsituaties. Mensen behouden hun financiële zelfredzaamheid en maatschappelijke kosten kunnen voorkomen of verminderd worden. We willen met een heldere doelstelling en het benoemen van prestatie indicatoren, daar waar mogelijk, inzicht krijgen in de effecten van schuldpreventie. Om het resultaat meetbaar te maken willen we over een langere periode preventieactiviteiten inzetten. Bijvoorbeeld met berichten in de huis-aan-huisbladen en verschillende websites beogen we om bewustwording te creëren, het taboe van schulden hebben opheffen en gedrag van mensen beïnvloeden. Als mensen hierdoor eerder geneigd zijn een vraag te stellen of een aanvraag schuldhulpverlening in te dienen dan hebben we een belangrijke doelstelling van schuldpreventie gehaald. Dit kunnen we zichtbaar maken door de gegevens van de A2 gemeenten naast de landelijk gemiddelden te leggen. De gemiddelde “start” schuld van de A2 gemeenten zou dan lager moeten liggen dan het landelijk gemiddelde. Om de schuldpreventie zo effectief mogelijk vorm te geven is naar een goede balans gezocht op de onderstaande drie strategische keuzes: 1. In welke mate is het preventieprogramma gericht op de hele populatie, doelgroepen en individuen; 2. In/of welke mate wordt er afgestemd op onbewuste denkprocessen; 3. In welke mate wordt er gekozen voor de lange termijn. In bijlage 2 treft u een nadere toelichting aan van de factoren die van belang zijn bij preventie. 6. Vormen van preventie: Preventie wordt opgedeeld in drie verschillende vormen, namelijk primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie Deze vorm van preventie heeft tot doel te voorkomen dat inwoners schulden maken en/of te voorkomen dat men ooit in een problematische schuldsituatie terecht komt. Primaire preventie richt zich op alle inwoners. De in te zetten activiteiten zijn laagdrempelig en gericht op een breed publiek maar kunnen ook gericht zijn op specifieke (risico)groepen uit de samenleving. Secundaire preventie: Secundaire preventie is gericht op het vroegtijdig onderkennen, opsporen en oplossen van schuldenproblematiek. Informatie wordt gegeven aan zowel (potentiële) klanten als
6
intermediairs. Intermediairs kunnen een rol spelen bij vroegsignalering en daardoor voorkomen dat schulden uitgroeien tot problematische schulden. Tertiaire preventie: Deze vorm van preventie wordt nazorg genoemd en wordt ingezet aan het einde van een schuldhulptraject. Klanten die een beroep hebben gedaan op schuldhulpverlening en een traject succesvol hebben afgerond, krijgen na afloop van de hulpverlening nazorg aangeboden. Deze nazorg heeft als doel te voorkomen dat er opnieuw een (problematische) schuld ontstaat. Nazorg is onderdeel is van de integrale schuldhulpverlening en wordt uitgevoerd door de schuldhulpverleners van Werk en Inkomen. Omdat tertiaire preventie al via de reguliere werkprocessen van Werk en Inkomen geregeld is, richten we ons in deze nota op de twee eerste vormen: de primaire preventie en de secundaire preventie. 7. Lange termijn voor preventieactiviteiten. De meetbaarheid van het resultaat van de inzet van preventieactiviteiten neemt toe naarmate gegevens beschikbaar zijn over een langere periode. In de voorstellen van inzet preventieactiviteiten kiezen wij voor een minimale duur van 4 jaar voor primaire en secundaire schuldpreventie. De resultaten van de preventieactiviteiten zal meegenomen worden bij de evaluatie van het Beleidsplan “Integrale Schuldhulpverlening 2013-2017”. 8. Risicogroepen In de gesprekken met verschillende betrokken disciplines is helder geworden dat diverse doelgroepen extra aandacht vragen. Deze worden als kwetsbaar gezien, de zogenaamde risicogroepen. Wij willen een deel van de preventieactiviteiten gericht inzetten op deze risicogroepen. Die lopen het grootste risico om in een problematische schuldsituatie terecht te komen. Voor groepen met inkomensterugval en kleine zelfstandigen geldt dat deze groepen het minst in beeld zijn en/of moeilijker te bereiken. De risicogroepen zijn: •
Jongeren
Steeds meer jongeren maken al vroeg in hun leven schulden. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van mobieltjes. Het is vooral deze groep die geneigd is geld uit te geven en de gevolgen hiervan niet of niet geheel overziet. Schulden belemmeren jongeren om een toekomst op te bouwen. Door jongeren voor te lichten en te ondersteunen hoe minder kans er bestaat dat schulden ontstaan en hoog oplopen. Door een wetswijziging WWB hebben jongeren tot 27 jaar geen recht op WWB. Zij zouden of moeten werken of naar school met financiering vanuit de Wet Studiefinanciering (WSF). Hierdoor ontstaat er vaak een hoge studieschuld of andere schulden omdat zij studeren.
7
•
groepen met inkomensterugval
Inwoners geconfronteerd met inkomensterugval door Life events. Life events zijn belangrijke levensgebeurtenissen zoals de geboorte van een kind, echtscheiding, ontslag, een AOW gat, een bedrijf starten of failliet gaan. Door de inkomensterugval die hiermee gepaard gaat, is het niet altijd mogelijk om de bestaande financiële verplichtingen na te komen. Deze groep burgers ziet zich genoodzaakt om het financiële plaatje te herzien om problemen te voorkomen. •
mensen met een laag inkomen
Inwoners met een laag inkomen vormen een risico omdat rondkomen met een laag inkomen niet mee valt. Zij vormen een risicogroep voor schuldhulpverlening vanwege de financiële keuzes die zij soms (moeten) maken. Ouderen met alleen een AOW uitkering of AOW met een klein pensioen, allochtonen en asielzoekers, mensen met een WWB/Wajong of andere uitkering. Bij afname van AWBZ begeleiding vervalt de financiële ondersteuning voor mensen die begeleid wonen en zal er een vangnet nodig zijn. Voor burgers met een laag inkomen is voorlichting en informatie over inkomensondersteunende maatregelen en kwijtschelding van belang. •
zelfstandigen (ZZP-ers)
Steeds meer kleine zelfstandigen (met of zonder personeel) komen vanwege de crisis in de problemen. Mensen die werken maar toch vaak een inkomen hebben dat niet hoger is dan mensen met een uitkering. Ze lopen door de lage inkomsten een risico om in een schuldsituatie terecht te komen. Ze worden aangeduid met de term “Working poor”. Schulden die verband houden met de onderneming zijn conform de beleidsregels Integrale schuldhulpverlening 2013-2017 uitgesloten voor schuldhulp door Werk en Inkomen. Door tijdig informatie te verschaffen over inkomensondersteunende maatregelen en de regeling voor bijstand aan zelfstandigen kan voorkomen worden dat ze in problematische schulden terecht komen. Onderzoek geeft echter aan dat ondernemers in problemen zich niet snel tot de gemeente wenden voor hulp. 9. Primaire preventieactiviteiten Iedereen kan in schulden terecht komen. Primaire preventieactiviteiten zijn bedoeld voor een breed publiek en zijn laagdrempelig. Primaire preventieactiviteiten zijn gericht op: a. massamediale voorlichting b. voorlichting aan (specifieke) risicogroepen c. verbeteren van vaardigheden We stellen de volgende primaire activiteiten voor:
8
a. massamediale voorlichting Doelgroep:
alle inwoners van de gemeente
Doelstelling:
informeren over geldzaken en inkomensondersteuning
Activiteiten: publicaties in de huis- aan huisbladen
1 x per maand
Publicaties op gemeentelijke websites
1 x per maand
Brochure schuldhulpverlening op openbare punten
Jaarlijks actualiseren
Informatiemarkt
1 x per jaar roulerend A2 gemeenten
Belastingteruggaven dag T- en Tj biljet
Pilot in Valkenswaard 2013
Interviews bij de lokale omroep
1 x per kwartaal 2013 en 2014
Uitvoering:
Werk en Inkomen
b. voorlichting aan (specifieke) groepen Doelgroep :
inwoners van de gemeente die behoren tot de risicogroepen
Doelstelling :
informeren over geldzaken en/of inkomensondersteuning
Activiteiten: Voorlichting geldzaken bij Life events
doorlopend
WWB-ers informeren over kwijtschelding gemeentelijke heffingen
1 x per jaar
AOW-ers met aanvullende uitkering informeren over kwijtschelding gemeentelijke heffingen
1 x per jaar
Informatie en advies door schuldhulpverleners voor inwoners met (dreigende) financiële problemen
Op aanvraag
Voorlichting op voortgezet onderwijs
In overleg met de scholen
Voorlichting aan ZZP-ers
In overleg met team Bijstand voor zelfstandigen en team Economische zaken
9
Uitvoering:
Werk en Inkomen in samenwerking met ketenpartners en interne partners
c. verbeteren van vaardigheden Doelgroep :
inwoners van de gemeente die behoren tot de risicogroepen
Doelstelling :
trainen van vaardigheden financiële en sociale zelfredzaamheid,
Activiteiten: Budgettraining
2 groepen á 12 personen per jaar *
Training sociaal netwerk versterken
2 groepen á 12 personen per jaar *
Training digitale vaardigheden
2 groepen á 12 personen per jaar *
* doorlopend (afhankelijk van het budget) Uitvoering:
Werk en Inkomen, ketenpartners en externe trainers
Lotgenoten contact Doelgroep:
uitkeringsgerechtigden, gebruikers voedselbank
Doelstelling:
ondersteuning, herkenning en informatie
Vanuit de cliëntenraad Werk en Inkomen kwam duidelijk de behoefte aan contact met lotgenoten. Lotgenoten geven ondersteuning, herkenning, wisselen informatie uit, versterken het sociaal netwerk en ondersteunen de eigen kracht. Ook hierdoor kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat schulden ophogen of dat (te) laat een beroep gedaan wordt op schuldhulpverlening. Wie de boodschap brengt is immers belangrijk. Als dit gebeurt door iemand die op ons lijkt of die we als een autoriteit beschouwen dan nemen we de boodschap eerder aan. We willen uitkeringsgerechtigden ondersteunen door voorwaarden te scheppen om een ontmoetingsplek te realiseren. Activiteit: Lotgenoten contact
Pilot ontmoetingsplek lotgenoten
10. Secundaire preventieactiviteiten Secundaire preventie is gericht op vroegtijdig onderkennen, opsporen en oplossen van schuldenproblematiek. Dit om te voorkomen dat er belemmeringen ontstaan voor participatie of multiproblems die hoge maatschappelijke kosten veroorzaken. We kunnen belemmeringen voorkomen door samen te werken met verschillende zorgdisciplines, door 10
deel uit te maken van netwerken zoals het signaleringsteam en jongerennetwerk. Door decentralisatie van taken van de centrale overheid naar gemeenten (AWBZ naar Wmo, Jeugdzorg en Participatiewet) ontstaan er structurele veranderingen in de samenleving. Deze transities worden ingezet om de participatie en de zelfredzaamheid van de burger te vergroten. Dit maakt dat schuldhulpverlening en dus ook schuldpreventie te maken krijgt met deze transities. De decentralisaties gaan gepaard met forse bezuinigen en maken samenwerking noodzakelijk. Met flexwerken is het mogelijk om op locatie hulpverlening aan te bieden en dit geeft voordelen zoals direct contact met collega’s en ketenpartners en inzicht in de sociale kaart. We stellen de volgende secundaire activiteiten voor: Voorlichting aan maatschappelijke organisaties Doelgroep :
alle maatschappelijke organisaties die in hun werk met mensen werken die (dreigende) financiële problemen hebben. collega’s invordering en kwijtschelding gemeentelijke heffingen
Doelstelling :
actief betrekken bij vroegtijdig signaleren en doorverwijzen naar schuldhulpverlening
Activiteiten: (thema) voorlichting bijeenkomst
1 x 2013 en 1 x 2015
Workshop signaleren van financiële problemen
1 - 3 x per jaar
Uitvoering:
Werk en Inkomen
Deelname schuldhulpverlening aan bestaande netwerken Doelgroep:
ketenpartners die deelnemen aan het signaleringsteam en jongerennetwerken
Doelstelling:
versterken van de samenwerking, actief meewerken aan oplossing voor inwoners met multiproblems
Activiteiten: Actieve deelname aan signaleringsteam
1 x 6 weken
Deelname jongerennetwerk
op afroep
Uitvoering:
Werk en Inkomen
11
Werkafspraken met ketenpartners Doelgroep:
woningbouwverenigingen, bewindvoerders
Doelstelling:
versterken van de samenwerking, actief meewerken aan oplossing voor inwoners met multiproblems, voorkomen van maatschappelijke kosten.
Activiteiten: Opstellen werkafspraken
2013
Onderhoud en actualiseren werkafspraken
doorlopend
Voortgangsoverleg
2 x per jaar
Uitvoering:
Werk en Inkomen
11. Financiën Preventie heeft in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening een prominente plek gekregen. De wetgever is van mening dat inzet op preventie meer aandacht moet krijgen dan in het verleden. Het Rijk gaat uit van een inverdieneffect door een extra inzet op preventie, het voorkomen van recidive en nazorg en effecten op aanverwante gemeentelijke taakgebieden (onder andere bijzondere bijstand, re-integratie, afsluitingen nutsvoorzieningen, huisuitzettingen, verslaafdenzorg). De financiële consequenties van deze inverdieneffecten kan het Rijk (nog) niet zichtbaar maken. Landelijk worden er initiatieven genomen voor het ontwikkelen van een model voor berekening van maatschappelijk kosten. Middelen voor preventie Per 1 januari 2013 wordt schuldhulpverlening uitgevoerd door Werk en Inkomen in samenwerking met Lumensgroep en de Kredietbank West-Brabant. In afwachting van de nota schuldpreventie zijn in de begroting voor schuldhulpverlening geen middelen opgenomen voor preventie. Inzet van preventie brengt kosten met zich mee. Om een start te maken met de opgesomde preventie is er budget nodig. Voor de gemeente Cranendonck komt dit neer op € 15.750, voor de gemeente Heeze- Leende op € 11.250 en voor de gemeente Valkenswaard € 22.500 per jaar.
12
Preventieactiviteiten per jaar:
Kosten
Digitale informatievoorziening
€
2.100
Voorlichting:
€
3.500
Trainingen
€
4.200
Reageren op Life events
€
2.100
Jongeren
€
2.100
Voorlichting in huis aan huisbladen
€
1.750
Totaal
€ 15.750
-ketenpartners en maatschappelijke organisaties -workshop signaleren van financiële problemen
Als mogelijke eenmalige dekking voor deze kosten kan de € 19 miljoen die Staatsecretaris Klijnsma heeft uitgetrokken voor bestrijding van armoede en schuldenproblematiek in 2013 worden ingezet. De extra middelen worden beschikbaar gesteld via het gemeentefonds. De staatssecretaris vraagt de gemeenten om: •
De aandacht te richten op kinderen om alles op alles te zetten om kinderen te laten meedoen en kansen te bieden.
•
Middelen ook in te zetten op lokale private initiatieven en
•
Middelen in te zetten voor de ontwikkeling van instrumenten voor preventie en vroegsignalering van schulden.
Voor 2013 en 2014 kunnen de kosten van schuldpreventie gedekt worden door de inzet van de “Klijnsma gelden”. Voor 2013 kunnen de opstartkosten en een deel van de voorgestelde preventieactiviteiten uitgevoerd worden. Voor 2014 zullen de preventieactiviteiten afhankelijk zijn van het resterend bedrag van de “Klijnsma gelden”. Vanaf 2015 is er een structureel bedrag voor schuldpreventie in de begroting nodig. Een inschatting van de extra uitkering in het gemeentefonds van de € 19 miljoen is voor Cranendonck ca. € 17.600, voor Heeze-Leende ca. € 14.400 en voor Valkenswaard is dit ca. € 29.600. De definitieve bedragen worden waarschijnlijk pas bekend gemaakt in de komende septembercirculaire. De brief van de staatsecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer is als bijlage toegevoegd.
13
12. Evaluatie Het plan “Schuldpreventie” hoort bij het “Beleidsplan Integrale schuldhulpverlening 20132017”. Bij de evaluatie van het “Beleidsplan Integrale schuldhulpverlening 2013-2017” is preventie hiervan een onderdeel. Ook zal terugkoppeling plaatsvinden in het jaarverslag en in de jaarrekening. 13. Tot slot Voor de nota Schuldpreventie hebben we in gesprek met verschillende disciplines een helder beeld gekregen van de risicogroepen in de gemeente. We hebben dit vertaald in concrete preventieactiviteiten voor inwoners die tot de risicogroep behoren. Daarnaast hebben we ook concrete preventieactiviteiten benoemd gericht op alle inwoners. Daar waar mogelijk willen we aansluiten bij bestaande activiteiten of activiteiten opzetten samen met intermediairs. Hierdoor wordt de boodschap wijd verspreid en bereiken we een betere kwaliteit.
14
Bijlage 1: Gebruikte studies en onderzoeken over schuldpreventie: •
“Preventie: voorkomen is beter dan genezen.” Op weg naar effectieve schuldhulp. Nadja Jungmann (Hogeschool Utrecht) en Roeland van Geuns (Hogeschool van Amsterdam) Oktober 2012
•
“Schuldhulpverlening loont!” Een onderzoek naar de kosten en baten van schuldhulpverlening. Juli 2011 Hogeschool Utrecht en Regioplan, beleidsonderzoek. Dr. Roeland van Geuns (Regioplan), Dr. Nadja Jungmann (Hogeschool Utrecht)
•
“Schuldpreventiewijzer”. Over het belang van schuldpreventie en de mogelijkheden om daar lokaal invulling aan te geven. Nadja Jungmann en Frauke van Iperen Januari 2011
15
Bijlage 2:
De volgende factoren zijn van belang bij schuldpreventie: Materiële schuldpreventie en immateriële schuldpreventie We verstaan onder materiële schuldpreventie maatregelen en voorzieningen die bijdrage aan het beschikken over voldoende middelen. Om te voorkomen dat mensen schulden maken en of schulden kunnen aflossen is het immers noodzakelijk dat ze beschikken over een inkomen. Dit inkomen moet tenminste de beslagvrije voet bedragen. Werk en Inkomen biedt mensen met de een laag inkomen en een beperkt vermogen een aantal regelingen die de inkomsten ondersteunen. Dit zijn de bijzondere bijstand, de langdurigheidtoeslag, de kinderparticipatie en de stimuleringssubsidie voor maatschappelijke participatie. Ook biedt de gemeente kwijtschelding van gemeentelijke heffingen aan voor mensen met een laag inkomen en vermogen. Onder materiële schuldpreventie vallen ook verantwoorde uitwijkmogelijkheden voor noodsituaties. Denk hierbij aan het aanbieden van een sociale lening en het maken afspraken tussen Werk en Inkomen en de woningcorporaties. Onder immateriële schuldpreventie verstaan we gedragsbeïnvloeding. Ons gedrag bestaat uit onbewust gedrag, bewust gedrag en impulsief gedrag. Door de inzet van preventie willen we financieel gezonde gedrag bevorderen en financiële vaardigheden aanleren. Dit door met de keuze van interventies rekening te houden met het model MINDSPACE en de WhatWorksprincipes. Het model MINDSPACE voor sturing op het gedrag zonder dat de “ontvanger” zich direct bewust is van het feit dat we zijn gedrag sturen. Deze impliciete beïnvloeding is beschreven MINDSPACE. MINDSPACE staat voor de eerste letters van de sturende principes. Bijvoorbeeld de M van Messenger: Het doet er toe wie een boodschap uitzendt. De WhatWorks-principes zijn principes die houvast bieden bij het ontwikkelen van effectieve interventies ongeacht de doelgroep of het veld waarin ze worden uitgezet. Een voorbeeld van een WhatWorks-principe is het risicoprincipe; “een interventie dient zich te richten op de mensen die het nodig hebben”. MINDSPACE Het model heet MINDSPACE naar de eerste letters van de sturende principes. Dit integraal model levert ‘aanwijzingen’ hoe we kunnen sturen op gedrag zonder dat de ‘ontvanger’ zich direct bewust is van het feit dat we zijn gedrag sturen. Kort samengevat staat MINDSPACE voor de volgende wegen van impliciete beïnvloeding.
• •
Messenger: het doet er toe wie een boodschap uitzendt (we nemen meer aan van gelijken of mensen aan wie we autoriteit toeschrijven). Incentives: er zijn mentale prikkels waar we op reageren (we hebben een natuurlijke weerzin tegen verlies. Zo is de irritatie over het verlies van 50 euro groter dan de blijdschap als we 50 euro krijgen. Door bijvoorbeeld teruggaven niet te labelen als 16
•
•
•
•
•
•
•
een extra maar als minder verlies, stimuleren we dat mensen het geld anders aanwenden). Norms: in ons gedrag laten we ons sterk beïnvloeden door het gedrag van anderen (dus als we weten dat anderen jaarlijks de hoogte van hun huurtoeslag goed checken om een te hoge uitkering te voorkomen, zullen we eerder geneigd zijn hetzelfde te doen). Defaults: we zijn geneigd een standaardoptie te kiezen (dus als onze ziektekostenpremie in principe standaard wordt ingehouden op inkomen of uitkering zullen we geneigd zijn dat ook te willen/accepteren). Salience: we besteden met name aandacht aan wat nieuw of opmerkelijk is (dus een bijzondere boodschap over een manier waarop anderen invulling geven aan gezond financieel gedrag trekt onze aandacht en heeft via de lijn van normen invloed op ons gedrag). Priming: ons gedrag stemmen we af op beelden die we onbewust horen of krijgen (als we vaak het woord sparen horen dan draagt dat onbewust bij aan een besluit om een spaarrekening te openen). Affect: emotie bij bijvoorbeeld beelden is sterker dan rationele overwegingen (door een aantrekkelijke vrouw te tonen bij een reclame voor krediet nemen meer mensen dat krediet op). Commitments: als we ons publiekelijk aan een bepaald voornemen hebben gecommitteerd dan houden we ons daar vaker aan (dus door in een groep uit te spreken dat je voortaan je post gaat openen, draagt meer bij aan de kans dat je dat ook echt doet dan als je dit voornemen alleen met jezelf deelt). Ego: een goed gevoel over onszelf is een belangrijke drijfveer (om ons goed te voelen hebben we behoefte aan consistentie tussen zelfbeeld en gedrag. Deze behoefte kan eraan bijdragen dat we ons zelfbeeld aanpassen aan ons gedrag. Dus als we regelmatig iets niet doen, passen we ons zelfbeeld zo aan dat we denken/zeggen: ‘dat kan ik niet’. Door bereikbare leerdoelen te stellen, is de kans op falen minder groot en de kans op een spiraal naar boven groter (in plaats van het negatief bijstellen van het zelfbeeld).
Onbewust gedrag 95% van ons gedrag bestaat uit automatisch gewoontegedrag. Automatisch gedrag is gebaseerd op oppervlakkige informatieverwerking en gaat niet of nauwelijks gepaard met grondige informatieverwerking. Voorlichting heeft weinig vat op automatisch gewoontegedrag. Nieuwe of onstabiele situaties zijn aangrijpingspunten om te komen tot gedragsverandering. Beïnvloeden van onbewust gedrag door: 1 Iemand inzicht te geven in zijn onbewust gedrag. 2 Onbewust gedrag bijsturen op subtiele manier.
17
Bewust gedrag Bewust gedrag is gepland gedrag, intentie opgebouwd uit de eigen normen van de persoon (attitude), de normen uit de omgeving (subjectieve norm) en de mate waarin iemand zijn eigen gedrag kan sturen (waargenomen gedragscontrole). Beïnvloeden van bewust gedrag door: 1. Hoge betrokkenheid en bewustzijn te creëren voor een bepaald onderwerp. Als iemand belang heeft bij het verkrijgen van informatie zal hij openstaan voor beïnvloeding. 2 . Het overbrengen van informatie die negatief geformuleerd is. Deze wordt sneller opgepikt als gevolg van ons overlevingsinstinct. Impulsief gedrag Impulsief gedrag is gedrag dat getriggerd wordt door emoties of een affectieve reactie op een bepaalde situatie. Een affectieve reactie leidt tot een onweerstaanbare drang tot acties. Impulsief gedrag komt vaak voor bij pubers en jongeren. Beïnvloeden van impulsief gedrag door: 1. Bewustwording van het impulsief gedrag omdat dit de weg opent naar zelfregulatie, zelfbescherming en impulscontrole. 2. Mensen leren om impulsen te weerstaan (bijvoorbeeld boodschappenlijstjes).
18