1 OPDRACHTFORMULIER Communiceren met een zorgvrager met afasie Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vrag...
Communiceren met een zorgvrager met afasie Naam student:
Datum:
1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent. 2 Kijk in de bronnen welke informatie je kunt gebruiken bij het oefenen van deze vaardigheid. 3 Beantwoord de volgende vragen: a Hoe weet je of een zorgvrager jou wel of niet begrijpt? b Op welke non-verbale uitingen ben je extra alert bij een zorgvrager met afasie? c Een gesprek voeren met een zorgvrager met afasie kan heel vermoeiend zijn voor de zorgvrager. Praat je tegen zorgvragers met afasie tijdens het uitvoeren van basiszorg, of juist niet? Motiveer je antwoord.
Communiceren met een zorgvrager met afasie Naam student:
Naam observator:
Datum:
Beoordeling:
Voor alle handelingen geldt: • • • • •
Raadpleeg het dossier; Zorg voor voldoende privacy; Was je handen volgens de WIP-procedure; Pas de voorschriften toe; Observeer en controleer de zorgvrager.
De student: Voert handeling uit – aandachtspunten:
Goed
Fout
• Neem de tijd voor een gesprek; • Zorg ervoor dat je een open houding hebt jegens de zorgvrager. Ga niet lachen; • Maak oogcontact; • Spreek langzaam en in korte zinnen, maar niet kinderlijk; • Spreek trefwoorden in een zin nadrukkelijk uit. Bijvoorbeeld: ‘Wilt u kaas op uw brood?’; • Schrijf bij ingewikkelde mededelingen trefwoorden onder elkaar. Zo schrijf je bij de mededeling ‘U moet om 4 uur naar de fysiotherapeut’ achtereenvolgens op: de naam van de zorgvrager - 4 uur - fysiotherapeut; • Vraag niet meer dan één ding tegelijk; • Stel vragen waarop de zorgvrager met ja of nee kan antwoorden; • Schrijf bij keuzevragen de woorden naast elkaar op. Bijvoorbeeld: Wilt u soep of koffie? SOEP-KOFFIE. Als voor koffie gekozen wordt, streep dan soep weg; • Wijs zo mogelijk aan waarover je spreekt. Maak eventueel gebruik van een gespreksboek of taalzakboek of maak zelf een eenvoudig tekeningetje; • Gebruik zo veel mogelijk gebaren terwijl je spreekt. Maak bijvoorbeeld het gebaar voor lekker als je vraagt: ‘is de soep lekker’?; • Stimuleer de zorgvrager zich te uiten: - door te vragen of hij kan aanwijzen, gebaren, tekenen of schrijven wat hij bedoelt; - door zelf op zoek te gaan: ‘Bedoelt u dit?’. Zoek eventueel samen in het taalzakboek of een gespreksboek. • Observeer hoe de zorgvrager op jouw reactie reageert. Bron: Richtlijnen voor de communicatie met mensen met afasie van de Afasievereniging Nederland (folder)
Communiceren met een zorgvrager met afasie Naam student:
Naam beoordelaar:
Datum:
Beoordeling:
Kruis aan hoe de handelingen zijn uitgevoerd. Kies uit: V = Voldoende; O = Onvoldoende Kruis aan door wie de beoordeling is gedaan. Kies uit: B = BPV; S = School
Opdracht Je maakt optimaal gebruik van de overgebleven communicatiemogelijkheden van een revaliderende zorgvrager met afasie. Uitvoering – aandachtspunten:
V
O
B
S
1 Neemt de tijd voor een gesprek. 2 Heeft een open houding. 3 Maakt oogcontact. 4 Spreekt langzaam en in korte zinnen, maar niet kinderlijk. 5 Spreekt trefwoorden in een zin nadrukkelijk uit. 6 Schrijft bij ingewikkelde mededelingen trefwoorden onder elkaar. 7 Vraagt niet meer dan één ding tegelijk. 8 Stelt vragen waarop de zorgvrager met ja of nee kan antwoorden. 9 Schrijft bij keuzevragen de woorden naast elkaar op. 10 Wijst eventueel aan waarover hij/zij spreekt. Zoekt samen met de zorgvrager naar een inventieve oplossing. 11 Gebruik zo veel mogelijk gebaren tijdens het spreken. 12 Stimuleert de zorgvrager zich te uiten. 13 Observeert reacties van de zorgvrager op het gesprek. Bron: Richtlijnen voor de communicatie met mensen met afasie van de Afasievereniging Nederland (folder) Aandachtspunten / Persoonlijke leerdoelen: