cursusgids
Communiceren met Beelden
samenstelling
Peter Dauvellier (Dauvellier Planadvies) met medewerking van:
Edie Peters (Fotoredactie Volkskrant) Huug Schipper (Studio Tint) Saskia van den Heuvel (NOS Jeugdjournaal) Ton Perquin (Rijksplanologische Dienst)
December 1998
2
Inhoud
blz
1 Doel en opzet 2 Visuele waarneming De zeggingskracht van foto’s / Edie Peters 3 Beeldcultuur 4 Beeldcommunicatie 5 Beeldfuncties Gebruik van beeld bij tekst / Saskia van den Heuvel 6 Beeldvorming Jongleren met beelden / Huug Schipper 7 Literatuur
3 5 10 14 16 21 22 25 32 37
bijlagen a b c d
Beeldbronnen Publicatievormen Productieplanning, -tijd en -kosten Oefeningen
Publicatie van: DAUVELLIER planadvies Antwerpsestraat 16 2587 AG Den Haag tel: 070-3543025 fax: 070-3543980
38 39 46 49
3
1 Doel en opzet We zijn gewend met elkaar via taal te communiceren. In rapporten, nota’s en vergaderingen is het geschreven en gesproken woord het dominante communicatiemiddel. In onze omgeving worden beelden echter steeds belangrijker bij de overdracht van informatie. De tijd die mensen aan lezen besteden neemt steeds verder af. De TV en reclame hebben een beeldcultuur aan ons aangereikt die we massaal blijken te accepteren. Voor de meeste mensen is die nieuwe oriëntatie op beelden als communicatiemiddel echter puur consumptief. Aan de productie van beelden komen we eigenlijk niet toe. Daartoe zijn we - na de basisschool - ook niet meer opgeleid. Dus blijven we nota’s en rapporten schrijven in de - ijdele - hoop dat de doelgroep ze ook gaat lezen. Als we al beelden gebruiken laten we die in de allerlaatste fase door professionele ‘vormgevers’ erbij bedenken. Deze cursus wil de eenzijdige taalgerichtheid verminderen door een productieve houding ten opzichte van beelden te ontwikkelen. De achterliggende gedachte is: communiceren door middel van beelden is effectief, leuk en voor iedereen binnen handbereik. Het doel van de cursus is te laten zien hoe goed beelden kunnen werken in communicatieprocessen en gereedschappen aan te reiken om zelf beelden in te schakelen als communicatiemiddel. Verschillende aspecten van beeldcommunicatie komen aan de orde: kijken, analyseren, tekenen, selecteren, fotograferen, brainstormen, opmaken, redigeren, organiseren. Communiceren met beelden is een complex en vooral een intensief proces. Juist omdat we nauwelijks enige routine hebben aangeleerd moeten we voortdurend opnieuw ontdekken hoe te handelen. Natuurlijk kan niet iedereen even goed leren tekenen of een flitsende lay-out maken. Maar je kunt wel leren welke mogelijkheden er zijn en hoe je die kunt gebruiken voor je eigen werk. De cursus maakt gebruik van drie middelen: achtergrondinformatie, praktijkervaringen en oefening. Wetenschappelijke theorieën en feiten leveren inzicht in de reikwijdte van beeldcommunicatie. Dat draagt bij aan de motivatie en aan het denkraam. Van mensen die reeds jaren dagelijks met beelden als communicatiemiddel werken kunnen we leren hoe en waar beelden toe te passen. Hun uitgangspunten, werkwijze en selectiecriteria slaan een brug naar het zelf gebruiken van beelden. Oefening is daarbij een onmisbaar element. Alleen door zelf aan de slag te gaan wordt de drempel naar beeldgebruik echt verlaagd. Om dat te bevorderen zijn in deze cursus oefeningen gekozen die relatie hebben met de dagelijkse werkzaamheden van de deelnemers. Het cursusprogramma is op de volgende pagina weergegeven.
4 CURSUS COMMUNICATIE MET BEELDEN PROGRAMMA:
dag 1
BEELDKRACHT 9.15 9.45 10.00 10.15 10.45 11.00 11.45 12.30
Kennismaking Oefening 1: Pictionary Programma en afspraken Inleiding: Oogcontacten, (Dauvellier) Koffiepauze Inleiding: Zeggingskracht van beelden (Peters), Oefening 2: Waardering van foto’s Lunch
BEELDFUNCTIES 13.30 13.45 14.00 14.00 14.15 14.45 15.00 16.00 16.45
dag 2
Inleiding: Beelden ontwerpen (Dauvellier) Oefening 3: Ideevorming Oefening 4: Verhaal ontwerpen Oefening 6: Ont(k)leden van een verhaal Inleiding: Functies van beelden (Dauvellier) Theepauze Oefening 7: Poster ontwerpen Presentatie Posters Einde
BEELDVORMEN 9.15 9.45 10.30 10.45 11.45 12.30
Inleiding: Beeldenvormen (Dauvellier) Inleiding: Jongleren met beelden (Schipper) Koffiepauze Oefening 8: Folder maken Presentatie Folders Lunch
BEELDORGANISATIE 13.30 14.00 14.30 15.00 15.15 15.45 16.00 16.45
dag 3
Inleiding: Verbeelding als proces (Dauvellier) Oefening 9: Omgevingsbeeld Oefening 10: Communicatiestrategie Theepauze Inleiding: Organiseren van beeldvorming (Dauvellier) Introductie Oefening 11: Beeldverhaal maken Voorbereiding oefening 11 Einde
BEELDVERHAAL 9.15 9.45 10.30 10.45 12.00
Inleiding: Beelden bij het jeugdjounaal (Van den Heuvel) Presentatie en bespreking beeldverhalen Koffiepauze Vervolg presentatie en bespreking beeldverhalen Rondvraag en afsluiting
5
2 Visuele waarneming Kijken en zien Het netvlies bevat 6.5 miljoen kegeltjes en 120 miljoen staafjes. De kegeltjes vertalen beelden bij daglicht en zorgen voor kleurherkenning. De staafjes zijn verantwoordelijk voor waarneming bij zwakke verlichting, zonder kleur. In totaal omvat het netvlies 400.000 beeldpunten, ongeveer evenveel als een televisiescherm. De informatiecapaciteit van het oog is zeer hoog: ca. 3 miljoen bits/sec., dit is ongeveer 100x zoveel als de informatiecapaciteit van het gehoor. Geen wonder dus dat beelden worden gekenschetst als ‘snelle’ informatie. Hoe kunnen we leren deze Ferrari in communicatieland te besturen, als we zijn opgeleid op een driewieler. Beelden als eerste medium Vreemd genoeg hebben we de Ferrari op de kleuterschool laten staan. We zijn na de geboorte begonnen met het ontwikkelen van een circuit van neuronen die tussen 2 en 4 maanden een spurt neemt en bij 8 maanden op een hoogtepunt is beland. Iedere neuron is dan met 15.000 andere neuronen verbonden. In de daarop volgende levensperiode vormen beelden (mimiek, gebaren, tekeningen) dé manier van communiceren. We leren de dingen herkennen via tekeningen (brunaboekjes, leesplankjes). Kijken, doen en dan pas denken? De laatste vindingen op neurologisch gebied lijken te wijzen op een doorbraak in het denken over waarneming. Er zijn twee manieren om op visuele stimuli te reageren. De eerste is de onbewuste, emotionele reactie, de ander de bewuste, rationeel gecontroleerde reactie. Tot voor kort werd aangenomen dat er eerst een bewustwording plaatsvond, waarna een emotionele reactie volgde, min of meer gecontroleerd door de rede. Nu blijkt de emotionele reactie in het brein sneller te zijn dan de rationele. Bij een bepaalde waarneming begint het lichaam zich al een derde van een seconde voordat de cognitieve gewaarwording plaatsvindt voor te bereiden op reactie. De rede heeft alleen de kans op het laatste moment, als we al een - onbewuste - conclusie hebben getrokken over wat we waarnemen, een veto uit te spreken, nee te zeggen tegen de onbewuste reactie. (A.M. Seward Barry, “Visual Intelligence”, State University of New York, 1997) Oerkwaliteit De supersnelle reactie van het onbewuste lijkt overeen te komen met de conclusie van Pirsig dat ‘kwaliteit’ al bestaat voordat we iets bewust zien of voelen. (R.M.Pirsig, “Zen of de kunst van het motoronderhoud”, 1997). Dat lijkt ook verklaarbaar vanuit onze evolutie, waar waarneming reeds lang voordat rationeel denken zich ontwikkelde, ervoor zorgde dat we de verschijnselen in onze omgeving op de juiste manier waardeerden. Waarnemen is dus in eerste instantie gebaseerd op “intuïtie” en pas in tweede instantie op kennis. Dat maakt beelden overigens tot zeer sterke communicatiemiddelen, omdat ze regelrecht doordringen tot onze meest basale reacties. Reclamemensen kennen die kracht van beelden beter dan wie ook, en maken er volop gebruik van. Twee hersenhelften Het is pas sinds de laatste 25 jaar, na onderzoek van Sperry en Ornstein, dat we weten dat de twee hersenhelften verschillende mentale activiteiten vertegenwoordigen.
6 Linker helft
Rechter helft
woorden logica getallen volgorde lineairiteit analyse lijsten
ritme ruimtelijk inzicht "gestalt" verbeelding dagdromen kleur dimensie
Het lijkt erop dat we onszelf vooral beschrijven als getalenteerd in een van de beide groepen activiteiten. Toch blijken beide activiteitengroepen elkaar zeer goed te kunnen ondersteunen. Op deze ondersteuning van woord en beeld, van ritme en logica , van kleur en volgorde is de methode van "Mind mapping" gebaseerd. Dit is een manier om snel de gedachten te ontwikkelen en ordenen, en deze in het geheugen te verankeren, gebruik makend van beelden en kleuren (Buzan; 1989). Beelddefinities Van Dale geeft negen verschillende definities van het begrip beeld. Kort samengevat: 1 nabootsing van mens, dier of godheid in hout steen etc. (standbeeld) 2 nabootsing van mens, dier enz. in een plat vlak (beeltenis) 3 wat naar een voorbeeld is gemaakt (evenbeeld) 4 treffende voorstelling van iets (toonbeeld) 5 wat bijzonder mooi in zijn soort is (beeldschoon) 6 omschrijving in woorden (beeld schetsen) 7 voorstelling van iets of iemand in de geest (geestesbeeld) 8 niet-rechtstreekse voorstelling, metafoor (‘in beeld brengen’) 9 door gezicht verkregen voorstelling
figuur 1: Negen beelddefinities
Eigenlijk gaat het om drie soorten beelden: zintuiglijk waargenomen beelden (9), in de geest gevormde beelden (4,5,6,7,8) en door de mens gemaakte fysieke ‘reproducties’ (1,2,3). Deze reproducties kunnen zowel zijn geënt op een zintuiglijke beeld (bijv. een portret) als op een idee (bijv. een logo). Zien we wat er echt is? Een scheidslijn tussen een voorwerp en een achtergrond lijkt scherper naarmate het voorwerp meer verlicht is en de achtergrond donkerder (of omgekeerd), dus naarmate er meer contrast aan beide zijden van de grens bestaat. Toch is er op het netvlies een vrij brede strook van steeds
7
figuur. 2: illusie van Hermann
figuur. 3: illusie van Poggendorf
figuur 4: Eend of haas?
figuur 5: ‘Devil’s tuning fork’
afnemende lichtsterkte, dus een strook van steeds minder frequent geprikkelde staafjes en kegeltjes. De grens lijkt scherper en dus nauwkeuriger bepaald als het contrast groter is. Kennelijk vertalen onze hersenen contrast in scherpte, zoals ook statistici een scherpere grens (en dus minder onzekerheid) aannemen wanneer de gemeten waarden aan beide zijden sterker van elkaar verschillen. We zien minder, meer of anders dan er in werkelijkheid te zien is. Goede voorbeelden daarvan zijn de vele beeldillusies, die door de geschiedenis heen mensen hebben gefascineerd. We zien zwarte en witte punten op de kruising van lijnen (figuur 2). De lijn die in figuur 3 de verticale balken kruist loopt niet rechtdoor, tot we er een liniaal langs leggen. Selectief kijken Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig, een goede kijker maar een kwart beeld. Door ons vermogen beelden met ons geestesoog te completeren, gebruikmakend van ons eigen gigantisch grote beeldarchief, kunnen we razendsnel beelden herkennen, ook al is slechts een klein deel van het beeld zichtbaar. Het beste zijn we in het herkennen van menselijke gedaanten, maar ook dieren doen het goed (kamelen op het behang). We leren selectief te kijken. Contouren of specifieke eigenschappen zijn voldoende. De rest van het plaatje vullen we zelf in. Dat is nodig en gemakkelijk in het dagelijks leven. Ook selecteren we op beelden die belangrijk voor ons zijn. Veilig een auto besturen kan alleen als we de details van de flora en fauna van het landschap negeren. Selectief kijken is nodig. Kinderen moeten langzamerhand een databank van vormen, kleuren en bewegingen in hun hersenen opbouwen. Dat rangschikken en classificeren gaat wel ten koste van de creativiteit van de waarneming. Dat is jammer, want juist in de andere interpretatie van beelden schuilt een enorme vernieuwende kracht. De kunst is die kracht maximaal te gebruiken, zonder te gaan hallucineren. Totaalbeeld Mensen zoeken bij hun waarneming voortdurend naar totalen en naar betekenis. Zo gauw we kunnen proberen we aan een beeld een betekenis te geven. Soms zijn er echter meer betekenissen mogelijk, zoals bij de bekende eend/haas van figuur 4. Voor sommigen is de eend het dominante beeld, voor anderen de haas. Iedereen kan beide beelden herkennen. Ze beiden tegelijk te zien is niet mogelijk. Er vindt een moment van omslag van de ene in de andere betekenis plaats. Hoe dat precies in zijn werk gaat is nog een mysterie. Soms worden onze pogingen om een totaalbeeld met betekenis te zien gefrustreerd door het beeld. De ‘duivelse stemvork’ of ook wel de ‘broek met drie pijpen’ genoemd is daarvan een voorbeeld. De linker en rechter helft van de tekening hebben afzonderlijk betekenis, maar tezamen niet. hoe we ook proberen, we kunnen geen goed beeld in onze hersenen vinden dat hiermee overeenstemt. We herkennen het eenvoudig niet.
8 Anders is dat met de magische driehoek van Escher. Hoewel we weten dat hij in ruimtelijke zin niet kan bestaan, vinden we dit toch gewoon een driehoek, gemaakt van drie balken. We tasten de driehoek met de ogen af en maken bij iedere hoek een kleine gedachtensprong.
figuur6: ‘Driehoek, M.C. Escher, 1958
figuur 7: We ‘construeren’ in gedachten een cirkel, een rechthoek achter een driehoek (a) of een vogel (c). Wat is b?
Het verschijnsel van ‘gestaltwaarneming’ is ontdekt door Wertheimer tot hij in 1910 vond dat beelden die met een snelheid van 17 beelden/sec. op ons overkomen als de vloeiende beweging. Daarmee werd aangetoond dat waarneming kwalitatief verandert door de relaties tussen beelden. Tot dat moment werd juist aangenomen dat beelden alleen te begrijpen waren door ze steeds verder te ontleden in onderdelen. Nog steeds blijven de twee visies op waarneming bestaan: de holistische en de analytische.
a
b
c
De filosofie van de waarneming In de filosofie is de vraag of de werkelijkheid buiten onze geest echt bestaat steeds een centraal thema geweest. Plato (428-347 v.Chr.) dacht dat begrippen of "ideeën" zoals hij ze noemde al bestaan voor we iets waarnemen. We zouden het onveranderlijke idee “paard” bij de geboorte hebben meegekregen. Het paard dat we in het veld zien is slechts een vergankelijke afspiegeling of “schaduw” van die idee. Aristoteles (384-322 v. Chr.) was van mening dat alle gedachten en ideeën door waarneming bij ons zijn binnengekomen. Ons verstand zorgt voor het ontstaan van het begrip “paard”, nadat we een aantal paarden hebben gezien. Ons verstand zorgt dus voor een indeling in soorten en categorieën. Berkeley1684-1753) beweerde dat de dingen in werkelijkheid louter en alleen bestaan uit een verzameling gewaarwordingen in ons bewustzijn. Het enige waar wij weet van kunnen hebben is onze eigen geest en zijn ideeën, en we hebben niet het recht het bestaan van iets daarbuiten aan te nemen. (Kessels, e.a., 1989, blz 94/95). Locke (1632-1704) ging er van uit dat we al onze kennis verwerven door twee dingen: zintuiglijke waarneming en waarneming van de werkingen van onze eigen geest. Tezamen brengen zij alle ideeën voort die we in ons bewustzijn aantreffen. Sommige daarvan zijn enkelvoudig, andere zijn samengesteld of complex. De complexe ideeën worden samengesteld uit enkelvoudige zoals woorden uit de letters van het alfabet. Hij bouwt bij het onderscheiden van primaire en secundaire eigenschappen van dingen voort op Descartes. Primair zijn volgens Descartes de wiskundige eigenschappen: vorm, grootte, aantal of positie, beweging en rust. Locke voegt er ook de vastheid of ondoordringbaarheid (solidity) aan toe. Volgens Kant (1724-1804) is niet alleen sprake van passieve waarneming via onze zintuigen, maar leggen we met ideeën of "denkvormen" een ordening aan in onze zintuiglijke gewaarwordingen en geven daarmee een vooraf bepaalde vorm aan onze ervaring. Het is te vergelijken met een poffertjespan: Het beslag heeft nog geen vorm, die ontstaat door de kuiltjes in de pan. Een gewone pannenkoek kun je er
9 niet in bakken. (Kessels e.a., 1989, blz 95). Kant is van mening dat we ook primaire eigenschappen niet aan een ding zelf kunnen toekennen. Zij zijn "aanschouwingsvormen" van de menselijke geest. Hij onderscheidt drie niveaus: zintuigen, verstand en rede. De oude opvattingen over de relatie tussen werkelijkheid en waarneming lijken niet meer bruikbaar. De Bono spreekt over een "inner world" en een "outer world" die beide even zeer een werkelijkheid zijn. De binnenwereld is echter een persoongebonden werkelijkheid, die niet hoeft overeen te stemmen met de buitenwereld, maar evenzeer echt is en voor de betreffende persoon vaak echter dan de buitenwereld. De waarneming wordt in sterke mate beïnvloed door de omstandigheden voor en na de waarneming (context) en ook door oudere ervaringen. De Bono stelt dat de fundamentele natuur van de zenuwcircuits in de hersenen hierbij van doorslaggevende invloed zijn. De hersenen zijn "zelforganiserende" systemen. Dit betekent dat: a. Ook al is de visuele input verschillend, het resultaat (de perceptie) is hetzelfde. Dit maakt het mogelijk om in onze hersenen orde aan te brengen in de immens complexe werkelijkheid. b. De hersenen kunnen altijd het 'pure' of 'ideale' beeld herkennen, dat onder een speciaal geval ligt. De "idealen" van Plato worden dus door de zelforganisatie van de hersenen gegenereerd. Anderen zeggen: “het brein zoekt steeds naar de meest simpele, elementaire vorm”. c. De geest kan alleen zien waarop het voorbereid is. Daarom is er zo'n grote behoefte aan hypotheses, speculatie en provocatie bij het onderzoeken van gegevens. Zonder deze nieuwe "raamwerken" zouden we gegevens alleen maar op de oude, bekende manier kunnen zien. (E. de Bono; "Water logic"; Penguin Books, London, 1994)
waargenomen bloem
imaginaire bloem
echte bloem
namaak bloem
figuur 8: Wat zien we: de imaginaire namaakbloem, de waargenomen echte bloem, of nog iets anders?
Virtuele werkelijkheid Wat we denken te zien is dus gedeeltelijk een weerspiegeling van de ‘buitenwereld’ en gedeeltelijk van onze eigen verbeeldingskracht. Hoe meer gespannen en emotioneel we zijn, hoe meer de illusie de overhand krijgt. Maar daarbij komt tegenwoordig nog een extra duwtje in die richting. De werkelijkheid om ons heen wordt steeds meer een wereld die wordt gevormd naar ideeën: een virtuele werkelijkheid. De illusie komt steeds meer aan de macht, en niet alleen in de reclame, in Disneyland of op Internet. De meest vergaande voorbeelden van Virtual Reality zijn onze pogingen de natuur te imiteren. Kunstbloemen zijn echter dan levende bloemen. Natuurontwikkelingprojecten leveren meer gevarieerde natuurgebieden dan de natuur zelf. Maar ook de indoorbeach in Japan en het thematische winkelcentrum in de V.S., waar ieder uur -binnen - een voorgeprogrammeerde onweersbui valt, zijn voorbeelden. We willen ruimte en tijd volledig onder controle krijgen en beginnen met het ‘beeld’ van de werkelijkheid te manipuleren. Misschien zit daarin wel een grote sprong in ontwikkeling van de mensheid. Een virtuele werkelijkheid als vervanger van dure en milieuvervuilende mobiliteit. Het betekent echter ook dat we het nog moeilijker krijgen het onderscheid te maken tussen werkelijkheid en fixie. Wie bepaalt wat echt is: Hollywood of Washington? Maar moeten we daar wel van wakker liggen? Freedberg heeft de reactie van mensen op afbeeldingen door de geschiedenis heen bestudeerd. Hij komt op grond daarvan tot de volgende conclusie: "The picture is reality; it is not bad, or misleading, or deceiving, or even a weak copy. It needs not to lose its aura, provided we see that its poetry or its clumsy prose lies not in its distance from the real, but rather in the possibility it offers for integration of the unashamed creativity of the eye with the blunt receptiveness of the senses." ( Freedberg, 1989, blz. 440)
10
De zeggingskracht van foto's door Edie Peters / hoofd fotoredactie Volkskrant
Hoe een foto moet worden beoordeeld, is een erg lastig vraagstuk. Uitgangspunt is het doel: - de informatieve foto heeft als doel te laten zien hoe een mens, een bouwwerk, een landschap eruitziet, zeg maar: de kennisfunctie.
FOTO HAROLD EDGERTON
11 - de emotionele foto heeft als doel een bepaalde sfeer op te roepen of een gevoel, zeg maar: de associatieve functie. FOTO DOROTHEA LANGE
Dit is geen ultieme tweedeling, slechts een hulpmiddel om een foto te beoordelen aan de hand van het hoofddoel. Informatieve foto's kunnen emotionele waarde hebben, emotionele foto's kunnen informatief zijn. Als het goed is, stimuleren beide elementen elkaar. Met name de foto's met gevoelswaarde zorgen voor complexiteit in de beoordeling. Hoe ver je daarin kunt gaan is afhankelijk van het publiek.
Blinde jongen, 1961. FOTO CHARLES HARBUTT Veel mensen laten de werkelijkheid passief op zich afkomen. Wie beelden moet kiezen of bedenken dient zich actief op te stellen. Dat vraagt om een andere denkwijze. In het museum, thuis voor de tv kijkend naar reclame, lezend in tijdschriften moeten de beelden niet alleen worden geconsumeerd. Denk na over hoe een beeld tot stand is gekomen en bedenk of de maker het beoogde doel bereikt. Train u in de vraag hoe u de probleemstelling van de maker zou hebben aangepakt. Als referentie kunnen de volgende media gelden: tv-reclames, het Jeugdjournaal, dagbladen als Het Parool, Trouw en de Volkskrant, magazines als National Geographic, Elle, Vogue, Dutch, Blvd, de reclame-campagnes en het blad Colors van Benetton, vele Internet-sites. Belangrijk bij een foto is het kader. Daarmee bepaalt de fotograaf welk deel van de werkelijkheid wordt getoond. Hij of zij kan streven naar informatieve overzichten of detail-opnamen. Door het kiezen van een bepaald type camera, een specifieke hoek, uitsnede, sluitertijd of een zeker moment wordt de werkelijkheid niet alleen in beeld gebracht, maar ook gemanipuleerd. Zoals de grote meester Henri Cartier-Bresson ooit zijn 'decisive moment' omschreef: "Fotografie is de gelijktijdige herkenning in een fractie van een seconde van het belang van een gebeurtenis èn een precieze organisatie van vormen die de gebeurtenis op de juiste manier weergeeft."
12 FOTO'S NICK UT
Naast de bepaling van het kader en de vele technische mogelijkheden van lenzen, belichting en filmsoorten is de compositie van groot belang.
13
FOTO'S IAN WRIGHT/SUNDAY TIME Hoe kiezen we de beste foto? Essentieel is wat het doel is. De foto moet het verhaal bewijzen, of het verhaal versterken (of een eigen verhaal vertellen, maar dat is bij deze cursus niet zo van belang). De fotograaf of de samensteller/redacteur moet het verhaal kennen dat bij de foto hoort.
De foto links toont mededogen met de ellende waarin deze weesjongen in India zich bevond (1974). De foto rechts is van een ondervoede jongen in Ethiopië (1985). Een vergelijkbare situatie, maar de boodschap van de foto is hier zelfstandigheid en kracht.
FOTO OVIE CARTER
FOTO MARY ELLEN MARK
14 Kiezen uit twee of drie foto's is meestal makkelijker dan kiezen uit 36, 72, 108 of nog meer. Houd het doel voor ogen en breng de keuze terug tot twee, maximaal vijf foto's. Bespreek de keuze eventueel met anderen en breng hem terug tot die ene foto. De mooiste foto hoeft niet de beste te zijn. Let op: mooi en goed zijn kwalificaties die vaak ten onrechte worden verwisseld bij het beoordelen van foto's. Bij de keuze kunnen de volgende overwegingen helpen: - de aanwezigheid van mensen op foto's roept betrokkenheid op, mits die mensen een herkenbare rol vervullen; - soms werkt eenvormigheid goed: de herhaling van een vast fotoformaat kan een ondersteunend ritme zijn; - soms werkt afwisseling goed: kies beurtelings een grote foto, een blok van drie foto's, een mozaïek van twaalf of zestien foto's; - wees voorzichtig met het combineren van meer foto's: ze moeten bij elkaar passen, meestal zullen ze niet op elkaar moeten lijken, ze moeten elkaar aanvullen, de compositie van de verschillende foto's moet niet vloeken (het kan verfrissend zijn om grote overzichten te laten contrasteren met close ups); - offer bij plaatsgebrek tekst op aan goede foto's, ook als het pijn doet; - kies voor kracht door eenvoud, vaak geldt dat een foto met beperkte informatiewaarde beter werkt dan een beeld met een overdaad aan elementen (symboliek); - vormgeving is van groot belang: tekst, foto's, tekeningen en lettertypes moeten goed op elkaar aansluiten, elkaar versterken; - de drukkwaliteit is wezenlijk voor de zeggingskracht van foto's: kies voor simpele beelden bij matige druk, de subtiliteit van sommige beelden kan worden stukge maakt doordat ze slecht worden gedrukt.
3 Beeldcultuur Tijdsbesteding Al sinds vele jaren loopt de tijd die we besteden aan lezen gestaag terug. Televisiekijken is in de tijdsbesteding sinds 1955 sterk toegenomen. Het lezen van (geïllustreerde) tijdschriften is tussen 1955 en 1975 ook gegroeid en heeft zich daarna geconsolideerd. De totale vermindering van de leestijd is geheel toe te schrijven aan boeken en kranten. Dit is opmerkelijk, aangezien in dezelfde periode het scholingsniveau van het publiek is toegenomen. Knulst noemt ondermeer de volgende verklaringen voor deze ontwikkeling: 1 Lezen vraagt om concentratie. Omdat mensen het op hun werk en in de huishouding drukker hebben gekregen, zijn de voorwaarden voor concentratie afgenomen. 2 De tijdsdruk in de vrije tijd zelf is toegenomen. Vooral bij hoger opgeleiden. 3 Het aantal Nederlanders dat lezen heeft verwaarloosd neemt toe in de generaties na 1950, omdat er steeds meer alternatieven beschikbaar kwamen. 4 (Bewegende) beelden op de televisie en plaatjes in geïllustreerde bladen geven een veel directere en sterkere prikkel. 5 Tijdschriften en stripboeken bieden snel inzicht (via voorpagina) op nieuwe stimulerende ervaringen. 6 Tijdschriften en stripboeken bieden ook nieuws binnen het vertrouwde kader van de "stijl" van het blad. Knulst (1989, blz. 220 e.v.) De hoeveelheid geschreven informatie neemt veel sneller toe dan de tijd die mensen aan lezen besteden. (Sociaal en Cultureel Planbureau, 1994, blz. 427). Veel tekst wordt ongevraagd aangeboden. Omdat de burger dit overaanbod niet langer effectief kan sturen, zal de waardering ervoor afnemen. Mensen worden steeds onverschilliger voor de inhoud van boodschappen. Dit komt niet alleen door het overaanbod, maar ook door het ontbreken van een zingevingsysteem, nu religie, ideologie en idealisme voor velen hebben afgedaan.
15 De aanbieders van informatie zullen hierop reageren door steeds grovere methoden te gebruiken. Het publiek zal zich daarentegen sterker gaan verweren door "reclamevrije" ruimten te eisen. De jongere generatie is opgegroeid met bewegende beelden en instantmuziek. Lezen hoort bij studeren en is een verplichting geworden. Rustig (dwz. stilzittend) luisteren kan men niet meer opbrengen. Bij pop-concerten wordt voortdurend bewogen. (Knulst) Mensen zullen alleen tijd nemen om te lezen wanneer er een eigenbelang (plicht) aan verbonden is. Sensorische vrijetijdscultuur "Het lezen heeft tevens terrein verloren doordat audiovisuele media en geïllustreerd drukwerk belangrijker zijn geworden, zowel op het terrein van informatie als van amusement. Het publiek is gewend geraakt aan bondige, "snelle" informatie. Verschillende malen is vastgesteld dat de generaties die met televisie en instantmuziek zijn opgegroeid, minder in eigen tijd lezen en minder converseren in traditionele zin (Knulst en Kalmijn 1988; SCP 1992: 306-307"). SCP (1994, blz 428) Ontspanning wordt door hen het meest in visuele en sensorische ervaringen gezocht. Het hier en nu domineert over de langere termijn. Het sensorische over het idealistische. Ook Dietvorst signaleert een overgang van het geschrevene naar het visuele. De "De nieuwe "MTV-generatie houdt van soap series met gekruiste en gefragmenteerde verhalen. Geen lineaire logica, geen consistentie, geen scheiding tussen privé en openbaar, tussen commercie en kunst, tussen illusie en werkelijkheid. (Dietvorst, 1994). "Sightseeing" is een favoriete bezigheid voor toeristen. Toeristen willen authentieke omgevingen bekijken. Authentiek in de betekenis dat er een directe relatie is tussen de fysieke omgeving en een bepaalde tijdsperiode. (J. Urry, "The Tourist Gaze revisited", in: American Behavioral Scientist, Vol. 36 no. 2, nov. 1992, blz 172-186). Hoewel de meeste toeristen het gerestaureerde/herbouwde niet kunnen onderscheiden van het originele, zijn er toch beeldkenmerken waaraan moet worden voldaan. Delen van steden en landschappen worden aan die behoefte aangepast en er worden bordjes bijgeplaatst waar en hoe men moet kijken. Reclame en planning Ook in de wereld van reclame en planning is men zich zeer bewust van de kracht van de rechter hersenhelft. "Gortdroge taal leest niemand. Plannen moeten zichzelf verkopen. Dat doen ze wanneer ze in een bepaalde retoriek zijn geschreven, die tot de verbeelding spreekt. Of wanneer er een film van wordt gemaakt, bijvoorbeeld een sprookje. Een goed vormgegeven plan kun je soms zo gebruiken als reclame-uiting, omdat ze met de rechter hersenhelft worden geschreven.” (Geursen ,1993, blz 100)): Perspectief Er is een zeer kritische conclusie te trekken uit de toegenomen dominantie van beelden in de samenleving. "Er wordt niet meer gecommuniceerd. Al in het over en weer gaan van de communicatie is de ogenblikkelijkheid van de blik, van het licht, van de verleiding verloren gegaan. Maar in antwoord op de versnelling van de netwerken en de circuits zullen we ook de traagheid zoeken - niet de nostalgische traagheid van de geest, maar de onoplosbare onbeweeglijkheid. We zoeken wat trager is dan traag: de inertie van het zwijgen." (J. Baudrillard, 1985, blz.10/11). Niet iedereen accepteert een dergelijke sombere consequentie. Het feit dat beelden nu gebruikt worden in een consumptieve en passieve
16 levenswijze betekent niet dat beelden noodzakelijk leiden tot een dergelijke ontwikkeling. “Visual intelligence ultimately implies an understanding of the power of the visual image both to reveal and to reshape the world.” (A.M. Seward Barry, “Visual Intelligence”, New York 1997, p. 337). We moeten beelden dan wel bewust inzetten om bestaande denkpatronen te doorbreken en bij mensen een meer open instelling te creëren. Daarvoor zijn ze immers buitengewoon geschikt.
4 Beeldcommunicatie Ambitieniveaus Beeldcommunicatie kan plaatsvinden op drie ambitieniveaus: die van de vuurtoren, de marconist en de schipper. Bij beeldcommunicatie gaat het om het verzenden van een bericht verpakt in de vorm van een of meer beelden. Het bericht heeft voor de ontvanger een informatiewaarde. Een vuurtoren is een voorbeeld hiervan. Als de ontvanger op de hoogte is van de specifieke volgorde van licht en donker weet deze waar hij/zij zich ten opzichte van de kust bevindt. De “vuurtorenaanpak” wordt niet alleen langs de kust, maar ook in vele burelen gehanteerd. Fraai geïllustreerde rapporten en brochures getuigen van een puur op productie gerichte instelling. Er zijn wel mooie beelden bij de tekst gezocht, maar of die ook werkelijk de boodschap beter overdragen wordt niet gecontroleerd. Eigenlijk is men wel tevreden met een ‘frisse opmaak en kleurige plaatjes in de kantlijn’. Het kan niet worden ontkend dat een rapport met beelden veel aantrekkelijker oogt dan zonder. En misschien is men wel even zeker van van de indringendheid van het medium als de vuurtorenwachter. Bij routineproducten is dat denkbaar. Extra inspanning lijkt niet nodig en verandering van beeld werkt misschien zelfs contraproductief. Dit geldt voor periodieken zoals nieuwsbrieven en maandbladen. Toch is ook daar een regelmatige check van de effectiviteit van de (beeld-)middelen geen overbodige luxe. Voor deze op productie van beeldboodschappen gerichte aanpak zijn de volgende zaken nodig: - doel van de boodschap (bv.: medewerkers informeren over activiteiten) - keuze van het producttype (b.v: mededelingenblad) - keuze van beeldvormen bv. (foto’s, grafieken, cartoons) - keuze van de productietechniek (bv. zw/w, fotokopie). We zouden met ons communicatieaanpak minimaal één ambitieniveau hoger moeten gaan zitten, namelijk dat van de marconist. De marconist kent de doelgroepen bij soort en naam, evenals de taal en codes die de doelgroep gebruikt. De berichten worden geconcentreerd gebracht. Alleen de essentie van de boodschap wordt verzonden. Verder wordt na ieder bericht gecontroleerd of het goed is overgekomen. Belangrijke berichten worden voor de zekerheid twee keer verstuurd. De marconist staat bovendien open voor inkomende berichten, en reageert daarop. De marconistaanpak is nodig voor taken en projecten die als doel hebben via informatie het denken en handelen van anderen te beïnvloeden. Afhankelijk van de mate waarin dat lukt zal men ook zijn eigen werkwijze aanpassen. Het kan daarbij gaan over voorlichtingsproducten, onderzoekresultaten, beleidsplannen of uitvoeringsmaatregelen. De doelgroep wordt daarbij actief betrokken via bijeenkomsten, inspraakprocedures en enquêtes. Vaak gaat het om een aantal samenhangende producten waarin beelden worden gebruikt (rapport, aanbiedingsnota, samenvatting, brochure, evaluatienota.). Voor deze aanpak zijn, bovenop de vuurtorenaanpak, de volgende zaken van belang: - aard en beeldtaal van de doelgroep - beoogde respons van de doelgroep - specifieke functie en vorm van beelden - sterke relatie tussen tekst en beeld
17 -
organisatie van beeldvorming (planning/begroting) vorming van beeldarchief projectmatig overleg tussen betrokkenen (beeldteam) check van werkelijke reactie van de doelgroep
We kunnen in onze ambitie tot communiceren nog een stap verder gaan. Daarbij staat het beeld van de schipper model. De schipper moet zodanig met zijn directe omgeving (bemanning) en wijdere omgeving (rederij, haven, loods) communiceren dat een verder weg liggend doel wordt bereikt: het snel en veilig vervoeren van de lading. Zonder de medewerking van zijn omgeving lukt dat niet. Soms zijn belangen gemeenschaplijk, soms lijken ze strijdig. Er is sprake van veel onzekerheid (weer, politiek). De schipperaanpak in (beeld-)communicatie zal vooral worden ingezet bij taken en projecten die gericht zijn op veranderingsprocessen. Het kan daarbij zowel gaan om verandering van taak of werkwijze binnen een organisatie intern, maar ook om het samen met externe doelgroepen bereiken van een nieuwe visie en een aangepast werkproces. Het betreft vaak een serie samenhangende taken en projecten. Soms is het einddoel nog niet concreet te omschrijven. Zeker is dat een goede koers moet worden uitgezet, regie wordt gevoerd en een open planning nodig is. Beelden spelen in deze aanpak een zeer belangrijke rol als referentie en toetsing tijdens de lange rit (positiebepaling, monitoring). Als extra vereisten van deze vorm van communiceren gelden: - definitie van het procesdoel, samen met de doelgroep/partners - onderzoek naar sturingsmiddelen: bijvoorbeeld (plan-)kaarten, spelprogramma’s - experimenten met sturingmiddelen - bepalen van gewenste beeldkwaliteit (uitstraling, informatiewaarde) - ontwikkelen van gemeenschappelijke beeldtaal (exposities, workshops) - stimuleren beeldgebruik door individuen (prijsvraag) - ontwikkelen van beeldcultuur (training, hulpmiddelen) - instellen regelmatig beeldoverleg tussen betrokken partijen - ontwikkelen formats/macro’s en beeldbank. figuur 9: Gebaren als beeldtaal, door: Will Eisner
Beeldtaal Er wordt wel gezegd dat beelden een universele taal spreken. Voor een deel is dat juist, want mensen herkennen verschijnselen in hun omgeving op eenzelfde wijze. In grote lijnen herkennen we de gelaatsuitdrukkingen van volken over de gehele wereld. En ook gebaren lijken vaak sterk op elkaar. Iedere taal berust op formele afspraken. Beelden zijn door hun complexiteit en hun context vaak op meer manieren te interpreteren. Bovendien is het referentiekader van de toeschouwer bepalend voor de interpretatie. Beeldtaal kampt dus met het probleem dat eenduidigheid in betekenis moeilijk of niet te realiseren is. Er is nog geen sprake van een algemene beeldtaal. Wel worden subtalen gebruikt, die een specifiek toepassingsgebied kennen, zoals: a. verkeerscommunicatie. De symbolen voor bewegwijzering in de gebouwde omgeving worden steeds meer algemeen gebruikt over de gehele wereld. De Olympische spelen van München waren daarbij een mijlpaal. Daar werd voor het eerst een compleet systeem van symbolen ontworpen, dat nog steeds wordt gebruikt. b. reclame en massamedia. Hoewel steeds sprake is van nieuwe beeld-tekst-constructies gelden daar-
18 bij toch algemenere regels voor het gebruik van beelden. c. weerberichten. De presentatie en het beeldgebruik gaat steeds meer toe naar een wereldwijd gebruikte symbolentaal. In weerberichten zien we de laatste jaren een trend naar steeds realistischer beelden. De symbolische wolken en regendruppels worden bewegende foto’s (animaties).
figuur 10: Mogelijke ontwikkeling van alfabet uit beelden; overgenomen uit “Visual Intelligence”, A.M. Seward Barry, 1997
De introductie van koppeling van beelden en beweging kan een aantal nadelen van stilstaand beeld ondervangen. In stripverhaal en de beeldroman ontstaat daarmee een verhaal met een eigen causaliteit en logica. Film schakelt beelden zo snel achter elkaar dat een continuïteit van beweging en ontwikkeling wordt gesimuleerd. Processen en veranderingen komen daarmee centraal te staan. In televisie-reclame wordt hiervan vaak goed gebruik gemaakt. Denk aan de wilde autorijder: “...het ochtendhumeurtje...”. De boodschap wordt duidelijk door de beweging van het beeld. We hoeven de effecten van de wegpiraat niet te zien. Ook uitleg in tekst is overbodig. Daarmee komen we weer op de grootste kracht van beelden: verbeeldingskracht. Wanneer die in mensen kan worden opgewekt communiceren we rechtstreeks met breinen. Gebruik van symbolen Het gebruik van beelden als stuurinformatie is al zeer oud. Visuele signalen zijn handtekens, gebarentaal, egyptische hieroglyfen, verkeersborden, pictogrammen voor bewegwijzering, maar ook kaartlegenda's, architectonische symbolen en symboolgebruik bij diverse wetenschappelijke en technische disciplines. Dit zijn allemaal voorbeelden van min of meer gestandaardiseerde symbolen, die een specifieke betekenis hebben. We kunnen ze vergelijken met begrippen uit de gesproken/geschreven taal. Veelal worden ze gebruikt om de toeschouwer/gebruiker te sturen of te attenderen op bepaalde eigenschappen of regels. De kracht van visuele symboolsystemen zit in: a. de snelheid van overdracht van een boodschap. In een oogopslag wordt een begrip duidelijk gemaakt. b de omvattendheid. Het is mogelijk complexe gehelen in een keer duidelijk te maken. c de onafhankelijkheid van taal en cultuur. Beelden zijn minder abstract en dus vaak universeler. d emotionele lading van beelden: een gebaar of een tekening kan gevoelens kenbaar maken. e ruimtelijkheid. Met beelden kunnen ruimtelijke kenmerken goed worden uitgedrukt De zwakte van het gebruik van beelden ligt in: a. de beperkte informatiewaarde van beelden: eenvoudige beelden (symbolen) omvatten slechts een specifiek begrip. Complexe beelden zijn moeilijk te begrijpen (voor leken). b de grofheid van beelden. Finesses en abstracties kunnen moeilijk in beelden worden vertaald c gebrekkige logica en causaliteit. De rede en samenhang van oorzaak en gevolg is moeilijk in beelden te vangen. d het onbekende van beelden, symbolen die niet bekend zijn kunnen
19 zeer verwarrend zijn. Er wordt geen algemene scholing gegeven in de betekenis van symbolen, buiten specifieke toepassingen (verkeerstekens, vakopleidingen). e de tijdfactor ontbreekt veelal, eenvoudige beelden zijn statisch. Doelgroepen Alvorens we beginnen beelden de wereld in te zenden is het nodig dat we de doelgroep waarmee we willen communiceren bepalen. Een goede manier om dat te doen is het gebruiken van het schema ‘omgevingsanalyse’. Iedere taak of project heeft op een bepaalde manier te maken de vier kwadranten van het schema. Aan de kant van de input hebben we te maken met beslissers en toeleveraars. Aan de kant van de output zijn er de gebruikers en de beïnvloeders. Deze laatste groep is misschien niet zo gemakkelijk te herkennen. Het zijn personen en (belangen-)groepen die op de achtergrond ‘meesturen’. Een project kan wel direct worden aangestuurd door een stuurgroep, maar de leden daarvan luisteren ook naar ‘signalen uit de samenleving’. Vroeg of laat worden die belangrijk. Het schema kan worden gebruikt voor zeer complexe taken/projecten, maar ook voor werk van beperkte reikwijdte. Door in ieder van de kwadranten zo precies mogelijk de doelgroep te definiëren ontstaan een beeld van het ‘omgevingsnetwerk’. Niet alle personen en groepen zullen even intensief betrokken zijn. De drie concentrische cirkels vertegenwoordigen een afnemende mate van betrokkenheid. We kunnen ook zeggen dat er een verschillende vorm van communicatie plaatsvindt, respectievelijk: participatie, consultatie en informatie. figuur 11: Omgevingsanalyse
Beïnvloeders
output
STURING
project- of taakgroep
Bestuurders
input
participatie consultatie informatie
Gebruikers
INHOUD
Toeleveraars
20
Communicatieschema: wisselwerkingen
STURING
Beïnvloeders
Bestuurders
voorstellen
richtlijnen/ middelen
instemming
verantwoording
IN
UIT produkten
antwoorden
klachten/ bloemen
Gebruikers
vragen
Toeleveraars INHOUD
21
5 Functies van beelden Afbeelding - foto - aanzicht - perspectief - toekomstbeeld - voorbeeld
Organisatie - plattegrond - kaart - org. schema - matrix
Verklaring - doorsnede - gebruiksaanwijzing - grafiek - stroomschema
Verankering - logo - symbool - vlag/wapen - associatie - beeldmerk
positief
Uit uitgebreid onderzoek naar de resultaten van vele studies komen vier functies van beelden naar voren die een aantoonbaar effect hebben op begrijpen en onthouden van boodschappen. Het gaat in dat onderzoek om het verschil tussen tekst met en tekst zonder beelden. De vier ‘leerfuncties’ van beelden zijn: - Afbeelding: de visuele concretisering van een verhaal of opsomming - Organisatie: de ordening van zaken in een schema of overzicht - Verklaring: de uiteenzetting van logische verbanden of werking - Verankering: de opslag van kennis in het geheugen via beeldassociatie. Voor ieder van deze vier "leerfuncties" is aangetoond dat gebruik van beelden aanwijsbaar een positief leereffect heeft. Verankering geeft daarbij de beste resultaten te zien (Levin e.a.,1987) Naast de "leerfuncties" kunnen beelden ook andere functies vervullen, zoals: - Decoratie/Motivatie: opwekken van de kijker tot lezen, kijken of kopen. - Attendering/Markering: richten van de aandacht van de kijker/lezer op belangrijke informatie of boodschappen. Van deze beeldfuncties is niet gebleken dat ze een positief leereffect hebben. Dat wil niet zeggen dat ze nutteloos zijn. Wel moet worden bedacht dat decoratie hooguit een prettig gevoel voor de lezer oplevert, maar niets zegt over de inhoud, en daarvan zelfs kan afleiden. Attendering wordt in de reclame zeer veel gebruikt (posters, advertenties, affiches). De aandacht van de kijker wordt ontegenzeggelijk getrokken door opvallende beelden. Maar daarna begint pas het proces van informatieoverdracht en opslag van informatie. Daarbij moeten de eerder genoemde vier ‘leerfuncties’ in stelling worden gebracht. Of de informatie moet via taal worden overgebracht. Uit onderzoek naar de mate waarin beelden, toegevoegd aan tekst, er voor zorgdragen dat de informatie beter wordt begrepen en onthouden blijkt ‘verankering’ verreweg de beste resultaten op te leveren. (zie figuur 12). Opvallend is dat deze beeldfunctie in nota’s, rapporten en brochures nauwelijks wordt gebruikt. Men grijpt snel naar foto’s, die relatief het geringste leereffect hebben van de vier functies. En vaak zijn dat nog meer sfeerbeelden (decoratie) of thematische foto’\s, die niet een rechtstreekse vertaling zijn van wat de tekst wil zeggen. Hier valt door nauwkeurig gebruik van beelden nog veel te winnen. verankering
1,25 1,00
verklaring organisatie
0,75 0,50
afbeelding 0,25
negatief
decoratie - 0,25
figuur 12: het leereffect van verschillende beeldfuncties
bron: Levin, J.R, G.J. Anglin, R.N. Carney, “On the empirically Validating Functions of Pictures in Prose”, in: Willows, D.M., H.A. Houghteon (ed.) “The Psychology of Illustrations”, vol. 1; Springer Verlag, New York, 1987
22
Gebruik van beeld bij tekst Enkele handvatten en enkele voorbeelden
Saskia van den Heuvel, redacteur Jeugdjournaal Op welke manieren kunnen beelden bij tekst gebruikt worden? 1. Ter ondersteuning van de tekst. Het beeld en de tekst sluiten op elkaar aan. Je ziet wat je hoort of leest. 2. Verklarend. Het beeld legt uit wat je hoort of leest. Bijvoorbeeld grafische ondersteuning. 3. Het beeld geeft de emotie weer van het geschreven of gesproken woord. Denk aan het gezegde: ‘1 beeld zegt meer dan 1000 woorden.’ Het afstemmen van beeld op tekst. Bepaal wat voor soort beeld een tekst nodig heeft. 1. Het ondersteunende beeld. De tekst is moeilijk of taai zelfs en heeft beeld nodig om de tekst te kunnen behappen. In de ergste gevallen moet een tekst worden ‘opgeleukt’ met beeld. Bij het maken van televisie is het ondersteunende beeld het meest gebruikte beeld. Niet omdat een tekst moeilijk of taai is (kan wel natuurlijk) maar omdat er bij televisie nu eenmaal beelden horen. Tekst en beeld sluiten in de meeste gevallen op elkaar aan, ondersteunen elkaar. 2. Het verklarende beeld. Voor een leek is de geschreven tekst moeilijk te begrijpen. Een plaatje verduidelijkt. Denk aan de gebruiksaanwijzing voor een computer, de route die een ballonvaarder heeft afgelegd of de ligging van het Afrikaanse land Mali.
3. Het beeld geeft de emotie weer die bij de tekst hoort. Soms zegt één beeld meer dan een heleboel woorden. Denk aan een ‘zielig’ kindje op de folder van een hulporganisatie, schaatsster Marianne Timmer die haar coach in de armen valt na een overwinning, uitgeputte vluchtelingen.
TIPS! *Tekst en beeld mogen niet ‘scharen’. Als het beeld de lading van de tekst niet dekt, wordt de informatie alleen maar onduidelijker. Beeld en tekst moeten dus op elkaar aansluiten. *Pas op voor het ‘plaatje-praatje-effect’. Niet alle tekst heeft beeld nodig. Sommige gegevens zijn zo duidelijk dat er geen ondersteuning of ver duidelijking van beeld nodig is. Als er teveel beeld wordt gebruikt kan dat gaan irriteren.
23 Gebruik van beeld bij het Jeugdjournaal De beeldbronnen van het Jeugdjournaal: 1. De beelden die worden aangeleverd via de EuroVisieNieuwsuitwisseling, de EVN. De EVN is opgezet door de European Broadcasting Union in Geneve. In heel Europa en ook daarbuiten zijn tientallen omroepen, televisiezenders en persbureaus op dit netwerk aangesloten. Het doel is eenvoudig; het uitwisselen van beeld, zodat niet iedereen met een eigen cameraploeg op een onderwerp hoeft af te gaan. De beeldleveranciers zijn alle leden, de omroepen, televisiezenders en persbureaus dus. Zo kan op een dag de NOS beeld van het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag aanbieden, de BBC een bomaanslag in Noord Ierland en heeft een persbureau de overstromingen in Bangladesh vastgelegd. 2. Beelden aangeleverd door persbureaus. De persbureaus werken op eenzelfde manier als de EVN. Maar de afnemers moeten lid zijn van het persbureau. De bureaus leveren ook beeld voor de EVN, maar hun eigen uitwisselingen zijn vaak langer, gedetailleerder en hebben ook features. Mooie verhalen net even naast het nieuws. 3. Materiaal gefilmd door eigen camera-ploegen. Dagelijks gaan er voor het NOS-journaal zo’n 8 tot 12 ploegen op pad om eigen nieuws te ‘draaien’. De ploegen worden vrijwel allemaal voor meerdere onderwerpen per dag ingezet. 4. De grafische ondersteuning uit onze toverdoos, de ‘paintbox’. Een enorme computer waar ik niets van snap, maar waar hele mooie plaatjes uitkomen. Het journaal en het jeugdjournaal hebben dagelijks de beschikking over zo’n toverdoos. Het journaal maakt daar minder intensief gebruik van dan het jeugdjournaal. Voor ingewikkelde buitenland onderwerpen bijvoorbeeld die nogal wat uitleg behoeven. Zoals de problemen in Kosovo. Met de computer kunnen poppetjes worden getekend die de Serviërs voorstellen en poppetjes die de Albanezen voorstellen. Geef ze een verschillende kleur, zet negen Albanezen in Kosovo en één Serviërs. I der kind begrijpt dat de overgrote meerderheid van de bevolking in Kosovo Albanees is. Het journaal kan volstaan met te zeggen dat negen van de tien inwoners Albanees is. Hoewel die informatie met ondersteuning van plaatjes sterker overkomt. In één oogopslag is duidelijk dat de Albanezen een overweldigende meerderheid vormen. De paintbox wordt met name gebruikt voor het verklarende beeld. De EVN en de Persbureaus Het systeem van de EVN en de persbureaus klinkt heel handig. Voor een deel is het dat ook. Zo snel als mogelijk is er beeld beschikbaar uit de meest verre uithoeken van de wereld. Maar het probleem is dat wij geen invloed hebben op de manier waarop een gebeurtenis in beeld is gebracht. Zo worden we geregeld geconfronteerd met zeer gruwelijke beelden. Beelden die in Nederland door vrijwel geen enkele afnemer worden gebruikt. Zou dezelfde gruwelijkheid op enige afstand zijn gefilmd, dan kan zo’n shot wel worden gebruikt. Waarom gebruiken we de gruwelijke beelden niet? De eerste reden is duidelijk, het is gewoon te gruwelijk. Kijkers schrikken ervan. Onze jonge kijkers krijgen er nachtmerries van.
24 Maar er is een andere reden; beeld mag niet te veel afleiden. Soms is beeld zo gruwelijk, vreemd, apart, raar, juist heel mooi, dat niemand meer hoort wat er verder gezegd wordt.
De lengte van de beelden vormt soms ook een probleem. Indrukwekkende beelden schieten soms in een noodtempo voorbij. De gebombardeerde fabriek in Sudan bijvoorbeeld. Tientallen shots van zo’n twee seconden per stuk. Eén lang shot van 8 seconden kan soms veel meer zeggen, en brengt veel meer rust, dan 4 korte shots. En dan is ook de invalshoek die gekozen wordt door de persbureaus lang niet altijd de onze. De persbureaus gaan voor het nieuws. Zoveel mogelijk shots en informatie in zo weinig mogelijk tijd. De verhalen blijven meestal aan de oppervlakte hangen, terwijl een ‘micro-verhaal’ vaak veel meer duidelijk maakt en zeker meer indruk maakt. De beelden van stromen vluchtelingen in bijv. Kosovo kent iedereen. Maar als daar één familie uit wordt gepikt, of één persoon, gaat zo’n verhaal leven. Ook door de beelden. Zo’n centrale figuur komt elke keer opnieuw terug. De informatie wordt persoonlijk gemaakt, om informatie kunnen kijkers veel makkelijker heen, dan om een persoon. Na de oorlog in Rwanda waren er tienduizenden vluchtelingen in de kampen in Zaïre. Jeugdjournaal-verslaggever Aletta Oosten trof de jongen Buseruka aan die van zijn ouders was gescheiden door de oorlog. Dat verhaal is bij veel kijkers lang blijven hangen. Buseruka werd zelfs het symbool van een hulpactie. En daar komt dus het verschil tussen eigen materiaal en gekocht materiaal om de hoek. Het beïnvloeden van beeld. Soms voldoet het bestaande beeld niet, sluit het niet aan bij de tekst. Dan is er voor ons de mogelijkheid om het beeld te beïnvloeden. Een eenvoudig voorbeeld: de kleur veranderen. Een beeld dat zwart-wit gemaakt is, duidt vrijwel altijd op het verleden. Maar er zijn ook andere mogelijkheden. Soms lijken beelden te veel op elkaar. Het wordt een brei van beelden, die de informatie, de tekst niet langer ondersteunen of verklaren. Een voorbeeld: De Tour de France. Bij het afstappen van de TVM-ploeg besluit de Jeugdjournaal-redactie om een overzichtje te maken van de gebeurtenissen die tot het afstappen hebben geleid. Het beeld is slecht, soms door de bosjes gedraaid, of lijkt heel erg veel op elkaar. Wielrenners, wielrenners en nog eens wielrenners. Na een beetje puzzelen besluiten we het beeld een paar seconden stil te zetten bij iedere nieuwe gebeurtenis. In dat stilstaande beeld verschijnt een eenvoudige tekst als ‘de volgende dag’, of ‘een week later’. Zo weet de kijker precies waar hij is, ook al lijkt het beeld veel op elkaar.
25
6 Beeldvorming Beeldvormen Voor het weergeven van beelden kunnen talloze vormen worden gekozen. Het palet van beeldvormen op blz. 26 geeft daarvan een overzicht. In principe is de keuze van een beeldvorm vrij. Juist door het op onverwachte plaatsen gebruiken van een schema of een cartoon kan je de kijker prikkelen, en daardoor nieuwe informatie geven. Toch heeft iedere beeldvorm eigen kenmerken en sterke punten. In de drie reeksen op blz. 27 worden die kenmerken geordend in drie kolommen die achtereenvolgens abstractieniveau, hersenhelft en complexiteit als criterium hebben.
inhoud + doel
Zijn we op zoek naar een geschikte beeldvorm voor een bepaalde presentatie of publicatie, dan kan het onderstaande schema behulpzaam zijn. Vanuit doel en inhoud worden de te gebruiken beeldfuncties (zie h.5) bepaald: “welk soort informatie wil ik overdragen?” Dat leidt reeds tot een eerste selectie, omdat bijvoorbeeld een schema nu eenmaal geen goede ‘afbeelding’ van een onderwerp kan opleveren, maar wel inzicht in ‘ordening’ kan geven. Daarna wordt gekeken welke andere ‘beeldkwaliteiten’ van belang zijn. Een nogal abstract betoog kan vragen om enkele zeer concrete (voor-)beelden. Complexe zaken kunnen door een zeer eenvoudig schema begrijpelijk worden gemaakt. Droge kost wordt met een cartoon verhelderd. Maar bedenk: deze keuze mag het overdragen van (essentiële) informatie niet in de weg gaan staan. De eerste selectie, die van de beeldfunctie, blijft maatgevend.
beeldfunctie(s) 1e selectie: beeldvormen “range”
beeldpalet
beeldvorm
2e selectie: abstractieniveau
hersenhelft
complexiteit
sfeer
kosten
...........
26
Palet beeldvormen
actiefoto
doorsnede
kaart
nieuwsfoto
portret
verkeersbord
bouwplaat
zwaailicht
collage
(draad-)model
groepsfoto
grafiek
landschapsfoto
org.schema
schema
schilderij
logo
perspectief
schets
maquette
matrix
constructietekening
impressie
beeldmerk
pictogram
plattegrond
cartoon
sfeerbeeld
strip
hologram
27
Beeldvormen geordend: abstract
linker helft
matrix
eenvoudig
constructie tekening
verkeersbord
grafiek bouwplaat
schema
model
pictogram
doorsnede
schets
beeldmerk
plattegrond
collage
portret
kaart
impressie
groepsfoto
sfeerbeeld
landschapsfoto
foto
concreet
logo
rechter helft
complex
28 Beelden ontwerpen In onderstaand schema is een manier van ontwerpen van beelden door associatie geschetst. Het aardige van deze methode is dat we twee kanten uit kunnen werken: van idee naar beeld, maar ook omgekeerd. In dat laatste geval laten we beelden op ons inwerken en proberen te herkennen welke relatie ze hebben met ons onderwerp. Vaak gaat dat via enkele stappen waardoor we een steeds sterker beeld ontdekken. En niet te vergeten: we kunnen daardoor ook geheel nieuwe ideeën krijgen. figuur 14: Werkwijze beeldvorming
Analyseer
IDEE
bepaal de kern van de boodschap
Associeer
project
kerntaak
leg een relatie met een sterk/herkenbaar/simpel beeld kerntaak
voetbal
Selecteer neem de meest verwante eigenschappen van het beeld voetbal
Accentueer
bal in beweging
versterk het beeld door het opvallend en aantrekkelijk te maken bal glimmende bal in actie
BEELD
Technieken Het gebruik van beelden is sterk afhankelijk van technologische vindingen. Wat dat betreft staan we op een omslagpunt. Kon een sterke PC tien jaar geleden nog maar nauwelijks met zeer simpele plaatjes overweg, tegenwoordig lijken er nauwelijks meer grenzen aan het realiteitsgehalte van computerbeelden. Foto-simulatie, interactiviteit en drie-dimensionaliteit liggen binnen handbereik. We zijn van het Pac-Man tijdperk overgestapt naar Tomb-Raider. En de ontwikkeling gaat nog veel verder. Het einde van de beeldtechniek lijkt het interactieve hologram te zijn. Beeld en werkelijkheid zullen daarmee vrijwel niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Technieken die langzamerhand binnen ieders handbereik liggen zijn: - scannen (met goedkope A-4 scanner) - digitaal schetsen, met behulp van de ‘art-pad’ (tekentabletje) - opmaken (via tekstverwerkingsprogramma’s) - kopiëren, tot A-3, met vergroten en verkleinen - printen, in kleur via inkjet-printer. Publicatievormen Beelden kunnen worden opgenomen in allerlei publicatievormen: van interne notities tot CD-ROM’s. In bijlage b. wordt hiervan een overzicht gegeven en worden kwaliteitsprofielen geschetst. Het proces van beeldvorming Het beeldvormingsproces kan worden onderverdeeld in vier stappen: 1 ideevorming, 2 ontwerp 3 productie 4 presentatie 5 effectuering/evaluatie
analyseren associëren relateren componeren
ontwerpen:
geheugen: schema grafiek kaart luchtfoto etc.
-
archief beeldbank tijdschriften etc.
beeldvormen:
beeldbewerking
-
brochure poster interne notitie rapport nota boek niet gedrukt
publicatievormen
beeld/tekst: - verwijzing - inpassing
-
papier overheadsheet dia video CD-ROM internet
- feed-back - follow-up
5 effect
publicatie
presentatie
4 presentatie
reproductietievormen
reproductie
voorbereiding
3 productie
(grafisch) vormgeven
beeld/beeld - collage
redigeren
-
tekenen
fotograferen
2 ontwerp
bronnen:
geestesoog: - innerlijke aanschouwing - verbeelding - droombeelden
ogen: - kijken - zien
1 ideevorming
D O E L G R O E P 29
30 Met name de eerste twee stappen zijn van cruciaal belang voor de ontwikkeling van goede beelden. In de praktijk is het echter vaak in fase 3 dat aan beeldvorming wordt gedacht. Eigenlijk is er in inhoudelijk opzicht nauwelijks meer iets te bereiken. Uiteraard is die fase voor de technische kant van de beeldvorming wel degelijk van groot belang. 1 -
IDEEVORMING Omgevingsbeeld (zie h.4) Communicatiestrategie (zie h.4) Interne beeldenstorm: verzamelen van persoonlijke beelden, opbouwen van een beeldarchief
2 ONTWERP - Productdefinitie: een startnotitie voor grotere of terugkerende producten - Informatie en overleg: Informeer alle toekomstig intern betrokkenen Bespreek kwaliteit, verantwoordelijkheden en fasering. - Inventarisatie: verzamel knipsels/kopieën, ga zelf met de camera op stap en scan goede foto’s t.b.v. het digitaal archief. Maak een lijst van gewenste beelden en formuleer een zoek-/teken-/foto-opdracht voor het realiseren van beelden. - Bewerking: beoordeel de verzamelde (ontwerp)beelden op hun vorm en functie. Pas de ontwerpbeelden zo nodig aan of zoek/maak andere. - Vormgeving: voeg beelden en tekst samen in een tevoren bepaald opmaakstramien. Gebruik daarvoor zo nodig de ‘huisstijl’ of ‘projectstijl. Zorg ervoor dat de opmaak steeds dienstbaar blijft aan het communicatiedoel. 3 PRODUCTIE EN 4 PRESENTATIE De productie en presentatie/publicatie in hun volle breedte vallen buiten de reikwijdte van deze cursus. In bijlagen b en c worden de belangrijkste aspecten betreffende het gebruik van beelden besproken. 5 EFFECTUERING EN EVALUATIE - Meten van de effecten: vergelijken van de resultaten met de vooraf geformuleerde streefdoelen. - Evaluatie: achteraf bezien of beslissingen op het gebied van beeld vorming wel steeds even effectief en efficiënt zijn uitgevoerd. In het schema op blz 29 worden de verschillende stappen in het beeldvormingsproces weergegeven.
Organisatie Het begeleiden van beeldvormingsprocessen, zeker bij meer complexe taken of projecten vraagt het nodige aan organisatie. Hoe goed de voornemens ook zijn, wanneer niet alle betrokkenen in het proces optimaal met elkaar samenwerken is de kans zeer groot dat er weinig van terecht komt. In dit opzicht heeft tekstvorming een grote voorsprong op beeldvorming. De techniek is er veel eenvoudiger en er bestaan allerlei voorzieningen voor de regie en redactie van tekst. Voor beelden is dat meestal niet het geval en moeten we dus zelf het initiatief nemen. Een inventarisatie van verantwoordelijkheden en een planning van activiteiten is daarbij onmisbaar. Afhankelijk van de omvang van de taak/ het project zal een (regelmatig) overleg tussen de diverse partijen moeten plaatsvinden. Ook daarvoor moeten tijdig voorzieningen worden getroffen. Onderstaand schema geeft een overzicht van de betrokken partijen bij een omvangrijk project. Met behulp daarvan kan een plan van aanpak worden gemaakt.
31
figuur 15: Organisatie van een complexe publicatie of presentatie
Een nieuwe figuur in dit schema is de “procesmanager” die van begin tot eind verantwoordelijk is voor tijd, kwaliteit en geld. De procesmanager kan op belangrijke momenten knopen doorhakken waar andere partijen het totaalbeeld uit het oog verliezen. Daartoe moet een dergelijke persoon wel van voldoende niveau zijn en ook over een duidelijk mandaat beschikken.
STUURGROEP INTERN/EXTERN
proces manager
PROJECTGROEP
FOTOGRAAF AUTEUR(S) TEKENAAR/ KARTOGRAAF
INTERN/EXTERN
ONTWERPER
REDACTEUR
beeldteam (TYPO-)GRAFISCH VORMGEVER
BEELD-REDACTEUR
UITGEVER
VOORLICHTER DRUKKER DISTRIBUTEUR
PRESENTATOR
Publicatie/ Presentatie DOELGROEP
32
Jongleren met beelden Huug Schipper / Studio Tint Het gebruik van beeld maakt dat een verhaal (tekst) opvalt en beter en sneller begrepen wordt. Maar welke beelden je kiest, in welke vorm en hoe je ze laat zien, hangt af van een aantal overwegingen. Eerst moet je duidelijk voor ogen hebben voor wie jouw boodschap bedoeld is (doelgroep). Houd rekening met de veronderstelde belevingswereld van die groep. Als je beelden verzint of verzamelt om je verhaal te vertellen of te ondersteunen, doe je dat vanuit je eigen verbeeldingskracht en smaak. Herkent de bedoelde ontvanger het beeld? Begrijpt en waardeert hij het net zoals jij? Niet alleen de keuze van het beeld, maar ook die van de beeldvorm wordt beperkt door de groep mensen tot wie je je wilt richten. (Ter illustratie: bij voorlichting aan tienjarigen gebruik je eerder eenvoudige illustraties dan ingewikkelde. Staafdiagrammen en grafieken vereisen van de ontvanger enige kennis en visuele getraindheid en zijn daarom minder voor de hand liggende beeldvormen voor onderwijsdoelen op de basisschool.) Franz Schmitz en Hans Gleijm
De volgende stap is het antwoord op de vragen: wat wil je in beeld brengen en hoe doe je dat?
Waar haal ik mijn beelden vandaan? Beeld verzinnen en (laten) maken bij het doorlezen van de te illustreren tekst. Een creatief proces dat niet ingewikkeld hoeft te zijn: bij een interview zet je al snel een foto van de geïnterviewde. Wanneer je fantasie je in de steek laat kan je bestaande beelden uit tijdschriften verzamelen of beeldbanken raadplegen, om op een idee gebracht te worden of letterlijk beelden over te nemen.
33
Je kunt het beeldmateriaal ook zelf maken. Tips voor het maken van beeld (speciaal bedoeld voor mensen die denken of zelfs zeker weten dat ze dat niet, nooit!, kunnen.)
voorbeeld ‘gedachteloos krabbeltje’:
Maak een piepklein tekeningetje met ballpoint of potlood. Gedachteloos tijdens telefoongesprekken neergekrabbelde vormpjes in de marge van het notitieblok zijn vaak al geschikt om het volgende uit te proberen: vergroot de kleine krabbels mbv de kopieermachine extreem (naar A3-formaat bij voorbeeld. Je kunt kopieën ook doorvergroten). De lijnvoering van de enorme krabbel die nu ontstaat, blijkt onverwachte eigenschappen te bezitten. Fragmenten van de krabbel blijken grote gelijkenis te vertonen met bestaande objecten. Zo’n fragment kan fungeren als op zichzelf staande illustratie. Herhaal deze oefening met zelfgemaakte foto’s. (‘kiekjes’ zijn zeer geschikt voor dit experiment) Kleine objecten overdreven groot afbeelden. Een paperclip, schroefje, bromvlieg, fietssleutel o.i.d. herkennen wij vooral door hun kleine formaat. Beeld je ze af op, bij voorbeeld, A4-formaat, dan is het effect vaak heel groot.
De titels op de verschillende ‘dragers’ (rapport- en boekomslagen, poster) geven de krabbel betekenis
34 Werk je met uitsluitend zwart op wit, draai het dan eens om. Een witte tekening of tekst op een zwart vlak is verrassend. (zie de variaties met het ‘gedachteloze krabbeltje’)
Voorbeelden: ‘Gids voor de Moderne Architectuur in Den Haag’ en ‘Utopia’
Hoe selecteer ik de juiste beelden? Letterlijk of overdrachtelijk? Probeer een beeld te vinden (verzinnen) dat past bij de kern van je verhaal. Een makelaar in woningen zal eerder de afbeelding van een huis op zijn bedrijfsbrochure zetten, dan een zelfportret van Rembrandt. Hij kiest voor een letterlijke verbeelding van zijn kernactiviteit: het verkopen van huizen. Je kunt je overigens afvragen of dit altijd het meeste effect sorteert. Want wat gebeurt er eigenlijk wanneer een cliënt een brochure ontvangt met daarop in duidelijke letters ‘Jansen Makelaardij in onroerend goed’ en daaronder de afbeelding van Rembrandts zelfportret? Misschien verkoopt die Jansen wel heel oude kapitale panden, waarin een echte (of valse) Rembrandt goed zou passen. Misschien ziet Janssen het (ver)kopen van huizen wel als een vorm van cultuur. Wie weet? Het lijkt in ieder geval de moeite waard de brochure met meer dan normale belangstelling nader te bekijken.
Waarschuwing: Hoed je voor beelden die zo treffend of voor de hand liggend zijn dat zij te vaak gebruikt worden. Deze zogenaamde clichés (zoals puzzelstukjes en krantenknipsels) zijn weliswaar altijd juist, maar nauwelijks effectief – en vaak dodelijk saai – door hun afgesleten attentiewaarde. Voorbeelden: Poster Boekomslag Folder
Welke drager (medium: omslag, poster, folder, tekstpagina in een rapport e.d.) gebruik je? Alle dragers wekken vanuit zichzelf al een beeldverwachting. Een poster bevat vaak een korte, explosievere boodschap die in een oogwenk over moet komen, terwijl je voor een tekstpagina meer tijd nodig hebt. Hou er dus rekening mee dat elke drager zijn eigen beeldvoorwaarden heeft (zoals: kijkafstand en kijktijd).
Hoe breng je het beeld in beeld? (vormgeving) Afwijkende kijkstandpunten kunnen het beeld iets extra’s geven: het kikkerperspectief en het vogelperspectief.
Kikkerperspectief
Vogelperspectief
Hoe combineer ik verschillende beelden en teksten? Vormgeving en lay-out (plaatsing) Tekst en beeld moeten tot een sterk communicerende eenheid worden samengebracht. Om die te bereiken hanteer je een aantal vuistregels: - complexiteit zoveel mogelijk terugbrengen (versimpelen). Hou de tekst-beeldcombinatie zo overzichtelijk mogelijk. - vaak leidt het lukraak plaatsen van tekst- en beeldflarden tot chaos in plaats van de beoogde ‘levendigheid’. Blijf dus helder. Stel jezelf de vraag: wat is het belangrijkste beeld(element)? Dat is de ‘held’ van de drager. Overige tekst en/of beeldonderdelen moeten als ‘secondanten’ behandeld worden. Zij zijn ondergeschikt aan de held. - In het algemeen is een beeld (of een drager met tekst-beeldcombinatie) effectiever met een hoog contrast dan met een laag contrast. - Kijkvolgorde en -richting. Vanaf ons eerste bewustzijn is ons geleerd om van boven naar beneden te kijken en (daarna) van links naar rechts. Het ligt dus voor de hand daar rekening mee te houden. (de ‘held’ dus eerder boven dan beneden plaatsen)
35
voorbeelden: boek- en brochuretypografie
- Tekst is ook beeld. Maak tekstregels niet te breedlopend. Hou 60 à 65 lettertekens per regel aan, dat leest het gemakkelijkst. Meer tekens per regel versnellen de leesmoeheid. Soms laten tekstgegevens zich vertalen in lijstjes, grafieken, tabellen, diagrammen e.d. Maak gebruik van deze ‘infographics’: ze verluchtigen en verduidelijken de tekst.
voorbeelden: typografie als beeld
De beelden die je voor ogen hebt zullen vaak de vorm hebben van een foto of een tekening. Maar ook met tekst (letters) kan je beelden maken.
36
37
7 Literatuur - Aicher, O., Krampen, M., "Zeichensysteme der visuelen Kommunikation, Handbuch für Designer, Architekten, Planer, Organisatoren", Verlagsanstalt Alexander Koch GmbH, Stuttgart 1977 - Baudrillard, J., "Fatale strategiën", uitg. Duizend en Een, Amsterdam, 1985, blz.10/11). - Bono, E. de; "Water logic"; Penguin Books, London, 1994) - Bok, S.T., "Cybernetica", Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1970, blz 193/194) - Buzan, T.,"Use your head"; BBC Books, London, 1989). - Van Campen, C, "Beeldillusies", Cantecleer, De Bilt 1994 - Dietvorst, A.G.J., "Gelderse Vallei, Marketing of a region", Staringcentrum 1994 . - Eco, U., "Travels in hyperreality" Hacourt Brace Jovanovich, Publishers, Orlando USA, 1986, blz.9. - Foucault, M., "Discipline and power", In. C. Gorden (ed.), "Power/knowledge:Selected writings, 1972-77 (blz. 146-165), Pantheon, New York) - Freedberg, David; " The Power of Images, Studies in the history and Theory of Response; The University of Chicago Press; Chicago; 1989 - Geursen, Goos, "Tijdens de verkoop gaat de verbouwing gewoon door: over de nieuwe, chaotische orde in ons denken", Stenfert Kroese; Leiden, 1992 - Goldsmith, E, "Research into illustration, an approach and a review", Cambridge University Press, Cambridge, 1984 - Goldsmith, E, "The Analysis of Illustration in Theory and Practice", in: Willows. D.M., H.A. Houghton (ed.), The Psychology of illustration, vol. 1; Springer Verlag, New York, 1987. - Gombrich, E.H.,"Image and Code: Scope and limits of conventions in pictoroal representations", in: Image and Code; W. Steiner (de.), Michigan Studies in the Humanities, nr. 2, University of Michigan, 1981 - Houghton, H.A. an D.M. Willows (ed.), "The Psychology of Illustration", Vol. 1 en 2, Springer Verlag, New York, 1987 - Kessels, J., A. van der Kam en J. Tollenaar" "De Zaak Arlet, inleiding in de kennistheorie, Boom, Meppel/Amsterdam, 1989, blz. 118. - Knulst, W.P., "Van vaudeville tot video", Sociale en Culturele Studies-12, Sociaal en Cultureel Planbureau, Rijkwijk, juni 1989 - Knulst en Kalmijn 1988; SCP 1992: 306-307)- Sociaal en Cultureel Planbureau, - Levin, J.R., G.J. Anglin, R.N. Carney, "On empirically Validating Functions of Pictures in Prose", in: Willows. D.M., H.A. Houghton (ed.), The Psychology of illustration, vol. 1; Springer Verlag, New York, 1987. - Lanzing, J.W.A. en I. Stanchev; "Visual aspects of courseware engineering", in: Journal of computer assisted Learning, 10(1994) no.2; BlackwellScientific publications, juni 1994, blz.79). - Molitor, S , S.P.Ballstaedt, & H. Mandl; "Problems in knowledge acquisition from text and pictures." In: Advances in psychology, Vol. 58, Amsterdam, 1989.) - Seward, Ann Marie; “Visual Intelligence”, State University of New York Press, New York, 1997 - Sociaal en Cultureel Planbureau, "Sociaal en cultureel rapport 1994, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1994 - Stanchev, I., "Priciples and R&D aspects in instructional Visualisation", in: Principles and tools for instructional visualisation, Faculty of educational Science and Technology, Enschede 1994. - Steinbuch, K, "Menselijk en machinaal denken", 1961 (!)). - Urry, J, "The Tourist Gaze revisited", in: American Behavioral Scientist, Vol. 36 no. 2, nov. 1992, blz 172-186).
38
Bijlage a: Beeldbronnen en beeldarchivering Beeldrechten De stichting Auteursrechtmanifestaties geeft een prettig leesbare en duidelijke brochure uit met informatie over auteursrecht. Postbus 2184 1180 ED Amstelveen 020-3470405 De stichting Burafo, ter bescherming en handhaving van foto-auteursrechten, geeft een brochure uit met richtprijzen voor fotogebruik in alle soorten media. Postbus 707 1180 AS Amstelveen 020-3470282 Een aantal bronnen voor foto's:
Beeldbronnen ABC Press, goed materiaal (onder andere Magnum) uit het buitenland, vooral vanaf de Tweede Wereldoorlog. Oudezijds Achterburgwal 141 1012 DG Amsterdam 020-6249413 ANP, vooral binnenlands nieuws- en archiefmateriaal, maar ook steeds meer uit het buitenland. Digitale beeldbank. Handelskade 49 2288 BA Rijswijk 070-4141111 Hollandse Hoogte, vertegenwoordigt vele Nederlandse fotografen, heeft goed reportage- en portretmateriaal van de afgelopen twintig jaar. Postbus 14658 1001 LD Amsterdam 020-6276119 Maria Austria Particam Fotoarchief. Beheert de nagelaten archieven van een aantal, vooral Amsterdamse fotografen. Goed in de jaren '50 en '60. Amsteldijk 67 1074 HZ Amsterdam Nederlands Fotoarchief. Landelijk tegenhanger van bovenstaand archief. Door ministerie OCenW gesteund. Ed van der Elsken, Cas Oorthuys en andere grote namen uit de Nederlandse fotografie. Witte de Withstraat 63 3012 BN Rotterdam 010-2330788 Nederlands Foto Instituut. Heeft geen foto-archief. Kan adviseren bij het kiezen van fotografen voor opdrachten. Witte de Withstraat 63 3012 BN Rotterdam 010-2132011 Spaarnestad Fotoarchief. Zeer klantvriendelijk archief met materiaal vanaf eind vorige eeuw. Archieven van het Leven, Katholieke Illustratie en alle VNU-bladen. Groot Heiligland 47 2011 EP Haarlem 023-5185150 En nog enkele telefoonnummers: ANP Foto, t. 070 414 11 11 Benelux Press, t. 070 387 10 72 Font Shop (België), t. 00 32 09 220 26 20
39 Fotostock, t. 020 664 24 86 Image Bank, t. 020 575 33 24 Picture Box, t. 020 668 10 51
Beeldarchivering Beeldarchivering kan voor verschillende toepassingen vrij eenvoudig gerealiseerd worden. Voor het beheer van foto’s en dia’s zijn inmiddels geavanceerde programma’s verkrijgbaar zoals IMAGEFINDER. De ontsluiting is niet sterk gestructureerd. Voor digitale kaartbeelden kunnen binnen de geëigende programma’s databases aangelegd worden en voor drukwerk-producties biedt de module SEARCH van het programma ACROBAT uitstekende mogelijkheden. Het zijn echter oplossingen voor beperkte onderwerpen met doorgaans eenvoudige ontsluitingsvragen. Dit leidt zich goed voor projectbeeldarchieven. De archivering van complexe beeldproducten, verschillende bewerkingsprogrammatuur en apparatuur en inhouds- en themagerichte zoekfuncties vraagt om maatwerk. Pasklare oplossingen voor combinatie Mac, DOS en UNIX-materiaal bestaan (nog) niet. Bij de Rijksplanologische Dienst is gekozen voor het programma PORTFOLIO van Extensis dat is ontwikkeld voor het beheer van veelsoortige media. Het is geschikt voor Mac en Win’95, biedt de mogelijkheid voor een eigen zoekstructuur met uitgebreide referenties, toont de afbeelding in klein formaat en meldt waar en onder welke code het bestand is opgeslagen. Voor de feitelijke opslag moet een soort jukebox met CD-schijven worden geïnstalleerd. (Meer uitgebreide informatie hierover is te verkrijgen bij Ton Perquin, verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het RPD-beeldarchief: tel 0703393287)
Bijlage b: Publicatievormen m.m.v. Ton Perquin / Rijksplanologische Dienst Reproductie Voor de reproductie van informatie zijn diverse mogelijkheden en allen vereisen bepaalde voorwaarden in de aanlevering en verwerking. Hierbij wordt aangegeven welke de meest relevante rapportvormen zijn en welke de daarvoor vereiste voorwaarden zijn. Eenvoudig kopiëren Alleen geschikt voor minder belangrijke uitgaven in kleine oplage, zoals conceptrapporten of onderzoeksverslagen die nog niet gereed zijn voor officiële publicatie maar wel breed worden verspreid als final-check. Reproductie intern of extern met mogelijkheid voor kleurafbeeldingen. Aanlevering als opname-model, tekst volgens RPD-makro en beelden ingemonteerd. Intern; geen kosten, oplage; ± 200 Extern; wel kosten, oplage; ± 200 - 500 Digitaal kopiëren Alleen geschikt voor minder belangrijke uitgaven in kleinere oplage die definitief worden verspreid. Reproductie extern en aanlevering digitaal compleet opgemaakt of met materiaal compleet extern op te maken. Deze uitvoering wordt bepaald op basis van kosten in relatie tot uitvoering in druk. Extern; kosten, oplage ± 500 - 1000 Eenvoudig drukwerk Alleen geschikt voor minder belangrijke uitgaven in grotere oplage die
40 definitief worden verspreid. Reproductie extern en aanlevering digitaal compleet opgemaakt of met materiaal compleet extern op te maken of als opnamemodel met makro-tekst en beelden in-gemonteerd. Deze uitvoering wordt bepaald op basis van kosten in relatie tot digitaal kopiëren en kwaliteit aanlevering. Extern/kosten/oplage ± 1000 - 5000 Hoogwaardig drukwerk Alleen geschikt voor belangrijke uitgaven in grote oplage en definitieve verspreiding. Reproductie extern en aanlevering hoogwaardig digitaal, compleet opgemaakt in QuarkXPress of met materiaal compleet, tekst op flop en beelden digitaal en/of als opname, extern op te maken. Extern; kosten, oplage ± 1000 - 5000 Publicatievormen Op de volgende bladzijden wordt een aantal veel gebruikte publicatievormen gekarakteriseerd aan de hand van doelstelling, (beeld-)kwaliteit, de functie van beelden in de publicatie en productievoorwaarden: BROCHURES Vouwbladen Brochure / Populaire versie Periodieken Samenvattingen POSTERS Prik-/vouwblak Kaart Affiche Poster INTERNE NOTITIES Startnotitie Procesrapport Productrapport Evaluatie RAPPORTEN/NOTA’S Studierapport (minimaal) Studierapport (maximaal) Beleidsvoornemen Boek (jaarboek, handboek, etc.) NIET GEDRUKTE PRODUKTEN Presentatie/Klankbeeld Digitaal informatiebestand Simulatiemodel Spelprogramma
46
Bijlage c: Productieplanning, -tijd en -kosten door Ton Perquin / Rijksplanologische Dienst Productieplanning Beeldproductie is evenals beeldvorming een proces waarbij stap- of fasegewijs een product tot stand komt. De belangrijkste daarbij zijn: - opzetten van uitvoeringsplan voorwaarden bepalen waaraan het product kan en moet voldoen, Traject en tijdpad bepalen waarin het product wordt gerealiseerd. - inventarisatiefase verzamelen/ordenen van noodzakelijke geografische/alfanumerieke informatie. - bewerkingsfase bepalen van eenduidige afstemming van informatie in schaal, soort, kleur en lijnvoering en zo nodig het aanvul-len van ontbrekende infor matie. - integratiefase samenvoegen van alle componenten en verfijnen in nadere afstemming, elementen uit beeldconcept aanpassen/toevoegen, tekstinformatie zoals legenda en plaatsnamen toevoegen, resultaat beoordelen in een eerste plot/print. - optimaliseringsase in nauw overleg met ontwerper en/of opdrachtgever het uiteindelijke beeld bepalen aan de hand van kleurenplots/prints. - reproductiefase goedgekeurd model vermenigvuldigen als plot of kleurkopie voor brede beoordeling of als onderdeel van een (concept)rapport. - pre-pressfase bestandsmatige samenstelling geschikt maken voor drukken in oplage middels post-script bewerking en in digitale vorm aanleveren voor opmaak in QuarkXpress, of - lithofase in digitale vorm het bestand aanleveren bij externe lithograaf voor lithovervaardiging en resultaatbeoordeling in proefdruk. - drukfase kleurgescheiden films aanleveren bij drukker voor vermenigvuldiging in oplage/aantallen. Niet ieder beeldproduct volgt al deze fasen. Afhankelijk van de inhoudelijke en technische complexiteit wordt het proces geheel of gedeeltelijk gevolgd.
Productietijden Voor de beeldproductie is de uitvoering in kleur of zwart-wit nauwelijks meer relevant en ook het uiteindelijke formaat speelt niet zo'n grote rol meer als vroeger. Daarentegen speelt wel de gedetailleerdheid en resolutie, welke bepalend zijn voor de bestandsomvang, een belangrijke rol. Voor alle beeldproducten bestaan verschillen, lopend van eenvoudig tot zeer complex. Bij de kaartbeelden geeft dat extreme afwijkingen in de productietijden en kosten. Vandaar de volgende differentiatie.
47 Kaartbeelden - eenvoudig; variërend van 1/2 tot 1 hele dag (bestaande data, een enkel thema en nauwelijks redactie en ontwerp), - bewerkelijk; variërend van 1 tot 2 dagen, (bestaande data, meerdere thema's en meer redactie en ontwerp), - complex; variërend van 2 tot 4 dagen, (bestaande en te vervaardigen data, veel thema's en redactie en ontwerp), zeer complex; variërend van 4 tot 8 dagen, (te vervaardigen data, zeer veel thema's en ingewikkelde redactie en ontwerp). Grafieken en diagrammen lijngrafiek; 1/4 dag, staafdiagram; 1/4 dag, cirkeldiagram; 1/4 tot 1/2 dag, kartogram; 1/2 tot 1 dag, Schema's productieschema; organisatieschema; matrix;
1/4 tot 1 dag, 1/4 tot 1 dag, 1/4 tot 1 dag,
Illustraties sfeerbeelden en collages; dit is zeer sterk afhankelijk van aard en omvang opdracht, object- en locatiefoto's; naast aard en omvang van de opdracht spelen hierbij de afstand tot vertrekpunt en de weersomstandigheden een tijdsbepalende rol, Kosten Omdat het bij productie om vrij concrete processen met redelijk voorspelbare handelingen gaat is naast de factor tijd ook de factor kosten globaal aan te geven. Hierover het volgende. Een rijk geïllustreerde brochure van 3 pagina’s A4 gevouwen en dubbelzijdig in 3 kleuren bedrukt (zoals bij het project Voorbeeldplannen Vierde Nota). Beelden en tekst worden compleet opgemaakt in QuarkXpress en kleurgescheiden aangeleverd voor proef en druk. De globale kosten zijn: ontwerp en uitvoering litho’s en kleurproef druk in oplage 1500 ex. totaal
f 3.600,f 1.500,f 8.100,f13.200,-
per A4 per A4 per A4 per A4
f 600,f 250,f1.350,f2.200,-
per A4 per A4 per A4 per A4
f 400,f 15,f 835,f1.250,-
De kosten voor uitvoering zwart/wit zijn: ontwerp en uitvoering litho’s en print druk in oplage 1500 ex. totaal
f 2.400,f 90,f 5.010,f 7.500,-
Het volgende overzicht dateert uit ’93 maar is voor een belangrijk deel nog actueel. Menskosten - kartografische vormgevers grafische vormgevers/
f 150,-/f 135,-
per uur
48 beeldvormers alg. - werktekenaars/ DTP opmakers
f 85,-/f 100,-
per uur
- vergaderen pp - reisuren pp
f 150,f 75,-
per uur per uur
Scannen foto/dia (ANDO) 100cm zw 200cm zw 400cm zw 600cm zw 900cm zw 1000cm zw uitdraaien + f50,-
f 35,f 45,f 65,f 80,f 95,f100,startkosten;
kl kl kl kl kl kl
f 70,f 90,f130,f160,f190,f200,-
Drukwerk (zwart/wit/A4/tweezijdig/80gr). 96pag
144pag 192pag
300 expl. 500 expl. 1000 expl.
f 2950,f 3850,f 5650,-
f 4150,- f 5450,f 5550,- f 7200,f 8200,- f 10700,-
omslag/eenzijdig/persvernis 300 expl.
f 420,- + 100 expl.
Kleurendruk
??????
Kleurkopien (CRC)
1x
11x
101x
501x
1001x
A4/80gram/per stuk A3/ ,, ,,
3,50 6,20
3,30 5,80
2,70 4,90
2,15 4,05
1,95 3,75
overheadfilm/kopie A4 f 8,75 beeld of kleurcorrectie f 7,50 Fotowerk (Jautze) ontwikkelen; kleurnegatief zwartnegatief diapositief
f 6,f 6.f 7,50
f 5,f 5,f 6,-
f 3,50 f 3,50 f 4,50
vergrotingen
1x
5x
25x
20x25cm 30x40cm 50x70cm 100x100cm
f f f f
overheadsheets A4 A3 Opslag op CD-ROM
f 20,f 30,-
kleinb. rolfilm vlakfilm
12,50 f 7,50 40.- f 20,70,- f 45,200,- f120,-
prijs CD-ROM 550mb f75,kopieerkosten per sessie f25,kopieerkosten per 100mb/data f15,-
100x
f 5,- f 3,50 f 15,- f 12,50 f 32,50 -
f 20,-
49
Bijlage d: Oefeningen Oefening 1: Pictionary (20-30 min) 1. Maak een tekening die het getoonde begrip weergeeft. 2. Laat anderen raden welk begrip wordt bedoeld. 3. Bezie na een aantal keren welk type tekening snel duidelijkheid verschaft Oefening 2: Waardering van foto’s (10 min) 1. Bekijk de set foto’s aan de wand. 2. Schrijf per foto op een gele sticker welke de belangrijkste gevoelswaarde, kenniswaarde of beeldwaarde is de foto overbrengt. 3. Geef per foto niet meer dat één waarde op, en plak deze naast /onder de betreffende foto. 4. Vergelijk de verschillen in ‘beleving’ tussen de deelnemers, en ga na in hoeverre het beeld hiervan de oorzaak. Oefening 3: Ideevorming (10 min.) 1. Teken uit de hand op een blad papier 25 cirkels met een diameter van ca. 3 centimeter. 2. Voor aan ieder van deze cirkels nu iets toe waardoor de cirkel iets gaat voorstellen. Neem hiervoor 5 minuten de tijd. 3. Bekijk de het resultaat. Is het gelukt alle 25 een betekenis te geven? Is sprake van veel herhalingen van hetzelfde idee? 4. Probeer het ook eens met vierkanten en bekijk in hoeverre de vorm tot andere ideeën leidt. Oefening 4: Verhaal ontwerpen (10 min.) 1. Neem drie willekeurige afbeeldingen, bij voorkeur enkelvoudige voorstellingen. (bijvoorbeeld kaarten van kwartetspel). Leg ze op een vel papier. 2. Ga na hoe deze drie beelden aan elkaar verbonden kunnen worden. 3. Orden de drie beelden en teken in de omgeving ervan wat nodig is om de onderlinge relatie aan te geven. 4. Bekijk nu welk verhaal of welke boodschap is ontstaan. Gebruik eventueel een enkel woord om die te verduidelijken.
Oefening 5: Visualiseren van boodschappen (10 min.) 1. Gegeven is een bepaalde boodschap 2. Denk na over het beeld dat deze boodschap oplevert. 3. Neem een beeldkaartje. Bedenk nu wat dit beeld te maken heeft met de boodschap en met het reeds bedachte beeld. 4. Neem dat een tweede kaartje. Relateer ook dit weer aan de vorige twee. 5. Doe hetzelfde met een derde beeldkaartje. Tip 1: de relatie hoeft niet altijd de betekenis (‘gestalt’) van het beeld te zijn. Ook de vorm, de kleur of bepaalde bijzondere eigenschappen kunnen overeenkomen met (delen van) de boodschap. Tip 2: bedenk dat associaties niet ‘logisch’ hoeven te zijn. Juist ‘vreemde’, gevoelsmatige verbanden leveren nieuwe gezichtspunten op. Voor een derde persoon hebben dergelijke verbanden ook nieuwswaarde.
50 Oefening 6: Ont(k)leden van een verhaal - Lees het betreffende verhaal - Bepaal welke boodschappen er in het verhaal zitten - Rangschik de boodschappen naar: a. belangrijkheid, en b. nieuwswaarde. - Kies de boodschap met de naar jouw mening hoogste totaalscore als kernboodschap.
Oefening 7: Poster ontwerpen (Gebruiken van beeldfuncties) De vier leerfuncties van beelden zijn: - Afbeelding: de visuele concretisering van een verhaal of opsomming - Organisatie: de ordening van zaken in een schema of overzicht - Verklaring: de uiteenzetting van logische verbanden of werking - Verankering: de opslag van kennis in het geheugen via beeldassociatie
1. Iemand vertelt iets over een bepaalde taak of een bepaald project (korte inleiding of half A-4the). Daar komen de volgende zaken aan de orde: doel, doelgroep, werkwijze, voortgang, beoogd resultaat. 2. Van deze taak of dit project wordt nu een ‘poster’ gemaakt op een flip-over-vel. Daarbij wordt ieder van de vier leerfuncties van beelden apart gebruikt. (Zie gegeven lay-out). Gebruik bij het maken van de poster alle mogelijke beeldvormen: foto’s, tekeningen, schema’s, grafieken, etc. Probeer iedere beeldfunctie maximaal te benutten. 3. Voeg waar nodig ondersteunende tekst toe, en bedenk voor het geheel een motto van niet meer dan drie woorden.
Oefening 8: Folder ontwerpen Over een bepaald onderwerp (zie uitgereikt artikel) wordt binnenkort een radioprogramma uitgezonden. In een programmablad wordt dit geïntroduceerd met een inlegvel (2x een A-4). Het doel hiervan is het onderwerp zodanig te presenteren dat zo veel mogelijk mensen ernaar gaan luisteren. Dit inlegvel bestaat voor 80% uit beeld en 20 % uit tekst. 1. Zoek/maak bij dit bericht/verhaal beelden die iets over de inhoud vertellen 2. Bepaal welke teksten (koppen, leads, tekstblokken) zullen worden gebruikt. 3. Voeg tekst en beeld samen en bepaal de vormgeving (achter /voor,vol /leeg, kleur/zw/w, typografie, etc.) . NB: bedenk dat het om een eerste ontwerp gaat. Het idee is belangrijker dan de afwerking. Laat wel je bedoeling zo duidelijk mogelijk in het ontwerp blijken.
Oefening 9: Omgevingsbeeld Neem een belangrijke taak/project waarmee je bezig bent in gedachten. 1. Ga voor deze taak /project na welke de belangrijkste personen /groepen zijn waarmee je te maken hebt. 2. Plaats deze personen /groepen in het communicatieschema met de vier kwadranten: beslissers, toeleveraars, gebruikers en beïnvloeders. 3. Positioneer de personen /groepen in de drie ringen: samenwerken, consulteren, informeren.
51 Oefening 10: Communicatiestrategie 1. Bepaal in het omgevingsbeeld van oefening 9 welke producten je aan ieder van de categorieën personen / groepen gaat leveren. 2. Bepaal voor ieder van deze producten welke beeldvormen je daarbij denkt te gebruiken. 3. Bepaal hoe de verhouding beeld /tekst zal zijn in procenten. 4. Geef aan door middel van een 1, 2 of 3 in welke fase van het project de producten geleverd zullen worden. Oefening 11: Beeldverhaal Maak een keuze uit een van de volgende onderwerpen: -
Werk in Nederland. Op de top van de welvaart? Mobiliteit en bewegingsvrijheid Bestaat Den Haag? …… (eigen keuze)
De doelgroep van de te maken presentatie wordt gevormd door jongeren van 15 en 16 jaar. 1. Bepaal voor het gekozen onderwerp de invalshoek van waaruit het onderwerp wordt belicht. Probeer niet kompleet te zijn. Dat is onmogelijk en onduidelijk. Het gaat om een ’kijk op…’, om een ‘visie’. 2. Verzamel beelden op alle mogelijke manieren (foto, tekening) en uit allerlei bronnen (kranten, tijdschriften, internet). 3. Selecteer en combineer deze beelden, zodanig dat ze je visie maxi maal ondersteunen. NB: maar de beelden kunnen ook leiden tot een verhaal, een mening, een visie. Stel je daarvoor open. 4. Geef dit beeldverhaal vorm op maximaal acht vellen A-4. Per vel mag zo nodig een korte tekst (slogan/hint/toelichting) worden gegeven (maximaal 6 woorden per vel). 5. Presenteer het beeldverhaal op de laatste cursusochtend (maximaal 10 minuten), bij voorkeur op overhead-sheet.
52
1 Beeldkracht - Betekenis van beelden - Zeggingskracht van beelden
2 Beeldfuncties - Beelden ontwerpen - Functies van beelden
3 Beeldvormen - Beeldvormen en publicatievormen - Jongleren met beelden
4 Beeldorganisatie -
Communicatiestrategie Beeldvormingsproces Organisatie van beeldvorming voorbereiden beeldverhaal
5 Beeldverhaal - voorbeeld: Jeugdjournaal - presentatie beeldverhalen