Commissie voor geschillen CAO-BVE
Jaarverslag 2013
Jaarverslag 2013
Voorwoord Hierbij treft u aan het jaarverslag 2013 aan van de Commissie voor geschillen CAO-BVE. In het kader van de efficiency en in navolging van vele andere instanties wordt dit jaarverslag uitsluitend nog digitaal aangeboden. De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting Onderwijsgeschillen. Het bureau van Onderwijsgeschillen verzorgt de administratieve en juridische ondersteuning van de commissie. De volledige, geanonimiseerde uitspraken en de gegevens over de Commissies en over het bureau van Onderwijsgeschillen zijn te vinden op www.onderwijsgeschillen.nl.
Jaarverslag 2013
Inleiding De Commissie voor geschillen CAO-BVE is een commissie als bedoeld in de artikelen N-6 t/m N-8 van de CAO-BVE. De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting Onderwijsgeschillen. De Commissie strekt haar werkzaamheden uit over instellingen die zich voor de behandeling van geschillen bij de Commissie hebben aangesloten. De Commissie is bevoegd geschillen te behandelen tussen werkgever en werknemer die de toepassing van de CAO-BVE betreffen. Met goedvinden van beide partijen kunnen ook andere geschillen welke de goede verstandhouding tussen werkgever en werknemer kunnen schaden, aan de beslissing van de Commissie worden onderworpen. De uitspraak van de Commissie is voor werkgever en werknemer bindend.
Samenstelling van de Commissie De Commissie was in het verslagjaar als volgt samengesteld: mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, plaatsvervangend voorzitter mr. J. Klazema, lid benoemd op voordracht van de MBO-Raad (tot 1-8-2013) drs. J.P.A. van den Berg, lid benoemd op voordracht van de MBO-Raad (per 1-8-2013) mr. G.J. Wubs-Postma, plaatvervangend lid benoemd op voordracht van de MBORaad L. Murray, plaatsvervangend lid benoemd op voordracht van de Centrales (tot 1-12-2013) vacature plaatsvervangend lid benoemd op voordracht van de Centrales (per 1-12-2013) mr. M. Th. van Wel, lid benoemd op voordracht van de Centrales (tot 1-8-2013) mr. Chr. Stokman-Prins, lid benoemd op voordracht van de Centrales (per 1-8-2013)
Jaarverslag 2013
Geschillen A Aaannggeessllootteenn sscchhoolleenn eenn iinnsstteelllliinnggeenn In het verslagjaar waren bij de Commissie 48 BVE-instellingen aangesloten.
B Beehhaannddeelleennddee ggeesscchhiilllleenn In het verslagjaar is de Commissie vijfmaal bijeen geweest en heeft zij 7 geschillen mondeling ter zitting behandeld. geschillen resterend uit 2012 aanhangig gemaakt ingetrokken uitspraken behandeling nog niet afgerond op 31-12-2013
2 8 2 7 1
V Veerrggeelliijjkkiinngg vveerrssllaaggjjaaaarr m meett vvoooorrggaaaannddee jjaarreenn:: 22001122 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2013
9 2 5 2
22001111 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2012
12 3 8 1
22001100 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2011
24 4 16 4
22000099 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2010
36 6 19 11
Jaarverslag 2013
Samenvattingen van de uitspraken 105821 - Geschil over de toepassing van artikel I-12b lid 1 CAO-BVE De bindingstoelage voor de werknemers met een LB functie gaat pas in 2014 in. Dit vindt zijn oorzaak in een extra salarisverhoging die de werknemers met een LB functie in 2009 hebben gehad. De werknemer heeft deze extra verhoging niet gehad omdat hij al in een hogere salarisschaal zat. Artikel I-12b lid 1 cao bve biedt geen aanknopingspunt voor het toekennen van een bindingstoelage om de door de werknemer genoemde reden. Door op dit moment geen bindingstoelage aan de werknemer te verstrekken heeft de werkgever genoemd artikel niet onjuist toegepast. Voor zover de werknemer niet zozeer de toepassing van artikel I-12b cao bve ter discussie stelt maar hij de vraag voorlegt of de werkgever in redelijkheid tot toepassing van genoemd artikel heeft kunnen overgaan, zonder een uitzondering voor hem te maken, geldt dat tekst noch strekking van het artikel in de cao bve ruimte laat voor toepassing van het beginsel van redelijkheid en billijkheid. De werkgever heeft artikel I-12b lid 1 cao bve ten opzichte van de werknemer niet onjuist toegepast
105955 - Geschil over de toepassing Sociaal Plan (vertrekpremie) CAO-BVE Verzoekster heeft een verzoek tot ontslag volgens de vertrekregeling Sociaal Plan ingediend. De werkgever heeft het verzoek ingewilligd maar het daarbij behorende verzoek om een vertrekpremie afgewezen. De werkgever heeft na vaststelling van het Sociaal Plan nadere voorwaarden gesteld. Het Sociaal Plan biedt echter geen enkele grond voor de handelwijze van de werkgever. Daarin is namelijk niet als (extra) voorwaarde opgenomen dat een werknemer in een specifieke regio of in een specifieke functie werkzaam dient te zijn noch dat de boventalligheid louter het gevolg van de onderhavige reorganisatie dient te zijn om in aanmerking te kunnen komen voor faciliteiten uit het Sociaal Plan. Omdat het vertrek van verzoekster een bijdrage heeft geleverd aan het oplossen van de formatieproblematiek en zij haar ontslagaanvraag tijdig heeft ingediend, heeft zij aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vertrekpremie voldaan. De werkgever heeft geen juiste toepassing aan het Sociaal Plan gegeven.
105811- Geschil over toepassing artikelen H-74 en H-75 (jubilieumgratificatie) CAO BVE Om in aanmerking te kunnen komen voor een jubileumgratificatie dient aan twee voorwaarden voldaan te zijn. De werknemer diende op 31 juli 1996 in dienst van een onderwijsinstelling te zijn waardoor de voorafgaande dienstjaren bij overheidsinstellingen meetellen als diensttijd als bedoeld in artikel H-75 cao bve en er dient na 31 juli 1996 een onafgebroken dienstverband te zijn geweest met een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel H-75 cao bve. De Commissie kan in het midden laten of de werknemer op 31 juli 1996 in dienst was bij een onderwijsinstelling omdat onvoldoende is komen vast te staan dat hij voldoet aan de tweede voorwaarde om in aanmerking te komen voor een jubileumgratificatie. De werkgever heeft aldus geen onjuiste toepassing gegeven aan de artikelen H-74 en H-75 cao bve.
Jaarverslag 2013
105895 - Geschil over toepassing artikel H-19 juncto H-18 CAO BVE De werkgever is met de werknemer vanaf november 2008 een aantal opeenvolgende arbeidsovereenkomsten aangegaan, alle met een totale omvang van 0,8 fte. In geschil is de aard van 0,2 fte die eerst twee jaar onderdeel van een tijdelijk dienstverband vormde en die daarna door de werkgever als tijdelijke uitbreiding van een dienstverband voor onbepaalde tijd werd aangemerkt. Niet gebleken is dat de 0,2 fte qua aard en inhoud van de werkzaamheden afwijkt van de werkzaamheden van de voorgaande twee jaar. Omdat deze 0,2 fte reeds onderdeel uitmaakte van de dienstbetrekking van de werknemer valt deze formatie naar het oordeel van de Commissie per 01-08-2010 niet te beschouwen als een tijdelijke uitbreiding in de zin van artikel H-19 cao bve, zodat dit artikel in dit geval toepassing mist. Op grond van artikel 7:668a lid 2 BW dient de per 01-08-2011 aangegane arbeidsovereenkomst als vierde opeenvolgende arbeidsovereenkomst in zijn geheel, dat wil zeggen voor 0,8 fte, beschouwd te worden als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
105867 - Geschil over toepassing artikel F-16 en F-17 (compensatie vakantiedagen) CAO-BVE Het zwangerschaps- en bevallingsverlof van werkneemster valt volledig samen met de zomervakantie. Zij verzoekt de werkgever om compensatie van niet genoten vakantiedagen. De werkgever wijst dit verzoek af. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de cao po en de cao vo voorziet de cao bve niet in een concrete bepaling ten aanzien van de situatie waarin een periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof samenvalt met de verlofperiode van de zomervakantie. De werkgever mag van zijn werknemers verlangen dat zij hun vakantiedagen zo veel mogelijk in de schoolvakanties opnemen. Slechts indien de werknemer aannemelijk maakt dat dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld indien tijdens deze periodes sprake is van opgedragen onderwijstaken, kan dit uitgangspunt uitzondering lijden. Werkneemster heeft desgevraagd niet kunnen aangeven waarom zij niet in de gelegenheid zou zijn om de overgebleven vakantiedagen voor het einde van de wettelijke vervaltermijnen op te nemen in onderwijsvrije periodes. Aldus is niet aannemelijk geworden dat sprake is van omstandigheden die een uitzondering op het genoemde uitgangspunt rechtvaardigen. De werkgever heeft de in het geding zijnde bepalingen van de cao bve niet onjuist toegepast.
105733 - Geschil over toepassing artikel I-12b (bindingstoelage) CAO-BVE De werknemer is blijkens het formulier Beoordelingsgesprek d.d. 14 januari 2013 op vijf competenties beoordeeld op niveau 2 en op twee competenties op niveau 3. De Commissie heeft in eerdere geschillen geconcludeerd dat artikel I-12b lid 2 cao bve geen aanleiding geeft voor een andere wijze van beoordeling van het functioneren dan met toepassing van de op artikel E-4 van de cao bve gebaseerde beoordelingsprocedure. De werkgever heeft te kennen gegeven dat een werknemer volgens zijn beoordelingssystematiek voldoende functioneert indien hij op twee competenties een drie scoort. Er is dan naar zijn zeggen geen noodzaak om "in actie te komen". Door in het kader van de toekenning van de bindingstoelage te concluderen dat een werknemer niet voldoende functioneert indien hij op twee competenties een drie scoort, hanteert de werkgever een andere en daarmee niet deugdelijke wijze van beoordeling van het functioneren dan met toepassing van de op artikel E-4 van de cao bve gebaseerde beoordelingswijze. De werkgever heeft onder deze omstandigheden het totale functioneren van de werknemer, gezien de door hem gehanteerde wijze van beoordelen, niet als onvoldoende mogen aanmerken. De werkgever heeft artikel I-12b lid 2 cao bve niet juist toegepast.
Jaarverslag 2013
1056541 - Geschil over toepassing Sociaal Plan CAO-BVE De werkgever biedt in het Sociaal Plan werknemers de mogelijkheid eerder uit te treden waarbij hij gemiste pensioenopbouw compenseert. De werknemer maakt hiervan gebruik, maar hij heeft nog veel verlof en neemt dat eerst op. Hierdoor gaat hij op een later tijdstip met ontslag dan andere collega's. Hij meent aanspraak te kunnen maken op de compensatie die de collega's ook krijgen ook voor de periode dat hij met verlof is. Over de verlofuren is de werknemer volledig bezoldigd en er vindt derhalve ook gewone volledige pensioenopbouw plaats. Daarom is er geen noodzaak tot compensatie van gemiste pensioenopbouw. Dat collega's hun resterende verlofuren laten uitbetalen om eerder met ontslag te gaan en daarmee vanaf een eerder tijdstip aanspraak maken op compensatie van pensioenopbouw maakt dit, daargelaten dat deze werknemers op die wijze niet in een gunstiger financiƫle positie dan de werknemer komen, niet anders. Het stond de werknemer immers vrij ook op deze wijze te handelen. De werkgever heeft geen onjuiste toepassing gegeven aan het Sociaal Plan.
Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191 3508 AD Utrecht
[email protected] www.onderwijsgeschillen.nl
Jaarverslag 2013