Commissie voor geschillen CAO BVE-MBO
Jaarverslag 2014
Jaarverslag 2014
Voorwoord Hierbij treft u aan het jaarverslag 2014 aan van de Commissie voor geschillen CAO BVEMBO. In het kader van de efficiency en in navolging van vele andere instanties wordt dit jaarverslag uitsluitend nog digitaal aangeboden. De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting Onderwijsgeschillen. Het bureau van Onderwijsgeschillen verzorgt de administratieve en juridische ondersteuning van de commissie. De volledige, geanonimiseerde uitspraken en de gegevens over de Commissies en over het bureau van Onderwijsgeschillen zijn te vinden op www.onderwijsgeschillen.nl.
Jaarverslag 2014
Inleiding De Commissie voor geschillen CAO BVE-MBO is een commissie als bedoeld in artikel12.2 lid 1 CAO BVE-MBO. De Commissie wordt in stand gehouden door Stichting Onderwijsgeschillen. De Commissie strekt haar werkzaamheden uit over instellingen die zich voor de behandeling van geschillen bij de Commissie hebben aangesloten. De Commissie is bevoegd geschillen te behandelen tussen werkgever en werknemer die de toepassing van de CAO BVE-MBO betreffen. Met goedvinden van beide partijen kunnen ook andere geschillen welke de goede verstandhouding tussen werkgever en werknemer kunnen schaden, aan de beslissing van de Commissie worden onderworpen. De uitspraak van de Commissie is voor werkgever en werknemer bindend.
Samenstelling van de Commissie De Commissie was in het verslagjaar als volgt samengesteld: mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter (tot 1-8-2014) vacature plaatsvervangend voorzitter, (per 1-8-2014) mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, plaatsvervangend voorzitter drs. J.P.A. van den Berg, lid werkgevers mr. E.V. Huisman, plaatsvervangend lid werkgevers G.J.W.M. Stemerding, lid werknemers (per 15-9-2014) mr. Chr. Stokman-Prins, plaatsvervangend lid werknemers
Jaarverslag 2014
Geschillen A Aaannggeessllootteenn sscchhoolleenn eenn iinnsstteelllliinnggeenn In het verslagjaar waren bij de Commissie 48 MBO-instellingen aangesloten.
B Beehhaannddeelleennddee ggeesscchhiilllleenn In het verslagjaar is de Commissie vijfmaal bijeen geweest en heeft zij 9 geschillen mondeling ter zitting behandeld. geschillen resterend uit 2013 aanhangig gemaakt ingetrokken uitspraken
1 11 3 9
V Veerrggeelliijjkkiinngg vveerrssllaaggjjaaaarr m meett vvoooorrggaaaannddee jjaarreenn:: 22001133 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2014
10 2 7 1
22001122 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2013
9 2 5 2
22001111 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2012
12 3 8 1
22001100 totaal in behandeling ingetrokken uitspraken voortgezet in 2011
24 4 16 4
Jaarverslag 2014
Samenvattingen van de uitspraken 106403 - Geschil over de toepassing van artikel F-1 juncto F-5 cao bve (korting loon na staking); MBO De werknemer heeft meegedaan aan een landelijke stakingsdag en wordt door de werkgever op zijn loon gekort voor deze dag. De werknemer stelt dat hij niet nu al gekort kan worden, maar eventueel pas aan het eind van het cursusjaar als blijkt of hij al dan niet aan zijn jaartaak heeft voldaan. Op de instelling is afgesproken dat de werknemers op alle werkdagen aanwezig zijn. Dit betekent dat de werknemers niet volledig vrij zijn om te bepalen wanneer zij de 1659 uur van hun jaartaak invullen. De werknemer komt niet de vrijheid toe om naar eigen inzicht op werkdagen weg te blijven. Voorts is niet gebleken dat de werknemer afspraken binnen zijn werkeenheid heeft gemaakt over het op een ander tijdstip invullen van de gemiste werkzaamheden, noch is gebleken van daadwerkelijke compensatie van deze uren op enige andere wijze. De werkgever heeft door op het loon van de werknemer 8 stakingsuren in te houden geen onjuiste toepassing gegeven aan artikel F-1 juncto artikel F-5 cao bve.
106347 - Geschil over de toepassing artikel H-61 cao bve (begrip later salarisperspectief); uitleg overeenkomst (artikel N-7 cao bve); MBO De werkneemster is in het kader van een reorganisatie bij de werkgever per 1 maart 2008 geplaatst in een functie met schaal 9. Hierbij is aan de werkneemster een persoonsgebonden salarisgarantie op schaal 11 verschaft. Per 1 april 2014 heeft weer een gedwongen herplaatsing van de werkneemster plaats gehad, ook in een functie met schaal 9. De werkgever heeft daarbij aangegeven dat overeenkomstig artikel H-61 cao bve de werkneemster het maximumsalaris behorend bij de nieuwe salarisschaal zal ontvangen. Voor het verschil tussen het oude en nieuwe salaris wordt aan de werkneemster een persoonlijke nominale toelage verstrekt. Het begrip salarisperspectief in artikel H-61 cao bve dient gezien de bewoordingen "functie met een lager salarisperspectief" gelezen te worden als het salarisperspectief behorend bij de van toepassing zijnde functie. Er is geen aanleiding om bij interpretatie van dit begrip uit te gaan van persoonlijke salarisgaranties van werknemers, welke immers uit hun aard niet aan de functie verbonden zijn. Omdat de werkneemster vanuit een functie met maximumschaal 9 wederom is geplaatst in een functie met maximumschaal 9 is artikel H-61 cao bve niet op haar van toepassing. Voorts valt uit de bewoordingen van de in 2008 gemaakte afspraak niet op te maken dat deze eenmalig is gemaakt en alleen gold in de functie waarin de werkneemster toentertijd is benoemd. Dat geldt temeer nu de werkneemster wederom in een functie met maximumschaal 9 is benoemd die bovendien qua inhoud vrijwel ongewijzigd is, waardoor geen wijziging van omstandigheden is opgetreden die een inbreuk op de gemaakte afspraak eventueel zou kunnen rechtvaardigen. De in 2008 overeengekomen salarisgarantie geldt ongewijzigd voor de functie waarin de werkneemster per 1 april 2014 is benoemd.
106262- Geschil over toepassing vakantieregeling werkgever; MBO De werkgever heeft gaandeweg het cursusjaar besloten dat een themadag moest worden gehouden en heeft die gepland op een reeds vastgestelde verlofdag. De werknemers stellen dat in strijd met geldende vakantieregeling een verlofdag is ingetrokken en dat hierdoor de inzet van 200 dagen per jaar is overschreden.
Jaarverslag 2014
Op grond van de in de vakantieregeling opgenomen definitie van een verlofdag is een medewerker in beginsel vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van arbeid, maar mag de werkgever in redelijkheid van een medewerker vragen om voorkomende werkzaamheden te verrichten. Een themadag kan samenhangen met overleg, scholing, ontwikkeling of teamvorming en is opgenomen in de jaartaak. De themadag zoals georganiseerd door de werkgever kan daarom onder het begrip voorkomende werkzaamheden worden begrepen. De vakantieregeling verzet zich er derhalve niet tegen dat de werkgever in redelijkheid van een medewerker vraagt om op een verlofdag een themadag bij te wonen. Van het intrekken van een verlofdag is in dat geval geen sprake. Het verrichten van voorkomende werkzaamheden op een verlofdag dient als uitzondering te worden beschouwd. De werkgever heeft wel voldoende aannemelijk gemaakt dat het belangrijk was dat deze themadag werd gehouden, maar heeft onvoldoende onderbouwd dat de themadag op de betreffende verlofdag diende plaats te vinden. De werkgever heeft derhalve niet in redelijkheid van de werknemers kunnen vragen om de themadag op de geplande verlofdag bij te wonen. Partijen verschillen van mening of voor de vaststelling van het aantal te werken dagen moet worden aangesloten bij een cursusjaar of bij een kalenderjaar, maar niet over de berekening zelf. Nu de werkgever voor de vaststelling van het aantal te werken dagen consistent aansluit bij een kalenderjaar, wordt op dit punt geen onjuiste interpretatie van de vakantieregeling gegeven. Voorts is gebleken dat op basis van de berekening voor het kalenderjaar 2014 de norm van 200 dagen niet wordt overschreden. Van een verplichting voor de werkgever om teveel ingezette werkdagen te compenseren is dan ook geen sprake.
106332 - Geschil over toepassing artikel I-12b cao bve 2007-2009 (N-6); uitleg overeenkomst (n-7); MBO De werknemer is vanuit een LC-functie bij de werkgever in een LB-functie geplaatst. Daarbij heeft hij een salarisgarantie gekregen. De werknemer had een bindingstoelage die in de nieuwe functie vervalt. De werknemer is van mening dat hij het recht op de bindingstoelage behoudt. De werkgever stelt dat de salarisgarantie uitsluitend het schaalsalaris betreft en niet de eventuele andere salariscomponenten. Toepassing van het overgangsrecht betreffende de bindingstoelage, in concreto artikel I-12b lid 1 cao bve, leidt tot de conclusie dat de werknemer pas aanspraak kan maken op de bindingstoelage, behorend bij de LB-functie, nadat hij vijf jaar volgens het maximum van de LB-schaal wordt beloond, dit is op 1 september 2016. Voor wat betreft de gegeven salarisgarantie geldt dat de uitleg van een bepaling in een tussen partijen overeengekomen (arbeids)overeenkomst dient te geschieden aan de hand van het door de Hoge Raad ontwikkelde Haviltexcriterium. Werknemer mocht er in redelijkheid van uitgaan dat de salarisgarantie van de werkgever - in het bijzonder de passage 'Dit betekent concreet dat de salarisachteruitgang wordt gecorrigeerd.' - tot gevolg zou hebben dat hij er in inkomen niet op achteruit zou gaan. Voor deze uitleg van de salarisgarantie pleit ook dat de werkgever de bindingstoelage, zij het tot een te laag bedrag, ook na 1 september 2011 is blijven uitbetalen. De werkgever heeft de bepalingen van de cao bve met betrekking tot de bindingstoelage niet onjuist toegepast. Wel maakt de bindingstoelage deel uit van de door de werkgever gegeven salarisgarantie.
106219 - Geschil over toepassing artikel F-17 lid 2 cao bve (intrekking vakantieverlof bij samenloop met ziekteverlof); MBO De werknemer is een periode met ziekteverlof geweest. Partijen verschillen van mening over de vraag op hoeveel dagen hij recht heeft op compensatie van niet genoten vakantieverlof wegens samenloop met ziekteverlof. Artikel F-16 lid 2 cao bve bepaalt dat de vakantie dertig dagen per jaar bedraagt. Verder is aangegeven dat de christelijke en algemeen erkende feestdagen hier niet bij inbegrepen zijn. In artikel F-17 lid 2 cao bve is bepaald dat de werkgever het verleende vakantieverlof tot ten hoogste 23 dagen intrekt in geval van samenloop van vakantieverlof met ziekteverlof. Die vakantiedagen mag de werknemer dan opnemen in een andere onderwijsvrije periode.
Jaarverslag 2014
Uit deze bepalingen, in onderlinge samenhang beschouwd, volgt dat feestdagen niet worden gecompenseerd. Voorts is gebleken dat de werkgever de feitelijke dertig dagen vakantieverlof aan het begin van ieder schooljaar vaststelt. Dit zijn aangewezen dagen. Buiten deze verlofdagen heeft de werknemer bij de werkgever een aantal roostervrije weken. De dagen in de roostervrije weken die niet vakantiedagen zijn, worden bij de werkgever "overige vrije dagen" genoemd. In de cao bve is geen aanknopingspunt te vinden voor de stelling van de werknemer dat ook voor deze dagen geldt dat bij samenloop met ziekteverlof er recht op compensatie van de niet genoten vrije dagen bestaat. De werkgever heeft artikel F-17 lid 2 cao bve juist toegepast.
106140 - Geschil over toepassing regeling mobiliteit bevorderende maatregelen van de instelling; MBO De regeling stelt als voorwaarde voor toekenning van een mobiliteitspremie dat de personeelsformatie aantoonbaar en evenredig wordt verminderd om zodoende boventalligheid te verminderen. Vast staat dat de 0,8 fte formatie die de werknemer heeft achtergelaten, is opgevuld door twee medewerkers, één voor 0,5 fte en één voor 0,3 fte. 0,4 fte van genoemde 0,5 fte leidt tot een evenredige besparing voor de werkgever omdat de benoemde werknemer voor dit deel belast was met vervangingswerkzaamheden welke uit hun aard niet anders dan tijdelijk zijn. Na wegvallen van de vervangingswerkzaamheden zou aldus het overeenkomende deel van de betrekking niet met feitelijke werkzaamheden ingevuld zijn. Voorts is door een andere invulling van de formatie de formatie van bedrijfsjurist met 0,3 fte verminderd zodat de werknemer ook voor dit onderdeel in aanmerking komt voor de mobiliteitspremie. De werkgever heeft de regeling mobiliteit bevorderende maatregelen niet juist toegepast door de werknemer geen mobiliteitspremie te verstrekken voor het deel van de betrekking waarmee de boventalligheid aantoonbaar en evenredig is verminderd, zijnde 0,7 fte.
106167 - Geschil over toepassing van artikel 6 ZAR-BVE; MBO De werkgever heeft een korting op het salaris van 30% over het verleende ziekteverlof toegepast. De werknemer stelt op grond van artikel 6 ZAR-BVE aanspraak te hebben op 100% salaris omdat de ziekte zijn grond vindt in de opgedragen werkzaamheden. Hij vond de groepen waaraan hij noest lesgeven te groot en had de indruk dat de werkgever extra begeleiding niet noodzakelijk vond en dat hij telkens zelf moest vragen om deze begeleiding. Voor de toepassing van artikel 6 lid 1 ZAR-BVE geldt dat naarmate de arbeidsongeschiktheid in sterkere mate van psychische aard is, in meerdere mate sprake moet zijn van factoren die in verhouding tot het werk of de omstandigheden, waaronder het werk moet worden verricht, objectief bezien een buitensporig karakter dragen. De door de werknemer aangevoerde omstandigheden kunnen in dit licht bezien niet de conclusie rechtvaardigen dat er sprake was van - objectief bezien - buitensporige omstandigheden. Aldus heeft de werkgever in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat de ziekte van de werknemer niet in overwegende mate zijn grond vindt in de aan hem opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht. De werkgever heeft niet een onjuiste toepassing gegeven aan artikel 6 ZAR-BVE.
106147 - Geschil over toepassing reparatiebeleid onbevoegde docenten; MBO De werknemer heeft met goedvinden van de werkgever een geschil aan de Commissie voorgelegd met betrekking tot de toepassing van het reparatiebeleid van de werkgever ten aanzien van docenten die niet in bezit zijn van de wettelijke onderwijsbevoegdheid. De werknemer stelt zich op het standpunt dat de werkgever dit beleid ten onrechte op hem van toepassing heeft verklaard.
Jaarverslag 2014
Vast staat dat de werknemer niet beschikt over een hbo- of wo-diploma. Eveneens staat vast dat de werkgever aan de werknemer geen geschiktheidsverklaring heeft afgegeven. Het enkele gegeven van een vaste benoeming impliceert niet dat daarmee voldaan is aan de wettelijke benoembaarheidseisen. Aldus dient de werknemer te voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 4.2.4 lid 2 onder d en e van de Wet educatie en beroepsonderwijs: de werknemer moet beoordeeld worden ter beantwoording van de vraag of hem alsnog een geschiktheidsverklaring afgegeven kan worden. Het algemene beleid dat de werkgever in dat kader heeft ontwikkeld is deugdelijk en redelijk. Aangezien hetgeen de werknemer aan bewijsstukken heeft overgelegd geen blijkt geeft van een niveau dat vergelijkbaar is met hbo- of wo-niveau, heeft de werkgever in redelijkheid kunnen besluiten het reparatiebeleid ten aanzien van onbevoegde docenten op de werknemer van toepassing te verklaren.
106127 - Geschil over toepassing van artikel D-19 jo F-14 cao bve (inzetbaarheid deeltijder) De werknemer gaat uit van het dagen-criterium als gevolg waarvan hij zijns inziens inzetbaar is op 106 dagen per jaar. De werkgever hanteert daarentegen het weken-criterium waardoor werknemer 40 weken inzetbaar is op drie dagen per week waarmee wordt uitgekomen op een inzetbaarheid van 120 dagen. De cao bve voorziet niet in de keuze voor één van de twee opvattingen. De Commissie oordeelt dat de werkgever, als onderwijsorganisatie, naast een schoolbelang ook het belang van de leerlingen dient af te wegen. Gelet op de werkzaamheden die werknemer verricht als ondersteuner is de door de werkgever gemaakte afweging, dat hij drie dagen op school aanwezig moet zijn om alle leerlingen die behoefte hebben aan extra ondersteuning/bijles te bereiken, alleszins redelijk. Voorts is aannemelijk dat, gelet op het grote aantal deeltijders, het organisatorisch niet, of slechts onder zeer bezwaarlijke omstandigheden, mogelijk is om dit anders vorm te geven. Daarnaast bestaat er geen goede grond voor de aanspraak van werknemer om op meer vrije dagen dan zijn collega's die ook allemaal op 120 werkdagen kunnen worden ingezet. Zijn rekenkundige argumentatie volstaat niet. Daarenboven voorziet de cao bve met de in artikel F-14 opgenomen inzetbaarheidstabel in het aantal dagdelen en dagen waarop deeltijders maximaal per week kunnen worden ingezet. Met het inzetten van werknemer op maximaal drie dagen per week voldoet de werkgever aan deze bepaling. De cao bve-partners hebben deze inzet kennelijk redelijk en objectief gerechtvaardigd geoordeeld. De werkgever heeft de cao bve niet onjuist toegepast door werknemer in beginsel op 120 dagen per jaar in te zetten gedurende drie dagen in totaal 40 onderwijsweken.
105821 - Geschil over toepassing van artikel I-12-b lid 1 cao bve; MBO De bindingstoelage voor de werknemers met een LB functie gaat pas in 2014 in. Dit vindt zijn oorzaak in een extra salarisverhoging die de werknemers met een LB functie in 2009 hebben gehad. De werknemer heeft deze extra verhoging niet gehad omdat hij al in een hogere salarisschaal zat. Artikel I-12b lid 1 cao bve biedt geen aanknopingspunt voor het toekennen van een bindingstoelage om de door de werknemer genoemde reden. Door op dit moment geen bindings-toelage aan de werknemer te verstrekken heeft de werkgever genoemd artikel niet onjuist toegepast. Voor zover de werknemer niet zozeer de toepassing van artikel I-12b cao bve ter discussie stelt maar hij de vraag voorlegt of de werkgever in redelijkheid tot toepassing van genoemd artikel heeft kunnen overgaan, zonder een uitzondering voor hem te maken, geldt dat tekst noch strekking van het artikel in de cao bve ruimte laat voor toepassing van het beginsel van redelijkheid en billijkheid. De werkgever heeft artikel I-12b lid 1 cao bve ten opzichte van de werknemer niet onjuist toegepast.
Jaarverslag 2014
Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191 3508 AD Utrecht
[email protected] www.onderwijsgeschillen.nl
Jaarverslag 2014