COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE NEDERLANDSE RUGBY BOND Beslissing in de zaken van: Appellant, tegen de competitieleider van de Nederlandse Rugby Bond, gevestigd te Amsterdam. 1.
Het hoger beroep Appellant, hierna te noemen: "de speler", heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Tuchtcommissie van de Nederlandse Rugby Bond (hierna: "de Tuchtcommissie") van 27 mei 2015, waarbij:
2.
1.
de speler niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroep tegen het besluit van de competitieleider van de Nederlandse Rugby Bond (hierna: "de competitieleider") tot onvoorwaardelijke schorsing van vier (4) jaar met ingang van 16 maart 2015; en
2.
het verzoek van de competitieleider tot strafverzwaring gegrond is verklaard en de speler door de Tuchtcommissie is veroordeeld tot een schorsing voor het leven.
Het verloop van de procedure Op 14 maart 2015 is de wedstrijd in de [klasse] tussen [thuis] en [uit] gespeeld. Tijdens deze wedstrijd is de speler, die uitkomt voor [thuis], tegen de scheidsrechter gebotst. Bij brief van 19 maart 2015 heeft de competitieleider, op grond van artikel 19.4, 19.8 en/of 19.9 van het Voorschrift Wedstrijd Wezen van de Nederlandse Rugby Bond 2014-2015 (hierna: "VWW"), de speler een onvoorwaardelijke schorsing voor een periode van vier (4) jaar opgelegd met ingang van 16 maart 2015. Dit besluit is gegrond op overtreding van de speler van spelregel 10.4 (s) "Fysiek aanvallen official" en de opgelegde straf komt overeen met de NORM-straf. Op grond van artikel 19.12 VWW kan de competitieleider een verzoek tot strafverzwaring indienen bij de Tuchtcommissie. De competitieleider heeft bij brief van 25 maart 2015 bij de Tuchtcommissie een verzoek ingediend om boven de NORM-straf een strafverzwaring op te leggen. Op 26 maart 2015 heeft de speler beroep ingesteld bij de Tuchtcommissie tegen het besluit van 19 maart 2015. Aanvankelijk zou de mondelinge behandeling bij de Tuchtcommissie plaatsvinden op 15 april 2015. Op verzoek van de speler is de mondelinge behandeling uitgesteld en verplaatst naar 11 mei 2015. De speler is niet ter zitting verschenen. De Tuchtcommissie heeft op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in beide zaken, en heeft hierbij bewezen geacht dat overtreding van spelregel 10.4 (s) heeft plaatsgevonden. De bewezenverklaring steunt op de navolgende bewijsmiddelen: -
de schriftelijke verklaring van de scheidsrechter; en
-
de waarneming door de Tuchtcommissie van de door de competitieleider 1
ingebrachte en getoonde videobeelden van de wedstrijd. De Tuchtcommissie heeft beslist tot niet-ontvankelijkheid van de speler in zijn beroep tegen het besluit van de competitieleider van 19 maart 2015 wegens het niet (tijdig) betalen van de griffiekosten.1 Het verzoek van de competitieleider tot oplegging van een strafverzwaring is gegrond verklaard en de speler is een onvoorwaardelijke levenslange schorsing opgelegd door de Tuchtcommissie.2 De Tuchtcommissie heeft ten aanzien van de strafverzwarende omstandigheden het volgende, voor zover relevant, overwogen: "4.2.5 Ten eerste heeft de speler de scheidsrechter met voorbedachten rade, dat wil zeggen na kalm beraad en rustig overleg, aangevallen. Op de videobeelden van het incident is duidelijk te zien dat de speler een aanloop neemt, in rechte lijn op de scheidsrechter af rent en zich schrap zet voordat hij de scheidsrechter raakt. 4.2.6 Daarnaast heeft de speler de scheidsrechter op volle snelheid in zijn rug geraakt. De scheidsrechter heeft de aanval niet aan zien komen en heeft niets kunnen doen om deze harde aanval af te weren. […] 4.2.8 In haar overweging neemt de tuchtcommissie eveneens mee dat de speler tot op heden geen enkel berouw heeft getoond of spijt heeft betuigd voor zijn actie. 4.2.9 Uit de historie van de speler, zoals overgelegd door de competitieleider, blijkt dat de speler sinds het begin van het kalenderjaar 2013 tot aan de onderhavige wedstrijd [X] gele kaarten heeft ontvangen voor verschillende overtredingen. Hieruit blijkt dat de speler met de nodige regelmaat ernstige overtredingen pleegt. 4.2.10 Gelet op de hierboven genoemde strafverzwarende gronden is de tuchtcommissie van oordeel dat een forse strafverzwaring op zijn plaats is." Bij e-mailbericht van 2 juni 2015 heeft de speler (pro forma) hoger beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep van de NRB (hierna: "de Commissie van Beroep"). Op 16 juni 2015 heeft de speler de gronden aangevuld. Nadien zijn door de speler aanvullende stukken ingediend, te weten een (ongedateerde) schriftelijke verklaring van de speler, een (ongedateerde) brief aan de scheidsrechter, een (ongedateerde) verklaring van zijn coach en een brief van de heer [X]. Op 14 augustus is per e-mail een aanvullende verklaring van de heer [Y] ontvangen door de secretaris van de Commissie van Beroep. De Commissie van Beroep heeft het hoger beroep mondeling behandeld op 19 augustus 2015. De Commissie van Beroep heeft bij die gelegenheid gehoord de speler en de heer K. Blaas, bestuurslid Competitie en Breedtesportontwikkeling NRB, die aanwezig was namens de competitieleider. Tijdens de zitting is beeldmateriaal getoond van de betreffende wedstrijd en de botsing tussen de speler en de scheidsrechter. Partijen zijn op 24 september 2015 in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken te overleggen betreffende de gestelde afmelding en ziekte van de speler op de dag van de zitting van de Tuchtcommissie. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld hierop over en weer te reageren. De speler heeft op 3 oktober 2015 een brief van zijn leidinggevende de heer [Z] overgelegd 1 2
Uitspraak Tuchtcommissie d.d. 27 mei 2015, registratienummer 14/15-09. Uitspraak Tuchtcommissie d.d. 27 mei 2015, registratienummer 14/15-06. 2
waarin wordt verklaard dat de speler zich op 11 mei 2015 "niet helemaal lekker voelde en daardoor weinig geslapen had". Tevens heeft de speler enkele hyperlinks naar videobeelden op YouTube.com gestuurd. De competitieleider heeft op 6 oktober 2015 het e-mailverkeer van 11 mei 2015 tussen de speler en mevrouw M. ten Rouwelaar van de NRB gestuurd. 3.
De gronden van hoger beroep In de kern komt het verweer van de speler, zoals dit ter zitting nader is toegelicht, op het volgende neer. Ad 1. Uitspraak Tuchtcommissie inzake niet-ontvankelijkheid Ter zake de uitspraak van de Tuchtcommissie die ziet op de niet-ontvankelijkheid, erkent de speler de griffiekosten niet te hebben voldaan, maar licht toe dat hij zich voor de zitting had afgemeld. De speler stelt dat hij vanwege ziekte (keelpijn) niet in staat was de zitting bij te wonen, zich per e-mail aan mevrouw Ten Rouwelaar had afgemeld en er dus vanuit ging dat de zitting verschoven zou worden. Zodoende verkeerde hij in de veronderstelling dat hij later, als de zitting op een nader te bepalen tijdstip zou plaatsvinden, alsnog het griffierecht zou kunnen voldoen. Resumerend is de speler derhalve van mening dat de niet-ontvankelijkheid ten onrechte is vastgesteld door de Tuchtcommissie. Ad 2. Uitspraak Tuchtcommissie inzake levenslange schorsing Voor wat betreft de uitspraak inzake de opgelegde levenslange schorsing stelt de speler het volgende. Primair betwist de speler de overtreding te hebben begaan, althans betwist de speler dat sprake was van opzettelijk en met voorbedachte rade aanvallen van de scheidsrechter. Subsidiair stelt de speler dat, als de overtreding bewezen zou worden verklaard, de opgelegde straf te hoog is en moet worden gematigd. De speler heeft verklaard dat hij niet de intentie had de scheidsrechter te raken, maar in een lijn op de nummer 9 van [uit] afliep om een penalty te voorkomen. Aan de hand van de videobeelden van de wedstrijd heeft de speler dit nader toegelicht. De speler heeft tevens verklaard te hebben geprobeerd zijn excuses aan de scheidsrechter te maken, door na de wedstrijd te pogen met de scheidsrechter te praten en via een aan de scheidsrechter verstuurde brief.
4.
Zienswijze competitieleider Namens de competitieleider heeft de heer Blaas ter zitting in de kern het volgende verklaard. Ad 1. Uitspraak Tuchtcommissie inzake niet-ontvankelijkheid De heer Blaas heeft ter zitting verklaard niet bekend te zijn met correspondentie over de afmelding van de speler. Hij meent dat de Tuchtcommissie op goede gronden tot nietontvankelijkheid heeft beslist. Ad 2. Uitspraak Tuchtcommissie inzake levenslange schorsing
3
Namens de competitieleider wordt het standpunt ingenomen dat sprake is van een zeer ernstig feit en dat de Tuchtcommissie op goede gronden de levenslange schorsing heeft uitgesproken. De standaard handelwijze van de competitieleider is dat bij overtredingen de NORM-straf wordt gevolgd. Als blijkt dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden, zoals in dit geval, wordt onderzocht of er een strafverzwaring moet plaatsvinden. In dit specifieke geval heeft overleg tussen de competitieleider en het bestuur plaatsgevonden. Vervolgens is besloten om de Tuchtcommissie te verzoeken naast de NORM-straf een strafverzwaring op te leggen, gelet op de ernst van het feit en de commotie die naar aanleiding daarvan ontstond. Voor zover bekend heeft de competitieleider niet eerder een dergelijk verzoek aan de Tuchtcommissie gedaan. 5.
De beoordeling De speler heeft tijdig hoger beroep ingesteld. De Commissie van Beroep merkt op dat de griffiekosten voor het hoger beroep ad € 35,-, conform opgaaf van de secretaris van de Commissie van Beroep, op 3 juni 2015 en daarmee tijdig zijn ontvangen door de NRB. De speler is ontvankelijk in het hoger beroep tegen de uitspraken van de Tuchtcommissie. Uit hoofde van efficiency en gezien de samenhang tussen beide zaken, zal de Commissie van Beroep, met instemming van partijen, de zaken gevoegd en gezamenlijk behandelen. Ad 1. Uitspraak Tuchtcommissie inzake niet-ontvankelijkheid De Commissie van Beroep dient allereerst te beoordelen of de Tuchtcommissie terecht tot niet-ontvankelijkheid van het beroep van de speler heeft kunnen beslissen. Ten aanzien van het verweer van de speler dat hij zich correct en tijdig zou hebben afgemeld voor de zitting van de Tuchtcommissie, overweegt de Commissie van Beroep, mede na bestudering van de door partijen overgelegde correspondentie, als volgt. Op 11 mei 2015 heeft de speler om 12:39 uur per e-mail mevrouw Ten Rouwelaar van de NRB als volgt bericht: "Hoi Mariëlle. Dat is zo, die geld was terug gestort en weet nog steeds niet waarom. Ik zal dit vanavond nog 1 x overmaken en als dit niet lukt dat vraag ik me vrouwtje om het over te maken maar dan vanaf haar reknr. Maar ik hoop dat ik volgende week dinsdagavond kan komen en niet vanavond..??". Hierop is door mevrouw Ten Rouwelaar op diezelfde dag om 13:55 uur gereageerd: "[Appellant], De uitnodiging voor de zitting van vanavond heb je ontvangen via de Tuchtcommissie. De datum die daarin gesteld is, is maandagavond 11 mei om 19.30 in Amsterdam. Het e-mailadres van de secretaris van de Tuchtcommissie is: [e-mailadres]. Hij is degene die je daarover kan benaderen." De Commissie van Beroep acht bovenvermelde correspondentie niet voldoende voor een correcte afmelding van de zitting van de Tuchtcommissie op 11 mei 2015. Het zorgdragen voor een correcte afmelding bij de juiste instantie is de verantwoordelijkheid van de speler en ligt derhalve volledig in zijn risicosfeer. Ondanks een duidelijke instructie van de NRB heeft de speler nagelaten zich tijdig en correct af te melden bij (de secretaris van) de Tuchtcommissie. De Commissie van Beroep merkt tevens op dat uit de uitspraak van de Tuchtcommissie blijkt dat de speler zich voor de aanvankelijk geplande zitting van 15 april 4
2015 wél tijdig en correct had afgemeld bij (de secretaris van) de Tuchtcommissie. De speler mocht er derhalve niet op vertrouwen dat de zitting geen doorgang zou vinden door aan mevrouw Ten Rouwelaar te berichten dat hij de voorkeur had dat de zitting zou worden verschoven. De Commissie van Beroep stelt bovendien vast dat in zijn e-mail niet wordt gerefereerd aan de door de speler gestelde ziekte en wordt verder vastgesteld dat de speler heeft nagelaten te verifiëren of de zitting daadwerkelijk geen doorgang zou vinden. Daarbij is door de speler géén bewijs getoond dat de griffiekosten wel zouden zijn betaald, maar dat de betaling vervolgens zou zijn teruggeboekt, zoals de speler aanvankelijk heeft gesteld. De Tuchtcommissie heeft derhalve op goede gronden vastgesteld dat (1) de speler niet is verschenen, ondanks daartoe deugdelijk te zijn opgeroepen en (2) dat het griffierecht ten tijde van de zitting niet was voldaan. Voor zover relevant, ontbreekt voorts iedere onderbouwing van de door de speler gestelde ziekte. Een brief van zijn leidinggevende dat de speler zich niet lekker voelde is hiertoe niet voldoende. De Commissie van Beroep concludeert dat de Tuchtcommissie de speler terecht nietontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep tegen de beslissing van de competitieleider van 19 maart 2015. De grieven van de speler tegen deze uitspraak van de Tuchtcommissie worden op dat punt ongegrond verklaard. Ad 2. Uitspraak Tuchtcommissie inzake levenslange schorsing Vervolgens dient de Commissie van Beroep te beoordelen of de Tuchtcommissie terecht heeft beslist dat in onderhavige zaak sprake is van strafverzwarende omstandigheden die een levenslange schorsing kunnen rechtvaardigen. Hiertoe overweegt de Commissie van Beroep als volgt. De Commissie van Beroep stelt voorop dat de in het geding zijnde overtreding, te weten "Fysiek aanvallen official", een zeer ernstige overtreding is. Dit blijkt ook uit het feit dat het de enige overtreding is waarvoor op grond van het VWW een levenslange schorsing kan worden opgelegd. De Commissie van Beroep volgt echter het oordeel van de Tuchtcommissie niet dat het met voorbedachte rade aanvallen van de scheidsrechter uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Voorbedachte rade wijst op een moment van "rustig nadenken" voorafgaand aan de uitvoering van de voorgenomen actie of handeling. Het tijdsverloop tussen het moment waarop de speler zijn lijn richting de scheidsrechter inzette en het moment waarop hij de scheidsrechter daadwerkelijk in zijn rug raakt, was, volgens de getoonde videobeelden, uiterst minimaal. De speler heeft daarnaast ter zitting verklaard niet te hebben gezien noch zich bewust te zijn geweest van het feit dat de scheidsrechter zich op die plek bevond. In aanmerking genomen dat de speler heeft verklaard dat hij op het betreffende moment op een speler van [uit] afrende en zich hierbij niet had vergewist waar de scheidsrechter zich op dat moment bevond, kan naar het oordeel van de Commissie van Beroep niet zonder meer uit de bewijsmiddelen blijken dat sprake zou zijn van de door de Tuchtcommissie vastgestelde voorbedachte rade c.q. opzet van de speler op de botsing met de scheidsrechter. De Tuchtcommissie heeft onvoldoende gemotiveerd dat de speler zich daadwerkelijk willens en
5
wetens zou hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de scheidsrechter (zwaar) lichamelijk letsel zou bekomen. Naar het oordeel van de Commissie van Beroep kan opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, niet zonder meer blijken uit de getoonde videobeelden. Daarnaast heeft de speler verklaard wel degelijk enkele pogingen te hebben gedaan om zijn excuses te kunnen maken aan de scheidsrechter. De speler heeft verklaard zowel na de wedstrijd als door middel van een in eind maart 2015 verstuurde brief zijn excuses heeft willen maken aan de scheidsrechter. Hoewel bovenstaande (pogingen tot) spijtbetuigingen aan de scheidsrechter, naar het oordeel van de Commissie van Beroep, te wensen overlaten en zeer 'minimalistisch' zijn, heeft de Tuchtcommissie verder ook niet gemotiveerd of onderbouwd dat de speler "geen enkel berouw heeft getoond of spijt heeft betuigd". De Commissie van Beroep acht dat de door de Tuchtcommissie bewezenverklaarde strafverzwarende omstandigheden niet kunnen worden bewezenverklaard. De beslissing van de Tuchtcommissie tot oplegging van een levenslange schorsing kan derhalve geen stand houden. De Commissie van Beroep zal de zaak, voor wat betreft de strafmaat, thans zelf afdoen. Ten aanzien van de strafmaat overweegt de Commissie van Beroep als volgt. Nu het hoger beroep van de speler tegen de NORM-straf is afgewezen, staat deze onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van vier (4) jaar, ingaande per 16 maart 2015, vast, waartegen geen hogere voorziening meer mogelijk is. De Commissie van Beroep meent dat in aanvulling daarop een levenslange schorsing van de speler een te zware sanctie is, mede in acht genomen dat de hieraan ten grondslag liggende strafverzwarende omstandigheden niet kunnen worden bewezen. Gezien de aard en ernst van de overtreding acht de Commissie van Beroep als aanvulling op de NORM-straf een voorwaardelijke schorsing noodzakelijk als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat de speler zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) overtredingen. Tegen deze achtergrond acht de Commissie van Beroep een voorwaardelijke schorsing van de speler voor de duur van drie (3) jaar, met een proeftijd van twee (2) jaar passend. De proeftijd van de voorwaardelijke schorsing zal ingaan op 17 maart 2019 en derhalve eindigen op 16 maart 2021. Indien de speler zich gedurende deze periode schuldig maakt aan (soortgelijke) overtredingen, zal de voorwaardelijke schorsing worden omgezet in een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van drie (3) jaar. De Commissie van Beroep merkt over de strafmaat het volgende op. Op basis van de feiten en omstandigheden had, naar de mening van de Commissie van Beroep, een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier (4) jaar in de rede gelegen. Teneinde de speler meer inzicht te geven in de rol van de scheidsrechter en de functie die de scheidrechter bekleedt, geeft de Commissie van Beroep de speler nadrukkelijk en dringend in overweging om gedurende zijn onvoorwaardelijke schorsing een scheidsrechtercursus te volgen van minimaal het niveau "Scheidsrechter 2 (IRB 1)". De Commissie van Beroep gaat ervan uit dat, hoewel dit niet direct afdwingbaar is, de speler deze cursus op relatief korte termijn zal volgen, reden waarom de Commissie van Beroep geen voorwaardelijke schorsing van vier (4) jaar maar van drie (3) jaar oplegt. Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak van de
6
Tuchtcommissie inzake de beslissing tot levenslange schorsing van de speler niet in stand kan blijven. 6.
De beslissingen De Commissie van Beroep, gelet op artikel 22a-e van de Statuten NRB, artikel 9.6.1 van het Huishoudelijk Reglement NRB en hoofdstukken II en III van het Reglement Rechtspleging NRB, beslist als volgt: - verklaart het hoger beroep van de speler ongegrond voor zover dit ziet op de uitspraak van de Tuchtcommissie met registratienummer 14/15-09 inzake de beslissing tot nietontvankelijkheid; en - verklaart het hoger beroep van de speler deels gegrond voor zover dit ziet op de uitspraak van de Tuchtcommissie met registratienummer 14/15-06 inzake beslissing tot oplegging van een levenslange schorsing. De Commissie van Beroep legt, de zaak zelf afdoende, de speler een voorwaardelijke schorsing op voor de duur van drie (3) jaar, zulks met een proeftijd van twee (2) jaar ingaande op 17 maart 2019.
Tegen deze uitspraak staat geen hogere voorziening open. Aldus gewezen op 2 november 2015 te Utrecht door de Commissie van Beroep, bestaande uit mr. M.I. van Dijk (voorzitter), mr. R. Faber (secretaris) en C.A.J. de Waard (lid), in tegenwoordigheid van mw. mr. C.M. Daan, griffier.
M.I. van Dijk, voorzitter
C.M. Daan, griffier
7