commissie
klachten behandeling aanstellings keuringen
Jaarverslag 2003
commissie
klachten behandeling aanstellings keuringen
Jaarverslag 2003
Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen Kleinesingel 1-3 3572 CG Utrecht telefoon 030 888 38 99 fax 030 888 38 90 e-mail
[email protected] website www.aanstellingskeuringen.nl
Colofon tekst Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen grafisch ontwerp Henk de Roij bno, Delft productie Tadberg Design, Laren
Inhoud
Voorwoord
5
1
Doel van het jaarverslag
6
2
Inhoud van het jaarverslag
8
3
Functie en taken
9
4
Werkwijze
10
5
Aantallen
11
6
Een greep uit de voorgelegde vragen
12
7
Follow-up
17
8
Communicatie-activiteiten
23
Bijlagen Integrale oordelen 2003
25
3
4
Vo o r w o o r d Het tweede jaar van de werkzaamheden van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) geeft een licht veranderd beeld te zien ten opzichte van het eerste jaar van haar bestaan. Het aantal klachten is in vergelijking tot het eerste jaar weliswaar constant gebleven, het aantal adviesaanvragen daarentegen laat een behoorlijke groei zien. Als positief ervaart de Commissie, dat de aanbevelingen die zij onder andere aan verweerders heeft gegeven om keuringsprocedures in overeenstemming te brengen met de wet, over het algemeen worden opgevolgd. Dat geldt ook voor de adviezen. De Commissie komt op grond van de ervaring, zowel met de klachtenbehandeling als met het geven van adviezen tot de conclusie, dat het nog steeds ontbreekt aan een goede bekendheid met de WMK zelf en dat van een goede toepassing van de wet in het algemeen nog geen sprake is. De Commissie heeft zich daarom afgevraagd of er geen andere en betere wegen zijn voor het bereiken van het uiteindelijke doel van de instelling van de CKA, te weten een goede toepassing van de WMK. De CKA zal haar eerste zittingsperiode begin 2005 beëindigen en een nieuwe evaluatie van de WMK vindt plaats in 2006. Een goed moment om in dat kader stil te staan bij de hierboven opgeworpen vraag en zich af te vragen of nadruk op met name de klachtenbehandeling niet een te reductionistische benadering is. Uit het feit dat de aanbevelingen en de adviezen van de Commissie op prijs gesteld worden zou men kunnen concluderen dat wellicht méér te bereiken valt door de taak van de Commissie te verbreden tot een ombudsfunctie en expertisecentrum.
Utrecht, april 2004 Th.M.G. van Berkestijn, arts Voorzitter CKA
5
1 Doel van het jaarverslag De CKA beoogt met het jaarverslag 2003 verantwoording af te leggen over haar werkzaamheden en aan te geven wat hiervan de resultaten zijn. Tevens beoogt de Commissie een signaal af te geven met betrekking tot door haar geconstateerde problematiek ten aanzien van keuringen en de Wet op de medische keuringen (WMK). De Commissie is met haar werkzaamheden begonnen per 1 februari 2002 en is, na een startperiode van vier maanden, sinds juni 2002 effectief bezig met onderzoek en advisering aangaande het gebruik van het instrument aanstellingskeuring. In die anderhalf jaar tot 1 januari 2004 zijn diverse problemen met betrekking tot de WMK gesignaleerd. Om daarop te kunnen anticiperen heeft de Commissie opdracht gegeven aan een extern juridisch onderzoeker om, onder begeleiding van een werkgroep van de Commissie, een juridisch onderzoek te verrichten met betrekking tot de betekenis van de normen van de WMK. Dit onderzoek heeft geresulteerd in het ‘Onderzoeksrapport Aanstellingskeuringen’1. Een van de problemen, waarop door de Commissie is gewezen, is de verhouding tussen het indicatie onderzoek ingevolge de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de aanstellingskeuring ingevolge de WMK, welke door de Commissie onder de aandacht is gebracht bij de Staatssecretaris van SZW. Vervolgens is daarover met een werkgroep van het ministerie van gedachten gewisseld. Voorts heeft de Commissie moeten constateren dat er klachten zijn die door de Commissie niet in behandeling kunnen worden genomen, terwijl het wel keuringen betreffen voorafgaand aan enige werkrelatie. Deze klachten zijn niet ontvankelijk, omdat de WMK daarop niet van toepassing is. Zij gaan namelijk niet vooraf aan een arbeidsverhouding of aanstelling in de zin van de WMK, maar aan bijvoorbeeld vrijwilligerswerk (brandweer, politie, zorgsector) en vakopleidingen. Met andere woorden, sollicitanten worden medisch gekeurd, maar genieten niet de rechtsbescherming van de WMK. 1
De samenvatting staat vermeld op de website. Het rapport kan worden opgevraagd bij het secretariaat van de Commissie.
6
Daarnaast zijn er een drietal specifieke punten die de Commissie onder de aandacht wil brengen. 1
De Commissie is in dit verslagjaar gestart met het doen van eigen onderzoek op grond van signalen, ontvangen naar aanleiding van door haar behandelde klachten en overige door haar verkregen informatie, teneinde de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aanbevelingen te kunnen doen inzake de mogelijkheden voor bewaking en bevordering van de kwaliteit van de keuring. De Commissie heeft geconstateerd dat zich hier een probleem voordoet met de bevoegdheid die haar is gegeven in het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen wat betreft het inwinnen van informatie. Echter, zonder onderzoek te doen, kan de Commissie de Minister van SZW geen aanbevelingen doen op grond van signalen ontvangen uit ‘overige’ door haar verkregen informatie. De vraag die zich thans voordoet is op welke wijze van de Commissie wordt verwacht dat zij haar preventieve taak waar maakt: louter op basis van voorliggende klachten of ook anderszins in de vorm van advisering en toezicht houden.
2
Gelet op het bovengemelde probleem van de niet ontvankelijkheid van klachten die wèl een keuring betreffen, maar niet vallen onder het regime van de WMK, vraagt de Commissie zich af, mede gelet op de toekomstige evaluatie van de WMK, wat nu nog de specifieke meerwaarde is van de WMK, in de zin dat er voor bepaalde keuringen aparte wetgeving bestaat. De Commissie is van oordeel dat de aanstellingskeuring niet mag worden gescheiden van andere keuringen en bepleit dat de WMK ook van toepassing wordt op keuringen voorafgaand aan vakopleidingen en aan vrijwilligerswerk.
3
De Commissie heeft een aantal keren advies moeten geven in kwesties, waarbij het WAO-verleden van een sollicitant ter sprake kwam. Daarbij kwam aan de orde dat door het reïntegratiebureau dan wel de uitkeringsinstantie aan de aspirant werkgever informatie werd verstrekt over het WAOverleden, met als gevolg dat de indiensttreding van de sollicitant niet doorging. Ook heeft de Commissie moeten constateren dat reïntegratiebureau’s en de UWV aan sollicitanten het advies geven om in een sollicitatiegesprek te melden dat zij een WAO-verleden hebben, met de opmerking dat dit ook door het UWV aan de aspirant werkgever wordt gemeld. De Commissie is van oordeel dat, mede gelet op de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgb h/cz), het aan de sollicitant zelf is om te beslissen of zijn/haar handicap of ziekte van belang is voor het uitoefenen van de functie dan wel of het in zijn/haar eigen belang is aan te geven of er noodzakelijke aanpassingen op het werk nodig zijn. De vraag blijft in hoeverre het belang van de aspirant werkgever er toe noopt reeds tijdens het sollicitatiegesprek te worden geïnformeerd.
7
2 Inhoud van het jaarverslag De Commissie heeft er voor gekozen in dit jaarverslag een selectie op te nemen van aan haar bij klachten en adviesverzoeken gestelde vragen. Tevens biedt dit jaarverslag een kort overzicht van de resultaten van de oordelen. Deze worden weergegeven onder het kopje Follow-up. Ten slotte wordt ingegaan op de communicatie activiteiten en het in- en extern functioneren van de Commissie. In tegenstelling tot het jaarverslag 2002 zijn de Samenstelling van de Commissie, het Besluit tot regeling van de klachtenbehandeling aanstellingskeuringen, en de Regeling van werkzaamheden van de Commissie niet als bijlage bij het jaarverslag opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar de website. Het jaarverslag 2002 kan worden opgevraagd bij het secretariaat.
8
3 Functie en taken De CKA is ingesteld om een goede toepassing op en naleving van de Wet op de medische keuringen (WMK) te bevorderen. Haar taken zijn: het behandelen van en het geven van een oordeel over klachten het doen van aanbevelingen aan partijen het geven van advies het doen van aanbevelingen aan de Minister van SZW follow-up van oordelen en aanbevelingen bekendheid geven aan haar bestaan en werkzaamheden evalueren van intern en extern functioneren
9
4 We r k w i j z e Klachten en verzoeken om advies kunnen schriftelijk of per e-mail worden ingediend. Ook telefonisch kan een probleem met betrekking tot aanstellingskeuringen, waaronder gezondheidsvragen en vragen over ziekteverzuim in het verleden door de toekomstig werkgever, worden voorgelegd aan de Commissie en kan advies worden gevraagd of het zin heeft een klacht in te dienen bij de Commissie. Voor nadere informatie over de werkwijze van de Commissie wordt verwezen naar de Regeling van werkzaamheden op de website. De Regeling van werkzaamheden kan ook worden opgevraagd bij het secretariaat van de Commissie.
10
5 Aantallen Ve r z o e k e n o m i n f o r m a t i e ( m e l d i n g e n ) i n 2 0 0 3 In tegenstelling tot het jaar 2002, hadden de meldingen in 2003 meer gericht te maken met keuringen. Er zijn derhalve minder doorverwijzingen geweest dan in 2002. Dit betekent dat door de Commissie in 2003 bijna anderhalf keer zoveel meldingen als in 2002 in behandeling zijn genomen.
2003 Soort melding Telefonisch E-mail Schriftelijk Totaal
aantal 42 41 26 109
in behandeling 36 41 26 101
2002 doorverwezen 8 0 0 8
aantal 83 0 15 98
in behandeling 42 0 15 57
Wat is er met de in 2003 binnengekomen meldingen gedaan? Mondeling advies gegeven Klachtbehandeling Schriftelijk advies Eigen onderzoek Totaal
78 12 6 5 101
11
doorverwezen 41 0 0 41
6 Een greep uit de voorgelegde vragen Hieronder volgt een selectie van aan de Commissie voorgelegde vragen met de door de Commissie gegeven antwoorden.
1
Het perspectief van de sollicitant
Mag in een sollicitatiegesprek door de werkgever aan de sollicitant de vraag worden gesteld: ‘Zijn er bij u (fysieke) belemmeringen bekend voor het uitoefenen van de functie’? De vraag wanneer, jegens wie en in hoeverre een sollicitant in de fase voorafgaand aan het sluiten van een arbeidsovereenkomst informatie dient te verschaffen over functiebeperkingen (en de daaraan ten grondslag liggende gezondheidstoestand), betreft de eigen verantwoordelijkheid en mededelingsplicht van de sollicitant. Volgens vaste jurisprudentie rust op sollicitanten, mede op grond van de WMK, slechts een beperkte mededelingsplicht. Dit vanwege de meer restrictieve opstelling van de wetgever met betrekking tot de aan een functie te stellen eisen van medische geschiktheid. Indien voor de sollicitant niet voorzienbaar is dat zijn of haar klachten van invloed zijn op zijn of haar functioneren, kan niet worden gesteld dat het niet melden van deze klachten tijdens de sollicitatie gelijk staat aan het verstrekken van onjuiste informatie dan wel het achterhouden van voor de betreffende functie relevante informatie. Ook anderszins is een sollicitant niet gehouden om in zijn/haar ogen niet relevante informatie te verstrekken tijdens een sollicitatiegesprek. Het niet melden van voor de uitoefening van de werkzaamheden relevante beperkingen komt evenwel neer op verzwijging.
Perspectief van de werkgever
De werkgever mag ingevolge de voorschriften van de WMK geen – directe of indirecte – vragen stellen die betrekking hebben op de gezondheid van de sollicitant. Het is aan de sollicitant om het initiatief te nemen of zij voor hun eigen belang bedoelde informatie willen verstrekken tijdens
12
de sollicitatieprocedure. De Commissie wijst tevens op de per 1 december 2003 in werking getreden Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGB h/cz). De WGB h/cz gaat er, in het verlengde van de WMK, van uit dat het initiatief om de behoefte aan een doeltreffende aanpassing aan de orde te stellen bij de sollicitant dient te liggen. Zie oordelen 2002-05 (financieel belang van de werkgever), 2003-04, 2004-02 (dossiernr. 03-005) en advies a 03-010 (zijn er aanpassingen nodig).
2
In hoeverre kan men verzwijgen dat men HIV-positief is? In het algemeen is het zo dat een ziekte of arbeidshandicap tijdens de sollicitatieprocedure niet behoeft te worden gemeld, tenzij deze ziekte of handicap relevant is voor de uitoefening van de betreffende functie. Ingeval van een HIV-infectie is dit niet anders. Het testen op HIV hoort in beginsel niet thuis in een keuringssituatie. Dat geldt voor de aanstellingskeuring, voor het afsluiten van een pensioenverzekering en een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een uitzondering vormt de keuring voor een individuele levensverzekering boven een daarvoor bij de wet vastgesteld bedrag. Bij een aanstellingskeuring mag er dus niet op HIV worden getest. Ook volgens het Protocol Aanstellingskeuringen van juni 1995 kunnen vragen en/of onderzoek naar HIV antistoffen geen onderdeel zijn van de aanstellingskeuring. Tijdens een sollicitatieprocedure en een aanstellingskeuring hoeft de HIV-status niet te worden vermeld (seropositiviteit dient vooralsnog te worden beschouwd als een van vele gezondheidsrisico’s, voorzover de aandoening niet relevant is voor de uitoefening van de functie; ten aanzien van HIV bij chirurgen voert het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het standpunt dat screening op HIV niet nodig is vanwege het lage risico op besmetting. Zie advies a 03-005.
3
Mag een (arbeidsdeskundige van een) reïntegratiebureau op grond van de door de aspirant werkgever verstrekte informatie over het belastingsprofiel van de functie tegenover die werkgever, buiten medeweten van de sollicitant, als eigen mening geven dat de functiebelasting de belastbaarheid van de sollicitant overschrijdt, terwijl daarbij specifieke inlichtingen worden verstrekt over de arbeidshandicap?
13
Het doel van een aanstellingskeuring is de beoordeling van de huidige belastbaarheid van de keurling ten opzichte van de belasting door de betreffende functie. Een keuring ter bepaling van de geschiktheid van een kandidaat mag slechts plaats vinden indien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld, terwijl de keuring slechts mag worden uitgevoerd door een onafhankelijke bij een gecertificeerde arbo-dienst aangesloten arts. Bovendien mag de keurend arts zonder gerichte toestemming van de keurling geen inlichtingen aan derden (ook niet aan de aspirant werkgever/opdrachtgever) over de keurling verstrekken. Een (arbeidsdeskundige van een) integratiebureau mag dus niet op de stoel van de keurend arts gaan zitten en zeker geen inlichtingen verstrekken aan de aspirant werkgever. Voorzover daarbij advisering aan de werkgever voor ogen staat omtrent eventuele werkplekaanpassingen kan een dergelijke advisering ná de aanstelling van de sollicitant op verzoek van de sollicitant plaatsvinden. Zie oordeel 2003-05.
4
Mag een aspirant werkgever in een sollicitatiegesprek opmerkingen maken en vragen stellen omtrent de lichamelijke conditie van een sollicitant? Vragen over de gezondheidstoestand vallen onder het begrip keuring en mogen alleen worden gesteld door de keurend arts en dus niet door de aspirant werkgever. Bovendien mogen vragen over de gezondheidstoestand slechts worden gesteld, indien aan de vervulling van de functie, waarop de arbeidsverhouding betrekking heeft, en aan de daarbij behorende taken, bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld. Het stellen van vragen dan wel het anderszins inwinnen van inlichtingen over de gezondheidstoestand van de keurling bij andere beoordelingen dan de medische keuring is verboden. Zie oordeel 2003-01.
5
Moet een aspirant werkgever de sollicitant op de hoogte stellen van het feit dat er een medische keuring nodig is voor de door de sollicitant beoogde functie? Ja, dat moet. Voorts moet de werkgever de vragen die over de gezondheid worden gesteld, het doel van de keuring en de medische onderzoeken die mogen worden verricht, schriftelijk (doen)
14
vastleggen en tijdig voor de aanvang van de keuring aan de sollicitant op begrijpelijke wijze daarover en over zijn/haar recht op herkeuring schriftelijk informatie geven. Ook moet aan de sollicitant worden meegedeeld dat hij/zij de mogelijkheid heeft om een klacht in te dienen bij de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuring.
6
Een uitzendkracht werkt gedurende een bepaalde tijd in een bedrijf. Vervolgens wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden in dezelfde functie. Mag er dan een aanstellingskeuring worden uitgevoerd bij de indiensttreding? Het is juridisch en medisch gezien niet juist om een uitzendkracht pas een aanstellingskeuring te laten ondergaan, wanneer, na een aantal maanden als uitzendkracht gewerkt te hebben in dezelfde functie, een arbeidsovereenkomst met het bedrijf wordt overwogen. Immers, indien het zo is dat voor de betreffende functie een aanstellingskeuring is vereist, dan betekent dit dat een uitzendkracht, die niet gekeurd is, bij de uitvoering van de betreffende functie risico loopt voor zijn eigen gezondheid en veiligheid, terwijl ook derden daarbij risico kunnen lopen. Een en ander is in strijd met de geest van de WMK, die immers is opgesteld met het doel de keurling te beschermen en om risicoselectie tegen te gaan. Zie advies a 04-001 (dossiernr. a 03-012).
7
Is er verschil tussen een intrede-onderzoek en een aanstellingskeuring? Een intrede-onderzoek is geen aanstellingskeuring. Een intrede-onderzoek vindt op vrijwillige basis plaats. Een intrede-onderzoek is geen selectie-instrument en dient dan ook slechts nà indiensttreding uitgevoerd te worden, terwijl de werkgever daarvan geen uitslag ontvangt. Het doel van een intredeonderzoek kan zijn het vastleggen van een uitgangssituatie (‘nulmeting’), het eerste periodiek geneeskundig onderzoek (PAGO), kennismaking met de bedrijfsarts of arbo-dienst, mogelijkheid tot het geven van voorlichting enzovoorts. In een aantal gevallen is de werkgever verplicht om werknemers een preventief medisch onderzoek aan te bieden op grond van Arbobesluitbepalingen afkomstig uit artikel 24a van de Arbowet. Werknemers zijn echter niet verplicht aan het onderzoek mee te werken. Zie oordelen 2003-06 en 2003-07, en advies a 04-001 (dossiernr. a 03-012)
15
8
Worden aan medewerkers die ploegendiensten verrichten specifieke medische eisen gesteld zodanig dat een aanstellingskeuring verplicht dan wel mogelijk is? Op grond van de huidige beschikbare gegevens is er onvoldoende grond, zowel ten aanzien van de omschrijving van de belastbaarheidseisen en de te onderzoeken gezondheidsparameters, als ten aanzien van de validiteit van keuringsmethoden, om bij werknemers die in ploegendienst gaan werken een aanstellingskeuring te kunnen verplichten. Zie voor een uitvoerige beantwoording advies a 03-002.
9
Mogen door de arbo-dienst standaardvragenlijsten worden gebruikt bij de aanstellingskeuring? De vragenlijsten moeten bijdragen aan een valide onderzoek ten aanzien van de voor de vervulling van de functie geformuleerde bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid. Vragen die overbodig zijn, en standaardvragen zijn dat meestal, zijn in strijd met de voorschriften van de WMK. Zie oordeel 2003-03.
10
Mag aan personeel van een kindercentrum conform een gemeentelijke verordening de eis worden gesteld dat zij in het bezit zijn van een medische verklaring, afgegeven door een keuringsarts, waaruit blijkt dat zij geen ziekten of gebreken hebben, die gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid? Het eisen van een medische verklaring voor aan te stellen personeel voor een kindercentrum is alleen toegestaan, indien voldaan is aan de voorwaarden van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen. Indien niet aan die voorwaarden wordt voldaan, leidt het voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke verordening tot strijd met de voorschriften van de WMK. Zie advies a 03-004.
16
7 Follow-up De Commissie heeft niet de bevoegdheid sancties op te leggen. Dat zou ook niet stroken met haar functie, te weten het nader interpreteren van de WMK en het bevorderen van de naleving hiervan. Gelet hierop is het noodzakelijk dat de Commissie zelf aandacht besteedt aan het bevorderen van de naleving van haar oordelen. Dit in het kader van haar functie om de mogelijkheden voor bewaking en kwaliteit van de aanstellingskeuring, in het kader van de WMK, te bevorderen. De Commissie gaat na wat er gebeurt met haar oordelen en aanbevelingen. Deze follow-up heeft als doel inzicht te geven of, en zo ja, hoe er is gereageerd op de oordelen, de individuele- en algemene aanbevelingen, en wat er met de reacties is gebeurd.
Oordeel 2002-02 Omschrijving
Medische keuring in het kader van de indicatiestelling ingevolge de Wet sociale werkvoorziening (WSW). De indicatiekeuring vertoont in de uitvoering overeenkomsten met de aanstellingskeuring, maar heeft als bijzonderheid dat mede wordt onderzocht de mogelijkheid of betrokkene met extra voorzieningen of maatregelen in staat is regelmatig arbeid te verrichten in tenminste twee functies.
Follow-up
De CKA signaleert het volgende probleem: Indien men ervan uitgaat dat de keuring in het kader van de indicatiestelling wél onder het regime van de WMK valt, dan is er sprake van een moeilijke toepasbaarheid van de voorschriften van de WMK op bedoelde keuring. Bij een keuring in de zin van de WMK wordt immers bekeken of men medisch gezien geschikt is voor een specifieke functie, terwijl bij een keuring in de zin van de (indicatiestelling) WSW wordt bekeken of men uitsluitend is aangewezen op werken onder aangepaste omstandigheden. Die arbeid betreft een veelheid van potentiële functies. Zo men ervan uitgaat dat de voorschriften van de WMK niet van toepassing zijn op bedoelde keuring, dan is er wellicht sprake van een leemte in de voorschriften ter bescherming van de keurling. De situatie is enigszins te vergelijken met de keuring voor de militaire dienst.
17
Ook daar gaat het er om dat betrokkene geschikt moet zijn voor meerder functies. Voor de indicatiestelling WSW ontbreekt een specifieke bepaling of uitdrukkelijke verwijzing in de wetsgeschiedenis. De CKA heeft dit probleem voorgelegd aan de staatssecretaris van Sociale Zaken. Naar aanleiding van het antwoord van de staatssecretaris is dit probleem besproken met de betrokken afdelingen van het ministerie.
Oordeel 2002-03 Omschrijving
Een fitheidsonderzoek in het kader van de sollicitatie naar de functie van Penitentiair inrichtingswerker (PIW) is een keuring in de zin van de WMK.
Aanbeveling
Follow-up
Functie eisen zo duidelijk omschrijven dat deze beschrijving bijdraagt aan zelfselectie door sollicitant. Zelfselectie bevorderen door een vrijwillige fitheidstest, zonder rapportage aan de werkgever en zonder archivering van de gegevens. De aanbeveling is overgenomen. Met ingang van 5 december 2003 wordt de in de aanstellingsprocedure ten behoeve van het executief personeel opgenomen verplichte selectie onderdeel van de medische keuring. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om in een vroegtijdig stadium een fitheidstest te ondergaan met het oog op zelfselectie. De test wordt gratis aangeboden op vrijwillige basis. De inhoud van de zelfselectietest is gelijk aan de fitheidstest die onderdeel uitmaakt van de medische keuring. De uitslag van de zelfselectietest wordt alleen aan kandidaten zelf verstrekt. Haalt de kandidaat de test, dan kan hij die meenemen naar de medische keuring, waar de positieve uitslag wordt overgenomen door de keurend arts.
Oordeel 2003-01 Omschrijving
Oordeel
Tijdens het sollicitatiegesprek maakt de werkgever opmerkingen over en stelt vragen omtrent de lichamelijke conditie van de sollicitant en vormt daarover een eigen oordeel met gevolgen voor de aanstelling. Er is sprake van strijd met de WMK. 18
Follow-up
Klager start een civiele procedure. Er zijn signalen voor eigen onderzoek door de Commissie teneinde aanbevelingen te kunnen doen voor een goede toepassing en naleving van de WMK.
Oordeel 2003-02 Omschrijving
Oordeel
De functie-eisen zijn niet specifiek geformuleerd in de zin van de WMK. De werkgever heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid, ook al wordt regelgeving van hogerhand opgelegd. Er is geen adequate informatie over de keuring voorhanden. Voorts is er sprake van discrepantie tussen de regeling herkeuring van de werkgever en de WMK. In het geschiktheidsonderzoek komen medische aspecten aan de orde. Er is sprake van strijd met de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
Aanbeveling
Schriftelijk vastleggen van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid voor de functie van agent van politie conform de voorschriften van de WMK en het besluit aanstellingskeuringen. Alvorens de eisen vast te leggen schriftelijk advies vragen aan de arbo-dienst over deze bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid, het doel van de keuring, de vragen welke ten aanzien van de gezondheid zullen worden gesteld, en de medische onderzoeken welke mogen worden verricht, en over de rechtmatigheid van de keuring. De Regeling Aanstellingseisen Politie 2002 herzien met toepassing van de voorschriften van de WMK en het Besluit Aanstellingskeuringen, in het bijzonder wat betreft de regeling van de herkeuring op het punt van de onafhankelijkheid van de herkeurend arts.
Follow-up
In overleg met de politiekorpsen wordt overgegaan tot herziening van bijlage 5 bedoeld in artikel 9 Regeling Aanstellingskeuringen politie 2002. De specifieke eisen die gelden voor de executieve functie worden nader beschreven. Vervolgens wordt de relatie tussen deze functie-eisen en de relevante medische eisen die bij de keuring dienen te worden gehanteerd verduidelijkt. De afzonderlijke politiekorpsen worden geïnformeerd de WMK in acht te nemen bij het stellen van eisen op het punt van medische geschiktheid. De onafhankelijkheid van de commissie van artsen in de Regeling Aanstellingskeuringen politie 2002 is naar de mening van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voldoende 19
gewaarborgd. In de huidige regeling wordt door beide partijen een onafhankelijk arts aangewezen, die gezamenlijk een derde arts voor herkeuring aanwijzen. In zoverre wordt de aanbeveling van de Commissie niet opgevolgd.
Oordeel 2003-03 Omschrijving
Oordeel
De keuringsrichtlijnen voldoen niet meer aan de voorschriften van de WMK. De keurend arts heeft een eigen verantwoordelijkheid tegenover de werkgever en de keurling. Er is een specifieke taak van de arbodienst wat betreft advisering ten aanzien van de inhoud van de keuring. Voorts zijn er twijfels over de vragenlijst aanstellingskeuring en de validiteit van de onderzoeksmethode. De tekst van de standaard mededeling van de uitslag van de keuring is in strijd met de WMK en het Protocol Aanstellingskeuringen, omdat de werkgever als eerste op de hoogte wordt gesteld. Er is sprake van strijd met de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
Aanbeveling
Samen met de opdrachtgever keuringseisen opstellen conform de voorschriften van de WMK en in de overbruggingsperiode terughoudend zijn met (af)keuren. Duidelijk weergeven in correspondentie voor welke functie wordt gekeurd. Bijstellen standaardbrief uitslag keuring.
Oordeel 2003-04 Omschrijving
Verweerder verstrekt informatie aan de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf, op grond waarvan de arbeidsdeskundige twijfels uit over de geschiktheid van klaagster voor functie: de functiebelasting zou naar de mening van de arbeidsdeskundige de belastbaarheid van klaagster kunnen overschrijden vanwege haar arbeidshandicap. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan de toegezegde aanstelling niet door laten gaan en bij zijn motivering gebruik gemaakt van specifieke informatie omtrent de arbeidshandicap. Er is sprake van een situatie waarbij informatie met betrekking tot de gezondheidstoestand van een sollicitant is uitgewisseld, terwijl daaraan conclusies zijn verbonden. Voorts: het is aan de sollicitant om het initiatief te nemen of hij voor eigen belang informatie wil verstrekken omtrent zijn/haar arbeidshandicap of chronische ziekte.
20
Oordeel
Er is sprake van strijd met de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
Aanbeveling
Gezien het actieve beleid dat verweerder voorstaat in het kader van (her) plaatsing van arbeidsgehandicapten en het argument van verweerder dat het niet ging om de arbeidshandicap, maar om een vertrouwelijke functie, beveelt de Commissie aan alles in het werk te stellen om klaagster aan een passende baan te helpen.
Follow-up
Verweerder zal klaagster gedurende een jaar bij passende vacatures aanmerken als interne kandidaat. In de brief aan klaagster schrijft verweerder dat openheid bij verweerder hoog in het vaandel staat en dat dit betekent dat bij interne bemiddeling alle informatie zal worden verstrekt aan de bij de vacature betrokken manager. Klaagster is van mening dat dit laatste in strijd is met de Wet bescherming persoonsgegevens. Klaagster is aangeraden zich te wenden tot het College Bescherming Persoonsgegevens.
Oordeel 2003-05 Omschrijving
Oordeel
Verrichten van een aanstellingskeuring (beoordeling belasting en belastbaarheid) in een situatie waarin dat niet was geoorloofd en het verrichten van een handeling waartoe de arbeidsdeskundige van verweerder de bevoegdheid miste. Bovendien is door de arbeidsdeskundige medische informatie verstrekt. Er is sprake van strijd met de WMK en het besluit aanstellingskeuringen.
Oordeel 2003-06 Omschrijving
Oordeel
Aanstellingskeuring voor een opleiding in de bouw. Er is sprake van een werk/leercontract voor verschillende functies. Er is sprake van strijd met de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
21
Aanbeveling
Schriftelijk vastleggen van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid voor de diverse functies, waarvoor een arbeidsverhouding wordt aangegaan, conform de voorschriften van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen. Alvorens de eisen vast te leggen schriftelijk advies vragen van een gecertificeerde Arbo-dienst. Ingeval mocht blijken dat het uitvoeren van een aanstellingskeuring voor bepaalde functies is gerechtvaardigd, wordt de werkgever erop gewezen dat hij is gehouden om tijdige en adequate informatie te geven aan de toekomstig werknemer over de keuring, en ervoor te zorgen dat de tekst in de folder hiermee in overeenstemming is en ook anderszins voldoet aan de WMK.
Algemene aanbeveling
De CAO Bouw wat betreft de keuringen en de daarvan afgeleide richtlijnen herzien met toepassing van de voorschriften van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
Oordeel 2003-07 Omschrijving
Oordeel
Aanstellingskeuring voor een opleiding in de bouw. Er is sprake van een werk/leercontract voor verschillende functies. Er is sprake van strijd met de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
Aanbeveling
Aanbeveling
Met onmiddellijke ingang samen met de werkgever keuringseisen opstellen conform de WMK. Vervolgens een keuringsprotocol opstellen, waarin uitsluitend specifieke vragen worden gesteld en onderzoeken worden gedaan die direct samenhangen met de medische geschiktheidseisen. Bij bovenstaande met betrekking tot de eigen professionele verantwoordelijkheid van de bedrijfsartsen de desbetreffende bepalingen van de Wet BIG en de WGBO betrekken. Wat betreft het bewaren van medische gegevens daarbij het bepaalde in de WBP en in de WGBO in aanmerking nemen. Verweerder is het op een aantal essentiële punten niet eens met het oordeel van de Commissie en, zo stelt verweerder, leidt de uitvoering van een aantal aanbevelingen tot een kwalitatief mindere uitvoering van de intredekeuringen, een lager beschermingsniveau voor de werknemer en een forse en onnodige administratieve lastenverzwaring voor de bedrijfstak. De Commissie voert nader overleg.
22
8 Communicatie-activiteiten In de loop van het verslagjaar heeft de Commissie ten aanzien van de advisering omtrent het geven van de bekendheid aan haar bestaan en werkzaamheden aan Kantel Konsult opdracht gegeven haar te assisteren op het gebied van communicatie. In dit verslagjaar hebben de (plv) voorzitter, de (plv) leden en het secretariaat de communicatie ter hand genomen en deelgenomen aan een aantal activiteiten. Voorts zijn er informatieve contacten geweest met het Breed Platform Verzekerden en Werk (BPV&W) en het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Uit de contacten met BPV&W blijkt dat daar veel klachten zijn binnengekomen die voorgelegd hadden kunnen worden aan de Commissie. Met het BPV&W is afgesproken dat zij op een meer gerichte manier klagers zullen doorverwijzen naar de Commissie. De Commissie heeft echter moeten constateren dat deze afspraak tot op heden nog geen zichtbaar resultaat heeft opgeleverd.
Bijdragen aan bijeenkomsten Overdrachtsbijeenkomst Commissie Arbeidsgehandicapten en Werk en Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid Kroon op het werk-overleg Bedrijfsgeneeskundige dagen, Nederlandse vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) Landelijk Arbocongres Bijdrage aan het op te zetten Kwaliteitsbureau NVAB Seminar Gelijk = Gelijk, Nationaal Comité 2003 Symposium Keuzevrijheid binnen arbeidsverhoudingen…grenzeloos?, ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Bijeenkomst t.b.v. totstandkoming ‘Leidraad Aanstellingskeuringen’
23
Twee leden van de CKA, mr.dr. A.C. Hendriks en dr. C.T.J. Hulshof, bedrijfsarts, nemen deel als adviseur-consultant op het gebied van aanstellingskeuringen in het internationale project ‘Redefinition of responsibilities of the Ministry of Health for Occupational Health Services in Poland’.
Voordrachten ‘Medische persoonsgegevens en medisch beroepsgeheim’, college UU, Utrecht, 27 januari 2003, mr.dr. A.C. Hendriks ‘De aanstellingskeuring in 2003’, voordracht voor NVAB-werkgroep ‘Bedrijfsartsen in de zorg’, Utrecht, 15 april 2003, dr. C.T.J. Hulshof, bedrijfsarts ‘De Wet op de medische keuringen en de aanstellingskeuringspraktijk’, college 4e jaars studenten geneeskunde, AMC, Amsterdam, 13 oktober 2003, dr. C.T.J. Hulshof, bedrijfsarts ‘Welke rechten en plichten geeft de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte’, voordracht seminar ‘Gelijk is Gelijk’, Jaarbeurs Utrecht, 23 oktober 2003, mr.dr. A.C. Hendriks ‘Gelijke behandeling van gehandicapte werknemers’, voordracht gehouden op symposium ‘Gelijke behandeling werknemers’, Ministerie van SZW, Den Haag, 29 oktober 2003, mr.dr. A.C. Hendriks ‘Economic, Social and Cultural Rigths from a Non-Discrimination Perspective’, bijdrage aan Practical Training in Human Rights on International Law with an Emphasis on Non-Discrimination, Nederlands Helsinki Comité & Interights, Soesterberg, 25 november 2003, mr.dr. A.C. Hendriks ‘De WMK en het werk van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen’, voordracht bijeenkomst Onderzoeksdeelprogramma ‘Arbeid en Gezondheid’, Coronel Instituut, Amsterdam, 15 december 2003, dr. C.T.J. Hulshof, bedrijfsarts.
Bijdrage aan boek ‘Toepassing van de genetica in het kader van een arbeids- of verzekeringsovereenkomst’,in: Commissie Genetica, Toepassing van de genetica in de gezondheidszorg, Den Haag: ZonMW 2003, p. 67-89
24
Bijlagen Integrale oordelen 2003
2003-01 28 maart 2003 1 1.1
2
De klacht Op 19 september 2002 heeft de heer (…) (hierna te noemen: klager) de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen verzocht haar oordeel uit te spreken over de vraag of de werkgever bij wie hij had gesolliciteerd, (…) (hierna te noemen: verweerder), in strijd had gehandeld met de Wet op de medische keuringen (WMK) door in het kader van het sollicitatiegesprek opmerkingen te maken en vragen te stellen omtrent de lichamelijke conditie van klager en daarover een eigen oordeel te vormen met gevolgen voor de aanstelling in de gevraagde functie.
De loop van de procedure
2.1
De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
2.2
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten tijdens de hoorzitting op 29 november 2002, welke hoorzitting, wegens overmacht van klager om aanwezig te kunnen zijn, met instemming van verweerder, door de Commissie is verdaagd naar 31 januari 2003.
2.3
Op verzoek van de Commissie heeft verweerder na de hoorzitting nog schriftelijke informatie gestuurd. Klager en zijn gemachtigde zijn van de inhoud daarvan in kennis gesteld.
3
De feiten Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen is gesteld en niet is weersproken staat – voorzover hier van belang – het navolgende vast.
3.1
Klager solliciteert in juni 2002 bij verweerder naar de functie van vrachtwagenchauffeur.
26
3.2
Voorafgaand aan het sollicitatiegesprek vult klager, op verzoek van verweerder, in de wachtruimte bij het bedrijf van verweerder een sollicitatieformulier in. Op dit formulier staan onder meer vragen over de lichamelijke conditie.
3.3
Deze vragen luiden – voor zover van belang – als volgt. a. Gewicht b. Lengte c. Draagt u een bril of contactlenzen? d. Heeft u lichamelijke gebreken? e. Heeft u operaties ondergaan? f. Bent u wel eens langdurig ziek geweest (langer dan 2 weken)? s.v.p. oorzaak en duur vermelden g. Beschouwt u uzelf volledig gezond? h. Heeft u klachten betreffende hart, rug, benen, gewrichten, longen en/of andere? i. Hoeveel dagen bent u het laatste jaar ziek geweest? j. Geniet u momenteel een uitkering op medische gronden? k. Wat is de hoogte van uw uitkering? l. Wat is de naam en het adres van uw huisarts/tandarts? m. Heeft u bezwaar tegen medisch onderzoek? n. Heeft u bezwaar tegen psychologisch onderzoek? o. Bent u gekeurd voor militaire dienst? p. Wat was de uitslag van de keuring?
3.4
Tijdens het sollicitatiegesprek worden deze vragen doorgenomen. Daarbij stelt verweerder het overgewicht van klager aan de orde in die zin dat verweerder dit overgewicht kwalificeert als risicovol voor het vervullen van de functie. Het overgewicht van klager is dientengevolge een beoordelingscriterium geweest voor het afwijzen van klager voor de door klager beoogde functie.
4
De standpunten van de klager Door verweerder werd gezegd dat hij (klager) voldoende ervaring had voor de functie van vrachtwagenchauffeur, maar dat zijn gewicht een probleem is. Door verweerder werd als contractuele voorwaarde voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst gesteld dat hij (klager) moest afvallen. 27
2003-01
Hij (klager) heeft dit als zeer beledigend ervaren. Bovendien gaat verweerder door dergelijke vragen te stellen, zoals verwoord op het sollicitatieformulier, en door de antwoorden zelf te interpreteren, op de stoel zitten van de dokter, hetgeen in strijd is met de voorschriften van de WMK.
5
De standpunten van de verweerder Er is geen sprake van een aanstellingskeuring in de zin van de WMK, omdat er niet gekeurd is door een bedrijfsarts van een arbodienst. Er wordt pas een aanstellingskeuring gedaan, wanneer door het bedrijf daar om wordt gevraagd. Een verplichte keuring voor de functie van vrachtwagenchauffeur is bij het bedrijf niet voorgeschreven. Op het sollicitatieformulier wordt wel de vraag gesteld of de sollicitant bezwaar heeft tegen een keuring. Het overgewicht van klager is bij het bedrijf een beoordelingscriterium geweest, vooral omdat een groot deel van het wagenpark bestaat uit zogenaamde topsleepers, vrachtwagens met een (nauwe) slaapruimte boven de stoelen. Tegenwoordig zijn deze topsleepers niet meer toegestaan. Bovendien zijn er altijd bedrijfsrisico’s met mensen met overgewicht en daarom probeert het bedrijf dat risico te vermijden. De chauffeurs, die in dienst zijn van het bedrijf en met een overgewicht kampen, wordt aangeraden om aan de hand van een dieet, voorgeschreven door de bedrijfsarts, af te vallen. Het bedrijf stelt een dergelijk advies nooit contractueel vast bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst.
6
Overwegingen van de Commissie
6.1
De voorliggende kwestie betreft de vraag of het stellen van vragen over de lichamelijke conditie aan een sollicitant door de aspirant werkgever in het kader van de sollicitatieprocedure een handelen betreft dat valt onder het regime van de WMK en, zo ja, of de aspirant werkgever aldus in strijd handelt met de WMK. Voorts moet worden beoordeeld of het interpreteren door verweerder van de antwoorden van de sollicitant aangevuld met eigen waarneming van verweerder tijdens het sollicitatiegesprek, in strijd is met de WMK.
6.2
Artikel 1, onder a, van de WMK bepaalt – voorzover hier van belang – dat onder een keuring wordt verstaan vragen over de gezondheidstoestand van de keurling en het verrichten van medisch onderzoek in verband met het aangaan of wijzigen van: 28
1e. een burgerrechtelijke arbeidsverhouding die bij of krachtens de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering als dienstbetrekking wordt aangemerkt. 6.3
Vaststaat dat de functie waarnaar klager solliciteerde een burgerrechtelijke arbeidsverhouding betreft in de zin van bovengenoemd artikel. Voor de beoordeling van de in geding zijnde vraag is van belang dat de betreffende (schriftelijke) vragen over de lichamelijke conditie van klager zijn gesteld tijdens de sollicitatieprocedure door de aspirant werkgever en dat deze op grond daarvan en op grond van eigen waarnemingen tot een afwijzend oordeel is gekomen. De WMK is dus op het gewraakte handelen van toepassing.
6.4
Met betrekking tot de vraag of een aspirant werkgever door het stellen van dergelijke vragen handelt in strijd met de WMK overweegt de Commissie als volgt.
6.5
De in geding zijnde vragen, weergegeven onder 3.3, betreffen vragen over de gezondheidstoestand van de sollicitant. Vragen over de gezondheidstoestand vallen ingevolge artikel 1, onder a, van de WMK onder het begrip keuring en worden volgens artikel 1, onder d, van de WMK, gesteld door de keurend arts.
6.6
De keurend arts is blijkens de Memorie van Toelichting bij de WMK en de Nota van Toelichting bij het Besluit aanstellingskeuringen, conform het bepaalde in artikel 14 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, een bedrijfsarts werkend voor een gecertificeerde Arbo-dienst. De professionele zelfstandigheid en onafhankelijkheid van de keurend arts (als ook van de geneeskundig adviseur) is vastgelegd in artikel 10, eerste lid, van de WMK.
6.7
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WMK, juncto artikel 3 van het Besluit aanstellingskeuringen, mogen vragen over de gezondheidstoestand slechts worden gesteld, indien aan de vervulling van de functie, waarop de arbeidsverhouding betrekking heeft, en de daarbij behorende taken bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld. Die vragen, het doel van de keuring en de medische onderzoeken die mogen worden verricht, moeten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de WMK schriftelijk worden vastgelegd, terwijl ingevolge artikel 8, tweede lid, van de WMK tijdig voor de aanvang van de keuring aan de keurling op begrijpelijke wijze daarover en over diens rechten schriftelijk informatie wordt gegeven.
29
2003-01
In artikel 4, tweede lid, wordt het stellen van vragen dan wel het anderszins inwinnen van inlichtingen over de gezondheidstoestand van de keurling bij andere beoordelingen dan de medische keuring verboden. 6.8
7
De Commissie concludeert op grond van vorenstaande overwegingen dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de WMK, nu het mondeling en schriftelijk vragen naar de gezondheidstoestand van de sollicitant in het kader van de werving en selectie en het daaraan verbinden van een oordeel over de medische geschiktheid van de sollicitant, op grond van vorengenoemde wetgeving en bepalingen, is voorbehouden aan de bedrijfsarts van een gecertificeerde Arbo-dienst, en deze vragen dus niet mogen worden gesteld door de werkgever zelf.
Oordeel Gelet op vorenstaande overwegingen komt de Commissie tot het volgende oordeel. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1, artikel 4, eerste en tweede lid, en artikel 8, eerste en tweede lid, van de Wet op de medische keuringen.
30
2003-02 16 juli 2003 1
De klacht Op 5 maart 2003 heeft klaagster de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen verzocht haar oordeel uit te spreken over de vraag of de keuring in het kader van haar sollicitatie naar de functie van assistent politiemedewerker bij de Politie Regio Utrecht (hierna te noemen: verweerder), is geschied volgens de voorschriften van de Wet op de medische keuringen (WMK). De keuring is uitgevoerd door Achmea Arbo (hierna te noemen: de arbodienst).
2
De loop van de procedure
2.1
De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek ingesteld. Klaagster heeft haar standpunten schriftelijk toegelicht met bijlagen. Verweerder heeft schriftelijke informatie overgelegd.
2.2
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten tijdens de hoorzitting op 21 mei 2003. Daarbij zijn door de arbodienst, met toestemming van klaagster, nog bescheiden overgelegd.
2.3
Tegen de arbodienst is een apart oordeel uitgebracht.
3
De feiten Uit de overlegde bescheiden en uit hetgeen is gesteld en niet is weersproken staat – voor zover van belang – het navolgende vast.
3.1
Klaagster vraagt in 2002 informatie aan over een baan bij de Politie. Van het Bureau Personeelsvoorziening Politie ontvangt zij een voorlichtingspakket.
31
2003-02
3.2
Klaagster solliciteert vervolgens naar de functie van assistent politiemedewerke r niveau 2 door het invullen en toesturen van het bij het voorlichtingspakket gevoegde responsformulier, terwijl zij daarbij het korps van haar voorkeur aangeeft.
3.3
Klaagster ontvangt nadere informatie over de selectieprocedure, welke wordt uitgevoerd door het Instituut Werving en Selectie Politie (IWSP). Volgens deze informatie bestaat de selectieprocedure uit de onderdelen ‘Fysiek Motorisch Onderzoek’, ‘Psychologisch onderzoek’, ‘Praktijkopdracht’ en ‘Interview met een psycholoog’. De informatie eindigt onder meer met de zin ‘De resultaten van de selectieprocedure zullen na uw toestemming aan het korps worden toegezonden. Zij stellen u op de hoogte van hun beslissing en eventuele verdere procedure.’
3.4
Volgens de door verweerder aan de Commissie verstrekte informatie bestaat de totale sollicitatieprocedure uit achtereenvolgens een geschiktheidsonderzoek, vastgesteld bij de Regeling aanstellingseisen politie 2002, Hoofdstuk 41 en uitgevoerd door het IWSP, een gesprek bij verweerder, en een geneeskundig onderzoek door de arbodienst.
3.5
Klaagster neemt eind maart/begin april 2002 deel aan het geschiktheidsonderzoek van het IWSP. Tijdens het onderdeel ‘Interview met de psycholoog’ komt aan de orde het feit dat klaagster aan migraine aanvallen onderhevig is. In het rapport van de psycholoog van 2 april 2002 wordt dit als volgt – voorzover van belang - verwoord: ‘mevrouw (…) is voldoende stressbestendig. Onder druk of onder bedreigende omstandigheden loopt zij weliswaar enige spanning op (dit kan zich onder meer uiten in migraine), maar haar optreden blijft correct en beheerst en zij behoudt overzicht. Haar optreden is voldoende evenwichtig en zij presteert op constant niveau.’
3.6
Klaagster verneemt van het IWSP dat zij op alle onderdelen voldoende heeft gescoord.
3.7
Klaagster verneemt van verweerder dat de sollicitatieprocedure met haar wordt voortgezet. Klaagster heeft vervolgens een gesprek bij verweerder, waarin wordt meegedeeld dat zij zal worden aangesteld onder voorbehoud van het medisch onderzoek en het antecedentenonderzoek.
3.8
Het medisch onderzoek wordt in opdracht van verweerder uitgevoerd door de arbodienst. 1
32
Stcrt. 2002, nr. 212
3.9
Volgens de door verweerder en de arbodienst aan de Commissie verstrekte informatie wordt het medisch onderzoek uitgevoerd volgens de keuringsrichtlijn a iv-2 Politie. Deze richtlijn betreft personeel in executieve dienst, agent van politie, en luidt – voor zover van belang – als volgt: ‘Functie-informatie Artikel 2 van de Politiewet 1993 luidt (…2) In de uitvoering van deze taak zijn de volgende elementen te onderscheiden: Surveillance: (…). Achtervolging: (…). Aanhouding: (…). (…) Surveillant van politie De surveillant van politie (red. Commissie: thans genoemd assistent politiemedewerker niveau 2) is een ambtenaar met een lagere opleiding dan de agent. In de meeste regio’s verricht de surveillant dezelfde taken als de agent, maar heeft hierbij minder bevoegdheden. (…) Gezien het takenpakket en de opleiding bij doorstroming naar de functie van agent, worden bij de selectie (…) dezelfde eisen gesteld als aan de aspirant van politie. Surveillanten worden bij benoeming tot agent van politie niet opnieuw gekeurd. (…) Functie-eisen Somatisch: Een lichamelijk goede conditie. De wervelkolom en (…). Bestand tegen onregelmatige werktijden. Een goed evenwichtsgevoel. (…)’
2
De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. 33
2003-02
3.10
Bij brief van 21 januari 2003 stuurt de arbodienst aan klaagster een uitnodiging voor het medisch onderzoek op 3 maart 2003. In de brief staat – voor zover van belang –: ‘Dit onderzoek houdt verband met uw functie van assistent politiemedewerker niveau 2. Het onderzoek wordt verricht in opdracht van (red. Commissie: verweerder).’
3.11
Bij deze brief is een vragenlijst Aanstellingskeuring, welke moet worden ingevuld ten behoeve van het gesprek bij verweerder 2 in het kader van het medisch onderzoek.
3.12
De vragenlijst Aanstellingskeuring betreft standaardvragen, opgesteld door de Arbo Management Groep (AMG). Aangekruist is welke vragen voor de betreffende functie van bijzonder belang zijn en in ieder geval beantwoord dienen te worden. Die vragen betreffen de onderdelen (blokken) houding en beweging, hart en vaten, bewustzijn, zintuigen, psychische klachten, behandelingen, geneesmiddelen.
3.13
In het blok ‘bewustzijn’ kruist klaagster ‘ja’ aan bij de vraag ‘heeft u regelmatig last van ernstige hoofdpijn’, in het blok ‘behandelingen’ kruist zij ‘ja’ aan bij ‘migraine, ernstige hoofdpijn’ en bij het blok ‘geneesmiddelen’ geeft zij aan dat zij Imigran 50 mg tabletten gebruikt.
3.14
Tijdens het gesprek bij de arbodienst komt de migraine nader aan de orde en worden door de bedrijfsarts van de arbodienst daaromtrent aantekeningen gemaakt op het door klaagster ingevulde formulier. In de keuringsrichtlijn, genoemd onder 3.9, wordt op bladzijde a iv-2-3 onder Anamnese/Onderzoek in punt 6 migraine aangeduid met een ‘r’, hetgeen blijkens de Toelichting keuringsrichtlijnen a iv-1 t/m 20 een relatieve contra-indicatie betekent die een aandachtspunt vormt bij het functiegericht onderzoek en waarbij de bedrijfsarts bepaalt of de betreffende aandoening de belastbaarheid dusdanig beïnvloed dat tot afkeuring moet worden besloten. Naar aanleiding van de bevindingen omtrent de migraine vindt overleg plaats met een collega bedrijfsarts. Er wordt geen advies gevraagd aan een specialist.
3.15
De arbodienst legt zijn bevindingen vast in het medisch dossier van klaagster. Daarin staat – voor zover van belang –: ‘gelet op migraine anamnese ongeschikt voor politiemedewerker: afbreukrisico
34
te groot.’ In het eindoordeel medisch onderzoek aanstellingskeuring staat ‘ongeschikt assistent politiemedewerker niveau 2’. 3.16
Bij brief van 3 maart 2003 deelt de arbodienst aan klaagster de uitslag van het medisch onderzoek mee. Deze brief luidt – voor zover van belang –: ‘Op 3 maart 2003 verrichtte ik een medisch onderzoek bij u in verband met uw functie van assistent politiemedewerker niveau 2. Hiermee bevestig ik dat ik de opdrachtgever voor het onderzoek heb geïnformeerd over de uitslag van het onderzoek. Het aan uw werkgever gemelde resultaat luidt: ongeschikt voor de functie. Indien u met betrekking tot deze brief vragen heeft, verzoek ik u contact op te nemen (…)’.
3.17
Na ontvangst van de brief op 4 maart 2003 belt klaagster naar de arbodienst met het verzoek om een toelichting op het oordeel ‘ongeschikt voor de functie’. De bedrijfsarts van de arbodienst informeert klaagster dat zij is afgewezen op grond van haar migraine. In dat telefoongesprek wordt haar ook meegedeeld dat zij een bezwaarschrift kan indienen tegen de uitslag van het onderzoek.
3.18
Klaagster dient vervolgens een bezwaarschrift in en verzoekt verweerder om een herkeuring. Tot op de dag van de hoorzitting bij de Commissie is het verzoek om een herkeuring nog niet in behandeling genomen.
4
De standpunten van klaagster
4.1
Er is gehandeld in strijd met de WMK, omdat klaagster voorafgaand aan de keuring daarover geen schriftelijke informatie heeft gekregen. Achteraf is haar gebleken dat zij een keuring heeft ondergaan volgens dezelfde keuringseisen als die welke worden gesteld aan de functie van agent op niveau 4, Mobiele Eenheid (ME).
4,2
Op grond van het gesprek met de psycholoog tijdens het geschiktheidsonderzoek en het rapport van de psycholoog was er voor klaagster geen reden om aan te nemen dat de migraine een belemmering zou kunnen zijn voor het uitoefenen van de functie van assistent politiemedewerker niveau 2.
35
2003-02
4.3
5
Er is nog steeds geen informatie ontvangen met betrekking tot het uitvoeren van de herkeuring. Bij telefonisch gevraagde informatie werd haar meegedeeld dat men het oordeel van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen wilde afwachten.
De standpunten van verweerder
5.1
Het is verweerder bekend dat de functie eisen niet corresponderen met de keuringsrichtlijnen. Het opstellen van de functie informatie en de functie eisen, en het op grond daarvan doen vaststellen van keuringsrichtlijnen gebeurt door respectievelijk in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. Verweerder heeft zich daaraan te conformeren.
5.1
Ten aanzien van de herkeuring verklaart het hoofd juridische dienst van verweerder dat hij persoonlijk zal toezien op het onmiddellijk in gang zetten van de procedure en dat er voor klaagster een plaats is geblokkeerd in de klas van september 2003, mocht de herkeuring aanleiding geven voor een positieve beoordeling van de geschiktheid van klaagster.
5.3
Het hoofd juridische dienst van verweerder verklaart tevens dat het hem bekend is dat er wat betreft de procedure van herkeuring een discrepantie is tussen de voorschriften van de WMK en die in de Regeling aanstellingseisen Politie.
6 6.1
Overwegingen van de Commissie Gelet op de tekst en de doelstellingen van de WMK en overige regelgeving, waaronder het Protocol Aanstellingskeuringen van juni 1995, in werking sinds 1 januari 1996,3 moet worden uitgegaan van een strikte scheiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de keuringvrager/ werkgever (verweerder) en de keurend arts (de arbodienst).
3
Het Protocol Aanstellingskeuringen kan blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot regeling van de aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 597, en bij het Besluit tot regeling van de klachtenbehandeling aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 598, worden beschouwd als een nadere invulling van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
36
6.2
Verweerder is volgens de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen verantwoordelijk voor de schriftelijke vastlegging van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid voor de betreffende functie, voor de vastlegging daarvan in keuringsrichtlijnen door de Arbo-dienst en voor de procedure van de aanstellingskeuring.
6.3
Wat betreft de schriftelijke vastlegging van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid overweegt de Commissie als volgt.
6.4
Vaststaat dat de aanstellingskeuring in het kader van de betreffende functie wordt verricht aan de hand van de functie informatie en de functie eisen van vóór 1998. Op de hoorzitting is door de Commissie geconstateerd en door verweerder erkend dat de betreffende functie eisen, zoals weergegeven onder 3.9, niet specifiek zijn geformuleerd voor de vervulling van de betreffende functie in de zin van de WMK, zodat deze niet kunnen worden vertaald in bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid.
6.5
Een aanstellingskeuring mag ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WMK juncto artikel 3, eerste lid, van het Besluit Aanstellingskeuringen, alleen plaats vinden, indien aan de vervulling van de betreffende functie en de daarbij behorende taken bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld, waaronder wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de keurling en van derden bij de uitvoering van de desbetreffende arbeid, terwijl de risico’s voor de gezondheid en veiligheid niet met gangbare maatregelen, overeenkomstig de stand der wetenschap en professionele dienstverlening, kunnen worden gereduceerd.
6.6
Volgens de toelichting bij het Besluit aanstellingskeuringen is dit besluit ook van toepassing op de aanstelling in openbare dienst. De toelichting verwijst in dit verband naar het Algemeen rijksambtenarenreglement (ARAR), waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende het medisch onderzoek bij de aanstelling. Volgens de toelichting moet bij de naleving van deze bepalingen uit het ARAR tevens worden voldaan aan de verplichtingen zoals die voortvloeien uit het Besluit aanstellingskeuringen.
6.7
Gelet op vorenstaande overwegingen handelt verweerder in strijd met genoemde voorschriften van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
37
2003-02
6.8
Uit vorenstaande vloeit tevens voort dat verweerder in strijd handelt met artikel 8, eerste lid, van de WMK, waarin wordt bepaald dat de keuringvrager het doel van de keuring, de vragen welke ten aanzien van de gezondheid zullen worden gesteld en de medische onderzoeken welke mogen worden verricht, schriftelijk vast legt.
6.9
Voorzover verweerder betoogt dat hij zich heeft te conformeren aan de van hoger hand opgelegde regelgeving, is de Commissie van oordeel dat verweerder zich als werkgever niet kan onttrekken aan de eigen verantwoordelijkheid op grond van de WMK.
6.10
Wat betreft de procedure van de aanstellingskeuring overweegt de Commissie dat klaagster van mening is dat zij geen adequate informatie heeft ontvangen over het doel van de keuring.
6.11
Vaststaat dat wat betreft de informatie over de aanstellingskeuring de procedure bij verweerder aldus is dat sollicitanten mondeling informatie krijgen over het feit dat er een aanstelling zal plaats vinden onder voorbehoud van de medische keuring en het antecedentenonderzoek.
6.12
Uit hetgeen op de hoorzitting is verklaard en niet is weersproken blijkt dat klaagster niet geïnformeerd was over het feit dat de keuring voor een executieve functie op niveau 2 gelijk gesteld wordt met een keuring voor een executieve functie op niveau 4. Voorts kan uit de brieven van de keurend arts, genoemd onder 3.10 en 3.16, niet anders worden opgemaakt dan dat de keuring een functie op niveau 2 zou betreffen.
6.13
Uit bovenstaande volgt dat klaagster geen adequate informatie heeft gekregen, waardoor klaagster er vanuit ging dat de keuring de door haar beoogde functie op niveau 2 betrof.
6.14
In artikel 8, tweede lid, van de WMK wordt bepaald dat tijdig voor de aanvang van de keuring aan de keurling (sollicitant) op begrijpelijke wijze schriftelijk informatie wordt gegeven over doel, vragen en onderzoeken als bedoeld in het eerste lid, hierboven genoemd onder 6.9. Verweerder heeft, gelet op hetgeen is overwogen onder 6.11 tot en met 6.13, gehandeld in strijd met artikel 8, tweede lid, van de WMK.
38
6.15
Ten aanzien van de door klaagster gevraagde herkeuring overweegt de Commissie dat verweerder op de hoorzitting heeft toegezegd erop toe te zien dat deze procedure onmiddellijk wordt gestart. Tevens is op de hoorzitting de procedure zelf ter sprake gekomen, waarbij de Commissie erop heeft gewezen dat er een discrepantie is tussen de regelgeving daaromtrent bij verweerder en de WMK, hetgeen door verweerder is erkend.
6.16
Deze discrepantie betreft met name de in artikel 12, eerste lid, van de WMK genoemde regeling voor herkeuring door een onafhankelijk geneeskundige. Immers, blijkens artikel 10, derde lid, van de Regeling aanstellingseisen Politie, geschiedt de herkeuring door een commissie van drie geneeskundigen, terwijl die commissie blijkens artikel 10, vierde lid, als volgt wordt samengesteld: het bevoegd gezag (verweerder) wijst een geneeskundige aan, en de betrokkene (klaagster) wijst een geneeskundige aan. Vervolgens wijzen deze twee geneeskundigen een derde geneeskundige aan.
6.17
Naar het oordeel van de Commissie voldoet een dergelijke samenstelling, waarbij één van de leden wordt aangewezen door de aspirant werkgever, niet aan de doelstelling van onafhankelijkheid genoemd in artikel 12 WMK. De Commissie wijst daarvoor ook naar hoofdstuk 2.7 van het Protocol Aanstellingskeuringen, dat bij het recht van de keurling op een onafhankelijke herkeuring ervan uitgaat dat de keuze van de herkeurend arts tot stand komt in overleg met de keurling, terwijl de keurling daarbij zelf de keuze maakt door welke arts de herkeuring zal plaats vinden.
6.18
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen onder 6.16 tot en met 6.18 is de Commissie van oordeel dat verweerder handelt in strijd met artikel 12, eerste lid, van de WMK.
6.19
Hoewel niet in het geding, overweegt de Commissie hier ten overvloede ten aanzien van het geschiktheidsonderzoek (testdagen), dat volgens de informatie van verweerder deel uit maakt van de sollicitatieprocedure, dat daarin medische aspecten voorkomen, die strijdig zijn met artikel 4 lid 2 van de WMK. Het geschiktheidsonderzoek wordt tijdens de sollicitatieprocedure gebruikt als selectie instrument, waarbij de bevindingen en de gevolgtrekking schriftelijk worden vastgelegd. De Commissie verwijst hier naar haar oordeel 2002-03, waarbij de Commissie overweegt een dergelijk onderzoek aan sollicitanten aan te bieden op basis van vrijwilligheid om aan henzelf de mogelijkheid te geven – met behulp van de uitkomst van het onderzoek – te bepalen of solliciteren wel zinvol is. In dat geval, zo overweegt de Commissie – worden die gegevens niet gerapporteerd aan de werkgever en evenmin gearchiveerd, zodat een dergelijke werkwijze niet in strijd is met de WMK. 39
2003-02
7
Oordeel van de Commissie De klacht is gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met – artikel 4, eerste lid, van de WMK, en artikel 3 van het Besluit aanstellingskeuringen; – artikel 8, eerste en tweede lid van de WMK; – artikel 12, eerste lid van de WMK.
8
Aanbevelingen Op grond van vorenstaand oordeel doet de Commissie de volgende aanbevelingen: Het schriftelijk vastleggen van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid voor de functie van agent van politie conform de voorschriften van de Wet op de medische keuringen en het Besluit aanstellingskeuringen. Alvorens de eisen vast te leggen, het schriftelijk vragen van advies aan de arbodienst over deze bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid, het doel van de keuring, de vragen welke ten aanzien van de gezondheid zullen worden gesteld, en de medische onderzoeken welke mogen worden verricht, en over de rechtmatigheid van de keuring. De Regeling Aanstellingseisen Politie 2002 herzien met toepassing van de voorschriften van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen, in het bijzonder wat betreft de regeling van de herkeuring op het punt van de onafhankelijkheid van de herkeurend arts, zoals overwogen onder 6.17.
40
2003-03 16 juli 2003 1
De klacht Op 5 maart 2003 heeft klaagster de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen verzocht haar oordeel uit te spreken over de vraag of de keuring in het kader van haar sollicitatie naar de functie van assistent politiemedewerker bij de Politie Regio Utrecht (hierna te noemen: de werkgever), is geschied volgens de voorschriften van de Wet op de medische keuringen (WMK). De keuring is uitgevoerd door Achmea Arbo (hierna te noemen: verweerder).
2
De loop van de procedure
2.1
De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek ingesteld. Klaagster heeft haar standpunten schriftelijk toegelicht met bijlagen. Verweerder heeft schriftelijke informatie overgelegd.
2.2
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten tijdens de hoorzitting op 21 mei 2003. Daarbij zijn door verweerder, met toestemming van klaagster, nog bescheiden overgelegd.
2.3
Tegen de werkgever is een apart oordeel uitgebracht.
3
De feiten Uit de overlegde bescheiden en uit hetgeen is gesteld en niet is weersproken staat – voor zover van belang – het navolgende vast.
3.1
Klaagster vraagt in 2002 informatie aan over een baan bij de Politie. Van het Bureau Personeelsvoorziening Politie ontvangt zij een voorlichtingspakket.
41
2003-03
3.2
Klaagster solliciteert vervolgens naar de functie van assistent politiemedewerker niveau 2 door het invullen en toesturen van het bij het voorlichtingspakket gevoegde responsformulier, terwijl zij daarbij het korps van haar voorkeur aangeeft.
3.3
Klaagster ontvangt nadere informatie over de selectieprocedure, welke wordt uitgevoerd door het Instituut Werving en Selectie Politie (IWSP). Volgens deze informatie bestaat de selectieprocedure uit de onderdelen ‘Fysiek Motorisch Onderzoek’, ‘Psychologisch onderzoek’, ‘Praktijkopdracht’ en ‘Interview met een psycholoog’. De informatie eindigt onder meer met de zin ‘De resultaten van de selectieprocedure zullen na uw toestemming aan het korps worden toegezonden. Zij stellen u op de hoogte van hun beslissing en eventuele verdere procedure.’
3.4
Volgens de door de werkgever aan de Commissie verstrekte informatie bestaat de totale sollicitatieprocedure uit achtereenvolgens een geschiktheidsonderzoek, vastgesteld bij de Regeling aanstellingseisen politie 2002, Hoofdstuk 41 en uitgevoerd door het IWSP, een gesprek bij de werkgever, en een geneeskundig onderzoek door verweerder.
3.5
Klaagster neemt eind maart/begin april 2002 deel aan het geschiktheidsonderzoek van het IWSP. Tijdens het onderdeel ‘Interview met de psycholoog’ komt aan de orde het feit dat klaagster aan migraine aanvallen onderhevig is. In het rapport van de psycholoog van 2 april 2002 wordt dit als volgt – voorzover van belang – verwoord: ‘mevrouw (…) is voldoende stressbestendig. Onder druk of onder bedreigende omstandigheden loopt zij weliswaar enige spanning op (dit kan zich onder meer uiten in migraine), maar haar optreden blijft correct en beheerst en zij behoudt overzicht. Haar optreden is voldoende evenwichtig en zij presteert op constant niveau.’
3.6
Klaagster verneemt van het IWSP dat zij op alle onderdelen voldoende heeft gescoord.
3.7
Klaagster verneemt van de werkgever dat de sollicitatieprocedure met haar wordt voortgezet. Klaagster heeft vervolgens een gesprek bij de werkgever, waarin wordt meegedeeld dat zij zal worden aangesteld onder voorbehoud van het medisch onderzoek en het antecedentenonderzoek.
3.8
Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door verweerder in opdracht van de werkgever. 1
42
Stcrt. 2002, nr. 212
3.9
Volgens de door verweerder en de werkgever aan de Commissie verstrekte informatie wordt het medisch onderzoek uitgevoerd volgens de keuringsrichtlijn a i v -2 Politie. Deze richtlijn betreft personeel in executieve dienst, agent van politie, en luidt – voor zover van belang – als volgt: ‘Functie-informatie Artikel 2 van de Politiewet 1993 luidt (…2) In de uitvoering van deze taak zijn de volgende elementen te onderscheiden: Surveillance: (…). Achtervolging: (…). Aanhouding: (…). (…) Surveillant van politie De surveillant van politie (red. Commissie: thans genoemd assistent politiemedewerker niveau 2) is een ambtenaar met een lagere opleiding dan de agent. In de meeste regio’s verricht de surveillant dezelfde taken als de agent, maar heeft hierbij minder bevoegdheden. (…) Gezien het takenpakket en de opleiding bij doorstroming naar de functie van agent, worden bij de selectie (…) dezelfde eisen gesteld als aan de aspirant van politie. Surveillanten worden bij benoeming tot agent van politie niet opnieuw gekeurd. (…) Functie-eisen Somatisch: Een lichamelijk goede conditie. De wervelkolom en (…). Bestand tegen onregelmatige werktijden. Een goed evenwichtsgevoel. (…)’
2
De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. 43
2003-03
3.10
Bij brief van 21 januari 2003 stuurt verweerder aan klaagster een uitnodiging voor het medisch onderzoek op 3 maart 2003. In de brief staat – voor zover van belang –: ‘Dit onderzoek houdt verband met uw functie van assistent politiemedewerker niveau 2. Het onderzoek wordt verricht in opdracht van (red. Commissie: de werkgever).’
3.11
Bij deze brief is een vragenlijst Aanstellingskeuring, welke moet worden ingevuld ten behoeve van het gesprek bij verweerder in het kader van het medisch onderzoek.
3.12
De vragenlijst Aanstellingskeuring betreft standaardvragen, opgesteld door de Arbo Management Groep (AMG). Aangekruist is welke vragen voor de betreffende functie van bijzonder belang zijn en in ieder geval beantwoord dienen te worden. Die vragen betreffen de onderdelen (blokken) houding en beweging, hart en vaten, bewustzijn, zintuigen, psychische klachten, behandelingen, geneesmiddelen.
3.13
In het blok ‘bewustzijn’ kruist klaagster ‘ja’ aan bij de vraag ‘heeft u regelmatig last van ernstige hoofdpijn’, in het blok ‘behandelingen’ kruist zij ‘ja’ aan bij ‘migraine, ernstige hoofdpijn’ en bij het blok ‘geneesmiddelen’ geeft zij aan dat zij Imigran 50 mg tabletten gebruikt.
3.14
Tijdens het gesprek bij verweerder komt de migraine nader aan de orde en worden door de bedrijfsarts van verweerder daaromtrent aantekeningen gemaakt op het door klaagster ingevulde formulier. In de keuringsrichtlijn, genoemd onder 3.9, wordt op bladzijde a iv-2-3 onder Anamnese/Onderzoek in punt 6 migraine aangeduid met een ‘r’, hetgeen blijkens de Toelichting keuringsrichtlijnen a iv-1 t/m 20 een relatieve contra-indicatie betekent die een aandachtspunt vormt bij het functiegericht onderzoek en waarbij de bedrijfsarts bepaalt of de betreffende aandoening de belastbaarheid dusdanig beïnvloed dat tot afkeuring moet worden besloten. Naar aanleiding van de bevindingen omtrent de migraine vindt overleg plaats met een collega bedrijfsarts. Er wordt geen advies gevraagd aan een specialist.
3.15
Verweerder legt zijn bevindingen vast in het medisch dossier van klaagster. Daarin staat – voor zover van belang –: ‘gelet op migraine anamnese ongeschikt voor politiemedewerker: afbreukrisico te groot.’ In het eindoordeel medisch onderzoek aanstellingskeuring staat ‘ongeschikt assistent politiemedewerker niveau 2’. 44
3.16
Bij brief van 3 maart 2003 deelt verweerder aan klaagster de uitslag van het medisch onderzoek mee. Deze brief luidt – voor zover van belang –: ‘Op 3 maart 2003 verrichtte ik een medisch onderzoek bij u in verband met uw functie van assistent politiemedewerker niveau 2. Hiermee bevestig ik dat ik de opdrachtgever voor het onderzoek heb geïnformeerd over de uitslag van het onderzoek. Het aan uw werkgever gemelde resultaat luidt: ongeschikt voor de functie. Indien u met betrekking tot deze brief vragen heeft, verzoek ik u contact op te nemen (…)’.
3.17
Na ontvangst van de brief op 4 maart 2003 belt klaagster naar verweerder met het verzoek om een toelichting op het oordeel ‘ongeschikt voor de functie’. De bedrijfsarts van verweerder informeert klaagster dat zij is afgewezen op grond van haar migraine. In dat telefoongesprek wordt haar ook meegedeeld dat zij een bezwaarschrift kan indienen tegen de uitslag van het onderzoek.
3.18
Klaagster dient vervolgens een bezwaarschrift in en verzoekt de werkgever om een herkeuring. Tot op de dag van de hoorzitting bij de Commissie is het verzoek om een herkeuring nog niet in behandeling genomen.
4
De standpunten van klaagster
4.1
Verweerder heeft een te zware keuring toegepast. De brieven van verweerder spreken over een keuring op niveau 2, terwijl achteraf is gebleken dat klaagster is gekeurd op niveau 4.
4.2
Het is niet terecht dat klaagster is afgekeurd op grond van migraine. Verweerder heeft zijn motivering gebaseerd op mogelijke onvoorziene uitval.
4.3
Bij het direct innemen van medicijnen wanneer de hoofdpijn opkomt is er geen sprake van uitval, terwijl bij een lichte aanval van migraine geen medicijnen nodig zijn. Een zware aanval komt ongeveer eens in de drie maanden voor.
4.4
Bij de herkeuring kan misschien het gebruik van andere medicijnen worden aanbevolen om risico’s, zo die er al zijn, te reduceren.
45
2003-03
5
De standpunten van verweerder
5.1
Het is bekend dat de functieomschrijving en de daarop gebaseerde functie eisen niet corresponderen met de keuringsrichtlijnen. Door de werkgever is echter nooit om bijstelling gevraagd.
5.2
Voor al het personeel in executieve dienst worden dezelfde keuringseisen gehanteerd en wordt gekeurd op het maximale niveau, omdat er in uitrukkende omstandigheden ME-achtige situaties te verwachten zijn. Klaagster is in dit verband afgekeurd op grond van het veiligheidsrisico voor zich zelf en voor anderen.
5.3
Het oordeel ‘afbreukrisico te groot’ is gebaseerd op het feit dat er onregelmatige diensten zijn en dat er moet kunnen worden uitgerukt op onregelmatige tijdstippen. Klaagster geeft aan dat het een half uur duurt voor de werking van de medicijnen aanslaat.
5.4
Aan de hand van het door klaagster opgegeven aantal tabletten is een berekening gemaakt van de frequentie van de migraine aanvallen.
6
Overwegingen van de Commissie
6.1
Gelet op de doelstellingen van de WMK en overige regelgeving, waaronder het Protocol Aanstellingskeuringen van juni 1995, in werking sinds 1 januari 1996,3 moet worden uitgegaan van een strikte scheiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de keuringvrager/werkgever en de keurend arts (verweerder).
6.2
Verweerder heeft op de hoorzitting van de Commissie erkend dat de keuringsrichtlijnen ten behoeve van de aanstellingskeuring van het personeel van de werkgever sinds de invoering van de WMK per 1 januari 1998 niet meer voldoen aan de regelgeving van de WMK, maar betoogt dat nooit opdracht is gegeven van de kant van de werkgever om de keuringsrichtlijnen bij te stellen. 3
Het Protocol Aanstellingskeuringen kan blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot regeling van de aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 597, en bij het Besluit tot regeling van de klachtenbehandeling aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 598, worden beschouwd als een nadere invulling van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
46
6.3
De Commissie is echter, mede gelet op de doelstelling van de WMK en de uitgangspunten van het door de rijksoverheid voorgestane beleid bij de totstandkoming van de WMK, van oordeel dat verweerder als keurend arts een eigen verantwoordelijkheid heeft in relatie tot de keurling en in relatie tot de werkgever. Ook het Protocol Aanstellingskeuringen gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de keurend arts voor een adequate uitvoering van de keuring. In dit licht bezien had het in de rede gelegen dat verweerder, mede gelet op de bij de WMK beoogde rechtsbescherming van de keurling, als keurend arts en adviseur bij de werkgever zou hebben aangedrongen op het aanpassen van de formulering van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid.
6.4
Nu verweerder doorgaat met keuren voor de werkgever voor de functie van agent van politie, terwijl de voorwaarde voor een aanstellingskeuring ontbreekt, handelt verweerder in strijd met de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen. Immers, een aanstellingskeuring mag ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WMK juncto artikel 3, eerste lid, van het Besluit Aanstellingskeuringen, alleen plaats vinden, indien aan de vervulling van de betreffende functie en de daarbij behorende taken bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld, waaronder wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de keurling en van derden bij de uitvoering van de desbetreffende arbeid, terwijl de risico’s voor de gezondheid en veiligheid niet met gangbare maatregelen, overeenkomstig de stand der wetenschap en professionele dienstverlening, kunnen worden gereduceerd.
6.5
De specifieke taak van de arbodienst in deze wordt geëxpliceerd in de toelichting bij genoemd artikel 3 van het besluit aanstellingskeuringen, waarin staat dat de arbodienst bij uitstek geschikt is om te adviseren omtrent de inhoud van de keuring. De arbodienst bezit, volgens genoemde toelichting, de benodigde deskundigheid om de functie eisen in criteria van medische geschiktheid te vertalen, voor de beantwoording van de vraag of de eisen mogelijk overbodig zijn, omdat aan de uitvoering van de arbeid verbonden risico’s weggenomen of gereduceerd kunnen worden, en om te bezien of er valide medische onderzoeksmethoden beschikbaar zijn om daarmee de geschiktheid vast te stellen.
6.6
Uit vorenstaande volgt dat verweerder tevens handelt in strijd met de artikelen 2 en 3 van de WMK, welke nadere voorwaarden stellen aan de keuring.
6.7
Mede in dit verband overweegt de Commissie hier dat zij zich afvraagt of bij een goed formuleren van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid, zoals hierboven onder 6.3 is 47
2003-03
overwogen, een aantal vragen op de vragenlijst Aanstellingskeuring wellicht overbodig zijn en derhalve in strijd met de voorschriften van de WMK. 6.8
De Commissie gaat hier verder niet in op de reden waarom klaagster is afgekeurd, omdat die ter beoordeling is van de keurend arts die de herkeuring zal verrichten. Ook het door klaagster gestelde omtrent een eventueel advies voor medicijn gebruik valt buiten het bestek van dit geding. Wèl vraagt de Commissie zich af of de door verweerder gebruikte onderzoeksmethode een valide methode is. De keurend arts is tot een mening over de frequentie van de migraine aanvallen gekomen op basis van het door betrokkene opgegeven aantal ingekochte tabletten. De keurend arts heeft zijn conclusies dienaangaande niet met betrokkene besproken. De Commissie vindt dat de door de arts gebruikte methode onvoldoende basis biedt voor het doen van een uitspraak over de frequentie van de aanvallen, zo dit gegeven binnen deze context al relevant mag worden geacht. De keurend arts mag geen uitspraken doen waarvoor medische gegevens onvoldoende basis bieden. Volgens algemene jurisprudentie van het Centraal Medisch Tuchtcollege moet de keurend arts, gezien zijn gegevens, redelijkerwijs tot de genomen beslissing zijn gekomen, terwijl daarnaast een deugdelijke medisch wetenschappelijke onderbouwing van de keuring noodzakelijk is.
6.9
Ten aanzien van de correspondentie met klaagster overweegt de Commissie dat, hoewel het de taak is van de werkgever om voorafgaand aan de keuring adequate schriftelijke informatie daarover te geven aan de keurling, de Commissie hier wenst op te merken dat uit de inhoud van de brieven van verweerder, zoals weergegeven onder 3.10 en 3.16, en uit de door de opdrachtgever gehanteerde functie eisen, zoals weergegeven onder 3.9, niet anders valt op te maken dan dat er wordt gekeurd op niveau 2. Naar het oordeel van de Commissie heeft verweerder ook hier zijn eigen verantwoordelijkheid, in die zin dat uit de brief moet blijken dat het gaat om een keuring voor de functie van agent van politie.
6.10
Hoewel niet in het geding, merkt de Commissie hier op dat blijkens de tekst van de brief van 3 maart 2003, genoemd onder 3.16, betreffende de negatieve gevolgtrekking op grond van de keuring, deze gevolgtrekking aan de werkgever is meegedeeld zonder voorafgaand overleg met de keurling. Dienaangaande overweegt de Commissie – ten overvloede – dat het Protocol Aanstellingskeuringen in hoofdstuk 2 onder 2.4.4 bepaalt dat de keurling het recht heeft als eerste geïnformeerd te worden over de uitslag van de aanstellingskeuring. In de toelichting bij deze bepaling staat dat de keurling, door als eerste van de uitslag kennis te nemen, kan beslissen of de opdrachtgever in kennis mag 48
worden gesteld van de uitslag van de keuring en dat deze norm reeds is te vinden in de (tucht) rechtspraak alsmede in artikel 7:464, tweede lid, van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Volgens genoemde toelichting brengt de redelijkheid met zich mee dat de keurling het initiatief neemt om de opdrachtgever binnen een week op de hoogte te stellen van zijn/haar beslissing dat de opdrachtgever niet in kennis mag worden gesteld van de gevolgtrekking. Naar het oordeel van de Commissie moet deze norm ook worden gelezen in artikel 12, eerste lid, van de WMK, waarin wordt bepaald dat de keurling zijn wens om te worden herkeurd kenbaar maakt binnen een week nadat de negatieve gevolgtrekking dan wel de positieve gevolgtrekking onder bepaalde beperkingen, verbonden aan de keuring, aan hem is meegedeeld. De Commissie is daarom van oordeel dat, zo verweerder al heeft verzuimd klaagster als eerste op de hoogte te stellen van de uitslag van de keuring, in ieder geval de tekst van de (standaard) brief niet voldoet aan de hierboven weergegeven normstelling.
7
Oordeel van de Commissie De klacht is gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met – artikel 4, eerste lid, van de WMK, en artikel 3, eerste lid, van het Besluit aanstellingskeuringen; – artikel 2 van de WMK; – artikel 3 van de WMK.
8
Aanbeveling Op grond van vorenstaande overwegingen en oordeel doet de Commissie de volgende aanbevelingen: Met onmiddellijke ingang samen met de opdrachtgever keuringseisen opstellen conform de WMK en in de overbruggingsperiode uitermate terughoudend zijn met (af)keuren. Duidelijk weergeven in de correspondentie met keurlingen voor welke functie wordt gekeurd. Bijstellen van de (standaard) brief wat betreft de uitslag van de keuring conform hetgeen hierboven onder 6.9 is overwogen. 49
2003-04 16 juli 2003 1
De klacht Op 20 maart 2003 heeft klaagster de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (hierna te noemen: Commissie) verzocht haar oordeel uit te spreken over de vraag of de werkgever bij wie zij heeft gesolliciteerd (hierna te noemen: verweerder) in strijd heeft gehandeld met de Wet op de medische keuringen (WMK) door de toegezegde aanstelling ongedaan te maken vanwege het niet vermelden van haar arbeidshandicap gedurende de sollicitatiefase, informatie die verweerder nog voor de aanstelling van klaagster door de arbeidsdeskundige van een reïntegratiebedrijf (hierna te noemen: reïntegratiebedrijf) werd verstrekt.
2
De loop van de procedure
2.1
De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. Klaagster heeft daarbij bescheiden gevoegd.
2.2
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten tijdens de hoorzitting op 16 mei 2003. Door klaagster zijn tijdens de hoorzitting nog enkele bescheiden overgelegd, welke ter zitting zijn besproken.
2.3
Tegen het reïntegratiebedrijf is een apart oordeel uitgebracht.
3
De feiten Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen ter zitting is gebleken staat – voorzover hier van belang – het navolgende vast.
3.1
Klaagster heeft een arbeidshandicap en is geïndiceerd in de zin van de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA). Zij werkt 20 uur per week als administratief medewerkster bij een bedrijf. Zij is op zoek naar een andere functie met meer afwisseling en uitdaging. 50
3.2
Verweerder is het bestuur van een gemeente, waarbij per 1 januari 2003 een vacature is voor een medewerker (m/v) burgerzaken voor 20 uur per week.
3.3
Het reïntegratiebedrijf helpt klaagster bij het zoeken naar een andere geschikte functie.
3.4
Door het reïntegratiebedrijf is op 8 oktober 2002 een, mede door klaagster ondertekend, arbeidsintegratieplan voor klaagster opgesteld onder meer aan de hand van een Rapportage onderzoek Arbeidshandicap van 19 maart 1999 en de Rapportage Verzekeringsarts van 3 maart 1999.
3.5
In het arbeidsintegratieplan staat – voorzover van belang –: ‘(…) Cliënt werkt op dit moment 20 uur per week, verdeeld over 5 dagen (…). Cliënt ervaart de werkzaamheden als eentonig. (…) Hierdoor is cliënt op zoek naar een andere functie, met meer afwisseling en uitdaging. (…) Cliënt is zelf volop aan het solliciteren, maar heeft zelf het idee dat er voor haar weinig mogelijkheden zijn op de arbeidsmarkt. (…) Cliënt is REA-geïndiceerd. In 1999 was het aantal werkbare uren 20 uur per week, maximaal 4 uur per dag. Gezien het feit dat cliënt al enige tijd werkt, en zelf aangeeft meer aan te kunnen, is in overleg met de arbeidsdeskundige besloten, dat cliënt ook werk voor 3 dagen per week, 8 uur per dag kan aanvaarden. Wel wordt aanbevolen dat de dagen niet aaneengesloten worden gewerkt. (…) Cliënt bezit de vaardigheden om te werken als telefoniste, receptioniste en administratief medewerkster. (…) Cliënt ervaart het feit dat zij slechts parttime inzetbaar is als een sterke beperking. Hierdoor wordt zij onzeker en is geneigd om op alle beschikbare vacatures te reageren, zonder daarbij te beoordelen of het voor haar passende functies zijn. In de begeleiding zal dit aspect meegenomen moeten worden, en zal met cliënt getracht worden om meer vanuit de kwaliteiten van cliënt naar vacatures te zoeken. Conclusie: door middel van Jobhunting kunnen ingangen gecreëerd worden bij werkgevers en kan cliënt begeleid worden in het zoeken naar een passende werkkring. De arbeidsdeskundige zal bij werkaanvaarding ingeschakeld worden om alle formaliteiten rondom de REA af te handelen. Inzet Instrumenten: Jobhunting (…) Extra inzet (…): Arbeidsintegratieplan, opgesteld in overleg met een arbeidsdeskundige. Advisering opdrachtgever (werkgever) door arbeidsdeskundige. (…)
51
2003-04
3.6
Klaagster ziet eind november 2002 in een krant de advertentie van verweerder betreffende de functie van medewerker (m/v) burgerzaken 20 uur per week. Zij solliciteert bij verweerder naar deze functie, een en ander in overleg met het reïntegratiebedrijf.
3.7
Verweerder deelt klaagster bij brief van 6 december 2002 mee dat zij niet voldoende gekwalificeerd is voor deze functie, maar dat zij wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek op 16 december 2002 voor de functie van medewerker snelloket burgerzaken.
3.8
De functie van medewerker snelloket burgerzaken betreft een nieuwe functie, die per 1 januari 2003 is ingesteld. De functie is gevormd door een afsplitsing van de functie van medewerker burgerzaken. De werkzaamheden van de nieuwe functie betreffen voornamelijk het te woord staan en helpen van burgers die (persoonlijke) documenten komen afhalen. Deze werkzaamheden gebeuren met name staande aan de balie in de hal van het gemeentehuis.
3.9
Voor deze nieuwe functie is geen specifieke vakopleiding vereist en worden geen bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid gesteld.
3.10
Het personeelsbeleid van verweerder is er onder meer op gericht om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen en in dienst te houden.
3.11
Verweerder nodigt klaagster op 19 december 2002 telefonisch uit voor een tweede gesprek dat op 23 december 2003 plaats vindt. Verweerder doet klaagster tijdens dat gesprek de toezegging dat zij in aanmerking komt voor de betreffende functie per 1 februari 2003.
3.12
Bij dit gesprek is ook een medewerker van de afdeling Personeel en Organisatie (P&O) van verweerder aanwezig, mede in verband met het invullen van voor de aanstelling van belang zijnde formulieren. Op verzoek van klaagster wordt het gedeelte betreffende haar werkverleden door haar zelf op een later tijdstip thuis ingevuld.
3.13
Het reïntegratiebedrijf wordt door klaagster aansluitend op het gesprek van 23 december 2002 op de hoogte gesteld van het feit dat zij in aanmerking komt voor de functie van medewerker snelloket burgerzaken per 1 februari 2003.
52
3.14
Op 7 januari 2003 geeft klaagster het door haar thuis ingevulde formulier, waarop zij ook aangeeft dat zij REA-geïndiceerd is, af bij verweerder.
3.15
De afdeling P&O van verweerder neemt vervolgens de personeelsformulieren in behandeling en zet met het oog op de in het vooruitzicht gestelde aanstelling enkele zaken in gang, zoals het bestellen van een fiets en het aanvragen van spaarloon.
3.16
Klaagster zegt tussentijds haar huidige baan op.
3.17
De arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf heeft, op eigen verzoek en met medeweten van klaagster, op 28 januari 2003 een gesprek met verweerder.
3.18
Verweerder geeft bij dit gesprek aan dat hij tijdens het sollicitatiegesprek door klaagster niet op de hoogte is gesteld van het feit dat klaagster arbeidsgehandicapt is in de zin van de REA.
3.19
De arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf vraagt naar de functiebeschrijving van en het belastbaarheidsprofiel van de functie en zegt, op basis van de door verweerder verstrekte informatie, zijn twijfels te hebben over de passendheid van de functie en geeft als zijn mening dat de functiebelasting de belastbaarheid van klaagster overschrijdt in verband met haar handicap.
3,20
De arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf deelt klaagster direct na het gesprek, eveneens op 28 januari 2003, telefonisch mee twijfels te hebben over haar geschiktheid voor de functie.
3.21
Op 30 januari 2003 vindt een gesprek plaats bij het reïntegratiebedrijf met klaagster en haar gemachtigde, waarvan door klaagster een verslag is gemaakt. In dat gesprek komt onder meer aan de orde dat verweerder tegenover het reïntegratiebedrijf heeft aangegeven dat hij niet mondeling en ook niet schriftelijk door klaagster op de hoogte is gesteld van het REA traject en dat dit door verweerder wordt uitgelegd als een breuk in het vertrouwen tussen verweerder en klaagster als toekomstig medewerkster.
3.22
Verweerder deelt klaagster op 31 januari 2003 telefonisch mee dat de aanstelling geen doorgang vindt, omdat klaagster de informatie omtrent haar REA-status en arbeidshandicap heeft achtergehouden.
53
2003-04
3.23
Bij brief van 5 februari 2003 deelt verweerder aan klaagster mee dat zij niet voor benoeming in de functie van medewerker burgerzaken (snelloketten) zal worden voorgedragen en dat de reden voor afwijzing erop neer komt dat klaagster tijdens de selectieprocedure informatie heeft achtergehouden, waardoor verweerder onvoldoende vertrouwen heeft in een vruchtbare samenwerking in de toekomst.
3.24
Klaagster schrijft verweerder op respectievelijk 7 februari 2003, 10 februari 2003, en 12 februari 2003 brieven, waarin zij haar beklag doet over de gang van zaken. In de brief van 12 februari 2003 schrijft klaagster tevens dat het haar verbaast dat verweerder geen heil meer ziet in een reeds toegezegd gesprek over haar klachten omtrent de gang van zaken na het bewuste gesprek van 28 januari 2003.
3.25
Op 17 maart 2003 volgt, op verzoek van de door klaagster ingeschakelde plaatselijke antidiscriminatie raad, een gesprek bij verweerder.
3.26
Bij begeleidende brief van 1 april 2003 stuurt verweerder aan klaagster het verslag van het gesprek. De inhoud van de begeleidende brief luidt – voorzover van belang – als volgt. ‘(…) Met u is destijds inderdaad overeengekomen om tot een aanstelling te komen. In de periode tussen het moment van toezeggen en de feitelijke/formele aanstelling is ons echter informatie bekend geworden op grond waarvan op de eerder gedane toezegging is teruggekomen. Ik wil nogmaals benadrukken dat de intrekking van de gedane toezegging niet ligt in het feit dat u arbeidsgehandicapt zou zijn. Er is sinds het eerste contact met de heer (…) van (red. Commissie: het reïntegratiebedrijf) echter dermate veel gebeurd, dat mijn vertrouwen in een goed verloop van deze aanstelling is geschaad. De heer (…) heeft naar mij toe ook aangegeven dat u hem heeft verteld dat het een overwegend administratieve functie betrof, terwijl de werkzaamheden juist uitsluitend staande aan de balie worden verricht. Onder andere hierdoor is bij mij een beeld ontstaan van iemand die informatie heeft achtergehouden die relevant is voor de uitoefening van de functie. (…)’.
3.27
In het verslag van het gesprek van 17 maart 2003, opgesteld door verweerder, staat – voorzover van belang –: ‘Mw. (red. Commissie: gemachtigde van klaagster) is op zoek naar het antwoord op de vraag waarom mw. (red. Commissie: klaagster) nu feitelijk is afgewezen voor de functie, terwijl partijen eigenlijk alles al geregeld hadden. Het vermoeden bestaat dat dit te maken heeft met de arbeidshandicap van mw. (klaagster). (Verweerder) ontkent dit laatste, er zijn in het verleden al diverse mensen 54
met een arbeidshandicap aangenomen. Zij is wel altijd bereid geweest om mw. (klaagster) aan te nemen op de functie, maar is door het telefoontje van de heer (red. Commissie: arbeidsdeskundige bij het reïntegratiebedrijf) dermate verrast dat (verweerder) zich geschaad voelt in het vertrouwen. Een en ander heeft nooit tot een rea-werkplekonderzoek geleid, zodat ook niet duidelijk is of mw. (klaagster) überhaupt geschikt is voor de functie. Vanwege de benadering van mw. (klaagster), de gesprekken met de heer (arbeidsdeskundige bij het reïntegratiebedrijf) en de tegengestelde berichten zijn naar de mening van (verweerder) de verhoudingen dermate verstoord dat van een goede functievervulling geen sprake kan zijn. (…) het gesprek met de heer (arbeidsdeskundige bij het reïntegratiebedrijf) heeft de bal aan het rollen gebracht.’
4
De standpunten van klaagster
4.1
Er is door verweerder gehandeld in strijd met de WMK, omdat in de eerste contacten met haar, na het gesprek op 28 januari 2003, het niet vermelden van de REA-status en de arbeidshandicap in het sollicitatiegesprek als reden werd gegeven voor het ongedaan maken van een reeds toegezegde aanstelling, terwijl aan de verkregen informatie omtrent de arbeidshandicap een medische interpretatie is gegeven.
4.2
De informatie omtrent de REA-status en de betreffende beperking van de arbeidshandicap is niet relevant voor deze functie en is daarom door klaagster niet in het sollicitatiegesprek vermeld. De informatie omtrent de REA-status is wél vermeld op het, thuis ingevulde en op 7 januari 2003 bij verweerder afgegeven, formulier bestemd voor de afdeling P&O met het oog op financiële voordelen voor de werkgever.
5 5.1
De standpunten van verweerder De klacht valt niet onder het regime van de WMK, omdat er geen sprake is van een medische keuring. Ook zijn er in het sollicitatiegesprek geen vragen gesteld over de gezondheidstoestand van betrokkene en is niet gevraagd naar een eventueel REA- en of WAO-verleden. Er is geen verplichting voor sollicitanten om te vermelden dat er sprake is van een REA-achtergrond. De klacht moet om deze redenen niet-ontvankelijk worden verklaard. 55
2003-04
5.2
Indien de klacht volgens de Commissie ontvankelijk zou worden beoordeeld, dan moet de klacht ongegrond worden verklaard om de volgende redenen.
5.3
In de brief van 1 april 2003, gericht aan klaagster, wordt aangegeven dat de intrekking van de gedane toezegging voor de aanstelling niet is ingegeven door het feit dat klaagster arbeidsgehandicapt zou zijn, maar is besloten om klaagster niet aan te stellen vanwege een ontstane vertrouwensbreuk.
5.4
De aanleiding voor de vertrouwensbreuk is gelegen in het gesprek van 28 januari 2003 met de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf.
5.5
In dit gesprek deelde de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf onder andere mee dat hij, op grond van mededelingen van klaagster, ervan uitging dat het een functie betrof, waarin overwegend administratieve werkzaamheden zouden worden verricht. Deze voorstelling van zaken was onjuist, aangezien de werkzaamheden uitsluitend staand aan de balie moeten worden verricht. Dit deed het beeld ontstaan van een sollicitant die relevante informatie heeft achtergehouden. Voorts gaf de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf aan van mening te zijn dat de functie voor klaagster niet geschikt was.
5.6
Het gaat hier om een functie, waarbij moet worden omgegaan met vertrouwelijke informatie. Door het verzwijgen van het staan tijdens de werkzaamheden richting het reïntegratiebedrijf en door het verzwijgen van het zijn van arbeidsgehandicapt, heeft klaagster twijfels doen ontstaan omtrent het feit of zij wel geschikt is om een vertrouwensfunctie als de onderhavige te vervullen.
5.7
Hoewel geen vragen mogen worden gesteld en geen inlichtingen mogen worden ingewonnen over de gezondheidstoestand van de sollicitant, rust op de sollicitant wel de verplichting mededelingen te doen die van belang zijn voor de vervulling van wezenlijke functievereisten. Dit kan ook de ziekte of handicap betreffen, wanneer de gevolgen daarvan zijn dat de desbetreffende persoon daarvan (ernstige) belemmeringen zal ervaren bij het vervullen van de functie (Rb. Rotterdam 1 april 1999, j a r 1999, 99).
56
6
Overwegingen van de Commissie Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht:
6.1
De Commissie moet zich allereerst buigen over de vraag of de klacht valt onder het regime van de WMK, hetgeen door verweerder wordt betwist.
6.2
Vaststaat dat verweerder op 28 januari 2003 door het reïntegratiebedrijf is ingelicht over het feit dat klaagster arbeidsgehandicapt is.
6.3
Onweersproken is dat verweerder in het gesprek van 28 januari 2003 inlichtingen heeft gegeven aan de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf omtrent de functie en de belasting van de functie, op grond van welke informatie de arbeidsdeskundige zijn twijfels heeft geuit over de geschiktheid van klaagster voor de functie, waartoe de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf tegenover verweerder als zijn mening heeft gegeven dat de functiebelasting de belastbaarheid van klaagster zou kunnen overschrijden vanwege haar arbeidshandicap.
6.4
Voorts kan uit de bewoordingen van de onder 3.26 weergegeven brief van 1 april 2003 van verweerder en uit de standpunten van verweerder, weergegeven onder 5.4 en 5.5, in dit verband niet anders worden geconcludeerd dan dat verweerder specifieke inlichtingen omtrent de handicap dan wel de belastbaarheid van klaagster – waarvan de problemen voor wat betreft de staande uitvoering van de werkzaamheden behorende bij de functie met name worden genoemd – heeft gekregen van de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf.
6.5
Uit de onder 3.1 tot en met 3.27 weergegeven feitelijke gang van zaken concludeert de Commissie tevens dat verweerder naar aanleiding van hetgeen tijdens dit gesprek aan de orde is geweest heeft besloten de toegezegde aanstelling niet door te laten gaan, terwijl verweerder – later – als motivering daarvoor tevens gebruik heeft gemaakt van specifieke informatie van het reïntegratiebedrijf omtrent de arbeidsongeschiktheid van klaagster.
6.6
Naar het oordeel van de Commissie valt de handelwijze, zoals overwogen onder 6.2 tot en met 6.5, onder het regime van de WMK. Er heeft zich immers bij het gesprek op 28 januari 2003 een situatie voorgedaan, waarbij informatie met betrekking tot de gezondheidstoestand van een sollicitant
57
2003-04
is uitgewisseld, terwijl daaraan door zowel verweerder als het reïntegratiebedrijf conclusies zijn verbonden. Dergelijke situaties vallen binnen de reikwijdte van de WMK. 6.7
In dit verband wijst de Commissie erop dat de term keuring in de WMK ruim wordt uitgelegd. Deze omvat het vragen over de gezondheidstoestand en het verrichten van medisch onderzoek in verband met het aangaan of wijzigen van een burgerrechtelijke arbeidsverhouding of een aanstelling in openbare dienst. De WMK ziet voorts op het vragen naar of het anderszins inwinnen of geven van inlichtingen over de huidige gezondheidstoestand van de sollicitant of die uit het verleden. De Commissie wijst hier (ook) op hetgeen is bepaald in hoofdstuk 2, onder 2.2.1 van het Protocol Aanstellingskeuringen van juni 1995, in werking sinds 1 januari 1996,3 : ‘het doel van een aanstellingskeuring is de beoordeling van de huidige belastbaarheid van de keurling ten opzichte van de belasting door de betreffende functie’. Een zodanige beoordeling is thans in het geding en wordt opgevat als een keuring in de zin van de WMK.
6.8
De klacht is derhalve, gelet op vorenstaande overwegingen, ontvankelijk.
Ten aanzien van de vraag of er door verweerder is gehandeld in strijd met de WMK gelden de volgende overwegingen. 6.9
Verweerder heeft tijdens het gesprek op 28 januari 2003 aan de arbeidsdeskundige van het reIntegratiebedrijf informatie gegeven over de functie eisen, welke informatie onder meer de fysieke belasting voor de betreffende functie betreft. Door het verstrekken van deze informatie heeft verweerder, bewust of onbewust, een reactie in de zin van een beoordeling van de arbeidsdeskundige ontlokt. Deze beoordeling betreft de medische geschiktheid van klaagster voor de functie.
6.10
Nu dergelijke informatie volgens de regels van de WMK door een werkgever in beginsel alleen mag worden verstrekt ingeval een werkgever voornemens is een aanstellingskeuring te laten verrichten, 3
Het Protocol Aanstellingskeuringen kan blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot regeling van de aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 597, en bij het Besluit tot regeling van de klachtenbehandeling aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 598, worden beschouwd als een nadere invulling van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
58
en daarover het schriftelijk advies vraagt van de arbodienst, en gelet op het feit dat voor de betreffende functie van medewerker snelloket burgerzaken geen bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid worden gesteld, concludeert de Commissie dat deze informatie in het onderhavige geval uitsluitend rechtmatig had kunnen worden verstrekt met het oog op het faciliteren van de (re)integratie van een arbeidsgehandicapte werknemer en/of met het oog op het verkrijgen van (financiële of andere) voordelen. 6.11
In de onderhavige situatie is deze informatie evenwel verstrekt, en door de arbeidsdeskundige van het reïntegratiebedrijf gebruikt en als zodanig teruggekoppeld naar verweerder, om zich een oordeel te vormen over de medische geschiktheid van klaagster voor de functie. Een dergelijke handelwijze verdraagt zich niet naar de geest en de letter van de WMK, in het bijzonder de artikelen 1 en 4, eerste en tweede lid. Aldus is er sprake van een schending van de wet.
6.12
Ten aanzien van de door verweerder gestelde vertrouwensbreuk als zakelijk argument ter rechtvaardiging van de gevolgde handelwijze overweegt de Commissie hier – ten overvloede – als volgt. De vraag wanneer, jegens wie en in hoeverre een sollicitant in de fase voorafgaand aan het sluiten van een arbeidsovereenkomst informatie dient te verschaffen over functiebeperkingen (en de daaraan ten grondslag liggende gezondheidstoestand), betreft de mededelingsplicht van de sollicitant en is een zelfstandige onderhandelingsnorm die voortvloeit uit de eis dat partijen tijdens de onderhandelingsfase rekening dienen te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen, voortvloeiende uit de eis van de precontractuele redelijkheid en billijkheid.
6.13
Blijkens de jurisprudentie aangaande deze vraag rust op sollicitanten, mede op grond van de WMK, een beperkte mededelingsplicht. Dit vanwege de meer restrictieve opstelling van de wetgever met betrekking tot de aan een functie te stellen eisen van medische geschiktheid. Indien niet voorzienbaar is dat de klachten van een sollicitant van invloed zijn op zijn of haar functioneren, kan niet worden gesteld dat het niet melden van deze klachten tijdens de sollicitatie gelijk staat aan het verstrekken van onjuiste informatie dan wel het achterhouden van voor de betreffende functie relevante informatie. Ook anderszins is een sollicitant niet gehouden om niet relevante informatie te verstrekken tijdens een sollicitatiegesprek. Het niet melden van relevante beperkingen komt evenwel neer op verzwijging.
6.14
Ten aanzien van de vraag of door klaagster tijdens het sollicitatiegesprek relevante informatie omtrent haar REA status dan wel arbeidshandicap is achtergehouden overweegt de Commissie dat 59
2003-04
uit de verklaringen van verweerder op de hoorzitting niet duidelijk is geworden welke informatie in het onderhavige geval relevant zou zijn geweest voor de betreffende functie. 6.15
7
Overigens verwijst de Commissie naar haar oordeel 2002-05, waarin de Commissie onder 6.12 overweegt dat het aan de sollicitant is om het initiatief te nemen of zij voor hun eigen belang bedoelde informatie willen verstrekken tijdens de sollicitatieprocedure . In dit verband wijst de Commissie hier ook op de per 1 april 2003 aangenomen en – naar het zich laat aanzien – per 1 december 2003 in werking tredende Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGB, h/cz ,). De WGB h/cz gaat er, in het verlengde van de WMK, van uit dat het initiatief om de behoefte aan een doeltreffende aanpassing aan de orde te stellen bij de sollicitant dient te liggen.
Oordeel De klacht is gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1, onderdeel a, en artikel 4, tweede lid, van de Wet op de medische keuringen, en artikel 3 van het Besluit aanstellingskeuringen.
8
Aanbeveling Gezien het actieve beleid dat verweerder voorstaat in het kader van (her)plaatsing van arbeidsgehandicapten en het argument tijdens de hoorzitting bij de Commissie dat het in de onderhavige kwestie bij verweerder niet ging om de arbeidshandicap, maar om de vertrouwelijke aard van de functie, beveelt de Commissie verweerder aan om alles in het werk te stellen om klaagster, die ten gevolge van de onderhavige kwestie werkloos is, zo spoedig mogelijk binnen haar organisatie dan wel een aan haar gelieerde organisatie aan een passende baan te helpen.
60
2003-05 16 juli 2003 1
De klacht Op 20 maart 2003 heeft klaagster de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (hierna te noemen: Commissie) verzocht haar oordeel uit te spreken over de vraag of de werkgever bij wie zij heeft gesolliciteerd (hierna te noemen: werkgever) in strijd heeft gehandeld met de Wet op de medische keuringen (WMK) door de toegezegde aanstelling ongedaan te maken vanwege het niet vermelden van haar arbeidshandicap gedurende de sollicitatiefase, informatie die de werkgever nog voor de aanstelling van klaagster door de arbeidsdeskundige bij een reïntegratiebedrijf (hierna te noemen: verweerder) werd verstrekt.
2
De loop van de procedure
2.1
De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek ingesteld. Klaagster heeft haar standpunt schriftelijk toegelicht en heeft daarbij bescheiden gevoegd.
2.2
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten tijdens de hoorzitting op 16 mei 2003. Door klaagster zijn tijdens de hoorzitting nog enkele bescheiden overgelegd, welke ter zitting zijn besproken.
2.3
Tegen de werkgever is een apart oordeel uitgebracht.
3
De feiten Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen ter zitting is gebleken staat – voorzover hier van belang – het navolgende vast.
3.1
Klaagster heeft een arbeidshandicap en is geïndiceerd in de zin van de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA). Zij werkt 20 uur per week als administratief medewerkster bij een bedrijf. Zij is op zoek naar een andere functie met meer afwisseling en uitdaging. 61
2003-05
3.2
De werkgever is het bestuur van een gemeente, waarbij per 1 januari 2003 een vacature is voor een medewerker (m/v) burgerzaken voor 20 uur per week.
3.3
Verweerder is een reïntegratiebedrijf dat klaagster helpt bij het zoeken naar een andere geschikte functie.
3.4
Door verweerder is op 8 oktober 2002 een, mede door klaagster ondertekend, arbeidsintegratieplan voor klaagster opgesteld onder meer aan de hand van een Rapportage onderzoek Arbeidshandicap van 19 maart 1999 en de Rapportage Verzekeringsarts van 3 maart 1999.
3.5
In het arbeidsintegratieplan staat – voorzover van belang –: ‘(…) Cliënt werkt op dit moment 20 uur per week, verdeeld over 5 dagen (…). Cliënt ervaart de werkzaamheden als eentonig. (…) Hierdoor is cliënt op zoek naar een andere functie, met meer afwisseling en uitdaging. (…) Cliënt is zelf volop aan het solliciteren, maar heeft zelf het idee dat er voor haar weinig mogelijkheden zijn op de arbeidsmarkt. (…) Cliënt is REA-geïndiceerd. In 1999 was het aantal werkbare uren 20 uur per week, maximaal 4 uur per dag. Gezien het feit dat cliënt al enige tijd werkt, en zelf aangeeft meer aan te kunnen, is in overleg met de arbeidsdeskundige besloten, dat cliënt ook werk voor 3 dagen per week, 8 uur per dag kan aanvaarden. Wel wordt aanbevolen dat de dagen niet aaneengesloten worden gewerkt. (…) Cliënt bezit de vaardigheden om te werken als telefoniste, receptioniste en administratief medewerkster. (…) Cliënt ervaart het feit dat zij slechts parttime inzetbaar is als een sterke beperking. Hierdoor wordt zij onzeker en is geneigd om op alle beschikbare vacatures te reageren, zonder daarbij te beoordelen of het voor haar passende functies zijn. In de begeleiding zal dit aspect meegenomen moeten worden, en zal met cliënt getracht worden om meer vanuit de kwaliteiten van cliënt naar vacatures te zoeken. Conclusie: door middel van Jobhunting kunnen ingangen gecreëerd worden bij werkgevers en kan cliënt begeleid worden in het zoeken naar een passende werkkring. De arbeidsdeskundige zal bij werkaanvaarding ingeschakeld worden om alle formaliteiten rondom de REA af te handelen. Inzet Instrumenten: Jobhunting (…) Extra inzet (…): Arbeidsintegratieplan, opgesteld in overleg met een arbeidsdeskundige. Advisering opdrachtgever (werkgever) door arbeidsdeskundige. (…)’
3.6
Klaagster ziet eind november 2002 in een krant de advertentie van de werkgever betreffende de 62
functie van medewerker (m/v) burgerzaken 20 uur per week. Zij solliciteert bij de werkgever naar deze functie, een en ander in overleg met verweerder. 3.7
De werkgever deelt klaagster bij brief van 6 december 2002 mee dat zij niet voldoende gekwalificeerd is voor deze functie, maar dat zij wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek op 16 december 2002 voor de functie van medewerker snelloket burgerzaken.
3.8
De functie van medewerker snelloket burgerzaken betreft een nieuwe functie, die per 1 januari 2003 is ingesteld. De functie is gevormd door een afsplitsing van de functie van medewerker burgerzaken. De werkzaamheden van de nieuwe functie betreffen voornamelijk het te woord staan en helpen van burgers die (persoonlijke) documenten komen afhalen. Deze werkzaamheden gebeuren met name staande aan de balie in de hal van het gemeentehuis.
3.9
Voor deze nieuwe functie is geen specifieke vakopleiding vereist en worden geen bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid gesteld.
3.10
Het personeelsbeleid van de werkgever is er onder meer op gericht om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen en in dienst te houden.
3.11
De werkgever nodigt klaagster op 19 december 2002 telefonisch uit voor een tweede gesprek dat op 23 december 2003 plaatsvindt. De werkgever doet klaagster tijdens dat gesprek de toezegging dat zij in aanmerking komt voor de betreffende functie per 1 februari 2003.
3.12
Bij dit gesprek is ook een medewerker van de afdeling Personeel en Organisatie (P&O) van de werkgever aanwezig, mede in verband met het invullen van voor de aanstelling van belang zijnde formulieren. Op verzoek van klaagster wordt het gedeelte betreffende haar werkverleden door haar zelf op een later tijdstip thuis ingevuld.
3.13
Verweerder wordt door klaagster aansluitend op het gesprek van 23 december 2002 op de hoogte gesteld van het feit dat zij in aanmerking komt voor de functie van medewerker snelloket burgerzaken per 1 februari 2003.
3.14
Op 7 januari 2003 geeft klaagster het door haar thuis ingevulde formulier, waarop zij ook aangeeft dat zij REA-geïndiceerd is, af bij de werkgever. 63
2003-05
3.15
De afdeling P&O van de werkgever neemt vervolgens de personeelsformulieren in behandeling en zet met het oog op de in het vooruitzicht gestelde aanstelling enkele zaken in gang, zoals het bestellen van een fiets en het aanvragen van spaarloon.
3.16
Klaagster zegt tussentijds haar huidige baan op.
3.17
De arbeidsdeskundige van verweerder heeft, op eigen verzoek en met medeweten van klaagster, op 28 januari 2003 een gesprek met de werkgever.
3.18
De werkgever geeft bij dit gesprek aan dat hij tijdens het sollicitatiegesprek door klaagster niet op de hoogte is gesteld van het feit dat klaagster arbeidsgehandicapt is in de zin van de REA.
3.19
Verweerder vraagt naar de functiebeschrijving van en het belastbaarheidsprofiel van de functie en zegt, op basis van de door de werkgever verstrekte informatie, zijn twijfels te hebben over de passendheid van de functie en geeft als zijn mening dat de functiebelasting de belastbaarheid van klaagster overschrijdt in verband met haar handicap.
3.20
Verweerder deelt klaagster direct na het gesprek, eveneens op 28 januari 2003, telefonisch mee twijfels te hebben over haar geschiktheid voor de functie.
3.21
Op 30 januari 2003 vindt een gesprek plaats bij verweerder met klaagster en haar gemachtigde, waarvan door klaagster een verslag is gemaakt. In dat gesprek komt onder meer aan de orde dat de werkgever tegenover verweerder heeft aangegeven dat hij niet mondeling en ook niet schriftelijk door klaagster op de hoogte is gesteld van het REA traject en dat dit door de werkgever wordt uitgelegd als een breuk in het vertrouwen tussen de werkgever en klaagster als toekomstig medewerkster.
3.22
De werkgever deelt klaagster op 31 januari 2003 telefonisch mee dat de aanstelling geen doorgang vindt, omdat klaagster de informatie omtrent haar REA-status en arbeidshandicap heeft achtergehouden.
3.23
Bij brief van 5 februari 2003 deelt de werkgever aan klaagster mee dat zij niet voor benoeming in de functie van medewerker burgerzaken (snelloketten) zal worden voorgedragen en dat de reden voor afwijzing erop neer komt dat klaagster tijdens de selectieprocedure informatie heeft achter64
gehouden, waardoor de werkgever onvoldoende vertrouwen heeft in een vruchtbare samenwerking in de toekomst. 3.24
Klaagster schrijft de werkgever op respectievelijk 7 februari 2003, 10 februari 2003, en 12 februari 2003 brieven, waarin zij haar beklag doet over de gang van zaken. In de brief van 12 februari 2003 schrijft klaagster tevens dat het haar verbaast dat de werkgever geen heil meer ziet in een reeds toegezegd gesprek over haar klachten omtrent de gang van zaken na het bewuste gesprek van 28 januari 2003.
3.25
Op 17 maart 2003 volgt, op verzoek van de door klaagster ingeschakelde plaatselijke antidiscriminatie raad, een gesprek bij de werkgever.
3.26
Bij begeleidende brief van 1 april 2003 stuurt de werkgever aan klaagster het verslag van het gesprek. De inhoud van de begeleidende brief luidt – voorzover van belang – als volgt. ‘(…) Met u is destijds inderdaad overeengekomen om tot een aanstelling te komen. In de periode tussen het moment van toezeggen en de feitelijke/formele aanstelling is ons echter informatie bekend geworden op grond waarvan op de eerder gedane toezegging is teruggekomen. Ik wil nogmaals benadrukken dat de intrekking van de gedane toezegging niet ligt in het feit dat u arbeidsgehandicapt zou zijn. Er is sinds het eerste contact met de heer (…) van (red. Commissie: verweerder) echter dermate veel gebeurd, dat mijn vertrouwen in een goed verloop van deze aanstelling is geschaad. De heer (…) heeft naar mij toe ook aangegeven dat u hem heeft verteld dat het een overwegend administratieve functie betrof, terwijl de werkzaamheden juist uitsluitend staande aan de balie worden verricht. Onder andere hierdoor is bij mij een beeld ontstaan van iemand die informatie heeft achtergehouden die relevant is voor de uitoefening van de functie. (…)’.
3.27
In het verslag van het gesprek van 17 maart 2003, opgesteld door de werkgever, staat – voorzover van belang –: ‘Mw. (red. Commissie: gemachtigde van klaagster) is op zoek naar het antwoord op de vraag waarom mw. (red. Commissie: klaagster) nu feitelijk is afgewezen voor de functie, terwijl partijen eigenlijk alles al geregeld hadden. Het vermoeden bestaat dat dit te maken heeft met de arbeidshandicap van mw. (klaagster). (De werkgever) ontkent dit laatste, er zijn in het verleden al diverse mensen met een arbeidshandicap aangenomen. Zij is wel altijd bereid geweest om mw. (klaagster) aan te nemen op de functie, maar is door het telefoontje van de heer (red. Commissie: arbeidsdeskundige bij verweerder) dermate verrast dat (de werkgever) zich geschaad voelt in het vertrouwen. Een en 65
2003-05
ander heeft nooit tot een rea-werkplekonderzoek geleid, zodat ook niet duidelijk is of mw. (klaagster) überhaupt geschikt is voor de functie. Vanwege de benadering van mw. (klaagster), de gesprekken met de heer (arbeidsdeskundige bij verweerder) en de tegengestelde berichten zijn naar de mening van (de werkgever) de verhoudingen dermate verstoord dat van een goede functievervulling geen sprake kan zijn. (…) het gesprek met de heer (arbeidsdeskundige bij verweerder) heeft de bal aan het rollen gebracht.’
4
De standpunten van klaagster
4.3
Klaagster heeft gesolliciteerd op eigen kracht, maar in overleg met verweerder. De werkzaamheden, behorende bij de functie van medewerker snelloket burgerzaken, passen bij het arbeidsintegratieplan.
4.4
Volgens het arbeidsintegratieplan worden de formaliteiten rondom de REA, zoals premiekorting, ná werkaanvaarding afgehandeld.
4.5
Door in het gesprek van 28 januari 2003 medische informatie te geven over de arbeidshandicap en die te interpreteren is door verweerder gehandeld in strijd met de WMK.
5
De standpunten van verweerder
5.1
Klaagster heeft er moeite mee om te beoordelen of een functie passend voor haar is. Daarom ging de begeleiding door verweerder verder dan alleen het afhandelen van formaliteiten. In het arbeidsintegratieplan staat dit vermeld.
5.2
Het was de bedoeling van verweerder om op 28 januari 2003 een werkplek onderzoek te verrichten, maar zover is het niet gekomen, omdat de werkgever verrast was over het feit dat klaagster gedeeltelijk arbeidsgehandicapt is en dat niet had verteld.
5.3
Tijdens het gesprek op 28 januari 2003 is door de arbeidsdeskundige van verweerder informatie ingewonnen over de belasting van de functie in verband met de belastbaarheid van klaagster,
66
omdat de onderhavige functie een nieuwe functie betreft en derhalve de belasting daarvan niet bekend was. 5.4
6
Verweerder heeft gehandeld conform het arbeidsintegratieplan. Van een schending van de WMK is geen sprake.
Overwegingen van de Commissie
6.1
Vaststaat dat de arbeidsdeskundige van verweerder op 28 januari 2003 de werkgever heeft ingelicht over het feit dat klaagster arbeidsgehandicapt is.
6.2
Onweersproken is dat verweerder in het gesprek van 28 januari 2003 inlichtingen heeft gekregen van de werkgever omtrent de functie en de belasting van de functie, op grond van welke informatie verweerder zijn twijfels heeft geuit over de geschiktheid van klaagster voor de functie, waartoe verweerder tegenover de werkgever als zijn mening heeft gegeven dat de functiebelasting de belastbaarheid van klaagster zou kunnen overschrijden vanwege haar arbeidshandicap.
6.3
Voorts kan uit de bewoordingen van de onder 3.26 weergegeven brief van 1 april 2003 van de werkgever in dit verband niet anders worden geconcludeerd dan dat verweerder specifieke inlichtingen omtrent de handicap dan wel de belastbaarheid van klaagster – waarvan de problemen voor wat betreft de staande uitvoering van de werkzaamheden behorende bij de functie met name worden genoemd – heeft gegeven aan de werkgever.
6.4
Naar het oordeel van de Commissie valt de handelwijze, zoals overwogen onder 6.1 tot en met 6.3, onder het regime van de WMK. Er heeft zich immers bij het gesprek op 28 januari 2003 een situatie voorgedaan, waarbij informatie met betrekking tot de gezondheidstoestand van een sollicitant is uitgewisseld, terwijl daaraan door zowel verweerder als de beoogd werkgever conclusies zijn verbonden. Dergelijke situaties vallen binnen de reikwijdte van de WMK.
6.5
In dit verband wijst de Commissie erop dat de term keuring in de WMK ruim wordt uitgelegd. Deze omvat het vragen over de gezondheidstoestand en het verrichten van medisch onderzoek in verband met het aangaan of wijzigen van een burgerrechtelijke arbeidsverhouding of een aanstelling in openbare dienst. De WMK ziet voorts op het vragen naar of het anderszins inwinnen of geven 67
2003-05
van inlichtingen over de huidige gezondheidstoestand van de sollicitant of die uit het verleden. De Commissie wijst (ook) op hetgeen is bepaald in hoofdstuk 2, onder 2.2.1 van het Protocol Aanstellingskeuringen van juni 1995, in werking sinds 1 januari 1996,1: ‘het doel van een aanstellingskeuring is de beoordeling van de huidige belastbaarheid van de keurling ten opzichte van de belasting door de betreffende functie’. Een zodanige beoordeling is thans in het geding en wordt opgevat als een keuring in de zin van de WMK. 6.6 Ingevolge de voorschriften van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen mag een keuring ter bepaling van de geschiktheid van een kandidaat slechts plaats vinden indien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld, terwijl de keuring slechts mag worden uitgevoerd door een onafhankelijke bij een gecertificeerde arbodienst aangesloten bedrijfsarts. 6.7 De Commissie is van oordeel dat verweerder op grond van vorenstaande heeft gehandeld in strijd met artikel 1, onderdelen a en d, en artikel 4, eerste lid, van de WMK en artikel 3, eerste lid, van het Besluit Aanstellingskeuringen, allereerst door het verrichten van een aanstellingskeuring in een situatie waarin dat niet was geoorloofd en bovendien, ook al ware een keuring toelaatbaar, door het verrichten van een voorbehouden handeling waartoe de arbeidsdeskundige van verweerder de bevoegdheid miste. Het verrichten van een aanstellingskeuring is immers voorbehouden aan bedrijfsartsen verbonden aan een gecertificeerde arbodienst. 6.8 Verweerder betoogt dat hij, door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft gehandeld conform het reïntegratieplan, omdat klaagster er moeite mee heeft om te beoordelen of een functie passend voor haar is. De Commissie kan verweerder in dezen niet volgen. Ingevolge het reïntegratieplan, zoals weergegeven onder 3.5, is het slechts de taak van verweerder om dit aspect mee te nemen in de begeleiding van klaagster. De Commissie is daarom van oordeel dat dit betoog grondslag mist. Dit laat echter onverlet de mogelijkheid van verweerder om zich door de werkgever te laten informeren over de werkzaamheden die de functie met zich mee brengt om deze vervolgens met klaagster te bespreken en haar daarover te adviseren.
1
Het Protocol Aanstellingskeuringen kan blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen van 23 november 2001 en bij het Besluit aanstellingskeuringen van 23 november 2001 worden beschouwd als een nadere invulling van de WMK en van het Besluit aanstellingskeuringen.
68
6.9
Zoals de Commissie hierboven onder 6.3 heeft overwogen concludeert zij uit het over en weer gestelde en uit de overgelegde bescheiden dat verweerder specifieke inlichtingen heeft verstrekt omtrent de arbeidshandicap van klaagster aan de werkgever. Bedoelde inlichtingen zijn gebaseerd op de medische gegevens in de Rapportage onderzoek Arbeidshandicap, waaraan de rapportage van de verzekeringsarts ten grondslag ligt.
6.10
Blijkens voornoemd Protocol Aanstellingskeuringen mag de keurend arts zonder gerichte toestemming van de keurling geen inlichtingen aan derden (ook niet aan de aspirant werkgever/ opdrachtgever) over de keurling verstrekken. In artikel 10, tweede en derde lid, van de WMK staat dit met zoveel woorden vermeld. De keurend arts en de geneeskundig adviseur zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen over de keurling bekend is en delen niet meer mee dan voor het doel van de keuring strikt noodzakelijk is.
6.11
Op grond van vorenstaande overwegingen onder 6.9 en 6.10 is de Commissie van oordeel dat de arbeidsdeskundige van verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 10, tweede en derde lid, van de WMK. Dit wordt verweerder aangerekend.
6.12
Voorzover de arbeidsdeskundige van verweerder advisering aan de werkgever voor ogen stond omtrent eventuele werkplekaanpassingen overweegt de Commissie, dat een dergelijke advisering ná de aanstelling van klaagster op verzoek van klaagster had kunnen plaatsvinden.
7
Oordeel De klacht is gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1, onderdelen a en d, artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 10, tweede en derde lid, van de Wet op de medische keuringen, en artikel 3, eerste lid, van het Besluit aanstellingskeuringen. 2
Deze norm is ontleend aan de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens (1992, KNMG)
69
2003-06 2 december 2003 1
Het signaal
1.1
Op 26 juni 2003 heeft de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (hierna te noemen: Commissie) een klacht ontvangen over de verstrekking van een vragenlijst door de werkgever aan een aspirant leerling ten behoeve van een door de Arbo-dienst te verrichten keuring. Volgens de aspirant leerling werd aldus gehandeld in strijd met de voorschriften van de Wet op de medische keuringen (WMK).
1.2
De Commissie heeft de klacht niet in behandeling genomen, omdat klager geen belang (meer) had bij zijn klacht.
1.3
De Commissie heeft op grond van de signalen uit de bij de klacht overgelegde bescheiden besloten een eigen onderzoek in te stellen om te bezien of de WMK in de gegeven context juist werd nageleefd.
2
De loop van de procedure
2.1
De Commissie heeft schriftelijke informatie gevraagd bij de werkgever, de Arbo-dienst en het kennisen service-instituut voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid (hierna te noemen: het instituut).
2.2
Vervolgens zijn de werkgever en de Arbo-dienst in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten tijdens de hoorzitting op 16 oktober 2003.
2.3
Tegen de Arbo-dienst is een apart oordeel uitgebracht.
70
3
De feiten Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen ter zitting is gebleken staat – voorzover hier van belang – het navolgende vast.
3.1
R e l at i e w e r k g e v e r , A r b o - d i e n s t , I n s t i t u u t De werkgever is een opleidingsbedrijf voor de bouw. De werkgever is opgericht door de Vereniging Amsterdamse Bouwbedrijven (VAB). De werkgever is lid van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid en is aangesloten bij het Instituut.
3.2
De werkgever heeft een overeenkomst met de Arbo-dienst, waarbij onder meer is bepaald dat de Arbo-dienst de ingevolge de CAO Bouw verplichte intredekeuring uitvoert.
3.3
De Arbo-dienst is een gecertificeerde Arbo-dienst en heeft een samenwerkingsovereenkomst met het Instituut.
3.4
A r b e i d s v e r h o u d i n g e n C AO B o u w Leerlingen die de opleiding volgen bij de werkgever krijgen een burgerrechtelijke arbeidsverhouding aangeboden voor vier dagen per week, terwijl één dag in de week naar school wordt gegaan. Er wordt gewerkt in de bouw bij één van de bij de VAB aangesloten bouwbedrijven of in de werkplaats van de werkgever.
3.5
Op de arbeidsverhouding is de CAO Bouw van toepassing.
3.6
Hoofdstuk 17 van genoemde CAO betreft de arbeidsomstandigheden. Artikel 46 – (…) (hoofdstuk 17 CAO Bouw 2002-2004) luidt: ’1. De werkgevers- en werknemersorganisaties zijn van mening dat de (…) van groot belang is voor de bedrijfstak. Partijen zullen de (…) medewerking verlenen bij de uitvoering van haar taak. 2. Alle werknemers en werkgevers in de bouw hebben recht op de door de (…), al dan niet door middel van derden, te verlenen voorlichting, informatie en onderzoek op het gebied van de veiligheid en de gezondheid in de bedrijfstak. 3. Alle werknemers in de bouw hebben recht op het door de (…) vastgestelde, individu-gerichte pakket preventiezorg. Aan dit pakket wordt uitvoering gegeven door gecertificeerde
71
2003-06
arbodiensten die voldoen aan door de (…) te stellen kwaliteitseisen. Voor de inhoud van het individu-gerichte pakket preventiezorg wordt verwezen naar bijlage 9 bij deze CAO.’ 3.7
Bijlage 9 (CAO Bouw 2002-2004) luidt – voorzover van belang – als volgt: ‘(…) Het pakket individu-gerichte preventiezorg, als bedoeld in artikel 46 lid 3 omvat: Een intredekeuring, als bedoeld in artikel 46a. De intredekeuring is een functiegericht onderzoek, waarbij zorgvuldige afweging plaatsvindt van de belasting van het werk en de belastbaarheid van de werknemer. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bouwspecifieke beoordelingsrichtlijnen ‘Arbeidsgeschiktheid’ van de (…). Het Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek voor Jongeren op vrijwillige basis, een jaar na intrede in de bedrijfstak (…) Het Periodiek Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek (…) Een Arbo-spreekuur (…) Vervolgactiviteiten (…) De activiteiten in het kader van het individugerichte pakket preventiezorg worden uitgevoerd door gecertificeerde arbodiensten, die voldoen aan door de (…) vastgestelde kwaliteitseisen. De arbodiensten zijn verplicht de door hen verzamelde werknemersgegevens door te geven aan de (…) op een wijze die door de (…) is voorgeschreven. Voornoemde activiteiten worden door de (…) aan de arbodienst vergoed op basis van contractuele afspraken. Op basis van een experiment kan de werkgever vanaf 1 januari 2000 onder strikte voorwaarden afspraken maken met de arbodienst over de uitvoering van het hierboven omschreven pakket individugerichte preventiezorg. Voor de uitvoering van dit pakket verstrekt de (…) een vergoeding aan de werkgever. De (…) zal deze regeling voorbereiden. Na 2 jaar zal de regeling worden geëvalueerd. (…)’.
3.8
K e u r i n g e n C AO B o u w Artikel 46a – Verplichte intredekeuring (hoofdstuk 17 CAO Bouwbedrijf 2002-2004) luidt – voorzover van belang –: ‘1. Het is de werkgever en de werknemer, die in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden zal verrichten op de bouwplaats of (indien het werk zware lichamelijke arbeid met zich meebrengt en/of de veiligheid van derden in het geding is) in de 72
2. 3.
4. 5. 6.
3.9
3.10
werkplaats, verboden in de hieronder sub a., b. en c. genoemde situaties, een arbeidsovereenkomst schriftelijk aan te gaan, indien niet gelijktijdig, met gebruikmaking van het in aanhangsel F.b. van deze CAO opgenomen modelformulier, de uitslag van de in lid 3 genoemde intredekeuring uitwijst dat de werknemer geschikt is voor de beoogde functie. De verplichte intredekeuring geldt indien: a. een werknemer voor het eerst werknemer wordt in de zin van deze CAO; b. een werknemer, na een eerder dienstverband bij een werkgever in de zin van deze CAO, gedurende een periode van drie jaar geen dienstverband heeft gehad bij een werkgever in de zin van deze CAO; c. een werknemer, al dan niet met formeel behoud van dienstverband bij een werkgever in de zin van deze CAO, gedurende een aaneengesloten periode van langer dan drie jaar, feitelijk geen werkzaamheden heeft verricht. (…) De in lid 1. bedoelde intredekeuring dient te worden uitgevoerd door een gecertificeerde arbodienst die voldoet aan de door de (…) te stellen kwaliteitseisen. De uitslag van de keuring luidt: geschikt, geschikt onder voorwaarden of ongeschikt. Deze uitslag dient aan de werknemer en de werkgever bekend gemaakt te worden. (…) Indien de werkgever niet overgaat tot aanstelling van een voorwaardelijk geschikt verklaarde zal hij dit melden bij de Commissie Arbeidsmarkt Bouwnijverheid in de regio. Indien de werknemer het op gefundeerde gronden niet eens is met de keuringsuitslag, kan hij de (…) verzoeken om een herkeuring te laten uitvoeren.’
D e p r o c e d u r e va n d e k e u r i n g De inhoud van de verplichte intredekeuring is door het Instituut in samenwerking met de bij het Instituut aangesloten Arbo-diensten vastgesteld. De procedure is vastgelegd in ‘De Uitvoeringsprocedures voor het Individugerichte pakket Preventiezorg’ (hierna te noemen: Uitvoeringsprocedures), en zijn opgenomen in het ‘Instrumentarium Bedrijfsartsen (2003)’. Hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsprocedures luidt: Intredekeuring, intrede-onderzoek, aanstellingskeuring. De tekst hiervan luidt – voorzover van belang – als volgt: ‘Op 1 januari 1998 is de Wet op de medische keuringen ingevoerd. Deze wet geeft regels tot versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring moeten ondergaan. Slechts 73
2003-06
voor die beroepen waaraan op het punt van de medische geschiktheid bijzondere eisen moeten worden gesteld, mogen keuringen worden verricht met het oog op het aangaan van een arbeidsrechtelijke verhouding. In de bouwnijverheid is onderscheid gemaakt tussen de bij CAO verplichte intredekeuring (IK), een vrijwillig intrede-onderzoek (IO) en een aanstellingskeuring. De verplichte intredekeuring geldt voor de werknemer die in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden zal verrichten op de bouwplaats of – indien het werk zware lichamelijke arbeid met zich meebrengt en/of de veiligheid van derden in het geding is – in de werkplaats. Voorwaarde is dat degene nog niet eerder in de bouw werkzaam is geweest of er langer dan 3 jaar uit is geweest. Naast de werknemer ontvangt de beoogde werkgever de uitslag in de vorm van geschikt, ongeschikt, of geschikt onder voorwaarden. Het vrijwillige intrede-onderzoek is bestemd voor degene die voor het eerst in de bedrijfstak gaat werken of er langer dan 3 jaar uit is geweest en voor wie geen verplichte intredekeuring geldt of die door omstandigheden geen verplichte intredekeuring heeft ondergaan. De werknemer ontvangt een gericht advies. De werkgever ontvangt van dit onderzoek geen uitslag. Zowel de verplichte intredekeuring als het vrijwillige intrede-onderzoek worden aan de arbodiensten betaald door (…). De aanstellingskeuring is een keuring voor iemand die al werkt in de bouw en van werkgever wisselt. Het is een onderzoek op verzoek van de werkgever. Het wordt ook betaald door de werkgever. Met de inhoud van de keuring heeft (…) geen bemoeienis en (…) ontvangt ook geen gegevens over deze keuring.’ 3.11
Kopje 2.1, Verplichte Intredekeuring, luidt – voorzover van belang –: ‘De toekomstige werkgever meldt de werknemer bij de arbodienst voor een IK. De werkgever wordt gevraagd de melding schriftelijk aan de arbodienst te bevestigen. In deze bevestiging verklaart de werkgever tevens dat de desbetreffende werknemer de laatste drie jaar niet in de bedrijfstak werkzaam is geweest. (…) De werknemer ontvangt vervolgens de vragenlijst IK, met het verzoek deze lijst ingevuld mee te nemen naar de arbodienst wanneer hij wordt gekeurd. (…) Tevens wordt de (…)folder ‘Verplichte Intredekeuring’ ingesloten. De arbodiensten geven hoge prioriteit aan de uitvoering van de IK, aangezien voor werkgevers de 74
CAO-verplichting geldt, dat werknemers vóór feitelijke tewerkstelling zijn gekeurd. De arbodiensten zullen dan ook ernaar streven binnen 7 dagen na de eerste melding de werkgever in het bezit van de keuringsuitslag te stellen. Naast de werkgever ontvangt ook de werknemer de keuringsuitslag. (…)” 3.12
Kopje 2.1.3, Herkeuring, luidt – voorzover van belang –: ‘Indien een werknemer moet worden gekeurd, worden de werkgever en de werknemer daarvan in kennis gesteld. Daarbij wordt aangegeven op welke datum de werknemer voor herkeuring wordt verwacht. De werkgever en de werknemer ontvangen uiterlijk een week na de herkeuring de uitslag. De herkeuring IK heeft de vorm van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur, waarbij de bedrijfsarts zich baseert op de reeds beschikbare gegevens. Indien geïndiceerd wordt de reguliere biometrie herhaald of uitgebreid biometrisch onderzoek uitgevoerd.’
3.13
De toekomstig werknemer ontvangt van de arbodienst die de keuring zal uitvoeren de onder 3.11 genoemde folder. De inhoud van deze folder luidt – voorzover van belang – als volgt: ‘(…) Daarom is in de CAO, die voor u van toepassing wordt, vastgelegd dat voor bepaalde groepen nieuwe werknemers een intredekeuring verplicht is. (…) De keuring is verplicht indien: u voor het eerst in de bouw gaat werken of; u langer dan drie jaar feitelijk geen werkzaamheden in de bouwnijverheid hebt uitgevoerd. Wel is het zo, dat u dan ook regelmatig uitvoerend werk op de bouwplaats moet gaan verrichten of; in de werkplaats moet gaan werken, waarbij u te maken krijgt met zwaar lichamelijk werk of werk dat gevaar voor anderen met zich meebrengt. Als het bovenstaande niet op u van toepassing is, hoeft u niet te worden gekeurd. Het is dan zelfs wettelijk verboden. (…) Bij de uitnodiging van de arbodienst zit een vragenlijst over uw gezondheid. Het is de bedoeling dat u deze lijst thuis volledig invult en meeneemt naar het onderzoek. (…) De uitslag krijgt u direct mee en wordt ook naar uw toekomstige werkgever gestuurd. (…) Als u het niet eens bent met de uitslag van de keuring dan kunt u bij (…) een herkeuring aanvragen. (…) Uw gegevens worden gebruikt door de arbodienst en door (…). (…) De arbodienst en (…) houden zich natuurlijk aan het privacy-reglement voor de verzameling, de opslag en het gebruik van uw gegevens. In dit privacy-reglement is onder andere ook geregeld dat u recht hebt om deze gegevens in te zien. (…).’ 75
2003-06 3.14
D e v r ag e n l i j s t e n d e k e u r i n g Bij de verplichte intredekeuring kan gebruik gemaakt worden van deel A. Gezondheidstoestand van de Basisvragenlijst PAGO Bouw1. De inhoud van de Vragenlijst is opgesteld door het Instituut in samenwerking met de bij het Instituut aangesloten Arbo-diensten.
3.15
De Vragenlijst staat in de Handleiding ‘Vragenlijsten Periodiek Arbeidgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) voor de Bouwnijverheid, een Handleiding voor bedrijfsartsen’ van het Instituut en is per 1 juli 2001 ingevoerd.
3.16
De Handleiding is bedoelt om bedrijfsartsen, werkzaam voor de bouwnijverheid, een toelichting te geven op het gebruik van de vragenlijsten in het kader van de uitvoering van het PAGO in de Bouwnijverheid.
3.17
De vragenlijsten vormen met andere registratielijsten een belangrijk onderdeel van het kwaliteitsproject, gericht op het vergroten van de omvang en het verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening.
3.18
3.19
B e o o r d e l i n g s r i c h t l i j n e n vo o r a r b e i d s g e s c h i k t h e i d De medische geschiktheids eisen zijn in opdracht van het Instituut vastgelegd in de ‘Beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid, Handleiding met functie-eisen en belastbaarheidsbeperkingen voor beroepsgroepen in de bouwnijverheid’.2 In hoofdstuk 1, Introductie, staat onder het kopje ‘De aanstellingskeuring in het algemeen en de intredekeuring in het bijzonder’ – voorzover van belang –: ‘De meeste CAO’s in de bouwnijverheid kennen de verplichte medische intredekeuring (IK). Deze term wordt in de bedrijfstak gebruikt om aan te geven dat een sollicitant gekeurd moet worden voor (hernieuwde) intrede in de bedrijfstak. Krachtens deze regeling dient de keurende bedrijfsarts op basis van het medisch onderzoek aan de eerste werkgever mee te delen of de kandidaat medisch gezien ‘geschikt’, ‘ongeschikt’ of ‘geschikt onder voorwaarden’ is. Bij een eventuele verandering van werkgever binnen de bedrijfstak behoeft niet opnieuw een medische keuring plaats te vinden.
1
Nieuwsbrief 20, 29 juni 2001, Arbouw
2
Derde editie, Amsterdam, april 1999, TNO Preventie en Gezondheid, in opdracht van Arbouw
76
De IK is naar inhoud en doelstelling dus niet anders dan een specifieke vorm van een aanstellingskeuring (AK). In geval van een AK verzoekt de werkgever – voorafgaand aan indiensttreding – de arbodienst immers eveneens om een mededeling over de geschiktheid van de werknemer voor de beoogde functie. Daarbij gaat het dan echter niet om een hem opgelegde CAO-verplichting of de specifieke situatie van een nieuwe intrede in de bedrijfstak. Na de invoering van de Wet op de medische keuringen op 1 januari 1998 mag nog slechts een IK of AK worden uitgevoerd indien er sprake is van specifieke beroepsrisico’s. Gezien de risico’s, die het werken in de bedrijfstak met zich meebrengt, is een dergelijke keuring toegestaan, indien de werknemer in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden zal verrichten op de bouwplaats dan wel op de werkplaats/werf van het bedrijf. Indien aan bovengenoemd criterium niet wordt voldaan – bijvoorbeeld in geval van technisch of administratief personeel – kan geen IK of AK worden uitgevoerd, maar komt de werknemer wel in aanmerking voor een vrijwillig Intrede-onderzoek. Voorwaarde voor de uitvoering van een IK of AK is voorts een functiespecifieke beoordeling van de arbeidsgeschiktheid op basis van een zorgvuldige afweging tussen de belastbaarheid van de werknemer en de belasting die de uitoefening van het beroep met zich meebrengt.’ Onder het kopje ‘Ontwikkeling van de Beoordelingsrichtlijnen’ wordt ter informatie over de gehanteerde methodiek gerefereerd aan het rapport ‘Beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid: Achtergrond en onderbouwing van de functie-eisen en belastbaarheids beperkingen voor 67 beroepen in de bouwnijverheid’3.
4 4.1
De standpunten van de werkgever De werkgever heeft inzake de uitvoering van de ingevolge de CAO Bouw verplichte intredekeuring een overeenkomst gesloten met de Arbo-dienst. De richtlijnen voor de keuring zijn opgesteld door het Instituut. De werkgever heeft daarom zelf geen bemoeienis met de inhoud of de uitvoering 3
Tweede editie, Amsterdam, maart 1997, TNO Preventie en Gezondheid, in opdracht van Arbouw
77
2003-06
van een intredekeuring. Het enige dat de werkgever regelt, op verzoek van de Arbo-dienst, is het verzorgen van de uitnodiging voor de keuring en het gelijktijdig meesturen van de ten behoeve van het onderzoek bij de Arbo-dienst in te vullen vragenlijsten. 4.2
5
De getuige deskundige heeft – voorzover van belang – ter zitting verklaard dat de werkgever de Arbo-dienst opdracht geeft een intredekeuring te verrichten vóór dat de toekomstig werknemer in dienst wordt genomen; de werkgever geen informatie geeft over de keuring aan de toekomstig werknemer, omdat de folder van het Instituut door de Arbo-dienst tezamen met de uitnodiging voor de keuring naar de werknemer wordt gestuurd.
Overwegingen van de Commissie
5.1
Vaststaat dat de onderhavige ‘intredekeuring’, waarbij behoort de in geding zijnde vragenlijst, een keuring is in de zin van de WMK: er worden vragen gesteld over de gezondheidstoestand van de keurling en er wordt medisch onderzoek verricht in verband met het aangaan van een burgerrechtelijke arbeidsverhouding, zoals bepaald in artikel 1, onderdeel a, 1e , van de WMK.
5.2
Gelet op de tekst en de doelstellingen van de WMK en overige regelgeving, waaronder het Protocol Aanstellingskeuringen van juni 19954 moet worden uitgegaan van een strikte scheiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de keuringvrager (werkgever) enerzijds en de keurend arts (de Arbo-dienst) anderzijds. Een keurend arts kan zich, ingeval hij werkzaam is voor een (externe) Arbo-dienst niet aan zijn verantwoordelijkheden onttrekken onder verwijzing naar afspraken gemaakt tussen de keuringvrager (werkgever) en zijn Arbo-dienst. Ook heeft de keurend arts op grond van overige wetgeving, zoals de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) en de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), een eigen persoonlijke professionele verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd zijn ook Arbo-diensten, onder andere om in aanmerking te komen voor (verlenging van) certificering, gehouden de regels van de WMK na te 4
Het Protocol Aanstellingskeuringen kan blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot regeling van de aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 597, en bij het Besluit tot regeling van de klachtenbehandeling aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 598, worden beschouwd als een nadere invulling van de WMK en van het Besluit aanstellingskeuringen.
78
leven en is het hen niet toegestaan om overeenkomsten met werkgevers aan te gaan die hiermee in strijd zijn. 5.3
De werkgever is volgens de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen verantwoordelijk voor de schriftelijke vastlegging van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid voor de betreffende functie, voor de vastlegging daarvan in keuringsrichtlijnen door de Arbo-dienst en voor de procedure van de aanstellingskeuring. Nu de werkgever – hoewel op gepaste wijze opgeroepen – zelf niet op de hoorzitting is verschenen, kan de Commissie haar oordeel met betrekking tot deze punten, naast hetgeen uit de overgelegde bescheiden van Arbouw blijkt, uitsluitend baseren op hetgeen door de getuige deskundige ter zake is verklaard.
5,4
Het woord ‘intredekeuring’ wordt gebruikt in de hierboven onder 3.5 tot en met 3.8 weergegeven CAO Bouw. Deze term wordt blijkens de introductie bij de beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid (3.19) gebruikt om aan te geven dat een sollicitant moet worden gekeurd voor intrede in de bedrijfstak. De Commissie is van oordeel dat deze term naast de wettelijke term ‘aanstellingskeuring’ in de WMK, niet alleen verwarrend is, maar ook, zoals hieronder nader wordt overwogen, inhoudelijk in strijd is met de WMK. Ten overvloede zij hier opgemerkt dat ingeval van strijd tussen de voorschriften van de WMK en bepalingen in de CAO, de eerste regels prevaleren, tenzij de CAO een hoger beschermingsniveau biedt aan keurlingen dan de WMK. Nu hiervan in het onderhavige geval geen sprake is, dienen de WMK-bepalingen te worden nageleefd. Een werkgever, een Arbodienst en een individuele bedrijfsarts hebben in dezen een eigen verantwoordelijkheid.
5.5
Blijkens artikel 46a, eerste lid, van de CAO Bouw, is de intredekeuring verplicht voor de werknemer die in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden zal verrichten op de bouwplaats of (indien het werk zware lichamelijke arbeid met zich meebrengt en/of de veiligheid van derden in het geding is) in de werkplaats.
5.6
Een aanstellingskeuring mag ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WMK juncto artikel 3, eerste lid, van het Besluit Aanstellingskeuringen, alleen plaats vinden, indien aan de vervulling van de betreffende functie en de daarbij behorende taken bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld, waaronder wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de keurling en van derden bij de uitvoering van de desbetreffende arbeid, terwijl de risico’s voor de gezondheid en veiligheid niet met gangbare maatregelen, overeenkomstig de stand der wetenschap en professionele dienstverlening, kunnen worden gereduceerd. 79
2003-06
5.7
Uit dit laatste volgt dat alleen de aanwezigheid van functie-eisen – belastingen die als functie-eis aan de desbetreffende functie zijn gekoppeld – een rechtvaardiging kan vormen voor het uitvoeren van een aanstellingskeuring, en dat de risico’s, die met de functie samenhangen, door de werkgever door middel van preventieve maatregelen dienen te worden voorkomen. Naar het oordeel van de Commissie is artikel 46a, eerste lid, CAO Bouw, derhalve in strijd met de WMK.
5.8
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de WMK en artikel 3, tweede lid, van het Besluit aanstellingskeuringen, legt de keuringvrager (werkgever) de functie eisen, het doel van de keuring, de vragen welke ten aanzien van de gezondheid zullen worden gesteld, en de medische onderzoeken welke mogen worden verricht, schriftelijk vast, nadat de keuringvrager (werkgever) daarover en over de rechtmatigheid van de keuring schriftelijk advies heeft gevraagd aan een Arbo-dienst.
5.9
Uit de overgelegde bescheiden en de verklaring op de hoorzitting blijkt dat de werkgever zich beroept op de samenwerkingsovereenkomst met het Instituut, welke stichting aan TNO Preventie en Gezondheid opdracht heeft gegeven de functie eisen te omschrijven en beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid te geven.
5.10
Voorzover de werkgever met zijn betoog bedoelt dat hij zich heeft te conformeren aan deze richtlijnen, is de Commissie van oordeel dat de werkgever zich niet kan onttrekken aan de eigen verantwoordelijkheid op grond van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen en dat de werkgever derhalve verplicht is de ‘intredekeuring’ te toetsen aan de voorschriften van de WMK. Door dit niet te doen handelt de werkgever in strijd met de WMK.
5.11
Wat betreft de procedure van de keuring overweegt de Commissie als volgt. Niet is gebleken dat de werkgever informatie geeft over de keuringsprocedure aan aspirant leerlingen (keurlingen). In artikel 8, tweede lid, van de WMK wordt bepaald dat (de keuringvrager/werkgever) tijdig voor de aanvang van de keuring aan de keurling (aspirant werknemer) op begrijpelijke wijze schriftelijk informatie geeft over doel, vragen en onderzoeken als bedoeld in het eerste lid, hierboven genoemd onder 5.8, en over diens rechten, zoals het recht op herkeuring. Nu de werkgever zich aan deze taak onttrekt en deze overlaat aan de Arbo-dienst handelt hij in strijd met de WMK.
5.12
Gelet op vorenstaande overwegingen, is de werkgever verantwoordelijk voor een adequate informatie over de keuring en derhalve ook voor de inhoud van de folder. 80
In de folder, uitgegeven door het Instituut, waarvan de tekst is weergegeven onder 3.13, wordt de terminologie van de CAO Bouw gebruikt, welke, zoals hierboven is overwogen, op een aantal punten verwarrend is en in strijd met de WMK. Ook hetgeen in de folder staat geschreven omtrent het mededelen van de uitslag van de keuring aan de werkgever is in strijd met artikel 10 van de WMK juncto artikel 7:464, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 2.5.4 van het Protocol Aanstellingskeuringen, op grond waarvan de rapportage aan de keuringvrager (werkgever) alleen kan plaatsvinden na toestemming van de keurling. Voorts is het gestelde in de folder omtrent het gebruik van de medische gegevens in strijd met artikel 7:464, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 2.5.5 van het Protocol Aanstellingskeuringen, indien niet tot aanstelling wordt overgegaan. 5.13
6
Tenslotte merkt de Commissie met betrekking tot het verstrekken van de Basisvragenlijst PAGO Bouw op dat, in tegenstelling tot de procedure bij de werkgever, blijkens de tekst van de folder, genoemd onder 3.10, de vragenlijst wordt verstrekt door de keurende Arbo-dienst, hetgeen naar het oordeel van de Commissie de juiste procedure is.
Oordeel van de Commissie De werkgever handelt in strijd met – artikel 4, eerste lid, van de WMK, en artikel 3 van het Besluit aanstellingskeuringen; – artikel 8, eerste en tweede lid, van de WMK.
7
Aanbevelingen Op grond van vorenstaand oordeel doet de Commissie op grond van de WMK de volgende aanbevelingen ten aanzien van de werkgever: De werkgever wordt dringend geadviseerd de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid voor de diverse functies, waarvoor een arbeidsrechtelijke verhouding wordt aangegaan, schriftelijk vast te leggen conform de voorschriften van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
81
2003-06
Alvorens de eisen vast te leggen, wordt de werkgever opgeroepen het schriftelijk advies te vragen van een gecertificeerde Arbo-dienst over deze eisen op het punt van medische geschiktheid, het doel van de keuring, de vragen welke ten aanzien van de gezondheid zullen worden gesteld, en de medische onderzoeken welke mogen worden verricht, en over de rechtmatigheid van de keuring. Ingeval mocht blijken dat het uitvoeren van een aanstellingskeuring voor bepaalde functies is gerechtvaardigd, wordt de werkgever erop gewezen dat hij is gehouden om tijdige adequate informatie te geven aan de toekomstig werknemer over de keuring, en ervoor te zorgen dat de tekst in de folder hiermee in overeenstemming is en ook anderszins voldoet aan de WMK. De Commissie doet voorts de volgende algemene aanbeveling: De CAO Bouw wat betreft de keuringen en de daarvan afgeleide richtlijnen herzien met toepassing van de voorschriften van de WMK en het Besluit aanstellingskeuringen.
82
2003-07 2 december 2003 1
Het signaal
1.1
Op 26 juni 2003 heeft de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (hierna te noemen: Commissie) een klacht ontvangen over de verstrekking van een vragenlijst door Opleidingsbedrijf SSP Amsterdam b.v. (hierna te noemen: werkgever) aan een aspirant leerling ten behoeve van een door de Arbo Unie Haarlem (hierna te noemen: Arbo-dienst) te verrichten keuring. Volgens de aspirant leerling werd aldus gehandeld in strijd met de voorschriften van de Wet op de medische keuringen (WMK).
1.2
De Commissie heeft de klacht niet in behandeling genomen, omdat klager geen belang (meer) had bij zijn klacht.
1.3
De Commissie heeft op grond van de signalen uit de bij de klacht overgelegde bescheiden besloten een eigen onderzoek in te stellen om te bezien of de WMK in de gegeven context juist werd nageleefd.
2
De loop van de procedure
2.1
De Commissie heeft schriftelijke informatie gevraagd bij de werkgever, de Arbo-dienst en het kennisen service-instituut voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid (hierna te noemen: het Instituut).
2.2
Vervolgens zijn de werkgever en de Arbo-dienst in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten tijdens de hoorzitting op 16 oktober 2003.
2.5
Tegen de werkgever is een apart oordeel uitgebracht.
83
2003-07
3
De feiten Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen ter zitting is gebleken staat – voorzover hier van belang – het navolgende vast.
3.1
R e l at i e w e r k g e v e r , A r b o - d i e n s t , h e t I n s t i t u u t De werkgever is een opleidingsbedrijf voor de bouw. De werkgever is opgericht door de Vereniging Amsterdamse Bouwbedrijven (VAB). De werkgever is lid van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid en is aangesloten bij het Instituut.
3.2
De werkgever heeft een overeenkomst met de Arbo-dienst, waarbij onder meer is bepaald dat de Arbo-dienst de ingevolge de CAO Bouw verplichte intredekeuring uitvoert.
3.3
De Arbo-dienst is een gecertificeerde Arbo-dienst en heeft een samenwerkingsovereenkomst met het Instituut.
3.4
A r b e i d s v e r h o u d i n g e n C AO B o u w Leerlingen die de opleiding volgen bij de werkgever krijgen een burgerrechtelijke arbeidsverhouding aangeboden voor vier dagen per week, terwijl één dag in de week naar school wordt gegaan. Er wordt gewerkt in de bouw bij één van de bij de VAB aangesloten bouwbedrijven of in de werkplaats van de werkgever.
3.5
Op de arbeidsverhouding is de CAO Bouw van toepassing.
3.6
Hoofdstuk 17 van genoemde CAO betreft de arbeidsomstandigheden. Artikel 46 – (…) (hoofdstuk 17 CAO Bouw 2002-2004) luidt: ‘1. De werkgevers- en werknemersorganisaties zijn van mening dat de (…) van groot belang is voor de bedrijfstak. Partijen zullen de …) medewerking verlenen bij de uitvoering van haar taak. 2. Alle werknemers en werkgevers in de bouw hebben recht op de door de (…), al dan niet door middel van derden, te verlenen voorlichting, informatie en onderzoek op het gebied van de veiligheid en de gezondheid in de bedrijfstak. 3. Alle werknemers in de bouw hebben recht op het door de (…) vastgestelde, individu-gerichte pakket preventiezorg. Aan dit pakket wordt uitvoering gegeven door gecertificeerde arbodiensten
84
die voldoen aan door de (…) te stellen kwaliteitseisen. Voor de inhoud van het individu-gerichte pakket preventiezorg wordt verwezen naar bijlage 9 bij deze CAO.’ 3.7
Bijlage 9 (CAO Bouw 2002-2004) luidt – voorzover van belang – als volgt: ‘(…) Het pakket individu-gerichte preventiezorg, als bedoeld in artikel 46 lid 3 omvat: Een intredekeuring, als bedoeld in artikel 46a. De intredekeuring is een functiegericht onderzoek, waarbij zorgvuldige afweging plaatsvindt van de belasting van het werk en de belastbaarheid van de werknemer. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bouwspecifieke beoordelingsrichtlijnen ‘Arbeidsgeschiktheid’ van de (…). Het Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek voor Jongeren op vrijwillige basis, een jaar na intrede in de bedrijfstak (…) Het Periodiek Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek (…) Een Arbo-spreekuur (…) Vervolgactiviteiten (…) De activiteiten in het kader van het individugerichte pakket preventiezorg worden uitgevoerd door gecertificeerde arbodiensten, die voldoen aan door de (…) vastgestelde kwaliteitseisen. De arbodiensten zijn verplicht de door hen verzamelde werknemersgegevens door te geven aan de Stichting Arbouw op een wijze die door de (…) is voorgeschreven. Voornoemde activiteiten worden door de (…) aan de arbodienst vergoed op basis van contractuele afspraken. Op basis van een experiment kan de werkgever vanaf 1 januari 2000 onder strikte voorwaarden afspraken maken met de arbodienst over de uitvoering van het hierboven omschreven pakket individugerichte preventiezorg. Voor de uitvoering van dit pakket verstrekt de (…) een vergoeding aan de werkgever. De (…) zal deze regeling voorbereiden. Na 2 jaar zal de regeling worden geëvalueerd. (…)’.
3.8
K e u r i n g e n C AO B o u w Artikel 46a – Verplichte intredekeuring (hoofdstuk 17 CAO Bouwbedrijf 2002-2004) luidt – voorzover van belang –: ‘1. Het is de werkgever en de werknemer, die in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden zal verrichten op de bouwplaats of (indien het werk zware
85
2003-07
2. 3.
4. 5. 6.
3.9
3.10
lichamelijke arbeid met zich meebrengt en/of de veiligheid van derden in het geding is) in de werkplaats, verboden in de hieronder sub a., b. en c. genoemde situaties, een arbeidsovereenkomst schriftelijk aan te gaan, indien niet gelijktijdig, met gebruikmaking van het in aanhangsel F.b. van deze CAO opgenomen modelformulier, de uitslag van de in lid 3 genoemde intredekeuring uitwijst dat de werknemer geschikt is voor de beoogde functie. De verplichte intredekeuring geldt indien: a. een werknemer voor het eerst werknemer wordt in de zin van deze CAO; b. een werknemer, na een eerder dienstverband bij een werkgever in de zin van deze CAO, gedurende een periode van drie jaar geen dienstverband heeft gehad bij een werkgever in de zin van deze CAO; c. een werknemer, al dan niet met formeel behoud van dienstverband bij een werkgever in de zin van deze CAO, gedurende een aaneengesloten periode van langer dan drie jaar, feitelijk geen werkzaamheden heeft verricht. (…) De in lid 1. bedoelde intredekeuring dient te worden uitgevoerd door een gecertificeerde arbodienst die voldoet aan de door de (…) te stellen kwaliteitseisen. De uitslag van de keuring luidt: geschikt, geschikt onder voorwaarden of ongeschikt. Deze uitslag dient aan de werknemer en de werkgever bekend gemaakt te worden. (…) Indien de werkgever niet overgaat tot aanstelling van een voorwaardelijk geschikt verklaarde zal hij dit melden bij de Commissie Arbeidsmarkt Bouwnijverheid in de regio. Indien de werknemer het op gefundeerde gronden niet eens is met de keuringsuitslag, kan hij de (…) verzoeken om een herkeuring te laten uitvoeren.’
D e p r o c e d u r e va n d e k e u r i n g De inhoud van de verplichte intredekeuring is door het Instituut in samenwerking met de bij het Instituut aangesloten Arbo-diensten vastgesteld. De procedure is vastgelegd in ‘De Uitvoeringsprocedures voor het Individugerichte pakket Preventiezorg’ (hierna te noemen: Uitvoeringsprocedures), en zijn opgenomen in het ‘Instrumentarium Bedrijfsartsen (2003)’. Hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsprocedures luidt: Intredekeuring, intrede-onderzoek, aanstellingskeuring. De tekst hiervan luidt – voorzover van belang – als volgt: ‘Op 1 januari 1998 is de Wet op de medische keuringen ingevoerd. Deze wet geeft regels tot 86
versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring moeten ondergaan. Slechts voor die beroepen waaraan op het punt van de medische geschiktheid bijzondere eisen moeten worden gesteld, mogen keuringen worden verricht met het oog op het aangaan van een arbeidsrechtelijke verhouding. In de bouwnijverheid is onderscheid gemaakt tussen de bij CAO verplichte intredekeuring (IK), een vrijwillig intrede-onderzoek (IO) en een aanstellingskeuring. De verplichte intredekeuring geldt voor de werknemer die in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden zal verrichten op de bouwplaats of – indien het werk zware lichamelijke arbeid met zich meebrengt en/of de veiligheid van derden in het geding is – in de werkplaats. Voorwaarde is dat degene nog niet eerder in de bouw werkzaam is geweest of er langer dan 3 jaar uit is geweest. Naast de werknemer ontvangt de beoogde werkgever de uitslag in de vorm van geschikt, ongeschikt, of geschikt onder voorwaarden. Het vrijwillige intrede-onderzoek is bestemd voor degene die voor het eerst in de bedrijfstak gaat werken of er langer dan 3 jaar uit is geweest en voor wie geen verplichte intredekeuring geldt of die door omstandigheden geen verplichte intredekeuring heeft ondergaan. De werknemer ontvangt een gericht advies. De werkgever ontvangt van dit onderzoek geen uitslag. Zowel de verplichte intredekeuring als het vrijwillige intrede-onderzoek worden aan de arbodiensten betaald door (…). De aanstellingskeuring is een keuring voor iemand die al werkt in de bouw en van werkgever wisselt. Het is een onderzoek op verzoek van de werkgever. Het wordt ook betaald door de werkgever. Met de inhoud van de keuring heeft (…) geen bemoeienis en (…) ontvangt ook geen gegevens over deze keuring.” 3.11
Kopje 2.1, Verplichte Intredekeuring, luidt – voorzover van belang –: ‘De toekomstige werkgever meldt de werknemer bij de arbodienst voor een IK. De werkgever wordt gevraagd de melding schriftelijk aan de arbodienst te bevestigen. In deze bevestiging verklaart de werkgever tevens dat de desbetreffende werknemer de laatste drie jaar niet in de bedrijfstak werkzaam is geweest. (…) De werknemer ontvangt vervolgens de vragenlijst IK, met het verzoek deze lijst ingevuld mee te nemen naar de arbodienst wanneer hij wordt gekeurd. (…) Tevens wordt de (…)folder ‘Verplichte Intredekeuring’ ingesloten. 87
2003-07
De arbodiensten geven hoge prioriteit aan de uitvoering van de IK, aangezien voor werkgevers de CAO-verplichting geldt, dat werknemers vóór feitelijke tewerkstelling zijn gekeurd. De arbodiensten zullen dan ook ernaar streven binnen 7 dagen na de eerste melding de werkgever in het bezit van de keuringsuitslag te stellen. Naast de werkgever ontvangt ook de werknemer de keuringsuitslag. (…)’ 3.12
Kopje 2.1.3, Herkeuring, luidt – voorzover van belang –: ‘Indien een werknemer moet worden gekeurd, worden de werkgever en de werknemer daarvan in kennis gesteld. Daarbij wordt aangegeven op welke datum de werknemer voor herkeuring wordt verwacht. De werkgever en de werknemer ontvangen uiterlijk een week na de herkeuring de uitslag. De herkeuring IK heeft de vorm van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur, waarbij de bedrijfsarts zich baseert op de reeds beschikbare gegevens. Indien geïndiceerd wordt de reguliere biometrie herhaald of uitgebreid biometrisch onderzoek uitgevoerd.’
3.13
De toekomstig werknemer ontvangt van de arbodienst die de keuring zal uitvoeren de onder 3.11 genoemde folder. De inhoud van deze folder luidt – voorzover van belang – als volgt: ‘(…) Daarom is in de CAO, die voor u van toepassing wordt, vastgelegd dat voor bepaalde groepen nieuwe werknemers een intredekeuring verplicht is. (…) De keuring is verplicht indien: u voor het eerst in de bouw gaat werken of; u langer dan drie jaar feitelijk geen werkzaamheden in de bouwnijverheid hebt uitgevoerd. Wel is het zo, dat u dan ook regelmatig uitvoerend werk op de bouwplaats moet gaan verrichten of; in de werkplaats moet gaan werken, waarbij u te maken krijgt met zwaar lichamelijk werk of werk dat gevaar voor anderen met zich meebrengt. Als het bovenstaande niet op u van toepassing is, hoeft u niet te worden gekeurd. Het is dan zelfs wettelijk verboden. (…) Bij de uitnodiging van de arbodienst zit een vragenlijst over uw gezondheid. Het is de bedoeling dat u deze lijst thuis volledig invult en meeneemt naar het onderzoek. (…) De uitslag krijgt u direct mee en wordt ook naar uw toekomstige werkgever gestuurd. (…) Als u het niet eens bent met de uitslag van de keuring dan kunt u bij Arbouw een herkeuring aanvragen. (…) Uw gegevens worden gebruikt door de arbodienst en door (…). (…) De arbodienst en (…) houden zich natuurlijk aan het privacy-reglement voor de verzameling, de opslag en het gebruik van uw 88
gegevens. In dit privacy-reglement is onder andere ook geregeld dat u recht hebt om deze gegevens in te zien. (…).’
3.14
D e v r ag e n l i j s t e n d e k e u r i n g Bij de verplichte intredekeuring kan gebruik gemaakt worden van deel A. Gezondheidstoestand van de Basisvragenlijst PAGO Bouw1. De inhoud van de Vragenlijst is opgesteld door het Instituut in samenwerking met de bij het Instituut aangesloten Arbo-diensten.
3.15
De Vragenlijst staat in de Handleiding ‘Vragenlijsten Periodiek Arbeidgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) voor de Bouwnijverheid, een Handleiding voor bedrijfsartsen’ van het Instituut en is per 1 juli 2001 ingevoerd.
3.16
De Handleiding is bedoelt om bedrijfsartsen, werkzaam voor de bouwnijverheid, een toelichting te geven op het gebruik van de vragenlijsten in het kader van de uitvoering van het PAGO in de Bouwnijverheid.
3.17
De vragenlijsten vormen met andere registratielijsten een belangrijk onderdeel van het kwaliteitsproject, gericht op het vergroten van de omvang en het verbeteren van de kwaliteit van dienst-verlening.
3.18
3.19
B e o o r d e l i n g s r i c h t l i j n e n vo o r a r b e i d s g e s c h i k t h e i d De medische geschiktheids eisen zijn in opdracht van het Instituut vastgelegd in de ‘Beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid, Handleiding met functie-eisen en belastbaarheidsbeperkingen voor beroepsgroepen in de bouwnijverheid’.2 In hoofdstuk 1, Introductie, staat onder het kopje ‘De aanstellingskeuring in het algemeen en de intredekeuring in het bijzonder’ – voorzover van belang –: ‘De meeste CAO’s in de bouwnijverheid kennen de verplichte medische intredekeuring (IK). Deze term wordt in de bedrijfstak gebruikt om aan te geven dat een sollicitant gekeurd moet worden voor (hernieuwde) intrede in de bedrijfstak. Krachtens deze regeling dient de keurende bedrijfsarts op basis van het medisch onderzoek aan de eerste werkgever mee te delen of de kandidaat medisch 1
Nieuwsbrief 20, 29 juni 2001, Arbouw
2
Derde editie, Amsterdam, april 1999, TNO Preventie en Gezondheid, in opdracht van Arbouw 89
2003-07
gezien ‘geschikt’, ‘ongeschikt’ of ‘geschikt onder voorwaarden’ is. Bij een eventuele verandering van werkgever binnen de bedrijfstak behoeft niet opnieuw een medische keuring plaats te vinden. De IK is naar inhoud en doelstelling dus niet anders dan een specifieke vorm van een aanstellingskeuring (AK). In geval van een AK verzoekt de werkgever – voorafgaand aan indiensttreding – de arbodienst immers eveneens om een mededeling over de geschiktheid van de werknemer voor de beoogde functie. Daarbij gaat het dan echter niet om een hem opgelegde CAO-verplichting of de specifieke situatie van een nieuwe intrede in de bedrijfstak. Na de invoering van de Wet op de medische keuringen op 1 januari 1998 mag nog slechts een IK of AK worden uitgevoerd indien er sprake is van specifieke beroepsrisico’s. Gezien de risico’s, die het werken in de bedrijfstak met zich meebrengt, is een dergelijke keuring toegestaan, indien de werknemer in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden zal verrichten op de bouwplaats dan wel op de werkplaats/werf van het bedrijf. Indien aan bovengenoemd criterium niet wordt voldaan – bijvoorbeeld in geval van technisch of administratief personeel – kan geen IK of AK worden uitgevoerd, maar komt de werknemer wel in aanmerking voor een vrijwillig Intrede-onderzoek. Voorwaarde voor de uitvoering van een IK of AK is voorts een functiespecifieke beoordeling van de arbeidsgeschiktheid op basis van een zorgvuldige afweging tussen de belastbaarheid van de werknemer en de belasting die de uitoefening van het beroep met zich meebrengt.’ Onder het kopje ‘Ontwikkeling van de Beoordelingsrichtlijnen’ wordt ter informatie over de gehanteerde methodiek gerefereerd aan het rapport ‘Beoordelingsrichtlijnen voor arbeidsgeschiktheid: Achtergrond en onderbouwing van de functie-eisen en belastbaarheids beperkingen voor 67 beroepen in de bouwnijverheid’3.
4 4.1
De standpunten van de Arbo-dienst Bij de uitvoering van de keuring toetst de Arbo-dienst weliswaar aan de voorschriften van de WMK, 3
90
Tweede editie, Amsterdam, maart 1997, TNO Preventie en Gezondheid, in opdracht van Arbouw
maar branche-afspraken, zoals de CAO bouw, gaan boven de WMK. De branche-afspraken zijn immers kwaliteitsafspraken met het Instituut in het kader van het preventiepakket. Dit preventiepakket is in de loop der jaren ontwikkeld. 4.2
De bouwplaats vormt een risico voor iedereen die daar werkt. Daarom wordt er geen risico inventarisatie gemaakt per functie.
4.3
De betreffende vragenlijst wordt in overleg met het Instituut, naast de andere keuringen, ook gebruikt voor het intrede-onderzoek. De Arbo-dienst is er zich van bewust dat de vragenlijst niet voldoet aan de voorschriften van de WMK. De vragenlijst wordt daarom bij de intredekeuring door bij en voor hem werkende bedrijfsartsen per individu bekeken en beoordeeld. Daarvoor bestaan bij de Arbo-dienst geen richtlijnen en ook geen informatie voor de keurling.
4.4
Het is de bij de zitting aanwezige vertegenwoordigers van de Arbo-dienst niet bekend hoe vaak de functie eisen worden aangepast aan de nieuwste medische inzichten, omdat dit een taak van het Instituut is.
4.5
De uitslag van de keuring wordt, anders dan staat vermeld in de richtlijnen van het Instituut, eerst bekend gemaakt aan de werknemer en bij de uitslag ‘ongeschikt voor de functie’ wordt aan de werknemer gevraagd of de uitslag mag worden meegedeeld aan de werkgever.
4.6
De werknemer kan een herkeuring aanvragen hetzij bij de Arbo-dienst zelf hetzij bij het Instituut, die vervolgens een andere bij het Instituut aangesloten Arbo-dienst aanwijst.
4.7
De medische gegevens worden alleen bewaard als nulmeting voor de volgende PAGO onderzoeken.
5 5.1
Overwegingen van de Commissie Vaststaat dat de onderhavige ‘intredekeuring’, waarvan de in geding zijnde vragenlijst onderdeel uitmaakt, een keuring is in de zin van de WMK: er worden vragen gesteld over de gezondheidstoestand van de keurling en er wordt medisch onderzoek verricht in verband met het aangaan van een burgerrechtelijke arbeidsverhouding, zoals bepaald in artikel 1, onderdeel a, onder 1e , van de WMK. 91
2003-07
5.2
Gelet op de tekst en de doelstellingen van de WMK en overige regelgeving, waaronder het Protocol Aanstellingskeuringen van juni 19954 moet worden uitgegaan van een strikte scheiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de keuringvrager (werkgever) enerzijds en de keurend arts (de Arbo-dienst) anderzijds. Een keurend arts kan zich, ingeval hij werkzaam is voor een (externe) Arbo-dienst niet aan zijn verantwoordelijkheden onttrekken onder verwijzing naar afspraken gemaakt tussen de keuringvrager (werkgever) en zijn Arbo-dienst. Ook heeft de keurend arts op grond van overige wetgeving, zoals de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) en de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), een eigen persoonlijke professionele verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd zijn ook Arbo-diensten, onder andere om in aanmerking te komen voor (verlenging van) certificering, gehouden de regels van de WMK na te leven en is het hen niet toegestaan om overeenkomsten met werkgevers aan te gaan die hiermee in strijd zijn.
5.3
Het betoog van de Arbo-dienst en de ter zitting aanwezige voor hem werkzame bedrijfsarts komt erop neer dat zij wegens de overeenkomst met de werkgever en de samenwerkingsovereenkomst met het Instituut gebonden is aan de keuringsprocedure en richtlijnen, opgenomen in het individugerichte pakket preventiezorg van het Instituut en dat deze richtlijnen, gebaseerd op de CAO Bouw, daar waar nodig prevaleren boven de WMK.
5.4
De Commissie is echter, mede gelet op de doelstelling van de WMK en de uitgangspunten van het door de rijksoverheid voorgestane beleid bij de totstandkoming van de WMK, van oordeel dat de Arbo-dienst en de aldaar werkzame bedrijfsartsen een eigen verantwoordelijkheid hebben in relatie tot de keurling en in relatie tot de werkgever. Ook het Protocol Aanstellingskeuringen gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de keurend arts voor een adequate uitvoering van de keuring.
5.5
Een aanstellingskeuring mag ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WMK juncto artikel 3, eerste lid, van het Besluit Aanstellingskeuringen, alleen plaats vinden, indien aan de vervulling van de betreffende functie en de daarbij behorende taken bijzondere eisen op het punt van medische
4
Het Protocol Aanstellingskeuringen kan blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit tot regeling van de aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 597, en bij het Besluit tot regeling van de klachtenbehandeling aanstellingskeuringen van 23 november 2001, Staatsblad 2001, 598, worden beschouwd als een nadere invulling van de WMK en van het Besluit aanstellingskeuringen.
92
geschiktheid moeten worden gesteld, waaronder wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de keurling en van derden bij de uitvoering van de desbetreffende arbeid, terwijl de risico’s voor de gezondheid en veiligheid niet met gangbare maatregelen, overeenkomstig de stand der wetenschap en professionele dienstverlening, kunnen worden gereduceerd. 5.6
Uit dit laatste volgt dat alleen de aanwezigheid van functie-eisen – belastingen die als functie eis aan de desbetreffende functie zijn gekoppeld – een rechtvaardiging kan vormen voor het uitvoeren van een aanstellingskeuring, en dat de risico’s, die met de functie samenhangen, door de werkgever door middel van preventieve maatregelen dienen te worden voorkomen.
5.7
Blijkens artikel 46a, eerste lid, van de CAO Bouw, is de intredekeuring verplicht voor de werknemer die in het kader van de beoogde functie regelmatig uitvoerende werkzaamheden verricht op de bouwplaats of (indien het werk zware lichamelijke arbeid met zich meebrengt en/of de veiligheid van derden in het geding is) in de werkplaats. Naar het oordeel van de Commissie is een dergelijke keuring, gelet op vorenstaande overweging, in strijd met de WMK. De Commissie wijst er op dat ingeval van strijd tussen de voorschriften van de WMK en bepalingen in de CAO, de eerste regels prevaleren, tenzij de CAO een hoger beschermingsniveau biedt aan keurlingen dan de WMK. Nu hiervan in het onderhavige geval geen sprake is, dienen de WMK-bepalingen te worden nageleefd. Een werkgever, een Arbo-dienst en een individuele bedrijfsarts hebben in dezen een eigen verantwoordelijkheid.
5.8
Gelet op deze eigen verantwoordelijkheid van de Arbo-dienst en de aldaar werkzame bedrijfsartsen ligt het in de rede dat de Arbo-dienst, mede gelet op de bij de WMK beoogde rechtsbescherming van de keurling, als keurend arts en adviseur van de werkgever, als werkgever van de aldaar werkzame bedrijfsartsen en in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met het Instituut aandringt op het aanpassen van de formulering van de bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid. Tegelijkertijd rust op individuele bedrijfsartsen van de Arbo-dienst de professionele plicht om geen medewerking te verlenen aan aanstellingskeuringen die niet voldoen aan de daaraan door wet- en regelgeving gestelde eisen. Afwezigheid van kennis hieromtrent, zoals de Commissie ter zitting bij de aanwezige bedrijfsarts heeft moeten constateren, vormt geen rechtvaardiging om van deze regels af te wijken en kan de betrokken bedrijfsarts worden aangerekend.
93
2003-07
5.9
De specifieke taak van de Arbo-dienst in deze wordt geëxpliceerd in de toelichting bij het in 5.5 genoemd artikel 3 van het Besluit Aanstellingskeuringen, waarin staat dat de Arbo-dienst bij uitstek geschikt is om te adviseren omtrent de inhoud van de keuring. De Arbo-dienst bezit, volgens genoemde toelichting, de benodigde deskundigheid om de functie eisen in criteria van medische geschiktheid te vertalen, voor de beantwoording van de vraag of de eisen mogelijk overbodig zijn, omdat aan de uitvoering van de arbeid verbonden risico’s kunnen worden weggenomen of gereduceerd kunnen worden, en om te bezien of er valide medische onderzoeksmethoden beschikbaar zijn om daarmee de geschiktheid vast te stellen.
5.10
De stelling van de Arbo-dienst dat er in de praktijk op een aantal punten wordt afgeweken van de Uitvoeringsprocedures en richtlijnen van het Instituut en dat de Basisvragenlijst PAGO Bouw per individu en functie wordt beoordeeld, doet aan hetgeen hierboven is overwogen niet af, temeer nu is gebleken dat daarvoor bij de Arbo-dienst geen richtlijnen zijn en de keurling daarover niet kan worden geïnformeerd. De Commissie kan zich daarbij niet aan de indruk onttrekken dat de handelwijze van de Arbo-dienst tot willekeur zou kunnen leiden.
5.11
Wat betreft de Basisvragenlijst PAGO Bouw is de Commissie van oordeel dat deze vragenlijst te uitgebreid en te ongericht is, terwijl de WMK juist ziet op een specifieke keuring ter beoordeling van de medische geschiktheid voor een specifieke functie. Daarom kunnen, naar het oordeel van de Commissie, dergelijke vragenlijsten niet op routinematige wijze worden gebruikt bij aanstellingskeuringen. Ingevolge artikel 2.3.7 van het Protocol Aanstellingskeuringen moeten de te stellen vragen immers aantoonbaar relevant zijn voor de aanstellingskeuring en moeten nodig zijn om informatie te verkrijgen over de huidige belastbaarheid ten opzichte van de belasting door de functie.
5.12
Volgens artikel 46a, onderdeel 6, hierboven weergegeven onder 3.8, kan de werknemer het Instituut verzoeken om een herkeuring. In de Uitvoeringsprocedures staat onder kopje 2.1.3, hierboven vermeld onder 3.12, dat de herkeuring IK de vorm heeft van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur, waarbij de bedrijfsarts zich baseert op reeds beschikbare gegevens. Naar het oordeel van de Commissie is deze procedure in strijd met de bedoeling van de WMK. De keurling heeft ingevolge artikel 12 van de WMK en artikel 2.7.2 van het Protocol Aanstellingskeuringen immers recht op een onafhankelijke keuring. Door gebruik te maken van reeds bestaande gegevens kan de onafhankelijkheid niet worden gewaarborgd. Daarbij komt dat bij de aanstellingskeuring op de relatie keurling – keurend arts de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) van toepassing is, op
94
grond waarvan de keurend arts zonder gerichte toestemming van de keurling geen inlichtingen aan derden over de keurling mag verstrekken. Deze norm is overgenomen in artikel 2.6.2 van het Protocol Aanstellingskeuringen. 5.13
Een en ander geldt ook voor het bewaren van de medische gegevens. In de folder van het instituut staat dat de gegevens worden gebruikt door de Arbo-dienst en door het Instituut. Op grond van artikel 7:464, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, mogen deze gegevens slechts worden bewaard zolang dat noodzakelijk is in verband met het doel van het onderzoek. Deze bepaling is in artikel 2.5.5 van het Protocol Aanstellingskeuringen aldus uitgewerkt dat het medisch dossier betreffende de aanstellingskeuring dient te worden vernietigd, indien niet tot aanstelling wordt overgegaan . Volgens de toelichting bij dit artikel mogen gegevens, indien wel tot aanstelling wordt overgegaan, na toestemming van de keurling ter beschikking worden gesteld van de bedrijfsarts als nulmeting in het kader van de bedrijfsgeneeskundige begeleiding.
5.14
Gelet op vorenstaande is de Commissie van oordeel dat de Arbo-dienst door de Uitvoeringsprocedures van het Instituut te volgen handelt in strijd met artikelen 2, 4, eerste lid, en 12 van de Wet op de medische keuringen en artikel 3, eerste lid, van het Besluit aanstellingskeuringen. De Commissie oordeelt voorts dat ook de voor de Arbo-dienst werkzame bedrijfsartsen die onder de gegeven omstandigheden medewerking verlenen aan de uitvoering van een aanstellingskeuring in strijd handelen met de WMK en hierop individueel in rechte kunnen worden aangesproken.
6
Oordeel van de Commissie De Arbo-dienst, inclusief de daar werkzame artsen, handelen in strijd met – artikel 4, eerste lid, van de WMK, en artikel 3, eerste lid, van het Besluit aanstellingskeuringen; – artikel 2 van de WMK; – artikel 12 van de WMK.
95
2003-07
7
Aanbeveling Op grond van vorenstaande overwegingen en oordeel doet de Commissie de volgende aanbevelingen: Met onmiddellijke ingang samen met de werkgever keuringseisen opstellen conform de WMK. Vervolgens een keuringsprotocol opstellen, waarin uitsluitend specifieke vragen worden gesteld en onderzoeken worden gedaan die direct samenhangen met de medische geschiktheidseisen. Bij bovenstaande met betrekking tot de eigen professionele verantwoordelijkheid van de bedrijfsartsen de desbetreffende bepalingen van de Wet BIG en de WGBO te betrekken. Met betrekking tot het door de Commissie opgemerkte onder 5.13 wat betreft het bewaren van medische gegevens daarbij het bepaalde in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en in de WGBO in aanmerking te nemen.
96
Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen Kleinesingel 1-3 3572 CG Utrecht telefoon 030 888 38 99 fax 030 888 38 90 e-mail
[email protected] website www.aanstellingskeuringen.nl