Steunpilaar Nieuwsbrief voor ondernemers
augustus 2014
Column De Wolf & Partners Win-win In mijn kinderjaren gebeurde het zo, mijn vriend Geert kreeg mijn appel, omdat hij deze lekkerder vond dan zijn peer. Wij ruilden, want een peer vond ik ook lekker en zo vaak at ik geen peer. Voor ons beiden leverde dit iets op, hoewel ieder nog steeds één stuk fruit had. De ruilhandel is de basis van zaken doen. Nu koopt Geert een product en betaalt en doe ik het zelfde. Wij gebruiken geld als ruilmiddel, maar blijven steeds een tegenwaarde houden en worden daar maar beperkt beter van.
gedachten, kansen en bedreigingen na te denken. Misschien helpt het om gewoon eens aan win-win te denken en wat drempels te beslechten. Vaak zijn uw zakenrelaties ook met initiatieven in de weer en treft u een gewillig oor. Wie weet leidt het tot vermenigvuldiging! Succes en nog een fijne zomer gewenst!
Recent sprak ik diezelfde Geert over een idee dat hij met mij wilde delen. Al pratende kwamen wij tot andere gedachten en bracht ik mijn eigen idee in. Het resultaat was dat wij samen, maar ook ieder afzonderlijk, al gauw twee ideeën hadden. De basis voor samenwerking en mogelijk win-win was hiermee geboren. Als ondernemers zijn wij geneigd om alleen over onze eigen onderneming na te denken en ons handelen daarop te baseren. Waarom niet eens meer met medewerkers praten over hun ideeën gespiegeld aan uw gedachten? Ook met uw leverancier of uw klanten over uw wederzijdse processen van gedachten wisselen kan tot bijzondere nieuwe inzichten leiden. Dit delen maakt vaak resultaatsverbeteringen mogelijk. Win-win is vaak dichterbij dan u denkt! Misschien bent u juist teruggekeerd of gaat u de komende tijd wel verder weg dan dagelijks gebruikelijk, op vakantie dus. Regelmatig blijkt dat ondernemers zichzelf in deze periode even de tijd en rust gunnen om afstand te nemen van de dagelijkse beslommeringen, maar ook kans krijgen om over nieuwe
Mark de Wolf
Ondernemer aan het woord ‘Het beste van twee werelden’ Kennismaken met Pieter en Noortje Klabbers, eigenaar van de winkels Blokker en Intertoys in Oisterwijk. Pieter en Noortje Klabbers zijn twee bijzondere mensen. Ze vormen een echtpaar, zijn ouder van twee jonge dochters (van 3 en 1 jaar) én ze zijn allebei franchise-ondernemer. Pieter runt de Oisterwijkse vestiging van Blokker, Noortje sinds een half jaar Intertoys. Ze is zijn overbuurvrouw aan de Dorpsstraat. “Ondernemen in deze tijd vergt kracht, innovatie, doorzettingsvermogen. Onze manier van werken verschilt van elkaar. Door daarover te spreken, leren we elke dag van elkaar. We genieten enorm van ons werk. Als we onze klanten goed geholpen hebben, dan geeft ons dat een fantastisch gevoel.”
2
Pieter komt uit een echt ondernemersgezin. “Mijn ouders hadden in Cuijk een winkel in huishoudelijke artikelen. Zij kochten in bij Blokker. Blokker wilde echter groeien en was op zoek naar mensen die het klappen van de zweep kenden. Er werd gekeken naar de klanten die bij hen inkochten en die boden zij een winkel aan. Zo kwamen mijn ouders in 1981 in Oisterwijk. Ze bleven echter in Cuijk wonen. Ik werd ook door het ondernemersvirus ‘besmet’ en kwam op 1 januari 2000 in het bedrijf en niet als enige van het gezin. Zes jaar later nam ik de zaak van mijn ouders over. Eén ding heb ik vanaf het begin anders gedaan. Ik bleef niet in Cuijk wonen, maar verhuisde naar Oisterwijk,” vertelt Pieter. Overigens werken ook Dorianne en Ine, zussen van Pieter, respectievelijk in de Blokker- en Intertoys-winkel. Ine heeft veel kennis van speelgoed en daar kan Noortje weer van profiteren.
Leren van elkaar Noortje, eveneens afkomstig uit een ondernemersgezin, werkte parttime als administratief medewerker. Zij was op zoek naar een nieuw perspectief, wilde wat anders, meer contact met de mensen hebben. “Toen de laatste speelgoedzaak in Oisterwijk ermee ophield stimuleerde Pieter me de stap naar ‘de eigen zaak’ te nemen. Ik koos bewust voor Intertoys, omdat ik het de beste speelgoedformule vind. Er komt heel wat kijken bij het opzetten van een zaak. Pieter is een ervaren ondernemer en was en is mijn grote steun daarin. Hij bracht me in contact met de juiste mensen: voor verzekeringen moet je die hebben, voor een bank moet je hem bellen en voor accountancy en goed advies moet je bij Lex Muller en Jörgen Kroot van De Wolf & Partners hier in Oisterwijk zijn. En dat klopte precies.” “Wij betalen een vast bedrag per maand en wat wij zo goed vinden aan De Wolf & Partners is dat het echte meedenkers zijn. Je staat nooit alleen, je hoeft niet bang te zijn om een vraag te stellen en meteen een rekening te krijgen. Nee, het zijn zelf ondernemers, die weten waar wij mee bezig zijn, ons begrijpen en ons dus ook goed kunnen adviseren. Men is open, je weet waar je aan toe bent, je hebt echt persoonlijk contact en ze nemen je veel werk uit handen. Het is allemaal perfect geregeld. Onze huidige contactpersonen zijn Ron Vermeulen (accountancy; als we het niet snappen legt hij geduldig alles opnieuw uit) en Jorrit Jansen (geweldig hoe hij de salarisadministratie verzorgt). De jaarrekeningen zijn altijd keurig op tijd klaar en wij kunnen ons echt richten op ondernemen. De Wolf & Partners ‘ontzorgt’ ons als het ware,” aldus Pieter. Los en precies “Toen ik de zaak aan het inrichten was en het assortiment binnenkwam, kreeg ik al meteen goede reacties. Men was blij dat er weer een speelgoedzaak in Oisterwijk kwam. Het leukste waren wel de reacties van de kinderen, superenthousiast. De Intertoys-winkel van Noortje ging op 25 oktober 2013 van start. Acht medewerkers werden aangetrokken en konden meteen vol aan de bak. De Sinterklaas- en Kerstperiode kwamen er aan. De
Pieter Klabbers, Blokker Oisterwijk
klanten zijn eigenlijk onze gasten. We gaan naar hen toe, maken een praatje, adviseren ze. We willen gelukkige kinderen zien. Moeilijk doen over ruilen, of als iets kapot is, kennen wij niet. Wij willen blije gezichten zien. Zo wil je zelf toch ook als klant geholpen worden? En wij hebben altijd wel iets om gratis weg te geven. De klanten moeten bij ons een warm gevoel hebben. Immers dan komen ze terug, is het niet?” Pieter: “Hoewel de Blokker-formule heel anders is (zo komt er bijna wekelijks een folder en moet wekelijks het assortiment aangepast worden) proberen Noortje en ik elkaar scherp te houden en van elkaar de goede dingen over te nemen. Ik ben wat ‘losser’ geworden. Vroeger hield ik iedere week mijn kasboek nauwgezet bij, pietje-precies. Maar dat kan net zo goed eens per maand, zo blijkt. Je houdt dan extra tijd over! Wij zijn samen erg bezig met hoe we klantgericht kunnen werken, want volgens ons ligt daar de toekomst. Dat doen we door steeds meer de social media als facebook in te zetten en denken continue na over ‘the clicks and the bricks’. Wij willen graag dat de mensen bij ons in de winkel komen en gebruiken daar internet voor.” Maatschappelijk betrokken Er is meer dan werken. Noortje en Pieter voelen zich echt betrokken bij de samenleving en willen zich daar graag voor inzetten. Dat is niet altijd eenvoudig met twee dochters, maar toch doen ze het. Noortje was tot voor kort actief als medewerker van een huis-aan-huisblad in Oisterwijk (“achter iedere voordeur zit een mooi verhaal; ieder mens heeft iets unieks te vertellen”) en samen zijn ze actief in de parochie. Ze verzorgen de uitgave van het parochieblad en runnen een tienerclubje. Noortje en Pieter Klabbers zijn ondernemers met veel aandacht voor de mensen om hen heen.
Noortje Klabbers, Intertoys Oisterwijk
Tekst: Jan Stoel, JES tekst- en adviesbureau
NIEUWSBRIEF
3
Werkkostenregeling Sinds 1 januari 2011 is het al mogelijk om de werkkostenregeling toe te passen. De meeste werkgevers hebben echter in de jaren 2011 tot en met 2014 gekozen voor de overgangsregeling. Over iets meer dan 5 maanden vervalt echter de overgangsregeling. Er blijft dan nog maar 1 regeling over: de werkkostenregeling.
Aanpassingen werkkostenregeling De bezwaren van de huidige werkkostenregeling, met name de uitvoerbaarheid voor kleinere ondernemingen, is door diverse organisaties waaronder het SRA (organisatie van samenwerkende accountantskantoren) aangekaart bij de staatssecretaris en heeft tot een 5-tal aanpassingen geleid:
Ons dringende advies aan werkgevers is niet langer te wachten met de eerste ‘stappen’ richting 2015. Het inventariseren van de huidige arbeidsvoorwaarden en het in beeld brengen van de mogelijke gevolgen onder de werkkostenregeling kan niet vroeg genoeg beginnen. Bijvoorbeeld omdat bepaalde arbeidsvoorwaarden nog gewijzigd of geschrapt moeten worden vóór 2015. Afstemming met de Belastingdienst of uw personeelsvertegenwoordiging kan hierbij noodzakelijk zijn.
1. 2. 3. 4. 5.
In het kader van de voorbereidingen op de werkkostenregeling, zullen mogelijk nog veel vragen bij u opkomen. In het volgende geven we voor u de essentie van de regeling weer. Vragen of opmerkingen? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Gaat de werkkostenregeling nog wijzigen? En zo ja, hoe dan? Zoals het er nu naar uitziet zal de werkkostenregeling per 1 januari 2015 inderdaad gaan wijzigen. Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft op 3 juli jl. een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met diverse maatregelen die de administratieve lasten voor werkgevers terugdringen en de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst verbeteren. De basis van de werkkostenregeling die begin 2011 werd geïntroduceerd, blijft ongewijzigd. De maatregelen worden meegenomen in het Belastingplan 2015 dat op Prinsjesdag aangeboden zal worden aan de Tweede Kamer. Om de verbeterde aspecten budgetneutraal te kunnen dekken, zal de vrije ruimte worden verlaagd van 1,5% naar 1,2% van de totale fiscale loonsom.
Beperkte introductie van het noodzakelijkheidscriterium Invoering van een jaarlijkse afrekensystematiek Invoering van concernregeling Een vrijstelling voor branche-eigen producten Het wegnemen van een onderscheid tussen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen
Toelichting op de maatregelen 1.
Beperkte introductie van het noodzakelijkheidscriterium
De invoering van het noodzakelijkheidscriterium was een aanpassing die al langer in de lucht hing. De staatssecretaris heeft echter gekozen voor beperkte invoering van het noodzakelijkheidscriterium. Namelijk alleen voor gereedschappen en voor computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur. Dit voorkomt in ieder geval discussies over schermgrootte (> 7 inch) en zakelijk gebruik (>10% c.q. > 90%). Het noodzakelijkheidscriterium is een open norm die ervan uitgaat dat hetgeen een werkgever in het kader van zijn bedrijfsuitvoering aan voorzieningen noodzakelijk acht, aan de werknemer kan worden verstrekt zonder fiscaal rekening te hoeven houden met het privévoordeel van de werknemer (loon in natura). Ook de vraag wat noodzakelijk is, kan nog tot voldoende discussie leiden. Toch is de staatssecretaris niet aan de wens tegemoet gekomen om vooraf duidelijkheid te geven door te komen met lijstjes, waarin limitatief de vergoedingen en verstrekkingen worden genoemd die zonder meer als noodzakelijk kwalificeren. Deze onzekerheid is de reden dat het noodzakelijkheidscriterium in eerste instantie beperkt wordt ingevoerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er de komende jaren nog aanpassingen zijn te verwachten. 2.
Invoering van een jaarlijkse afrekensystematiek
Voor kleinere werkgevers is het zeer bezwaarlijk om iedere maand aangifte te doen van de loonheffing die verschuldigd is vanwege de werkkostenregeling. De staatssecretaris komt aan dit bezwaar tegemoet door te bepalen dat voortaan nog maar één keer per jaar hoeft te worden vastgesteld wat de verschuldigde belasting is in het kader van de werkkostenregeling. De toetsing per aangiftetijdvak of de vrije ruimte wordt overschreden vervalt hiermee. De over een heel jaar verschuldigde loonheffing in verband met overschrijding van de vrije ruimte kan in het eerste aangiftetijdvak van het volgend kalenderjaar worden afgedragen. Concreet betekent dat in
4
februari van het volgende jaar. 3.
Invoering van een concernregeling
Het probleem dat u gemaakte kosten voor bijvoorbeeld een personeelsfeest moest gaan verdelen over uw eigen holding en de diverse werkmaatschappijen is opgelost met de invoering van de concernregeling indien er sprake is van bijna volledige eigendom (95% of meer). Door de invoering van de concernregeling ontstaat een collectieve vrije ruimte voor gebruik door alle tot het concern behorende werkgevers. 4.
Een vrijstelling voor branche-eigen producten
De bestaande regeling waarbij u binnen grenzen korting aan uw personeel kunt verlenen wordt voortgezet in de vorm van een gerichte vrijstelling. De staatssecretaris komt hiermee tegemoet aan werkgevers met relatief veel deeltijd werknemers en een relatief lage loonsom, zoals in de detailhandel. Door deze lage loonsom hebben zij een relatief kleine vrije ruimte. 5.
Het wegnemen van een onderscheid tussen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen
Waarschijnlijk zult u zich bij het lezen van bovenstaande al afvragen wat het verschil is tussen vergoeden, verstrekken en ter beschikking stellen. Dat probleem wordt in ieder geval opgelost door de voorgestelde aanpassingen. Er komt een gerichte vrijstelling voor een aantal werkplek gerelateerde voorzieningen waarvoor thans een nihilwaardering geldt. Ongeacht of er sprake is van een ter beschikking gestelde voorziening of van een vergoeding of verstrekking, een vastlegging op werknemersniveau in de loonadministratie is vanaf 1 januari 2015 niet langer vereist. Uit de tekst kan ook worden geconcludeerd dat het begrip “werkplek” niet wordt losgelaten. Niet aangepast ondanks bezwaren Een bezwaar vanuit de praktijk waaraan door de staatssecretaris niet tegemoet wordt gekomen betreft de omzetbelasting (btw). Voor toepassing van de werkkostenregeling dienen vergoedingen inclusief btw in aanmerking genomen te worden, terwijl veel werkgevers de voorbelasting kunnen verrekenen en dientengevolge de vergoedingen exclusief btw verantwoorden in de financiële administratie. Het verzoek was dan ook om de vergoedingen exclusief btw in aanmerking te mogen nemen bij bepaling van de vrije ruimte. De staatssecretaris komt echter niet aan dit verzoek tegemoet. Het eerste argument van de staatssecretaris hiervoor is dat btwaftrek voor werknemers geen rol speelt en dat de waarde van loon in natura naar de aard inclusief btw is. Het andere argument
is dat het onredelijk zou zijn voor bedrijven die niet btw-plichtig zijn, zoals in de non-profitsector. Zij voeren immers een boekhouding inclusief btw en zouden derhalve extra werkzaamheden moeten verrichten om het bedrag exclusief btw te verkrijgen. Wel geeft de staatssecretaris een praktische oplossing voor dit btw-probleem. De werkgever kan namelijk met de inspecteur van de Belastingdienst afspreken dat uitgegaan wordt van de gemiddelde btw-druk over de verschillende voorzieningen uit de vrije ruimte. Het in aanmerking te nemen bedrag voor de vrije ruimte exclusief btw, zoals dat blijkt uit de financiële administratie, kan dan eenvoudig worden verhoogd met dit percentage. Mogen bonussen, eindejaarsuitkeringen en dergelijke in de vrije ruimte van 1,5% (2014)? Op basis van de huidige werkkostenregeling is het inderdaad mogelijk dit soort uitkeringen onder te brengen in de vrije ruimte (en de uitkeringen zo onbelast te laten plaatsvinden). In eerste instantie deelde de Belastingdienst dit standpunt. Later, in de loop van 2013 was de Belastingdienst het hier, naar onze mening meestal ten onrechte, plotseling niet altijd mee eens. De laatste tijd zien wij echter steeds vaker situaties met bonussen en vergelijkbare uitkeringen waarin de Belastingdienst, weliswaar onder voorwaarden, toch akkoord gaat. Werkgevers met bonussen of vergelijkbare uitkeringen die bovendien vrije ruimte overhouden, adviseren wij zeker actie ter zake te ondernemen. Overigens valt hierna te lezen dat een en ander zelfs interessant is als de vrije ruimte van 1,5% al volledig is benut. Is de eindheffing van 80% niet heel duur? Op het moment dat de forfaitaire ruimte van 1,5% (2014) van de fiscale loonsom wordt overschreden, is belastingheffing verschuldigd. Dit kan door middel van de werkgevers-eindheffing van 80%. Wat echter nog onvoldoende wordt beseft, is dat het eindheffingspercentage van 80% vaak juist voordelig is. Dit geldt namelijk voor alle netto toegekende (en netto gemaakte) beloningen aan werknemers voor zover die geen deel uitmaken van de pensioengrondslag of uitkeringsgrondslag. Dat komt onder meer omdat er geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn over ‘eindheffingsbestanddelen’. Gerekend over de netto beloning loopt het belastingvoordeel al snel op tot 20-30%. Meer informatie De komende tijd zullen wij de nadere uitwerking van deze aangekondigde aanpassingen voor u blijven volgen. Wilt u meer informatie of mocht u na het lezen vragen of opmerkingen hebben, dan kunt u contact met ons opnemen via
[email protected] of via telefoonnummer 0162-685000.
NIEUWSBRIEF
5
De Wolf & Partners introduceert een nieuwe vorm van dienstverlening Maak kennis met de voordelen van De Wolf Personeel & Salaris Online! Wilt u meer inzicht in uw personeels- en salariskosten? Werkt u momenteel met diverse software pakketten voor personeelsen salarisadministratie? En bewaart u diverse overzichten van uw personeelsgegevens op verschillende plaatsen? Met De Wolf Personeel & Salaris Online kunt u al deze gegevens bewaren in één geïntegreerd online pakket dat u onbeperkt en overal kunt benaderen. Personeel & Salaris Online heeft voor u dé oplossing om eenvoudig en gebruikersvriendelijk meer te halen uit uw personeels- en salarisadministratie. U kunt 24 uur per dag, zeven dagen in de week beschikken over onder meer personeels- en salaris gegevens, managementrapportages, aangiften loonheffingen, betaalbestanden en verlof- en ziekteregistratie. Tevens bestaat er de mogelijkheid om uw medewerkers online toegang te geven tot bijvoorbeeld hun eigen salarisstroken en jaaropgaven. Via www.mijnsalarisverwerking.com kunt u eenvoudig en veilig gebruik maken van De Wolf Personeel & Salaris Online. U kunt op ieder gewenst moment en plaats inloggen om uw personeels- en salarisgegevens te raadplegen, te muteren of te verwerken. Voordelen van Personeel & Salaris Online ■ Complete salaris- en personeelsgegevens overal en altijd digitaal beschikbaar ■ Actuele rapportages, analyses en sturingsinformatie die u zelf genereert ■ Medewerkers altijd toegang tot hun persoonlijke digitale archief ■ Verzuim- en verlofregistratie mogelijk ■ Tijd- en kostenbesparing Hoe werkt het en wat zijn de mogelijkheden? Scan de QR-code of ga naar www.dewolfenpartners.com./diensten/salarisadministratie/online-salarisverwerking.html/ voor een korte demonstratie online. Neem contact op met ons team Personeel & Salaris en laat u informeren over de voordelen voor uw onderneming!
Jorrit Jansen, Debbie Roelands en Mariëlle Merckx zijn bereikbaar via telefoonnummer 0162 – 685000 of
[email protected]
6
Arbeidsrecht Wet Werk en Zekerheid De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel met veranderingen in het arbeidsrecht aangenomen. De Wet Werk en Zekerheid treedt op 1 januari 2015 in werking. Een deel van de wijzigingen wordt pas op een later moment van kracht. Aanvankelijk zou een deel van de wijzigingen ingaan op 1 juli 2014, maar vanwege de korte voorbereidingstijd is besloten tot uitstel. De wijzigingen hebben betrekking op het ontslagrecht, op de tijdelijke arbeidscontracten en op de duur van de WW-uitkering. Wijzigingen per 1 januari 2015 Deze wijzigingen zien met name op tijdelijke arbeidscontracten. Het betreft zaken als proeftijdbeding, concurrentiebeding, uitzendbeding, loondoorbetalingsverplichting en aanzegtermijn. Proeftijd De mogelijkheid om een proeftijd te bedingen in een arbeidscontract vervalt voor contracten met een duur van maximaal zes maanden. Voor arbeidscontracten met een duur van zes maanden tot maximaal twee jaar geldt dat een proeftijd mag worden overeengekomen, mits deze niet langer is dan een maand. De proeftijd mag maximaal twee maanden bedragen als de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor twee jaar of langer of voor onbepaalde tijd. Concurrentiebeding Een concurrentiebeding beperkt de werknemer in zijn vrije keuze voor een andere werkgever. Daarom geldt nu al dat een concurrentiebeding schriftelijk moet zijn overeengekomen. Een concurrentiebeding mag alleen worden opgelegd aan een meerderjarige werknemer. Met ingang van 1 januari 2015 vervalt in beginsel de mogelijkheid om een concurrentiebeding op te nemen in contracten voor bepaalde tijd. Alleen in bijzondere gevallen is een concurrentiebeding nog toegestaan. Het gaat dan om specifieke werkzaamheden of om een specifieke functie. De werkgever zal moeten motiveren waarom bedrijfs- of dienstbelangen het noodzakelijk maken om een concurrentiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst op te nemen. Uitzendarbeid De wet biedt de mogelijkheid om de overeenkomst tussen uitzendbureau en uitzendkracht van rechtswege te eindigen als de inlener geen gebruik van de diensten van de uitzendkracht meer wil maken. Die mogelijkheid geldt uitsluitend voor de eerste 26 weken waarin de uitzendkracht werkt voor het uitzendbureau. Dit uitzendbeding kan bij cao tot nu toe onbeperkt worden opgerekt. Per 1 januari 2015 kan dat niet meer onbeperkt. Het uitzendbeding mag dan maximaal 78 weken gelden. Oproepcontracten Een werkgever hoeft geen loon te betalen als een werknemer geen arbeid verricht. Heeft een werknemer zijn arbeid niet kunnen verrichten door een oorzaak die voor rekening van de
werkgever komt, dan behoudt de werknemer wel recht op loon. Het recht op loondoorbetaling kan op grond van de wet voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst worden uitgesloten. De mogelijkheid om de loondoorbetalingsverplichting bij cao onbeperkt uit te sluiten vervalt per 1 januari 2015. Alleen in geval van bij cao te bepalen bijzondere functies kan daarvan worden afgeweken. Aanzegtermijn Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt in beginsel van rechtswege door het verstrijken van deze bepaalde tijd. Behoudens andere afspraken is opzegging of aanzegging nu niet nodig. De werkgever moet tenminste één maand voor het einde van tijdelijke contracten van zes maanden of langer schriftelijk laten weten of en onder welke voorwaarden hij het dienstverband met de werknemer wil voortzetten. De werkgever die zich daar niet aan houdt, moet één bruto maandsalaris betalen. Wijzigingen per 1 juli 2015 Met ingang van 1 juli 2015 verandert het ontslagrecht. De huidige keuzemogelijkheid tussen de rechter en het UWV vervalt dan. Ook verandert er het een en ander ten aanzien van ontslagvergoedingen. Verder wijzigt de ketenregeling voor opvolgende contracten voor bepaalde tijd op die datum. Ketenregeling Momenteel mogen maximaal drie opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met een totale duur van maximaal 36 maanden worden aangegaan. Overschrijdt de totale duur de periode van 36 maanden of wordt een vierde tijdelijk contract aangeboden, dan geldt het laatste contract als een contract voor onbepaalde tijd. Een periode van drie maanden tussen twee arbeidsovereenkomsten onderbreekt de keten. Per 1 juli 2015 bedraagt de maximale periode van opvolgende contracten nog maar 24 maanden. Er is dan sprake van opvolgende contracten als de tussenliggende tijd niet langer is dan zes maanden.
NIEUWSBRIEF
7
Arbeidsrecht (vervolg) Gevolg is dat veel sneller dan nu een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. Ontslag via kantonrechter of UWV? Vanaf 1 juli 2015 bepaalt de ontslaggrond of een werkgever ontslag moet vragen bij het UWV of bij de kantonrechter. De route loopt via het UWV bij ontslag om bedrijfseconomische redenen of wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Ontslag vanwege disfunctioneren of verwijtbaar handelen van de werknemer of vanwege een verstoorde arbeidsverhouding wordt beoordeeld door de kantonrechter. Ontslag met instemming werknemer Toestemming van het UWV of ontbinding door de kantonrechter is niet nodig als de werknemer instemt met het ontslag. Dat moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werknemer. De werknemer heeft een bedenktijd van twee weken om zijn instemming in te trekken. Hij hoeft daarvoor geen reden op te geven. Via het sluiten van een beëindigingsovereenkomst kunnen partijen een arbeidsovereenkomst beëindigen met wederzijds goedvinden. Ook in dat geval geldt de bedenktijd voor de werknemer. De werkgever moet de werknemer er binnen twee werkdagen op wijzen dat hij twee weken bedenktijd heeft. Ontslagvergoeding Vanaf 1 juli 2015 moet de werkgever bij ontslag altijd een vergoeding betalen aan de werknemer als de arbeidsovereenkomst twee jaar of langer heeft bestaan. Voor de eerste tien jaar van het dienstverband bedraagt de vergoeding een derde maandsalaris per dienstjaar. Voor alle volgende dienstjaren bedraagt de vergoeding een half maandsalaris. De
8
vergoeding bedraagt maximaal € 75.000 of een jaarsalaris als dat hoger is dan € 75.000. Deze voorgeschreven vergoeding geldt niet bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. In dat geval bepalen werkgever en werknemer in onderling overleg hoe en op welke voorwaarden de arbeidsovereenkomst eindigt. De werkgever hoeft geen vergoeding te betalen als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Bij ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever kan de kantonrechter een aanvullende vergoeding toekennen. De rechter bepaalt de hoogte daarvan. Opzegtermijn De duur van de ontslagprocedure mag in mindering komen op de opzegtermijn, zolang de resterende termijn niet korter wordt dan één maand. Hoger beroep en cassatie Vanaf 1 juli 2015 kan een beslissing van het UWV worden voorgelegd aan de kantonrechter. Tegen uitspraken van de kantonrechter in ontslagzaken wordt hoger beroep en cassatie mogelijk. Wijzigingen per 1 januari 2016 De maximale duur van de WW-uitkering gaat in een aantal stappen terug van 38 naar 24 maanden. In de cao kunnen afspraken gemaakt worden om WW-uitkeringen na 24 maanden aan te vullen tot het huidige maximum van 38 maanden. Wie langer dan een half jaar een WW-uitkering heeft, moet al het beschikbare werk aanvaarden. Ligt het loon lager dan de WWuitkering, dan wordt het loon aangevuld vanuit de WW.
Ondernemingswinst Herinvesteringsreserve en ruilarresten Er is geen ruimte voor toepassing van de ruilarresten wanneer een belastingplichtige in beginsel een herinvesteringsreserve had kunnen vormen. De belastingplichtige heeft niet de keuze tussen vorming van een herinvesteringsreserve of toepassing van de ruilarresten. Dat is de strekking van een arrest van de Hoge Raad. De casus was als volgt. Direct na de verkoop en levering van de aandelen van een BV verkocht de BV een pand aan haar voormalige dga. De Belastingdienst corrigeerde om die reden de winst van de BV door de herinvesteringsreserve te laten vrijvallen. Hof Arnhem vond dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat het besluit om het pand te verkopen al voor de aandelentransactie was genomen. In een dergelijk geval is de vorming van een herinvesteringsreserve volgens de Wet op de Vennootschapsbelasting niet mogelijk. Volgens de inspecteur kunnen de zogenaamde ruilarresten in dergelijke gevallen niet worden toegepast. Het hof deelde die opvatting niet. De wetsbepaling die het vormen van een herinvesteringsreserve voorkomt, reikt niet zo ver dat de ruilarresten niet kunnen worden toegepast, aldus het hof.
De ruilarresten kunnen worden toegepast als een belastingplichtige ten tijde van de vervreemding van een activum een concreet plan heeft om in directe samenhang daarmee een ander activum aan te kopen dat functioneel en economisch dezelfde plaats inneemt in het vermogen als het vervreemde activum. Goed koopmansgebruik staat dan toe de bij de vervreemding behaalde boekwinst in mindering te brengen op de kostprijs van het andere activum. Het hof oordeelde dat in deze casus de ruilarresten niet konden worden toegepast omdat het concrete voornemen tot vervanging ontbrak. De Hoge Raad oordeelt anders. De wettelijke regeling van de herinvesteringsreserve is een uitwerking voor bedrijfsmiddelen van de ruilarresten. Dat betekent volgens de Hoge Raad dat de ruilarresten niet kunnen worden toegepast wanneer een belastingplichtige in beginsel een herinvesteringsreserve had kunnen vormen. De belastingplichtige heeft niet de mogelijkheid om in plaats van een herinvesteringsreserve te vormen te kiezen voor toepassing van de ruilarresten. Het hof heeft terecht, maar op verkeerde gronden, geoordeeld dat de ruilarresten in dit geval niet kunnen worden toegepast.
Omzetbelasting Verhuur werkkamer Volgens de Hoge Raad kwalificeert de verhuur van een werkkamer in de woning van de dga aan zijn BV als een economische activiteit voor de omzetbelasting. Het begrip economische activiteit is ruim en heeft een objectief karakter. Dat betekent dat een activiteit economisch is wanneer zij permanent wordt verricht en daarvoor een vergoeding wordt betaald. De Hoge Raad kwam tot dit oordeel in een procedure die betrekking had op een dga die de werkkamer in zijn woning voor een periode van ten minste vijf jaar aan de BV ter beschikking stelde. De BV betaalde daarvoor een vergoeding aan de dga. Belangrijk is de constatering dat de omstandigheid dat de dga de werkkamer alleen aan zijn eigen BV wilde verhuren niet inhoudt dat er geen sprake is van een economische activiteit. Omdat de dga en de BV hadden gekozen voor belaste verhuur van de werkkamer had de dga recht op teruggaaf van omzetbelasting die bij de bouw van de woning in rekening was gebracht.
Vrijgestelde prestaties De diensten van een maatschap van operatieassistenten en anesthesiemedewerkers vallen onder de vrijstelling van omzetbelasting voor medische diensten. Dat is de inhoud van een arrest van de Hoge Raad. Uit rechtspraak van het Hof van
Justitie EU volgt dat het begrip medische verzorging uit de BTWrichtlijn 2006 inhoudt de verlening van diensten op het gebied van de diagnose, de behandeling en zo mogelijk de genezing van ziekten en gezondheidsproblemen van de mens. Eerder in de procedure had Hof Amsterdam nog geoordeeld dat de diensten niet waren vrijgesteld. De maatschap sloot overeenkomsten met ziekenhuizen voor het verrichten van werkzaamheden als operatie- of anesthesieassistent. Het hof vond dat de maatschap slechts een deelprestatie aanbood die op zich niet kan worden beoordeeld als medische verzorging.
NIEUWSBRIEF
9
Omzetbelasting (vervolg) Het hof was verder van oordeel dat de vrijstelling van omzetbelasting niet van toepassing was omdat prestaties als door de maatschap aangeboden plaatsvinden in ziekenhuizen en poliklinieken. Volgens de Hoge Raad is het hof van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan. Toepassing van de vrijstelling is niet beperkt tot diensten die worden verricht buiten een ziekenhuis of een vergelijkbare instelling. Volgens het hof waren de prestaties van de maatschap ook geen ‘met medische verzorging nauw samenhangende diensten’. Het hof vergeleek de tijdelijke terbeschikkingstelling van operatieassistenten en anesthesieverpleegkundigen aan ziekenhuizen met het uitlenen van dergelijk personeel door uitzendbureaus. Die werkzaamheden zijn niet vrijgesteld van omzetbelasting.
als volgt. Een ondernemer die een kantoorpand liet bouwen trok de hem in rekening gebrachte omzetbelasting geheel af. Omdat hij het pand na oplevering vrijgesteld van omzetbelasting verhuurde, voldeed de ondernemer een bedrag aan omzetbelasting in verband met een zogenaamde interne levering. Na vijf jaar eindigde de vrijgestelde verhuur en kwam het pand drie jaar leeg te staan. De ondernemer had in deze periode het voornemen om het pand belast te verhuren. Daarom stelde hij zich op het standpunt dat hij met toepassing van de herzieningsregeling recht had op aftrek van een deel van de omzetbelasting. De staatssecretaris van Financiën was van mening dat tijdens de leegstand sprake was van vrijgesteld gebruik en legde de zaak voor aan de Hoge Raad.
Herziening aftrek voorbelasting
Volgens de Hoge Raad was de vrijgestelde verhuur van het pand beëindigd. Aansluitend was het pand niet voor bedrijfsdoeleinden gebruikt, maar was het daartoe wel bestemd. Voor de eerste ingebruikneming van een investeringsgoed mag worden uitgegaan van het voorgenomen gebruik voor belaste handelingen. De Hoge Raad is van oordeel dat ook bij een periode van niet-gebruik vanaf het tijdstip van de beëindiging van het gebruik mag worden uitgegaan van het voorgenomen gebruik voor belaste handelingen. In dit geval was de beëindiging van de vrijgestelde verhuur een omstandigheid die aanleiding gaf tot herziening van de aftrek van voorbelasting.
Ondernemers hebben in beginsel recht op aftrek van de omzetbelasting die andere ondernemers aan hen in rekening brengen. Bij voorgenomen gebruik voor belaste prestaties komt deze omzetbelasting ineens en geheel in aanmerking voor aftrek als voorbelasting. De aftrek van voorbelasting op investeringsgoederen moet bij veranderingen in het gebruik in de negen jaren na het jaar van ingebruikname worden herzien. Volgens de Hoge Raad is beëindiging van vrijgestelde verhuur van een onroerende zaak een aanleiding voor herziening. De casus was
Inkomstenbelasting Winstbox
Terbeschikkingstelling
De zogenaamde winstbox komt er niet. Dat heeft de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer meegedeeld. De invoering van de winstbox als vierde box in de Wet IB 2001 is een van de onderdelen van het regeerakkoord. In deze vierde box zou de winst van IB-ondernemers worden belast. Nu valt de winst net als inkomen uit dienstbetrekking en de inkomsten uit de eigen woning in box 1. De bedoeling achter deze winstbox is dat de huidige ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling vervallen en in plaats daarvan een lager tarief voor winst uit onderneming wordt ingevoerd. Door de afschaffing van de ondernemersfaciliteiten zou ook het urencriterium kunnen vervallen. Argumenten om de winstbox niet in te voeren zijn de noodzakelijke inbreuken op het systeem van de Wet IB 2001 dat uitgaat van gesloten boxen en de herverdeling van besteedbaar inkomen onder ondernemers door de ondernemersfaciliteiten te vervangen door een algemene tariefsverlaging. Zonder inbreuk op de wetssystematiek zou de door een ondernemer betaalde hypotheekrente niet in aftrek op zijn winst komen en kan een verlies uit onderneming niet met ander (box 1) inkomen worden verrekend.
De verhuur van een pand aan een vennootschap door iemand die in die vennootschap een aanmerkelijk belang heeft, is een werkzaamheid die wordt belast in box 1. Die werkzaamheid eindigt op het moment waarop niet langer sprake is van een aanmerkelijk belang, ook al wordt de verhuur gewoon voortgezet. Het pand gaat op dat moment van box 1 naar box 3. Bij het einde van deze zogenaamde terbeschikkingstelling moet worden afgerekend over de eventuele meerwaarde. Het tijdstip van vervreemding van een aanmerkelijk belang is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het tijdstip waarop de obligatoire overeenkomst van koop en verkoop van het belang perfect is geworden. Eventuele terugwerkende kracht die in deze overeenkomst is opgenomen, is fiscaal niet van belang.
10
Een aanmerkelijkbelanghouder die zijn aandelen in een BV op 3 juli 2007 verkocht, stelde volgens Hof Den Bosch tot die datum zijn pand ter beschikking aan deze BV. De in de verkoopovereenkomst opgenomen bepaling dat het aandelenpakket per 1 januari 2007 voor rekening en risico van de kopers kwam, was slechts van belang voor de prijsbepaling van het aandelenpakket. Voor het einde van de terbeschikkingstelling van het pand was deze bepaling niet van belang.
Vennootschapsbelasting Door de vorming van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting wordt belasting geheven over het geconsolideerde resultaat van moeder- en dochtermaatschappij. De vorming van een fiscale eenheid is gebonden aan een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat een fiscale eenheid alleen kan bestaan tussen in Nederland gevestigde vennootschappen of vaste inrichtingen van buitenlandse deelnemingen. Volgens het Hof van Justitie EU is die beperking in strijd met het Europese recht, met name met de vrijheid van vestiging. Het Hof van Justitie EU kwam tot dat oordeel in antwoord op prejudiciële vragen die in een drietal procedures waren gesteld. Twee procedures hebben betrekking op de mogelijkheid om een kleindochtermaatschappij in een fiscale eenheid op te nemen met grootmoeder als de moedermaatschappij niet in Nederland is gevestigd en daar ook geen vaste inrichting heeft. Ook wanneer alle vennootschappen in Nederland gevestigd zijn is het naar Nederlands recht niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen tussen grootmoeder en kleindochter, terwijl de moedermaatschappij buiten de eenheid wordt gelaten. Het Hof van Justitie EU vindt dat echter niet van belang. De derde procedure betreft een verzoek om een fiscale eenheid tussen in Nederland gevestigde zustermaatschappijen die een gezamenlijke buitenlandse moedermaatschappij hebben. Ook hier geldt dat het naar Nederlands recht niet mogelijk is om een fiscale eenheid te vormen tussen zustermaatschappijen, ongeacht waar de moedermaatschappij is gevestigd. Het Hof van Justitie EU vindt de plaats van vestiging van de moedermaatschappij echter niet van belang.
lidstaat gevestigd. Een beperking binnen de regeling van de fiscale eenheid is daarom overbodig. Volgens het Europese recht mogen grensoverschrijdende situaties binnen de EU niet nadeliger worden behandeld dan vergelijkbare binnenlandse situaties. Het lijkt er op dat het Hof van Justitie EU die regel nu heeft opgerekt door een fiscale eenheid toe te staan waar dat in zuiver binnenlandse verhoudingen niet mogelijk is volgens de nationale wetgeving. De vraag is of dit arrest tot gevolg heeft dat ook in zuiver Nederlandse verhoudingen een fiscale eenheid grootmoederkleindochter of tussen zustermaatschappijen mogelijk zou moeten zijn zonder moeder in de eenheid op te nemen.
Voor de door het Hof van Justitie EU geconstateerde beperking van de vrijheid van vestiging bestaat geen rechtvaardiging. Door de regeling van de deelnemingsvrijstelling wordt volgens het Hof van Justitie EU dubbele verliesverrekening voorkomen. Een in Nederland gevestigde moedervennootschap kan immers nooit een verlies uit een deelneming in een dochteronderneming verrekenen, ook al is deze dochteronderneming in een andere
Toeslagen vier subsidieregelingen voor ouders met kinderen. Alleen de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag blijven bestaan. De nieuwe wet moet een besparing opleveren van € 0,5 miljard per jaar.
Kindregelingen De Eerste Kamer heeft de Wet Hervorming Kindregelingen aangenomen. Met ingang van 1 januari 2015 zijn er nog maar
Daarnaast regelt de nieuwe wet dat alleenstaande ouders met kinderen er financieel op vooruit gaan als ze gaan werken voor het minimumloon. 2015 is een overgangsjaar voor alleenstaande ouders in de bijstand die volgens de Belastingdienst wel en volgens de gemeente geen partner hebben. Deze groep valt in 2015 nog niet onder de nieuwe regeling.
Hoewel bij de totstandkoming van deze uitgave de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, bestaat de mogelijkheid dat bepaalde informatie na verloop van tijd verouderd of niet meer juist is. Dit kan ten gevolge van (aanpassing van de) regelgeving die bekend is geworden na het opmaken van deze uitgave. Voor toepassing in individuele gevallen raden wij u aan contact op te nemen met uw adviseur.
NIEUWSBRIEF
11
Made Nieuwstraat 49c 4921 CV Made T 0162 685 000 F 0162 686 630
[email protected] Oisterwijk Schijfstraat 8-K 5061 KB Oisterwijk T 013 523 30 33 F 013 523 30 30
[email protected]