Colofon Infoschetsen zijn uitgaven van het LVSGS/SGP-jongeren, de jongerenorganisatie van de SGP en worden samengesteld door de sectie Infozaken, bestaande uit Jacques Bazen, Rudy Ligtenberg, Arjan Nobel, Maarten van der Slikke, Henk Tijssen en Wijnand Zondag. Het doel van deze schetsen is om actuele onderwerpen samen te vatten en toe te lichten vanuit het partijstandpunt. Infoschetsen verschijnen 4x per jaar en zijn bedoeld voor jongeren vanaf 16 jaar. februari 1999 Vormgeving en druk: Drukkerij Gebrs. Verloop, Alblasserdam
Maarten van der Slikke het Van Lodensteincollege
is docent geschiedenis, godsdienst en maatschappijleer aan te Amersfoort en bestuurslid van het LVSGS/SGP-jongeren.
Inhoudsopgave Inleiding
4
Hoofdstuk 1 Normen en waarden in de maatschappij 1.1 1.2 1.3 1.4
5
Verandering van normen en waarden Technicisme, economisering en post materialisme Huidige gedachtegang Het herstel van normen en waarden
5 6 8 9
Hoofdstuk 2 Normen en waarden in Bijbels licht 2.1 Het fundament van normen en waarden 2.2 Normen en waarden in de gereformeerde gezindte 2.3 De opvoedingsmilieus
11 11 12 15
Hoofdstuk 3 Normen en waarden in de opvoeding 3.1 Theorieën over de morele opvoeding 3.2 De fasen in de cognitieve ontwikkelingstheorie 3.3 De opvoedingspraktijk
18 18 19 20
Hoofdstuk 4 Normen en waarden in de politiek 4.1 Het normen- en waardendebat 4.2 De overheid en de publieke moraal
22 22 24
Stellingen
26
Gebruikte literatuur
27
3
Inleiding Het thema waaraan deze schets is gewijd staat alweer een aantal jaren in het centrum van de belangstelling. Vooral christenen heeft het onderwerp aangesproken en de christelijke partijen in de Tweede Kamer hebben ook behoorlijk hun partijtje meegeblazen in de discussies hierover. Dit alles heeft tot het tot stand komen van deze schets geleid. De inhoud van deze schets cirkelt rond twee hoofdvragen. Allereerst de inhoud van het normen en waardendebat: welke moraal moet er nu eigenlijk worden overgedragen en hoe moet dat gebeuren? Daarnaast is er de vraag hoe het nu staat met de normen- en waardenoverdracht in eigen kring. Welke waarden zijn dat en slaagt die overdracht? Rond deze twee vragen is de infoschets opgebouwd. Begonnen wordt met een beschrijving van de huidige cultuurontwikkeling en de daamee samenhangende normen en waarden. In het tweede hoofdstuk wordt geprobeerd vanuit bijbels perspectief aan te geven hoe de normen en waardenoverdracht dient plaats te vinden. Het derde hoofdstuk geeft een beschrijving van de opvoedingspraktijk met betrekking tot normen en waarden. In het laatste hoofdstuk wordt besproken wat de taak van de politiek met betrekking tot de moraal is. In elk hoofdstuk is een tekstkader te vinden. Deze hebben een nogal theoretisch karakter en zijn voor de meer geïnteresseerde lezer opgenomen. Ook is achterin de schets een literatuurlijst aanwezig van boeken die gebruikt zijn bij het schrijven van deze schets. Op een klein probleempje moet even gewezen worden. Vaak gebruikt men de termen normen en waarden in deze volgorde en ik heb me daarbij meestentijds aangepast. Beter is eigenlijk de omgekeerde volgorde, omdat normen uit waarden afgeleid worden. In deze schets is de terminologie door elkaar gebruikt, omdat ze uiteindelijk altijd in samenhang met elkaar moeten worden gezien en het onmogelijk is over de één iets te schrijven zonder op de ander in te gaan. Beiden moeten hersteld worden en daartoe hoopt deze schets een aantal aanzetten te geven.
4
Hoofdstuk 1 Normen en waarden in de maatschappij Normen en waarden zijn weer 'in'. Van verschillende kanten, ook vanuit de politiek, wordt geroepen dat er een herstel van normen en waarden moet plaatsvinden. Men vindt kennelijk dat het met de maatschappij niet goed gaat, vanwege de toenemende criminaliteit, het gebruik van geweld, vandalisme, e.d. en men wil dit tegengaan door orde en regel in ere te herstellen. Met name de vroegere liberale leider Bolkestein heeft er één en andermaal op gewezen dat in een aantal opzichten terug gegaan moet worden naar hoe het vroeger was. Hij formuleerde het zo: 'Ouderwets wordt nieuwerwets'.
1.1 Verandering van normen en waarden Dat veel vroegere normen en waarden hun geldigheid verloren hebben in onze samenleving, vindt voor een groot deel zijn oorzaak in de ontwikkelingen van de jaren '60. De tot dan toe verzuilde structuur van Nederland met bijbehorende zekerheden valt, met name onder invloed van de t.v., uit elkaar. Ontkerkelijking en secularisatie en de instroom van veel immigranten doen een pluriforme, multiculturele samenleving ontstaan. In later jaren verliezen ook 'de grote verhalen' van socialisme en communisme hun aantrekkingskracht. Als gevolg hiervan ontstaat het postmodernisme: een cultuur, die volgens hoogleraar Praktische Humanistiek Kunneman, drie kenmerken vertoont: - economische globalisering: een wereldomspannende markt, die als normen hanteert: prestatie, concurrentie en consumptie: - levensbeschouwelijke individualisering: de publieke moraal is vervangen door individuele keuzes, een keus die overigens voor een groot deel bepaald wordt door de media; - intensivering van het verlangen, vooral tot uiting komend in grote aandacht voor seks, sport en lichamelijke consumptie. Het postmoderne denken kent geen absolute normen en waarden meer, in iedere situatie is goed en kwaad weer anders (situatie-ethiek). 'De oude, in de religie gewortelde moraal predikte respect, dienstbaarheid, opofferingsgezindheid, weerstand tegen verleiding en matiging in het leven. De nieuwe moraal predikt egocentrisme en genotzucht. Grijp wat je grijpen kan, je leeft maar één keer' (een citaat van een niet-christelijke ontwikkelingspsycholoog uit Amerika). Een onderzoek uit de V.S. constateert onder de jeugd waarden als egocentrisme, individualisme, cynisme, materialisme en een algemeen verlies aan respect voor het gezag. Dat is het beeld van de westerse samenleving.
I
•
Het woord norm is afgeleid van het latijnse woord norma, wat winkelhaak, het werktuig van een timmerman, betekent. Ze wordt gebruikt in de betekenis van richtsnoer, maatstaf of regel en is dus iets, waarmee men iets anders meet. De norm heeft een dubbele functie. Zij dient vooraf als richtsnoer om aan te geven hoe iets moet worden en achteraf als maatstaf of het inderdaad ook zo geworden is. Gewoonlijk gebruikt men de term 'normen' voor regels die aangeven wat mag of niet mag. 'Je mag niet stelen' is dan een norm, maar ook 'je moet gezond eten'. Als men de term op deze wijze gebruikt kan terecht gezegd worden dat de normen de waarden beschermen en bevorderen. 'Je mag niet stelen' beschermt dan andermans rijkdom en geluk. Een waarde is een collectieve neiging om een bepaalde gang van zaken te verkiezen boven een andere, die vindt men belangrijk en nastrevenswaardig. Waarden als vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid gelden in zeer veel situaties. Voor andere waarden, zoals een goede gezondheid of een comfortabel leven, geldt dat wat minder, maar toch zullen de meeste mensen dit nastreven. Waarden worden vanaf de vroegste jeugd in de opvoeding al meegegeven en zijn daarom vaak onbewust, onzichtbaar en moeilijk bespreekbaar. Elke ethiek kent bepaalde waarden als eerbied voor het leven, respect voor het gegeven woord, rijkdom, vrijheid en geluk.
1.2 Technicisme, economisering en postmaterialisme Een ontwikkeling die gesignaleerd wordt is de geweldige invloed van wetenschap en techniek. Zij werken met normen als maakbaarheid, beheersbaarheid, doelmatigheid en nuttigheid. Dit heeft veel invloed op de gezondheidszorg, waar waarden als barmhartigheid, zorg voor zieken en zwakken en onaantastbaarheid van het leven worden losgelaten. RPF-senator professor Schuurman ziet hier een eigen ideologie ontstaan, die hij technicisme noemt. Ze heeft de pretentie de werkelijkheid door een wetenschappelijk-technische beheersing naar haar hand te kunnen zetten, om op die wijze alle voorkomende problemen op te lossen en zodoende de materiële vooruitgang te garanderen. Als voorbeeld hiervan noemt Schuurman de intensieve veehouderij, waar het dier verwordt tot louter een productiemiddel, zijn levensprocessen worden geminimaliseerd en de biochemische processen, die het productiedoel dienen (bijvoorbeeld wit vlees), sterk ontwikkeld. Vanuit een iets andere optiek wordt ook wel geconstateerd dat de samenleving vereconomiseerd, dat wil zeggen dat het economische principe (norm) van doelmatigheid steeds meer invloed krijgt op de andere levenssferen als politiek, privesfeer en georganiseerde belangengroepen. Zo gezien verdwijnen de normen en waarden dus niet, maar veranderen ze. Vertechnisering en vereconomisering zijn steeds meer het kader waarbinnen allerlei beslissingen worden genomen. Vanuit weer een andere optiek wordt gezegd dat Nederland een steeds postmaterialistischer waardenoriëntatie krijgt. Doordat elementaire levensbehoeften aan veiligheid en een goede levensstandaard bevredigd zijn, gaat men zich steeds meer richten op individuele zelfstandigheid, zelfontplooiing en emancipatie. De generaties van voor de Tweede Wereldoorlog waren materialistisch en gericht op waarden als traditie, volgzaamheid en materieel gewin. Door de toenemende welvaart gaat elke 6
generatie daarentegen steeds meer de waarden van het postmaterialisme aanhangen. Dit komt onder andere ook tot uiting in de liberalisering ten aanzien van huwelijk, gezin en seksualiteit. De huidige cultuurontwikkeling vraagt om een diepgaande ethische bezinning, gericht op een normatief kader, waarbinnen we verder willen gaan met de op- en uitbouw van onze samenleving. De problematiek van onze westerse maatschappij wordt zo ingewikkeld door alle ontwikkelingen als mondialisering, de steeds grotere mogelijkheden van wetenschap en techniek, de geweldige invloed van de media en de informatierevolutie en alle bijbehorende gevolgen, dat een normatief kader, waarbinnen we met alles verder willen, onontbeerlijk is. Binnen alles wat mogelijk is, moeten steeds meer keuzes gemaakt worden; keuzes die gerelateerd horen te worden aan een aantal maatstaven. De huidige normen als doelmatigheid, het machtsmotief (kennis is macht), maakbaarheid, nuttigheid, kortom een welvaartsbenadering waaraan alles ondergeschikt gemaakt wordt, lenen zich niet, als ze alleengeldende normen zijn, voor die ethische bezinning. Deze normen leiden tot 'alles wat kan, mag', als het maar wat oplevert. Dan krijgen we waarden als materialisme, egocentrisme, individualisme en ongeremde exploitatie van de natuur. In hoeverre gaan christenen mee met de waarden die de samenleving zo hoog in haar vaandel heeft staan? Komt onder hen ook niet veel voor het materialisme (een wat zachtere vorm van hedonisme), individualisme (zich niet willen laten gezeggen door gezagsdragers) en tolerantie (laat ieder toch geloven wat hij wil)? En vooral: hebben we er niet een flinke tik van om ons hart te zetten op de dingen van de tijd? Hierdoor wordt een waarde als vreemdelingschap (hemelburger) vergeten, 'niets hebbende, alles bezittende'. Reformatorische christenen weten veel waarden nog overgebracht te krijgen: ijver, respect voor alle leven, gezinswaarden, medemenselijkheid en de negatieve zijde van de individualisering worden onder christelijke jon-
•
geren meer gevonden als onder de onchristelijke jeugd. Tegelijk schuilt in het materialisme (de dominantie van het economisch principe en de intensivering van het verlangen) het grote gevaar voor christenen. Het wordt beschaafder ingevuld: grotere auto, duurdere vakantie, merkkleding, carrière, enzovoort. Maar het blijft benadrukking van het genieten. Belangrijk is dat normen en waarden die ontleend worden aan Gods Woord leiden tot een andere levensstijl, tot echt christelijk burgerschap. Over deze vragen willen we in het volgende hoofdstuk wat dieper nadenken.
1.3 Huidige gedachtegang leder mens ontleent zijn normen en waarden ergens aan: de koran, de thora, het humanisme enzovoort. Humanisten ontlenen hun moraal in samenspraak met de hen omringende cultuur. Door overeenstemming te zoeken met degenen die hen omringen komen zij tot de keuze voor bepaalde normen en waarden. Het grote probleem van het humanisme is dat het uitgaat van het wezenlijk goede in de mens. In de discussie over 'verantwoord burgerschap' werd tijdens het congres 'Meer dan mensenkennis' door een humanist onderscheid gemaakt tussen drie niveaus: 1. de wijze waarop men met elkaar omgaat, zoals regels, gewoonten en gebruiken, 2. het zoeken van overeenstemming tussen burgers als zij afspraken maken en 3. de vaardigheid van de burger om bij tegenstrijdige normen de juiste beslissingen te nemen. Kan men de burger op deze niveaus van burgerschap op de juiste wijze leren participeren, dan krijgen we een goed functionerende samenleving. Humanisten wijten de teloorgang van normen en waarden aan de overdracht ervan, waardoor mensen de vaardigheid niet meer bezitten en de regels niet meer hanteren die nodig zijn voor de juiste omgang met elkaar. Op de SGP-jongerendag in februari 1998 is door de toenmalige minister van Justitie Sorgdrager, weergegeven hoe zij denkt dat normen en waarden dienen te functioneren in de samenleving. In haar optiek kan de overheid niet dwingen, maar moeten normen en waarden uit de samenleving zelf voortkomen; wel kan de overheid dit proces stimuleren. De overheid komt voort uit de bevolking, is er voor de bevolking en moet dus niet tegen de wil van de bevolking ingaan. Het ging er de minister vooral om dat mensen elkaar tolereren, respect hebben voor elkaar en voor elkaar zorgen. Zij gelooft dat moreel besef in aanleg bij de mensen aanwezig is, maar wel telkens gevoed en verder ontwikkeld moet worden. Deze uiteenzetting is de gedachtegang van de meerderheid van de Nederlandse bevolking. Tijdens de discussie op deze SGP-jongerendag kwam een groot probleem van deze gedachtegang aan de orde. De minister gaf aan dat er één kwestie was, waarin ze anders zou handelen, namelijk indien de meerderheid van de bevolking zou pleiten voor herinvoering van de doodstraf, want dat ging in tegen de waarde van de mens. Kennelijk ging deze waarde haar hoger dan de wens van de meerderheid van de bevolking. Hier ligt het centrale probleem van de ontwikkeling van onze maatschappij. Door de verlichting, die de mens mondig en autonoom heeft verklaard, heerst enerzijds de gedachte dat de mens in principe voor het goede kiest en dat dus de meerderheid van de bevolking het kwade zal weren (het zelfreinigend vermogen van de samenleving). Wat beslist is de helft plus één, een soort collectieve autonomie. Maar wil de mens inderdaad het goede verwerkelijken? Zelfs Sorgdrager had twijfels, want ze zag mogelijkheden voor de helft plus één, die voor de doodstraf gaat kiezen. De geschiedenis zou ons kunnen leren dat de mens die keus voor het goede niet automatisch doet en zeker niet als het hem niet naar het vlees gaat. Juist in tijden 8
van economische neergang, van vervolging, honger en armoede, maar ook als hij macht krijgt over andere mensen, blijkt de mens de medemens een wolf te zijn: 'homo homini lupus'. Bovendien is wel duidelijk dat de zwakke in de samenleving vaak het slachtoffer wordt van deze collectieve aotonomie, door gebrek aan verweer. En is het van alle kanten pleiten voor herstel van normen en waarden zelf geen bewijs dat het zelfreinigend vermogen van de samenleving niet werkt? De gevolgen van bovenstaande cultuurontwikkeling zien we om ons heen; criminaliteit, vandalisme, geweld en onbeleefdheid baren veel mensen zorgen. De gezagscrisis, de veranderde huwelijksmoraal, de veranderde kijk op leven (abortus, euthanasie), lijkt hen minder te deren. Toch zijn al deze ontwikkelingen vanuit dezelfde normativiteit geboren: economisering en individualisering, waardoor onmiskenbaar de balans doorslaat ten gunste van het ik en ten koste van de ander. Want dat moet toch wel opvallen: criminaliteit of vandalisme, onbeleefdheid of geweld, gezagsloosheid of seksuele vrijheid, het houdt alles geen rekening met de ander. Liberalen roepen om vrijheid, socialisten roepen om gelijkheid, ze krijgen beiden wat ze willen, maar waar blijft de broederschap? Ze schijnt verdwenen, samen met het CDA. Zolang dit niet onder ogen wordt gezien, zal herstel van normen en waarden nooit plaatsvinden.
1.4 Het herstel van normen en waarden Hierboven werd gesuggereerd dat er sprake is van een kentering. Nu is het onmiskenbaar zo dat normen en waarden de laatste jaren veel aandacht krijgen in de politiek. Voormalig minister van justitie Hirsch Ballin en minister Ritzen van onderwijs hebben in het derde kabinet Lubbers al het nodige gezegd en geschreven om het
VVD'er Bolkestcin snijdt opnieuw waarden-en-normenbesef aai.
„Banden van kerk zijn te knellend"
Door O'. A. ¥r&eginéeweij HKEDA - „Een ver/uil de samenleving is geen liberaal ideaal, ik zoek de waarden en normen niet in de kerk. De banden van de kerken zijn mij te knellend. ïk zoek het meer in «vtfdiscipüne- en verantwoordelijkheid". Ual zei v vD-leidei' Bolkcstein gisteravond in Breda na zijn toespraak op een VVD-vwtó'«iagsav<«sd. Het gehele betoog van de BÉjerate leider was gew ijd aan het thema waarde« en normen. Het was
... nudtrtmm juffis uwen,.. ben al de potentie van de volwassen boom" ..Wat gemakshalve vergelen wordt, is dat de pitjes goede aarde nodig hebben om ie kunnen gedijen en de eerste vijftien ,;aai slaat de boom stevig vastgebonden aan een steunpaal, omdat een flinke wind hem zop kunnen omwaaien. Ook het snoeien hoest bi j de goede verzorging. Met andere woorden: de «mploüsingsgedachte is missetsen sympathiek. maar de overafeschf vasn waarden en normen is otKmtt^eriyk. De maatschappij beeft behoefte aan een begietend verband", aldus Boikestein gisteravond. in de eerste plaats zijn de ouders zelf verantwoorde!ijk voor dé overdracht van waarden en nonnen. De scholen
20e» ondersteanen de ouders daaiiaj. Maar stein echter met de oplossing" op dit punt zou er wel wat kunnen ver , het niet in de kerk. .De banden van de betéreti. In de jaren zëveftïig "k-äs pftKs- lm zlj/iShf tl kneï'énd". totie een verdacht woord. „Ook hiërarDaarom wijst de W D - t e i d e r d e st c h » w a r een belad«« fci-gtip«« ftgt'kind tftitórisatie m e t ^ e d c aan a!s ow?a£Ö. en zijn belevingswereld werden tot voor de malaise waarin de samenleving norm verheven. (...) We zitten nu met verkeert .Zover zijn we nog niet. Ik de brokken. Nederlandse scholen zijn denk dat we het nog niet durven", zo veel onrustiger'dan die in omringende zei eert liberaal gisteravond in de wan tanden. delgangen. Ook Boikestein staat er niet Waar orde en regelmaat niet als iets open voor. Toen hem in de psmts wen! natuurlijks heersen. zijn prestaties gevraagd waarom hij «te ontkerkelijking slechter en kan een kind moeilijker niet «iet als reden v a t een verminderd zelfbeheersing leren. Schote« moeten waarden-en-normsnbesèf, antwoordde dus rust i.iitstraieu. Utt onderzoek blijkt hij: „Ik weet waar u naartoe wilt. namedat waar een goede discipline heerst, lijk naar een grotere rot voor de kerken scholen onderwijskundig het beste sco- tn de samenleving. Dat ts niet mijn ren, Wij in Nederland hebben altijd keu/.e", veel onderzoek nodig ons té «radéfcfcétt wat iedereen allang weet. Kinderop van% Ook de vrije seksuele .moraal «tic De verantwoordelijkheid voor de overheid op het gebied van waarden en zorgt voor allerlei uitwassen ziel de nonnen is in de eerste plaats een góede VVD'er niet als een probleem. De handhaving van de bestaande wetten. voorzitter van de Belgische parlement*, Of je het "zero-tolerance" noemt of lik commissie die de affaire-Dutroux or> op stuk: wie dingen stukmaakt, moet zo der/ocht, de liberaal Vcrwilghen, vroe^ snel mogelijk de lik in. Dit kabinet daar zaterdag tijdens een VVD-chemaheeft veel geld uitgetrokken voor extra conferentie aandaeht voor. ..Ik heb dat cellen, dus laten we ze gebruiken waar inderdaad aangehoord. Ik ben dat mei met hem eens", ze voor nodig zijn". VerwHgbcn hekelde tijttens dtezeltde Kerk bijeonkomst. ook het overlaten van de VVD-leider Boïke&em ziet vanuit de opvoeding «an de scholen en het veeloverheid in het thema wuarden en nor- vuldig gebruik van kinderopvang zodat men geen aparte taak m pl&ws wegge- bekte ouders kunnen werken en geld legd v o o r d e kerken. Hij erkende irj de verdienen. „Ook hierin ben ik bet niet pauze wel dat godsdienst vroege* een met Vcrwilghen eens:. Wij zijn voot belarterijke plaats in de samenleving in- kinderopvang. In tfc komende kabinetsnam als hct gaat om het overdragen van periode willen we daar meer mogelijkwaarden en normen. Daar zoekt Boike- he«ten voor maken"
9
kwaad in de samenleving te keren. Onder andere e x - W D leider Bolkestein hield de discussie hierover steeds gaande. Ook een werkgroep van de PvdA maakte zich zorgen over de overdracht van normen en waarden en pleitte ervoor iedere instelling te dwingen aan te geven hoe zij aan de slag gaat met de aan hun identiteit ontleende moraal. In dit debat draait het zowel om de vraag welke normen en waarden overgedragen moeten worden als waar dat moet gebeuren. Dat de rooms-katholieke Hirsch-Ballin wilde teruggaan tot de joods-christelijke wortels van de moraal spreekt voor zich, maar ook Bolkestein noemde ze inspiratiebronnen voor normativiteit. Overigens wil hij ontkerkelijking en secularisatie niet als oorzaken zien van de malaise in de samenleving, al erkent hij wel dat de godsdienst vroeger een grote rol speelde in de overdracht van normen en waarden. Maar hij wil nu geen grotere rol voor de kerken in de samenleving; die banden vindt hij te knellend. In dit verband valt ook op te merken dat P.B. Cliteur, oud-voorzitter van het humanistisch verbond, betoogde dat een religieuze basis voor een publieke moraal niet noodzakelijk is, terwijl een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid er voor pleitte de mensen om te leren gaan met de grote diversiteit aan normen en waarden in de samenleving. Hirsch-Ballin was er overigens een groot voorstander van om het herstel van normen en waarden via levensbeschouwelijke organisaties te laten plaatsvinden. Minister Ritzen daarentegen heeft de school aangewezen als de plaats waar dit moet gebeuren. Hij dacht daarbij aan waarden als respect, rechtvaardigheid, eerlijkheid, verantwoordelijkheidsbesef, gemeenschapszin, solidariteit, tolerantie, omgangsvormen en sociale vaardigheden. Bolkestein ziet de ouders in de eerste plaats als verantwoordelijk en geeft de scholen een ondersteunende taak daarbij. Tenslotte nog even de stem van ex-staatssecretaris van onderwijs Netelenbos, die de waarden noemt waar het om moet gaan: moed (?!), respect, beleefdheid en zelfdiscipline. Met al deze adviezen lijkt er echter nog geen herstel in gang gezet te zijn. Of dat ooit komt blijft nog een vraag. Gezien de verschillende standpunten over het welke en waar en gezien de maatschappelijke ontwikkelingen mag er gerust twijfel rijzen of al deze discussies iets zullen uitwerken.
10
Hoofdstuk 2 Normen en waarden in Bijbels licht In hoofdstuk één is de vraag gesteld welke normen en waarden er overgedragen moeten worden en waar dat moet plaatsvinden. Deze vraag zal in dit hoofdstuk centraal staan, waarbij vanuit reformatorisch perspectief geprobeerd zal worden een standpunt in te nemen.
'2.1 Het fundament van normen en waarden Opmerkelijk in de huidige discussie is dat het levensbeschouwelijke element, ofwel het joods-christelijke fundament van onze cultuur, elke keer weer naar voren komt. Dat is ook logisch. Als je praat over een herstel van normen en waarden, dan hebben die vroeger dus wel gegolden. Er zijn weinig mensen die de invloed van het christendom op onze samenleving durven ontkennen. Die invloed was groot, zeker tot de jaren '60. Eenvoudigweg zou men dus kunnen veronderstellen dat een herstel van de christelijke invloed ook een herstel van normen en waarden zal inhouden. Zo simpel ligt de zaak echter nu ook weer niet. En dat om twee redenen. In de eerste plaats is de samenleving grondig veranderd. We hebben die veranderingen uitvoerig beschreven: multicultureel, veel invloed van wetenschap en techniek, mondiaal, grote invloed van de media enz. Aangezien normen altijd moeten toegepast worden op de ingewikkelde werkelijkheid, is de toepassing zoals die tweehonderd jaar geleden geschiedde, niet vandaag de dag zomaar te herhalen. In de tweede plaats hadden ook de oude normen en waarden hun nadelen. Weinigen zullen terug verlangen naar hetgeen in de oude standenmaatschappij, zoals de middeleeuwen en de Hollandse regentenoligarchie, normatief was. Maatschappelijke ongelijkheid was tot in de 19e eeuw een algemeen aanvaarde norm, wat ervoor zorgde dat christenen weinig hebben gedaan aan slavernij, armoede e.d. Een herstel zal dus nooit een herstel mogen en kunnen zijn van alles wat vroeger maatgevend was. Als christenen zich door een herstel van normen en waarden aangesproken weten, is dat omdat ze daarbij denken aan wat in de Bijbel normatief was. Zij pleiten niet voor een herstel van de samenleving in de 17e eeuw of van de monarchie onder de Oranjes, maar van de normativiteit van Gods Woord. Dat is in onze postmoderne wereld een bijna onmogeljke opgave. Een pleidooi om normen en waarden uit zo'n oude Bron te halen, waarvan bovendien zovelen de inspiratie betwijfelen en het zien als een puur menselijk voortbrengsel, is bij voorbaat eigenlijk al kansloos. Toch zal dit hoofdstuk een dergelijk pleidooi zijn, juist omdat de Bijbel zulke mooie richtlijnen biedt voor een dergelijk herstel. Natuurlijk komt gelijk de vraag naar boven: als iemand Gods Woord niet als zodanig erkent, dan is elke discussie toch onmogelijk. Mijns inziens hoeft dat niet. Zolang argumenten en overwegingen uitgewisseld kunnen worden, kan er communicatie plaatsvinden, waarbij de ander overtuigd kan worden. Niet doordat het argumenten uit Gods Woord zijn (al geldt dit ten diepste natuurlijk wel), maar doordat deze zelf hem overtuigen van de geldigheid ervan. Verder ontleent elk mens, zoals in hoofdstuk één al gezegd werd, zijn normen en waarden ergens aan en daarom kan ook over die 'inspiratiebronnen' gediscussieerd worden. 11
In hoofdstuk één is ook gepleit voor een normatief kader. Al in de tijd van de reformatie werd drieërlei gebruik van de wet onderscheiden. De eerste is die voor het publieke en politieke leven (usus politicus of civilus). De tweede betreft de ontdekking van de schuld (usus paedagogicus). De derde is de regel der dankbaarheid (usus normativus). De eerste functie is de mensen, door vrees voor straf en zicht op de goedheid van de wet, te bedwingen. De tweede functie doet de mens zijn zonde kennen en leidt tot bekering. De derde functie doet de gelovige in zijn priveleven, maar ook publiek, proberen de wet tot haar volle geldigheid te laten komen. Dit drieërlei gebruik lijkt ons voor kerk en staat, voor overheid en onderdaan een uitstekend normatief kader, waarbinnen het herstel van normen en waarden kan plaatsvinden. Gods Wet leert ons liefde tot God en de naaste en dat het tweede gebod zelfs gelijk is aan het eerste. Vanuit deze hoofdsom komen de tien geboden: liefde tot Gods eer (geen andere goden), Gods beeld, Gods naam en Gods dag. Maar ook de eer van ouders (en andere gezagsdragers), het leven van de ander (ook ongeboren, gehandicapt en oud), andermans lichaam en bezittingen worden beschermd. Liegen en begeren ten nadele van de naaste wordt afgewezen uit liefde tot hen, die ook schepselen van God zijn. De kern van het christelijk leven is gelegen in deze Tien Geboden. Christelijk burgerschap uit zich in gehoorzaamheid aan alle gezagsdragers, geduld en vriendelijkheid tegenover een ieder, een ingetogen leven, eerlijkheid in zakendoen en belastingaangifte, gulheid, getrouwe arbeid, betrouwbaarheid in het woord, enz. Belangrijke waarden in reformatorisch perspectief zijn gezag, broederschap, zachtmoedigheid, reinheid, eerlijkheid. De Catechismus zegt het zo mooi: 'Dat ik mijns naasten nut, waar ik kan en mag, bevordere en met hem alzo handele, als ik wilde dat men met mij handele.' De Catechismus biedt voor de levenswandel een keur aan normen en waarden, die de christenen, zouden zij ze in praktijk brengen, tot de ideale burger zouden maken. Waardenopvoeding in reformatorisch perspectief richt zich op vier dingen: - levensbeschouwelijke waarden, tot uiting komend in een sterk geloof, kerkbezoek, bijbellezen en bidden en een christelijk getuigenis naar anderen. - sociale waarden, tot uiting komend in medemenselijkheid, tolerantie, hulpvaardigheid, respect, eerlijkheid, gulheid, gehoorzaamheid. - maatschappelijke waarden, tot uiting komend in het afwijzen van alles wat tegen Gods Woord ingaat: abortus en euthanasie, zondagssport, naaktrecreatie, alternatieve samenlevingsvormen, crematie. Hoog heeft men staan de gezinswaarden, de waarde van het leven, het gezag van onderwijzers en overheid. - een christelijke levensstijl, tot uiting komend in de muziekkeuze, de vrije-tijdsbesteding, de vakanties, de lectuur, het mediagebruik.
2.2 Normen en waarden in de gereformeerde gezindte Meermalen werd in hoofdstuk 1 geconstateerd dat de samenleving drastisch is veranderd. De mens is autonoom, de samenleving individualistisch en het economischtechnisch pricipe dominant geworden. Belangrijke waarden in onze maatschappij zijn mondigheid, zelfbeschikking, vrijheid, tolerantie en emancipatie. De mens kan zelf de goede keuzes maken en ondanks dat van verschillende (ook niet-christelijke) kanten geconstateerd wordt dat het niet goed gaat, wil men deze humanistische waarden absoluut niet loslaten. Als men aan mensen vraagt: 'waar leef je voor?', dan komen een aantal zaken naar 12
voren. Bovenaan staat vaak een goede gezondheid, een goed inkomen, leren/studeren, een goede baan en vrienden/vriendinnen. Steeds minder belangrijk vindt men een goed huwelijksleven, een sterk geloof, e.d. Uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau naar de waarden bij jongeren komt men tot de volgende percentages: medemenselijkheid 27%, autonomie 13%, hedonisme 65% en gezinswaarden 28%. Onder hedonisme verstaat men 'geniet van het leven', de bevrediging van de menselijke behoeften, de intensivering van het menselijk verlangen. Waarden kunnen op twee manieren ingedeeld worden. Bij vergelijkende onderzoeken naar waarden in de Europese landen maakt men de volgende indeling: - Godsdienst en levensbeschouwing (tien geboden, religiositeit, vertrouwen in de kerken) - Huwelijk en gezin (seksualiteit, vrouwenemancipatie, abortus) - Burgerschapsmoraal (overtredingen en misdrijven) - Politiek en overheid (vertrouwen in democratische instellingen, protestvormen) - Arbeid en inkomen (arbeidsomstandigheden, ontplooiïng) Uit die internationale vergelijking blijkt dat Nederland een permissieve (tolerante) waardenoriëntatie heeft ten opzichte van de zeden en alternatieve politieke acties. Men steunt de burgerschapsmoraal, maar wantrouwt georganiseerde religie. Nederlanders hebben voorkeur voor aangenaam werk en zijn minder gericht op presteren. De Nederlandse moraal wordt wel samengevat als: 'leven en laten leven'. Een tweede manier om waarden op te sporen is te onderzoeken welke zaken men in het leven belangrijk vindt. Men noemt dan vaak drie waarden: - een harmonisch huiselijk leven, waarbij het goed gaat met de gezinsleden - een goede gezondheid - genoeg geld om comfortabel te leven De tabel hieronder geeft een overzicht van de zaken die men belangrijk vond in de periode 1966-1991 in procenten. 1966
1975
1980
1985
1986
1987
1991
een goed inkomen
3
4
9
4
5
2
1
een leuk gezin
8
13
14
12
14
13
14
35
44
43
58
52
57
60
1
0
0
0
0
0
0
een goed huwelijksleven
35
27
18
15
15
17
14
een sterk geloof
15
9
5
5
6
6
5
prettig werk
2
1
4
3
3
2
2
veel vrienden en kennissen
1
1
7
3
4
4
4
een goede gezondheid veel vrije tijd
Bron: Rijswijk,
Sociaal
en
1992, p.
Cultureel
rapport
1992,
Sociaal
en
Cultureel
Planbureau,
438
13
Hoe reageert de gereformeerde gezindte nu op deze waardenontwikkeling in de maatschappij. H. Stoffels, universitair docent godsdienstsociologie aan de VU te Amsterdam, heeft er een belangwekkende studie (Als een briesende leeuw; Ortodoxprotestanten in de slag met de tijdgeest) over geschreven. Hij constateert bij de ortodox-protestanten (overigens een heel wat bredere groep als de gereformeerde gezindte) een partiële aanpassing enerzijds en een partieel verzet anderzijds. Op godsdienstig gebied hebben de orthodox-protestanten weerstand weten te bieden aan het secularisatieproces. Een sterk geloof, regelmatig kerkbezoek, persoonlijk gebed en trouw aan de eigen zuilorganisaties bleven gehandhaafde waarden binnen dit volksdeel. Het in 1998 verschenen rapport van het Reformatorisch Dagblad, 'De eeuw in het hart', laat een iets andere trend zien. Zij constateert een afname aan kerkelijke binding, evenals de twee maal daagse kerkgang. Aan de andere kant bleek vrij duidelijk uit deze enquete dat zaken die het sterkst samenhingen met het geloof en het meest direct af te leiden uit de Bijbel, ook het minst aan kritiek onderhevig waren. Heel duidelijk bleek dat bij het gebruik van openbaar vervoer op zondag, waar de meningen onveranderd negatief over waren in vergelijking met zeventien jaar daarvoor. In dat opzicht ondersteunen het boek van Stoffels en de RD-enquête elkaar. Er zijn meer overeenkomsten aan te wijzen. Zo constateert het onderzoek van het RD dat de vrouwenemancipatie in de Gereformeerde Gezindte doorgaat, getuige de veranderde opvattingen over studerende meisjes en vrouweljke kamerleden. Met betrekking tot het gebruik van voorbehoedsmiddelen en het stakingsmiddel blijkt er een grote toename van voorstanders te zijn. Inzake wedstrijdsport, bioscoopbezoek, tv-gebruik, verzekeren en inenten constateerde het RD-onderzoek een duidelijke assimilering van de Gereformeerde Gezindte met de rest van de samenleving. Steeds minder mensen uit de RD-achterban hebben moeite met deze zaken. Ook Stoffels wees erop dat de houding ten aanzien van inspraak, bepaalde actiemethoden en vrouwenemancipatie bij orthodox-gereformeerden in overeenstemming was met de rest van de Nederlandse bevolking. Wel constateerde hij een groot verschil tussen deze groepen ten opzichte van het zelfbeschikkingsrecht van individuen inzake leven en dood en de gelijkstelling van alternatieve samenlevingsverbanden aan huwelijk en gezin. Hier groeiden juist de verschillen met de overige Nederlandse bevolking. Welke conclusies kunnen we trekken uit deze twee onderzoeken? In de eerste plaats valt voornamelijk op dat de waarden die het meest te gronden zijn op Gods Woord, het best worden overgedragen. Of het nu gaat om godsdienstige waarden als zondagsheiliging, kerkbezoek of vrouwelijke ambtsdragers (ondanks vrouwenemancipatie, sic); bijbelgetrouwe christenen blijven er in grote meerderheid aan vasthouden. Dat geldt ook voor de direct uit Gods Woord afgeleide maatschappelijke waarden als gezinswaarden, abortus en euthanasie. Maar wel valt op dat de waarden die te maken hebben met christelijke levensstijl veel minder overgebracht worden. Uit het RD-onderzoek kwam naar voren: tv-gebruik, bioscoopbezoek, wedstrijdsport, meedoen aan staken en gebruik van voorbehoedmiddelen. Er is meer te noemen, zoals popmuziek, computerspelletjes en lectuur. Op deze gebieden laat de overdracht van normen en waarden in reformatorisch perspectief het afweten. Het onderzoek 'Geloof in levensstijl' is uitgevoerd onder de jongerenachterban van evangelische organisaties en de jongerenorganisatie van het CDA. Het geeft aan dat de hedonistische waardenoriëntatie, die de boventoon voert onder de Nederlandse jeugd ook veel voorkomt onder deze onderzochte groepen, maar waarschijnlijk geldt hetzelfde voor de reformatorische jeugd. Het zou in ieder geval de moeite waard zijn dit eens te onderzoeken. Ongetwijfeld zullen, net als in het laatstgenoemde onder14
zoek, ook bij reformatorische jongeren gezinswaarden en medemenselijkheid meer voorkomende waarden zijn als bij de overige Nederlandse jeugd. Aan de andere kant wijzen bovenstaande gegevens vrij duidelijk in de richting van hedonisme als belangrijkste waardenoriëntatie onder reformatorische jeugd.
2.3 De opvoedingsmilieus Traditioneel worden er drie opvoedingsmilieus onderscheiden: gezin, school en kerk. Waar de kerk voor velen is weggevallen, is er de vereniging voor in de plaats gekomen: sportvereniging, padvinderij, jeugdvereniging of waar men ook leeftijdgenoten ontmoet. Want de peergroup (leeftijdgenoten) speelt een belangrijke rol bij de overdracht van normen en waarden. Uit onderzoek is gebleken dat het gezin, cq de ouders, nog steeds de belangrijkste rol spelen bij de vorming van de jongere. Dit komt met name doordat de eerste zeven jaren ongelooflijk belangrijk zijn voor het zelfconcept van het kind. Als in die eerste levensperiode ernstige schade wordt aangericht op emotioneel gebied, dan is dat meestentijds onherstelbaar. Daarom moet vorming in normen en waarden, die toch een goede voedingsbodem nodig heeft, allereerst in het gezin plaatsvinden. Als het kind in zijn eerste zeven jaar geen goed voorbeeld gekregen heeft van de ouders, die de juiste waarden in hun leven toonden, dan krijg je daarna niet veel goeds meer op dat terrein aangeleerd. In hoofdstuk drie worden een aantal richtlijnen gegeven hoe deze overdracht mogelijk is. Waarden- en normenoverdracht staat of valt dus met voorbeeldgedrag. In de vorige pargraaf is beschreven de waardenassimilatie van de reformatorische bevolkingsgroep, wat tot uiting kwam in een levensstijl die weinig meer afwijkt van de rest van de bevolking. De schuld daarvan ligt bij de ouders. Ongetwijfeld zullen velen van hen 15
proberen de daar genoemde waarden over te dragen, maar kennelijk lukt dat niet. Vermoedelijk komt dat doordat ze bij henzelf niet 'leven' en hun kinderen trekken daaruit de consequentie. Het jeugdprobleem is dan ook in de eerste plaats een ouderprobleem: zij twijfelen zelf vaak aan de geldingskracht van veel waarden. Des te minder hun eigen overtuiging is, des te sneller de assimilatie onder hun kinderen. Die slijtage aan overtuigingskracht heeft twee oorzaken. Allereerst de godsdienstige oorzaak, of misschien beter geloofsoorzaak. Want dat het geloof algemeen steeds meer betwijfeld wordt is een gemeenplaats. Maar dit is echt niet het enige. Want het bleek dat waarden, direct herleidbaar uit Gods Woord, nog het meest werden overgedragen. De tweede oorzaak is maatschappelijk. Kennelijk lukt het niet meer de zondagse woordverkondiging in doordeweekse praktijk om te zetten. Kennelijk is geloof een zaak van de godsdienst en levensstijl een zaak van de maatschappij geworden, gezien het assimilatieproces. Levensbeschouwelijke individualisering, iets anders ingevuld. Dat er in dit opzicht veel meer bezinning moet komen is, in het licht van de in dit hoofdstuk beschreven onderzoeken, evident. We kunnen er niet omheen te analyseren waardoor het hedonisme zijn tienduizenden verslaat. Alleen als we de oorzaken daarvan weten kan een adequate waardenopvoeding worden gegeven. Waardenoverdracht krijgt men echter nooit voor elkaar als ze niet ondersteund wordt door andere opvoedingsmilieus. Dan moet niet in de laatste plaats gedacht worden aan andere gezinnen waar het kind komt en waar de ouders (ongeveer) dezelfde normen en waarden overdragen. Ook de instituties school, kerk en vereniging moeten in dezelfde lijn staan als de ouders. In onze post-christelijke samenleving met zijn geheel andere normen- en waardenpatroon is die ondersteuning vanuit andere opvoedingsmileus onontbeerlijk en dat geldt zeker ook voor de peergroup. Hoewel de opvoedingsgemeenschappen elkaar moeten ondersteunen is er wel onderscheid. Het gezin is de plaats waar vooral de levensbeschouwelijke en sociale waarden overgebracht moeten worden: bijbellezen en bidden, kerkbezoek, maar ook vriendelijkheid, betrouwbaarheid, respect voor de ander, gezag en eerbaarheid. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat dit vaak de eerste waarden zijn die een kind aanleert, maar ook dat deze alleen goed kunnen floreren bij een goed voorbeeld (identificatie). Overigens mag de plaats van de leerkracht als identificatiefiguur bepaald niet onderschat worden. De school moet zich richten op maatschappelijk verantwoorde normen en waarden, waarbij vooral de vakken godsdienst, geschiedenis, maatschappijleer en nederlands een belangrijke rol spelen. Daar zal nagedacht moeten worden over enerzijds wat in de huidige geseculariseerde samenleving normatief is, maar ook wat daar, vanuit Gods Woord tegenover gesteld moet worden. Heel belangrijk daarbij is hoe men eigen normen en waarden kan verdedigen tegenover anderen, die een heel ander normatief kader hebben. Het aanleren van die confrontatie is één van de belangrijkste taken van de christelijke school in een post-christelijke samenleving. Overigens heeft de school bij de overdracht van levensbeschouwelijke en sociale waarden wel een belangrijke ondersteunende taak. De opvoeding tot een christelijke levensstijl is een zaak van zowel ouders als onderwijs. Door grotere kennis op het gebied van muziek, lectuur en mediagebruik kan de school hierin misschien grotere successen boeken als de ouders, maar uiteraard moet het thuis door de ouders wel ondersteund worden. Natuurlijk heeft het ene gezin een wat strenger normen- en waardenpatroon als de ander, maar als op school er van alles aan gedaan wordt om de leerling niet meer naar popmuziek te laten luisteren en thuis wordt er niets van gezegd, is succes onmogelijk. Vooral op dit punt dienen de beide opvoedingsmilieus elkaar te ondersteunen. 16
Nog niet zo lang geleden pleitte een PvdA-werkgroep ervoor alleen instellingen met een heldere identiteit te financieren. Alleen organisaties die duidelijk konden aangeven vanuit hun identiteit hoe zij de door hen aangehangen normen en waarden overdroegen, mochten geld ontvangen van de overheid. De werkgroep vond dat de overheid zuinig moest zijn op instellingen die de nog 'resterende bronnen van ethisch kapitaal' probeerden in stand te houden, want het ging in haar ogen niet goed met de overdracht van normen en waarden. Ook voor het reformatorisch onderwijs ligt hier een opdracht. Omdat deze scholen geen last hebben van de pluriformiteit aan normen en waarden die het debat hierover in de maatschappij juist verstoord, moeten zij vanuit het gemeenschappelijk uitgangspunt tot een eensgezinde reformatorische moraal kunnen komen. Het moet mogelijk zijn vanuit de wet van God een aantal normen en waarden te destilleren, die in de overdracht op de reformatorische scholen centraal kunnen staan. Het is te betreuren dat er, behalve wat aanzetten in bijvoorbeeld het blad 'De Reformatorische School', nog weinig van de grond is gekomen in dit opzicht. En de kerk dan? 'Regels hangen aan een norm, normen aan een waarde en waarden hangen aan een geloof' (citaat van prof. W. ter Horst). Gelukkig is het door Gods algemene genade nog mogelijk dat veel mensen zich houden aan normen en waarden die het intermenselijke verkeer mogelijk maken. Maar voor het echte verinnerlijken van bovenstaande normen en waarden, voor het werkelijk ten diepste eigen maken van de eis van Gods wet, is geloof noodzakelijk. En geloof wordt gewerkt in Gods huis, door Gods Geest en Gods woord. Overdracht van normen en waarden is ook, en met name, geloofsoverdracht en daarom is de kerk onmisbaar. Dat houdt tegelijk in dat de kerk zich moet bezinnen, telkens weer, hoe zij dat geloof zo goed mogelijk en aan zoveel mogelijk mensen kan overdragen. Dat ook de kerk het in deze post-christelijke maatschappij steeds moeilijker krijgt is evident. Bezinning is daarom bij de ambtsdragers noodzakelijk. Want alleen zij kunnen de weg wijzen naar 'Jeruzalem'.
17
Hoofdstuk 3 Normen en waarden in de opvoeding De taak van de opvoeder is zwaarder geworden. Terwijl vroeger het kind vele 'ouders' had (grootouders, buren, andere familie), die op hem letten, staan de ouders er tegenwoordig veelal alleen voor. Ook is er steeds meer beïnvloeding vanuit de sociale omgeving, bijvoorbeeld van leeftijdgenoten die er een heel ander normen- en waardenpatroon op nahouden. Wat tenslotte steeds vaker voorkomt is dat ouders niet meer willen opvoeden en/of het verkeerde voorbeeld geven. In dit hoofdstuk willen we proberen aan te geven hoe ouders en opvoeders normen en waarden nog kunnen overdragen, met andere woorden de juiste morele opvoeding kunnen geven aan hun kinderen.
3.1 Theorieën over de morele opvoeding Over het aanleren van normen en waarden aan de kinderen bestaan verschillende theorieën. Zo is er de stroming van het behaviorisme, die leert dat gedrag tot stand komt onder de directe invloed van de consequenties van dat gedrag. Straffen en belonen spelen een belangrijke rol. Uit onderzoek is gebleken dat vooral het bestraffen van een intentie heel effectief is. Als bijvoorbeeld al ingegrepen wordt als het kleine kind de hand uitstrekt om een boek uit de kast te trekken, geeft dat een beter resultaat als een straf nadat de daad al tot stand is gekomen. De sociale leertheorie legt de nadruk op het observeren van het gedrag van anderen. Wat een kind voor gedrag bij een voorbeeld ziet (ouders, leerkrachten, leeftijdgenoten), wordt verwerkt en toegepast. Als het gedrag van het voorbeeld dan ook nog wordt verwoord, bevordert dat de bewustmaking. Vooral een voorbeeldpersoon waarmee men een liefdeband heeft is heel invloedrijk. Het leren van normen en waarden door beloning en straf en door het leren via voorbeelden speelt een belangrijke rol bij de morele opvoeding. Een hele invloedrijke opvoedingstheorie is de cognitieve ontwikkelingspsychologie. Volgens deze theorie verloopt de morele ontwikkeling in fasen. Elke fase is als het ware een bepaalde theorie over goed en kwaad. In elke fase denkt het kind weer anders over wat de juiste normen zijn. Een volgende fase zal door elk kind op een andere leeftijd bereikt worden, afhankelijk van intelligentie en sociale omgeving. De overgang van de ene naar de andere fase noemen we de verticale ontwikkeling. Daarnaast is er ook een horizontale ontwikkeling. Daarmee wordt bedoeld dat een nieuwe fase steeds meer levensgebieden gaat bestrijken en in een toenemend aantal situaties wordt toegepast. Moreel denken komt dan tot uiting in moreel gedrag. In de opvoeding dienen zowel de verticale als de horizontale ontwikkeling gestimuleerd te worden. Kinderen moeten leren zowel de normen toe te passen op steeds meer situaties als gestimuleerd te worden de stap te nemen naar de volgende fase. Een minderheid van de mensen, zo blijkt uit onderzoek, haalt de laatste fase. Ook verdwijnen bij de overstap naar een volgende fase de oude morele denkwijzen niet. Regelmatig valt men terug of past men een lager niveau toe. Morele opvoeding gaat dan ook niet in ijltempo en vaak zal blijken dat het kind aan een bepaald moreel 18
inzicht nog niet toe is. Wil men echter een kind normen en waarden bijbrengen, dan is aandacht in de opvoeding voor dit punt een vereiste.
3.2 De fasen in de cognitieve ontwikkelingstheorie De cognitieve ontwikkelingstheorie is in onderzoeken in verschillende werelddelen uitgeprobeerd met ongeveer gelijke resultaten. Men stelt dan ook dat deze fasen in de morele ontwikkeling universeel zijn en gezien de grote invloed die deze fasentheorie heeft verworven, gaan we er iets uitgebreider op in. Volgens deze theorie zijn er zes fasen of stadia in de morele opvoeding. In fase 1 is het kind egocentrisch en gelooft het dat normen en regels gebaseerd zijn op macht. In fase 2 staat de gehoorzaamheid centraal. Het kind houdt zich aan de regels om tot behoeftebevrediging te komen. Kinderen zien normen en waarden in deze fase als eenrichtingsverkeer; als geboden en verboden van de volwassenen. Hogere morele normen kunnen dan wel al geintroduceerd worden door over de reden, de achtergrond van een regel te praten. Het aanleren van regels (beleefdheidsregels, taalgebruik) en waarden als eerlijkheid, rechtvaardigheid en vriendelijkheid komen voor het eerst voorzichtig in de belangstellingswereld van het kind. Onder andere door het voorlezen van verhalen en het goede voorbeeld kan dit gestimuleerd worden. In de derde en vierde stadia zoekt men de morele regels meer in het vervullen van de verwachtingen van anderen. In fase 3 laat men zich leiden door eigenbelang ('voor wat, hoort wat ). In fase 4 zoekt men goede relaties met anderen. Men conformeert zich aan de personen en de regels van de groep waar men bij hoort en wil de verplichtingen aan deze personen of groep gewoonweg nakomen. Groepsnormen kunnen dan ook een hele negatieve uitwerking op ze hebben, vooral van leeftijdgenoten (de peergroup). Identificatie speelt ook in deze twee fasen nog een grote rol. Ondanks de invloed van leeftijdgenoten neemt men nog veel van het goede en slechte gedrag van de opvoeder over. Morele waarden die een belangrijke rol in deze fasen kunnen gaan spelen zijn onafhankelijkheid en zelfstandigheid. In de laatste twee fasen zoekt men de normen en waarden niet meer in zichzelf of anderen, maar in het systeem en later het geweten. In fase 5 heeft men een open oog voor de afspraken die het functioneren van de gemeenschap bevorderen. Men vindt dat men de sociale verantwoordelijkheden moet nakomen, vanuit zelfrespect en verantwoordelijkheidsbesef. Samenwerking wordt het ideaal. In de laatste fase ziet men ook de onvolkomenheden van de gemeenschap voor het welzijn van alle medemensen. Men durft dan abstracte regels te laten prevaleren boven de algemene regels. 19
3.3 De opvoedingspraktijk De Nijmeegse hoogleraar J.A. van de Ven noemt in zijn boek 'Vorming in waarden en normen' vier modellen van morele opvoeding: - waardenoverdracht van waarden en normen die al in de cultuur klaar liggen, bijvoorbeeld de waarde van een democratie; - waardenverheldering van waarden en normen die de opvoedeling in potentie al heeft, maar zich nog niet bewust geworden is; - waardenontwikkeling dat het kind het hoogste stadium (de zesde fase van de cognitieve ontwikkelingstheorie) moet helpen bereiken; - waardencommunicatie, waarbij over de geldigheid van alle waarden en normen gediscussieerd wordt. Nu zal duidelijk zijn dat vanuit het reformatorisch mensbeeld bezwaar aangetekend moet worden tegen een overmatige waardering van waardenverheldering. Toch hebben alle vier deze modellen hun waarde. Waardenoverdracht is belangrijk omdat we uit mogen gaan van gegeven waarden en normen, vanuit de Wet van God. Waardenverheldering is niet perse verkeerd; vanuit Gods Woord weten we van een ingeschapen Godskennis en de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen die der wet zijn (Rom. 2:14). Waardenontwikkeling is hierboven al uitgebreid aan de orde gekomen. Waardencommunicatie is van belang voor de internalisatie (verinnerlijking) van het moreel besef. Morele opvoeding is geen mechanisch gebeuren, geen leren van buiten van regels en normen, maar een levensovertuiging. Leer en leven worden dan niet uit elkaar getrokken, maar de normen en waarden worden zich eigen gemaakt door over de geldigheid en het principe van elke norm te discussiëren. Mensen onderwerpen zich vaak, al dan niet met tegenzin, aan de normen, omdat deze heilzaam zijn, doordat ze het gedijen van het menselijk leven bevorderen en eigenlijk zelfs alleen mogelijk maken. Een dier weet 'automatisch' wat hij doen moet, maar een mens heeft regels en normen nodig om zijn gedrag te regelen, op de juiste wijze te reageren en zijn natuurlijk driftleven te beheersen. In een ingewikkelde samenleving als de onze zijn meer (bijvoorbeeld verkeers-) regels nodig als in een ongecompliceerde maatschappij. Enerzijds erkennen velen dat normen en regels nodig zijn, anderzijds is er veel verzet tegen. Dat komt doordat normen en regels onze vrijheid beperken, terwijl zij juist, doordat zij ons driftleven intomen, voor vrijheid (voor ieder) zorgen. De driften van Hitier, die door niemand meer beperkt werden, laten zien waar te veel vrijheid voor een enkeling toe lijden kan. Verzet kan ook ontstaan doordat meer individualistisch ingestelde enkelingen zich door de normen van de gemeenschap te kort gedaan voelen. De toepassing van de norm moet uiteraard wel rekening houden met ieders bijzondere situatie, toch blijft ook het nut van de gemeenschap een heel belangrijk uitgangspunt. Overigens kan verzet tegen de heersende normen ook geoorloofd zijn. Toen in de vorige eeuw algemeen aanvaard w a s dat kinderen van arbeiders niet mochten leren, is daar terecht bezwaar tegen aangetekend. Normbesef kan ook verstard zijn. Door veroudering verliest een norm soms geldigheid. Veel normen, zoals die vroeger in gezagsrelaties, man-vrouwrelaties gezinsrelaties gegolden hebben, gelden nu niet meer en weinigen zullen nog verlangen naar wat vroeger voor de positie van vrouwen en kinderen normatief Verzet tegen vrouwen- en kinderarbeid w a s gerechtvaardigd verzet tegen de en in dit opzicht zijn veel zaken een stuk 'normaler' geworden.
20
haar en terug was. norm
Vanuit de theorieën, zoals die hierboven aan de orde zijn gekomen, kunnen een aantal conclusies getrokken worden met betrekking tot de opvoeding in normen en waarden. In de eerste plaats moet verkeerd gedrag van het kind zo snel mogelijk bestraft worden, liefst nog voordat het de daad heeft uitgevoerd. Die bestraffing moet zowel consequent, als kort en pittig zijn; dat blijkt het beste te werken. Ook gewezen is op het belang van voorbeeldpersonen. Een duidelijke demonstratie van gewenst gedrag, dat ook nog eens helder onder woorden wordt gebracht, werkt heel effectief. Als dit in meerdere situaties gedaan wordt, zal het kind diezelfde transfer ook maken. Bij jonge kinderen speelt dan nog sterk mee de liefdevolle relatie, terwijl oudere kinderen gevoelig zijn voor 'het interessante', zodat de aandacht wordt vastgehouden. In de Verenigde Staten zijn op de hierboven beschreven cognitieve fasentheorie complete leergangen ontwikkeld met betrekking tot de overdracht van normen en waarden. Allerlei morele oordelen worden onder de aandacht gebracht van de kinderen om de ontwikkeling naar een volgend stadium te stimuleren. Hierbij zijn goede resultaten behaald. Gesprekken met jongeren over normen en waarden zouden een grote rol moeten spelen in de opvoeding. Straffen en belonen, identificatie en imitatie, voorbeeldgedrag en verwoording, gesprek en discussie zijn allen van groot belang bij het aanleren van de juiste moraal bij onze jeugdige bevolking.
21
Hoofdstuk 4 Normen en waarden in de politiek In het verkiezingsprogramma van de SGP voor de periode 1998-2002, 'Woord houden', zijn de '10 geboden voor de overheid' opgenomen. De daar geformuleerde eisen zijn bepaald niet gemakkelijk uit te voeren. Zij zijn het ideaal, want deze geboden zijn door een overheid, evenmin als dat de mens dat kan, nooit te houden. Toch moeten we de overheid op het houden van deze geboden aanspreken, juist omdat de Wet van God het welzijn van de mens en maatschappij beoogt. In het houden van Zijn geboden, Zijn normen en waarden, ligt immers groot loon.
4.1 Het normen- en waardendebat In het eerste hoofdstuk is aangegeven dat door mensen als Bolkestein, Hirsch-Ballin en Ritzen ( W D , CDA en PvdA, sic) het debat over de publieke moraal is aangezwengeld. Heel opvallend is echter dat ondanks de oproepen van deze politici de overheid zich toch aan dit publieke debat heeft onttrokken. Het normen- en waardendebat is er immers niet vanzelf gekomen. Allerwegen werd geconstateerd dat de samenleving verloederde, dat het individualisme was doorgeschoten en dat er een herstel van de moraal nodig was. Als er dan vervolgens gekeken moet worden naar wat er precies hersteld moet worden, laat de overheid het afweten. Daarmee laat zij, vooral wat de inhoud van het debat betreft, de samenleving min of meer in de kou staan. Zij grondt dat op haar neutraliteit; de overheid wil geen zedenmeester spelen. Haar belangrijkste argument is dat onze plurale, interculturele samenleving met zijn vele verschillende normen- en waardenpatronen, geen sturende overheid mag hebben. Dat zou teveel tot een keuze voor een bepaalde moraal leiden. Behalve wat formulering van grootste-gemene-delernormen en waarden blijft het overheidsbeleid in deze minimaal. De SGP zal vooral de vaagheid van deze discussie moeten bekritiseren en oproepen tot een inhoudelijk debat. Het zal duidelijk zijn dat op deze wijze het debat over de moraal nooit vruchtbaar zal worden en zeker nooit een keer ten goede zal bewerkstelligen. De overheid zal immers niet met een herstel van de goede publieke moraal kunnen beginnen, zonder dat de inhoud van die moraal duidelijk is. Nu is het natuurlijk wel zo dat de formulering van een algemeen aanvaarde moraal in onze geseculariseerde plurale samenleving bepaald niet gemakkelijk is, waarschijnlijk zelfs onmogelijk. De overheid zal het daarin dan ook niet moeten zoeken. Het is nu vaak zo dat de overheid reageert op misstanden. De wal keert dan het schip. Als de gevolgen van kinderporno openbaar komen reageert ze met een restrictief beleid. Als de criminaliteit en het vandalisme toenemen en harder worden, reageert ze met strengere straffen. Door dit soort 'reacties', vaak gedragen door de publieke opinie, wordt geen beleid gemaakt. De overheid zal zelf een visie moeten ontwikkelen en het eigentijds burgerschap veel concreter moeten invullen. Als men van een calculerende burger een zich verantwoordelijk voelende burger wil maken, zal ook duidelijk moeten worden aangegeven hoe en met welke middelen de overheid dat wil bereiken. Zonder een duidelijk beleidsplan, waarin de doelstellingen, de 22
Het verschil in waarden is heel aardig geïllustreerd door F. Lock-Hasselaar in de bundel 'Meer dan mensenkennis'. Zij vergelijkt de samenleving van Indonesië met die van Nederland op twee dimensies: de manier van omgaan met ongelijkheid (machtsafstand) en de mate waarin mensen geïntegreerd zijn in groepen (individualisme en collectivisme). Samenlevingen met grote machtsafstand kenmerken zich door gehoorzaamheid en respect van kinderen tegenover hun ouders en docenten, die overigens veel meer de initiatieven nemen. Bij kleine machtsafstand behandelen beide groepen elkaar meer als gelijken en hebben de kinderen meer initiatieven. In collectivistische samenlevingen leeft men in sterke, hechte groepen, die levenslang bescherming bieden in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit. Je leert te denken in termen van 'wij' en probeert confrontaties te vermijden om de harmonie te bewaren. In individualistische samenlevingen prevaleert het belang van het individu, je ontleent je identiteit aan jezelf en zegt wat je denkt. Indonesië is een voorbeeld van een collectivistische samenleving met grote machtsafstand, Nederland een individualistische met kleine machtsafstand. Dit alles heeft consequenties voor hoe we met elkaar omgaan, maar ook voor onze kleding, taal, enz. Een laatste behartenswaardige opmerking van haar: naarmate onze samenleving rijker wordt, zal ze ook individualistischer worden. De roep om een zorgzamere samenleving is haars inziens in de eerste plaats ingegeven door de financiële noodzaak daartoe (economische norm) en niet uit solidariteit met de naaste (collectivisme). Uit bovenstaande cultuurvergelijking blijkt dat waarden niet verzelfstandigt mogen worden. In oosterse samenlevingen zijn vriendelijkheid en beleefdheid heel hoogstaande waarden. Een Japanner of Chinees zal dan ook nooit zeggen iets niet voor je te kunnen doen, want dat geldt als onbeleefd. Als een westerling vervolgens boos wordt omdat hij het niet doet, komt dat omdat hij eerlijkheid en betrouwbaarheid van hogere waarde vindt als vriendelijkheid en beleefdheid. De keuze voor bepaalde waarden (en dus ook normen) is derhalve sterk cultureel bepaald.
m e t h o d e n en d e m i d d e l e n zijn o p g e n o m e n , g e b e u r t er niets. De v e r l o e d e r i n g g a a t d a n g e w o o n d o o r , m e t alle g e v o l g e n v a n d i e n . De o n t w i k k e l i n g v a n e e n heel a n d e r n o r m a t i e f k a d e r z o u d i t p r o c e s k u n n e n i n d a m m e n . In d e e e r s t e p l a a t s g a a t het d a n o m v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d t e g e n o v e r d e m e d e m e n s e n d e s c h e p p i n g . In d e e c o n o m i e , d e p o l i t i e k e n d e w e t e n s c h a p d i e n t d e p u b l i e k e g e r e c h t i g h e i d v o o r o p t e s t a a n . D a t is m o g e l i j k d o o r in p l a n n e n , w e t s v o o r stellen e n u i t v i n d i n g e n (of v e r b e t e r i n g e n d a a r v a n ) d i v e r s e n o r m e n in r e k e n i n g t e b r e n g e n . D a a r is d e c u l t u r e l e n o r m , w a t i n h o u d t d a t a a n d e v e r s c h e i d e n h e i d in c u l t u u r en n a t u u r r e c h t w o r d t g e d a a n . T w e e v o o r b e e l d e n : niet alleen d e m o g e l i j k h e d e n van kernenergie moeten o n d e r z o c h t worden, maar o o k wat alternatieve energieb r o n n e n t e b i e d e n h e b b e n . Niet a l l e e n d e m o g e l i j k h e d e n in d e u i t b r e i d i n g v a n h e t w e g e n n e t w e r k m o e t e n d e a a n d a c h t krijgen, m a a r o o k w a t het o p e n b a a r v e r v o e r t e b i e d e n h e e f t . B e l a n g r i j k is o o k d a t d e n o r m v a n i n f o r m a t i e w o r d t g e h o n o r e e r d , z o d a t i e d e r w e e t w a t er s p e e l t en d e s g e w e n s t k a n r e a g e r e n ; d e n o r m v a n c o m m u n i c a t i e . De v e e l a l a l l e e n g e l d e n d e e c o n o m i s c h e n o r m h e e f t t o t o n d e r w a a r d e r i n g v a n d e m e n selijke a r b e i d en m i l i e u v e r v u i l i n g g e l e i d . D a a r o m d i e n t o o k d e n o r m v a n d e h a r m o n i e , d i e o v e r o n t w i k k e l i n g k a n b e p e r k e n , t o t g e l d i n g g e b r a c h t t e w o r d e n . De r e c h t s n o r m k a n o n r e c h t a a n natuur, c u l t u u r e n m e n s v o o r k o m e n , t e r w i j l d e e t h i s c h e n o r m v a n 23
liefde en zorg de medemens verweg en dichtbij, maar ook het dier zal beschermen. Alleen zo, door te dienen in verantwoordelijkheid, kan de culturele ontwikkeling in de juiste richting worden gedwongen. Een dergelijk normatief kader is ook nodig in het menselijke vlak. In het genoemde regeringsrapport werd gepleit voor de culturele norm: rekening houden met de verscheidenheid aan normen en waarden in de samenleving. Maar er is veel meer. De norm van informatie en communicatie geldt ook als wij beslissingen nemen, die gevolgen (kunnen) hebben voor onze medeburger. Het is wel zo sympathiek als je je buurman laat weten dat je een schutting wil zetten tussen jouw en zijn tuin en hem inspraak geeft wat voor soort schutting het wordt. In het hanteren van de economische norm van doelmatigheid en het maken van een kosten-batenafweging zijn de meeste burgers wel redelijk goed, al speelt wel steeds meer het probleem van de failliete burger. Om dit beperken kan de norm van harmonie, die de burger leert een evenwicht te zoeken in uitgaven en inkomsten, uitkomst brengen. De rechtsnorm zal de burger ten opzichte van criminaliteit en vandalisme wapenen, terwijl de ethische norm hem zal stimuleren wat meer te geven om de arme ver weg en de sociaal zwakke dichtbij. Ook in het intermenselijke vlak kan zo, door dienen in verantwoordelijkheid, de maatschappelijke ontwikkeling in de goede richting gestimuleerd worden.
4.2 De overheid en de publieke moraal De overheid heeft, net als elke instelling, haar eigen taak en opdracht. Ook daarin moeten bepaalde waarden en normen als leidraad gekozen worden. Net als de andere christelijke partijen heeft de SGP gekozen voor de 'publieke gerechtigheid' als hoogste waarde. Deze keuze leidt de overheid in een bepaalde richting als het gaat 24
om haar beleidsvoornemens. De uitwerking van dit begrip leidt bijvoorbeeld tot taken voor de overheid als de arme in trouw recht doen en een schild zijn voor de zwakken in de samenleving. De overheid heeft dan een zekere welvaartsverdelende taak. Andere zaken die daaruit voortvloeien zijn het in ethische zin uitdragen van de bijbelse moraal en in het zorg dragen voor een justitieel apparaat dat deze gerechtigheid handhaaft. Ook internationaal is dit begrip een leidraad, waarbij gedacht kan worden aan vredesoperaties en ontwikkelingshulp. Tenslotte kan genoemd worden de dienstverlenende taak wat betreft gezondheidszorg en onderwijs, waar de overheid moet zorgen dat ze voor een ieder toegankelijk is. Wat betreft al deze taken is de overheid vooral voorwaarde-scheppend; ze dient dit mogelijk te maken. Gaat de taak van de overheid nu nog verder als deze vorm van dienstverlening? Met andere woorden: moet zij de samenleving ook actief beïnvloeden, bijvoorbeeld door scholen te dwingen op de één of andere wijze wat te doen aan normen- en waardenoverdracht. Hoewel het de visie van de SGP is dat de overheid in de allereerste plaats een zonde-beteugelende taak heeft (zwaardmonopolie), ziet ze toch ook wel wat in preventie. Het probleem ligt natuurlijk in het feit dat preventie met betrekking tot de moraal vooral ligt bij de ouders en het onderwijs. Dit zijn verbanden waar de overheid zich niet zomaar mee mag bemoeien; alleen als er grote misstanden zijn (kindermishandeling). Ook kan het publiek belang gaan boven het privaat belang, op grond waarvan voorheen jonge mannen werden opgeroepen hun militaire dienstplicht te vervullen. Hoe ligt dat nu met de veranderende moraal in de samenleving? De roep om herstel van waarden en normen was, zoals we gezien hebben, ontstaan door de verloedering in de samenleving: criminaliteit, vandalisme, kinderporno en zo meer. Dit zijn duidelijk grote misstanden, die ook nog eens een publiek karakter hebben. Daarmee is voldaan aan twee voorwaarden waarmee de overheid rekening moet houden wil ze ingrijpen op privaat terrein. Omdat de samenleving de gevolgen ondergaat van het feit dat normen en waarden niet meer worden overgedragen, lijkt het niet meer dan billijk dat de overheid deze overdracht tracht te herstellen en daarbij ook het private terrein inschakelt. Zelf heeft zij immers noch de middelen noch de macht om preventieve maatregelen te nemen. Om echter te voorkomen dat ze daarin te dominerend wordt en totalitaire trekken krijgt, moet ze zich beperken tot het onderwijs en proberen via dat middel de ouders te bereiken. Concreet zou het kunnen gaan om de training (cursus) van docenten die dit element van het onderwijs op zich willen nemen (in specifieke zin uiteraard, want alle docenten zijn moraalopvoeders). Zij kunnen dat op een ouderavond 'demonstreren' aan ouders, die daar hun winst mee kunnen doen. Ook zouden deze docenten bij geconstateerd 'waardenloos' gedrag van hun kennis gebruik kunnen maken om ouders te adviseren en assisteren. Want het blijven uiteindelijk de ouders die de meeste invloed uitoefenen op hun kinderen. Anderzijds blijken veel ouders behoefte te hebben aan opvoedingsondersteuning. Wie kan die ouders nu gemakkelijker bij elkaar brengen en adviseren dan de school? De taak van de school wordt er dan alleen niet gemakkelijker op. Zowel geld als menskracht moeten beschikbaar gesteld worden om dit voor elkaar te krijgen.
25
Stellingen 1
Ook zonder dat iemand normen en waarden te
2
Economisering en technicisme zijn de belangrijkste westerse samenleving geworden.
3
Wat betreft de normen en waarden die levensstijl sluit de reformatorische jeugd Nederlandse jeugd.
4
Normen en waardenoverdracht Als zij falen als identificatiefiguur gelijk.
5
De overdracht van maatschappelijke onderwijs. De school dient bepaalde
6
Het tot stand brengen van (de overdracht van) een gezamenlijke moraal voor het reformatorisch onderwijs is voor haar een belangrijke taak. Net als in de US. kan hiervoor een leergang normenen waardenoverdracht ontwikkeld worden.
7
De overheid moet zich meer bemoeien met de inhoud van het normenen waardendebat, vooral waar het sociale waarden betreft. Alleen als duidelijk is welke publieke moraal overgedragen moet worden, kan herstel van normenen waarden plaatsvinden.
8
De overheid moet gebruik maken van het onderwijs om de publieke moraal stellen. Via dit middel zijn ook de ouders te bereiken en wordt voorkomen zich te veel op het private terrein begeeft.
26
in de Bijbel dicussiëren.
als Woord
van God gelooft
normatieve
is met
patronen
hem
over
van
onze
te maken hebben met een christelijke zich steeds meer aan bij de overige
is in de allereerste plaats een taak voor de is het aanleren van een goede moraal bijna
ouders. onmo-
normen en waarden is vooral een taak van het docenten daartoe (bij)scholing te geven.
te herdat ze
Gebruikte literatuur Vos, dr. H. d e , Inleiding in de ethiek, N i j k e r k 1 9 7 7 V e l e m a , p r o f . dr. W . H . , Oriëntatie in de christelijke ethiek, 's G r a v e n h a g e 1 9 9 0 C l a e s s e n , p r o f . dr. H . J . M . e.a., Inleiding tot de culturele antropologie, D e n B o s c h z.j. S c h u u r m a n , dr. ir. E., Tussen technische overmacht en menselijke onmacht; verantwoordelijkheid in een technische maatschappij, Kampen 1985 B ü d g e n , W. e.a., Meer den mensenkennis; Over kennis in de maatschappij van morgen, H e e r e n v e e n 1 9 9 7 B ü d g e n , W. e.a., Kennis voor morgen... meer dan mensenkennis; Verslag van het congres op 19 februari 1997 te Hardinxveld-Giessendam, H e e r e n v e e n z.j. B e c k e r . dr. J . W . , Waarden en normen in Nederland (in: C o m p e n d i u m p o l i t i e k e n samenleving), april 1993 T h e m a n u m m e r 'Normen en waarden' v a n De R e f o r m a t o r i s c h e S c h o o l , u i t g a v e v a n V G S e n GOLV, n o v e m b e r 1 9 9 3 S t o f f e l s , dr. H., Als een briesende leeuw; Orthodox-protestanten in de slag met de tijdgeest, K a m p e n 1995 Coster, d r s . J . A . e.a., De eeuw in het hart; De bevindelijk gereformeerden op weg naar de twintigste eeuw, H o u t e n 1 9 9 8 Braster, J.F.A. e n Z w a n e n b u r g , M . A . , Geloof in levensstijl; Een empirisch onderzoek onder de Nederlandse jeugd, R o t t e r d a m 1 9 9 8 L i c k o n a , dr. T., Y t s m a , d r s . W. (red.), Als kinderen je een zorg zijn; Over opvoeden in waarden en normen, Nijkerk 1993 M a s s i n k , d r s . H.F. e.a., Dienstbaar tot gerechtigheid; SGP-visie op de aard en de omvang van de overheidstaak, Houten 1993 SGP-Verkiezingsprogramma 1998-2002 'Woord houden' M a s s i n k , d r s . H.F., Normen, waarden en burgerschap (in: Z i c h t 1 9 9 4 - 2 ) Z w a a g , d r s . K. v a n der, Debat over publieke moraal raakt kern christelijke politiek (in: Zicht 1997-2)
27
Overzicht van de schetsen: ScdeU
7
Samenwerking tussen de drie christelijke partijen
Scbefo
%
Ontoelaatbare reclame toch toegelaten?
Sdete
9
Verenigde Naties
S d e f o
10
Werken op zondag?
Sc&eU
11
De invloed van de media
Sdeü
12
Fundamentalisme
ScAeU
I S
Jeugdbeleid
S d e U
14
Refo-jeugdbeleid
SctieU
15
Theocratie
Sc/iefo
16
Welvaartsstaat
Sc6eU
17
Normen en waarden
Uitgaven zijn te bestellen bij: LVSGS/SGP-jongeren Laan van Meerdervoort 165 2517 AZ 's-Gravenhage telefoon 070-3456226 / 3468688 fax 070-365595
28