Één ding mag hier niet ontbreken!
Cll?ei770d
theater
m
I '
Wanneer een nieuwe wereldburger
zijn
intrede
doet,
is
dubbele helderheid geboden. Moeder en kind hebben dan veel schoon, frisch en gedesinfecteerd waschgoed noodig, opdat hun gezondheid niet geschaad wordt. Hier is Persil op z'n plaats.
Persil wascht grondig, voordeelig en het goed wordt hagelwit. En wat ook een voorname factor is, het goed wordt tegelijkertijd gedesinfecteerd. Het waschgoed van kraamvrouwen, behandeld met Persil, is evenals baby- en ziekenwasch, bijzonder zacht en aangenaam — een weldaad voor de gevoelige huid.
WA
Als cl4 ooievaar is aanbeland. Staat Persil bij de luiermand. \Slt»plicetteRed .en Adni. Galgewater 22 leiden. Tel. 760 Postrekening 41880
' .
Verschijnt wekelijks — Prijs per kwartaal f. 1.9?. 1
dojrfe«
'ä^
"|Sf
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE
m.
ttfiMäffwetterCreme 2)e ideate Suiten - Crème
Een
~\
Jc-"
Bescherming der huid tegen Zonnebrand! Uw huid behoeft bij hel baden, wandelen en beoclcnen van sporl in de openlucht niet van de zon te lijden te hebben ter voorkoming en beslrijdinj« van pijnlijken zonnebrand is ••4-711" Ailwetler-Crcme een uitstekend middel. De vetrijke voedingsstoffen van deze ideale builencreme dringen dadelijk in de poriën, zonder de huid te doen glimmen. ••+711" Allwelter-Creme begunstigt, zelfs zonder rechtstreeksche bestraling door de zon. het verkrijgen van een fraaie bronzen teint, en kan ook bij een vochtige huid gemakkelijk ingewreven worden. (Geen zonnebad met lichaam naf!)
m*'
Aïï H?
Allvvetter ^Dr reme j ar tl lp
%.,%.
BEHOEDT TW ELEGANCE, UW CHARME, UW TOILET
Past iederen dag, onverschillig op welk oogenblik, en in geval van lichte transpiratie, de nieuwe zachte Odorono (kleurloos) toe. Indien U last hebt van bovenmatig transpireeren en U zich wenscht te verzekeren van een langduriger werking, gebruikt dan, slechts tweemaal per week, voor U naar bed gaat, de gewone Odorono (robijnkleurig).
Er zijn plaatsen waar rooken hinderlijk, ja zelfs gevaarlijk kan zijn. Dit behoeft voor den hartstochtelijken rooker geen opoffering te beteekenen. Waar men niet mag rooken, neme men een stukje Wrigley's en men voelt het gemis niet. Wrigley's bevordert de speekselafscheiding, zoodat de keel niet droog wordt, houdt de tanden schoon, zuivert de adem, is goed voor maag en spijsvertering. Bovendien „na een stukje Wrigley's smaakt de volgende sigaar of sigaret des te beter."
ODORONO Bij
OVERTOLLIG HAAR De nieuwe ontharingscrème Odorono, een vervolmaakt product, aangenaam en gemakkelijk in het gebruik, die noch in de tube, noch op de huid verhardt, completeert de verzorging Uwer oksels.
alle firma's die toiletartikelen verkoopen : t. 1.- — en f. 1,80. Muurt 6 postzegels van 6 cent, met navolgende coupon, aan de Globe Trading Co., Singel 44, Amsterdam, voor het verkrijgen van monsters. Believe ml} monsters Odorono te doen toekomen, togen Inwisseling van 6 postlegels van 6 cent, hlerbll ingesloten. Haam Adres _
..^mm
t<ï
Transpiratie is een, in het verborgene werkende, meedoogenlooze vijandin. Hoeveel kwaad heeft zij al niet gesticht: japonnen bedorven, charme in gevaar gebracht door een vernederenden geur. Gelukkig beschermt Odorono U door de transpiratie met haar geur en haar gevolgen, doeltreffend te voorkomen.
Twe« »oorten: P.K. (zuivere peper muntsmaak!, Spearmint (pittige kruizemuntsmaak), 5 «ent per pakje, HM-14
WRIGLEY
- 2 —
e „Dooder" bewoog zich langjzaam en rustig tusschen de dichte rij bezoekers, die een uur lang de gevangenen mochten zien en spreken. „Moordenaar" zou misschien een betere naam voor hem geweest zijn, hoewel hij zelf daar bedaard tegen opkwam, zooals hij trouwens alles bedaard deed: een moordenaar was hij niet, hij doodde enkel uit zelfverdediging. Hij wierp niet, zooals de anderen, schichtige blikken om zich heen en ook stond er geen angst in zijn. oogen te lezen; hij wandelde met de rustige zekerheid van een onschuldig burger door de menigte en sprak een oogenblik met den man, voor wien hij gekomen was. „Dus ze hebben je voor den zooveelsten keer weer eens te pakken. Jack?" vroeg hij. „Ja," zei de ander somber. „Het is weer zoo ver. Ik wilde, dat ik. jouw geluk had, Bert. Je loopt met een kalm gezicht in het hol van den leeuw en vertrekt geen spier! Ik begrijp het niet!" Hij zei het knorrig en met een zekere ongerustheid over het risico, dat zijn vriend hep. „De „Dooder" zag het en lachte hartelijk. „Mijn geheim — of mijn geluk, zooals je het noemen wilt," zei hij, „bestaat slechts hieruit: doe of de heele wereld van jou is. Ik heb het je al zoo dikwijls gezegd — als je niet zoo'n vervloekte dwaas was, zou je hier niet zitten. Er is werkelijk niets aan. Jack, geloof me. Ik ga daar waar ik wil gaan, geniet van het leven, en als ik een karweitje onder handen heb, dan schiet ik als het noodig is en ik schiet altijd raak! Dooden kunnen immers niets over vertellen! Als iemand het ongeluk heeft, mijn gezicht te zien als ik met iets bezig ben, schiet er niets anders voor hem over dan een klein looden passe-partout voor een lange reis en klaar is Kees. Het is heel eenvoudig, maar je moet er den moed en de flair voor hebben. Dat is alles." Jack knikte peinzend en een oogenblik later waarschuwde een groote bel hen, dat de toegestane tijd verstreken was. „Bonjour Jack," zei de ,,Dooder". „Het spijt me werkelijk, dat je er weer ingeloopen bent." „Ik dank je, dat je me bent komen opzoeken," zei de gevangene triest. De „Dooder" glimlachte tegen hem en tegen den cipier, die naderkwam. Het was geen zalvende lach met een zweem valsche nederigheid er in; neen het was een glimlach, die den cipier eerbiedig aan den rand van zijn pet deed tikken en de „Dooder" ging naar buiten in de vrijheid tusschen de mannen en vrouwen door, die met sentimenteele gelaatstrekken en huilend of met harde, ruwe gezichten en schel-
Bi
KZSnil
(ter-i
sZjll
-AlVAP«2.
dend voor hem uit den weg gingen als voor iemand, wiens heele doen en laten bewees, dat hij in ieder opzicht boven de wet stond. De „Dooder" had er nooit spijt van als de gelegenheid zich had voorgedaan om zijn bijnaam eer aan te doen. Bloeddorstig was hij niet, maar hij miste allen eerbied voor een menschenleven of de hedendaagsche maatschappij. Van geld, de opbrengst van zijn misdaden, hield hij alleen maar om de macht en de vrijheid, die hij erdoor genoot; macht om alles, waar hij maar zin in had, te genieten, en vrijheid om te gaan en te komen zooals het hem inviel. Het was een gril van hem geweest om Jack achter de staven van de gevangenis te zien en hij had hem door zijn bezoek een daad van half-minachtende vriendschap bewezen. Hij hield
DE LAAT/TE MODE
3 j
er van om plotseling tot de een of andere reis, die in zijn' verbeelding opkwam, te besluiten, zijn kaartje te koopen en weg te gaan. Terwijl hij even later door een vrij drukke straat liep, viel zijn oog op een kleurig uithangbord, waar met groote letters op te lezen stond: Brengt Uw winter door in het Zonnige Zuiden. Voor zijn verbeelding werd de plaat werkelijkheid. Hij zag een groot, breed strand en een blauwe zee, door de zon gebruinde menschen in badcostuum; een geheel waar een sfeer Van rust en opgewfektheid van uitging. Hij wilde, dat hij Van zijn laatsten „slag" meer had overgehouden, zoodat hij nu een flinke lange vacantie zou kunnen nemen. Hij voelde zich den laatsten tijd wat overspannen; een langdurige rust zou hem goed doen en zijn belangstelling voor zijn beroep weer hernieuwen.
Bi ■
3n hel begijnhof ie ftlechelen. JOB
da Swerü.
Hij liep de straat op en neer, terwijl hij den stand van zaken in overweging nam, ongeduldig en geërgerd als altijd als iets of iemand zijn plannen verhinderde. Een honderd meter verder werd zijn aandacht getrokken door een plakkaat, dat boven een theater hing. GILES RALEIGH IN BALLINGSCHAP IN DE TROPEN Hij bleef bij den ingang staan. De foto's, de bescheiden maar toch sprekende aanplakbiljetten, de namen van de spelers bewezen dat het een goed en ernstig stuk was. Er waren tijden, dat hij de verleiding voelde van heldere lichten, van een dancing en jazzmuziek, en als hij in zoo'n stemming was, gaf hij er ook meestal aan toe. Maar er waren andere tijden, waarin hij meer ernstige en serieuzere dingen apprecieerde, zooals nu. Hij liep de groote hall binnen naar het verkoop-loket. „Eén stalles voor vanavond," zei hij. „Zesde rij, mijnheer, ik heb er nog een over." Hij betaalde en bleef terzijde even stilstaan om het plaatsbewijs op te bergen. Een of twee keer had hij zijn kaartje verloren en sindsdien stopte hij het zorgvuldig weg. En het was door deze voorzorg, dat zijn plannen om naar het buitenland te gaan een vasteren vorm kregen. Schuin achter hem werd een deur, waar met groote letters „Kantoor" op stond, geopend en twee mannen kwamen naar buiten. De een was jong en goed gekleed; de ander was ouder en had meer iets van een artist in zijn uiterlijk. „Ik geloof, dat u het beter niét kunt doen, mijnheer," zei de jongeman ernstig. „Nonsens! Het is daar veiliger dan in de safe 's nachts. Lees de couranten, Slayne, dan weet je, wat er met de safes tegenwoordig gebeurt. Ik zal je vertellen, dat, al breken er honderd dieven, bij wijze van spreken, in mijn huis in, ze waarschijnlijk toch nog de bewuste plaats over het hoofd zullen zien. En wat Mills en zijn vrouw betreft... die zijn zoo eerlijk als goud! Anders zou ik het toch niet in de keuken durven verbergen!" „Ik zou het toch in ieder geval voor iedereen verzwijgen," zei de ander ongerust. Ze gingen verder. De „Doodcr", met de gewone rust en zekerheid van zijn methode van werken, wandelde hen rustig achterna. Het kon zijn, dat de twee mannen zorgvuldig om zich heen zouden kijken en het verdacht zouden vinden, dat hij daar, zonder iets te doen, in de groote hall was blijven staan; nu wierpen ze geen blik op hem. De „Dooder" bleef een ' oogenblik staan om een paar onmetelijk groo-te handschoenen aan te trekken en er zich van -te overtuigen, dat zijn kaartje nog in zijn borstzak zat. Toen wandelde hij snel achter de beide mannen aan, bleef even stilstaan om een moderne uitstalling dassen te bewonderen en liep weer verder alsof de mannen, die hij volgde voor hem net zoo weinig van belang waren als het bont in de groote étalage van den pelswerker om den hock van de straat. Hij wachtte verscholen in een portiek tot de twee afscheid van elkaar genomen hadden en ze ieder een verschillende bus bestegen hadden. Hij klom achter den ouderen man aan en ging naast hem zitten. Hij volgde hem op een grooten afstand opnieuw, toen hij uitstapte en kon zoodoende een blik op het huis werpen waar zijn toekomstige slachtoffer woonde. Het was een groot, fraai huis, dat in een grooten tuin achter verschillende hagen en lanen verscholen lag; een dier moderne villa's met lage, breede ramen, die de „Doodcr" zeer waardeerde. In een huis als dit moest alles wel van een leien dakje gaan! Even later sloop hij naar den achterkant en bekeek de keuken. Het raam was juist geschikt voor zoo'n nachtelijken inval als hij in den zin had. Een nadere beschouwing bracht hem de overtuiging, dat de bediendenkamers boven op de tweede étage moesten zijn. Met een andere bus keerde hij naar de stad terug; hij ging een postkantoor binnen en ontdekte in een adresboek, dat zijn slachtoffer Geoffrey Hichens
Madge Evans, Anita Page en Joan Marsh, die het succes van menige M.G.M.-film helpen verzekeren.
'm
^—
heette en directeur van een groot theater was. Daarna ging hij naar het theater terug en ontdekte den bewusten naam op de aanplakbiljetten. Het was nu al laat in den middag en de groote hall was vol menschen, die een plaatsbewijs kochten voor de voorstelling van den volgenden avond of de volgende week. De „Dooder" verheugde zich heimelijk. Wanneer al het geld binnen zou zijn en de geldkoffers gevuld, waren de banken al lang gesloten. Het was puur geluk en er was geen greintje gevaar bij hetgeen hij van plan was. Hij voelde in zijn verbeelding den zuidenwind reeds langs zijn gezicht strijken. Maar plotseling kwam er een gedachte bij hem op: het was allicht beter en veiliger om vanavond niet naar de voorstelling te gaan. Maar hij had zijn zinnen op dit stuk gezet en hij was niet van plan om de voorstelling mis te loopen. Hij ging in de rij staan en wachtte tot zijn beurt gekomen wa>. „Ik wilde graag mijn plaats voor vanavond ruilen tegen een voor de matinee van morgen," zei hij vriendelijk tot het meisje achter het loket. „Zou het gaan, denkt u ?" „Uitverkocht," antwoordde het meisje. „De beide Zaterdagmiddag-voorstellingen zijn totaal uitverkocht." „Dat is jammer." De „Dooder" aarzelde. „Wacht eens even," zei het meisje gedecideerd. „Ik heb nog één loge voor u. Verder niets." „Geeft u die dan maar." Hij betaalde het verschil bij, nam het biljet en verdween in de menigte. Hij was in een uiterst goede stemming. Hij had zijn zinnen nu eenmaal op dit tooneelstuk gezet en hij was buitengewoon verheugd, dat hij zijn zin gekregen had. Het was een brutaal stukje, wat hij uit ging halen, maar dat trok hem juist aan. Het idee daar in een loge te zitten met de opbrengsten van de voorstelling in zijn zak — dat was pas werk en door de brutaliteit was hij meteen veilig I Niemand
zou den dief daar immers zoeken! Hij wilde dat hij het Jack kon vertellen — Jack, die nog wezenloozer dan anders zou kijken en nog wanhopiger met zijn hoofd zou schudden. Het begon donker te worden; de lichten werden aangestoken en het werd druk op straat, omdat alle kantoren nu gingen sluiten en de menschen naar huis gingen. Hij keek met een halfcynischen glimlach naar de menigte, die zich voorbij hem haastte. Waarschijnlijk zouden ze hem voor een weigestelden zakenman of makelaar in effecten verslijten of voor iets anders, behalve voor wat hij in werkelijkheid was. Met ëen achteloos gebaar gaf hij een bedelaar, die om een penny vroeg, een heelen shilling en hielp een oude dame de straat oversteken. Hij hielp haar voorzichtig en galant, hetgeen twee meisjes die voorbijkwamen, de opmerking ontlokte: „Is dat niet buitengewoon aardig van hem? Dat vind je tegenwoordig niet veel meer!" De „Dooder" grinnikte in zichzelf. Als ze alles eens wisten! Zelfs de politie-agent, die van terzijde zijn galante pogingen had gadegeslagen, tikte eerbiedig aan zijn pet. Als ze eens wisten, dat hij zonder een spier te vertrekken hen allemaal graag uit den weg zou ruimen als ze hem ook maar eenigszins tegen zouden werken. Als ze eens wisten, wat de oude Jack in de gevangenis alleen wist! Hij verdrong deze gedachte. Hij kon er koelbloedig aan denken, in den morgen of op ieder ander oogenblik, behalve wanneer de duisternis zich over de aarde spreidde en er groote schaduwen in de straten vielen en de helle lichten van winkels en theaters de stad een grotesk aanzien gaven en de „Dooder" ten prooi viel aan vrees en schrikbeelden, die het gevolg waren van zijn vele bloederige avonturen. Even voor zeven stapte de „Dooder" een restaurant binnen om te dineeren. Het was een eerste-klas gelegenheid en hoewel de tafeltjes ver genoeg uit
ACIHITER OE SCHEO^IMIEIftl. Regisseur Harry Beaumont bij de opname van een scène eenernieuwe M.G.M.-film, waarin Joan Marsh en Leila Hyams, die men rechts op de foto ziet, de hoofdrollen vervuilen.
De zékerste weg om slank te worden. Duizenden tevreden vrouwen en mannen, die door het gebruik van Facil-Pastilles slank geworden zijn, schrijven ons over de uitstekende resultaten en volkomen onschadelijkheid hiervan. Ja - F a c i 1 is de zékerste weg om slank te worden, als U zich maar aan de gebruiksaanwijzing houdt. Facil is gebaseerd op het principe van geleidelijk gewichtsverlies, dè éénig juiste en gezonde manier, en maakt slank zonder dieet, zonder de minste last of éénig nadeelig gevolg. Facil is verkrijgbaar in apotheken en drogisterijen è f 3.- per buis van 100 Pastilles voor een vermageringskuur van 3 weken. elkaar stonden, kon hij zoo nu en dan tusschen de verschillende nummers, die het orkest ten beste gaf, door, brokstukken van gesprekken opvangen. Een man en een vrouw, die aan een tafeltje dicht bij het zijne zaten, spraken over het stuk, waarvoor hij een kaartje in zijn zak had. „Het is een knap stuk," vond de man. „Het is een stuk voor Raleigh — absoluut!" zei het meisje. „Ja, ik geloof dat je gelijk hebt. Het stuk zelf is wat afgezaagd, maar je vergeet het, als je Raleigh ziet spelen." Het orkest maakte een verder afluisteren onmogelijk en de „Dooder" gaf zijn aandacht aan de muziek. Nu speet het hem weer, dat hij zijn plaats voor vanavond maar niet gehouden had. Na een goed diner' en een sigaret verlangde hij naar wat amusement en afleiding. Enfin, zaken waren zaken! En allicht zou hij er morgen meer van genieten dan dien avond mogelijk kon zijn. Hij had tijd in overvloed en liep een bioscoop binnen, waar hij zich kostelijk amuseerde met een film met alle mogelijke en onmogelijke avonturen, die natuurlijk met een „happy end" afliep. De „Dooder" grinnikte grimmig. Zijn avonturen waren spannender! Het was elf uur toen hij naar buiten kwam. Op zijn gemak liep hij langs het groote theater waar „Ballingschap in de Tropen" speelde. De deuren werden net opengezet en een groote menschenmenigte stroomde naar buiten. Hij moest nog een poosje geduld hebben. Het was misschien ook beter na de stoffige atmosfeer van den bioscoop om een deel te wandelen in plaats van het een of ander voertuig te nemen, dat hem naar zijn plaats van bestemming zou brengen. Het was een prachtige avond, hoewel het wel wat te frisch was voor iemand, die naar het Zuiden verlangde. Een groote oranje maan hing
tusschen de sterren in een volkomen egale lucht. De „Dooder" wandelde peinzend verder; een oogenblik was hij zoo volkomen onder den invloed van de groote romantische stemming, die in de lucht hing, dat zijn toekomst hem geen belang meer inboezemde. Hij keek naar de oranje maan en het was hem alsof de gezichten van zijn slachtoffers van uit den ronden bol tegen hem grijnsden en een oogenblik huiverde hij. Hij bereikte den weg waar Hichens woonde en kwam juist op tijd om te zien, hoe een taxi de breede oprijlaan, die naar zijn huis voerde, uitreed en den weg opdraaide. De wagen was leeg. De „Dooder" grinnikte; zonder twijfel bevond Hieben zich veilig en wel met het geld thuis. Het gezicht van Hichens kwam weer vpor zijn geest. Juist het type man om zooiets te doen. Het was bijna net zoo'n goed plan als van den „Dooder" zelf: Doe iets wat niet verwacht wordt en je bent veilig. Maar één groote fout had de ander gemaakt, hij had over zijn plan gepraat, terwijl anderen hem hadden kunnen hooren... Hij moest natuurlijk tijd genoeg hebben om het geld zorgvuldig in zijn bergplaats weg te sluiten. Het zou misschien het beste en het voorzichtigste zijn, om te wachten tot de lichten uit waren. De „Dooder" was jammer genoeg te vroeg gekomen en het was niet raadzaam, om hier te blijven hangen. Hij hoorde reeds den stap van een poütie-agent, die zijn ronde deed. Hij wandelde vlug die richting uit. Een groote gedaante met een blauwe jas aan doemde in de duisternis voor hem op. „Goeden avond," zei de „Dooder" opgewekt. „'n Avond, mijnheer!" Hij was altijd vriendelijk en beleefd tegen agenten; dat bracht zijn beroep mee. Na een eindje te hebben geloop^i kwam hij tot de ontdekking, dat de weg doodliep, maar een Tdein, smal paadje verbond de laan met den straatweg, die aan den achterkant van de villa's liep. Hij dankte de eigenaars van de verschillende tuinen, dat ze groote heggen en boomen aangeplant hadden, in welker schaduw hij onopgemerkt verder kon sluipen, door niemand gezien, behalve door een groote zwarte kat, die hem met onvriendelijke, groene oogen" aan zat te kijken. Eindelijk, aan den achterkant van Hichens huis, bleef hij staan om er zich van te overtuigen, dat zijn revolver nog in zijn zak zat. Hij flitste zijn zaklantaarn aan en kwam tot de ontdekking, dat hij dicht bij het keukenraam, het doel van zijn tocht, was. Hier moest hij eigenlijk maar een poos wachten — als een schip, dat wachten moet op een gun-
Cms DUZZLE-IiCEKJE Nieuwe opgave No. 438. RUITENRAADSFL.
Red. »Het Weekblad", Galgewater 22, Leiden, en op briefkaart of couvert a.u.b. duidelijk vermelden: .Ons Puzzle-hoekje No. 438". Deze oplossingr kan desgewenscht tegelijk inÏezonden worden met de Wekelijksche Vraag, och dan a.u.b. op aparte, van naam en adres voorziene velletjes papier. Oplossing van „Ons Puzzle-hoekje No. 435".
In de ruilen — te beginnen bij en in de richting van het pijltje — woorden in te vullen van onderstaande beteekenis: 1. soort boot. - 2. middag. - 3. verharding van de opperhuid. - 4. spruit. - 5.fruit. - 6. bestuurder van Venetië - 7. soort antilope. - 8. stad in Japan. - 9. sprakeloos. - 10. jongensnaam. - 11. zilveren muntstuk in Bulgarije. -12. arbeid. -13. deel van een schip. - 14. honingbij. - 15. voorbijgaande smaak. - 16. scheikundige verbinding. - 17. kaartspel. - 18. openbare betrekking. - 19. boom. 20. figuur uit de sprookjeswereld. - 21. gebruikt men oy een stoof. - 22. strak. - 23. kringvormig koraaleiland. - 24. gele verfstof. - 25, boom. Onder hen, die ons vóór 23 Juni (abonné's in overzeesche gewesten vóór 23 Augustus) goede oplossingen zenden, verloten wij een prijs van f 3.50 en drie troostprijzen. Adresseeren aan:
stigen wind om uit te kunnen zeilen. Angst voor ontdekking hoefde hij niet te hebben; er heerschte een Egyptische duisternis. Hij hurkte neer in den donkeren nacht, die als een kleed van zwart fluweel om hem heenviel. Hij luisterde naar de zachte nachtelijke geluiden om hem heen; het geknirp van het grint, waaruit een vogel, bang geworden door de dreigende blikken van de kat, opvloog. Eén oogenblik keerden de groene oogen zich weer vijandig naar hem het eenige levende wezen, dat van zijn aanwezigheid onder Hichens keukenraam wist. De populieren ruischten zoo nu en dan, door een zacht windje bewogen. Hij keek er met aandacht naar; niet vanwege hun trotsche schoonheid, maar omdat hij door er naar te kijken kon merken wanneer alles in huis stil en donker was geworden, want het licht uit de verschillende ramen viel precies op de boomen. Plotseling merkte hij, dat hij stijf en koud werd van het zitten in de duisternis. De gele bladen van de boomen om hem heen vielen geregeld op den grond en herinnerden hem er aan, dat het spoedig winter werd, dien hij zou ontvluchten door naar het Zuiden te gaan. Hij moest nu maar eens beginnen. Met een paar katachtige bewegingen sloop hij naar het huis en ontdekte met voldoening, dat de lichten eindelijk uit waren. Zijn tijd was gekomen! Bij het raam aangekomen scheelde het weinig of hij was ontdekt. Een wagen met de koplichten aan draaide de oprijlaan van het naburige huis in en één seconde lang werd hij door de schijnwerpers schel belicht. De „Dooder" dook haastig, geërgerd achter een beschermende struik, terwijl zijn hand al naar het wapen reikte, iets waarmee hij zijn bijnaam verdiend had. De auto reed verder en bleef recht - 7 -
Na loting werd de hoofdprijs toegekend aun den heer J. Weyerman te 's-Gravenhage. De troostprijzen werden verworven door den heer P. Mens te Amsterdam, me^. C. E. M. Dietz te 's-Gravenhage en den heer C. Hartog te A'dam. De prijzen, die wij onder onze Indische abonné's verlootten, werden verworven door den heer P. Martodlhardjo te Pontianak (/ 2.50), den heer The Béng Gwan te Poerwakarta (tr. pr.) en den heer B. Th. v, Toledo te Klaten (tr. pr.)
tegenover hem staan, aan den anderen kant van de heg. Een gebiedende stem zei: „Het zal wel een poosje duren, Johnson. Je moest ondertusschen maar even kijken wat er aan hapert." „Goed, mijnheer!" Wat een ongeluk! De man zou daar wie-weet-hoe-lang-blijven staan! Wacht! Hij begon aan den motor te morrelen. Het was nog een geluk, per slot van rekening! Niet, dat het raam eenige moeite voor hem — een expert — zou opleveren, maar met het geronk van de machine aan den anderen kant van de heg kon men niets van zijn bewegingen hooren. In een oogwenk had hij zich op het kozijn geslingerd, opende het raam en sprong naar binnen. Hij kon zich zoo vrij bewegen als hij maar wilde met het lawaai buiten. Het kon wellicht een poosje duren voor hij den buit gevonden had, dien hij door Hichens' slimme plan op het spoor was gekomen. Dat hij het geld vinden zou, daarvan was hij overtuigd. Zijn eenige angst was, dat Hichens nog van plan veranderd kon zijn en het ergens anders kon hebben ondergebracht. Dan moest hij maar andere dingen van waarde meenemen, hoewel hij het liever niet deed, omdat baar geld veel veiliger en veel gemakkelijker was. Hij flitste een zaklantaarn aan, zorgend, dat het licht van buiten af niet gezien kon worden. Daarna zocht hij de geheele keuken af, in ieder kastje en hoekje, tot alleen de provisiekamer nog overbleef. Het was zoeken naar een naald in een hooiberg! Met stugge vasthoudendheid doorzocht hij ieder zakje en ieder potje; hij begon hij de laagste kastjes en werkte systematisch naar boven — zijn ergernis groeide met iedere minuut. Wat een idioot was hij geweest, om te denken dat het zóó gemakkelijk zou gaan! (Vervolg op pagina 12)
' /
'
OUDE WALSMUZIEK DOOR
M
et tamelijk veel nauwkeurigheid weten we, waar de meeste onzer moderne dansen vandaan komen en niet zonder eenige ironie zou men er zelfs aan kunnen toevoegen, dat van menigen nieuwen dans des te meer over de geboorte gesproken wordt, naar gelang hij gauwer ,,sans tambour et trompettes" verdwijnt. Niet aldus wat aangaat de oude wals, welker oorsprong in een duister verleden ligt. Franschen, Italianen en Duitschers wedijveren om de eer haar in het leven te hebben geroepen. Vast staat, dat walsmuziek reeds kan herkend worden in zeer oude volksdansen. Zooals wij de moderne Waltz kennen, moeten we denkelijk haar bakermat zoeken in het oude Beieren, waar de „Waltzer" in het begin der achttiende eeuw in zwang was. Wat Engeland aangaat: toen de wals in het begin der negentiende eeuw aldaar geïntroduceerd werd, wekte zij een storm van verontwaardiging en spotlust. Zelfs de bekende dichter Lord Byron waagde een smaad-gedichtje tegen de wals. Pas ten tijde van Schubert kwam men openlijk tot de erkentenis, dat er in de walsmotieven niet slechts charme, maar onmiskenbare muzikale waarde school. En van toen af werd de wals werkelijk populair. Een overgroot aantal van bekende Weensche componisten hielden zich zeer speciaal met de walsmuziek bezig en na aldus in het begin der XlXe eeuw haar bestaansrecht gevestigd te hebben, was er slechts de invloed van den ouden Johan Strauss noodig, om den zege definitief te maken. Doch de verdienste van Strauss bestaat niet slechts hierin, dat hij zoo ongeveer vaste regelen maakte voor de walsmuziek. Samen met beroemdheden als Waldteufel, Lanner en Labitsky wist hij levendigheid in de muziek te brengen. Vóór de zoogenaamde Weensche school er zich mee bemoeide, was de wals bijna altijd statig en plechtig. Doch nu werd het tempo versneld en bracht men e: een sfeer van opwindende vroolijkheid in, die over 't algemeen oorzaak is geweest van een algeheele evolutie in de dansmuziek. Dat overigens dit luchtiger genre niet noodgedwongen moet leiden tot een gemis aan inhoud, vindt men in een onmiddellijk daaropvolgende periode voldoende aangetoond in het werk van andere componisten. Onder hen dient Franz Lehar — vooral bekend om zijn operettedeuntjes op walsmuziek — een speciale vermelding te krijgen, omdat hij een typische vertegenwoordiger is van het allerbeste in deze nieuwe richting.
Doos30-60Jube80ct.BijApoth en Drogisten.
and his
COR KLINKERT
Hier dient echter een opmerking geplaatst te worden. Tegenwoordig spelen we de geheele wals in een onveranderlijk tempo, doch in de oorspronkelijke dansmuziek was dit niet het geval. Als men de oorspronkelijke partituur van Strauss', Lehars of Waldteufels muziek naslaat, dan zal men daar op verschillende plaatsen aanduidingen vinden als „accelerando" of „rallentando". Men volgde toen volstrekt niet de uniforme aanduidingen van den metronoom en dit is niet zonder beteekenis: in éénzelfde wals kan men aldus zachtvloeiende, langzame gedeelten hebben en opwindende, snelle tempo's. Overigens is het duideüjk, dat men met een uniform tempo de oorspronkelijke beteekenis van de dansmuziek in het gedrang brengt. Tenslotte hadden de genoemde componisten, net zooals de jonge Strauss, de gewoonte altijd zelf hun orkesten te dirigeeren, en het spreekt toch vanzelf, dat dergelijke aanduidingen, door henzelf toegepast, beslist zouden moeten nagevolgd worden. Wie kan, beter dan de componisten, weten hoe hun muziek moet vertolkt worden ? Hierin krijgen we nu echter een tamelijk typisch onderscheid met onze moderne dansopvattingen. Immers: vroeger wist men blijkens het bovenstaande, in een enkelen dans verschillende effecten te bereiken door éénzelfde figuur te dansen op een verschillend tempo. Men vergete dan ook niet, dat de oude wals uitsluitend bestond uit twee „halve draaien", die elk drie tijden duurde, zoodat de complete walsdraai in twee maten geëindigd was, waarna men altijd opnieuw dezelfde figuur herhaalde. Tegenwoordig daarentegen zijn we er op aangewezen onzen drang naar variatie, naar verschillende stemmingen en nuances, te bevredigen, door het afwisselen van verschillende passen. Weliswaar zijn de figuren, die in de wals gebruikt worden, veel minder talrijk dan in andere moderne dansen, maar het tempo moet hetzelfde blijven en zoozeer .zitten we hieraan zelfs gebonden, dat het voor een geheel seizoen onveranderlijk vastgesteld wordt door een groep van Engelsche danstechnici. (Terloops zij hier vermeld, dat deze danstechnici onlangs besloten hebben, dat het tempo van alle moderne dansen een weinig zal vertraagd worden). Dit laatste schijnt mij, om het eerlijk te erkennen, weinig bevorderlijk voor de innerlijke waarde van den dans. Technisch moge hij er op vooruitgaan, als men alle passen weet te maken op een wetenschappelijk berekende snelheid, maar: tenslotte is het ons toch niet alleen om wetenschappelijk dansen te doen, maar wenschen we toch allemaal slechts de techniek te maken tot een geschikt hulpmiddel om prettig en genotvol te dansen. Wil men een klein bewijs, hoe belangrijk dit afwisselend tempo kon zijn voor een préttigen dansavond? Welnu, velen - 8 -
Een bloemlezing van den geestigsten geïllustreerden humor uit de buitenlandse he tijdschriften.
DOUGLAS FAIRBANKS Jr.
zullen zich herinneren, hoe bij de laatste tournees van Johan Strauss, deze soms onverwacht zijn „accelerando's" met den dirigeerstok aangaf bij bepaalde meesleepende gedeelten van zijn composities. Telkens ging er als het ware een trilling door de zaal. Wat enkele minuten tevoren nog slechts fraaie dansmuziek was, werd plotseling tot iets, dat onweerstaanbaar meesleept en dat „stemming" bracht onder de aanwezigen. Wat een verschil met de manier, waarop sommige jazz-orkesten stemming meenen te kunnen veroorzaken: een paar gilletjes... een cacophonie van stemmen in de orkestruimte, die meezingen ... en die dan verwachten, dat dit volstaat om wellicht ook de menschen in de zaal te doen meezingen en in een vroolijke stemming te brengen. Meestal bereikt men hiermee nist anders dan dat de dansenden eens met een nieuwsgierigen glimlach opkijken en zich afvragen: „Wat hebben ze nou weer ?" Maar ... stemming in de zaal ? Neen, dan maar liever de methode van de oude walsen, die 't niet noodig hadden kunstmatig stemming te zoeken, maar die deze stemmingen in zich droegen... Is het dan te verbazen, dat na de oorlogsjaren, toen de wals even terzijde geschoven was, deze thans opnieuw onweerstaanbaar naar voren komt ? Dat zelfs de fraaiste dansliedjes, die ons uit Amerika overgezonden worden, toch steeds maar opnieuw ééndags-vliegen blijken te zijn, ondanks onze bereidwilligheid omTê te adopteeren, terwijl die muziekteksten vaak werkelijk het begrijpen niet waard zijn ? Terwijl daarentegen jaar-in, jaar-uit, de meesleepende melodieën van Weensche walsen ons blijven bekoren, zich vastankeren in ons geheugen en bij uitnemendheid het symbool blijven van gezonden levenslust en levensvreugde? Dit alles moet een reden hebben. Waarom echter zooveel woorden om te trachten, die reden te verklaren ? Oude walsmuziek is niet iets, dat moet beredeneerd worden met verstandelijke hersenen, maar dat moet gekend worden door het gevoel. Welnu, zoolang we in den dans nog blijven zoeken naar een „gevoels-element", zoolang ook zullen de oude walsen ons blijven bekoren. En als het gevoel er niet meer in meetelt... ja, laten we dan ook maar liever niét meer dansen, want dan hebben we er toch niets aan!
SPRINGTIME VIRGINIA CIGARETTE
CENT ONLY
Cko^Jva/^? Een geleerde heeft medegredeeld, dat de aanwezigheid van een boom zeer veel bijdraagt tot de zuivering der atmosfeer. — Hiervan is natuurlijk uitgezonderd het geval, dat iemand in het donker over de wortels struikelt of zijn hoofd stoot aan de takken. Een huisvader in Groningen alarmeerde de politie, omdat hij dacht, dat er in het huis naast hem iemand werd vermoord. — De geyser in onze badkamer maakt een dergelijk geluid.
>-
De bestuurder van de stoomwals: „Heilal Als jullie nou de wals maar niet hebben beschadigd!" (Tit-Bits)
Bij een volksstam in Afrika bestaat de conversatie uit een reeks van wonderlijke keelgeluiden. — Dit is al sinds jaren een ingeburgerde Hollandsche gewoonte, die echter alleen bij het ontbijt wordt gevolgd. Een Amerikaan beroemt er zich op, dat hij zijn hond heeft geleerd, eenige woorden te lezen. Dat is o.i. niets bijzonders; onze hond verslindt heele boekdeelenl Een brievenbesteller won dezer dagen een wedstrijd in het hardloopen. — Men beweert echter, dat de terrier, die hem achterna zat, al wat oud en aftandsch was. Een ontdekkingsreiziger beschrijft in zijn laatste boek, hoe hij, aankomende op een klein koraaleiland in de Stille Zuidzee, een tioep inboorlingen vond, die met aandacht zeten te luisteren naar een radiotoestel. — Het was echter een groote verlichting voor hem, dat de stem in den luidspreker een lezing hield over het nut van het vegetarisme.
Bijziende dame: „Die verliefde paren in het park vind ik beslist irriteerend!" (Der Lustige Sachse)
Hospita: „Het ziet er uit naar regen, vindt U niet?" De nieuwe commensaal: „Ik geloof het ook — en het ruikt naar cichorei!" (D/e Grüne Post)
„Nog steeds zijn er oorden op de wereld, waar nog nooit een man een voet heeft gezet," lezen wij. — Zij hebben eenvoudig niet den moed om zoo'n lingeriewinkel binnen te gaan en de artikelen te koopen, die hun vrouw hun gezegd heeft mee te brengen.
REMBRANDT THEATER AMSTERDAM BRENGT STEEDS DE BESTE PROGRAM MA'S
Hfj: „Zij heeft mij verteld, dat zij altijd heen en terug naar kantoor loopt voor haar teint." Zij: „Ja. Ze spaart er genoeg tramgeld door uit om dat goedje te kunnen koopen \" (The Humorist) - 9 -
Eerste actrice: „In mijn liefdesscène in het eerste bedrijf wist ik niet, of ik mijn oogen moest sluiten of niet." Co/lepa: „Ik heb de zelfde besluiteloosheid meenen op te merken bij het publiek." (Syrfney Bulletin)
- —
lOSEPHINE BAKER IN ONS LAND Men heeft het dezer dagen kunnen lezen, met welk een enthousiasme Josephine Baker, de zwarte danseres, in ons land ontvangen is. En onwillekeurig kwam hierdoor die avond, nu weer vier jaar geleden, in mijn herinnering, toen Josephine het raadzaam scheen te oordeelen haar afscheidsavond te geven in de beroemde salie „Pleyel". Ze heeft haar roem overleefd, zei men, eiï die avond liet niet na een diepen indruk te maken op allen, die haar "komst en ongewonen opgang aan andere omstandigheden meenden te moeten toeschrijven dan aan een toevallige mode-rage. Josephine verdween van de planken der Parijsche music halls... Ze reisde de wereld dóèr en om, speelde in Stockholm en Amsterdam, in Berlijn en Budapest en meed daarbij met opzet Amerika, dat zij haat gelijk de Amerikanen haar rasgenooten haten, tot ze nu weer een jaar geleden in een festijn van kleuren en bruisende rhythmen in het Casino de Paris terugkeerde. In dien tijd leerde ze uitnemend Fransch en oefende haar comediegaven, en wèèr lag Parijs in aanbidding voor de Venus Noire, waarvan men bij dit optreden denzelfden gaven, puren indruk kreeg als toen zij voor den eersten keer als een charmante en bekoorlijke duivelin verscheen op de planken van het Theatre des Champs Elysées. Het was een heerlijke zomernamiddag toen heel Parijs naar buiten was gevlucht en men op de café-terrassen alle talen behalve Fransch hoorde spreken, toen ik Earl Leslie, die samen met Henri Varna deze revue had geschreven, in het Casino de Paris ging opzoeken. De jonge Amerikaan, die het in no time van danseur-partner van de Dolly Sisters en later van Mistinguette tot schrijver van vele en geslaagde revues had gebracht, zou me naar Josephine begeleiden. We reden in een verrukkelijke Delage — want revuesschrijven in Parijs is een loonend werk — naar het rendez-vouz, maar de ster bleek niet thuis. Was als gebruikelijk haar afspraak vergeten.... „Te ongedurig," zei, mijn gastheer enkele oogenblikken later van achter een Amer-picon, waarop hij de straat overstak en eenige oogenblikken later met een tweetal boekwerkjes terugkeerde; het een klein en charmant „Les mémoires de Josephine Baker", het ander een romannetje „Mon sang dans tes veines", een geschiedenis van Josephine Baker. Het laat zich begrijpen dat ik de boekjes uitlas. Er zou over dit eerste boekje veel te vertellen zijn, vooral met betrekking tot de dertig krabbels, waarmee Paul Colin het illustreerde en het aandeel dat Marcelle Sauvage — de ''dichterschrijver — aan de samenstelling had. Maar liever geef ik u hier het geregeld verhaal van dit reeds op een leeftijd, dat anderen eerst te leven be-
ginnen, aan herinneringen zoo overrijke leven. Het begin: in de koude en ellende van een straatarme negerfamilie te St. Louis. Van school loopt ze bij herhaling weg. Tot ze zestien is: de familie redeloos, zij — naar men meent — reddeloos! Ze knipt haar haren en gaat er vandoor. Hoe ze er toe kwam te gaan dansen ? Wel, ze had het koud, dus sprong ze rond. En iedereen vond dat bijzonder. Later ontstonden uit deze sprongen dansen, en al spoedig vond ze bij een slechte troep op tournee een onderkomen als dansgirl tegen negen dollars per week. En de meisjes noemden haar een aap. Van negen dollars werd het twintig en van twintig al spoedig tweehonderdvijftig dollars. Toen kwam Europa. Josephine accepteerde het aanbod van Parijs. De neger-jazz had inmiddels zijn intrede gedaan en Parijs wachtte op de danseres, die deze rhythmiek zou veruiterlijken. Elke tijd heeft de danseres, die hem toekomt. Josephine zit het dansen in het bloed, ze voelt het rhythme aan, direct en onverbiddelijk en ze gehoorzaamt er aan. Avond aan avond danste ze in de Follies Bergère. Haar entree ? Aan een zilveren draad uit den nok van het tooneel daalde een zeepbel neer, die als zij met den grond in aanraking kwam uiteenspatte. En daar stond dan het roomkleurige mulattinnetje en hield het meest verwende publiek van vijf werelddeelen in diepe aandacht geboeid. Intusschen zocht haar activiteit meer bezigheid. Dies opent ze een nachfrestaurant in de rue Fontaine, tusschen Moulin Rouge en de Rue Pigalle. Tot Parijs verscheen. De meest luxueuze limousines maakten queue voor haar „boite de nuit" en behalve dat zij iedereen van haar gasten om beurt ten dans noodde, danste zij nog zelve drie, vier dansen per nacht. Op één nacht verdiende zij het maandsalaris van een eerste-minister, tot geheel onverwacht Parijs zich van haar afkeerde. Ze trok zich terug. Maar net even te laat. Een tournee door Europa vangt aan. En dan weer even onverwacht kondigen enorme affiches de nieuwe revue aan in het Casino de Paris: „Paris qui remue" met... Josephine Baker. Het geheele Parijsche premièrepubliek is aanwezig. Het doek gaat op. Een decor in een weelde van kleuren en een sc^ne vangt aan. Vogels van het oerwoud. Exotische vlinders, paradijsvogels en colibris komen op. De jazz herschept de muziek van het oerwoud; de wind mischt, papegaaien krijschen. Plots valt er een stilte. Een geheimzinnig tam-tam. Schijnwerpers richten zich ergens op een punt hoog in de lucht en dan, vóór men er op bedacht is, staat ze daar, oker verlicht; Josephine Baker in witte veerenpracht. En als ze de trap is afgedaald danst ze, onstuimig en bezeten zooals men dat tevoren nimmer zag.
Weer won ze met één slag het hart van Parijs! Maar een andere revue zette in en Josephine trok weer weg. Ditmaal naar Weenen en men zegt daar tot de ont-, dekking te zijn gekomen, dat ze bovendien een geboren zangeres is. Ze zingt er het bekende „J'ai deux amours" en het wiegeliedje „Pretty little Baby" en ze heeft er een uitbundig succes. Waarbij het tot verheugenis stemt, dat" wij haar thans zoowel in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam kunnen zien en hooren, in haar laatste creaties. Al heeft zij zelf maar één wensch: uit 't verblindend licht der schijnwerpers weg te komen. Naar een villa aan de Cóte dAzur.... In haar mémoires zei ze het reeds: „Ik zal trouwen, Ie plus simplement du monde. Ik zal kinderen hebben en veel dieren. Maar als één van mijn kinderen ooit in de Music Hall zou willen gaan, dan zou ik hem met deze eigen handen worgen, dat zweer ik u." Zoo spreekt dit gelukskind dat van huis wegliep om te dansen en het idool werd van vele wereldsteden ... MARCUS NITZOW1TSCH. rilM-ElSITHOUSIASTEN E. V. ie AMSTERDAM. Het adre. van Wolf Albach-Retty is Prager Hau», Prager Pla£z, Berlijn. U moet één antwoord* coupon insluiten. Het adres van Lil Dagover is Arys Allee 4, Berlijn. Misschien ver« schijnt er Over haar binnenkort ook wel een boekje. J. B. W. v. 5. te HILVERSUM. Het adres van Ludwig Berger is Ufa, Krausenstrasse 38—39, Berlijn. Hij zal voor de Ufa een film met Lilian Harvey en Willy Fritsch vervaardigen. ƒ. J. H. te VGRAVENHAGE. U doet het beste, als U zich in verbinding stelt met de directie van het Ufa«Tonverlag, Krausenstrasse 38—39, Berlijn. G. D. te AMSTERDAM. Antwoordcoupons zijn aan ieder postkantoor k 19 cent te verkrijgen. Zij kunnen in het buitenland tegen postzegels ingewisseld worden. B. v. d. S. V. te VGRAVENHAGE. Het adres van Wolf Albach-Retty is Prager Haus, Prager Platz, Berlijn. De gevraagde foto's hebben wij U gezonden. C. F. L. te AMSTERDAM. Het adres van Elisabeth Bergner is Faradayweg 15, Berlijn. Indien U haar schrijft en drie antwoord-coupons insluit, zal zij U gaarne een foto sturen. S. S. te MED AN. Dank voor Uw aardigen brief. Deze boekjes zijn binnenkort ook in Indië verkrijgbaar. Andere filmbladen bestaan in Nederland niet. De door U bedoelde foto's van Florence Vidor hebben wij niet ontvangen. J. K. te AMSTERDAM. Greta Garbo geeft voorloopig geen autogrammen meer.
Een enkele dauwdrop
hergeeft eiken morgen opnieuw het rozeblaadje zijn oorspronkelijke frischheid en kleur. Zoo schept het dagölijksch gebruik van „Zlj"-Crême steeds weer nieuwe schoonheid en kleur op hef gelaat van duizende meisjes en vrouwen
JOSEPHINE BAKER
- 10 -
-n
,
(Vervolé van pagina 7] Het had hem zoo eenvoudig geleken en het viel voor den duivel niet mee. Het ergste van alles was nog, dat het zoo'n hoop tijd in beslag nam. Zijn eenige geluk was nog het ronken van den motor buiten! De menschen in de buurt mochten misschien wakker worden, maar voor hem beteekende het een soort van bescherming. Ah! Wat was dat ? Hij had het, werkelijk, hij häd het! Zijn hand was geheel bestoven met stof van allerlei specerijen, waarvoor hij een moment doodelijk bang was, dat hij zou gaan niezen, maar hij had den buit en dat was de hoofdzaak. Bundels bankbiljetten en een koffer met zilvergeld. Dien zou hij maar hier laten; hij had genoeg aan de biljetten en het was ook veel gemakkelijker. Hij liet de banknoten even door zijn handen glijden en schatte ruw het bedrag. Het was genoeg om den geheelen winter in het Zuiden door te brengen! Kom, hij moest terug gaan naar het hotel — een van de beste van Londen — waar hij logeerde en naar bed gaan. Morgen zou hij van de matinee genieten en zelf voor een poosje een banneling worden. Hij liep snel naar het raam in zijn haast om weg te komen. Dat was altijd het oogenblik, waarop zijn zenuwen het niet veel langer ifit zouden houden. Tijdens de voorbereiding en de jacht zelf kon hij ze altijd in bedwang houden, maar op het punt van vertrek kostte het hem altijd een geweldige zelfbeheersching. Plotseling — alsof het een afgesproken teeken was — hield het lawaai van den motor op en ging over in een zacht snorrend geluid. Het defect was zeker gevonden; hij had liever gezien, dat het nog maar een poosje geduurd had. Maar hoe ook, de man had hem onbewust een goeden dienst bewezen. Vanaf het venster kon hij het gloeiende puntje van de sigaret van den chauffeur zien. De „Dooder" glimlachte; het amuseerde hem altijd om te bedenken.
Het Puistjespoeder
hoe plotseling het rustige geheel van den maanbeschenen nacht veranderen kon in een tooneel van misdaad en bloedvergieten... Daar was die jongeman, aan den anderen kant van de heg, die rustig zijn sigaret rookte, omdat zijn machine weer in orde was, terwijl hij absoluut onbewust was van het feit, dat er vlak bij hem in de buurt een diefstal gepleegd werd. En dat was maar goed ook voor hem! De hand van den „Dooder" voelde naar het wapen in zijn zak. Hij hield er niet van opgemerkt te worden. En het was voor iedereen beter om hem niét te zien. Hij lachte grimmig. Als die jongen hem zou zien ... zou hij nooit meer in staat zijn een sigarette te rooken. De „Dooder" stak zijn hand uit om het raam open te maken, dat hij na zijn binnenkomst zorgvuldig gesloten had. Maar terwijl hij dat deed, luisterde hij plotseling en intens-aandachtig. Hij had geluiden gehoord. Was het binnen of buiten ? Hij ging een beetje van het raam vandaan, zijn hand aan zijn revolver, onzeker wat hij precies had gehoord maar er absoluut van overtuigd, dat er ergens gevaar voor hem dreigde. Een kleine lichtstraal gleed over den vloer van de keuken en bereikte bijna de voeten van den „Dooder". Hij wist wat dat beteekende: iemand was de hall binnengekomen en had het licht opgedraaid, dat nu door de halfgesloten deur naar binnen viel. Zijn intuïtie en zijn ooren hadden hem niet bedrogen, want duidelijk hoorde hij voetstappen, die al nader en nader kwamen en al langzamer gingen. Die langzame stappen waren funest; hij kon nu niet ontsnappen of het moest hals over kop gebeuren, terwijl de chauffeur buiten hem dan misschien snappen zou en dan... Als het niet volstrekt noodig was, hield de „Dooder" niet van bloedvergieten. Een minuut later flitste onverwacht het licht in de keuken aan en een groote, gladgeschoren man met een
Men verwijdert onzuiverheden der huid onopvallend, betrouwbaar en snel met
ümmm- loeaeP Poeder (doos met 25 gram] fl. 1>25 Compact (vergulde doos met spiegeltje] .. fl. 1.50 Verkrijgbaar bij alle apotheken en drogisterijen
ernstig gedistingeerd gezicht en gekleed in een zijden pyama. die voor een deel onder een exotische -kamerjas zichtbaar was, stond op den drempel den „Dooder" aan te staren. Het was Hichens niet, maar dat maakte geen verschil. Koelbloedig besloten greep hij naar zijn revolver «n hief ze in de hoogte met een hand, die absoluut niet beefde. Hij wist precies op welk deel van een lichaam hij moest schieten om doel te treffen, zooals hij het wilde. Wanneer hij schoot, waren de slachtoffers ook meteen dood. De man had zijn gezicht gezien en daarvoor moest hij sterven. Toch aarzelde de „Dooder" nog even; de chauffeur stond nog altijd buiten in de schaduw van de populieren. Hij vond het nooit prettig om te moeten dooden, maar vooral niet wanneer er iemand in de buurt was, om een helpende hand tegen den moordenaar te bieden. Zooiets had veel van een melodrama en daar hield de „Dooder" niet van. Doch de man had hem gezien en hij diende zijn geheim te bewaren. Hij hief zijn revolver op om te schieten ... Zijn hart bonsde opeens in zijn keel. Er was iets vreemds aan den man tegenover hem. Dat had hij nog nooit meegemaakt, dat een man een revolver op zich zag richten zonder een spier te vertrekken en onbewogen naar een ontsnappenden indringer keek. Opeens sprak de man en gaf den „Dooder" zoodoende een ongevraagde verklaring: „Wie is daar? Ben jij dat, Mills?" De man was blind! De hand van den „Dooder" trilde en een zucht van verlichting ontsnapte hem. Hij hoefde niet te schieten! Niet dat hij mèèr wroeging zou hebben als hij den man van zijn leven beroofd had of die kat buiten, maar hij had een hekel aan lawaai en opwinding en alle vervelende dingen, die het mèt zich bracht. „Ben jij dat, Mills?" „Ja, mijnheer." Hij hoopte dat zijn stem den juisten klank had, hij maakte dat ze laag en onderdanig klonk. Hij herinnerde zich opeens weer de woorden van Hichens: „Mills en zijn vrouw zijn zoo eerlijk als goud..." Twee bedienden, een man en een vrouw, juist de menschen, die men op zoo'n plaats als deze noodig had. Hij keek den man tegenover hem in angstige spanning aan. Het was maar een klein kansje, maar het kon zijn, dat hij zou kunnen ontsnappen. Er was geen spoor van verdenking in de oogen van den vreemdeling — blauwe heldere oogen, wijd-open en op het eerste gezicht volkomen normaal, hoewel er bij een nadere beschouwing iets ondefi-
OPNAME VAN „HOLLANDS ROEM" VOOR HET UFATOON-JOURNAAL.
NIEUWS UIT DE STUDIOS ke
bekende filmacteur Hans Junkermann zal met ingang van i September theaterdirecteur worden. Hij heeft het bekende Schloss-Theater te Berlijn gepacht. Dolly Haas zal onder regie van Hans Steinhoff in de film „Scampolo" de hoofdrol vervullen. De Amerikaansche filmactrice Esther Ralston zal het komende seizoen voor de Gaumont British in Engeland spelen. Onder regie van Markies de la Falaise, de echtgenoot van Constance Bennet, zal men een Duitsche versie van de MetroGoldwyn-Mayer-film „Menschen in het hotel" vervaardigen. Men heeft' in Duitschland een actrice geëngageerd, die in plaats van Greta Garbo de woorden voor den microfoon spreekt. Op het doek echter zal men Greta Garbo aanschouwen. Het bekende tooneelstuk ,,Le Marriage de Mademoiselle Beulemans", waarin in ons land Magda Jansen triomfen vierde, zal onder regie van Jean Choux verfilmd worden. Betty Bird, de echtgenoote van den regisseur Gustav Ucicky, speelt de hoofdrol in „Ich will nicht wissen wer du bist". In Buster Keatons nieuwe film „Speak easily" zal „De man met het stalen snuit" bijgestaan worden door Jimmy (Schnozzle) Durante, Ruth Selwyn, Lawrence Grant, Sidney Toler, Henry Armetta en Hedda Hopper. De regie is in handen van Edgar Sedgewick. „Public Life" is de titel van een nieuwe Metro-Goldwyn-Mayer-film, waarin de hoofdrollen vervuld zullen worden door Lionel Barrymore, Nils Asther en Karen Morley. Friedrich Zelnik, de echtgenoot van Lya Mara, zal een film vervaardigen, waarin de drie Fratellini's optreden. Anna May Wong is door de filmmaatschappij Columbia geëngageerd. Johannes Riemann zal de hoofdrol spelen in een film getiteld „Het millioenentestament". Onder regie van Edmund Goulding zal voor Metro-Goldwyn-Mayer een film met Marion Davies en Robert Montgomery worden opgenomen, getiteld „Good time girl". De bekende regisseur Clarence Brown heeft een nieuw contract met de MetroGoldwyn-Mayer gesloten. Hij is thans met vacantie in Europa, waar hij van plan is groote reizen per vliegmachine te maken. Clarence Brown is bekend als regisseur van „Anna Christie", „Inspiration", „Emma" en „A free soul", welke beide laatste films in het komende seizoen zullen worden uitgebracht.
jy
CORRESPONDENTIE. W. J. H., Baarn. - Het Ts niet zoo makkelijk om aan uw verzoek te voldoen. Zoolang ons blad ook in kiosken verkocht wordt, willen en moeten de mensshen weten, wat het kost en kan dus de prijs niet wegblijven. Toch zullen wij gaarne overwegen, wat wij in deze kunnen doen.
Rust, kalmte en zelfbeheersching keeren weer terug na het gebruik van Mijnhapdt's Zenuwtabletten. Olazen Buisje 75 et. Bij Apoth. en Drogisten.
12 'f
•
'•
•
■
t
' ■
O® F©IOiisffi©(uiiPS HOmHclhi
nieerbaar-vreemds aan was en de „Dooder" was gerustgesteld. „Ik had wat honger, Mills; ik heb vanavond weinig gegeten en omdat ik toch wakker werd door het lawaai van dien ellendigen motor, ben ik maar naar beneden gekomen om een beschuit te halen. Geef me er een paar, dan ben je de beste." De „Dooder" snoof vergenoegd. Hij wist gelukkig waar de beschuiten stonden; hij ging er vlug heen, nam de trommel van een plank, haalde er twee beschuiten uit en bood ze den ander op een bordje, dat hij uit de kast haalde, aan. De man stak met een vluchtige beweging zijn hand uit, met de intuïtie, die eei> blinde leidt. „Dank je, Mills. Zet de rest op tafel in de bibliotheek, wil je? Ik wilde daar nog even een sigaret rooken." De „Dooder" aarzelde. Hij had er weinig zin in, zijn hoofd nog verder in den strop te steken; het raam' achter hem viel meer in zijn smaak. Maar het ging moeilijk om zijn rol van bediende opeens te laten varen. Hij ging dus voor den blinden man uit door verschillende kamers en vond gemakkelijk de bibliotheek. Hij zette in het halfduister, dat er heerschte, het bordje met de beschuiten op tafel. Maar opeens kwam er verdenking in hem op: hij zag het licht in de hall branden. Het was aangestoken toen de blinde man de keuken binnengekomen was. Waarom had een blinde licht noodig!? Zijn geest vervyerkte vlug deze nieuwe gedachte. Misschien was er, zelfs voor een blinde, nog eenige steun en hulp in electrisch licht; misschien waren dag en nacht toch niet geheel hetzelfde voor hem. Deze kwestie had hij nog nooit bestudeerd. Hoc het ook zij, de man volgde hem; hij kon zijn voetstappen hooren. Hij verborg zich in een gordijn bij den ingang en keek naar den binnenkomende. Neen — de man was blind I Dit kèn geen tooneelspel zijn. Iemand, die blindheid voor zou wenden, moest aar-
-n-
zelend doen, en deze man kwam tastend binnen en toch met een zekerheid, die blinden kenmerkt. Dit was geen tooneelspel. En toch.... Hij zou hem op de proef stellen. De man bleef een oogenblik op den drempel staan alsof hij ergens naar luisterde. Zou hij toch nog twijfelen, of het Mills wel was ? Het kon best; het gehoor was bij de meeste blinden beter ontwikkeld dan bij andere menschen. De „Dooder" duwde met een schielijke beweging zijn revolver voor het gezicht van den blinde, toen deze binnenkwam. Het wapen was geen twintig centimeter van zijn gezicht verwijderd. Iemand, die zien kon, moest het wapen hebben zien glinsteren in het licht van de hall en zou met geen mogelijkheid zoo onbewogen zijn blijven staan. De oogen van den man keken even naar het wapen, maar zoo vluchtig, alsof hij een onuitgesproken bedreiging om zich voelde maar ze niet definieeren kon. De „Dooder" was voldaan; de man was stekeblind. Hij had nu niets anders meer te doen dan te ontsnappen en goed te ontsnappen, want hij zag in het gezicht van den blinde een vreemden trek van verrassing en verwondering. De „Dooder" grinnikte zachtjes. Hij had buiten de vlugheid van den ander gerekend. Hij merkte, dat de man aan het een of ander, waarschijnlijk aan zijn stem, had gemerkt dat hij een indringer was en daarom had hij hem naar de bibliotheek gebracht, waar het moeilijk was om te ontsnappen met de nauwe hooge ramen boven de groote boekenplanken! De blinde man deed half tastend een stap naar voren; een oogenblik latei rustte zijn hand op den knop van de deur én nog een oogenblik later zou de „Dooder" opgesloten geweest zijn in een kamer met onmogelijk hooge ramen en een gesloten deur, maar zijn lenigheid en zijn nooit slapende achterdocht redden hem. Hij wierp zich tegen de halfgesloten deur, (üeTvoli op pagina 22)
IMDIAAMPO-IE
ALS HET LEVEN EEN TRIOMF WORDT SOCRATES. — DE EERSTE WIJSGEER EN WAT HIJ LEERDE. Socrates, de beroemde Grieksche wijsgeer, dien men ook wel eens den Grooten Vrager noemt — waarom, zal hierna blijken — werd in 469 v. Chr. te Athene geboren, dus aan het begin van de kortstondige periode van buitengewone grootheid dezer stad. Aan het hoofd der andere Grieksche steden, had zij de macht van het Perzische Rijk in den slag bij Salamis (490) gebroken. Hierdoor had zij voor haar bewoners op een kritiek oogenblik de gelegenheid verworven tot volledige vrijheid en economische onafhankelijkheid. Een eenvoudige levensopvatting en het houden van slaven verschafte bovendien den tijd voor het scheppen en in stand houden van een cultuur. Pericles, de volmaaktste redenaar die ooit geleefd heeft, maakte van Athene het geestelijke en intellectueele centrum der wereld. Kunsten en wetenschappen bloeiden. Het Parthenon, het schitterendste bouwwerk van dien tijd, verrees; Phidias opende de eeuw der volmaakte klassiekGrieksche beeldhouwkunst. Vier der grootste dramaturgen, die de wereld ooit heeft voortgebracht, schreven hun onvergetelijke werken : Aeschylus, groot in zijn eenvoud ; Sophocles, met zijn serene en volmaakte gratie ; Euripides, de scepticus met zijn sterken drang tot de waarheid ; Aristophanes, die zelfs de verhevenste van zijn tijdgenooten bespottelijk maakte. Het is waarschijnlijk, dat Socrates al deze mannen heeft gekend en met hen heeft verkeerd. Hoe dan ook : hij leefde in ieder geval in de gouden eeuw der wereld-cultuur. Terwijl kunst en literatuur bloeiden, verkeerde de wetenschap nog in haar kinderjaren en was- de religie — althans in Griekenland — nog niet tot een albezielende macht geworden. Maar het weinige, wat die laatsten te schenken hadden, interesseerde Socrates ten zeerste. En terwijl Athene zélf met stijgende onrust de religieuze experimenten volgde, die een groepje mannen — de Pythagoristen — even buiten haar grenzen beproefde, experimenten, die soms tot theocratische revoluties schenen te zullen voeren, verslond Socrates met blijdschap de berichten, die hem er van ter core kwamen. Zoo stond hij dus, de religieuswij sgeerige, als een betrekkelijk vreemde in zijn vaderstad, die wetenschap en godsdienst verwaarloosde ten koste van cultuur en kunst. Socrates was een van de leelijkste mannen uit de geschiedenis. Zijn leelijkheid is zelfs spreekwoordelijk : hij had een grooten wipneus, uitpuilende oogen en een dikken buik. Aanvankelijk koos hij het ambacht van zijn vader en werd beeldhouwer, maar spoedig liet hij den beitel rusten en ging, daartoe gedwongen door een inwendige stem, de Atheensche burgers onderwijzen in de filosofie en zich wijden aan de opvoeding van de Grieksche jeugd. Armelijk gekleed en barrevoets, wandelt hij door de straten. Bijna niemand wist, hoe en waarvan hij leefde ; aan den dag van morgen dacht hij nimmer. In militairen dienst droeg hij tijdens den strengsten winter dezelfde schamele
kleeren als in den heetsten zomer. Hij was een der grootste geesten van zijn tijd, misschien wel van alle eeuwen. Nimmer at hij méér, dan hij met graagte op kon ; iedere soort drank was hem welkom, omdat hij nooit dronk zonder dorst te hebben. Indien hij wilde, kon hij iedereen onder de tafel drinken, maar nooit heeft iemand hem dronken gezien. Hij was meester over al zijn verlangens en behoeften, en hij eischte voor zichzelf weinig, omdat hiij meende, dat weinig eischen den mensch aan de goden gelijk maakt. Zóó was de man, dien de Atheners kenden van de straat, uit de werkplaatsen en uit de gymnasia, waar hij iedereen aanklampte om een gesprek te kunnen beginnen en . . . .te redekavelen. En het is vooral de rijke Atheensche jeugd, die hij probeert voor zijn theorieën te winnen. Hij leert hen gratis, ja hij had hun zelfs wel geld toe willen geven — indien hij het bezeten had — wanneer zij maar naar hem wilden luisteren. Want, zoo redeneerde hij, de menschen onderwijzen wil zeggen, hen goed maken, en we moeten dit altijd vrijwillig en om niet doen, want indien wij er in slagen hen tot goede menschen te maken, zullen zij bereid zijn in ruil daarvoor veel voor ons te doen. — Een hoogeren vorm van egoïsme — maar van altruïsme tevens ! — zou men zijn wijsgeerig stelsel dus kunnen noemen. Waarbij dan nog dient vermeld, dat het volgens hem de uitsluitende plicht van den mensch was, en vooral van den filosoof, om den geest met hoogere waarheden te voeden en hem op deze wijze vrij te maken van de tyrannie der zinnen, opdat hierdoor het leven op aarde een waardige voorbereiding werd voor het hiernamaals. De methode, die Socrates ter bereiking van zijn doel volgde, was zichzelf en anderen voortdurend te ondervragen. Hij was — zooals gezegd — de Groote Vrager en richtte zijn vragen, die in waarheid steeds strikvragen waren, tot allen en iedereen. Hij begon hierbij steeds met een bewering, die de tegenstander volkomen onderschrijven kon, om hem vervolgens, door allerlei handig gestelde vragen, tot een verklaring te dwingen, die met de oorspronkelijk afgelegde in strijd of een grove absurditeit was. De onfortuinlijke opponent werd hierna gedwongen om opnieuw van een ändere verklaring uit te gaan, waarbij hij na eenigen tijd wederom tot dezelfde ervaring kwam. Dit was natuurlijk geen prettige ontdekking, maar ze had dit groote voordeel, dat ze den Atheners in een tijd, dat zij door een soort suprematie op het gebied van kunst en literatuur over het paard getild werden, leerde, dat zij niets wisten en wetenschappelijk niets hadden om trotsch op te zijn, ja, dat zij zelfs niet eens wisten, hoe ze moesten léven. En dit is het, wat Socrates van zijn mede-menschen opvalt, wat hij niet van hen begrijpen kän : iedere handwerksman kan zijn ambacht aan een ander leeren, maar waarom kan niemand de kunst van het leven leeren ? Of hij daartoe zelf in staat is, betwijfelt hij, want indien er één ding was, wat hij wist, dan
was het, dat hij niets wist! En daarom gaat hij dan ook op zoek naar iemand, die wijzer is dan hij. Hij ondervraagt iedereen, dien hij ontmoet, maar wanneer hij even met hen gesproken heeft, zijn ze reeds in tegenspraak met zichzelf gekomen. Iets, wat hij nimmer deed, zoodat hij begrijpt, zijn meester niet te hebben gevonden .... Zoo doolt Socrates door Athenes straten en luiert op haar markten,om 's avonds thuis te komen bij zijn vrouw, zonder een obool te hebben verdiend. Geen wonder, dat zij dikwijls in een onaangename stemming was, wanneer ze hem wederom met leege handen zag verschijnen, en dat de geschiedenis haar — men weet dat zij Xanthippe heette — ten onrechte wellicht met al te vreeselij ke kleuren heeft geschilderd ! Intusschen zal Socrates moeilijk anders hebben kunnen leven : hij werd volgens zijn zeggen beheerscht door zijn daemomum — een inwendige stem — die hem voorschreef wat hij doen en laten moest, hem daarbij terughoudend van hetgeen kwaad en aanzettend tot wat goed was. Het tragisch levenseinde van den grooten denker is bekend. Hoewel hij zelf niet aan practische politiek deed, hangt de wijze, waarop hij zijn dood vond, toch ten nauwste met de politiek van zijn stad samen. Omdat hij den Atheners op hun tekortkomingen en onwetendheid wees, en hierbij eigenlijk een loopje met hen nam, rees er een verzet tegen hem, dat ten slotte uiting vond in een aanklacht bij de rechters van Athene. Hij werd er van beschuldigd, een eigen godsdienst (zijn daemonium) te bezitten, waardoor de goden zich tegen Athene zouden kunnen keeren, en dat hij op de jeugd een verkeerden invloed uitoefende. Alvorens beslist zou worden, of hij schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, vond Socrates gelegenheid in een meesterlijke rede zijn onschuld aan te toonen. Toch werd, hoewel met slechts enkele stemmen meerderheid, het „schuldig" over hem uitgesproken, waarna met 86 stemmen meer dan bij de schuldigverklaring, zijn terdood veroor deeling volgde. Deze ommekeer bij zijn rechters is te danken aan het feit, dat Socrates bij zijn tweede verdediging weigerde om een zacht vonnis te smeeken, maar integendeel zijn rechters uit de hoogte en zelfs ironisch toesprak. Zijn vrienden, onder wie vele nobele geesten, hadden intusschen reeds alle voorbereidingen getroffen, opdat hij zou kunnen ontvluchten en naar het buitenland gaan. Hoewel een dergelijke vlucht in dien tijd zeer gebruikelijk was, weigerde Socrates toch te gaan. Zijn vonnis berustte inderdaad op onjuiste gronden, en hij was daarvan overtuigd, maar de man, die den menschen had geleerd slechts te doen wat goed en juist was, kón en mocht onrecht niet met onrecht beantwoorden. Gelaten wachtte de zeventigjarige grijsaard daarom op het oogenblik, dat hem de gifbeker zou worden gereikt, en toen zijn uur gekomen was, ledigde hij hem met wijsgeerige kalmte.
r^,
THE SQUAW MAN. M. G. M.-film. Reggie: Cecil B. De Mille. In de hoofdrollen: Warner Baxter, Lupe Velez, Eleanor Boardman, Charles Bickford, Roland Young-, Paul Cavanag-h, Raymond Hatton, Julia Faye, De Witt Jennings, J. Farrell McDonald, Dickie Moore. Henry, graat van Kerhill, gehuwd met Lady Diana, en zijn neef James Wynnegate behceren het weldadigheidsfonds van hun regiment. Vóór haar huwelijk heeft Wynnegate Lady Diana het hof ^j gemaakt en ook later zijn zij goede vrienden gebleven. Kerhill heeft gelden uit het fonds gebruikt voor een speculatie, waarbij hij alles verloren heeft. Om Lady Diana de schande te besparen, verlaat Wynnegate Engeland en laadt hierdoor de verdenking op zich. In Arizona vestigt hij zich onder den naam van Jim Carsten. Hij redt Naturich, de dochter van een Indiaansch opperhoofd, uit de handen van Cash Hawkins, eigenaar
'
.■*
'8 ^ B f ; I
"*)■»
van het land, dat aan het zijne grenst. Hawkins wil zich wreken, doch op het moment, dat hij zijn revolver op Carsten gericht heeft, valt hij doodelijk getroffen neer. Vrienden van Hawkins verwonden Carsten, die door Naturich gevonden en verpleegd wordt. Deze bekent hem, dat zij Hawkins neergeschoten heeft om hem te redden. Hoewel Carston haar meerdere malen naar haar stam terugstuurt, komt zij steeds weer bij hem terug en na eenigen tijd trouwen zij. Zeven jaar later sterft Sir Henry na een val van zijn paard en bekent zijn diefstal. Diana gaat, vergezeld van haar broer John, naar Amerika om Jim te zoeken. Zij vinden hem op zijn ranch, getrouwd met een Indiaansche, terwijl hij vader van een zoon is. John weet Jim te overreden zijn zoon Hal naar Engeland te sturen om hem daar een Europeesche opvoeding te laten geven. Intusschen heeft Sheriff Hardy een spoor ontdekt, dat Naturich aanwijst als degene, die Hawkins gedood heeft. Doch als hij met zijn mannen bij de ranch komt, waar Carston hen den toegang weigert, wordt een schot gehoord Naturich heeft den dood verkozen boven de scheiding van haar kind.
Wï j>m>m.
t. Lupe Velez met farner Baxter. i Lupe Vele* met Ptelde Moore.
man en Warner Baxter.
lik
lEIeanofBoard-
- 14 - 15 -
4. Warner Baxter. 5. Voor de ontknooping-.
Hans
Brauséwetter
èn
Hilde
Hildebrand (rechts) vinden hetgeen Liane Haid vertelt lang niet zoo grappig als zijzelf. 2. Wie zal de sterkste zijn: Liane Haid of Hugo Fischer-Koppe?
3. Allen luisteren
geboeid als Albert Préjean zingt. 4. Hilde Hildebrand (links) doet een onthulling, die Hans Brausewetter en Liane Haid niet bepaald aangenaam stemt.
5. Hans Brausewetter
In onze bioscopen wordt thans eei * rolprent vertoond, waarin de. beroemde filmster Liane Haid de vrouwelijke hoofdrol vervult. De titel var dit filmwerk is „Madame hot Aus* gang". Liane Haid is de ech tgenoott van den rijken Jacques Vernier (Ernst Dumcke), die het echter met de echtelijke trouw niet zoo nauw neemt. Liane leert op een ba! der. drukker Marcel Touzet (Hans Brauséwetter) kennen en hun avonturen vormen den inhoud van dit filTO1 scenario. Albertv Préjean zingt als „Einlage" in deze film het bekende lied „O, wie schon ist dein Mund, wenn er ja sagt".
komt binnen ... 6. Op het baL il
LIANE HAID EnHANt P>DAmF\JJFTTFD
Nieuw middel tegen ontsierende
YAH
mn
MAARGROII,
MIJN NEEF JANSSEN beweerde onlangs, dat hij een kennis had, wiens zaken schitterend gingen. „Zoo, da's wat bijzonders in deze tijden," meende ik. ,,Ja, toch is het zoo. Hij is dokter. En hij opende een rustoord voor mannen, die overspannen zijn. Ze moeten vier weken rust nemen bij hem en mogen hun vrouwen niet ontvangen." ,,Zoo!" „Ja. En nadat de vier weken om zijn, willen ze uit zijn sanatorium niet meer weg!" Handelsreiziger (tot winkelier) : ,,De prijs van dit artikel is bij afname van een dozijn / 0.35 ; bij drie dozijn / 0.22', en bij zes dozijn / 0.20 per stuk. U ziet dus, hoe grooter het kwantum is, des te lager de prijs." Winkelier: „Goed, nou stuur me dan maar zoo'n kwantum, dat het niets meer kost." Letty: ,,En zul je mij eeuwig liefhebben, Karel ?" Karel: „Nou laten we afspreken : een halve eeuw, om te beginnen. Door het instorten van een steiger waren eenige metselaars van een flinke hoogte op straat gevallen. Juist liep daar een kennis van een hunner langs en deze spoedde zich naar diens vrouw om het ongeluk mee te deelen. Hij eindigde met te zeggen, dat hij gehoord had, dat een van hen een hersenschudding had. „0 !" riep de juffrouw, ,,dat is dan vast mijn man met !"
„Wil je een sigaret ?" „Nee, dank je ; ik rook niet meer. Mijn vrouw heeft het mij heelemaal afgeleerd." „Maar ik zag toch, dat je daarnet een doosje sigaretten kocht ?" „Dat was niet voor mij — dat was voor mijn vrouw !" Meier is een verschrikkelijk lui mensch, altijd liep hij de kantjes er af en hij was een voortdurende ergernis voor zijn medemenschen. Een oude heer onderhield hem eens over zijn weinig voor beeidigen levenswandel. Meier hoorde het aan en zei toen : „Ik zal u eens wat vertellen. Ik heb twee vrienden gehad : de een was een stoere werker, hij arbeidde dag en nacht en was met zijn vijftigste jaar millionnair; de ander was lui en arm, en bleef dat, net als ik." „Nu, zou je daar dan geen voorbeeld aan nemen ?" interrumpeerde de oude heer. „Dat doe ik ook. De millionnair overwerkte zich en stierf op zijn een-en-vijftigste jaar en de ander trouwde met zijn weduwe." In den trein. — „Neemt u me niet kwalijk, mijnheer, leest u de krant, waarop u zit?"
Een boertje, voor het eerst in stad, bezocht een groot warenhuis. Toen hij 's avonds thuis kwam, zei hij tot zijn vrouw : „Er schijnt in die warenhuizen heel wat gestolen te worden. Ze hebben daar eigen cellen en deze zijn steeds vol menschen ; zoo nu en dan worden er weer eenige vrijgelaten."
Kleine Betty zat naast haar moeder op het stadhuis, terwijl het huwelijk van haar groote zuster werd ingezegend. Midden onder de toespraak ontdekte zij, dat haar moeder de gebruikelijke tranen vergoot en zij vroeg vol verbazing : „Waarom huil je, mammie ? Jij trouwt toch niet ? !"
Bezoekster : „Wat gebruik jij om het linoleum zoo mooi glimmend te krijgen ?" Gastvrouw : „O, ik heb al verschillende dingen geprobeerd, maar mijn man bevalt mij het beste."
Dochter : „Dus u vindt Jan niet aardig?" Vader: „Neen, hij is nergens toe in staat." Dochter : „Wat hebt u dan tegen Piet ?" Vader : „O, die is nog erger dah Jan. Hij lijkt mij overal toe in staat I"
ONZE WEKELIJKSCHE PRIJSVRAAG
,Je hebt zeker wel gehoord, dat ik geëngageerd ben met Peggy?" „Ja, en als 't waar is, feliciteer ik je. Als 't niet waar is, feliciteer ik Peggy !"
Vraag honderd zes en zeventig. Wie was Daendels ? Onder de goede oplossers wordt een prijs verloot van f2.50 en vijf. troostprijzen. Antwoorden inzenden vóór 22 Juni (abonné's in overzeesche gewesten vóór 22 Augustus) en adresseeren aan : Redactie „Het Weekblad", Galgewater 22, Leiden. Op briefkaart of enveloppe s.v.p. duidelijk vermelden : Vraag 176.
Verwacht MATA-HARI met ORETA OARBO en RAMON NOVARRO
Vader trad met een bedrukt gezicht, waarop een intense teleurstelling te lezen stond, de kamer binnen „'t Is vreeselijk. Marie," zei hij, „ik had dat nooit van onzen jongen gedacht, maar het is de waarheid : hij heeft geld uit mijn zak weggenomen." „O Herbert," snikt zijn vrouw, „het kan niet ; hoe kän je dat van onzen lieveling denken. Je kunt net zoo goed mij beschuldigen." „Neen, Marie, dat kan niet ; het was niet allemaal weg." De zuinige patroon: „Het doet mij genoegen, Pietersen, te constateeren, dat jij Van al mijn personeel de meest vlijtige en bereidwillige bent, je moppert nooit wanneer je moet overwerken en ik acht het dan ook niet meer dan billijk, dat ik je vacantie zóó arrangeer, dat je de langste dagen hebt !" Zij: „Heb je ook niet vaak gehoord, lieve, dat knappe mannen altijd onaangenaam zijn ?' Hij : „Ik weet het niet, hoor ! Ik probeer altijd zoo vriendelijk mogelijk te zijn." „Mijn vrouw hield vroeger heelemaal niet van kaarten. Maar ik heb het haar nu toch geleerd." „En nu hebben jullie er zeker veel pleizier van ?" „Ja, gisteravond heb ik haar de helft van het huishoudgeld afgewonnen." Mijnheer Pasgetrouwd : „En kun je nog overweg met den slager ?" Mevrouw Pasgetrouwd: „O ja, best ! Dat is toch zoo'n echt aardige man, Eduard ! Als ik een biefstuk van twee pond bestel, stuurt hij er altijd een van twee en een half !"
'Opzienbarende 'uitvinding van een 'Engelsch geleerde Elke man heeft een afkeer van overtollig haar. Geen dame, die daar last van heeft, kan aantrekkelijk zijn. Thans kunt U in 3 minuten voor altijd van den last van overtollig haar af zijn en zachte, blanke armen krijgen zonder een spoor van haargroei. Geen pijnlijke electrische naalden meer — ook geen scheem.es, waardoor het haar nog dichter gaat groeien. Wenlo-Wit, de wonderbaarlijke nieuwe uitvinding van een Engelsch scheikundige, lost de kera tine in het haar en de haarwortels op. Het haar valt uit als bij tooverslag. Wenlo-Wit is thans verwerkt in de Nieuwe Witte Vieto — een witte crime, gegarandeerd 100 % zuiver. Even gemakkelijk te gebruiken als gelaatscrème en heerlijk geparfumeerd. Let op de woorden Nieuwe Witte Vieto op het etiket. — In tuben Van ƒ I.— en groote tuben a ƒ 1.75 hij drogisten, kappers en parfumeriezaken. GRATIS: Door een speciale overeenkomst met de fabrikanten kan elke (ezeres een monster Nieuwe Witte 'ieto (met Wenlo-Wit) ontvangen na inzending van 5 postzegels è 5 et voor porto, verpakking etc. aan de Dae Health Laboratories (Afd. N 8 X Den Haag.
Vriendin (de weduwe troostend) : „Ik vind het zeer droevig, mevrouw Peters, te hooren, dat uw man is overleden. Het moet een groot verlies voor u zijn." Weduwe : „Och, dat weet ik nog niet, ziet u. Ik weet nu ten minste waar hij is, en dat wist ik vóór zijn dood niet !"
Op de volgende manier kunt ge Uw tanden blinkend wit maken. wijderen. Witte tanden zijn afhankelijk van de tandpasta die U gebruikt.
DE werking van Pepsodent is tweeërlei: het verwijdert den tandaanslag en polijst het qlazuur. daarom maakt het de tanden zoo mooi.
Pepsodent verwijdert den tandaanshg en polijst de tanden tot ze blinkend wit zijn.
Tandaanslag is een kleverig laagje op de tanden en bevat bacteriën. Het absorbeert voedsel- en rookdceltjes. Ge moet daarom dien aanslag ver-
Koopt nog heden een tube. Het is absoluut onschadelijk.
***&££?£?'*
Wl
¥
De nieuwe hedenüaagsche Amerikaansche Tandpasta.
et N<»cl*»»lanas<:h<* C—Bw^g DOOR MDMOND VISSER
Een „gezellig" geschreven boek, geestig en met interviews met bekende Nederlandsche kunstenaars. Speenhof, Clinge Doorenbos, Dirk Witte, Tholen en van Lier, Louis Davids, LolaCornem, Willy Corsari, CorRuys, Jan van Riemsdyk, Pisuisse, Margie Morris, Henri Wallig, Pientje de la Mar en tal van andere artisten worden in dit mooie boek ten tooneele gebracht. Iedere bijlage is voorzien van een fraai, groot portret. wordt een gesteld itrekkelifk ën Töyaal geïllustreerde boek is, aangeboden. Wij vertrouwen, dat het zal stroomeii van aanvragen. Franco toezending per post na ontvangst van slechts f. 0.50.
Het Centraalstation te Amsterdam is gebouwd door Petrus Cuypers (1827— 1921), die eveneens het Rijksmuseum en verscheidene mooie kerken bouwde.
'
In een kleine plaats was een sportvereeniging opgericht en deze had na eenigen tijd een hardloopwedstrijd overlOK.M. georganiseerd. Alle deelnemers deden flink hun best en de eerste, die over de eindstreep kwam, riep den tijdopnemer toe: „En van Daalen, in hoeveel tijd?" Van Daalen (verschrikt): „Ik kom daarnet tot de ontdekking, dat ik vergeten heb mijn horloge op te winden!"
Wees niet bang om te lachen*
\Y/ij zijn in de grelegfenheid een bijzonder aardig boek voor onze abonné's als premie W aan te bieden, en wel voor slechts f. 0.50 .rènco per post. (Oorspronkelijke prijs was f. 5.90). Het boek bevat 776 pagina's tekst, en is greïllustreerd met 33 portretten, alle op kunstdrukpapier. Deze mooie premie heet:
Vraag honderd twee en zeventig.
— 18 -
Ben jongeman kwam terug van de huwelijksreis. „En nu, liefste," sprak hij tot zijn jonge vrouw, „zullen we eerst een advertentie plaatsen voor een gezelschapsjuffrouw." „waarom wil je dat doen?" vroeg zijn eega verwonderd. „Wel," antwoordde de echtgenoot, „ik heb je vóór ons huwelijk plechtig moeten beloven je 's avonds niet alleen te zullen laten en je weet, ik ben een man van mijn woord."
VOOR ONZE ABONNÉ'S
DE OPLOSSING
Na loting werd de hoofdprijs toegekend aan den heer J. A. Hoogensteyn teA'dam. De troostprijzen werden verworven door den heer P. Noorlander te Rotterdam, den heer J. Cohen te Amsterdam, den heer J. B. J.v. d. Linden te Rotterdam, mejuffrouw Ch. Adams te 's-Gravenhage en den heer A. Boësen Routs te Venlo.
Bedlende (verheugd): „Mijnheer, het is vandaag 25 jaar geleden, dat ik bij U in betrekking kwam." Patroon: „Zoo, en dan wil men nog beweren, dat ik niet lankmoedig ben."
ANGELE SYDOW
Galgewater 22, Leiden.
De Administratie van „HET WEEKBLAD' Cinema A Theater
TOILETGEHCIMCN VAN flLMACTRlCES
EEN SCHAT VAN LECTUVR.... BIJNA VOOR NIET: oor oißze iiezeirs sueiiiiemi muj aawnde romaes oeirkrajg^ aar, elk groot 220 pagmas, ooor den lag era prijs oae
Filmsterren staan acht, tien, ja soms wel meer uren per dag voor de camera. En al dien tijd moeten zij geschminkt zijn, opdat hun beeltenis op het witte doek zoo sprekend mogelijk zijl Dat dit vele schminken slecht voor de huid is, weet iedereen. Toch slagen de meeste sterren er in, er frisch en jeugdig te blijven uitzien. Hoe — dat kunt ge hieronder lezen. Een aantal bekende sterren bleek bereid, hun „geheim" aan onze leieressen mede te deolen.
UolXAN ■
ƒ 0.90 per .... 6 deelen f 1.80 per . . . . 12 deelem DOOD
FERÖUS I HUME OOOR
HöROLD BlNa055
Zendt postwissel aan de Administratie van Het Weekblad Cinema & Theater, Galgewater 22, Leiden of stort op postrekening 47.880.
No. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
De Dubbelganger Het Aas van den Duivel De Witte Muizen Het Huisje in het Ravijn Het Huis der Verspieders Het Geheim der Zee Om de Vrijheid Koning Spar Een Vriendendienst De Beer van Tobolsk Blauw Bloed Bucky o'Conor
\o:ma Shcan-r . liet gc/.icln ITKL ijsküiui water afwasschen. een weinig crème aan brengen, mei een lippenstift de lippen even bijteekenen, een klein beetje poeder en ik ben klaar.
i
pCKYoIOHCR
Ü mm
Joan Crawford: Hoe ik er in slaag mijn teint goed te bewaren, ondanks het vele schminken? Dit is zeer eenvoudig! gens afwisselend wasschen met koud en warm water, goed afdrogen en vervolgens de huid met een vette olie inwrijven. Dat is alles, geen lippenstift en geen poeder.
eeiwnD
Marion Dautes: De meeste vrouwen, die over een slechte teint klagen, maken de fout zich daarom nog meer te poederen en te , schminken en dit is juist de oorzaak, dat de huid er onfrisch uitziet. De poricn zijn verstopt door de poeder en slechts een grondige, systematische gezichtsverzorging kan helpen. Misschien weten de filmactrices het beste hoe de teint verzorgd moet worden, want dag m dag uit is gedurende de opnamen hun gezicht bedekt met schmink en toch moeten zij zorgen er steeds frisch en jong uit te zien. 's Morgens en 's avonds gebruik ik na het wasschen een goede dag- of nachtcrême. Om de oogen grooter en helderder te doen schijnen baadt ik deze 's morgens en s avonds met zuiver koud water. Dit is mijn heele geheim'
— 20 -
■
■
■
■
■
•
■
!_
■
'
.
_„^^_
<''. A"-A
(Vervolg van pagina 13} voelde zich een oogenblik in een gespierden greep vastgehouden, hoorde een kreet om hulp, maar rukte zich los en rende weg. Hij vond de voordeur en zag door het gekleurde glas-in-lood een straatlantaarn. Deze weg was makkelijker en veiliger dan het keukenraam met den chauffeur buiten, die natuurlijk direct
r zijn toch gekke potentaten op het ikkertje, dat door de ruimte rondJLu/ dra, raait en dat ze kortheidshalve aarde noemen. Aarde ja, maar aardig weinig. D'r is bijvoorbeeld die Masterman. 's Middags komt hij geregeld bij ons zitten, als we ' ons spirit in geconcentreerden vorm, zwaar belast door den fiscus in kleine teugjes doen dienen. Masterman heeft een dochter. Niet zoo heel jong meer. En... . nou ja, ik kan begrijpen, dat een vader, zeker in dezen tijd z'n dochter graag goed en wel onder dak, en dan liefst onder een andermans dak, goed geborgen ziet. Daarbij komt, dat Masterman z'n vrouw, hem den heelen dag door aan z'n hoofd zeurt over die ongetrouwde dochter. Nou is 't me opgevallen, dat ik in den laatsten tijd die juffrouw Masterman nogal ereis met een jongmensch zag wandelen. ;» Ik denk: Ik moet d'r Masterman ereis over vragen. Niet, dat ik me graag met andermans zaken bemoei. Nieuwsgierigheid, ergert me altijd. zeker bij anderen. Enfin, gisteren begon ik er over. En toen kwam Masterman los. Hij vertelde. Natuurlijk had ik ook gemerkt dat onze Pietje ,,tuk" scheen te hebben (heb je nou ooit gehoord, dat 'n vader zoo over z'n dochter praat, 't lijkt wel een hengelpartij). Den jongen kende ik niet. Komt vorige week een m'nheer bij me. Een keurig uitziende kerel. Hij moest en zou me persoonlijk spreken. M'nheer Masterman zegt ie, u kunt me een grooten dienst doen. M'n vaderhart gaat open. En ik sprei zegenend m'n handen uit. En ik zeg: Best m'nheer. Je hebt m'n zegen. Maar m'nheer Masterman, zegt de ander. Geen maren m'nheer. U kunt m'n dochter krijgen. Uw dochter. Daar kom ik niet voor. Ik wou U vragen of U me veertien dagen 50 pop kan leenen. En heb je ze hem gegeven, die vijftig pop? Ben je 'n baardje. Ik kende den vent heelemaat niet! Is dat geen ergernis om 'n vader zoo te hooren praten? Zóó zijn de menschen tegenwoordig. PETRUS PRUTTELAAR.
BEZOEKT HET
LUXOR PALAST TE ROTTERDAM
bereid zou zijn om alarm te maken. Voordat de blinde hem achterna had kunnen komen, was de „Dooder" al buiten. Hij smeet de deur achter zich dicht maar wandelde rustig het steenen bordes af, kalm en bedachtzaam als iemand, die laat het huis van een vriend verlaat. Maar toen hij eenmaal op straat en opgenomen was door de beschermende duisternis, rende hij aan één stuk door tot hij in het meer bewoonde gedeelte kwam. Toen — omdat ongemotiveerde haast hem verdacht zou maken — wandelde hij kalm verder, naar huis.... De „Dooder" sliep goed, ontbeet den volgenden morgen smakelijk en las met voldoening een opwindend stuk over een zeldzaam brutale inbraak. Sporen had de politie niet gevonden.... De „Dooder" fronste zijn wenkbrauwen; hij vond het altijd een slecht teeken wanneer de berichten over zijn diefstallen vaag waren. Meestal broeide er dan iets, maar het kon ook het gevolg zijn van de ongeschiktheid van den journalist of van de terughoudendheid van het slachtoffer. Een oogenblik voelde hij den alles^ overheerschenden wensch in zich opkomen om naar het station te gaan en zijn kaartje te koopen om naar het Zuiden te gaan met een vroegeren trein, dan hij oorspronkelijk van plan was geweest. Maar bijna op hetzelfde moment verwierp hij deze gedachte weer. Stations waren op het oogenblik geen geschikte plaats voor hem. Er zou een overhaaste vlucht van den schuldige verwacht worden en detectives zouden de verschillende reizigers duchtig in het oog houden. Het was beter, als hij nog even wachtte. Na een poosje zouden hun voorzorgsmaatregelen vanzelf verslappen en als hdj een drukken trein uitzocht, zou alles van een leien dakje gaan. En dan — hij wilde immers naar de matinee gaan om alvast een voorproefje van het zonnige Zuiden te krijgen I Het theater opende om kwart over tweeën en vijf minuten vóór den vastgestelden tijd was de „Dooder" aanwezig. Toen voor het eerst, zag hij de grenzelooze brutaliteit van hetgeen hij van plan was te doen, een brutaliteit, waar Jack zoo voor teruggeschrikt zou zijn — om een theater binnen te gaan, terwijl het grootste deel der ontvangsten van den vorigen dag in zijn zakken zat. Om daar rustig en natuurlijk niet-verdacht in een loge te zitten! Zijn brutaliteit zou hem er uit redden. Zelfs al häd de politie een beschrijving van hem — die ze niet had — dan zou men hem nog niet hier zoeken. Wie zoekt er rtunaar den dief van den inhoud van een theaterkas op de eerste rij van een loge in datzelfde theater? Rustig en op zijn gemak bestudeerde hij het programma. Het leek zoo te zien een goed stuk en het was nög beter, toen het op het tooneel gespeeld werd, vond de „Dooder". Giles Raleigh als de banneling viel onmiddellijk in zijn smaak. Hij waardeerde zijn spel als banneling — een gebaarde, magere blanke, die in een woestijn in de tropen verdwaalt en in - 22 —
een menigte avonturen verzeild raakt, die geloofwaardig waren zoolang Raleigh zelf op het tooneel was. De „Dooder" applaudisseerde hevig aan het einde van de eerste acte en de tweede acte bracht een nog grootere ovatie; nadat de lichten in het gebouw al aangegaan waren, gingen de gordijnen toch nog geregeld open om Raleigh door te laten, die al buigend voor het applaus bedankte en een extra knikje in de richting van den „Dooder" zond, die als een bezetene zat te klappen. De twee mannen waren maar een paar meter afstand van elkaar verwijderd. De „Dooder" voelde opeens, dat de acteur niet van zijn rol los kon komen. Het was Giles Raleigh niet, die daar bescheiden op het tooneel stond te buigen, maar de banneling in eigen persoon. De man was onovertroffen! Het speet hem toen hij tot de ontdekking kwam, dat er na de pauze nog maar één bedrijf kwam. Hij was in elk geval blij, dat hij gegaan was. Hij had zich zoo in het stuk ingeleefd, dat het gepraat van het publiek hem hinderde. Vooral de twee mannen buiten zijn loge hinderden hem; ze stonden druk te redenceren, tot het gordijn weer opging voor de derde en laatste acte. Toen vergat hij zijn ergernis over hen door het verbazingwekkende spel van Raleigh. Hij herinnerde zich een korte aanteekening uit het programma: „Mr. Raleigh heeft alles wat er in het derde bedrijf voorvalt, persoonlijk meegemaakt. Zijn boek „Veertig dagen in de woestijn" is aanleiding geweest tot het schrijven van dit stuk." De „Dooder" boog zich voorover. Hij kon zich niet herinneren, ooit zulk tooneelspel meegemaakt te hebben! Het stuk zelf behandelde eigenlijk een oud thema. Daar was het mooie meisje, waar hij verliefd op was geworden, en
„PIJNEN DOOR HET GEHEELE LICHAAM" Weer rheumatick! En weer was het de „kleine dagelijksche dosis" Kruschen Salts, die het overwon. Meer nog, de lijder voelde zich nadien „beter dan ooit". „Ik nam Kruschen Salts, omdat ik hoofdpijn, rugpijn en pijn in mijn gewrichten had; eigenlijk had ik overal pijn. Ik was moe als ik naar bed ging en moe als ik opstond. Ik was er erg slecht aan toe. Al ruim een maand was ik bedlegerig door een acute rheumatiek-aanval, toen men mij aanraadde eens een proef met Kruschen Salts te nemen. Na minder dan 3 maanden voelde ik me beter dan ooit. Ik kan U niet g-enoeg- danken voor Kruschen Salts." G. O. Het principe is dit: Kruschen Salts drijft de urinezuur-kfistailen, die Uw pijn veroorzaken, uit het lichaam. Uw pijnen verminderen en de stijve gewrichten worden weer lenig. Daarna spoort de „kleine dagelijksche dosis" Uw lever en nieren aan tot beter functionneeren, zoodat Uw lichaam inwendig schoon wordt gehouden. Kwaadaardig urinezuur krijgt geen. kans meer zich op te hoopen. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten a ƒ 0.90 en ƒ T.60 per flacon.
dat hem een tempel ingelokt had en toen hij haar gevolgd was en zich door kleine kronkelende gangetjes gewrongen had, had hij niet het meisje gezien, maar was tot de ontdekking gekomen, dat hij in het Heiligste der Heiligen was binnengedrongen en van aangezicht tot aangezicht met den grooten afgod stond. Afgezaagd — en toch? In het laatste bedrijf kreeg men den voorgevel van een ouden tempel te zien, terwijl in het voorhof bij het schijnsel van de maan religieuze danseressen allerlei dansen uitvoerden, op de maat van een zangerig, eentonig lied, dat gezongen werd door een priester. „Niemand mag den god zien en dan verder leven! Niemand! Hij heeft den tempel ontreinigd! Wij zullen hem offeren..." Opeens was er op de trappen van den tempel naast den priester een andere man verschenen, eveneens in het gewaad van een priester, terwijl er achter hem nog een andere kwam, die beschuldigend schreeuwde: „Hij heeft het kleed van een priester gebruikt en onzen tempel verontreinigd. Onwaardige!" Het kleed werd den beschuldigde van het lichaam getrokken en ohder het gezicht en den hals, die bruin waren geverfd, zag men de witte huid van een blanke. „Een blanke... die onzen tempel verontreinigd heeft," zong het volk verontwaardigd. „Hij heeft onzen god gezien en moet daarom sterven." De „Dooder" zag opeens, dat de banneling niet langer een baard droeg, maar glad geschoren was. Hij zag er vreemd uit met zijn bruine handen en gezicht, terwijl de rest van zijn huid wit was, maar ondanks dat was zijn spel geweldig en maakte hij het heele stuk geloofwaardig. Hij beheerschte de situatie geheel, hief zijn handen als in wanhoop ten hemel en keek of hij een visioen gezien had. Hij deed een onzekeren stap naar voren, staarde met nietsziende oogen over het volk dat hem omringde heen, en voelde met zijn voet naar de treden. Toen kwam er een kreet uit de menigte, begonnen door het meisje, dat van hem hield: „Hij is blind! Hij heeft den god gezien en is gestraft met blindheid! De god heeft gesproken! Het is genoeg!" Er was een wonder gebeurd en zelfs de priesters mengden zich in het gezang van het volk. De banneling daalde langzaam de treden van den tempel af, terwijl het volk schichtig achteruit week, alsof ze bang waren, dat hij hen met een gevaarlijke ziekte zou besmetten. Hij kwam naar voren met wijd-open.
BEZOEKT HE
Mm-
TOEMEIH TE DEN HAAG
U KUNT ZE INHALEERENÜ
RB1^
9P
Zéér geur ige en zachte cigar illosSct. nietsziende oogen, en liep langzaam op den „Dooder" toe. Waar had hij dat gezicht meer gezien? Mijn hemel — Raleigh, een gast van Hichens... De „Dooder" begreep het opeens. Hij moest maken dat hij wegkwam, maar het leek alsof hij op zijn stoel vastgenageld zat. Raleigh naderde steeds meer en gedurende een oogenblik keken de lichte, nietsziende oogen met een flauwen glimp van herkenning recht in het doodsbleeke, van angst vertrokken gezicht van den „Dooder". Raleigh wist! De „Dooder" was er zeker van! Zijn brutaliteit had hem parten gespeeld. En ongetwijfeld had Raleigh hem al eerder gezien en had hij tijd gehad om de politie te waarschuwen. Raleigh had zich den vorigen avond, slechts blind gehouden ! In het halfdonker zocht de „Dooder" zijn eigendommen bij elkaar en liep de loge uit. Maar bij de deur stuitte hij op de twee mannen, die hem tijdens de pauze door hun gepraat zoo geërgerd
hadden. Toen hij de gang instapte, volgden ze hem. Was het toeval of had Raleigh... De „Dooder" durfde niet verder te denken. Hij liep naar de deur die naar den foyer leidde en bleef even staan, aarzelend wat of hij doen zou: weghollen naar buiten of net doen of hij nergens iets van af wist. Toen viel een zware hand op zijn schouder. Zijn hand schoot naar zijn revolver, maar hij was te laat Het klamme zweet brak hem opeens uit en, zonderling genoeg, vloog als een flits de gedachte door zijn hersenen, wat Jack zou zeggen, wanneer . deze hem achter de tralies zou zien zitten. „Zoo/' zei een van de detectives, terwijl hij hem de handboeien aanknipte. „Wees verstandig en ga kalm mee." De „Dooder" dacht er niet aan weerstand te bieden, maar keek met bitterheid in zijn hart en gefronste wenkbrauwen naar de aanplakbiljetten van „Ballingschap in de Tropen", die hem dezen poets gebakken hadden.
ILAUIREIL EN HARDV, de bekende filmkomieken, volgens hün nieuwste caricatuur.
*iv/ |3?
aan«.,
^^^^^
S êM
W
ML
0 ■"'"'Zur'"" '« »f'^'4 Jof °»''« Z& """i '' Op „ v »wsrrel, «■ *t £ "'»koop ^ °'8'. doodJ't^'td ,.P' om
d
dat
^ i-A,: " ^Z^^SM
■vet!?ï»!
o1
0 ^mrf»»1 ^«.Ätfi«^"—..ra»* -' -.«vat*» . ttedvO«»^eets»t!
;-
^r%.?«^is^
de»eft
tïaSfe^^issr^
bied«» etl_ otitó^ deo*1 oo««1'..
Ëen
^^^
een.^f^; ftedee- ^dpl *»oVi«^ ^etV Vddete« ^atftuta*- ^-OP «tv da« *
etOaect:
va* task's
den
s*«0
groot l
uitvinder steelt. 6. SamimarK] 1. De strijd in den tempel. 2. en Saig'o. 3. Samimari en Sakuraj H strijd tusschen Saigo en Kunitari. De jonge machinist en zijn ver( umari en de vriendinnen van' 5. De ingenieur, die de plannen | ko, 9. Kunitari in de Joshiwara. 10. De uitvinder.
WWV* tS JS3
Li
»Jn
__
i^Hi^H
een
«»uw. 1ens*tioneel?le*s m^f^^eS^«?^ fs
-
»f f^s
•■-*jq
rNßOFE5SOB
^ e c^ ZUN WEPk
Prof. J. H. Jurres. Een ongetwijfeld bijzondere en aparte plaats in de schilderswereld moet worden toegekend aan Professor J. H. Jurres, een der meest opvallenden onder z'n collega's door z'n grootsche, meesterlijke werken; een der minst naar voren tredenden door z'n eenvoud als mensch en kunstenaar. De werken van Professor Jurres hebben meestentijds een historischen of godsdienstigen ondergrond. Zij zijn bijna allen ontleend aan Bijbelschc voorstellingen, terwijl hij slechts een enkele maal studie heeft gemaakt naar model of anderszins. t „In den geest van de oude school", zou men geneigd zijn het oeuvre van dezen meester te bestempelen, die, evenals z'n voorgangers, niet aarzelt voor ontzagwekkende afmetingen, massale doeken, die het te belichten onderwerp op hun voordeeligst doen uitkomen en op waarlijk grootsche en sublieme wijze weergeven. Weinig werkt professor
Studie.
Jehu en Joram.
Jurres met felle of sprekende kleuren; veeleer kiest hij het sombere, donkere in z'n doeken, geheel passend bij de door hem gekozen voorstellingen. Zijn werken dragen daardoor het karakter van rust en bezadigden ernst, en getuigen van een onmiskenbare genialiteit, zonder dien tè heftigen drang, den jóngeren schilders vaak eigen. Aanvankelijk studeerde Professor Jurres aan de Academie te Amsterdam, waar hij thans zelf les geeft. Hoe eigen aardig het moge klinken, toonde hij in het begin van zijn loopbaan een voorliefde voor het illustreeren, die hij trouwens steeds heeft behouden, hoewel het illustratieve werk natuurlijk thans niet meer tot z'n geregelde werkzaamheden gerekend kan worden. Op twintigjarigen leeftijd echter illustreerde hij „Don Quichotte", terwijl hij gedurende de oorlogsjaren met groote ambitie en toe-
'•
%r
ii*
h
-^JP^
St. Maarten. heid van lyn. Geheel anders zijn de, tusschen grootscher werk gemaakte, studies waarvan wij hier één voorbeeld geven. Bijzonder goed getroffen zijn de verschillende kopstudies, hier in één werk vereenigd, doch zij hebben niet die waarde, welke toegekend moet worden aan de andere werken van den schilder, waarvan ik bijvoorbeeld ook nog noem het stuk „Samson en Dalila", waarvan de voorstelling eveneens op St. Maarten.
■ ■mi
*
wijding teekende voor het bekende Engelsche tijdschrift „Graphic". Dat dit werk ook thans nog zijn liefde bezit, bewijst wel het feit, dat hij, ondanks zijn drukken werkkring, onlangs zelfs nog tijd heeft kunnen vinden, een boek te illustreeren. Veel heeft ook Professor Jurres gereisd. Nagenoeg alle groote musea in het binnen- en buitenland heeft hij bezocht, teneinde zich te orienteeren omtrent de kunst der groote meesters van alle tijden. Groot is het aantal onderscheidingen, door dezen kunstschilder behaald met zijn waardevolle, grootsche werken. Zoo verwierf hij o.a. de gouden en zilveren medaille op den Salon te Parijs. Eenigen tijd daarna de Gouden medaille van H.M. de Koningin, door haar beschikbaar gesteld bij de tentoonstelling van Arti, alsook de gouden medaille van H.M. de Koningin-Moeder voor de Vierjaarlijksche te Rotterdam. Van de schilderijen van Professor Jurres noem ik in de eerste plaats het werk „Jehu en Joram". Het is een stuk, grootsch van opzet en machtig van bouw, hetwelk ons duidelijk doet zien, "hoe volkomen thuis de schilder is in dit genre. Onvergelijkelijk mooi als geheel, is het doek tóch tot in de détails uitgewerkt en verzorgd. Ook de beide werken, voorstellende „St. Maarten" dragen het stempel van eenzelfde massale constructie, eenzelfde schoon-
^
' V'
Saqnson en Dalila.
Don Quichotte en de paardenkooper. 26 -
•
ongeëvenaarde wijze door den kunstenaar is uitgebeeld. In äl deze werken treffen we weer aan die mächtige, wonderlijke opvatting van de schilderkunst, die ons den huidigen tijd vèr doet schijnen, vèr ook vooral de „moderne" richtingen met hun dikwijls schrille kleureffecten en vreemdsoortige denkbeelden en die ons terugvoert, vele, vele jaren terug, naar de jaren, die het hoogtepunt vormden van Nederlands kunstgeschiedenis. En wij voelen een grooten eerbied voor den schepper van deze verheffende, machtigmooie, maar bovenal leerrijke werken, die ons imponeeren en boeien sterker dan éénig ander werk dit vermag te doen. Te betreuren valt het, dat de schilderijen van Professor Jurres door hun gecompliceerde samenstelling en de vaak uitgesproken triestheid, in reproductie veel aan waarde verliezen. En dit is des te meer jammer, wijl het werk zulk een groote bewondering wekt. Toch hebben wij gemeend er hier een zoo goed mogelijk beeld van te moeten geven. Zij, die Professor Jurres' werk echter in het origineel wenschen te leeren kennen — hetgeen zeer zeker blijken zal de moeite Jte loonen — verwyzen wij o.a. naar het Stedelijk Museum te Amsterdam en de St. Agneskerk aan den Amstelveenschen weg, eveneens te Amsterdam, waar men eenige prachtige werken van hem aantreft.
■
r\A^
,;Eén oogenblik als het u belieft, mijnheer Rog-g-enbach, vóór u verder gaat," viel Heynitz den spreker treiterend-kalm in de rede. „Wat heb ik eigenlijk gezegd, dat u zoo boos maakt? De mededeelingen over die nachtelijke bezoekster zijn immers van u afkomstig en niet van mij.' Het eenige wat ik u vraag, is de aanwijzing, wèèr ik haar kan vinden. Want dat zij het geld gestolen moet hebben, is toch zoo klaar als een klontje!" Erich Roggenbach voelde zich als verpletterd onder de onverbiddelijke logica van deze redeneering. Er viel letterlijk niets tegen Heynitz' conclusie in te brengen en het zou voor de hand hebben gelegen, dat hij hem antwoordde: „Als u die dame verdenkt, wendt u zich dan tot haar. Ze heet Traute Falkenhayn en woont in hetzelfde huis, waar uw vriend Beiersdorf zijn woning had. Laat zij u vertellen, hoe zij in fiet holst van den nacht bij den zieke is binnengekomen en wat zij bij hem te maken had. Ik wensch mij verder onder geen voorwaarde meer met deze zaak in te laten en heb me heilig voorgenomen mij niet meer met deze dame en haar geheimzinnige escapades te bemoeien." In dien geest had hij moeten spreken. En tóch zou hij liever zijn leven hebben geg-even, dan dat hij één woord van dit alles over zijn lippen had laten komen. „Het is mij onmogelijk aan uw verzoek te voldoen," verklaarde hij na een lange pauze. „Maar ik ben van meening, dat er nog verschillende andere verklaringen denkbaar zijn, dan die u aangeeft." „Neen, ik kan geen andere aannemelijke oplossing van 't raadsel vinden, ten minste geen andere, die ik op dit oogenblik reeds onomwonden zou willen formuleeren. U hebt er nog steeds niet het flauwste idee van, wie die dame kan zijn geweest — u hebt geen kans gezien, haar spoor te ontdekken en kunt mij ook geen enkele inlichting geven waardoor ik zelf in staat zou zijn het spoor te vinden?" „Neen." Het kwam kort en scherp als een pistoolschot, het woord, dat Erich Roggenbach voor de rechtbank van zijn eigen geweten tot een leugenaar maakte — misschien wel tot medeplichtige aan een afschuwelijke misdaad. Maar tegelijkertijd richtte hij zich hóóg op, als iemand, die bereid is den strijd op leven en dood aan te binden tegen de vijandige machten, die het geluk en den goeden naam van een onbeschermd meisje in gevaar brengen. De dreigende schittering in Erichs oogen deden Heynitz begrijpen, dat het tijd was om een einde te maken aan dit onderhoud. Langzaam stond hij op uit zijn stoel en deed een stap in de richting van den privaat-docent. „Laat ik u dan nog één ding zeggen, waarde heer," klonk het bedaard. „Het komt soms voor, dat een slecht geheugen baat vindt bij ingespannen nadenken I Er
schieten iemand wel eens dingen te binnen, die hij aanvankelijk meende vergeten te hebben, wanneer hij zijn best doet ze zich te herinneren. Waarom zou dat in uw geval niet mogelijk zijn? Ik blijf nog drie dagen in Berlijn en drie dagen is een behoorlijk lange tijd om de schuilhoeken van 'n herinnering grondig te doorzoeken. Misschien gelukt het u inmiddels, de geheimzinnige dame te vinden, misschien gaat u een licht op, waar het pakje met bankpapier kan zijn terechtgekomen en wanneer dat inderdaad zoo blijkt te zijn, dan zult u ontdekken, dat ik iemand ben met wien te praten valt, een man, die veel te veel levenservaring heeft en veel te inschikkelijk is, om het iemand lastig te maken, die in een zwak oogenblik de verleiding niet heeft kunnen weerstaan. Maar dan dien ik uw goeden wil te zien, mijnheer Roggen bach! Over drie dagen zal ik zoo vrij zijn, nogmaals mijn opwachting bij u te komen maken en als uw geheugen zich dan nog in den zelfden toestand bevindt als nu — ja, dan zal ik er tot mijn spijt van moeten afzien, zelf de zaak tot een oplossing te brengen en genoodzaakt zijn, den officier van justitie er in te mengen. Maar ik hoop het zonder dezen autoriteit te kunnen klaarspelen — ik heb het volste vertrouwen in uw intelligentie en de kracht van uw her-
ROBERT MONTGOMERY, zooals hij verschijnen zal In een weldra uit te brengen M.G.M.-film.
oezoeK
inneringsvermogen. En ik vind, dat we het voor vandaag maar hierbij moesten laten! Of hebt u misschien nog iets te zeggen?" Zwijgend en met uitg-estrekten arm wees Erich Roggenbach naar de deur en Heynitz voldeed zonder verdere pourparlers aan deze duidelijke uitnoodiging. Maar op den drempel keerde hij zich nog eens om. „Denkt u er om, mijnheer Roggenbach, ik kom terug! En ik zou het op prijs stellen, wanneer wij dan als vrienden konden scheiden. In üw belang zou ik dat op prijs stellen...."
a»
HOOFDSTUK XII. Na met haar vader en Lizzy koffie gedronken te. hebben, was Traute naar haar kamer gegaan om een uurtje te rusten. Ze zag er bleek en moe uit en ging, nadat zij een roman uit haar boekenkast genomen had, die op het oogenblik het onderwerp van den dag was, dadelijk op den divan liggen. Een bescheiden klopje deed haar echter weldra opschrikken. Haar eerste gedachte was, dat Lizzy haar kwam storen en haar gezicht verried onmiskenbaar, dat zij dit allesbehalve prettig vond. Ze herademde toen zij zag, dat de binnenkomende het aardige kamermeisje was, dat sinds eenigen tijd speciaal met de zorg voor haar en Lizzy was belast. „Wat wil je, Hilda?" vroeg Traute op haar voornaam-vriendelijke manier, die noch hoogmoedig noch vertrouwelijk genoemd kon worden. Het meisje glimlachte een beetje verlegen en haalde een brief tevoorschijn, dien zij onder haar schort verborgen gehouden had. „Dien moest ik u geven," deelde ze mede. „Een bode heeft hem mij al een uur geleden gebracht, maar hij zei er bij, dat hij vertrouwelijk was en aan u persoonlijk overhandigd moest worden. Daarom heb ik hem bewaard tot u uit de eetkamer wegging-" Het was duidelijk, dat het meisje zich verkneuterde, voor het eerst een geheim van haar jonge meesteres op het spoor te zijn gekomen; deze had tot nu toe nimmer gebruik gemaakt van haar diensten, die in vorige betrekkingen voor dit soort discrete aangelegenheden maar al te gaarne beschikbaar waren gesteld. Maar nu was het dan zoover en Hilda genoot diep van de welkome sensatie! Een lichte blos trok over Trautes gezicht toen zij het meisje verzocht den brief op een kleine tafel neer te leggen, maar ze sprak volkomen kalm en beheerscht. „Je had mij dien brief best in de eetkamer kunnen brengen, Hilda!" vervolgde ze. „Wat is dat overigrens voor een geheimzinnige bode, die je deze wonderlijke boodschap gaf?" De aardige kamenier, die gerekend had op een dankbare appreciatie van de betoonde tact, trok haar vollen rooden mond in een pruilende plooi.
%■,
J
- 28 -
Wam
„Een huisknecht, juffrouw, en ik heb niets anders gedaan dan wat hij mij vroeg. Hebt u mij verder nog noodig?" „Neen Hilda. Maar denk er om, als iemand je weer eens een dergelijke opdracht geeft, dan verwijs je hem oogenblikkelijk naar mij." Diep teleurgesteld verliet Hilda de kamer. Op het moment echter, dat zij de deur achter zich gesloten had, verloor Traute de rustige zekerheid, die zij tegenover het meisje had weten te bewaren en met zenuwachtige vingers nam zij den brief, omtrent welks herkomst zij gegronde vermoedens scheen te koesteren op, en liep er mee naar haar elegant schrijfbureautje, dat naast een der twee groote vensters een hoek van de kamer vulde. Daar draaide zij de enveloppe een paar maal om, en er kwam een uitdrukking van groote verbazing op haar gezicht. Er was geen afzender op het couvert vermeld; de kloeke mannenband, waarmee het 'adres geschreven was, was haar volkomen onbekend. Het duurde een poosje, voor zij eindelijk een vouwbeen nam om den brief te openen. „Dr. Erich Roggenbach," luidde de onderteekening, en met wijd-open oogen en 'klimmende opwinding, die haar het bloed naar de wangen dreef, las zij: „Zeer geachte juffrouw Falkenhayn, Dringende redenen, zóó dringend, dat zij mij iedere bedenking op zij doen zetten, noodzaken mij, 'n verzoek tot u te richten, dat u ongetwijfeld vreemd zal voorkomen, maar waaraan ik u toch met den meesten aandrang vraag gehoor te willen geven. Ik heb u enkele mededeelingen te doen, waarvan voorloopig niemand anders kennis mag dragen, zoodat het mij onmogelijk is den voor de hand liggenden weg te volgen en u thuis te komen opzoeken. Vandaar mijn vraag, mij een onderhoud onder vier oogen toe te staan, op een plaats, die reeds bij voorbaat ongewenschte luisteraars uitsluit. Ik geef u de uitdrukkelijke verzekering, dat alleen uw eigen belang mij er toe brengt u dit ongewone verzoek te doen. Het betreft een aangelegenheid, die met mijn persoon niets uitstaande heeft; ik word slechts geleid door den wensch u onaangenaamheden en moeilijkheden te besparen, waarin u mogelijkerwijs zoudt kunnen geraken. Daar het van groot belang is, geen tijd verloren te laten gaan, ben ik zoo vrij, u heden, tusschen twee en drie uur op de „Leeuwenbrug" in de Tiergarten, te wachten. Mochten tijd of plaats u niet schikken dan verzoek ik u vriendelijk mij dat even aan mijn hieronder vermeld adres te doen weten. Zooals vanzelf spreekt, ben ik ook op eiken anderen tijd tot uw beschikking
en zie ik eventueel gaarne uw desbetreffende berichten tegemoet. Met beleefde groeten en hoogachting,
Vcccxiiniiieiiedle
Uw dw.
WOORDEN EN MUZIEK VAN GUUS BETLEM Jr.
Dr. Erich Roggenbach." Twee-, driemaal, las Traute het eigenaardige epistel over, voor zij het terugdeed in de enveloppe en het in een lade van haar schrijftafel wegsloot. Ze was nog bleeker dan daarvoor en met de blauwige schaduwen onder haar oogen en haar pijnlijk vertrokken mond, maakte ze den indruk, dat ze ziek was. Een blik op de klok deed haar zien, dat zij zich haasten moest, wilde zij op tijd op de door Dr. Roggenbach genoemde plaats aanwezig zijn. Zij ging naar haar slaapkamer om zich te verkleeden en koos een eenvoudigen en weinig-opvallenden wintermantel, om zooveel mogelijk de kans te vermijden, herkend te worden. De „Leeuwenbrug" lag 's zomers zoo verscholen in het dichte groen, dat iemand, die den weg niet kende, moeite had haar te vinden. Maar nu de ontlooverde boschjes den doorkijk niet belemmerden, herkende Traute reeds van verre den man, die lusteloos op dp afgesproken plaats op en neer liep. Haar hart begon hevig te kloppen en zij verlangzaamde haar schreden. Maar het was nu in ieder geval te laat om nog terug te keeren, want Erich Roggenbach had haar al zien naderen en kwam haar tegemoet. Zijn gezicht was bleek en had een ernstige,, uitdrukking; de manier, waarop hij haar' begroette, verried duidelijk, dat hij zich allerminst op zijn gemak gevoelde. Traute hield de eerste oogenblikken haar oogen hardnekkig op den grond gericht; eindelijk sloeg zij ze op en keek haar begeleider vragend aan. „U hebt mij op zoo'n bijzondere manier tot dit onderhoud uitgenoodigd, mijnheer Roggenbach, dat ik u wel om een verklaring mag verzoeken." Hij zag haar in het mooie, bleeke gelaat met een medelijdende uitdrukking, die zij niet begreep. „Als mijn verzoek, of de vorm waarin het gegoten was, u onaangenaam is geweest, dan bied ik u mijn excuses aan. Maar ik had geen andere keus. Ik moest u alleen spreken en ik zag geen andere mogelijkheid dan deze." Hij aarzelde en zijn blik dwaalde van haar gezicht naar den grijzen winterhemel. „Ik kan me intusschen voorstellen, dat u mijn gedrag al eerder zonderling zult hebben gevonden. U moet mij wel voor een buitengewoon onbeleefd mensch houden!" Ook zij vermeed het nu hem aan te zien. „Het is moeilijk, u daarop een antwoord
te geven, mijnheer Roggenbach," klonk het weifelend. „Ik...." „Neen, neen," viel hij haar haastig in de rede. „U moet mij ook niet antwoorden en ook niet trachten het te ontkennen. Ik weet immers veel te goed, dat het zoo is — dat het niet anders kan zijn. En ondanks mijn eigenaardige houding, moet ik u dringend verzoeken, mij uw vertrouwen te geven en enkele vragen te willen beantwoorden, ook wanneer die u even ongepast mochten voorkomen als mijn heele gedrag tot nu toe." De situatie werd haar steeds onduidelijker en langzaam schudde zij haar hoofd. „Ik begrijp er niets van! Wat voor inlichtingen kunt u van mij wenschen, die ik u niet ook in tegenwoordigheid van anderen zou kunnen geven en die deze geheimzinnige samenkomst noodig maken?" Hij zocht naar een overgang — naar een bemiddelend woord, dat haar het begrijpen zou vergemakkelijken en den afstand tusschen hen zou overbruggen. Maar hij vond er geen en zag in, dat hij een eind moest maken aan deze halve aanduidingen en dit onwaardig verstoppertje spelen. Hij vermande zich, als iemand, die een gevaarlijken sprong waagt en plompverloren viel hij met de deur in huis. „Hebt u een zekeren Beiersdorf gekend, juffrouw Falkenhayn?" De uitwerking van zijn vraag op het jonge meisje was in één woord verbijsterend. Als versteend bleef zij staan, als was er plotseling een dreigend spooksel voor haar uit den grond opgerezen en Erich Roggenbach zag een paar oogen, waaruit namelooze ontsteltenis sprak, op zich gevestigd. „Wat — wat beteekent dat?" stamelde zij met bleeke, trillende lippen. „Hoe komt u er toe mij dit te vragen?" De wijze, waarop ze op zijn vraag reageerde, schokte hem tot in het diepst van zijn ziel. Ofschoon haar ontroering zijn somberste vermoedens scheen te bevestigen, had hij nog nooit met zulk een onwrikbare zekerheid gevoeld, dat zij niet in staat was iets te doen, waarvoor zij zich had te schamen. En nog nimmer te voren had hij haar zoo zonder aarzelen en met zoo'n innigen klank in zijn stem toegesproken. „U moet u niet zoo opwinden, juffrouw Falkenhayn," drong hij aan. „Ik geef u de plechtige verzekering, dat ik de rol, die ik tegenover u moet spelen, zelf afschuwelijk vindt!" (Wordt vervolgd)
Pü
r r
^^
Nu. komt de
VA. .CAM.tie
J)e tijddat
.ken,
ken.
tijd
^
tpoe-dlq weer «urn,
we A-l.len
HAArbivi.teii
De bu.i.ten..MIAM trekttuar de itxä ot
jjtadÄ.menflch ver..toeft of) het UMd'lij...ke
Nu maken we tochtjes per auto of fiets; En heb je geen enk'le van deze. Een stevige wand'ling, wel, die kost je [niets. En kan soms véél mooier nog wezen! Nu is er .voor klagen en kliemen geen [tijd En doen we precies wat we willen ... Vacantie wordt slechts aan genoegens [gewijd. Geen mensch, die ons nükanbedillen!
I^MAISOINI
'.■mi..^,~^'M
J'ir
Und,
Jte
Ju
tijd
het rei. zen
VAU
r i l*r en
trek
toe c^xxn,
K<»,m..(3ee.ren
het étratid
Dx'é weereen^ vör. au .dWng Vd« (Jpij.zed, J?e
It
tven.moei..ieii.de ref
beu v
Nu liggen we fijn languit op ons gemak Te lui'ren in geurige heide, We dragen ons oudste, maar ... pret[tigste pak. Conventie? Zet dat maar terzijde! Toe, menschen, geniet toch zooveel als [het kan. Geniet van die heerlijke dagen! Want straks zit je weer op kantoor, [arme man. Je hersens met cijfers te plagen!
op lw5ch.rij..,k« |olek
zen
Slechts één ding, dat moet me nog even [van 't hart. Voordat ik dit lied ga besluiten: De liefde.. . daar kunnen, behalve de [mensch, Oók dieren en planten niet buiten! Wilt gij daaraan denken, wanneer ge [zoo straks Wat versehe gezondheid gaat halen. En wil deze (ja, want zoo zijn er helaas!) Dan niét met... vernieling betalen!!
ODIOT 7 PLACE DE LA MADELEINE. PARIJS
Fabriek van Artistiek / Zilverwerk
Piepa, moeder heeft mQ er zooeven op betrapt, dat Ik u nadeedl
J J-
Specialiteit voor
geschenken
Gevestigd
in zilver en verzilverd metaal
m 1690
GROOTE KEUZE IN KUNSTVOORWERPEN UITGEVOERD NAAR ONTWERPEN UU ELKE STIJLPERIODE
BE§g|j|jig|
- 30 —
OAILY MlkkOH
— 31 -
teggen uxttte mm
Persil >v\
.^\N
[Daór kan niemand mij vanj [afbrengen. 24 jaar ben ik [huisvrouw. 24 jaar, dus bijnaj P/i eeuw, bleef Persil mij [trouw met haar niet te evenlaren kwaliteit en lagen prijs.] [En dat wil wat zeggen! Ikj [gebruik Persil voor alles.j [Voor de groote wasch, voor j [wol- en fijngoed en tevens! Ivoor de hygiënische behan-; [deling van ontelbare din-: Igen in mijn huishouding. Erl bestaat voor mij geen anderj Iwaschmiddel dan Persil.j
/c kan zeggen wat je wil Ik gebruik alleen Per si l. Persil wascht vlug en heel voordeelig. Om korf te gaan, Persil is éénig.
mm
mm $Êm 0.439
Persi I blijft Persi I Ked .en Adm. Oalgewater 22 Leiden. Tel. 760 Postrekening 41880
Verschont wekelijks - Prijs per kwartaal f. 1,95.
Juni 1932. RY BOS, nieuwe ärlandsche Jfa-ster.
. (