dossier
Climate Change Package,
Andris Piebalgs, Europees Commissaris voor Energiebeleid
José Manuel Barroso, Voorzitter van de Europese Commissie
Op 23 januari 2008 stelde de Europese Commissie José Manuel Barroso plaatst er het pakket maatregelen in hun context: het 'Climate Change Package' voor, onder het wellui- "Dit is een scharniermoment voor de Europese Unie. Het energiebeleid dende motto '20-20-20 tegen 2020'. Deze cryptische omschrijving vat de belangrijkste doelstellingen van Europa voor 2020 samen: een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20 %, een aandeel van duurzame energie van 20 % en een verhoging van de energie-
was van bij het begin van de Europese samenwerking een van de belangrijkste beleidsgebieden. We moeten het die centrale plaats teruggeven. Alle EU-lidstaten hebben te kampen met de uitdagingen van de klimaatverandering, de toenemende afhankelijkheid van ingevoerde energie en hogere energieprijzen. Een gemeenschappelijke Europese reactie is noodzakelijk om duurzame, concurrerende en continue levering van energie te waarborgen."
efficiëntie met 20 %. Welke maatregelen gaan er achter die sleutelwoorden schuil? Welk wettelijk kader? Welke Andris Piebalgs benadrukt op zijn beurt dat een dergelijk beleid niet vooruitgang moet er worden geboekt? Welke middelen zijn er nodig om het pakket uit te voeren? Welke gevolgen heeft dat voor de ondernemingen? 'Energy News' tracht voor u een antwoord op die vragen te vinden… Flashback. In januari 2007 beginnen de eerste contouren van een ambitieus project, het toekomstige 'Climate Change Package', zich af te tekenen. Op die dag staan José Manuel Barroso, voorzitter van de Europese Commissie, en Andris Piebalgs, Europees Commissaris voor energiebeleid, op het spreekgestoelte in Brussel.
alleen een belangrijke inspanning vergt maar tegelijkertijd een opportuniteit is voor Europa, haar lidstaten, burgers en ondernemingen: "Als we nu de juiste beslissingen nemen, kan Europa de weg voorbereiden voor een nieuwe industriële revolutie die leidt naar een koolstofarme economie. Onze ambitie om een goed functionerende interne markt te verwezenlijken, een schonere en efficiënte energiemix te promoten en de juiste keuzes te maken op het vlak van onderzoek en ontwikkeling, zal bepalen of wij in dit nieuwe scenario een voortrekkersrol zullen spelen of anderen zullen volgen."
istockphoto
europese commissie
europese commissie
een gebruiksaanwijzing
2
20-20-20 tegen 2020
energy news juni 08
Het pakket • Voorstel van richtlijn met betrekking tot duurzame energiebronnen • Voorstel van richtlijn tot wijziging van het systeem van toewijzing van en handel in broeikasgasemissierechten • Voorstel van richtlijn met betrekking tot de opvang en opslag van CO2 (CCS – Carbon Capture and Storage – zie pagina 6) • Ontwerpbeslissing van het Europees Parlement en van de Raad over de verdeling van de inspanningen op het vlak van CO2-emissiereductie • Mededeling van de Europese Commissie inzake de steun aan CCSdemonstratieprojecten • Herziening van de richtsnoeren van de Europese regelgeving inzake staatssteun voor milieubescherming
Ambitieuze aanpak In de lente van 2007, tijdens de Europese Raad van 9 maart, bekrachtigen de EU-staatshoofden die ambitieuze aanpak. Daarmee krijgt de Europese Commissie groen licht om het klimaat- en energiepakket voor te bereiden. Dat 'pakket' wordt op 23 januari 2008 voorgesteld en is eigenlijk een geheel van instrumenten en beleidsmaatregelen om tegen 2020 het veelbesproken '20-20-20'-plan te verwezenlijken. Daarbovenop moet het aandeel biobrandstof in de transportsector tegen dan in elke lidstaat minimaal 10 % bedragen. Zoals we verder nog zullen zien, is de uitgangssituatie in elk van de drie domeinen (20 % minder broeikasgassen uitstoten, 20 % duurzame energie verbruiken en 20 % efficiënter met energie omgaan) heel verschillend. Zo bestaat er voor de uitstoot van broeikasgassen al een bindend Europees kader dat reeds enkele jaren van kracht is. Dat kader moet nu worden herzien om het efficiënter te maken en ambitieuzere doelstellingen te bereiken. Voor duurzame energie strekt het al bestaande kader maar tot 2010. De huidige doelstellingen zijn bovendien indicatief. De bedoeling is om tot een nieuw, meeromvattend en bindend voorstel te komen voor het volgende decennium. Tot slot moet op het vlak van energie-efficiëntie het al bestaande Europese beleid in de verschillende lidstaten worden verdergezet en versterkt.
De door de Commissie in januari 2008 geformuleerde voorstellen vormen een uitgebreid pakket. Het bevat tegelijkertijd ontwerprichtlijnen en beslissingen, onder andere over de verdeling van de te leveren inspanningen. Korte termijnen Voor de ontwerprichtlijnen is een medebeslissingsprocedure aan de gang. Dat betekent dat zowel de Europese Raad als het Parlement de voorstellen van de Commissie moeten goedkeuren na eventuele amendering. Het is de bedoeling om deze procedure vóór het einde van 2008 af te ronden. De keuze voor die korte termijn heeft een politieke reden: in juni 2009 vinden immers de verkiezingen voor het Europese Parlement plaats en de parlementaire werkzaamheden zullen vanaf maart beginnen afnemen. Wanneer de definitieve goedkeuring wordt verschoven naar de volgende legislatuur, met een nieuw Parlement en een nieuwe Commissie, zou dat tot een aanzienlijke vertraging leiden. De wil om vooruitgang te boeken is ook op het niveau van de Europese Raad erg groot. Tijdens de Raad van 13 en 14 maart 2008 werd in de conclusies van het voorzitterschap genoteerd dat "de 'diepgaande besprekingen' tussen de Raad en het Parlement vóór eind 2008 tot een akkoord zouden moeten leiden zodat de definitieve goedkeuring ervan in de huidige zittingsperiode, uiterlijk begin 2009 kan plaatsvinden".
20-20-20 tegen 2020
3
energy news juni 08
De inspanningen verdelen!
istockphoto
Ambitieuze doelstellingen op Europees niveau vooropstellen is eenvoudig. De inspanningen over de lidstaten verdelen is veel moeilijker. Een billijke verdeling zou niet mogen gebeuren op basis van eenvoudige rekenkundige regels, maar moet met de specifieke eigenschappen van de lidstaten rekening houden.
Er is nog een andere datum waar de Raad rekening mee houdt: in december 2009 vindt er in Kopenhagen een nieuwe internationale klimaatconferentie plaats. Daar te kunnen aankondigen dat er al een Europees kader vastligt voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de ontwikkeling van duurzame energie, zou een krachtig signaal zijn voor het politieke Europa.
1
De race tegen de klok is begonnen. Dat betekent ook dat 2008 een jaar is van moeilijke discussies. De globale doelstellingen moeten immers vertaald worden in concrete maatregelen en afspraken over de verdeling van de te leveren inspanningen over de lidstaten (zie kaderstuk) En op dat vlak moeten vaak tegenstrijdige belangen met elkaar worden verzoend …
Tegen 2020, moet de uitstoot van broeikasgassen met 20 % verminderd worden ten opzichte van 1990
Europa kan reeds bogen op een ruime ervaring in de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De eerste post-Kyotoperiode is net achter de rug. De tweede is nu aan de gang. En de derde wordt momenteel voorbereid, met zeer ambitieuze doelstellingen en een aangepaste regeling voor de toewijzing van en handel in emissierechten.
Doelstelling De Unie heeft er zich, ongeacht de houding van de andere internationale partners, unilateraal toe verbonden om haar uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met minstens 20 % te verminderen ten opzichte van 1990. Die doelstelling zou tot 30 % kunnen worden opgetrokken, als op internationaal niveau
een akkoord gesloten wordt over de klimaatverandering. Context De eerste fase 2005-2007 (NAP I) was een 'al-doende-leren-fase'. Het principe is eenvoudig: aan de hand van 'nationale allocatieplannen' kent elke lidstaat emissierechten toe aan
De huidige onderhandelingsfase is bijgevolg een hele uitdaging, waarvan de mogelijke impact ook duidelijk wordt gesteld in het 'Klimaatzakboekje 2008' van het VBO. Of zoals Rudi Thomaes, gedelegeerd bestuurder van het VBO, onderstreept: "De industrie in ons land geeft het goede voorbeeld door van 1990 tot 2005 haar uitstoot van broeikasgassen te verlagen met 14%. Andere sectoren en landen moeten nu volgen." In dat document, dat van de website van het VBO kan worden gedownload, wordt de wetenschappelijke basis van de klimaatverandering aangekaart. Het legt vervolgens uit welke inspanningen er wereldwijd moeten worden geleverd en beschrijft het potentieel van de verschillende landen in detail. Het laatste luik van het 'Zakboekje' beschrijft de specifieke kenmerken van de Belgische economie en verwijst meer bepaald naar het feit dat België een hoge concentratie heeft aan energie-intensieve sectoren. Een argument dat de Belgische overheden in de onderhandelingen over de verdeling van de inspanningen zouden moeten gebruiken…
>> www.vbo-feb.be > dossiers > Energie & leefmilieu
KLIM 2008 AATZAKBOEKJ E KLIMAATZAK BOEKJE 2008
De weten 2°C-doels schappelijke ba sis van telling ver eist snelle, klimaatverand Wie levert ering globale actie Europese er inspanning De wetenschappe en? Unie ver lijke basi Belgis s van 2°C-doelstell toont int che klim aatveran ing vereist snell indust derinern g ationaa rie geeft e, globale het goede l leiderschap actie Aandach Wie levert er tsp voorbeeld inspanningen Belgis Europese Unie ? che unten voor het econom vertoontene inter ie is gespebeleid van morge Belgische indu rginatio naal leide e-inten strie geef rschap cialiseerd n sieve ind t het Inz goed etten in de ust voorbeel opeeco Aandachtspu -innovad rie nten voor het Belgische econ beleid van mor tie omie is gesp gen ecial ener
gie-intensieve Inzetten op eco- industrie innovatie
iseerd in de
4
20-20-20 tegen 2020
energy news juni 08
framework of the eu ghg policy
GHG Target: -20 % compared to 1990
-14 % compared to 2005
EU ETS -21 % compared to 2005 NON ETS sectors -10 % compared to 2005
27 Member State targets, stretching from -20 % to +20 %
Deze grafiek is een schematische weergave van de verdeling van de inspanningen om uiteindelijk 20 % minder broeikasgassen uit te stoten.
de ondernemingen in de betrokken sectoren. Industriële ondernemingen ontvangen bijgevolg een bepaald aantal rechten. Aan het einde van elk jaar moeten ze rechten inleveren in functie van hun reële uitstoot. Overtollige rechten kunnen ze op de markt verkopen, terwijl ze er bij een tekort kunnen bijkopen, zoals het geval was voor de Belgische elektriciteitssector. Ongeacht het land van afgifte zijn de rechten in alle Europese landen geldig en kunnen ze onderling worden uitgewisseld. Voor deze eerste fase waren de allocaties in het algemeen voldoende voor de emissies van de betrokken installaties, rekening houdend met hun reductiepotentieel. In België werden voor elektriciteitscentrales op steenkool evenwel slechts rechten toegekend voor minder dan de helft van hun emissies. De tweede fase 2008-2012 (NAP II) is momenteel aan de gang en hanteert dezelfde principes. De lidstaten hebben overeenkomstig de afgesproken doelstellingen nieuwe nationale allocatieplannen bepaald (een gemiddelde daling van 8 % op Europees niveau ten opzichte van de uitstoot in 1990; 7,5 % voor België.
Verdeling van de inspanningen Om tegen 2020 20 % minder broeikasgassen uit te stoten in vergelijking met 1990, moet de Europese Unie nog 14 % reduceren ten opzichte van het niveau van 2005. De Commissie stelt dan ook een regeling met twee 'snelheden' voor. De sectoren die al aan de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) onderworpen zijn, moeten globaal in Europa een daling van 21 % realiseren t.o.v. 2005. Voor de sectoren die niet onder de ETS regeling vallen, is dat 10 % voor de hele EU ten opzichte van 2005. Ter herinnering: elektriciteitscentrales en grote industriële installaties (vertegenwoordigen 40 % van de uitstoot van de Unie) zijn aan de ETS regeling onderworpen. De Commissie stelt voor om het aantal sectoren onder de EU-ETS uit te breiden (bijvoorbeeld productie van aluminium en ammoniak).
Mechanisme om de doelstellingen te bereiken Om de vooropgestelde doelstelling te bereiken, moet de uitstoot progressief en lineair met 1,74 % per jaar dalen. Daartoe worden Aan de betrokken ondernemingen werd glo- de inspanningen als volgt verdeeld: baal een verdere daling van hun emissies opgelegd. In België werd het grootste deel van • Voor de EU-ETS deze inspanning evenwel afgewenteld op de De Commissie wil lessen trekken uit de zoelektriciteitssector, die geen emissierechten genaamde proefperiode (NAP I). Ze is van meer ontvangt voor zijn klassieke productie- mening dat bepaalde lidstaten op basis van installaties, zodat zijn tekort aan rechten fors de prognoses aan bepaalde ondernemingen te veel rechten hadden toegekend. Die is opgelopen. 'overtoewijzing' verklaart waarom de rechten, Voor de derde fase 2013-2020 is de doelstelling aangezien ze de vraag overtroffen, eind 2007 om 20 % minder broeikasgassen uit te stoten nauwelijks nog waarde hadden op de markt. dan in 1990. Daartoe stelt de Europese Commis- Vervolgens wil de Commissie op de kritiek van sie o.m. voor om de regeling voor de toewijzing bepaalde industriële ondernemingen ingaan. van en handel in emissierechten aan te passen. Die oordelen dat de eerlijke concurrentie op de interne markt wordt bedreigd doordat de Stand van zaken toewijzingsmethoden tussen de landen onMomenteel wordt de derde fase voorbereid. derling sterk verschillen. De Commissie heeft verschillende voorstellen naar voren geschoven. Voor het belangrijkste De Commissie stelt bijgevolg voor om op Euvoorstel ter hervorming van de regeling voor ropees niveau een geharmoniseerde aanpak toewijzing van en handel in emissierechten is in te voeren en de regeling voor de toewijzing op dit moment de bespreking aan de gang van en handel in rechten (en dus de bijhorende in de Raad en het Parlement, die nadien de richtlijn) te wijzigen. Eerst en vooral zouden de richtlijn zullen goedkeuren volgens de mede- quota niet langer door de lidstaten, maar op beslissingsprocedure (procedure waarbij de Europees niveau worden bepaald. Vervolgens Raad en het Parlement in nauw overleg een zullen de rechten niet meer gratis aan de ondocument gezamenlijk goedkeuren). dernemingen worden toegewezen, maar op
20-20-20 tegen 2020
5
energy news juni 08
ES IE PT GR LU AT IT NL SE BE SI FI FR DK UK SK HU PL DE CZ LV LT EE
-80%
-60%
-40%
-20%
1. Een beperkt potentieel Zoals eerder vermeld heeft Europa zich geëngageerd om haar emissies van broeikasgassen tegen 2020 met 30% te verlagen, indien een globaal internationaal akkoord inzake klimaatverandering wordt afgesloten. In een studie van het Federaal Planbureau werd nagegaan wat de beste manier is om een dergelijke Europese doelstelling van 30 % te verdelen op basis van het potentieel in de lidstaten. Daaruit blijkt dat: "Indien men de Europese doelstelling van -30 % op een kosteneffectieve manier over de lidstaten zou verdelen, zou België als gevolg van zijn kleinere potentieel om emissies te verminderen een doelstelling van -13,7 % moeten aanvaarden. Een ambitieuzere doelstelling zou de kosten voor ons land buiten proportie doen oplopen."
20,9 % 19,7% 15,8 % -1,1 % -1,3 % -1,3 % -9,6% -10,5 % -13,3 % -13,7 % -15,6 % -19,5 % -20,9 % -27,4 % -28,2 % -29,3 % -34,8 % -40,5 % -41,8 % -43,7 % -50,4 % -57,0 % -72,8 %
0%
20%
40%
Aangezien er op dit ogenblik nog geen internationaal akkoord is, geldt de doelstelling van -20% voor Europa, wat lager is dan het scenario van het Planbureau. Bijgevolg zou het logisch zijn dat de doelstelling voor België ook lager zou zijn dan het door het Planbureau berekende aandeel. Dit is helemaal niet het geval aangezien momenteel een cijfer van -15% vooropgesteld wordt.
Samenstelling van de industriële toegevoegde waarde 100 % 90 % 80 % 70 % 60 % 50 % 40 %
20 % 10 % 0% DE
UK
EU15
EU25
FR
NL
BE
bron: ecofys 2006
30 %
2. Een energie-intensieve industrie Bovendien werd in een studie van Ecofys, een onafhankelijk Nederlands adviesbureau, vastgesteld dat "In België maar liefst 40 % van de industriële toegevoegde waarde in de energie-intensieve industrie wordt gecreëerd. Dit is 10 % hoger dan het gewicht van de energie-intensieve industrie in Frankrijk, Duitsland en GrootBrittannië." Dit heeft tot gevolg dat, zoals Olivier Van Maren herhaalt in het interview dat dit dossier afsluit, elke inspanning inzake emissiereductie een grotere economische impact heeft in België dan elders in Europa (cfr. p.8). Op basis van die vaststelling besluit het VBO: "Voor België is het dan ook van cruciaal belang dat de internationale concurrentiepositie van de Belgische energie-intensieve industrie wordt gevrijwaard. De Belgische energie-intensieve industrie gaat trouwens al zeer efficiënt met energie om."
laborelec
Evaluatie van de impact van het klimaatpakket op de Belgische economie
20-20-20 tegen 2020
De opvang en opslag van CO2 Meerdere grootschalige projecten voor de opvang en opslag van CO2 ('CCS') zijn aangekondigd. De bedoeling van de projecten is om de CO2 die in elektriciteitscentrales op fossiele brandstoffen vrijkomt op te vangen en vervolgens in ondergrondse geologische lagen op te slaan. Die technieken en infrastructuren moeten echter nog verder worden bestudeerd om economisch haalbaar te zijn.
In het pakket heeft een specifieke richtlijn betrekking op de opvang en opslag van CO2.
de markt worden geveild. Hun aantal zal zo De Commissie is van mening dat de regeling voor handel in emissierechten (ETS) de voorworden bepaald dat er in 2020 21 % minder naamste stimulans zal zijn voor de invoering van CCS. Opgevangen en in overeenstemming broeikasgassen zal worden uitgestoten ten opmet het EU-kader veilig opgeslagen CO2 zal immers binnen het emissiehandelssysteem als zichte van 2005. De emissierechten die in 2020 niet-uitgestoten worden beschouwd, waardoor er geen emissierechten voor nodig zijn. In op de markt worden gebracht (1720 miljoen de tweede fase van het EU-ETS (2008-2012) kunnen CCS-installaties reeds in het handelssyston broeikasgassen), zullen dus 21 % lager ligteem worden opgenomen. Vanaf fase III (vanaf 2013) worden, overeenkomstig het voorstel gen dan de reële uitstoot van 2005. De rechten tot wijziging van de emissiehandelsrichtlijn, installaties voor opvang, transport en opslag voor de elektriciteitssector en raffinaderijen zulexpliciet in bijlage I van de richtlijn opgenomen. len vanaf 2013 integraal worden geveild. In alle andere sectoren zal de gratis toekenning van rechten vanaf 2013 geleidelijk aan afnemen en in 2020 volledig verdwijnen. Er zijn enkel om de rijkste landen de meeste inspanningen tionale concurrentie blootgestelde sectoren', de uitzonderingen voor de sectoren die heel erg te laten leveren, zonder de groei van de arm- toegang tot de flexibiliteitsmechanismen die het aan internationale concurrentie blootstaan. ste landen (en de uitstoot die met die groei mogelijk maken om buiten Europa CO2-winsten samenhangt) te belemmeren. De verwezen- te boeken, enz. • Voor de niet EU-ETS lijking van die doelstelling wordt tegelijkertijd Voor de sectoren die niet onder de EU-ETS val- door EU-maatregelen (voorschriften inzake Op aandringen van de Duitse bondskanselier len (vervoer-, residentiële, tertiaire sector, enz.), de CO2-uitstoot van wagens, normen voor Angela Merkel heeft de Commissie tijdens de is de doelstelling de uitstoot tegen 2020 met verwarmingsketels, enz.) en nationale maat- Europese top in maart 2008 nogmaals beklem10 % te verminderen in vergelijking met het regelen (fiscale maatregelen, verkeersbeleid) toond dat er dringend specifieke oplossingen niveau van 2005. Om die globale doelstelling gedragen. In dat opzicht omvat het pakket moeten worden gevonden voor het risico van op Europees niveau te verwezenlijken, stelt de van de Commissie ook de bepaling van nieu- het 'koolstoflek' in energie-intensieve sectoren. Die sectoren, zoals de staal- of aluminiumsecCommissie een nationale aanpak voor. De ver- we richtlijnen inzake ecologiesteun. tor, worden aan internationale concurrentie plichtingen zullen per land worden vastgelegd. blootgesteld. Zij wijzen erop dat energie zo'n De verdeling over de 27 lidstaten is hoofdza- Moeilijkheden – discussies kelijk op het bbpper inwoner gebaseerd. De Er bestaat nog heel wat onzekerheid over de toe- belangrijk aandeel van hun productiekosten vernationale inspanningen zullen tussen -20 % passing van de nieuwe toewijzingsmethode voor tegenwoordigt dat ze door de CO2-maatregelen en +20 % liggen. Voor België wordt een ver- emissierechten. We vermelden onder andere de zouden kunnen worden gedwongen om hun mindering met 15 % vooropgesteld. De Com- organisatie van de veiling en de bestemming activiteiten buiten Europa te verhuizen om conmissie argumenteert dat dit de beste manier is van de opbrengst, de definitie van 'aan interna- currentieel te blijven.
istockphoto
6
energy news juni 08
20-20-20 tegen 2020
7
energy news juni 08
2
Tegen 2020, moet het aandeel van duurzame energie in het energieverbruik 20 % bedragen
Terwijl de Commissie voor de uitstoot van broeikasgassen lessen heeft getrokken uit het verleden en naar een harmonisatie van de marktmechanismen op Europees niveau streeft, heeft ze voor duurzame energie een te strikt systeem vooropgesteld waarin de handel van garanties van oorsprong wordt beperkt.
Context Tot op heden heeft de Europese Unie inzake duurzame energie objectieven bepaald voor 2010. De doelstellingen zijn louter indicatief en hebben uitsluitend betrekking op elektriciteitsproductie (21 % voor Europa en 6 % voor België), en biobrandstoffen voor de transportsector. Elke lidstaat mag zelf zijn beleid bepalen om die ontwikkeling te bevorderen: voorkeurstarieven voor de terugkoop van groene energie, groene percentage toegevoegd in functie van het BBP per inwoner bepaald (een rijk land moet certificaten, enz. bijgevolg meer in duurzame energie investeStand van zaken ren). Die doelstelling zou bindend zijn voor alle De Commissie heeft een voorstel van richt- lidstaten. Als dat voorstel definitief wordt aanlijn inzake duurzame energie ingediend om vaard, zal België in 2020 een aandeel van 13 % tegen 2020 een aandeel van 20 % te berei- duurzame energie moeten bereiken. ken (tegenover 8,5 % in 2005). Dat voorstel is momenteel in bespreking bij het Europese Mechanisme om de doelstellingen Parlement en de Europese Raad met het te bereiken oog op de goedkeuring ervan via de mede- De Commissie stelt voor om het huidige beslissingsprocedure. De doelstelling heeft systeem van garanties van oorsprong (cerbetrekking op het volledige energieverbruik. tificaten waarin de duurzaamheid van de Daarbovenop moet het aandeel biobrandstof energiebron wordt aangetoond) uit te breiin de transportsector tegen 2020 in elke lid- den. Lidstaten die zelf niet voldoende duurzame energie kunnen ontwikkelen, kunnen staat minimaal 10 % bedragen. op die manier garanties van oorsprong in Verdeling van de inspanningen andere lidstaten kopen om hun doelstelling Hoe moeten de inspanningen over de lidsta- te bereiken. Dat mechanisme is een stap in ten worden verdeeld? De Commissie stelt een de richting van een eengemaakte Europese berekeningswijze voor die gebaseerd is op het markt zoals voor de broeikasgasemissierechbestaande aandeel duurzame energie in elke ten het geval is. De Commissie stelt echter lidstaat. Daar voegt ze een voor alle lidstaten geen geharmoniseerde politiek voor om die identiek aandeel van 5,5 % aan toe, zonder met ambitieuze doelstelling op een flexibele en het technisch-economische potentieel van de goedkope manier te bereiken. De lidstaten landen rekening te houden. Tenslotte wordt een kunnen immers beperkingen aan de onder-
electrabel
Doelstelling Een van de belangrijkste doelstellingen is het CO2-emissiebeleid te ondersteunen. Tegen 2020 moet het aandeel van duurzame energie in het energieverbruik van Europa 20 % bedragen.
linge handel van garanties van oorsprong en/of certificaten opleggen en hun eigen nationale stimulansen blijven toepassen. In de praktijk zal het huidige voorstel dus niet leiden tot een echte interne markt inzake duurzame energie maar zal het beleid sterk nationaal en 'versnipperd' blijven. Moeilijkheden - discussies De voorgestelde manier om de doelstellingen te bepalen wordt betwist. België zou bijvoorbeeld 13 % moeten behalen, terwijl het in 2005 maar een aandeel van 2,2 % had. De berekeningswijze houdt immers geen rekening met het reële en technische potentieel van elke lidstaat. Aangezien er bovendien geen echte eengemaakte markt voor garanties van oorsprong bestaat, moeten lidstaten met een tekort zwaar investeren om hun doelstellingen te bereiken. In een recent persbericht over de verdeling van de Europese inspanningen inzake hernieuwbare energie stelde het VBO dat de beoogde 13 % voor België ruimschoots zijn technisch-economische potentieel overschrijdt. De kost zal voor België bijgevolg gevoelig meer bedragen dan het gemiddelde voor alle lidstaten.
8
20-20-20 tegen 2020
energy news juni 08
3
Tegen 2020, moet 20 % minder energie worden verbruikt ten opzichte van het scenario 'business as usual'
Energie-efficiëntie maakt integraal deel uit van de 'politieke' boodschap over het '20-20-20 tegen 2020'-plan. Toch zijn er geen nieuwe specifieke maatregelen voorzien in het momenteel ter discussie liggende pakket; het beleid zal dus verdergezet worden op basis van de bestaande Europese wetgeving.
eigen initiatieven nemen, zoals het stimuleren van audits, de steun aan investeringen in zuinigere installaties, fiscale voordelen, de organisatie van sectorakkoorden voor industriële ondernemingen, enz. Ze kunnen anderzijds op de effecten van bestaande Europese richtlijnen Doelstelling Uitvoering terugvallen. We vermelden onder andere de Het is de bedoeling om de energie-efficiëntie De richtlijn van 5 april 2006 (betreffende weerslag van de implementatie van het Europetegen 2020 met 20 % te verbeteren ten op- energie-efficiëntie bij het eindgebruik en ener- se labelsysteem (etikettering van onder andere zichte van het scenario 'business as usual'. giediensten) verplichtte de lidstaten om tegen huishoudapparaten naargelang hun energieDat betekent dat er in de EU 13 % minder juni 2007 actieplannen voor energie-efficiëntie efficiëntie) of het effect van de verplichtingen primaire energie moet worden verbruikt. (APEE) in te dienen. De doelstelling van 20 % en normen voor de energie-efficiëntie van geis niet bindend. De lidstaten moeten enerzijds bouwen of motorvoertuigen.
Conclusie van Olivier Van der Maren Adviseur bij de Dienst Energie en Leefmilieu van het Verbond van Belgische Ondernemingen
feb
Olivier Van der Maren, wat vindt het Verbond van Belgische Ondernemingen van de doelstellingen van de Europese Commissie op het vlak van klimaatverandering en, meer in het bijzonder, van de 20-20-20 tegen 2020? Volgens ons zijn die doelstellingen zeer ambitieus en we staan met deze vaststelling niet alleen. Het is interessant om op te merken dat Europa eerst de globale doelstellingen heeft vastgelegd en zich pas nadien heeft afgevraagd hoe die moeten worden gerealiseerd en vooral, wie daartoe de inspanningen zal leveren.
Is dat verschil normaal? Momenteel hanteert Europa voor België de doelstelling dat tegen 2020 13 % van zijn globaal energieverbruik (elektriciteit, vervoer, verwarming en koeling) van duurzame oorsprong moet zijn. Wij gaan ervan uit dat het haalbare potentieel lager is. De cijfers van de Commissie over het potentieel van de verschillende landen verbazen ons trouwens: 13 % voor het Verenigd Koninkrijk, 14 % voor Italië, 16 % voor Duitsland, enz., terwijl die landen meer mogelijkheden lijken te hebben dan België om duurzame energie te ontwikkelen.
Het VBO wijst erop dat de Belgische ondernemingen al heel wat inspanningen hebben geleverd om hun uitstoot van broeikasgassen te beperken. Tegelijkertijd is de uitstoot van het wegverkeer en de huishoudens evenwel toegenomen. Wij vragen dat de EU-regeling van emissierechten geen concurrentienadeel creëert voor energie-intensieve industrieën. België is daarvoor bijzonder gevoelig, aangezien de energie-intensieve industrie goed is voor 40 % van onze industriële toegevoegde waarde. Dat is 10 % meer dan in Frankrijk, Duitsland of het Verenigd Koninkrijk. Zowel wat betreft de uitstoot van broeikasgassen als voor het aandeel duurzame energie pleiten we dan ook voor een verdeling van de inspanningen in functie van het technischeconomische potentieel van elk land.
De Commissie vindt haar voorstel billijk, aangezien landen met hoge interne kosten op de markt voor garanties van oorsprong zouden terechtkunnen om garanties elders in Europa te kopen. Dit betekent evenwel dat Belgische financiële middelen (afkomstig van ondernemingen en huishoudens) worden besteed voor de ontwikkeling van duurzame energie in andere landen. Die financiële middelen zullen des te groter worden als de markt voor garanties van oorsprong niet optimaal werkt. Bovendien dreigt dat scenario van een niet-optimale werking realiteit te worden, aangezien elke lidstaat het recht heeft om beperkingen op te leggen aan de handel van garanties van oorsprong van en naar zijn land. Wij hadden dus liever een verdeling van de inspanningen in functie van het potentieel gezien, gecombineerd met een transparant financieringssysteem ten voordele van minder welvarende landen en regio's...
Zijn de gevraagde inspanningen billijk? De cijfers van de Europese Commissie geven zelf al een antwoord op die vraag. Op verzoek van de Commissie werd een studie uitgevoerd naar de impact van het globale 'Climate Change Package' (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen én ontwikkeling van de productie van duurzame energie). Daaruit bleekt dat de globale inspanning 0,45 % van het Europese bruto binnenlandse product vertegenwoordigt. Maar met een impact van 0,70 % van zijn bbp bevindt België zich, samen met Zweden en Luxemburg, in de top drie van de meest getroffen landen. Die hoge kost is hoofdzakelijk te wijten aan het beperkte potentieel voor een goedkope productie van duurzame energie in ons land.
Wat stelt u voor? Wij vinden dat iedereen de situatie waarin België zich momenteel bevindt, moet kennen. Een herziening van de nationale doelstellingen lijkt ons politiek zeer moeilijk haalbaar (gezien de positieve Belgische verklaringen over de voorgestelde doelstellingen). Daarom vragen wij een correcte compensatie voor onze hoge kosten, een maximale flexibiliteit om de doelstellingen (uitstoot van broeikasgassen en duurzame energie) te bereiken en een optimale werking van de instrumenten die door de Europese Unie worden ingezet.