CLAIMCULTUUR EEN KRITISCHE ANALYSE VAN HET GEBRUIK VAN HET BEGRIP CLAIMCULTUUR DOOR DE BELEIDSWERELD VAN ZORG, WELZIJN EN SOCIALE ZEKERHEID TIM ROBBE
INLEIDING EN VRAAGSTELLING
Op 1 januari 2015 gaan gemeenten delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) uitvoeren. Deze delen gaan over naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten gaan bovendien per die datum de jeugdzorg uitvoeren in de nieuwe Jeugdwet. En zij gaan grote delen van de sociale zekerheid uitvoeren in een nieuwe Participatiewet. Het Rijk, dat deze taken decentraliseert naar gemeenten, legt echter zoals gebruikelijk een flinke efficiëntiekorting op. Gemeenten moeten dus met veel minder middelen de nieuwe taken uitvoeren. De AWBZ-taken krijgen waarschijnlijk een korting van 25%, de jeugdzorg een korting van 15% en de taken in de Participatiewet een korting van 25%. Deze grote bezuinigingen maken gemeenten terecht nerveus. Gemeenteland is volop bezig met het uitdenken van nieuwe manieren van organiseren en beheersen om binnen
de financiële kaders inwoners te voorzien van al het nodige op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Bestuurders, beleidsmedewerkers, zorgmanagers, kortom de hele beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid die betrokken is bij het vormgeven van het nieuwe beleid zoekt een ratio, een rechtvaardiging voor de forse maatregelen die het met veel minder middelen uitvoeren van de nieuwe taken moet mogelijk maken. Een veel gehoorde rechtvaardiging is dat nu sprake is van een claimcultuur. Kort gezegd komt het erop neer dat het huidige systeem van zorg, welzijn en sociale zekerheid rechten creëert voor burgers. Burgers calculeren en verzilveren die rechten waar mogelijk. Door het groeiend aantal rechten, het groeiend aantal burgers dat die rechten kan verzilveren (voornamelijk ouderen) en de gemakzucht van die burgers, i
zijn de kosten van het huidige systeem uiteindelijk niet meer houdbaar. Te veel q (hoeveelheid) leidt tot een te hoge p (prijs). De forse, vervelende maatregelen moeten de hoeveelheid (institutionele en dus dure) zorg, welzijn en sociale zekerheid verminderen. De gemeente ontwikkelt dan maatregelen die nodig zijn om de claimcultuur een halt toe te roepen. Het keren van deze cultuur, dat moet leiden tot een oplossingscultuur, lost de financiële problemen voor de gemeente op. Minder burgers zullen rechten (kunnen) verzilveren en burgers zullen meer voor elkaar (moeten) zorgen (van recht en plicht, naar eigen verantwoordelijkheid).
beleid legitiem zijn. Bestaat de claimcultuur wel, dan kan de beleidswereld voorgenomen beleid werkelijk toetsen op het succesvol veranderen daarvan (parameters en indicatoren voor succesvol beleid opstellen).
In dit artikel wil ik het begrip “claimcultuur” aan een nadere analyse onderwerpen en proberen te duiden. Ik kijk daarbij naar hoe de beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid het begrip gebruiken in het kader van de decentralisatie van taken. Daar wil ik tegenover zetten hoe de maatschappij het begrip claimcultuur meer algemeen definieert. Ik kijk daarbij niet alleen naar de definities die respectievelijk de beleidswereld en de maatschappij gebruiken, maar ook naar de betekenis die zij deze definities geven. Vervolgens onderwerp ik het gebruik van het begrip claimcultuur in de beleidswereld van zorg, welzijn en maatschappelijke ondersteuning aan een kritische analyse. Ik sluit mijn betoog af met een conclusie en enkele aanbevelingen. De relevantie van dit artikel is gelegen in het feit dat de beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid veel haar beleid baseert op het werkelijk bestaan van een claimcultuur. Als deze uiteindelijk niet blijkt te bestaan, maatschappelijk gezien wat anders betekent of kan betekenen, dan is het de vraag of (delen van) het voorgestelde
ii
DE CLAIMCULTUUR IN DE BELEIDSWERELD VAN ZORG, WELZIJN EN SOCIALE ZEKERHEID
HOE DEFINIEERT DE BELEIDSWERELD HET BEGRIP CLAIMCULTUUR? Het begrip “claimcultuur” komt vaak voor in beleidsnotities, politieke programma’s en (opinie)artikelen die vooral circuleren onder ingewijden in het beleid en bestuur van zorg, welzijn en sociale zekerheid. Om de “start” van het gebruik van het begrip te vinden, zocht ik op google met de trefwoorden “gemeente claimcultuur Wmo” tussen 1 januari 2007 en 20 juni 2013. Ik gebruikte deze termen omdat de gemeente de primaire beleidsmaker is, de Wmo zorg, welzijn en sociale zekerheid raakt en deze Wmo op 1 januari 2007 in werking trad. Het leverde tien pagina’s met treffers op. De eerste treffer die een gemeente aanhaalt, dateert van 2009. In juli 2009 zegt een gemeente in een publicatie van Zorgbelang (2009; 4): Eigen regie is fundamenteel iets anders dan zorgen dat mensen krijgen wat ze willen. (Onze gemeente) is wars van de claimcultuur. Deze uitspraak geeft aan dat volgens de gemeente in een claimcultuur inwoners nu altijd krijgen wat ze willen. Dat impliceert ook dat binnen deze cultuur, volgens deze gemeente, inwoners dus iets willen krijgen wat zij eigenlijk niet altijd zouden moeten willen krijgen. In plaats daarvan moeten zij meer eigen regie voeren waar mogelijk en pas in het uiterste geval om hulp vragen
bij de gemeente. Die gedachte lijkt aan te sluiten op het actief burgerschap, zoals dat ook vaker in treffers terugkomt. Een actieve burger gaat zelf op zoek naar oplossingen en klopt niet meteen aan bij de gemeente voor hulp. De gemeentesecretarissen van de 100.000+ gemeenten gebruiken de claimcultuur in 2010 om aan te geven dat er wat moet gaan veranderen. In de nota “Sterkere steden en evenwichtige overheidsfinanciën” stellen zij dat de kosten van de AWBZ de pan uitrijzen. Een systeeminnovatie is nodig. Als kern geldt daarvoor de eigen kracht en verantwoordelijkheid van mensen die ook beter moet worden benut (De Boer, 2010; 22). Ter verduidelijking voegen zij daaraan toe dat: de mens (…) zelf aan zet (is) en we (afstappen) van de claimcultuur. In deze notitie van secretarissen zien we als onderdeel van de claimcultuur terugkomen dat mensen onvoldoende eigen kracht gebruiken en verantwoordelijkheid nemen en dus nu niet zelf aan zet zijn. Het beeld dat de secretarissen schetsen kunnen wij interpreteren als een maatschappij waarin mensen voor alles wat hen in het leven tegenzit aankloppen bij de overheid (en in zorg, welzijn en sociale zekerheid: bij de gemeente) voor hulp. En zij doen dat omdat zij menen iets te moeten krijgen van die overheid. Zo sluit deze betekenis van de claimcultuur dus aan op die zoals gebruikt door eerdergenoemde gemeente.
3
Documenten die refereren aan de claimcultuur, verwijzen nogal eens naar het programma “de Kanteling” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit programma loopt sinds 2009. De VNG definieert “de Kanteling” in 2010 in de uitgave “Van eerste contact tot arrangement” op pagina 7 als volgt: De Kanteling is een opdracht voor alle gemeenten om de omslag te maken van claimgericht (voorzieningen en hulpmiddelen) naar resultaatgericht (participatie en zelfredzaamheid) werken. Interessant in deze definitie is dat niet de burger, maar de gemeente moet veranderen. “De opdracht” is immers “voor alle gemeenten”. De VNG gebruikt de termen “claim” en “claimgericht” overigens vaker in haar publicaties over “de Kanteling”. Nergens gebruikt zij echter het begrip claimcultuur. De VNG gebruikt het begrip claim en claimgericht, zo blijkt uit de publicaties, steeds formeel. Het staat synoniem voor een formele aanvraag (de claim) voor een zogenaamde individuele voorziening. In de Kanteling moeten gemeenten beginnen bij een goed gesprek om te kijken of zo’n formele aanvraag wel nodig is. Om te beoordelen of dit wel leidt tot “compensatie”, een verplichting die gemeenten hebben op basis van de Wmo. Zo stelt de VNG, ook in 2010, in de publicatie “De Kanteling financieel: kosten en baten van een nieuwe aanpak in de Wmo” op pagina 24: (…) de klassieke werkwijze van Wmo-loketten, die gericht was op claimbeoordeling, wordt vervangen door een werkwijze waarin ‘het gesprek’ centraal staat (en waar claimbeoordeling indien nodig natuurlijk ook onderdeel van uitmaakt).
Het begrip claimcultuur heeft echter, zo blijkt uit de al eerder aangehaalde bronnen, een veel negatievere connotatie dan een cultuur “waarin het gebruikelijk is formele aanvragen in te dienen”. Het slaat ook vooral op een cultuur waarin burgers niet actief zijn, onvoldoende eigen verantwoordelijkheid nemen en onvoldoende van hun eigen kracht uitgaan. In de publicaties van de VNG over “de Kanteling” is het echter niet de VNG zelf die het begrip claimcultuur gebruikt, maar de door de VNG geïnterviewde gemeenten. Een van de wethouders stelt in 2011 in de uitgave “Kantelen in de praktijk” op pagina 50: We moeten nu de vraagzijde, die van de burgers, nog verder ontwikkelen. Die zijn zolang gewend geweest aan de claimcultuur. (…) De huidige (Verordening) is nog gebaseerd op de oude claimcultuur. Strikt en letterlijk genomen zegt de wethouder natuurlijk niets om wat over op te merken. Toch leest de zinsnede “die(!) (burgers) zijn zolang gewend geweest aan de claimcultuur” wat vreemd. Je zou de opmerking kunnen interpreteren als dat die(!) burgers moeten snappen dat het roer om gaat. De wethouder moet(!) die vraagzijde nog verder ontwikkelen. De wethouder vertegenwoordigt de nieuwe norm. Die(!) burger loopt dus, vanwege zijn gewend zijn aan de claimcultuur, achter op die nieuwe norm. En die nieuwe norm is natuurlijk zoals hiervoor geschetst: actief burgerschap, et cetera. Wat direct impliceert dat die burger nu niet actief is, et cetera. Ook in 2011 publiceert Andersson Elffers Felix in opdracht van de VNG het rapport “De Kanteling – Lessen en Praktijken”. Het rapport evalueert twee jaar de Kanteling bij gemeenten. In het rap4
port noemen twee van de twaalf geïnterviewde gemeenten expliciet de claimcultuur als barrière voor resultaatgericht of oplossingsgericht werken in de Wmo. De wijze waarop zij de rol van burgers bespreken sluit aan bij de invulling van het begrip claimcultuur zoals dat al is behandeld. Op pagina 29 staat bijvoorbeeld: Naast de gemeente en de partnerorganisaties, moet vooral de burger kantelen. “Daarin ligt een belangrijke rol voor de welzijnsorganisatie. Die moet de claimcultuur uit de burger halen. Door burgers meer met elkaar te verbinden”. De claimcultuur moet “uit de burger”, anders kantelt deze niet mee. De gemeente en de instellingen kunnen wel kantelen, maar als de burger niet meedoet dan faalt het hele project. Op pagina 42 en 43 staat dan nog: De gemeente (…) ziet de cultuurverandering als een van de lastigste opgaven in het traject. Intern en extern bestond een „claimcultuur‟ (…). Ook extern kost de claimcultuur moeite: burgers zijn niet gewend aan de nieuwe manier van denken. “Mensen komen binnen en hebben een claim, hebben heel concreet een vraag waar de oplossing al in zit.” Het gaat dan om zowel cliënten als hun naasten: familieleden kunnen in gesprekken de nadruk leggen op het „het recht op een voorziening‟, wat het lastig maakt voor MAATwerkers om de keukentafelgesprekken te voeren (…). Ook wil de gemeente de „claimcultuur‟ die bij burgers nog vaak bestaat, veranderen. Voor het doorbreken van dit oude „systeem‟ is echter nog een investering nodig. Hiervoor wil (de gemeente) een sterkere verbinding zoeken met burgers en instellingen. In deze passage is terug te vinden dat volgens de geïnterviewde gemeente mensen (en hun familieleden) vinden dat zij ergens recht op heb-
ben. De passage wekt de suggestie dat elke burger die binnenkomt zo denkt omdat de vierde zin begint met “mensen”. Er staat niet “een aantal”, of “een groot aantal”, maar “mensen”. Dat impliceert dat deze gemeente zich bijna alleen maar met een claimende burger ziet geconfronteerd. En daarin machteloos meegaat zodat ook een interne claimcultuur is ontstaan; een cultuur bij de gemeente om het recht van de burger zoveel mogelijk erkennen. Wij kunnen nu op basis van deze uitspraken van vooral gemeenten het begrip claimcultuur in de beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid definiëren. Deze luidt dan: De claimcultuur is een maatschappij waarin burgers bij een hulpvraag niet zelf op zoek gaan naar eigen oplossingen (eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid), maar direct aankloppen bij de overheid voor hulp in de vorm van een formele aanvraag (de claim). Zij vinden dan dat zij die hulp moeten krijgen (een recht), ook als in de eigen omgeving hulp aanwezig is of kan zijn.
WAT BETEKENT DEZE DEFINITIE VOOR DE BELEIDSWERELD? Het definiëren van de claimcultuur voor de beleidswereld is onvoldoende om ook aan te geven wat deze claimcultuur in die wereld betekent. Het aangehaalde rapport van de gemeentesecretarissen lichtte een tip van de sluier. De secretarissen stappen af van de claimcultuur omdat de kosten in de AWBZ blijven stijgen. Er ligt volgens de secretarissen dan een causale relatie tussen de claimcultuur en de kostenstijgingen in zorg, welzijn en sociale zekerheid.
5
Deze causale relatie vinden wij tussen 2008 en 2013 ook terug in gemeentelijke beleidsstukken, nieuwsberichten en onderzoeksrapporten. Dezelfde documenten leveren echter geen bewijs voor het bestaan van de claimcultuur noch de causale relatie tussen zo’n cultuur en stijgende zorgkosten. In 2010 noemt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) als mogelijke(!) verklaringen voor gestegen professioneel zorggebruik (let op: niet de gestegen zorgkosten) tussen 2004 en 2009:
oplossingscultuur leidt ertoe dat burgers eerst zelf op zoek gaan naar oplossingen in hun eigen omgeving en alleen in het uiterste geval nog aankloppen bij de overheid voor hulp. Dit moet de kosten van zorg, welzijn en sociale zekerheid terugbrengen op een acceptabel niveau.
(…) de toename van het aantal ouderen in de bevolking, de extramuralisering (het feit dat mensen steeds langer zelfstandig blijven wonen) en wellicht (sic!) de claimcultuur (het feit dat mensen steeds vaker een beroep op voorzieningen doen). Een mogelijke verklaring voor de gestegen zorgvraag is dus onder andere wellicht de claimcultuur. Dat is niet een uitspraak waaruit veel zekerheid is te halen, al helemaal niet voor wat betreft het bestaan van een causaal verband tussen zo’n claimcultuur en stijgende zorgkosten. Toch nemen gemeentelijke beleidsstukken de nog niet bewezen claimcultuur en een causale relatie met stijgende zorgkosten (soms al expliciet) als uitgangspunt voor of bij hun beleidsvoornemens met betrekking tot zorg, welzijn en sociale zekerheid. Een selectie uit enkele beleidsdocumenten op de volgende pagina laat dit zien. De claimcultuur betekent in de beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid dus in ieder geval iets negatiefs. De beleidswereld moet de claimcultuur immers aanpakken. Dit omdat zij een van de hoofdoorzaken is voor de onhoudbare kostenstijging van zorg, welzijn en sociale zekerheid. Het omzetten van de claimcultuur in een 6
Gemeente
Document
Passage
Gemeente Weert
Kadernota en actieprogramma Wmo begeleiding - Juni 2012
In het eerste en tweede scenario is nauwelijks sprake van eigen verantwoordelijkheid en blijft de claimcultuur in stand (p. 17) Er (moet) een groter appel gedaan (worden) op eigen oplossingen en netwerk wat kostenbesparend is (p. 18).
Gemeente Oude IJsselstreek
WMO beleidsplan 2012 – 2015
Het is belangrijk dat mensen blijven participeren in de maatschappij. Dit is niet alleen een sociaal effect maar ook een economische. Want als we doorgaan met de claimcultuur is de WMO niet meer te betalen. Daar is niet alleen iedereen van overtuigd hier in de raadszaal maar ook daarbuiten.
Gemeente Lisse e.a.
Keuzenota WMO Beleidsplan 2012 – 2015
Deze werkwijze heeft een claimcultuur in de hand gewerkt. Hier komt bij dat de vraag naar ondersteuning in de komende jaren alleen maar zal groeien. Waar de behoefte aan ondersteuning vanuit de WMO de komende jaren dus stijgt, zullen de voor de WMO beschikbare budgetten als gevolg van forse bezuinigingen sterk onder druk komen te staan (p .5)
Gemeente Amsterdam
Nota van Beantwoording en Wijzigingen op het concept Wmo Beleidsplan 2012 - 2016
Niet voor niets is de ambitie om een einde te maken aan de claimcultuur en de omslag te maken van aanspraak naar noodzaak. Als het keukentafelgesprek goed wordt uitgevoerd, slaan we twee vliegen in 1 klap: de Amsterdammer met een ondersteuningsvraag krijgt precies datgene wat hij/zij nodig heeft, wat tegelijkertijd betekent dat we onze beperkte financiële middelen effectief en efficiënt kunnen inzetten (p. 23).
Gemeente Uden
Participatie Beleid 2012 – 2015
Op basis hiervan zijn de volgende trends en ontwikkelingen benoemd waar het participatiebeleid een antwoord op moet geven: politieke ontwikkelingen, bezuinigingen (op o.m. AWBZ) mede als vervolg op inzetten/benutten van Eigen Kracht en tegengaan van groeiende claimcultuur (p. 9).
Twente
Plan van aanpak decentralisatie Inhoudelijk liggen de doelen en resultaten (eigen kracht, extramurale begeleiding Twente – sociaal netwerk, zelfredzaamheid/participatie bevorderen, januari 2012 doorbreken claimcultuur, doorbreken stijgende uitgaven zorgkosten) van de diverse ontwikkelingen dicht bij elkaar (p. 6).
DE CLAIMCULTUUR IN DE MAATSCHAPPIJ
HOE DEFINIEERT DE MAATSCHAPPIJ HET BEGRIP CLAIMCULTUUR? Wie op google de woorden “gemeente” en “Wmo” weglaat, kan zien dat het begrip claimcultuur al langere tijd en in veel verschillende sectoren in gebruik is. De meest recente treffers gaan over de claimcultuur in het onderwijs. Ouders schijnen steeds vaker onderwijsinstellingen voor de rechter te dagen voor een beter schooladvies voor hun kinderen. De reden dat het aantal recente treffers over dit onderwerp zo hoog is, is voornamelijk te wijten aan een televisie uitzending van Brandpunt in juni 2013. Ook de vermeende claimcultuur met betrekking tot medische missers kent aardig wat treffers. Deze treffers gaan over patiënten die steeds vaker ziekenhuizen en andere zorginstellingen voor de rechter zouden slepen voor schadevergoeding in het geval van dergelijke missers. Uit treffers blijkt ook dat de angst voor het ontstaan van een claimcultuur groot is, als staatssecretaris Teeven advocaten op “no cure no pay” basis zou gaan laten werken. De weg naar de rechter voor het eisen van schadevergoedingen zou dan nog maar heel klein zijn. Een aantal bijzondere treffers gaat nog over de claimcultuur bij de televisieomroepen. Blijkbaar zijn programma’s er zo op gebrand bepaalde gasten in hun shows te krijgen, dat zij deze gas-
ten volledig afschermen voor andere programma’s. Alleen de laatstgenoemde treffer heeft geen betrekking op rechtszaken en schadevergoeding. Uit de treffers is dus duidelijk op te maken dat de claimcultuur in een algemeen maatschappelijke definitie toch vooral een juridische inhoud heeft. Wie dan op basis van deze wetenschap wat verder zoekt vindt uit dat het Ministerie van Justitie eind jaren 1990 al eens onderzoek deed naar een vermeende claimcultuur in Nederland. Een heuse werkgroep heeft zich over het fenomeen gebogen. De Minister concludeerde in 1999 in een brief aan de Tweede Kamer, op basis van het werk van de Werkgroep, dat op dat moment geen sprake is van een claimcultuur. Het ontbreekt aan voldoende kwantitatief bewijs. De Minister geeft wel aan dat in Nederland de “determinanten” aanwezig zijn die, gecombineerd, tot zo’n cultuur kunnen leiden. De Minister gebruikt in de brief de definitie voor de claimcultuur zoals de Werkgroep deze gebruikt. Deze definitie voor de claimcultuur in algemeen maatschappelijk zin neem ik over in dit artikel en luidt: De claimcultuur is een maatschappij waarin partijen elkaar veelvuldig en voor hoge bedragen in juridische zin aanspreken ter vergoeding van geleden schade, zonder dat dit overigens in alle gevallen hoeft te leiden tot een juridische procedure.
8
De definitie van de claimcultuur, zoals de maatschappij deze hanteert, is gezien het aantal en de inhoud van gevonden treffers nog steeds actueel. En daarmee is zij bruikbaar voor een verdere analyse van het begrip claimcultuur in de beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid.
WAT BETEKENT DEZE DEFINITIE IN DE MAATSCHAPPIJ?
4.
Een claimcultuur kent echter ook positieve effecten. De Werkgroep heeft ook deze positieve effecten in kaart gebracht. Dit zijn er drie. 1.
Ten eerste zorgt een claimcultuur voor veiligere diensten en producten. Een leverancier weet immers dat hij bij verkeerd handelen een partij tegenover zich heeft die snel naar een rechter zal stappen voor schadevergoeding. Leveranciers zullen dus ervoor zorgen dat hun diensten en producten zo min mogelijk tot schade kunnen leiden.
2.
Ten tweede zorgt de claimcultuur voor een adequater productieniveau. Omdat de leverancier de mogelijke kosten van claims in de levering van zijn product of dienst verdisconteert, zullen meer risicovolle producten en diensten duurder zijn. De consument zal deze dan ook minder snel afnemen, waardoor het aantal risicovolle producten en diensten beperkt blijft.
3.
Tot slot zorgt de claimcultuur ervoor dat slachtoffers door middel van financiële compensatie zich in hun welzijn hersteld zien. Met name in situaties waarin de overheid zich uit de sociale zekerheid terugtrekt is dit laatste positieve effect van de claimcultuur zelfs gewenst, zo stelt de Werkgroep.
Het begrip claimcultuur kent ook in de maatschappij vooral een negatieve connotatie. Dit komt omdat vooral de negatieve effecten ervan zichtbaar en voelbaar zijn in een maatschappij. De hiervoor aangehaalde Werkgroep bracht de negatieve effecten in kaart. Zij noemt er vier. 1.
Een eerste is dat te veel mensen zich met de claims bezighouden (advocaten, rechters) die zich op andere wijze nuttiger zouden kunnen maken voor de maatschappij.
2.
Ten tweede leidt een claimcultuur tot maatschappelijk ongewenst gedrag. Dat gedrag bestaat dan enerzijds uit het zich indekken tegen claims ook als dit niet nodig is. Anderzijds uit het indienen van claims die geen rechtsgrond hebben, maar die vanwege hoge juridische kosten altijd tot een schikking leiden. Mensen kunnen dus verdienen aan niet gegronde claims. Anders gezegd: er ontstaat een “claimindustrie”.
3.
Een derde effect is dat prijzen van producten en diensten stijgen. Leveranciers moeten steeds hogere premies van aansprakelijkheidsverzekeringen en andere claimkosten verdisconteren in hun prijsstelling.
Tot slot leidt een claimcultuur tot calculerende burgers die elkaar steeds sneller voor een rechter durven slepen voor schadevergoedingen. Zo’n ontwikkeling komt de sociale cohesie niet ten goede.
Samenvattend betekent de claimcultuur in de maatschappij dus vooral iets negatiefs, hoewel het ook positieve effecten heeft. Het blijkt echter dat de juridische definitie van de claimcultuur 9
vooral op basis van de genoemde effecten die de maatschappij kan ervaren, een financieel-economische betekenis heeft. De claimcultuur is zowel voor- als nadelig voor de economie en de financieel-economische positie van leveranciers en consumenten.
10
KRITISCHE ANALYSE VAN HET GEBRUIK VAN HET BEGRIP CLAIMCULTUUR IN DE BELEIDSWERELD VAN ZORG, WELZIJN EN SOCIALE ZEKERHEID PUNT 1: DE MAATSCHAPPIJ ZAL NIET VINDEN DAT SPRAKE IS VAN EEN CLAIMCULTUUR Vanuit de maatschappij gezien is in een claimcultuur in ieder geval sprake van drie elementen: 1.
een slachtoffer;
2.
een veroorzaker van de schade; en
3.
een eis tot schadevergoeding.
In de beleidswereld zagen wij ook drie elementen, namelijk: 1.
een hulpvrager
2.
de overheid; en
3.
een formele aanvraag voor een voorziening.
Het is interessant om te bezien hoe, of en in hoeverre elementen uit de maatschappelijke definitie en die uit de beleidsdefinitie elkaar dekken. De eerste vraag is dan of wij de “hulpvrager”, degene die volgens de beleidswereld claimt, mogen zien als een “slachtoffer”, degene die volgens de maatschappij claimt. Wij zouden kunnen beweren van wel. Immers de hulpvrager ondervindt een beperking in zijn maatschappelijke participatie of zelfredzaamheid. Hij is zo een slachtoffer van zijn beperking. Wij hebben het hier overigens niet over de oorzaak van de beperking, maar over het bestaan van de beperking. De oorzaak van de beperking
is in het geval van zorg, welzijn en sociale zekerheid vaak niet te herleiden tot het verkeerd handelen van een andere persoon. Waar dat wel zo is, is de hulpvrager niettemin ook nog steeds slachtoffer van zijn beperking. Wij hebben het hier echter vooral over beperkingen die lichamelijk of psychische aanwezig zijn of komen in het lichaam door ziekte en ouderdom. Slachtoffer zijn van je eigen beperking is daarom niet hetzelfde als slachtoffer zijn van schade die je ondervindt in het maatschappelijk verkeer door toedoen van een ander. In die zin van slachtoffer zijn gaat het voornamelijk om een juridisch en financieel-economische betekenis. De ander handelt dusdanig onredelijk of zelfs onrechtmatig dat de positie van het slachtoffer maatschappelijk gezien verslechtert. Slachtoffer zijn van je eigen beperking heeft in beginsel niets te maken met een juridisch en financieel-economische verslechtering van een maatschappelijke positie door toedoen van een ander. De beperking zorgt ervoor dat het individu niet volledig maatschappelijk kan participeren of zelfredzaam kan handelen. In die zin is de hulpvrager dus geen slachtoffer, maar precies wat het woord zegt; iemand die aan anderen hulp vraagt bij zijn beperking. De tweede vraag is of de “overheid”, die de veronderstelde claim ontvangt, de “veroorzaker van de schade” is, die in de maatschappelijke definitie de claim ontvangt. Het antwoord daarop is natuurlijk: nee. De overheid of het handelen van de 11
overheid kent geen Maatschappij direct causaal verSlachtoffer band met de beperVeroorzaker king die een hulpvraEis schadevergoeding ger ondervindt. Dat kan ook niet. Wij zagen namelijk al dat de beperking vooral eigen is aan de hulpvrager zelf. Het bestaan van de beperking is niet gerelateerd aan de fysieke wereld buiten die hulpvrager; hij of zij is degene die bijvoorbeeld moeite heeft met lopen of een psychotische periode doorgaat. De overheid staat echter voor “het volk”. Wij kunnen zo mijns inziens de overheid zien als het collectief van individuen waar zowel mensen met als zonder een beperking deel van uitmaken. Dit collectief kan niet bestaan zonder al die (unieke) mensen. Daarmee wil ik niet redeneren naar een conclusie dat het collectief causaal handelen te verwijten valt voor beperkingen die een van haar individuen ervaart. Een hulpvrager doet dat zelf ook niet. De hulpvrager vraagt met zijn veronderstelde “claim” wel aan het collectief waar hij zelf deel van uitmaakt hulp. Wij moeten daarom nog tot slot de vraag stellen of een “formele aanvraag voor een voorziening”, de claim in de beleidsdefinitie, hetzelfde is als een “eis tot schadevergoeding”, de claim in de maatschappelijke definitie. Het antwoord op deze vraag moet alleen al “nee” zijn omdat wij zagen dat een “hulpvrager” geen “slachtoffer” is en de “overheid” en geen “veroorzaker van schade”, maar een collectief waar de hulpvrager zelf deel van uitmaakt. Maar ook via een andere redenering is een formele aanvraag voor een voorziening wat anders dan het eisen van schadevergoeding. Schade-
vergoeding is namelijk een vorm van fiHulpvrager nanciële compensaOverheid tie van een slachtofAanvraag voorziening fer waarbij een veroorzaker van schade de maatschappelijk balans terug in evenwicht brengt. De formele aanvraag van een voorziening gelijkstellen met schadevergoeding legt een veronderstelling bloot dat mensen die beperkingen ondervinden ervoor zorgen dat een maatschappelijke balans uit evenwicht is (zij zijn “slachtoffer”). Echter, zoals wij al zagen, bestaat de overheid als collectief per definitie uit zowel beperkte als niet beperkte mensen. Deze “0”stand van de maatschappij is de balans. Beleidswereld
Door voorzieningen toe te kennen als collectief brengen wij een maatschappij niet weer “in balans”, maar tillen wij deze vanuit een balans juist naar een hoger niveau. Wij geven dan mensen die beperkingen ervaren dezelfde mogelijkheden als mensen die deze beperkingen niet ervaren. De maatschappelijke balans komt daarmee vanuit de “0”-stand te staan op “+1”. Onze conclusie moet gezien voorgaande luiden dat de elementen uit de beleidsdefinitie en de maatschappelijke definitie elkaar onvoldoende dekken. De maatschappij, met haar eigen definitie van claimcultuur, zal de definitie die de beleidswereld gebruikt, en waarvoor zij deze definitie gebruikt, niet begrijpen. Eerste punt van kritiek op het gebruik van het begrip claimcultuur in de beleidswereld is dan ook dat de maatschappij buiten deze beleidswereld niet over een claimcultuur zal spreken voor de situatie die de beleidswereld probeert te duiden. Dat kan tot verwarring leiden voor wat betreft voorgestelde beleidsmaatregelen. De maatschappij zal deze niet 12
gerechtvaardigd vinden. Dit tast uiteindelijk de legitimiteit van deze maatregelen aan.
PUNT 2: DE OVERHEID CLAIMT BIJ BURGERS IN PLAATS VAN ANDERSOM Wij kunnen de vraagstelling uit de vorige paragraaf in een denkoefening ook anders benaderen. De beleidsdocumenten genoemd in hoofdstuk 1 zouden wij namelijk ook kunnen interpreteren als volgt: de overheid ziet zichzelf als slachtoffer en de claimende burger is degene die schade veroorzaakt. De beleidsmaatregelen die uitgaan van “eigen kracht”, “zelf-oplossend vermogen” en een beperking op de toegang tot voorzieningen, vormen dan “de schadevergoeding”. Wat kunnen wij concluderen als wij in een denkoefening de materie op deze wijze benaderen? Dus als wij de “overheid” zien als “slachtoffer”, de “hulpvrager” als “veroorzaker van schade” en de “beleidsmaatregelen” als “schadevergoeding”? In de in hoofdstuk 1 behandelde bronnen maakt de beleidswereld een onderscheid tussen “die(!) burgers” en “wij, de overheid”. Door een denkbeeldige lijn te trekken tussen enerzijds “die burgers” en anderzijds “wij, de overheid”, is ook een causaal verband aan te brengen in de beleidsdocumenten tussen het handelen van “die(!) burgers” en de schade die dit oplevert aan “wij, de overheid”. “Die(!) burger” heeft met zijn claimende gedrag namelijk gezorgd voor de (dreigende) onbetaalbaarheid van het huidige systeem van zorg, welzijn en sociale zekerheid. Daarom kan “wij, de overheid” zijn verplichtingen niet meer nakomen. De “wij, de overheid” ondervindt dus
schade aan het handelen van “die(!) burgers” in het maatschappelijk verkeer. Is de denkbeeldige lijn echter vol te houden? Mijns inziens is de overheid, zoals ik in de vorige paragraaf al aangaf, niet los zien van de burger. Een collectief van mensen met en zonder beperkingen vormt uiteindelijk “de overheid”. In die denkrichting laat de beleidswereld het collectief de individuele beperkte mensen aansprakelijk stellen voor hun gedrag. Dit is dan gedrag waarbij deze individuele mensen met beperkingen direct hulp vragen aan het collectief, in plaats van eerst zelf te zoeken naar oplossingen of gebruik te maken van eigen oplossingen. Deze redenering is bezwaarlijk. De individuele mens met een beperking zal juist vanwege die beperking altijd in meer of mindere mate gebruik moeten maken van hulp uit het collectief. Door te stellen dat het individu eerst zelf moet zoeken of gebruik moet maken van eigen oplossingen, verandert er dus vanuit dit oogpunt eigenlijk helemaal niets. En toch verandert er heel veel. In plaats van voorzieningen ter beschikking te stellen vanuit het collectief, verwacht de beleidswereld dat het individu eerst direct met (een deel van) het collectief gaat onderhandelen over oplossingen voor zijn beperking. Het verhogen van de totale maatschappelijke welvaart (de balans hoger laten uitslaan voor het collectief) is niet meer de doelstelling. De doelstelling is het gebruiken van de welvaart van een deel van het collectief; namelijk van dat deel dat geen beperkingen ondervindt en zich bevindt in de omgeving van de individuen die dat wel ondervinden. Van dit deel verwacht de beleidswereld dat deze de hulpvraag van de hulpvrager beantwoordt.
13
Maatschappij Beleidswereld De inhoud en reikwijdte die zin dat de overvan het aanbod van dit heid te veel kosten Slachtoffer Overheid deel is echter afhankelijk maakt voor voorzieninVeroorzaker Hulpvrager van tijd, middelen en gen. Eis schadevergoeding Beleidsmaatregelen vaardigheden. Niet elke In onze denkohulpvrager heeft zodoende toegang tot dezelfde efening, waarbij wij de overheid als slachtoffer personen en dus tot hetzelfde kwalitatieve aanaanmerken, de hulpvrager als veroorzaker van bod. Willekeur ligt dan op de loer. schade en voorgenomen beleidsmaatregelen als Tot slot moeten wij de vraag beantwoorden of wij schadevergoeding, geeft de maatschappelijke de voorgenomen beleidsmaatregelen kunnen definitie van claimcultuur een belangrijk inzicht. aanmerken als schadevergoeding. Het lukt mij Wij zouden kunnen stellen dat de wijze waarop beter die vergelijking te maken dan dan de verde beleidswereld redeneert en de wijze waarop gelijking tussen de formele aanvraag voor een de maatschappij claimcultuur definieert, er eervoorziening en schadevergoeding in de vorige der sprake is van een claimcultuur bij de overparagraaf. Dit heeft twee redenen. heid dan bij de burger. Ten eerste moeten de beleidsmaatregelen er namelijk voor zorgen dat het gebruik van voorzieningen op basis van een formele aanvraag afneemt. Deze maatregelen neemt de beleidswereld vooral met een financiële reden. In die zin kunnen wij stellen dat de overheid, door op basis van financiële overwegingen hulpvragers de toegang tot bepaalde voorzieningen te ontzeggen, die hulpvragers schadevergoeding laat betalen voor de door hun vermeende toegebrachte schade. Daar komt bij dat schadevergoeding, zoals eerder aangegeven, is bedoeld om een maatschappelijke balans die door de toegebrachte schade uit evenwicht is, weer in evenwicht te brengen. De beleidswereld redeneert ook zo. De kosten van het huidige systeem van zorg, welzijn en sociale zekerheid zijn niet meer op te brengen door claimende burgers. Door deze burgers voorzieningen te ontzeggen en hen eerst zelf naar oplossingen te laten zoeken, kan de overheid de maatschappelijke balans weer herstellen. Volgens de beleidswereld is deze nu namelijk uit balans, in
Tweede punt van kritiek is dat de maatschappij niet zal vinden dat de hulpvrager claimt bij de overheid, maar dat de overheid claimt bij de burger. Deze kritiek vraagt de beleidswereld te herbezinnen op de aard van de hun voorgestelde maatregelen. De vraag is of haar wereldbeeld voldoende strookt met de werkelijkheid zoals de maatschappij deze ervaart. Als de maatschappij de overheid ziet als de claimende partij zullen de voorgenomen maatregelen een volgende episode inluiden voor de kloof tussen burger en overheid. Of als burgers en overheid hetzelfde zijn, wat ik betoog, een verdere depersonalisatie van de maatschappij in haar geheel. Deze kritiek zet natuurlijk direct de legitimiteit van de voorgenomen beleidsmaatregelen onder druk, zoals ook het eerste punt van kritiek doet.
14
PUNT 3: EEN CLAIMCULTUUR HEEFT OOK POSITIEVE EFFECTEN De werkgroep van het Ministerie van Justitie die zich bezig hield met de claimcultuur noemde naast negatieve ook positieve effecten van de claimcultuur. Het is interessant te bedenken wat deze positieve effecten kunnen betekenen voor een claimcultuur zoals de beleidswereld deze definieert. Ten eerste zou een claimcultuur moeten leiden tot zorg, welzijn en sociale zekerheid die veiliger is dan bij de afwezigheid van een claimcultuur. De claimcultuur in de beleidswereld bestaat volgens bestuurders en beleidsmakers omdat hulpvragers een “recht” kunnen verkrijgen en dat ook verzilveren. Hulpvragers ontvangen dan op basis van wetgeving een beschikking die bepaalt wat voor ondersteuning zij behoren te krijgen en in welke mate. Deze beschikking is vervolgens ook nodig voor aanbieders van producten en diensten. Zonder de beschikking kunnen zij namelijk geen aanspraak maken op financiële middelen van de overheid voor het leveren van hun producten en diensten aan de hulpvragende burger. Voordeel van dit systeem is dat voor iedereen (overheid, aanbieders, burgers, hulpvrager) juridisch duidelijk is wanneer iemand recht heeft op ondersteuning en op welke wijze. En wanneer niet. Door deze duidelijkheid treden overheid en aanbieders calculerend op. Het niet of onvolledig honoreren van een recht van een hulpvrager kan immers juridische consequenties hebben. De hulpvrager kan op basis van zijn recht immers dit recht ook opeisen. Overheid en aanbieders installeren daarom controlesystemen waarmee zij wanprestaties richting
de hulpvrager met een beschikking willen voorkomen. De transparantie en de controlesystemen maken dat de dienstverlening zo veilig mogelijk plaatsvindt. In de informele sfeer, waar de overheid de verantwoordelijkheid voor zorg, welzijn en sociale zekerheid in de toekomst wil neerleggen, zijn deze transparantie en controlesystemen niet aanwezig. Dat komt de veiligheid van de producten en dienstverlening natuurlijk in principe niet ten goede. Een claimcultuur zou ook leiden tot een adequater productieniveau van producten en diensten voor zorg, welzijn en sociale zekerheid. Overheid en formele aanbieders verdisconteren de kosten voor het beheersen van risico’s van hun producten en diensten in de totale kosten. De al genoemde transparantie op basis van rechten en daarmee gepaard gaande controlesystemen maken die producten en diensten dan duurder dan in een informeel systeem waarbinnen deze transparantie en controlesystemen niet aanwezig zijn. De kosten van deze duurdere, formele zorg, welzijn en sociale zekerheid zijn niet op te brengen voor (het grootste deel van de) individuele hulpvragers. Hoe wij het systeem van zorg, welzijn en sociale zekerheid ook willen organiseren, de meest adequate wijze voor (het bekostigen van) de levering van deze producten en diensten zal het landelijke niveau blijven. De landelijke overheid kan door schaalgrootte zorgen voor spreiding van kosten die voor alle zorg, welzijn en sociale zekerheid geldt. Het beheersen van risico’s blijft dan betaalbaar. Dit laat overigens een decentrale beleidsinhoudelijke uitvoering onverlet! Het verlagen van de kosten van het systeem van zorg, welzijn en sociale zekerheid door aanbieders met behulp van meer of minder marktwer-
15
king efficiënter te dwingen te opereren blijkt niet het antwoord te zijn. Aanbieders moeten dan namelijk ook risico’s die samenhangen met die marktwerking gaan incalculeren. Dit heeft uiteindelijk het systeem ook te duur gemaakt voor de overheid. Het verleggen van vrijwel alle(!) verantwoordelijkheden voor een systeem van zorg, welzijn en sociale zekerheid en de daarmee samenhangende kosten richting hulpvragers en hun netwerk (op basis van eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid, et cetera) is niet handig. De kosten voor het beheersen van de daarmee gepaard gaande risico’s kunnen de hulpvragers en hun directe omgeving zeker niet dragen. Dit lost uiteindelijk ook het probleem van de beleidswereld niet op. Als hulpvragers en hun informele netwerk niet of gebrekkig in staat zijn risico’s voldoende in te schatten of te beheersen, dan heeft dat maatschappelijke gevolgen. En uiteindelijk dus ook financiële. Het laatste positieve effect van de claimcultuur is natuurlijk de compensatie van burgers die zich “benadeeld” zien. Burgers kunnen op basis van juridische gronden aantonen dat zij in hun zelfredzaamheden of maatschappelijke participatie zijn benadeeld. En vervolgens op juridische gronden daarvoor compensatie vragen bij de overheid, zijnde het collectief. Omdat sprake is van een recht kan de overheid, zijnde het collectief, de hulpvrager deze compensatie niet afnemen. Derde punt van kritiek is dan ook dat, ondanks dat het begrip claimcultuur een negatieve connotatie heeft, het niettemin ook positieve effecten kent. Dit is ook het geval bij zorg, welzijn en sociale zekerheid. De overheid, in de hoedanig-
heid van beleidsmaker, moet daarom, als zij de claimcultuur voor waar aanneemt, ook deze positieve effecten niet vergeten. Het wegnemen van de elementen die de claimcultuur maken kan namelijk deze positieve effecten teniet doen. Het kan zelfs negatieve effecten hebben. Niet nadenken over deze negatieve effecten kan vooral onbeheersbaarheid van risico’s die gepaard gaan met de levering van zorg, welzijn en sociale zekerheid tot gevolg hebben. De individuele hulpvragers en hun omgeving kennen deze risico’s namelijk niet altijd en kunnen zeker de kosten niet dragen voor professionele beheersmaatregelen.
PUNT 4: ER IS GEEN BEWIJS VOOR HET BESTAAN VAN DE CLAIMCULTUUR Mijn laatste punt van kritiek is meer feitelijk van aard. Uit geen enkel document dat de beleidswereld produceert is hard bewijs te vinden voor het bestaan van een claimcultuur in zorg, welzijn en sociale zekerheid. Interessant is het ook hier om een vergelijking te maken met de wijze waarop de maatschappij meer algemeen omgaat met de term claimcultuur. Hoe goed zijn uitspraken over de claimcultuur onderbouwd, zowel in het algemeen als meer specifiek in de beleidswereld? Zijn er werkelijk redenen om aan te nemen dat een claimcultuur bestaat? In de maatschappij woedt de discussie over het wel of niet bestaan van een claimcultuur in algemene zin al wat langer. De toenmalige Minister van Justitie richtte niet voor niets een Werkgroep op om het fenomeen claimcultuur te bestuderen. We spreken dan 1999. Dat is meer dan tien jaar
16
geleden. De al aangehaalde brief die de Minister presenteerde aan de Tweede Kamer op basis van het onderzoek van de werkgroep blijft vrij vaag. De Minister stelt daarin in ieder geval dat kwantitatieve gegevens ontbraken om vast te stellen of werkelijk sprake was van een claimcultuur. De conclusie is slechts dat destijds het claimgedrag leek te veranderen, dat de determinanten voor het ontstaan(!) van een claimcultuur aanwezig waren en dat internationale invloeden, voornamelijk uit de Verenigde Staten, tot een groei van de claimcultuur kunnen leiden. Nergens blijkt echter uit dat dus ook werkelijk een claimcultuur bestond. Saillant is bovendien dat de Minister aangaf dat een sterk stelsel van sociale zekerheid (waaronder ook uiteraard zorg en welzijn) het ontstaan van een claimcultuur tegengaat of de groei daarvan afremt. Dit betekent dat juist door de terugtredende overheid (zoals dat heet) het risico op een (groeiende) claimcultuur ontstaat. Dit staat haaks op wat de overheid met zijn civil society, eigen kracht en meer maatschappelijke verantwoordelijkheid beoogt. Ook in (de decentralisaties) van zorg, welzijn en sociale zekerheid. Vervolgens betogen een aantal personen dat de claimcultuur niet bestaat. In 2004 bijvoorbeeld concludeerde hoogleraar Hubben dat in de gezondheidszorg het aantal claims wel was toegenomen, maar het aantal operaties nog veel meer. Dat zou in het geval van een claimcultuur juist andersom moeten zijn. In 2008 roept vervolgens hoogleraar Akkermans in het Algemeen Dagblad dat het allemaal reuze meevalt met die claimcultuur. In zijn pamflet “de claimcultuur is een canard” stelt hij zelfs dat:
Elk serieus empirisch onderzoek (uit)wijst (…) dat het aantal claims niet toeneemt, net zo min als de hoogte van de toegewezen bedragen (…). In 2011 concludeert Meulenbeld in onderzoek naar de claimcultuur in het ziekenhuis dat die cultuur niet bestaat. Het verhaal blijkt bij nader onderzoek in zorg, welzijn en maatschappelijke ondersteuning niet anders. Er lijkt eerder bewijs te vinden voor het niet bestaan van een claimcultuur. Verschillende bronnen zijn aan te halen waaruit blijkt dat de burger helemaal niet zo veel gebruik maakt van maatschappelijke voorzieningen. Enkele voorbeelden: SEO (2011), Niet gebruik inkomensondersteunende maatregelen Voorziening
% rechthebbenden dat geen gebruik maakt
Individuele bijzondere bijstand
64%
Zorgtoeslag
17%
Huurtoeslag
18%
Maatschappelijke 47% participatie schoolgaande kinderen Langdurigheidstoeslag 60% Kamerstukken 31294 XVI 16 juni 2009 Onderbesteding van EUR 39 miljoen het landelijke mantelzorgcompliment
17
SCP (2007), Geld op de plank Voorziening
% rechthebbenden dat geen gebruik maakt
Aanvullende bijstand
68%
Kwijtschelding lokale lasten
45%
LASA (2007), Gebruik van thuiszorg en welzijnsvoorzieningen door 55-plussers tussen 1992-2006 Voorziening
% rechthebbenden dat geen gebruik maakt
65+ dat gebruik maakt 17% van professionele thuiszorg 85-95 jaar dat gebruik 50% maakt van professionele thuiszorg 65-95 jaar dat gebruik maakt van welzijn
21%
Argumenten voor het bestaan van deze opvallende cijfers zijn dat de voorzieningen niet bij mensen bekend zouden zijn. Of dat mensen denken er geen gebruik van te kunnen maken en deze dus niet aanvragen.
In beide gevallen kan echter dan geen sprake meer zijn van een claimcultuur zoals de beleidswereld deze voorstelt. Daarin klopt de burger immers altijd met zijn problemen bij de overheid aan om een recht te claimen. Grote delen van de bevolking die echter problemen moeten ervaren, zij komen immers in aanmerking voor deze voorzieningen, zoeken niet naar deze voorzieningen of gaan niet eens na of zij ervoor in aanmerking komen. Dat past niet bij een claimende burger zoals de beleidswereld die schetst. Tot slot laat ook het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) nog bijzondere cijfers zien. In de maatschappelijke ondersteuning gaat het vooral om zogenaamde “zorg zonder verblijf”. Waar delen van deze zorg nu nog onder de AWBZ vallen, gaan die delen vrijwel geheel over naar de Wmo. Waarbij zij dus onder de verantwoordelijkheid van gemeenten komen te liggen. Wat zegt het CBS over deze zorg zonder verblijf? De groei in het aantal personen dat zorg zonder verblijf ontvangt is tussen 2004 en 2010 gemiddeld met 1% afgenomen, ondanks dat de stijging in het aantal personen dat zorg ontvangt absoluut is toegenomen van 608.000 naar 629.000. In een claimcultuur met toenemende vergrijzing
AWBZ/Wmo zorg zonder verblijf
2004
2010
Aantal personen Totaal zorg zonder verblijf x 1000 Huishoudelijke verzorging
608
629
435
430
Persoonlijke verzorging
352
339
Verpleging
279
185
Totaal zorg zonder verblijf
147
162
Huishoudelijke verzorging
91
131
Persoonlijke verzorging
106
116
Verpleging
44
32
Gemiddeld aantal uren
18
en mondige burgers zou dit getal mijns inziens hoger moeten zijn. Bovendien is het aantal personen dat huishoudelijke verzorging ontvangt tussen 2004 en 2010 afgenomen van 435.000 naar 430.000, met alleen kort een toename in 2005 en 2006. Voor de persoonlijke verzorging geldt een afname van 352.000 personen naar 339.000 personen en voor verpleging een afname van 279.000 personen naar 185.000 personen. Het gemiddeld aantal uren per persoon stijgt wel, zowel voor alle zorg zonder verblijf als voor de afzonderlijke onderdelen. Die stijging is echter niet significant.
beleid niet langer rechtvaardigen. De legitimiteit ervoor valt dan volledig weg. Bovendien is het niet efficiënt middelen vrij te maken voor projecten die de claimcultuur moeten tegengaan, als die claimcultuur niet bestaat. Evaluaties later gaan dan een vertekend beeld geven: de burger claimde al niet, maar het lijkt dan net alsof het beleid daar een bijdrage aan heeft geleverd. Terwijl dat niet zo is.
Dank aan Klaas Mulder voor zijn bijdrage aan het vinden van het hier gepresenteerde cijfermateriaal.
Bovendien gaat het in een claimcultuur, zoals de beleidswereld die definieert, vooral om een toename van het aantal personen dat zijn recht komt opeisen. Zoals gezegd mag je in een vergrijzende samenleving met meer mondige “ouderen” namelijk niet alleen een toename in aantal uren verwachten, maar zeker ook een toename in aantal personen dat zijn recht komt opeisen. Het lijkt er echter op dat die mondige oudere toch vooral langer zelf zijn boontjes dopt, al dan niet met zijn eigen netwerk. Wat natuurlijk een contra-indicatie is voor het bestaan van de claimcultuur. Mijn laatste punt van kritiek, punt vier, is dan ook dat er geen bewijzen zijn voor het bestaan van een claimcultuur in zorg, welzijn en sociale zekerheid zoals de beleidswereld die definieert en betekenis geeft. Het lijkt er zelfs op dat flink wat kwantitatieve informatie bestaat die laat zien dat de claimcultuur niet bestaat. Dat moet ons aan het denken zetten. Ziet de beleidswereld wel alles? En neemt zij op basis van de informatie die zij ziet wel de juiste besluiten? Als de claimcultuur niet bestaat kan dat namelijk delen van het
19
CONCLUSIE EN VERDER...
Tijd voor een conclusie. In deze bijdrage wilde ik het gebruik van het begrip claimcultuur door de beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid aan een kritische analyse onderwerpen. Volgens mij ben ik daarin geslaagd.
4.
Eerst definieerde ik het begrip claimcultuur in de genoemde beleidswereld en de betekenis ervan. Daarna definieerde ik het begrip claimcultuur zoals dat meer algemeen betekenis heeft in de maatschappij. Hierna kon ik vanuit een algemene maatschappelijke definitie van claimcultuur het gebruik van deze term door de beleidswereld analyseren. Op basis daarvan kon ik drie van mijn vier punten van kritiek formuleren.
Tot welke conclusies en aanbevelingen leiden deze kritische kanttekeningen? Ik kan er drie noemen:
1.
Ten eerste zal de maatschappij niet vinden dat sprake is van een claimcultuur zoals de beleidswereld die definieert en betekenis geeft.
2.
Ten tweede zal de maatschappij niet vinden dat de hulpvrager claimt bij de overheid, maar dat de overheid claimt bij de hulpvrager.
3.
Ten derde is het zo dat als een claimcultuur zou bestaan in zorg, welzijn en sociale zekerheid, die ook positieve effecten zou hebben. Deze positieve effecten benoemt de beleidswereld niet of zij heeft er geen alternatieven voor.
Mijn vierde punt van kritiek heb ik gebaseerd op cijfermatig onderzoek.
1.
Er is geen bewijs voor het bestaan van een claimcultuur. Sterker nog, er is vrij veel kwantitatieve informatie te vinden waaruit ik de conclusie trek dat een claimcultuur niet bestaat.
Ten eerste blijkt uit mijn analyse dat de beleidswereld zich moet afvragen of zij het begrip claimcultuur nog wel wil gebruiken. De definitie en de betekenis sluiten niet aan op hoe de maatschappij de door de beleidswereld beschreven situatie ervaart. Sterker nog, de maatschappij kan zelfs concluderen dat niet burgers claimen bij de overheid, maar dat de overheid claimt bij burgers. Eerlijker en transparanter zou zijn te vertellen dat de overheid gewoon niet meer middelen ter beschikking wil stellen om in alle hulpvragen te voorzien zoals dat nu gebeurt. Nog eerlijker en transparanter zou zijn te vertellen dat wij, omdat wij zelf de overheid zijn, eigenlijk als collectief die hulpvragen allemaal niet meer willen betalen. Er is dan geen sprake van kostenstijgingen door claimende hulpvragers, die dus niet bestaan, maar een collectief (wij allemaal als samenleving!) dat de hulp voor anderen niet meer op deze manier wil betalen. De vraag die dan belangrijk is om te onderzoeken is of delen van datzelfde collectief dan opeens wel
20
tijd, middelen en vaardigheden willen inzetten voor hulpbehoevende naasten. 2.
Ten tweede blijkt uit mijn analyse dat als het huidige systeem toch is te beschrijven als een waarin een claimcultuur bestaat, dat dan ook positieve effecten moet hebben opgeleverd. In dat geval is het noodzakelijk bij voorgestelde beleidsmaatregelen ook oog te blijven houden voor deze positieve effecten. Zij kunnen van meerwaarde zijn in het organiseren van een nieuw systeem voor zorg, welzijn en sociale zekerheid. Het onvoldoende oog rekenschap nemen van deze effecten kan juist het tegenovergestelde met zich meebrengen; negatieve effecten met grote maat- schappelijke gevolgen (zowel financieel als ethisch). Belangrijkste element hierin is voor mij dat informele systemen (hulpvrager zelf met zijn netwerk) niet in staat zijn om risico’s van zorg, welzijn en sociale zekerheid goed in te schatten, noch daar professionele beheersmaatregelen voor te treffen. Kunnen zij dit wel, dan zijn de kosten voor hen vaak te hoog. Vooral de (landelijke) overheid zal daarom vanuit oogpunt van risicomanagement en kosten (schaalgrootte) zaken moeten blijven aansturen en regelen.
3.
Tot slot blijkt uit mijn analyse dat de kosten van zorg, welzijn en sociale zekerheid misschien de laatste jaren zijn gestegen, maar dat dit niet ligt aan meer hulpvragers die exorbitant meer zijn gaan claimen. Cijfers laten werkelijk het tegendeel zien. Dit betekent dat de stijging van de kosten niet kunnen voortvloeien uit burgers die rechten op zorg, welzijn en sociale zekerheid willen verzilveren. De stijging moet dan ergens anders in het systeem voor de levering van
zorg, welzijn en sociale zekerheid zelf zitten. En dus bij de actoren die in dat systeem een rol spelen. Dit zijn dan niet de hulpvragers, maar de betrokken overheid(sinstanties) en aanbieders van producten en diensten.
21
LITERATUUR
Andersson Elffers Felix (2011), “Kanteling: lessen en praktijken”. Meulenbeld, R.A. (2011), “Claimcultuur in het ziekenhuis: terechte angst? "Een onderzoek naar het bestaan en de invloed van een claimcultuur binnen Nederlandse ziekenhuizen”. SEO (2011), “Niet gebruik inkomensondersteunende maatregelen” VNG, (2011), “Kantelen in de praktijk - Ambities en ervaringen van de ambassadeurs”. De Boer, N., (2010), “Het einde van de grote welzijnsinstelling”. In: Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, no. 6 / juni 2010. VNG (2010), “Van eerste contact tot arrangement”. VNG (2010), “De Kanteling financieel: kosten en baten van een nieuwe aanpak in de Wmo”. SCP (2010), “Op weg met de Wmo”. Stemming over motie-Van Gerven over reserveren onderbesteding van 34 mln. voor het mantelzorgcompliment Kamerstukken 31294 XVI 16 juni 2009 Zorgbelang Gelderland (2009), “Special: Bakens voor Wmo Beleid”: In: Vraag aan Bod. Akkermans, A.J. (2008), “De claimcultuur is een canard”. LASA (2007), “Gebruik van thuiszorg en welzijnsvoorzieningen door 55-plussers tussen 1992-2006” SCP (2007), “Geld op de plank - Niet gebruik van inkomensvoorzie- ningen” “Claimcultuur bestaat niet”, Dagblad Trouw 30 oktober 2004. Brief minister over de toenemende “claimcultuur” in Nederland Claimcultuur - Kamerstukken 26630 17 juni 1999 nr 1 xxii
T.H.G. (Tim) Robbe Claimcultuur: Een kritische analyse van het gebruik van het begrip claimcultuur in de beleidswereld van zorg, welzijn en sociale zekerheid © 2013, Tim Robbe Alle rechten voorbehouden Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. xxiii