Centrum Publieksparticipatie, o.v.v. SWOL Postbus 30316 2500 GH DEN HAAG
Betreft: Zienswijze op voornemen tot opstellen Structuurvisie Windenergie op Land en plan-MER Zienswijze op Notitie Reikwijdte en Detailniveau – plan-MER Kenmerk: MB/12.043 Utrecht, 11 oktober 2012
Geachte minister mevrouw M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, Geachte minister de heer M.J.M. Verhagen, Onlangs presenteerde u het voornemen tot het opstellen van de Structuurvisie Windenergie op Land en een plan-MER. De Natuur- en Milieufederaties dienen mede namens Natuur & Milieu, Vereniging Natuurmonumenten, Vereniging Milieudefensie, De Waddenvereniging, Stichting Wad, Landschapsbeheer Nederland en de Stichting Verantwoord beheer IJsselmeer een zienswijze in. Deze zienswijze gaat tevens in op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau - plan MER, die parallel aan het voornemen is verschenen. Wij zijn vinden het van belang dat de Rijksstructuurvisie Windenergie op Land (SV WOL) er nu spoedig komt. Eerder hebben wij er reeds bij u op aangedrongen dat deze structuurvisie wordt opgesteld, omdat deze de realisatie van de duurzame energiedoelstelling dichterbij brengt, en omdat een goed ruimtelijk afwegingskader tot nu toe ontbreekt. Als natuur- en milieuorganisaties krijgen we via het Overleg Infrastructuur en Milieu (OIM) de kans onze mening te geven. We betreuren het dat we de goede resultaten van onze samenspraak met het Rijk in het verleden nu niet terugzien in het Voornemen en de Notitie Reikwijdte. We doelen hier op het visiedocument Geconcentreerde windkracht in de Lage Landen (2009, waarover hieronder meer). Het toen gestarte proces is door het Rijk abrupt afgebroken en we zien de resultaten nu helaas niet terug.
Hengeveldstraat 29, 3572 KH Utrecht Tel: 030 256 73 60; KvK 4126 6143; Van Lanschot Bankiers 69.94.56.681; e-mail:
[email protected]; website: www.natuurenmilieufederaties.nl
Via het Centrum Publiekparticipatie betrekt u ook ‘het publiek’. Wat ons betreft ontbreekt bij de documenten voor het publiek de Notitie Reikwijdte en Detailniveau - plan MER. Weliswaar een ingewikkeld document, maar door dit niet op te nemen kan het publiek niet het gehele speelveld overzien.
VOORNEMEN RIJKSSTRUCTUURVISIE WINDENERGIE OP LAND Doel en bereik Rijksstructuurvisie Windenergie op Land Wij onderschrijven het doel van de SV WOL, maar wat ons betreft ontbreekt in de omschrijving (paragrafen 1.2 en 1.3) dat de structuurvisie ook het afwegingskader is voor het in behandeling nemen van lopende aanvragen onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Ook voor de al ingediende RCR-plannen is een afwegingskader noodzakelijk. De SV WOL concentreert zich op grootschalige windparken van 100 MW of meer. In paragraaf 1.3 verwijst u naar te maken prestatieafspraken tussen rijk en provincies, waarbij terecht ook windlocaties van minder dan 100 MW worden meegenomen. Wij vinden het van groot belang dat die afspraken niet alleen over de aantallen megawatts gaan, maar juist ook over kwalitatieve aspecten. De SV WOL moet wat ons betreft het afwegingskader vormen voor alle projecten voor wind op land, dus ook voor de projecten kleiner dan 100 MW. Dat betekent dat voor de projecten kleiner dan 100 MW ook de waarden van natuur en landschap moeten worden meegenomen in de afwegingen, en deel moeten uitmaken van de prestatieafspraken. Ook moet het mogelijk zijn om vooraf de juiste cumulatieve effecten te kunnen toetsen, dus ook de effecten van kleinere windturbineparken (zie ook hieronder bij Natuur en landschap). Dat de opstellingen kleiner dan 100 MW in het plan-MER buiten beschouwing worden gelaten, betekent niet dat voor deze kleinere windenergie-locaties geen randvoorwaarden in de SV WOL kunnen worden opgenomen. Wat ons betreft is er vanuit ruimtelijke kwaliteit geen argument voor de scheidslijn tussen meer of minder dan 100 MW. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau gaat niet in op de vraag hoe om te gaan met losse, naast elkaar gelegen initiatieven die gezamenlijk meer dan 100 MW bedragen maar apart niet. Wij zien dit graag opgenomen. Ambitie: 6.000 MW gerealiseerd in 2020 Wij vinden het van groot belang dat wordt vastgehouden aan de ambitie van 6.000 MW in 2020. In uw voornemen staat steeds vermeld ‘6.000 MW windenergie op land’. Wat ons betreft moet dit specifieker worden aangegeven. Het moet gaan om 6.000 gerealiseerde megawatts in 2020 en niet slechts 6.000 vergunde megawatts. Zo expliciet staat het nu niet in het Voornemen en de Notitie Reikwijdte. Natuur en landschap 1 In ons visiedocument Geconcentreerde windkracht in de Lage Landen (2009) hebben wij via een aantal grondbeginselen, stappen en visiekaarten laten zien dat er voldoende ruimte is voor een grote taakstelling voor windenergie op land, met respect voor natuur en landschap. Wij vinden onze suggesties nauwelijks terug in uw voornemen tot het opstellen van de SV WOL. De focus van de structuurvisie lijkt te nauw en slechts gericht op de grootschalige locaties. Wij vragen u duidelijk te maken welk aandeel de grootschalige locaties (kunnen) hebben binnen de ambitie van 6.000 MW. De middelgrote en kleine windenergielocaties zijn wat ons betreft minstens zo belangrijk. Weliswaar ziet u deze locaties als de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, maar wij vinden dat in de SV WOL ook aangegeven moet worden welk type locaties in aanmerking komen voor windparken kleiner dan 100 MW. Daarbij denken we in ieder geval aan bedrijventerreinen, langs weg- en spoorinfrastructuur, in grootschalige landbouwgebieden en dergelijke. Uitgangspunt van Geconcentreerde windkracht in de Lage Landen is dat windturbines worden geconcentreerd in concentratiegebieden (windlandschappen, windzones en windparken), maar dat daarnaast ook vrijwaringsgebieden worden aangegeven. Die vrijwaringsgebieden zijn wat ons betreft in elk geval de Natura 2000-gebieden op land én water, grote delen van de Ecologische Hoofdstructuur en bij voorkeur ook de voormalige Nationale Landschappen. In de vrijwaringsgebieden is geen plaats voor windturbines, en worden oude turbines gesaneerd zodra hun levensduur beëindigd is. Wij vinden het van groot belang dat in de SV WOL ook vrijwaringsgebieden worden aangewezen. 1
Geconcentreerde windkracht in de Lage Landen is opgesteld door Natuur&Milieu en de Natuur en Milieufederaties, is samenspraak met Vogelbescherming Nederland, De12Landschappen, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, De Waddenvereniging en Milieudefensie.
2
Omdat Geconcentreerde windkracht in de Lage Landen in onze ogen nog niet aan waarde heeft ingeboet, sturen wij dit als bijlage mee. Ten aanzien van het IJsselmeergebied hebben wij en vele andere betrokkenen behoefte aan een integrale visie waarin niet alleen de belangen rond windenergie aan de orde komen maar ook alle andere belangen voldoende tot hun recht komen. Deze behoefte is des te sterker nu uit het voornemen blijkt dat relatief veel zoekgebieden rond en in het IJsselmeer zijn geconcentreerd. Suggesties voor prestatieafspraken en de uitvoeringsparagraaf In paragraaf 1.3 (‘Wat regelt de Rijksstructuurvisie Windenergie op Land?’) staat dat de structuurvisie prestatieafspraken zal bevatten tussen rijk en provincies, en dat er een uitvoeringsparagraaf komt. Daar kunnen wij ons goed in vinden. Wij vinden dat in de prestatieafspraken een deadline opgenomen moet worden wanneer provincies en gemeenten de 6.000 MW hebben vertaald in ruimtelijk beleid. Wij stellen voor 1 januari 2014 als deadline op te nemen. In de prestatieafspraken moet ook worden opgenomen dat de Rijkscoördinatieregeling alleen ingezet wordt in provincies die hun afspraken niet nakomen. In principe moet het voortouw voor de realisering van de windopgave bij de regio liggen. Verder moeten er wat ons betreft afspraken worden gemaakt voor onderling overleg tussen overheden en betrokkenen bij de ontwikkeling van windenergie in de grensgebieden (Nederland-Duitsland en NederlandBelgië). Draagvlak en participatie Een onderwerp dat volgens ons ten onrechte ontbreekt in uw voornemen tot het opstellen van een Rijksstructuurvisie Windenergie op Land, is draagvlak en participatie bij de planvorming en exploitatie. Voor het draagvlak voor windenergie is het nadrukkelijk, vroegtijdig en transparant betrekken van inwoners bij de planvorming van het grootste belang. Niet voor niets heeft het Rijk zich voorgenomen om de werkwijze zoals de commissie Elverding heeft voorgesteld ten aanzien van brede participatie vooraf aan het proces van besluitvorming, in de praktijk te brengen. Daarnaast vinden we dat bewoners van windlocaties moeten profiteren van de komst van windmolens, want dat vergroot de acceptatie en het draagvlak. Dat kan indirect door bijvoorbeeld een deel van de opbrengst van de windmolens te investeren in de regio, maar ook op directe wijze. Bijvoorbeeld door goedkopere energie en financiële participatie in de molens. Wij zijn van mening dat participatie bij de exploitatie wettelijk afgedwongen zou moeten worden. Het Rijk kan voorwaarden stellen aan ontwikkelaars, en net als in Denemarken kan gekozen worden voor een bepaald verplicht percentage van de windturbines die in lokaal of particulier eigendom is. In Denemarken is dat 20%. Rijkscoördinatieregeling spaarzaam inzetten De Rijkscoördinatieregeling (RCR) is in potentie een goed instrument voor de noodzakelijke stroomlijning van de complexe vergunningentrajecten van moderne, grootschalige windparken. Voor het draagvlak in de regio kan de RCR echter fnuikend zijn omdat zorgvuldige visie- en beleidsprocessen worden doorkruist en bewoners en stakeholders soms buitenspel worden gezet. De SV WOL moet wat ons betreft zo’n helder beleidskader worden, dat toepassing van de RCR niet tot het doorkruisen van regionale processen leidt. Wij vinden dat de RCR pas ingezet moet worden als er regionaal geen voortgang wordt geboekt. Door de gevoeligheid en complexiteit van grootschalige windenergie is het noodzakelijk dat besluitvorming zorgvuldig en transparant plaatsvindt.
NOTITIE REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU PLAN-MER Alternatief 1 ‘Maximale opbrengst’ Wij pleiten ervoor dat de Natura2000-gebieden hier ook als harde belemmering worden opgenomen. Volgens de Notitie Reikwijdte zijn militaire laagvliegroutes wel harde belemmeringen. Wij zijn van mening dat zulke laagvliegroutes gemakkelijker verlegd kunnen worden dan natuurgebieden.
3
Alternatief 2 ‘Natuur’ In het document ‘Achtergrondinformatie’ (2.4.1) en in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (2.3.2) staat bij het Alternatief ‘Natuur’ dat het ‘natuurbeleid – EHS, Nationale Parken, Natura2000-gebieden – wordt gebruikt om de gebieden af te bakenen’. Het is ons onduidelijk wat met die zin bedoeld wordt. Wat ons betreft betekent het dat Natura2000-gebieden in principe worden ontzien, en dat daar dus geen ruimte is voor windturbines. Bij de Natura2000-gebieden, de EHS en Nationale Parken moeten wat ons betreft ook de landschappelijke aspecten worden meegenomen. Zo moeten op grond van de PKB-Waddenzee voor locaties buiten de Waddenzee ook ‘landschappelijke kwaliteiten, met name rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid inclusief duisternis’ worden betrokken bij de afweging om al dan niet windturbines toe te staan. De zuidzijde van de Afsluitdijk valt hieronder. Wat ons betreft worden grootschalige windparken langs de Waddenkust alleen nagestreefd in gebieden die vrijgesteld zijn binnen de PKB (zoals bij de industriegebieden bij de Eemshaven en Delfzijl). Alternatief 3 ‘Landschap’ Hier is opgemerkt dat er nog geen landschappelijke randvoorwaarden zijn voor de ontwikkeling van grootschalige windparken. Door dergelijke nieuwe voorwaarden in het Alternatief ‘Landschap’ te gebruiken wordt duidelijk of er naast huidige wettelijke en beleidskaders aanvullende randvoorwaarden voor landschap nodig zijn. De nieuwe randvoorwaarden baseert u op het advies van de Rijksadviseur voor het Landschap. Daarbij worden enkele voorbeelden van ontwerpprincipes genoemd. Door de formulering ‘enkele voorbeelden’ wordt de suggestie gewekt dat deze reeks niet volledig is. Voor de Notitie Reikwijdte en Detailniveau moet die volledigheid er wel zijn. Wat ons betreft moet de recente rijksindicator ‘landschappelijke openheid van de grote wateren’ worden toegevoegd aan de randvoorwaarden. Deze indicator komt voort uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, en valt onder het nationaal belang nr.10: ‘Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten’. De landschappelijke waarde van de Waddenzee wordt hierbij specifiek als een te beschermen eigenschap van dit Werelderfgoed genoemd. Daarnaast is de openheid van de grote wateren als doelstelling van het landelijk ruimtelijk beleid opgenomen. Het Planbureau 2 voor de Leefomgeving heeft recent een ‘nulmeting’ voor de monitoring van de Structuurvisie gepubliceerd . In dit rapport is voor bovengenoemd nationaal belang de landschappelijke openheid van de grote wateren als 3 indicator opgenomen Om deze directe relatie met het rijksbeleid gericht op behoud van openheid te kunnen beoordelen, stellen wij voor om de gevolgen voor de ‘openheidsindex’ op grote wateren als landschappelijke randvoorwaarde over te nemen, en dus als beoordelingscriterium in de Plan-MER op te nemen. Gevoeligheidsanalyse Het document ‘Achtergrondinformatie’, maar ook de Notitie Reikwijdte en Detailniveau Plan-MER maakt niet duidelijk wat de gevoeligheidsanalyse precies behelst. Dit moet wat ons betreft dus duidelijker. Beoordelingskader Het is onduidelijk welk gewicht wordt toegekend aan de beoordelingscriteria. Krijgen alle criteria evenveel gewicht? Juist dit beoordelingskader is erg belangrijk, en het moet wat ons betreft ook transparant zijn. Bij landschap ontbreekt de ‘externe werking’: visuele impact van windturbines. In bepaalde, open gebieden is die visuele impact vermoedelijk veel groter dan elders (zie ook onze opmerkingen bij Alternatief Landschap). Verder constateren wij dat er nergens is opgenomen dat er MKBA’s (Maatschappelijke KostenBatenanalyses) voor de locaties en de hoeveelheid windturbines worden uitgevoerd. Wat betreft het detailniveau stelt u dat u voor Natura2000-gebieden uitgaat van kaartmateriaal op nationaal niveau. Voor een goede beoordeling is alleen kaartmateriaal volstrekt onvoldoende. Ook aanwijzingsbesluiten en herstelopgaven moeten worden meegenomen. Passende beoordeling en mitigerende maatregelen Het is goed dat de gevolgen voor de Natura2000-gebieden worden afgezet tegen de huidige situatie, en niet tegen het Referentie-alternatief. Maar ook hier wijzen wij op de herstelopgave die er in bepaalde gebieden is,
2
Planbureau voor de Leefomgeving – Monitor Infrastructuur en Ruimte 2012: nulmeting Uit de toelichting van de indicator (p. 95) blijkt dat vooral het effect van windmolens op de openheid relatief groot is. Het zicht op windturbines in de periode 2002-2012 is in de Waddenzee en het IJsselmeer toegenomen met een factor 2, in de Grevelingen met een factor 4 en in het Veerse Meer met een factor 16. De ‘openheidsindex’ voor de grote wateren veranderde hierdoor van 100 in 2002, naar 50 in 2012. 3
4
zoals het IJsselmeergebied: de effecten van ontwikkeling van windenergie op het herstel moeten ook in beeld komen, de mogelijkheden voor herstel mogen niet verslechteren. Wij willen hier nog eens benadrukken dat de cumulatieve effecten van windenergie en andere ontwikkelingen op het leefgebied van beschermde soorten in de beoordeling meegenomen moeten worden. De SV WOL is een plan in de zin van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en zal dus passend beoordeeld moeten worden. Uit die beoordeling zal moeten blijken dat significante effecten op de natuur zijn uitgesloten. Die toets moet wat ons betreft in het SV WOL zelf zitten en mag niet naar de uitvoering verschoven worden. Ook mitigerende maatregelen zullen in het plan zelf voorgeschreven moeten worden Blijkt uit het plan dat significante effecten niet zijn uitgesloten, dan zal in het plan zelf de ADC (Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en Compensatietoets) moeten worden doorlopen. Ook dit mag niet worden doorgeschoven naar de uitvoering. Voldoet het plan daar niet aan, dan mag het niet worden vastgesteld wegens strijd met de Nbwet en de VHR. Tenslotte Wij zijn verheugd dat er nu eindelijk een start is gemaakt met de Rijksstructuurvisie en het proces, maar vinden dat de inhoud verbetering behoeft. Daarvoor hebben wij in onze zienswijze suggesties gedaan, en wij gaan er vanuit dat u die suggesties meeneemt bij het opstellen van de structuurvisie en in de Plan-MER. Als natuur- en milieuorganisaties blijven wij graag meedenken. Bovendien kunnen wij – net als in 2009 – een rol spelen in het gecoördineerd betrekken van de bevolking op concrete locaties en initiatieven voor windenergie. Voor meer informatie over deze zienswijze kunt u contact opnemen met Marcel Blom (coördinator Programma Ruimte van de Natuur- en Milieufederaties,
[email protected], 030 2567359)
Met vriendelijke groet, mede namens Vereniging Natuurmonumenten, Stichting Natuur&Milieu, Vereniging Milieudefensie, De Waddenvereniging, Stichting Wad, Stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer en Landschapsbeheer Nederland,
Ernest Briët, Portefeuillehouder Ruimte van de Natuur- en Milieufederaties
Bijlage: Visiedocument Geconcentreerde windkracht in de Lage Landen (2009)
5