Cello en de ondersteuning van mensen met autisme
Kennisteam Autisme
1
Inleiding:
Een van de speerpunten van het Kennisteam autisme is een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de ondersteuning bij mensen met een autisme spectrumstoornis. Met deze map willen we voor alle medewerkers van Cello die mensen met autisme ondersteunen een praktische handleiding bieden op de volgende gebieden: -
Werving en selectie aan de hand van competenties en EQ-i Scholing en symposia/workshops Meten/weten waar een team of individuele medewerker staat m.b.t. benodigde kennis en vaardigheden in de zorg voor mensen met autisme. Informatie over de praktijkcoach autisme
2
Werving en selectie: Het werken met mensen met autisme vraagt om specifieke competenties en kwaliteiten.
In bijlage 1 en 2 vind je een uitgebreid competentieprofiel van de Nederlandse vereniging voor autisme en een meer compact competentieprofiel van het kennisplein. Beide profielen kunnen gebruikt worden bij werving en selectie. Daarnaast is een EQ-i profiel door Cello ontwikkeld dat passend is voor werkers met mensen met autisme. Een manager kan de keuze maken om bij werving en selectie gebruik te maken van de EQ-i ( test + advies) Bijlage 1: Competenties NVA Bijlage 2: Competenties kennispleingehandicaptensector 3
Bijlage 3: EQ-profiel autisme Scholing en symposia/workshops Basisscholing bestaat uit: Component e-learning, klassikaal gedeelte, casuïstiek-bespreking aan de hand van geleerde. Wordt aangeboden -
In reguliere aanbod Cello / aanmelden via leerportaal Als maatwerk teamgericht ( op vraag bij opleidingsadviseur)
Richtlijn: noodzakelijk voor allen die met mensen met een autismespectrumstoornis ondersteunen. Advies: opnieuw volgen voor degenen die voor 2012 de basisscholing hebben gevolgd ( i.v.m. vernieuwing) waarbij: Het is aan de beoordeling van manager en medewerker (evt. in samenspraak opleidingsadviseur) of het nodig is om de basisscholing opnieuw te volgen. Voor die medewerkers die actief onderhouden en verdiepen is het niet nodig. Advies: Elke medewerker van Cello kan zo vaak als hij/zij wil de e-learning modules autisme volgen. Verdiepingsscholingen:
Aangeboden als
Visualiseren en communiceren Probleemgedrag bij mensen met autisme
regulier aanbod Cello of maatwerk regulier aanbod Cello of maatwerk
Autisme en seksualiteit
teamgericht maatwerk
Opfrisscholing (theorie+ casuistiekbespr.)
regulier aanbod Cello of maatwerk
Cello organiseert regelmatig workshops/symposia rondom het thema autisme. Ouders, medewerkers en vrijwilligers kunnen hier tegen een reduceerde prijs (50%) aan deelnemen. Jaarlijks organiseert het kennisteam de dag van het autisme voor cliënten, ouders en medewerkers
4
Meten/weten waar een team of individuele medewerker staat m.b.t benodigde kennis en vaardigheden inde zorg voor mensen met autisme. -
Competentiespel EQ-i jaargesprekken Coaching gesprekken
Competentiespel: Wil een team onderzoeken in hoeverre het team competent is in het werken met mensen met autisme kunnen we gebruik maken van competentiespel. Competenties kennisplein zijn richtinggevend maar manager, CB-er, gedragskundige en evt. opleidingsadviseur kunnen een autisme competentieprofiel specifiek voor een woning of eenheid samenstellen.. In spelvorm met pionnen wordt inzichtelijk gemaakt waar individuele teamleden en het team staan ten aanzien van benodigde competenties. Gezamenlijke en individuele actieplannen worden gemaakt voor gewenste groei. Blijvende evaluatie en eventuele coaching zijn hierbij belangrijk.
5
EQ-i Een manager kan een EQ-i test aanvragen waarbij het EQ-i profiel autisme leidend is voor advies en een eventueel coachingstraject.
Jaargesprekken In jaargesprekken kunnen competentieprofielen autisme en EQ-i profiel leidend zijn.
Zie bijlage 1 en 2
6
De praktijkcoach autisme: Om begeleiders te helpen bij het beantwoorden van vragen rondom cliënten met autisme zijn we binnen Cello gestart met 3 praktijkcoaches autisme: Hoe werkt het: Aanvraagprocedure: Woningen of dagbesteding/werkplekken/scholen waar mensen wonen of werken met een autismespectrum stoornis kunnen via hun clustermanager of gedragskundige, een consultatie aanvragen door een praktijkcoach autisme. Verdere procedure: Als de aanvraag binnenkomt, neemt 1 van de praktijkcoaches contact op met de coördinerend begeleider en plant een oriënterend gesprek aan de hand van een checklist. (geënt op de TEACCH principes) Er worden minimaal 3 observaties gepland op 3 verschillende tijdstippen met verschillende teamleden. Tijdens de observaties loopt de praktijkcoach mee, praat met de begeleiding en kijkt of men voldoende TEACCH proof werkt, wat gaat goed en waar liggen mogelijke verbeterpunten. Alle verkregen informatie wordt verwerkt in een bevindingenverslag en deze wordt besproken met gedragskundigen, clustermanager en coördinerend begeleider. Indien nodig worden aandachtspunten/adviezen omgezet in acties, ofwel een plan van aanpak. Hierin wordt beschreven wie welke actie moet uitvoeren. Het kan ook zo zijn dat er acties uit voortvloeien waar de praktijkcoach nog een rol in kan hebben. Vanzelfsprekend worden bevindingen en adviezen hierna ook gepresenteerd aan het gehele team. Plan van aanpak: Mocht er een plan van aanpak worden gemaakt dan wordt deze 4 wekelijks geëvalueerd met clustermanager, coördinerend begeleider, gedragskundige en praktijkcoach, eventueel aangevuld met andere disciplines als logopedist, sensorisch informatie therapeut etc. totdat alle acties zijn afgerond. Er kan een afspraak gemaakt worden om bijvoorbeeld 1 jaar later nog eens een check te laten uitvoeren. Mocht je gebruik willen maken van een praktijkcoach; op DKS vind je een aanvraagformulier. (aanvraagformulier praktijkcoach autisme) Deze kun je sturen naar:
[email protected] t.a.v. praktijkcoach autisme
7
Bijlage 1 In het competentieprofiel ASS van de vereniging gehandicaptenzorg Nederland (VGN) wordt systematisch beschreven welke aanvullende competenties nodig zijn voor het ondersteunen van cliënten met autisme spectrum stoornissen. Het profiel bestaat uit 44 pagina’s en is te groot om in dit handboek op te nemen. Je kunt het downloaden middels onderstaande link.
http://www.vgn.nl/artikel/6570 en vervolgens naar Competentieprofiel ASS.pdf
8
Bijlage 2 Kennis en vaardigheden, vanuit kennisplein gehandicaptenzorg. Kennis en vaardigheden die je nodig hebt: Om als begeleider je werk goed te kunnen doen, moet je kennis en vaardigheden hebben om aan de volgende doelen te werken: 1. Aansluiten bij de behoefte van de cliënt: • oog hebben voor details die voor iemand belangrijk zijn; • oog hebben voor factoren die iemand onzeker, angstig of overstuur maken.
2. Vertrouwensband opbouwen: • Omgaan met het verschil in verstandelijke en sociaalemotionele ontwikkeling • Omgaan met het perspectief van waaruit iemand waarneemt en functioneert. • Omgaan met beperkte wederkerigheid ( ‘eenrichtingsverkeer’) in de relatie; • respect tonen, iemand serieus nemen en hem accepteren zoals hij is, ook al gedraagt hij zich niet volgens je eigen waarden en normen; • de manier waarop je voorspelbaarheid biedt afstemmen op de situatie, het niveau van functioneren en wat iemand op dat moment aankan; • veiligheid scheppen door onverwachte situaties aan te kondigen, voor te bereiden te verduidelijken of te vermijden; • nabijheid bieden als dat nodig is, bijvoorbeeld als iemand bang, onzeker of overstuur is; • je tempo van handelen afstemmen op iemands trage prikkelverwerking; • inzicht hebben in en nadenken over het effect van je eigen handelen op degene die je begeleidt.
3. Communicatiemethoden en -technieken inzetten: • passende ondersteunende communicatiemiddelen gebruiken; • duidelijk maken wat, waar, wanneer, met wie, hoe en eventueel waarom iets gebeurt; • taakanalyses en gedragsscenario’s gebruiken; • abstracte woorden, beeldspraak en uitdrukkingen uitleggen.
9
4. Omgaan met grenzen: • inspelen op moeilijke situaties door de ondersteuning aan te passen; • inspelen op moeilijke situaties door rekening te houden met belangrijke details, zintuiglijke problemen en de denkwijze van degene die je begeleidt; • een probleem- of crisissituatie met iemand duidelijk afsluiten; • inschatten of een bespreking van het voorval achteraf wenselijk is; • emotioneel bestand zijn tegen crisissituaties.
5. Randvoorwaarden scheppen voor wonen, werken en sociale contacten: • onverwachte sociale situaties opvangen en in goede banen leiden; • onverwachte contacten met andere bewoners opvangen en in goede banen leiden.
6. Ondersteunen op alle levensgebieden: • gebruik maken van de geadviseerde visuele en andere middelen en op een voorspelbare manier begeleiden; • scenario’s en protocollen flexibel afstemmen op iemands mogelijkheden; • vooruitdenken, problemen voorkomen en vooraf ordenen.
7. Ontwikkelingsgericht begeleiden: • inspelen op verschillende niveaus van zelfstandigheid; • zo nodig inspelen op een lager niveau; • zoveel mogelijk inspelen op wat iemand kan, ook al is dat ongewoon, eenzijdig of bizar; • iemand zoveel mogelijk stimuleren om zich verder te ontwikkelen en zo zelfstandig mogelijk te functioneren. • zoveel mogelijk gebruik maken van wat iemand kan om zijn zelfbeeld positief te beïnvloeden.
10
8. Samenwerken met collega’s en het sociale netwerk aan de afstemming van de begeleiding: • afstemmen en overdragen aan collega’s om ervoor te zorgen dat de begeleiding zoveel mogelijk hetzelfde is; • overleggen met collega’s over problemen in de begeleiding
11
Bijlage 3 EQ-i
Het gewenste profiel voor ideale begeleiders van cliënten met ASS Ideale begeleiders voor cliënten met ASS staan emotioneel stevig in hun schoenen en hebben voldoende zelfvertrouwen. Ze zijn goed in staat hun eigen grenzen aan te geven en kunnen er goed mee omgaan wanneer er sprake is van weinig of geen wederkerigheid in de relatie met cliënten. Deze begeleiders worden daar niet onzeker van en zijn ook dan nog steeds in staat de cliënt centraal te zetten. Ideale begeleiders ASS voelen cliënten goed aan en zijn begeleiders die zich zullen verdiepen in de vragen of behoeften van de cliënten waarbij zij zelf gepaste afstand zullen houden en eigen normen, waarden en behoeften kunnen parkeren. Voor de meeste mensen met ASS is de persoon achter de begeleider tot op zekere hoogte inwisselbaar. Ook daar kunnen deze begeleiders mee omgaan. De begeleiders investeren in het contact met de cliënt zonder daarin verwachtingen te hebben en eisen te stellen rondom de wederkerigheid in de relatie. De begeleiders zijn daarom bescheiden in het profileren van hun eigenheid en proberen vooral aan te sluiten bij de beleving van de cliënten. In het analyseren van profielen van kandidaten, bekijken de assessoren in hoeverre de gewenste kwaliteiten naar voren komen in het profiel en/of er sprake is van contra-indicaties. Gewenste kwaliteiten voor begeleiders van cliënten met ASS 1. De begeleiders ASS hebben voldoende zelfvertrouwen, zijn zelfbewust en verbaal vaardig. Ze kunnen reflecteren op het eigen gedrag en handelen, zijn zich bewust van de betekenis van gebeurtenissen voor hen zelf en voor de cliënt. Zij kunnen dit goed verwoorden en delen met anderen. De begeleiders staan open voor feedback, advies en willen zich graag ontwikkelen. Bijbehorende schalen zijn “Zelfbeeld”, “Emotioneel Zelfbewustzijn”, “Assertiviteit” en “Zelfactualisatie”. 2. De begeleiders ASS zijn zelfverzekerd, hebben voldoende zelfvertrouwen en zelfrespect en staan emotioneel stevig in hun schoenen. Ze laten zich niet zo snel van hun stuk brengen, en zijn in staat om zelfs onder stressvolle omstandigheden rustig te blijven en adequaat te handelen. Bijbehorende schalen zijn “Zelfbeeld” en “Stresstolerantie”. 3. De begeleiders ASS beschikken over een goed ontwikkeld inlevingsvermogen. Ze kunnen het gedrag van de cliënten adequaat duiden. Ze zijn goed in staat om zich te verplaatsen in de cliënt en om op basis daarvan aan te sluiten bij de vraag of behoefte van de cliënt. Begeleiders kunnen meebewegen met de cliënt en houden een open blik waardoor ze zich kunnen aanpassen aan wisselende omstandigheden. Ook zijn ze in staat om een prettige sfeer te creëren waarbij de cliënt zich veilig en vertrouwd voelt. Bijbehorende schalen zijn “Empathie” en “Flexibiliteit”. 4. De begeleiders ASS maken een rustige en geduldige indruk, zijn in staat om gevoelens en emoties (voor bepaalde tijd) onder controle te houden en reageren rustig, weloverwogen en beheerst op wat er om hen heen gebeurt. Bijbehorende schaal is: “Impulscontrole”. 12
5. De begeleiders ASS hebben veel oog voor omgevingsfactoren. Zij zijn vrij nuchter, alert, signaleren veel en hebben overzicht. Zij kunnen onderscheid maken tussen feitelijke informatie en beleving. Bijbehorende schaal is: “Realiteitstoetsing”. 6. De begeleiders ASS werken doelgericht, gestructureerd en methodisch, en houden daarbij steeds het overzicht en de regie. Hierbij worden de perspectieven, wensen en belangen van de cliënt als uitgangspunt genomen én de opgestelde afspraken vanuit het ondersteuningsplan eenduidig nageleefd. Bijbehorende schaal is: “Probleemoplossen”. 7. De begeleiders ASS zijn in staat om in de praktijk zelfstandig te handelen en beslissingen te nemen binnen het vastgestelde kader (ondersteuningsplan). Ze zijn echter ook goed in staat om samen te werken binnen een team en staan open voor feedback van anderen. Bijbehorende schaal is: “Onafhankelijkheid”.
Contra indicatie • Te hoge score op “Interpersoonlijke Relaties” in combinatie met een te lage score op “Empathie” → deze begeleiders richten zich mogelijk teveel op ‘zorgen voor…’ en kunnen de neiging hebben om in te vullen wat de ander nodig heeft. • Te lage score op “Realiteitstoetsing” → deze begeleiders hebben minder overzicht en kunnen het lastig vinden om vooruit te denken en na te denken over de gevolgen van handelen. Daarnaast is het goed mogelijk dat deze begeleidingsstijl (minder doelgericht en gestructureerd) minder goed aansluit bij cliënten met ASS. • Te lage scores op “Probleemoplossen” en “Impulscontrole” (in combinatie met een hoge score op “Flexibiliteit”) → deze begeleiders reageren en handelen mogelijk te ad hoc en impulsief. • Te hoge scores op “Impulscontrole” en “Onafhankelijkheid” in combinatie met relatief lage scores op “Flexibiliteit” en “Empathie” → bij deze begeleiders ligt ‘starheid’ en ‘beheersmatig werken’ op de loer. • Hoge scores op “Empathie” en “Sociale Verantwoordelijkheid” in combinatie met lage scores op “Zelfbeeld” en “Assertiviteit”. Deze begeleiders verdwijnen mogelijk in de cliënt en hebben waarschijnlijk op de langere duur moeite om zichzelf staande te houden. • Hoge scores op “Onafhankelijkheid” en “Assertiviteit” in combinatie met lage scores op “Empathie” en “Sociale Verantwoordelijkheid”. Deze begeleiders richten zich te weinig op (de eigenheid van) de ander. En zorgen teveel voor de cliënt vanuit de eigen beleving.
13
14