Autisme en Veroudering: Verschillen in Verbale Fluency tussen Volwassenen met Autisme en Volwassenen zonder Autisme Kelly Wols
Bachelorthese, eindversie Datum: 26 juni 2012 Onderwijsinstelling: Universiteit van Amsterdam Naam begeleider: A.G. Lever Studentnummer: 6063314 Aantal woorden: 4726 Aantal woorden abstract: 133
Inhoudsopgave Abstract
2
Autisme en Veroudering: Verschillen in Verbale Fluency tussen Volwassenen met Autisme en Volwassenen zonder Autisme.
3
Verbale Fluency bij Volwassenen zonder Autisme.
4
Verbale Fluency bij Volwassenen met Autisme.
5
Corticaal Volume bij Volwassenen zonder Autisme en Volwassenen met Autisme
6
Conclusies en discussie
7
Literatuurlijst
10
Abstract In dit literatuuroverzicht is gekeken naar prestatieverschillen op verbale fluency tussen volwassenen met autisme en volwassenen zonder autisme. Gevonden werd dat de prestatie op verbale fluency achteruitgaat naarmate de leeftijd vordert voor zowel volwassenen met autisme als voor volwassenen zonder autisme. De prestatieverschillen tussen beide groepen nemen echter af, doordat volwassenen zonder autisme sneller achteruitgaan op verbale fluency dan volwassenen met autisme. Aan de hand van onderzoek naar corticaal volume van de frontale cortex kwam naar voren dat er een sterkere vermindering van het volume te zien is bij volwassenen zonder autisme ten opzichte van volwassenen met autisme. Geconcludeerd werd dat volwassenen met autisme op alle leeftijden slechter presteren op verbale fluency dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme, maar dat de achteruitgang op dit domein sneller verloopt bij een regulier verouderingsproces ten opzichte van veroudering met autisme.
Autisme en Veroudering: Verschillen in Verbale Fluency tussen Volwassenen met Autisme en Volwassenen zonder Autisme Er zijn veel studies gedaan naar het neuropsychologische functioneren van mensen met een autisme spectrum stoornis (Ambery, Russell, Perry, Morris & Declan, 2006). Een autisme spectrum stoornis, verder aangeduid als autisme, is een pervasieve ontwikkelingsstoornis, welke bestaat uit een spectrum van gerelateerde kenmerken (Happé & Charlton, 2011). Mensen met autisme hebben moeilijkheden met sociale interactie en verbale en non-verbale communicatie. Verder wordt autisme vaak gekenmerkt door rigide en repetitieve gedragingen en interesses (American Psychiatric Association, 2012). Onderzoek naar autisme geeft een steeds meer gedetailleerd beeld over de stoornis zelf en van de mensen met autisme. Uit de meeste studies komt de consistente bevinding naar voren dat er sprake is van een verminderd executief functioneren (Liss et al, aangehaald in Ambery et al, 2006). Bij deze studies is er echter met name gekeken naar jonge mensen met autisme. Waar nog weinig over bekend is, is wat er met de ontwikkeling van mensen met autisme gebeurt wanneer zij ouder worden (Geurts & Vissers, 2011). De eerste diagnoses werden gesteld begin jaren 40 van de twintigste eeuw (Kanner, 1943; Asperger, 1944, aangehaald in Happé & Charlton, 2011). Doordat de diagnose voor autisme dus nog relatief nieuw is, bestaat er nu voor het eerst de mogelijkheid om te onderzoeken hoe het verouderingsproces zich ontwikkelt bij mensen met autisme. Zoals Ambery et al. (2006) aanhaalden, concluderen veruit de meeste studies naar autisme dat het executief functioneren achterblijft bij jonge mensen met autisme in vergelijking met jonge mensen zonder autisme. Executief functioneren is echter een parapluterm om alle functies te omschrijven die een sturende of controlerende taak hebben over cognitieve processen (Deelman, Eling, Haan & Zomeren, 2010). Daarom wordt er in dit literatuuroverzicht, ondanks dat het executief functioneren een groot aantal domeinen omvat, maar geconcentreerd op één domein van het executief functioneren. Aan de hand van verbale fluency zal worden gekeken naar veroudering met autisme en veroudering zonder autisme. Fluency verwijst naar het vermogen om algemene kennis op te diepen uit het geheugen en deze te reproduceren (Cohen & Swerdlik, 2010). Bij verbale fluency gaat het om het verbaal genereren van nieuwe responsen (Deelman et al., 2010). Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen fonemische en semantische fluency. Fonemische fluency wordt gemeten met een fonemische, of letter, fluency taak waarbij het de bedoeling is om zoveel mogelijk woorden binnen een bepaalde tijd (gebruikelijk één minuut) te genereren met dezelfde beginletter. Semantische fluency wordt gemeten met een semantische, of categorische, fluency taak waarbij het de bedoeling is om zoveel mogelijk woorden binnen een bepaalde tijd (gebruikelijk één minuut) te genereren die tot eenzelfde categorie behoren (Deelman et al., 2010). Onderzoek wijst uit dat er een verschil is in verbale fluency tussen kinderen met autisme en kinderen zonder autisme (Sergeant, 2002, aangehaald in Geurts & Vissers, 2011), waarbij kinderen met autisme lager op verbale fluency presteren dan kinderen zonder autisme. Er is echter nog weinig over bekend of dit verschil in prestatie op verbale fluency blijft voortbestaan op volwassen leeftijd. In dit literatuuroverzicht zal de vraag centraal staan of er in de volwassenheid ook een verminderd vermogen tot verbale fluency bij mensen met autisme is in vergelijking met mensen zonder autisme. In de eerste paragraaf wordt nagegaan hoe verbale fluency zich ontwikkelt wanneer er sprake is van veroudering zonder autisme. Hierbij wordt er gekeken naar het verschil in prestatie op verbale fluency taken tussen jongere volwassenen en oudere volwassenen. Dit geeft een weergave van het reguliere verloop van verbale fluency wanneer er geen sprake is van autisme. In de tweede paragraaf wordt er gekeken of er verschillen zijn in de ontwikkeling van verbale fluency tussen volwassenen met autisme en volwassenen zonder autisme. Gevonden resultaten worden aan de hand van hersenonderzoek verder uitgediept om een vollediger beeld van het eventuele verschil in verbale fluency tussen volwassenen met autisme en volwassenen zonder autisme weer te geven. Vervolgens worden de resultaten weergegeven in de conclusie waarna ze verder zullen worden besproken in de discussie.
Verbale Fluency bij Volwassenen zonder Autisme Om na te gaan of volwassenen met autisme anders presteren dan volwassenen zonder autisme op verbale fluency, is het van belang om te weten hoe verbale fluency bij volwassenen zonder autisme verloopt. Er kan namelijk pas worden nagegaan of volwassenen met autisme anders presteren op verbale fluency als het reguliere verloop van dit domein van de executieve functies is onderzocht. Verbale fluency speelt een belangrijke rol bij het verloop van het reguliere verouderingsproces, zo is gebleken uit het onderzoek van Clark, Schiehser, Weissberger, Salmon, Delis en Bondi (2011). Zij vonden namelijk dat verbale fluency een sensitieve indicator is voor veroudering. Clark et al. onderzochten het executief functioneren bij 51 participanten (gemiddelde leeftijd van 69 jaar) met een regulier verouderingsproces op diverse neuropsychologische taken, waaronder twee semantische fluencytaken. Uit de resultaten kwam naar voren dat van de taken die betrekking hadden op het executief functioneren, de prestatie op verbale fluency taken het meest sensitief is voor veroudering. Hieruit concludeerden Clark et al. dat verbale fluency het onderdeel van het executief functioneren is dat bij reguliere veroudering het sterkst achteruit gaat naarmate de leeftijd vordert. De conclusie die Clark et al. uit hun onderzoek hebben gehaald, is echter slechts gebaseerd op het feit dat deze groep ouderen van alle taken die zij hebben gemaakt het minst goed presteerden op de verbale fluency taken. Hieruit kan niet worden opgemaakt hoe het verloop van verbale fluency eruitziet naarmate de leeftijd vordert, omdat er slechts naar één moment in de levensfase is gekeken . Sauzéon et al. (2010) vergeleken om deze reden twee leeftijdsgroepen met elkaar, een jongere en een oudere groep volwassenen, om het verloop van verbale fluency gedurende een bredere fase van het reguliere verouderingsproces te kunnen bepalen. Zowel in de jongere groep (gemiddelde leeftijd 21 jaar) als in de oudere groep (gemiddelde leeftijd 69 jaar) zaten 20 participanten. Bij alle participanten werd een fonemische en een semantische fluency taak afgenomen. Uit de resultaten kwam naar voren dat de oudere groep niet minder presteerde op beide verbale fluency taken dan de jongere groep. Hieruit concludeerden de auteurs dat verbale fluency niet verandert naarmate de leeftijd vordert. Deze conclusie van Sauzéon et al. is in tegenspraak met de conclusie uit het onderzoek van Clark et al. (2011), waarin werd gesuggereerd dat verbale fluency wel achteruitgaat naarmate de leeftijd vordert. Brickman et al.(2004) trekken de conclusie van Sauzéon et al. dat er geen verandering optreedt bij veroudering echter in twijfel. Zij vonden namelijk dat verbale fluency bij reguliere veroudering wel achteruitgaat naarmate de leeftijd vordert. In tegenstelling tot de onderzoeken van Clark et al. (2011) en Sauzéon et al. (2010), maakten Brickman et al. gebruik van een grote groep participanten met een bredere leeftijdsrange. Er werden 471 participanten getest tussen de leeftijd van 21 en 82 jaar oud. Bij alle participanten werden een fonemische en een semantische fluency taak afgenomen. Uit de resultaten kwam naar voren dat naarmate de leeftijd vordert er minder werd gepresteerd op verbale fluency taken. Deze prestatievermindering was groter voor de semantische fluency taak dan voor de fonemische fluency taak. Door Brickman et al. werd geconcludeerd dat verbale fluency achteruit gaat naarmate de leeftijd vordert. Deze conclusie wordt ondersteunt door het onderzoek van Clark, Gatz, Zheng, Chen, McCleary en Mack (2009) waarin wederom een afname van verbale fluency werd gevonden bij vorderende leeftijd. In tegenstelling tot bovenstaande onderzoeken vergeleken Clark et al. geen twee verschillende groepen met elkaar, maar werden er leeftijdseffecten bij individuen gemeten. Aan dit longitudinale onderzoek van Clark et al. (2009) namen 96 volwassenen deel. Alle personen waren aan het begin van het onderzoek minstens 60 jaar oud. Bij alle participanten werden bij elke testafname een fonemische en een semantische fluency taak afgenomen. Hun verbale fluency werd gedurende 2.3 tot 5.9 jaar gemeten, waarin zij tenminste twee keer werden getest met een interval van 1 tot 2 jaar. Uit de resultaten kwam naar voren dat de prestatie op verbale fluency taken achteruitgaat naarmate de leeftijd vordert. Net als Brickman et al. vonden zij een grotere prestatievermindering voor de semantische fluency taak dan voor de fonemische fluency taak. Deze sterkere achteruitgang op de semantische fluency taak ten opzichte van de fonemische fluency taak werd wederom aangetroffen in het onderzoek van Henry en Phillips (2006). De auteurs vergeleken een jonge groep, bestaande uit 69 volwassenen (leeftijd tussen de 18 en 40 jaar) en een oude groep, bestaande uit 64 volwassenen ( leeftijd
tussen de 60 en 88 jaar) met elkaar en vonden hierbij een negatief leeftijdseffect op de semantische fluency taak, maar niet op de fonemische fluency taak. Hieruit kan worden geconcludeerd dat verbale fluency achteruitgaat wanneer de leeftijd vordert, maar dat deze achteruitgang het beste te meten is aan de hand van semantische fluency taken. Zoals Sauzéon et al. concludeerden, gaat verbale fluency niet achteruit naarmate de leeftijd vordert. Echter bij een uitbreiding van de leeftijdsrange, zoals in het onderzoek van Brickman et al., of een meting van de lange termijn prestaties van individuen, zoals in het onderzoek van Clark et al. (2009), wordt er wel achteruitgang op verbale fluency gevonden. Deze achteruitgang komt volgens Henry en Philips (2006) sterker naar voren wanneer er gebruik wordt gemaakt van een semantische fluency taak. De bevindingen van Brickman et al (2004). en Clark et al. (2009) sluiten aan op de bevinding van Clark et al. (2011) dat verbale fluency een domein van het executief functioneren is welke sensitief is voor veroudering bij volwassenen zonder autisme. Met deze bevindingen kan tot de conclusie worden gekomen dat bij volwassenen zonder autisme de prestatie op verbale fluency afneemt naarmate de leeftijd vordert. Verbale Fluency bij Volwassenen met Autisme In de vorige paragraaf is besproken hoe verbale fluency zich ontwikkelt naarmate de leeftijd vordert wanneer er sprake is van veroudering zonder autisme. Hieruit kwam naar voren dat verbale fluency een achteruitgang laat zien wanneer mensen een regulier verouderingsproces doormaken. Hoe dit werkt voor volwassenen met autisme blijft nu echter nog de vraag. Voor kinderen met autisme is het al bekend dat zij minder presteren op verbale fluency dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme (Sergeant, 2002, aangehaald in Geurts & Vissers, 2011). Happé, Booth, Charlton en Hughes (2005) vonden in hun onderzoek ondersteuning voor deze bevinding. Ook zij vonden een mindere prestatie op verbale fluency van kinderen met autisme ten opzichte van kinderen zonder autisme. Happé et al. (2005) vergeleken een groep van 32 kinderen met autisme met een groep van 32 kinderen zonder autisme. Beide groepen werden in tweeën gesplitst, waardoor beide groepen uit twee subgroepen van 8 t/m 10 jaar oud en 11 t/m 16 jaar oud bestonden. Alle participanten werden gevraagd een fonemische en een semantische fluency taak te maken. Uit de resultaten kwam naar voren dat de kinderen met autisme lager presteerden op beide verbale fluency taken dan kinderen zonder autisme. Hieruit concludeerden de auteurs dat kinderen met autisme minder presteren op verbale fluency dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme. Happé et al. haalden echter nog een ander interessant resultaat uit hun onderzoek, namelijk dat de kinderen met autisme in de leeftijdsgroep van 11 t/m 16 beter presteren op verbale fluency taken dan kinderen met autisme in de leeftijdsgroep van 8 t/m 10. Het verschil in prestatie tussen deze twee leeftijdsgroepen was groter voor de kinderen met autisme dan voor de kinderen zonder autisme. Hieruit concludeerden Happé et al. dat de vooruitgang op verbale fluency groter is voor kinderen met autisme dan voor kinderen zonder autisme. Zoals Happé et al. allereerst concludeerden, presteren kinderen met autisme inderdaad minder op verbale fluency dan kinderen zonder autisme. Deze bevinding werd door Ambery, Russell, Perry, Morris en Murphy (2006) gerepliceerd bij volwassenen. Zij vonden dat de prestatieverschillen op verbale fluency op jonge leeftijd zich voort zullen zetten in de volwassenheid. Het onderzoek werd afgenomen bij 27 participanten met autisme (leeftijd tussen de 19 en 67 jaar) en 20 participanten zonder autisme (leeftijd tussen de 21 en 58 jaar). Alle participanten maakten een fonemische fluency taak. Uit de resultaten kwam naar voren dat de participanten met autisme minder presteerden op verbale fluency taken dan de participanten zonder autisme. Ambery et al. concludeerden hieruit dat de moeilijkheden die mensen met autisme ondervinden bij verbale fluency zich voort zullen zetten op volwassen leeftijd. De mindere verbale fluency van volwassenen met autisme ten opzichte van hun leeftijdsgenoten zonder autisme zal volgens deze auteurs op iedere leeftijd waarneembaar zijn. Bramham et al.(2009) vonden in hun onderzoek, waaraan een grotere groep participanten deelnamen dan aan het onderzoek van Ambery et al., ondersteuning voor de conclusie dat volwassenen met autisme minder presteren op verbale fluency dan volwassenen zonder autisme. Aan het onderzoek van Bramham et al. namen 45 volwassenen met autisme
en 31 volwassenen zonder autisme deel, waarbij voor beide groepen de gemiddelde leeftijd 32 jaar was. Alle participanten maakten een fonemische fluency taak. Exploratief werd nagegaan of er een leeftijdseffect kon worden gevonden voor de prestatie op verbale fluency. Uit de resultaten kwam naar voren dat de participanten met autisme minder presteerden op de fonemische fluency taak dan de participanten zonder autisme. Er werd door de auteurs geen leeftijdseffect gevonden. Hieruit concludeerden zij dat volwassenen met autisme een verminderde verbale fluency hebben ten opzichte van volwassenen zonder autisme en dat leeftijd hier geen invloed op heeft. Zoals eerder besproken werd er in het onderzoek van Happé et al. (2005) echter wel een leeftijdseffect op prestatie bij verbale fluency aangetroffen, namelijk dat kinderen met autisme hier sneller op vooruitgaan dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme. In tegenstelling tot Bramham et al. vonden Geurts en Vissers (2011) wel ondersteuning voor dit leeftijdseffect, maar dan bij oudere volwassenen. Geurts en Vissers (2011) deden onderzoek bij 23 volwassenen met autisme en 23 volwassenen zonder autisme tussen de 51 en 83 jaar oud. Alle participanten maakten een fonemische fluency taak. Uit de resultaten kwam naar voren dat de volwassenen met autisme minder goed presteerden op de verbale fluency taak dan volwassenen zonder autisme. Uit het onderzoek kwam tevens naar voren dat de prestatieverschillen tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme kleiner werd naarmate de leeftijd vordert. Geurts en Vissers concludeerden dat mensen met autisme lager presteren op verbale fluency, maar dat verbale fluency sneller afneemt bij mensen zonder autisme dan bij mensen met autisme wanneer de leeftijd vordert. Uit de besproken studies komt naar voren dat volwassenen met autisme minder presteren op verbale fluency dan volwassenen zonder autisme. Het prestatieverschil dat bij kinderen al eerder was aangetoond en reeds wordt ondersteund door Happé et al. blijft voortbestaan op volwassen leeftijd (Ambery, 2006). Interessant aan het onderzoek van Happé et al. is echter het gevonden leeftijdseffect bij kinderen, waarbij kinderen met autisme een grotere stap vooruit maken op verbale fluency dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme. Dit leeftijdseffect werd echter niet aangetroffen in de studies van Ambery et al (2006) en Bramham et al. (2009), waardoor er hieruit werd geconcludeerd dat mensen met autisme ten alle tijden minder zullen presteren op verbale fluency dan hun leeftijdsgenoten. Geurts en Vissers (2011) komen echter tot de conclusie dat er wel degelijk een leeftijdseffect te vinden is op de prestatie op verbale fluency, namelijk dat oudere volwassenen met autisme mindere achteruitgang laten zien op dit domein dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme. Aangezien deze ontwikkeling zich pas op latere leeftijd voordoet, is het mogelijk dat de verschillen in ontwikkeling van verbale fluency kunnen worden verklaard door de invloed van leeftijd op de ontwikkeling van de hersenen (Geurts & Vissers, 2011). Corticaal Volume bij Volwassenen zonder Autisme en Volwassenen met Autisme Patiënten met frontale schade scoren lager op verbale fluency dan gezonde mensen (Stuss, 1997). Prestatie op verbale fluency is dan ook een sensitieve indicator voor het functioneren van de frontale cortex (Schlösser, 1998). Om prestatieverschillen te bekijken tussen volwassenen met autisme en volwassenen zonder autisme wordt er om deze reden gekeken naar structurele verschillen in de frontale cortex. Hierbij wordt er in deze paragraaf geconcentreerd op corticaal volume, omdat onderzoek aangetoond heeft dat er hierin verschillen zijn tussen kinderen met autisme en kinderen zonder autisme, waarbij kinderen met autisme een groter corticaal volume hebben dan kinderen zonder autisme (Webb et al., 2007, aangehaald in Raznahan, 2010). Tevens is er aangetoond dat kinderen met autisme lager presteren op verbale fluency dan kinderen zonder autisme (Sergeant, 2002, aangehaald in Geurts & Vissers, 2011), maar ook dat kinderen met autisme op jonge leeftijd een snellere vooruitgang op verbale fluency laten zien dan hun leeftijdsgenoten (Happé et al., 2005). Bij ouderen volwassenen met autisme is echter weer te zien dat de achteruitgang op verbale fluency minder snel gaat dan bij hun leeftijdsgenoten zonder autisme (Geurts & Vissers, 2011). Eventuele verschillen in het corticaal volume van de frontale cortex zouden een duidelijker beeld van deze ontwikkeling mogelijk kunnen maken.
Allereerst is het van belang om de reguliere ontwikkeling van het corticaal volume in de frontale cortex te achterhalen, om de vergelijking met ontwikkeling met autisme mogelijk te maken. Deze reguliere ontwikkeling is wat McGinnis, Brickhouse, Pascual en Dickerson (2011) hebben onderzocht. De 316 participanten die deelnamen aan het onderzoek werden opgedeeld in vier leeftijdsgroepen: jong (1829, n=138), middelbaar (30-59, n=80), jong-oud (60-79, n=60) en oud-oud (80+, n=38). Aan de hand van MRI-beelden werd het corticaal volume per groep met elkaar vergeleken. Er kwam uit de resultaten naar voren dat naarmate de leeftijd vordert, het corticaal volume in de frontale gebieden afneemt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er bij reguliere veroudering er een vermindering van het corticaal volume in de frontale cortex optreedt. Wallace, Dankner, Kenworthy, Giedd en Martin (2010) vonden deze vermindering niet terug bij adolescenten en volwassenen, zowel bij mensen met autisme als bij mensen zonder autisme niet. De 81 participanten (leeftijd tussen de 12 en 24 jaar) die deelnamen aan het onderzoek werden opgedeeld in twee groepen: Een autisme-groep (n=41) en een geen autisme-groep (n=40). Aan de hand van MRIbeelden werd het corticaal volume in de frontale gebieden van beide groepen met elkaar vergeleken. Uit de resultaten kwam naar voren dat bij de autisme-groep bepaalde delen van de frontale gebieden een verminderd corticaal volume laten zien ten opzichte van de geen autisme-groep. Er werd echter door de auteurs voor beide groepen niet gevonden dat het corticaal volume vermindert naarmate de leeftijd vordert. Dit is echter niet verwonderlijk gezien de jonge leeftijd en de beperkte leeftijdsgroep die de auteurs voor dit onderzoek hebben gebruikt. Raznahan et al. (2010) spreken de gevonden resultaten van Wallace et al. dan ook tegen en stellen dat er wel een verschil is in ontwikkeling van het corticaal volume in de frontale cortex tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme. In het onderzoek van Raznahan et al. werden 127 participanten getest en werd een bredere leeftijdsrange genomen, namelijk van 10 tot 60 jaar oud. Aan de hand van MRI-beelden werd van beide groepen naar het corticaal volume in de frontale gebieden gekeken. Uit de resultaten kwam naar voren dat het corticaal volume in de frontale cortex bij veroudering sneller afneemt voor mensen zonder autisme dan voor mensen met autisme. De resultaten van deze studies laten zien dat er verschillen zijn in de ontwikkeling van het corticaal volume tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme. Er is door McGinnis et al. (2011) aangetoond dat het corticaal volume in de frontale cortex afneemt bij oudere volwassenen zonder autisme. Bij adolescenten zonder autisme in deze afname van corticaal volume nog niet te zien, maar ditzelfde resultaat geldt op deze leeftijd ook voor mensen met autisme (Wallace et al., 2010). Een verschil in corticaal volume tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme lijkt daarom pas waarneembaar op latere leeftijd, zoals aangetoond door Raznahan et al. (2010), waarbij gezien werd dat het corticaal volume in de frontale cortex minder snel afneemt voor mensen met autisme dan voor mensen zonder autisme. Conclusies en Discussie Mensen met autisme zullen op volwassen leeftijd minder blijven presteren op verbale fluency dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme. De gevonden prestatieverschillen op verbale fluency die bij kinderen zijn aangetroffen, blijven voortbestaan op latere leeftijd. Er zijn echter wel enkele interessante bevindingen wat betreft de ontwikkeling van dit domein van de executieve functies. Bij de reguliere veroudering werd er naar verwachting een afname van verbale fluency gevonden. De afname die optreedt bij reguliere veroudering is echter anders dan de afname bij veroudering met autisme. Het prestatieverschil tussen beide groepen blijft op elke leeftijd zichtbaar, waarbij mensen met autisme lager presteren op verbale fluency dan mensen zonder autisme. Waar de ontwikkeling bij mensen zonder autisme op verbale fluency echter een bepaalde afname laat zien, vertoont de afname bij mensen met autisme een ander patroon, namelijk een minder sterke afname. Dit leidt ertoe dat de prestatieverschillen op verbale fluency tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme afnemen naarmate de leeftijd vordert. Een mogelijke verklaring hiervoor is het verschil in ontwikkeling van de frontale cortex. Er komt uit hersenonderzoek naar voren dat het corticaal volume afneemt bij veroudering zonder autisme. Hersenonderzoek toont tevens aan dat dit ook geldt voor veroudering met autisme. De afname in corticaal volume bij
volwassenen zonder autisme gaat echter sneller dan bij volwassenen met autisme. Deze afname vertoont eenzelfde patroon als de ontwikkeling van verbale fluency, waarbij aangetoond is dat mensen zonder autisme sneller achteruitgaan dan mensen met autisme. Een vermindering is afname van het corticaal volume kan zo mogelijk bijdragen aan de vermindering in prestatie op verbale fluency. Onderzoek bij kinderen ondersteunt deze mogelijkheid. Hieruit is namelijk gebleken dat kinderen met autisme een groter corticaal volume hebben dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme. Ook is gebleken dat kinderen met autisme minder presteren op verbale fluency dan kinderen zonder autisme. Echter uit het onderzoek van Happé et al.(2005) komt naar voren dat kinderen met autisme op jonge leeftijd wel een grotere stap vooruit maken op de ontwikkeling van verbale fluency dan hun leeftijdsgenoten zonder autisme. Het zou dus zo kunnen zijn dat een groter corticaal volume in de frontale cortex leidt tot een vergroting van de mogelijkheden om de prestatie op verbale fluency te ontwikkelen of te handhaven. Het patroon dat verbale fluency laat zien kan dan aan de hand van het corticaal volume verklaard worden. Het gevonden feit dat mensen met autisme toch minder zullen presteren dan mensen zonder autisme moet dan gezocht worden in andere ontwikkelingsverschillen. De conclusies over verschillen tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme zijn echter nog niet zonder twijfel aannemelijk. Er wordt nu namelijk gesteld dat mensen met autisme minder presteren op verbale fluency dan mensen zonder autisme, maar dit is wellicht niet geheel terecht. Het onderzoek naar verbale fluency bij mensen met autisme is namelijk zowel in het onderzoek van Ambery et al. (2006) en Bramham et al. (2009) als bij Geurts en Vissers (2011) alleen gedaan met behulp van fonemische fluency taken. Ten eerste in de prestatie op een fonemische fluency taak niet geheel toereikend om een conclusie te trekken over een indicatie van de verbale fluency van een persoon. Verbale fluency omvat namelijk ook een semantisch aspect, gemeten met de semantische fluency taak. Om iets te kunnen zeggen over verbale fluency is het daarom van belang beide taken af te nemen. Het belang hiervan wordt benadrukt door het feit dat er met een semantische fluency taak misschien zelfs sterkere conclusies zouden kunnen worden getrokken dan met een fonemische fluency taak. In zowel het onderzoek van Brickman et al. (2004) als in het onderzoek van Clark et al. (2009) werd namelijk aangetoond dat bij reguliere veroudering de prestatie op de semantische fluency taak sneller achteruit gaat dan de prestatie op de fonemische fluency taak. In het onderzoek van Henry en Phillips (2006) wordt zelfs gesteld dat achteruitgang op verbale fluency het beste te meten is met een semantische fluency taak. Dit ondersteunt het idee dat de prestaties op semantische fluency taken bij reguliere veroudering een betere weerspiegeling zijn van de mate van verbale fluency dan de fonemische fluency taak, omdat de taak sensitiever is voor achteruitgang. Bij de onderzoeken naar veroudering en autisme is nu telkens de verbale fluency van mensen met en zonder autisme met elkaar vergeleken aan de hand van fonemische fluency taken, echter als er is aangetoond dat de sensitiviteit van semantische fluency taken hoger is, zou het wellicht aan te raden zijn hier in vervolgonderzoek gebruik van te maken. Dit om er zeker van te zijn dat de tot nu toe gevonden verschillen tussen volwassenen met autisme en volwassenen zonder autisme op verbale fluency geen toevallige bevindingen zijn. Waar dan wel op gelet moet worden, is dat de semantische fluency taak en de fonemische fluency taak beide een ander aspect van verbale fluency meten. Zo lijkt fonemische fluency meer afhankelijk van het vermogen strategisch te zoeken en semantische fluency meer van organisatie of semantisch geheugen (Diaz et al., 2004, aangehaald in Sauzéon et al., 2010). Door rekening te houden met de twee verschillende aspecten waaruit verbale fluency bestaat, kan er specifieker worden nagegaan waar de verschillen tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme vandaan komen. Wanneer er een onderscheid wordt gemaakt tussen semantische fluency en fonemische fluency, moeten ook de bevindingen over het corticaal volume in de frontale cortex worden herzien of meer in perspectief worden geplaatst. Wanneer de prestatie op semantische fluency taken afhankelijk is van het semantisch geheugen, komen er namelijk ook andere hersenstructuren bij verbale fluency kijken dan alleen de frontale cortex. De temporale lobe is betrokken bij het semantisch geheugen (Radvansky, 2010). Eventuele verschillen die worden gevonden tussen de prestaties op semantische fluency tussen mensen met autisme en mensen zonder autisme moeten daarom onderzocht worden aan de hand van structurele verschillen in dit gebied. Verschillen op verbale fluency tussen deze twee groepen kan dan in een breder
perspectief worden geplaatst wanneer er meerdere hersengebieden bij betrokken zijn. Aangeraden wordt daarom om verschillen op verbale fluency tussen volwassenen met autisme en volwassenen zonder autisme verder te onderzoeken aan de hand van semantische fluency taken en de hierbij betrokken hersengebieden. Zoals besproken kan de invloed van het verouderingsproces bij autisme pas sinds zeer recent in kaart worden gebracht. Het onderzoek naar autisme bij kinderen heeft al kunnen aantonen dat er verschillen zijn tussen mensen met een autisme spectrum stoornis en mensen zonder deze stoornis. Studies zoals hier besproken geven een indicatie dat er ook in de volwassenheid verschillen kunnen worden opgemerkt. Zoals nu is besproken zijn de verschillen op verbale fluency mogelijk ook waarneembaar op volwassen leeftijd. Onderzoek naar kinderen stelt echter dat er meerdere aspecten van het executief functioneren zijn die achterblijven bij kinderen met autisme ten opzichte van hun leeftijdsgenoten zonder autisme. Mogelijk zijn de verschillen op andere domeinen van het executief functioneren dan verbale fluency ook terug te vinden op volwassen leeftijd. Het is daarom van belang om onderzoek naar autisme voort te blijven zetten, om een breed beeld te krijgen van autisme en de eventuele consequenties voor de mensen met autisme in hun dagelijks leven. Wanneer er gezocht wordt naar de mogelijke moeilijkheden die mensen met autisme kunnen ondervinden, kan hier vanuit de wetenschap en vanuit de zorg op worden geanticipeerd om zo de hulp te bieden die nodig is bij een leven met autisme.
Literatuurlijst Ambery, F. Z., Russell, A. J., Perry, K., Morris, R., & Murphy, D. G. (2006) Neuropsychological functioning in adults with Asperger syndrome. Autism, 10, 551-564 American Psychiatric Association (2012). Diagnostic and statistical manual of mental disorders, (4th ed., text revision). Washington, DC: American Psychiatric Association Bramham, J., Ambery, F., Young, S., Morris, R., Russell, A., Xeniditis K., et al. (2009). Executive functioning differences between adults with attention deficit hyperactivity disorder and autistic spectrum disorder in initiation, planning and strategy formation. Autism, 31, 245-264. Brickman, A. M., Paul, R. H., Cohen, R. A., Williams, L. M., MacGregor, K. L., Jefferson, A. L., et al. (2005). Category and letter verbal fluency across the adult lifespan: Relationship to EEG theta power. Archives of Clinical Neuropsychology, 20, 561-573. Clark, L. J., Gatz, M., Zheng, L., Chen, Y., McCleary, C., & Mack, W. J. (2009). Longitudinal verbal fluency in normal aging, preclinical, and prevalent Alzheimer’s disease. American Journal of Alzheimer’s Disease and other Dementias, 24, 461-468 Clark, L. R., Schiehser, D. M., Weissberger, G. H., Salmon, D. P., Delis, D.C., & Bondi, M. W. (2011). Specific measures of executive function predict cognitive decline in older adults. Journal of the International Neuropsychological Society, 18, 118-127. Cohen, R. J., & Swerdlik, M. E. (2010). Psychological testing and assessment: An introduction to tests & measurement. New York, NY: McGraw-Hill. Deelman, B., Eling, P., Haan, E., & Zomeren, E. (2010). Klinische neuropsychologie. Amsterdam: Boom. Geurts, H. M., Corbett, B., & Solomon, M. (2009). The paradox of cognitive flexibility in autism. Trends in Cognitive Science, 13, 74-82. Geurts, H. M., & Vissers, M. E. (2011). Elderly with autism: Executive function and memory. Journal of Autism and Developmental Disorders, 42, 665-675. Happé, F., Booth, R., Charlton, R., & Hughes, C. (2006). Executive function deficits in autism spectrum disorders and attention-deficit/hyperactivity disorder: Examining profiles across domains and ages. Brain and Cognition, 61, 189-233 Happé, F. & Charlton, R. A. (2011) Aging in autism spectrum disorder: A mini-review. Gerontology, 58, 70-78. Henry, J.D., & Phillips, L.H., (2006). Covariates of production and perseveration on tests of phonemic, semantic and alternating fluency in normal aging. Aging, Neuropsychology and Cognition, 13, 529-551. Luteijn, F., Barelds, D.P.H., Arrindell, W.A., Deelman, B.G., Kamphuis, J.H., & Vertommen, H. (2008). Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg. Den Haag: Boom Lemma.
McGinnis, S. M., Brickhouse, M., Pascual, B., & Dickerson, B.C. (2011). Age-related changes in the thickness of cortical zones in humans. Brain Topography, 24, 279-291. Radvansky, G. (2010). Human memory. Boston, CA: Pearson. Raznahan, A., Toro, R., Daly, E., Robertson, D., Murphy, C., Deeley, Q., et al. (2010). Cortical anatomy in autism spectrum disorder: An in vivo MRI study on the effect of age. Cerebral Cortex, 20, 1332-1340. Sauzeon, H., Raboutet, C., Langevin, S., & Schelstraete, M.A. (2011). Verbal knowledge as a compensation determinant of adult age differences in verbal fluency tasks over time. Journal of Adult Development, 18, 144-154. Schlösser, R., Hutchinson, M., Joseffer, S., Rusinek, H., Saarimaki, A., Stevenson, J., et al. (1998). Functional magnetic resonance imaging of human activity in a verbal fluency task. Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry, 64, 492-498. Stuss, D. T., Alexander, M. P., Hamer, L., Palumbo, C., Dempster, R., Binns, M., et al. (1997). The effects of focal anterior and posterior brain lesions on verbal fluency. Journal of the International Neuropsychological Society, 4, 265-278. VanderEycken, W., Hoogduin, C.A.L. & Emmelkamp, P.M.G. (2008). Handboek psychopathologie: Deel 1 basisbegrippen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Wallace, G. L., Dankner, N., Kenworthy, L., Giedd, J. N. & Martin, A. (2010). Age‐related temporal and parietal cortical thinning in autism spectrum disorders. Brain, 133, 3745 –3754.
Evaluatie De eerste versie van de bachelorthese ging niet helemaal zoals de bedoeling was. In de eerste versie had ik een verkeerde basisaanname, waardoor het verslag op zich al niet goed was. Daarbij was het ook zo dat de structuur niet was zoals het hoorde te zijn. De opbouw was slordig en daarbij was ook de integratie van de artikelen niet zoals het had moeten zijn. In deze tweede versie heb ik daarom alles opnieuw geschreven. Ik heb hierbij met name gelet op de juiste basisaanname. Waar ik eerst keek naar cognitieve achteruitgang, is me nu duidelijk geworden dat ik hier vanuit deze artikelen helemaal niet naar kan kijken. Ik heb nu de informatie uit de artikelen verwerkt aan de hand van de informatie die ze daadwerkelijk geven in plaats van uit een idee waar ik geen ondersteuning voor kon vinden. Nadat dit nieuwe uitgangspunt was goedgekeurd, ben ik vooral gaan letten op de integratie van de artikelen. Ik heb geprobeerd om meer te doen dan simpelweg de artikelen opsommen. De voorbeelden van mijn begeleider hebben me hierbij geholpen om een beter idee te krijgen over hoe je dit kunt doen. Ik denk dat mijn schrijfstijl in ieder geval een stuk vooruit is gegaan sinds de eerste versie, ook al denk ik dat er nog veel te leren valt.