8-10-2012
Celleer – cytologie
Celleer-cytologie
Lesstof Beauty Level Basics 2 • Blz. 11 - 17
2009
Celleer – cytologie Definitie • Kleinste eenheid van leven dat levensverrichtingen vertoont
Celleer: bouw • Celkern/nucleus (8) • Cellichaam/cytoplasma/ protoplasma (5) • Celwand/celmembraan (2)
Celkern: bouw
Celkern: functie
Opgebouwd uit • Chromatine • Chromosomen • Genen • D.N.A. • Kernmembraan • Nucleoplasma
• Deling • Regeling celprocessen
1
8-10-2012
Cellichaam: bouw
Cellichaam: bouw
• Bevat vloeistof met daarin
• Bevat celorganellen
– 70 % water. – eiwitten, vetten, suikers, zouten
Cellichaam: bouw
– mitochondriën – golgi–apparaat – ribosomen – poollichaampje / centriolen / centraal lichaampje
Celwand: bouw • • • •
Dun vliesje om de cel Tussen celtussenstof en cytoplasma Semi–permeabel Selectief !!!!
Celwand: functie
Celwand: verschil
• Stofwisseling/metabolisme
• Plantaardige celwand – extra cellulosewand – dus extra dik
• Dierlijke celwand – dunne, tere wand opgebouwd uit eiwitten
2
8-10-2012
Cel: levensvoorwaarden • Water/H²O • Zuurstof/O² • Voedingsstoffen
HOMEOSTASE!
Cel: levensverrichtingen • Animaal – beweging – prikkelbaarheid
• Vegetatief / autonoom
Cel: deling • Directe deling • Indirecte deling = MITOSE • Reductiedeling = MEIOSE – géén verdubbeling van chromosomen!
– groei – stofwisseling – voortplanting
Cel: deling
Hiërarchie van de mens
Animatie zie www.bioplek.org of de cd Klik op • Algemeen inhoud • Mitose • Meiose
• Cellen – differentiatie – specialisatie
• • • •
Weefsels Organen Orgaanstelsel Organisme
3
8-10-2012
Weefselleer / histologie
Weefselleer/histologie
Definitie • Een groep gelijksoortige cellen met dezelfde tussenstof en dezelfde functie
2009
Weefselsoorten
Epitheel-/dekweefsel
• • • •
Kenmerken • Is regelmatig van vorm • Weinig / geen tussenstof • Zowel uitwendig (bedekt gehele lichaam) als inwendig • Geen bloedvaten! Dus: voor voeding afhankelijk van de onderliggende laag
Epitheel-/dekweefsel Bind-/steunweefsel Zenuwweefsel Spierweefsel
Epitheel-/dekweefsel
Epitheelweefsel: vorm cellen
Indeling • Naar vorm • Naar aantal lagen • Naar functie
• • • •
Plaveisel epitheel Kubisch epitheel Cilindrisch epitheel Trilhaar epitheel
4
8-10-2012
Epitheelweefsel: afbeelding
Epitheelweefsel: lagen • Eénlagig • Meerlagig
Epitheelweefsel: functie
(Stof) afscheidend epitheel: vorm
• Bedekkend / beschermend / beschuttend epitheel • (Stof)afscheidend epitheel / klierweefsel
• Buisvormige / tubuleuze klieren – b.v. zweetklieren
• Tros / zak / alveolaire klieren – b.v. talgklieren, melkklieren
• Klieren zonder afvoerbuis – b.v. hormoonklieren
(Stof) afscheidend epitheel: afscheiding
(Stof) afscheidend epitheel: afscheiding
• Exocriene klieren
• Endocriene klieren
– eccriene klieren • b.v. kleine zweetklieren
– apocriene klieren • b.v. melkklieren, grote zweetklieren
– b.v. hormoonklieren
• Endo–exocriene klieren – b.v. geslachtsklieren, alvleesklier
– holocriene klieren • b.v. talgklieren
5
8-10-2012
(Stof) afscheidend epitheel: functie • Excretie / excreten • Secretie / secreten • Incretie / increten
Bind-/steunweefsel Algemeen kenmerk • De cellen liggen in een los verband • Tussen de cellen veel celtussenstof
Bindweefsel Indeling • Naar vezels • Naar soort • Naar functie
Bind-/steunweefsel: soorten • • • •
Bindweefsel Kraakbeenweefsel Beenweefsel Vloeibaar weefsel (bloed en lymfe)
Bindweefsel Kenmerk • Sterk vertakte cellen • De tussenstof is zacht en vezelig
Bindweefsel: vezels • Collagene vezels • Elastische vezels • Reticuline vezels
6
8-10-2012
Bindweefsel: functie Bindweefsel: soorten • Bindweefsel met functie: • Losmazig bindweefsel • Vast bindweefsel • Dicht bindweefsel
Kraakbeenweefsel Kenmerk • Slecht doorbloed • Tussenstof is vezelig en veerkrachtig Indeling • Naar bouw/soort • Naar functie
– reticulair bindweefsel – vetweefsel
• Bindweefsel zonder functie: – bindweefsel van organen – fibrillair bindweefsel
Kraakbeenweefsel: bouw/soorten • Elastisch kraakbeen • Glasachtig / hyalien kraakbeen • Vezelig kraakbeen
Beenweefsel Kraakbeenweefsel: functie • • • •
Vormgevend Beschermend Verbindend Schokopvangend
Kenmerk • De tussenstof is hard en vast (iets elastisch) Samenstelling • 1/3 deel organische stoffen • 2/3 deel anorganische stoffen
7
8-10-2012
Beenweefsel Indeling • Naar bouw/soort • Naar functie
Beenweefsel: bouw • Compact been • Spongieus been
Beenweefsel: functie
Afbeelding botweefsel • • • • •
Vloeibaar weefsel Kenmerk • De tussenstof is vloeibaar (bloedplasma/lymfevocht) • De cellen vormen de vaste bestanddelen
Bescherming Steun Vormgeving Bloedcelvorming Aanhechtingsplaats voor spieren
Vloeibaar weefsel Indeling • Naar soort • Naar functie
8
8-10-2012
Vloeibaar weefsel: soort en functie Soort • Bloed • Lymfe Indeling naar functie • zie hoofdstuk bloed en lymfe
Zenuwweefsel: bouw
Zenuwweefsel Indeling • Bouw • Soort • Functie
Afbeelding neuron
• Zenuwcel / neuron – cellichaam – zenuwuitlopers: • dendrieten vervoeren sensibele en sensorische prikkels naar het cellichaam toe • neurieten vervoeren motorische prikkels van het cellichaam af
Zenuwweefsel: bouw
Afbeelding synaps/motorisch eindplaatje
• Motorisch eindplaatje – aan het einde van een neuriet
• Myelineschede – vetachtige isolatie om neuriet/axon
• Synaps – Contactplaats tussen 2 neuronen
9
8-10-2012
Afbeelding synaps
Zenuwweefsel: bouw • Synapsspleet – ruimte waar neurotransmitters vrijkomen
• Neurotransmitters – acethylcholine – noradrenaline
Zenuwweefsel: soorten • Motorische zenuwen – voeren prikkels van het CZS af
• Sensibele / sensorische zenuwen
Zenuwweefsel: functie • Opvangen van prikkels / impulsen • Verwerken van prikkels / impulsen • Afgeven van prikkels / impulsen
– voeren prikkels naar het CZS toe
• Gemengde zenuwen – zijn zowel sensibel als motorisch
Spierweefsel Indeling • Soort spierweefsel • Bouw • Functie
Spierweefsel: soorten • Dwarsgestreept spierweefsel • Glad spierweefsel • Hartspierweefsel
10
8-10-2012
Afbeelding spierweefsel: soorten
Spierweefsel: bouw • Spiercel: – spierfibril / myofibril
• Spiervezel • Spierbundel
Spierweefsel: bouw • • • •
Afbeelding spierweefsel: bouw
Spierbuik Spierfascie / spierschede Pees Peesschede
Spierweefsel: functie
De huid
• Contractiliteit / samentrekbaarheid
2009
11
8-10-2012
De huid
De huid / cutis / derma of dermis
Beauty Level Basics 2
Algemeen:
• Blz.105 - 132
• de huid is het grootste orgaan • de huid is de spiegel van de gezondheid • ongeveer 6% van het lichaamsgewicht • de huid is de verklikker van de emoties
Opbouw van de huid 3 lagen: • Epidermis / opperhuid • Corium / dermis / lederhuid • Subcutis / onderhuid
Epidermis Kenmerken: • Meerlagig epitheelweefsel
Epidermis Opbouw: 5 lagen: • Stratum cilindricum / basaalcellen laag. • Stratum spinosum /stekelcellenlaag.
• Heeft naar buiten toe een steeds meer levenloze structuur
• Stratum granulosum / korrellaag.
• Bevat geen zenuwen, bloedvaten, lymfevaten en klieren
• Stratum corneum /hoornlaag
• Stratum lucidum /doorschijnende laag
12
8-10-2012
Epidermis: stratum cylindricum
Kenmerken:
• 1 rij cilindervormige epitheelcellen
Epidermis: stratum spinosum Kenmerken: • Meerdere cellagen
• Er is celdeling (levende cellen)
• Eerst kubusvormig later plaveisel epitheel
• Zorgt voor pigmentvorming
• Slechtere levensvoorwaarden
• Geen celdeling meer (wel bij kinderen en huidbeschadigingen) • Protoplasma droogt iets uit
Epidermis: stratum granulosum
Epidermis: stratum lucidum
Kenmerken:
Kenmerken:
• Levensvoorwaarden steeds slechter
• Grotendeels dood celmateriaal
• Protoplasma droogt steeds verder uit
• Voortzetting verhoorningsproces:
• Begin verhoorningsproces:
– keratohyaline wordt omgezet in eleïdine
– hoornstof heet hier: keratohyaline
Epidermis: stratum corneum Kenmerken: • Volledig verhoornd celmateriaal • Eleïdine wordt omgezet in keratine • Cellen worden bij elkaar gehouden door een kitsubstantie
Epidermis • Laag van Malpighi / kiemlaag / moederlaag: – Wordt gevormd door het stratum cylindricum en stratum spinosum
• Basale membraan: – Golvende grenslijn tussen opperhuid en lederhuid – Bestaat uit een bindweefselvliesje
13
8-10-2012
Epidermis: verhoorningsproces
Epidermis: verhoorningsproces • Eleïdine:
3 fasen:
– half-oplosbaar eiwit
• Keratohyaline:
– wordt gevormd in de doorschijnende laag
– oplosbaar eiwit – wordt gevormd in de korrellaag – is voorstadium van uiteindelijke keratine
Epidermis: verhoorningsproces Oorzaak: • Cellen schuiven op / komen verder van de bloedvaten te liggen • Cellen krijgen hierdoor geen voeding meer / protoplasma droogt uit
• Keratine: – onoplosbaar eiwit – wordt gevormd in de hoornlaag
Epidermis: verhoorningsproces Beïnvloedende factoren: • Temperatuur • Omstandigheden van buitenaf • Zuurgraad van de huid • Mineralen • Leeftijd
Epidermis: verhoorningsproces Snelheid: • Volwassenen:
28 dagen
• Ouderen:
41 dagen
• Psoriasis:
4 dagen
Epidermis: verhoorningsproces Dikte hoornlaag afhankelijk van: • Druk van buitenaf • Snelheid van verhoorningsproces • Mate van afschilfering
14
8-10-2012
Epidermis: huidbarrière / Reinse barrière
Epidermis: huidbarrière / Reinse barrière
Ligging:
Doel:
• Overgang stratum granulosum en stratum lucidum
• Regelt de doorlaatbaarheid
• Is geen extra laag, maar grensgebied • Vormt de overgang tussen de dode en de levende laag
Huidbarrière / Reinse barrière Doorlaatbaar voor: • Lipoïden • In vetoplosbare vitaminen • Bepaalde enzymen en hormonen • Aminozuren • Gassen en stralen • Schadelijke stoffen
Niet doorlaatbaar voor: • Water • In water oplosbare stoffen
Corium / dermis / lederhuid Kenmerken: • Opgebouwd uit: – Dicht bindweefsel
• Bestaat uit: – Cellen – Tussenstof:
Huidbarrière / Reinse barrière Verschillen: Onder de huidbarrière • Lipoïden in de cellen • 70 % H²O • Celdeling • Pigment • Levende stof
Boven de huidbarrière • Lipoïden buiten de cellen • 10% H²O • Geen celdeling • Geen pigment • Dode stof
Corium / dermis / lederhuid • Bestaat uit 2 lagen: – stratum papillaire / papillenlaag – stratum reticulair / netlaag
• Bevat zenuwuiteinden • Bevat bloed en lymfe vaten
• vezels • grondsubstantie
15
8-10-2012
Lederhuid: cellen • Histiocyten: – komen hoofdzakelijk in het bloed voor – bestrijden ziektekiemen en bacteriën d.m.v. fagocytose
• Fibroblasten: – hoofdzakelijk in het weefsel – spelen een rol bij de vorming van de vezels en de grondsubstantie
Lederhuid:tussenstof Vezels: • Collagene: – niet elastisch – zorgen voor de stevigheid
• Elastische: – rekbaar – dun – zorgen voor de elasticiteit van de huid
Lederhuid: cellen • Mest- /mastcellen: – hoofdzakelijk in het weefsel – produceren histamine Functie: • productie van noodzakelijke stoffen • speelt belangrijke rol bij de regeneratie • zorgt voor verwijding van de bloedvaten
Lederhuid:tussenstof • Reticuline: – vormen netwerken – zijn dun – bevinden zich vaak op overgang van weefsel
Lederhuid:tussenstof De ordening van de vezels is herkenbaar door: • De veldenhuid / huidvelden / pseudo poriën • De lijstenhuid / cutislijsten
16
8-10-2012
Lederhuid:tussenstof Grondsubstantie bestaat uit: • Muco-poly-sacchariden (MPS) • Hyaluronzuur • Enzymen: – hyaluronidase – mucinase
Lederhuid: de lagen Stratum reticulaire / netlaag: • Onderste laag van de lederhuid • Bevat zweetklieren en haren • Bevat bloedvaten voor: – temperatuurregeling (vasomotoriek) – voeding
Lederhuid: de lagen Stratum papillaire / papillenlaag: • Bovenste laag van de lederhuid • Bevat talgklieren • Bevat coriumpapillen met: – tastlichaampjes – bloedvaatjes
Lederhuid:zenuwuiteinden • Tast en druk: – Lichaampjes van Merkel – Lichaampjes van Meissner – Lichaampjes van Vater Pacini – Lichaampjes van Golgi Mazzoni
• Bevat lymfevaten • Bevat zenuwuiteinden
Lederhuid:zenuwuiteinden • Pijn: – Liggen overal verspreid – Eindigen als vrije zenuwuiteinden – Soorten: • afferente / aanvoerende • efferente / afvoerende
Lederhuid:zenuwuiteinden • Warmte: – Lichaampjes van Ruffini: • liggen diep in de lederhuid
• Koude: – Lichaampjes van Krause: • liggen boven in de lederhuid
17
8-10-2012
Subcutis / onderhuid
Subcutis / onderhuid – Vetmantel:
Bouw: • Losmazig bindweefsel • Veel vetcellen • Bestaat uit 3 lagen:
• dikste laag
– Grenslaag met de spieren: • vetarm • losmazig bindweefsel
– Verbinding lederhuid – onderhuid: • dunste laag • losmazig bindweefsel
Subcutis / onderhuid Functie: • Bescherming tegen kou, slag, druk en stoot • Bepaalt de veerkracht • Bepaalt de lichaamsvormen • Opslag voor vet, voedingsstoffen, mineralen, vitaminen, water
Huidfuncties • • • • •
Huidfuncties • Opnemingsorgaan • Productie weefselhormonen (neurohormonaal orgaan) • Productie vitamine D
Graadmeter voor de gezondheid Bescherming Uitscheiding Warmteregulatie Gevoelszintuig
Huiddikte • • • •
Dikte van de opperhuid Dikte van de lederhuid Dikte van de onderhuid Plaatselijke en individuele verschillen
18
8-10-2012
Huidreliëf • • • • •
Huidporiën Huidveldjes Huidlijnen Spierspanning Huidafwijkingen
Vochtgraad van de hoornlaag (NMF) Afhankelijk van • Hoeveelheid keratine • Lipoïden (de kitsubstantie tussen de hoorncellen) • Talg • Zweet
Huidspanning/turgor Afhankelijk van • Kwaliteit van het bindweefsel • Dikte van de onderhuid (vetlaag) • Vulling van bloed- en lymfevaten • Spierspanning/tonus • Hoeveelheid vocht in de cellen (turgor) • Leeftijd/ziekte
Huidskleur • • • •
Hoeveelheid pigment Dikte van de hoornlaag Doorbloeding Ras
Huidglans Afhankelijk van • Zweetuitscheiding • Talg afscheiding • Beharing • Conditie van de huid
Huidflora Wordt bepaald door • Micro-organismen (commensalen/parasieten) Functie • Bescherming tegen invloeden van buitenaf Beïnvloedende factoren • Inwendig • Uitwendig
19
8-10-2012
Zuurgraad
Zuurgraad
Wordt uitgedrukt in pH-waarde • Huid tussen de 5,5 en 5,8 Wordt gevormd door de • Zweet, talg en verhoorningsproducten (zuurmantel)
Functie • Bescherming tegen ziekteverwekkende micro-organismen • Soepel houden van de hoornlaag
Zuurgraad Beïnvloedende factoren • Verzorging • Leeftijd • Binnen-/buitenwerk
Strucuurveranderingen bij het ouder worden • Afvlakking van de coriumpapillen • Verminderde reactiviteit van de bloedvatwanden op prikkels • Verminderde spiertonus • Atrofie van het onderhuids bindweefsel ELASTOSE
Structuurveranderingen bij het ouder worden • Verminderde cellen • Verminderde • Verminderde • Verminderde
levensverrichtingen van de talgklierwerking hoeveelheid vocht functie van de mestcellen
Verschil huid man/vrouw Man •
Talgklierwerking – Bij man sterker door androgene hormonen – Meer comedonen
20
8-10-2012
Verschil huid man/vrouw •
Zweetklierwerking
Verschil huid man/vrouw •
– Apocriene minder dan vrouwen
– Door onregelmatig transpireren tussen 5.6 en iets boven 6
– Tepel klierwerking nihil – Anusklierwerking sterker
•
– Onderhuid is dunner
Verschil huid man/vrouw Beharing
Verschil huid man/vrouw •
– Bij negroïde type: keloïd
•
– Hypo-/hyperpigmentaties gelijk aan vrouw
Verschil huid man/vrouw Doorbloeding – Sterk perifeer dus sneller teleangiëctasieën
Pigmentvorming – Vrouwen hogere geelgraad
– Ingegroeide baardharen door oververhoorning
•
Littekens – Beschadigingen werken dieper door
– Hoofdhuid o.i.v. progesteron. Afname na puberteit daadoor kaalheid – Lichaam zwaarder o.i.v. androgene hormonen
Huiddikte – Opperhuid iets dikker door grove bouw
– Mannen transpireren onregelmatiger dan vrouwen
•
Zuurgraad
Verschil huid man/vrouw •
Verhoorning – Dikker door scheren/alcohol after shave – Dunner door nat scheren
– Vetlaag dunner dus eerder blauwe plekken – Bloed bevat meer zuurstof (spierarbeid)
21