Land lucht en water Hans Renes Casus: Kinderdijk Topsectoren: water en energie Stelling: landschappen zijn duurzaam door aanpassing aan steeds nieuwe functies
De molens van Kinderdijk verbinden twee actuele thema’s: water en energie. Dit molenlandschap verwijst naar een periode waarin windenergie de belangrijkste factor was in het boven water houden van ons polderlandschap. Tegelijk vormt dit ensemble een deel van ons erfgoed dat we zo belangrijk vinden dat we het met succes hebben aangemeld voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Het is dus een verhaal waarmee we graag naar buiten treden. Erfgoed verbindt het heden met de geschiedenis. Het betreft elementen die uit het verleden stammen, maar die we tegelijk van belang vinden voor het heden. Maar waarom vinden we het van belang? Dat is niet alleen omdat we molens zo mooi vinden, of omdat molens staan voor een groter verhaal over wie wij denken te zijn of denken te willen zijn. Geschiedenis houdt ons ook een spiegel voor. Het geeft zicht op andere tijden, zoals geografie ons zicht geeft op andere streken. Beide bieden ons het inzicht dat onze oplossingen en oplossingsrichtingen misschien niet de enige mogelijke zijn. Waar 1 Essay uitgesproken tijdens het debat Topsectoren en Werelderfgoed, georganiseerd door het Netwerk Erfgoed en Ruimte op 7 februari 2012.
geschiedenis ons laat kijken naar historische processen, krijgen we inzicht in ontwikkelingen op de langere termijn, op golven die langere perioden beslaan dan onze eigen herinnering. Dit brengt me op de vraag of we kunnen leren van de geschiedenis? Individueel grijpt ieder mens regelmatig terug op eerdere ervaringen om lering te trekken voor het heden, waarbij we meestal meer leren van de fouten en mislukkingen dan van de dingen die goed gingen. Dat doen we ook zeker als groep of als samenleving. We geven allemaal wel eens onze visie op een historische gebeurtenis of ontwikkeling om een argument kracht bij te zetten. Dat maakt al direct duidelijk dat we niet leren van het verleden zelf, maar van onze interpretatie.
Een landschap waarin turf is gegraven – in feite een oud energielandschap – kunnen we zien als een vorm van landvernieling, als een landschap dat ons toont hoe de winst op korte termijn vaak won van de duurzaamheid op langere termijn. Maar we kunnen het ook zien als een landschap dat helaas maar noodzakelijk is opgeofferd aan onze welvaart. En we kunnen het zelfs zien als een proces dat uiteindelijk leidde tot interessante natuur. Herinnering wordt ook voortdurend gevoed en aangepast. De storm van 1953 en het hoge rivierwater van 1993 en 1995 zijn in ons collectieve geheugen blijven voortleven, maar we worden er ook voortdurend aan herinnerd als we soms zouden kunnen twijfelen aan de noodzaak van al die dure waterstaatkundige werken.
2
Essay uitgesproken tijdens het debat Topsectoren en Werelderfgoed, georganiseerd door het Netwerk Erfgoed en Ruimte op 7 februari 2012.
Erfgoed, dat zijn de sporen van de geschiedenis waar we nu nog iets mee willen, werkt daarbij als geheugensteun. Het complexe molenlandschap van Kinderdijk herinnert ons aan de eeuwenlange problemen met de waterhuishouding, problemen die we voor een belangrijk deel zelf hebben veroorzaakt door veengebieden te ontwateren en af te graven. De voortgaande daling van het maaiveld maakte steeds weer aanpassingen aan de waterhuishouding nodig. Kinderdijk toont in die aanpassingen zowel individualisme als samenwerking. Iedere dorpspolder regelde zijn eigen afwatering, maar tegelijk moest er ook worden samengewerkt. In de veertiende eeuw verlegden de meeste dorpspolders hun afwatering naar het laagste punt van de Alblasserwaard, bij Kinderdijk. De dorpspolders uit de lage westelijke helft en die uit de hogere oostelijke helft van de Alblasserwaard groeven elk in de veertiende eeuw een gezamenlijke wetering naar Kinderdijk. De voortgaande verslechtering van de waterstaatkundige situatie, vooral door maaivelddaling, maakte later de aanleg van boezemwateren nodig en een groeiend aantal molens die het water naar de beide boezems pompten. Later werden de molens aangevuld en vervangen door gemalen. Met al die aanpassingen bleef de middeleeuwse structuur in hoofdlijnen tot op de dag van vandaag functioneren. Erfgoed helpt ons ook om vragen te stellen over langere termijn processen. Historische sporen in het landschap roepen niet alleen de vraag op hoe het vroeger is gegaan, maar ook waarom sommige objecten zo´n lange levensduur hebben. Hoe kan het dat afwateringssystemen die eeuwen geleden zijn aangelegd, nu nog altijd functioneren? Hadden onze voorouders zo´n vooruitziende blik? Of hebben ze in een proces van vallen en opstaan uiteindelijk de juiste keuzen gemaakt? Of waren de oplossingen die zij kozen zo
3
Essay uitgesproken tijdens het debat Topsectoren en Werelderfgoed, georganiseerd door het Netwerk Erfgoed en Ruimte op 7 februari 2012.
flexibel dat ze veranderingsbestendig waren? Of is het simpelweg lastig om een bestaande structuur te veranderen? De eerste tranche van het Nederlandse werelderfgoed wordt gedomineerd door het thema ‘Nederland en het water’. De strijd tegen het water wordt vaak beschouwd als een van de vormende factoren voor het Nederlandse volk en zelfs van de Nederlandse democratie. Dat mogen dan 19e-eeuwse uitgevonden tradities zijn die de werkelijkheid wel heel erg versimpelen, het valt niet te ontkennen dat we in onze delta veel met water in de weer zijn geweest.
Daarbij valt op dat mensen waren gedwongen tot aanpassing, zoals het Chinese spreekwoord over bamboe dat meebuigt en daardoor niet breekt. In de loop van de negentiende en twintigste eeuw zijn de technische mogelijkheden sterk vergroot en ook volop ingezet. Het leidde tot macho-gedrag en tot een bewapeningswedloop, waarbij steeds meer water met een voortdurend groeiende hoeveelheid steen en beton werd gekeerd en het veiligheidsniveau steeds nauwkeuriger werd omschreven. Die bewapeningswedloop stuit nu op een mentaliteitsverandering. Sinds de jaren negentig zijn we bezig om de weg terug te verkennen, van schrap zetten naar meebuigen. In het rivierengebied komen noodbergingen en ruimte voor de rivier deels in de plaats van een nieuwe ronde van dijkverhogingen, in de veengebieden proberen we de maaivelddaling zoveel mogelijk te vertragen en in hoog-Nederland maakt de afwisseling van snelle waterafvoer in natte tijden en (grond)wateraanvoer in droge perioden plaats voor systemen om water vast te houden.
4
Essay uitgesproken tijdens het debat Topsectoren en Werelderfgoed, georganiseerd door het Netwerk Erfgoed en Ruimte op 7 februari 2012.
Daarmee komen ineens allerlei oude vormen van omgaan met water weer in het zicht. Beken die enkele decennia zijn rechtgetrokken worden nu weer in bochten gelegd, soms door dezelfde ingenieur (die dan in ieder geval aan het eind van zijn carrière het land weer netjes achterlaat zoals hij het aan het begin aantrof). Met de noodbergingen in het rivierengebied zijn in feite de overlaten, waarvan de laatste (de Beerse Overlaat) pas in 1942 werd afgesloten, weer terug. Een vergelijkbare omslag zien we schroomvallig in de energiesector, door een geleidelijke verschuiving terug van fossiele naar vernieuwbare energiebronnen. Eeuwenlang draaide de landbouw in Nederland op zonne-energie en de industrie op wind- en waterkracht. De revolutie van de afgelopen eeuwen was de overgang naar fossiele brandstoffen. De laatste tijd zien we een langzame groei van duurzame energiebronnen. Zonne-energie is bezig aan een soort stille opmars. Hoewel Nederland ver achterloopt bij bijvoorbeeld Duitsland, zien we steeds meer daken met zonnecellen en valt het op hoe steeds meer kleine, verspreide apparaten in het buitengebied door een zonnecel worden aangedreven. Na een uitzonderlijke periode van enkele eeuwen, waarin we een belangrijk deel van de fossiele energievoorraden hebben opgestookt, lijken we nu de weg terug te vinden naar een gedecentraliseerde energie-opwekking met duurzame energiebronnen.
Intussen staan er in Nederland ongeveer 2000 moderne windmolens, bijna twee keer zoveel als het aantal traditionele windmolens (dat overigens ook nog altijd groeit), maar niet te vergelijken met de 10.000 molens die Nederland anderhalve eeuw geleden nog telde. Zowel in het waterbeheer als in de energievoorziening grijpen we terug op oude ideeën en oude technieken, die we uiteraard wel verbeteren en anders toepassen. 5
Essay uitgesproken tijdens het debat Topsectoren en Werelderfgoed, georganiseerd door het Netwerk Erfgoed en Ruimte op 7 februari 2012.
We kunnen dus leren van historische processen en van historische fouten. Erfgoed biedt daarbij geheugensteunen. Maar erfgoed biedt nog meer en daarmee wil ik afsluiten. Het Nederlandse landschap is ingericht om biomassa te produceren. Het is daartoe aangepast om water af te voeren, om water tegen te houden en om water vast te houden, te gebruiken en te hergebruiken. Het overgrote deel van de waterkerende dijken is vele eeuwen oud en zelfs veel individuele sloten en boerderijplaatsen gaan tot in de middeleeuwen terug. Grote delen van die oude landschappen zijn, uiteraard met aanpassingen, nog altijd functioneel.
Het landschap rond Kinderdijk en, in het algemeen, het landschap van laag-Nederland is een functionerend landschap, dat in duizend jaar vorm heeft gekregen. Dat historische landschap vormt een uniek erfgoed met een enorme veerkracht. Wat zou het mooi zijn als we de komende transformaties van het landschap dat erfgoed zouden kunnen betrekken, als platform, als kwaliteit, als spiegel en als bron van inspiratie.
6
Essay uitgesproken tijdens het debat Topsectoren en Werelderfgoed, georganiseerd door het Netwerk Erfgoed en Ruimte op 7 februari 2012.