Rapport E.2011.0625.00.R001 Agentschap NL/Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6 Status: DEFINTIEF
Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software
[email protected] www.dgmr.nl
Van Pallandtstraat 9-11, Postbus 153 NL-6800 AD Arnhem T +31 (0)26 351 21 41 F +31 (0)26 443 58 36
Casuariestraat 5, Postbus 370 NL-2501 C J Den Haag T +31 (0)70 350 39 99 F +31 (0)26 443 58 36
Morra 2, Postbus 671 NL-9200 AR Drachten T +31 (0)512 52 23 24 F +31 (0)26 443 58 36
Geerweg 11, Postbus 640 NL-6130 AP Sittard T +31 (0)46 411 39 30 F +31 (0)26 443 58 36
DGMR Bouw B.V. Hr. 09142407 DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. Hr. 09142408 DGMR Software B.V. Hr. 09142409 DGMR Beheer B.V. Hr. 09142400 DGMR Raadgevende Ingenieurs B.V. Hr. 09052991
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Colofon Rapportnummer:
E.2011.0625.00.R001
Plaats en datum:
Arnhem, 7 juli 2011
Versie:
001
Opdrachtgever:
Agentschap NL Utrecht
Status: DEFINTIEF
Postbus 8242 3503 RE UTRECHT Opdrachtnummer:
-
Contactpersoon:
de heer D. van Rijn
Telefoon:
030 239 35 37
Fax:
030 231 64 91
E-mail:
[email protected]
Uitgevoerd door:
DGMR Bouw B.V.
Informatie:
ir. M.V. (Martin) Bijleveld
E-mail:
[email protected]
Telefoon:
026 351 21 41
Fax:
026 443 58 36
Auteur(s):
ir. M.V. (Martin) Bijleveld
Eindverantwoordelijke: ir. I.M. (Ieke) Kuijpers-van Gaalen
Verwerkt door: ©DGMR Bouw B.V.
RLO|BR
Alle rechten voorbehouden. Wilt u (delen van) dit rapport kopiëren of vermenigvuldigen, vraagt u dan
schriftelijk toestemming daarvoor bij DGMR Bouw B.V.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
2
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Inhoudsopgave
Pagina
1.
INLEIDING................................................................................................................... 4
2.
UITGANGSPUNTEN....................................................................................................... 5 2.1
3.
4.
5.
Opvallende punten bij de invoer ............................................................................ 5
INVOER IN DE EPC BEREKENING .................................................................................. 7 3.1
Gelijkwaardigheid- en kwaliteitsverklaringen ........................................................... 7
3.2
Gelijkwaardigheid buiten de EPC ............................................................................ 8
3.3
Kwaliteit- en gelijkwaardigheidsverklaringen en de nieuwe EPG ............................... 9
3.4
Speciaal project houtpelletketel ............................................................................. 9
TOEGEPASTE MAATREGELEN...................................................................................... 11 4.1
Algemeen ........................................................................................................... 11
4.2
Bouwkundig ....................................................................................................... 12
4.3
Installaties.......................................................................................................... 14
TOT SLOT .................................................................................................................. 19
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
3
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Inleiding In opdracht van Agentschap NL heeft DGMR Bouw B.V. een studie uitgevoerd naar de trends met betrekking tot energiebesparende maatregelen in projecten uit 2010 met een lage EPC, de zogenaamde koploperprojecten. Het betreft een desk study, volledig gebaseerd op negentien door
Agentschap
NL
aangeleverde
EPC-berekeningen
behorende
bij
goedgekeurde
bouwaanvragen. Voorafgaand aan deze studie heeft Adviesbureau Nieman in opdracht van Agentschap NL, programma EGO, deelprogramma monitoring, een inventarisatie van de EPC-berekeningen voor in 2010 vergunde bouwwerken uitgevoerd. Doel van de inventarisatie was om een representatief beeld te krijgen onder welke EPC in Nederland gebouwd wordt. Verspreid over Nederland zijn 65 gemeenten benaderd, met de vraag de EPC-berekeningen behorende bij de in 2010 ingediende bouwaanvragen voor woningbouw en utiliteitsbouw aan te leveren. Uiteindelijk heeft Nieman de beschikking gekregen over 684 berekeningen, waarvan 356 op woningen betrekking hebben. Dit komt neer op circa 7.230 woningen. Het CBS geeft aan dat in 2010 in totaal voor woningen 61.028 bouwvergunningen zijn verleend. Binnen de door Nieman beschouwde 356 berekeningen voor woningen zijn er 19 met een EPC < 0,6, die staan voor 417 woningen. DGMR zal op basis van deze 19 projecten een analyse uitvoeren. Doel van deze analyse is om te onderzoeken welke concepten en technieken zijn toegepast in de verzamelde EPC-berekeningen om op basis daarvan uitspraken te doen over binnen deze koplopergroep waar te nemen trends (waar de markt naar toe lijkt te gaan). In figuur 1 is de verdeling van de woningtypen over de negentien projecten weergegeven. 9 8 7
aantal projecten
1.
Geschakelde woningen
6 Vrijstaande woningen
5 4
Appartementen
3 Twee-onder-één kapwoningen
2 1 0 Woningtype Figuur 1: Verdeling van de woningtypes over de geanalyseerde projecten
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
4
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
2.
Uitgangspunten Deze studie betreft een desk study, volledig gebaseerd op de EPC berekening behorende bij goedgekeurde bouwaanvragen. De studie beperkt zich tot deze negentien nieuwbouw woningbouw projecten. Alleen de uitdraai van de EPC berekening in pdf is gebruikt, plus eventuele aanvullende
afdrukken
van
kwaliteitsverklaringen
of
herberekeningen
op
basis
van
gelijkwaardigheid. Er zijn geen aanvullende gegevens, zoals tekeningen etc. gebruikt. Van de projecten met meerdere blokken is slechts één maatgevende berekening gebruikt, omdat de toegepaste maatregelen en bijbehorende uitkomsten onderling niet significant verschillen. Een EPC berekening staat soms voor een enkele woning en soms voor een heel project van bijna honderd woningen. Om deze studie niet onnodig gecompliceerd te maken wordt in deze studie gesproken over projecten en wordt niet gewogen naar aantallen woningen. De aangeleverde EPC-berekeningen zijn niet door DGMR gecontroleerd op juistheid. Wel zullen opvallende zaken of ontbrekende achtergrondinformatie worden vermeld, omdat bijvoorbeeld zonder deze gegevens geen goede eenduidige conclusie mogelijk is. De studie geeft geen antwoord op de vraag in hoeverre en met welke kwaliteit technieken daadwerkelijk zijn ingebracht. Ook gaat de studie niet in op te verwachten en werkelijke energiegebruiken.
2.1
Opvallende punten bij de invoer DGMR heeft de afdrukken van de EPC-berekeningen geanalyseerd en is daar in een aantal gevallen tegen onduidelijkheden of vreemde invoer aangelopen. Dit hoeven niet direct fouten te zijn, maar omdat er verder geen achtergrondinformatie van de projecten gebruikt is, is de juistheid niet te controleren. Hieronder zijn de opvallende punten aangegeven. •
Er zijn projecten waarbij glas en kozijn apart zijn ingevoerd in de EPC berekening, terwijl een gecombineerde Uw-waarde ingevuld moet worden. Hiermee wordt het effect van de afstandhouder (psi;gl) niet meegewogen.
•
Er is een project met een zonneboiler in combinatie met externe warmtelevering. Dit zou goed toegepast kunnen zijn, maar is een minder voor de hand liggende combinatie.
•
Er zijn soms hele hoge glaspercentages ingevoerd of heel veel oppervlak op bepaalde oriëntaties en heel weinig op andere oriëntaties. Op basis van tekeningen zou hier meer inzicht in kunnen worden verkregen over de juistheid hiervan. In deze studie kon hier niets mee gedaan worden.
•
Een aantal keren is er bij deuren geen waarde ingevoerd. Het lijkt onwaarschijnlijk dat er geen deuren in het project zitten. Wel zou dit nog samengenomen kunnen zijn bij het onderdeel glas. Ook zou het kunnen zijn vergeten. De invloed hiervan is niet zo groot;
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
5
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
•
Bij een project is een Ud-waarde bij een garagedeur ingevoerd van 0,38; dit is een zeer lage waarde die niet erg waarschijnlijk is. Mogelijk is een Rc-waarde voor een dicht deel bedoeld geweest.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
6
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
3.
Invoer in de EPC berekening Bij het maken van de EPC berekening is bij alle projecten gebruikgemaakt van gelijkwaardigheidof kwaliteitsverklaringen. Bij elf van de negentien projecten is dit in de EPC gedaan, bij dertien van de negentien is dit buiten de EPC gedaan. Bij vijf is dit zowel in als buiten de EPC gedaan. Hierna zal in 3.1 ingegaan worden op wat gelijkwaardigheids- en kwaliteitsverklaringen precies zijn. In paragraaf 3.2 wordt de gelijkwaardigheid buiten de EPC berekening besproken en in paragraaf 3.3 wat de relatie is met de nieuwe EPG. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 een speciaal project met een houtpelletketel behandeld.
3.1
Gelijkwaardigheid- en kwaliteitsverklaringen Doordat er geregeld verscherpte eisen gesteld worden aan de EPC, wordt de markt gestimuleerd om te innoveren. De innovaties worden (nog) niet altijd gewaardeerd in de rekenmethodiek voor de EPC. Bij de EPC-berekeningen wordt via het Bouwbesluit de mogelijkheid geboden de toepassing van innovaties alsnog te waarderen via gelijkwaardigheidsverklaringen. De hier bedoelde verklaringen zijn verklaringen betreffende producten/systemen die van invloed zijn op de te berekenen EPC. In
de
databank
gecontroleerde
kwaliteitsverklaringen
en
gecontroleerde
gelijkwaardigheidsverklaringen van ISSO (www.isso.nl) zijn de begrippen kwaliteitsverklaring en gelijkwaardigheidsverklaring als gedefinieerd, zoals weergegeven in figuur 2. K w aliteitsverklaring: Een kwaliteitsverklaring is een verklaring dat een product bepaalde eigenschappen heeft, die bepaald zijn conform een algemeen geaccepteerde norm of bijlage van een norm. In het kader van de Energielabelmethodiek of EPC-berekening gaat het dan om eigenschappen of productkarakteristieken die gebruikt kunnen worden in de betreffende berekeningsmethodiek.
Erkende kw aliteitsverklaring Een erkende kwaliteitsverklaring is een schriftelijk bewijs, voorzien van een door de minister van Volkshuisvesting aangewezen merkteken, afgegeven door een door de minister aangewezen instituut. (bijv. Certificerende Instelling). Een bouwmateriaal of bouwdeel met een door de minister erkende kwaliteitsverklaring wordt geacht te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en moet door Bouw- en Woning toezicht worden geaccepteerd. Gelijkwaardigheid: Gelijkwaardigheidsverklaring is een schriftelijke verklaring waarin wordt aangetoond dat alternatieve systeemkeuzen en/of producten die in het kader van de vigerende toetsingskaders (NEN 2916, NEN 5128, ISSO 82.1 of ISSO 75.1) niet worden gewaardeerd, tenminste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu bieden als bedoeld in genoemde toetsingskaders en relevante, aanpalende documenten. Bouw- en woningtoezicht toetst voor nieuwbouw of een bouwmateriaal of bouwdeel met een gelijkwaardigheidsverklaring voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Bij gelijkwaardigheidsverklaring wordt vaak achteraf een correctie uitgevoerd op de berekende EPC-waarde. Figuur 2: Definities kwaliteits- en gelijkwaardigheidsverklaring [Bron: www.isso.nl]
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
7
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Gelijkwaardigheid buiten de EPC Gelijkwaardigheidsberekeningen worden altijd buiten de EPC berekening om uitgevoerd. Er zijn van diverse leveranciers programma’s op de markt waarin de gelijkwaardigheid van het betreffende product al standaard uitgewerkt is. Zoals al eerder aangegeven is bij dertien van de projecten deze herberekening buiten de EPC van toepassing. 1,40 1,20
EPC
1,00 0,80
EPC voor herberekening
0,60
EPC na herberekening
0,40 0,20 0,00 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Figuur 3: EPC voor en na herberekening
In de gevallen waarbij de herberekening buiten de EPC-berekening wordt gedaan is er dus een verschil tussen het getal dat rechtstreeks uit de EPC-berekening komt en het getal dat uit het herberekeningsformulier komt. In figuur 3 zijn de EPC waarden voor en na herberekening weergegeven. In figuur 4 is het verschil aangegeven tussen de waarde voor en na herberekening (delta EPC). Opvallend is dat in sommige gevallen tot bijna 0.6 wordt gereduceerd. 0,70 0,60 0,50
Delta EPC
3.2
0,40 Delta EPC herberekening
0,30 0,20 0,10 0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Figuur 4: Het verschil in EPC voor en na herberekening (delta EPC)
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
8
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Figuur 4
geeft een beetje een vertekend beeld, omdat er natuurlijk ook berkeningen zijn waarbij
alle kwaliteitsverklaringen in de EPC berekening zelf ingevuld zijn. Deze berekeningen hebben dus van zichzelf al een lage waarde. Ook is de ene manier niet beter of slechter dan de andere. Bij de diverse projecten zijn verschillende herberekeningen noodzakelijk voor de diverse toegepaste systemen. Deze maatregelen hebben effect op elkaar. Als men bijvoorbeeld een zonneboiler toepast, heeft dit effect op de warmtevraag en dus op het opwekkingsrendement van verwarming en tapwater. De juistheid van de uitkomsten van deze zogenaamde stapeling van kwaliteit-
en
gelijkwaardigheidsverklaringen
kan
in
sommige
gevallen
niet
of
moeilijk
gecontroleerd worden op basis van de aangeleverde gegevens, omdat bijvoorbeeld tussenstappen ontbreken.
3.3
Kwaliteit- en gelijkwaardigheidsverklaringen en de nieuwe EPG Er is een nieuwe norm voor de energieprestatie. Deze wordt waarschijnlijk per 1 januari 2012 van kracht. De nieuwe energieprestatienorm NEN 7120 bevat bepalingsmethoden voor woningen en utiliteitsbouw voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw en deze vervangt de NEN 2916, NEN 5128, ISSO 82 en ISSO 75. Er is een aantal projecten waarvoor buiten de EPC om een gelijkwaardigheidsverklaring gebruikt is. Interessant is te zien dat voor een aantal van de maatregelen dit rekenen buiten de EPC om in de nieuwe energieprestatienorm NEN 7120 niet meer nodig is. Dit betreft bijvoorbeeld vraaggestuurde ventilatie. Voor externe warmtelevering met een equivalent opwekkingsrendement wordt in de nieuwe norm verwezen naar de EMG (Energieprestatienorm Maatregelen op Gebiedsniveau). Hiermee ligt de berekeningswijze vast. Wel zullen er altijd producenten zijn die door verbeterde of innovatieve technieken betere rekenwaarden, (bijvoorbeeld voor een beter rendement) halen dan de waarden die in de soms conservatieve norm worden aangehouden. Het is dus een utopie om te denken dat alles in de EPC berekend kan worden en er geen herberekeningen of kwaliteitsverklaringen meer nodig zijn.
3.4
Speciaal project houtpelletketel Er is één project dat een korte toelichting behoeft. Dit betreft een project met een houtpelletketel. Voor het opwekkingsrendement is een gelijkwaardigheidsverklaring met een zeer hoog opwekkingsrendement aangehouden (ηopw ≥ 4.5). Eigenlijk wordt er alleen hulpenergie in rekening gebracht. De EPC gaat uit van het primaire energiegebruik van fossiele brandstoffen en het stoken van de houtpellets is niet fossiel en is daarmee CO2-neutraal. Benadrukt wordt dat de lage EPC niets zegt over de energievraag in de woning, maar alleen over het fossiele energiegebruik.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
9
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Door het hoge rendement zijn vrijwel alle maatregelen die in andere projecten noodzakelijk zijn voor een lage EPC, zoals verbeterde kierdichting, vraaggestuurde ventilatiesystemen, zonneboilers etc. niet nodig in dit project. Deze zijn dan ook niet in de EPC-berekening ingevoerd. Of ze wel toegepast zijn is niet te achterhalen. Er is wel een goede schil toegepast. Opvallend is dat in dit project stap 1 van de Trias energetica (vraag beperken) maar beperkt wordt toegepast Er wordt bijvoorbeeld geen gebruikgemaakt van luchtdicht bouwen, warmte terugwinnen op de ventilatie, toepassing van zonneboiler, douche wtw etc. Er is dus direct doorgestapt naar stap twee van de trias: gebruik van duurzame bronnen. (Trias energetica is een driestappenmodel dat uitgaat van: 1 vraag beperken, 2 zoveel mogelijk duurzame bronnen toepassen, 3 niet duurzame bronnen zuinig en efficiënt gebruiken). Wanneer in de toekomst mogelijk een andere collectieve of individuele warmtevoorziening wordt gerealiseerd, zal blijken dat deze woningen mogelijk een hogere energievraag hebben.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
10
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
4.
Toegepaste maatregelen In dit hoofdstuk worden de toegepaste maatregelen van de projecten besproken. Hierbij wordt in paragraaf 4.1 een aantal algemene maatregelen besproken, vervolgens worden in 4.2 de bouwkundige maatregelen besproken en tot slot in 4.3 de installaties.
4.1 4.1.1
Algemeen Oriëntatie en mate van zongerichtheid DGMR heeft de verschillende bouwprojecten geanalyseerd op basis van oriëntatie en mate van zongerichtheid: het bouwen met grote glasvlakken op zuid of west. Bij de analyse kwamen een paar projecten naar voren die iets meer glas op deze oriëntaties hadden, maar ook andere projecten waar het tegengestelde het geval was. Op basis van de aangeleverde gegevens zijn geen duidelijke aanwijzingen te vinden dat er door bouwende partijen bij de bouw rekening is gehouden met de oriëntatie. Dit komt overeen met onze ervaring in projecten dat zongeoriënteerd bouwen niet leidend is, maar dat de oriëntatie van de kavel en ligging van straten leidend is. Compact bouwen 3,00
2,50
2,00
Averlies/Ag
4.1.2
1,50
Averlies/ Ag
1,00
0,50
0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
Figuur 5: Verhouding tussen Averlies en Ag als maat voor de compactheid
Op basis van de EPC-berekeningen is het verhoudingsgetal tussen het verliesoppervlak (Averlies) en het gebruiksoppervlak (Ag) bepaald. Deze waarden zijn weergegeven in bovenstaande figuur. Dit verhoudingsgetal Averlies/Ag is een maat voor de compactheid van een gebouw. Er geldt hoe lager dit verhoudingsgetal is, hoe beter. Er zijn echter geen vaste grenswaarden, waarbij je kunt stellen dat iets goed of slecht is. In de vaste maatregelpakketten uit den NEN 5128 worden de (gefitte) grenswaarden genoemd van 1.35, 2.0 en 2.23. Deze zogenaamde grenswaarden zijn in de grafiek weergegeven. Te zien is dat een drietal projecten onder de waarde van 1.35 liggen en dus vrij compact zijn en dat een zevental projecten boven de 2.0 liggen waarvan er drie projecten boven de 2.23 liggen en daarmee niet compact zijn.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
11
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
0,35
0,30
Araamtot/Ag
0,25
0,20 Araam/Ag
0,15
0,10
0,05
0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
Figuur 6: Verhouding tussen Araamtot en Ag als maat voor de compactheid
Op basis van de EPC-berekeningen is tevens het verhoudingsgetal tussen het raamoppervlak (Araamtot) en het gebruiksoppervlak (Ag) bepaald. Deze waarden zijn weergegeven in bovenstaande figuur. Dit verhoudingsgetal Araamtot/Ag is ook een maat voor de compactheid van een gebouw. Hoe lager dit verhoudingsgetal is, hoe beter. Ook hier geldt dat er geen vaste grenswaarde is aan te geven. In de vaste maatregelpakketten uit den NEN 5128 wordt de waarde 0.21 genoemd. In dit geval zit ongeveer de helft van de projecten erboven en de helft eronder.
4.2
Bouwkundig
4.2.1
Isolatie dichte delen In de figuur 7 zijn de isolatiewaarden van de dichte delen weergegeven voor de verschillende projecten. 12
Aantal projecten
10 8 6
<4
4
4-5 >=5
2 0 Rc Dak
Rc Vloer
Rc Gevel dicht
Rc [m2K/W] Figuur 7: Isolatiewaarden van het dak, de vloer en de dichte gevel voor de analyseerde projecten
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
12
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
De minimale isolatiewaarde voor dichte delen is volgens het bouwbesluit gesteld op 2.5 m2K/W. De Rc-waarden van de projecten liggen allemaal op of boven de 3.0 m2K/W. De hoogst ingevulde waarde ligt op 6.0 m2K/W. Dit betekent dat nog niet op passief huisniveau wordt gebouwd waar de Rc waarden boven de 6 liggen en vaak in de buurt van de 10 m2K/W. In het algemeen kan gesteld worden dat de vloer iets minder geïsoleerd wordt. Dit zal mede te maken hebben met dat de invloed van de vloer op de eindscore ook minder is door de dempende werking van de grond of kruipruimte. Isolatie transparante delen 9 8 7
Aantal projecten
4.2.2
6
1,7 W/m2K
5 4
1,6 W/m2K
3
1,5 W/m2K
2
1,4 W/m2K
1
1,3 W/m2K
0 Uraam Uw [W/m2K] Figuur 8: Uw waarden voor de transparante delen van de gevel voor de analyseerde projecten
In de meeste projecten wordt uitgegaan van een goede isolatiewaarde van de transparante delen. Hierbij is meestal uitgegaan van HR++-beglazing. In combinatie met standaard goede kozijnen, levert dit een Uw van 1.6 a 1.7 W/m2K op. Dit is in veertien van de negentien projecten als waarden voor de transparante delen aangehouden. In vijf van de projecten ligt de Uw waarde tussen de 1.3 en 1.5 W/m2K. Dit kan op verschillende manieren verklaard worden of dat er drievoudig glas is toegepast, wat relatief duur is, of dat er dubbel HR++-beglazing in combinatie met zeer goed isolerende thermisch onderbroken kozijnen is toegepast. In een aantal projecten zijn de deuren niet ingevuld. Waarschijnlijk zijn deze bij de dichte delen of het glas ondergebracht. In twee projecten is uitgegaan van een ongeïsoleerde deur (Ud >3 W/m2K). In de meeste gevallen is een Ud van circa 2 W/m2K ingevuld. Dit komt overeen met thermisch geïsoleerde deuren. In drie van de projecten is een waarde onder de 1.5 W/m2K aangehouden. Dit is een zeer lage waarde. Bij één van de projecten is bijvoorbeeld een garagedeur met een U-waarde van 0.38 W/m2K ingevuld. Dit is een zeer lage waarde. Wellicht is hier de Rc-waarde bedoeld.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
13
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
4.2.3
Buitenzonwering en zonwerend glas In geen van de projecten wordt zonwerend glas toegepast. In slechts vier van de negentien projecten wordt buitenzonwering toegepast. Het risico op oververhitting is dan ook matig tot hoog in een groot aantal van de projecten. Wel worden in de projecten met een warmtepomp deze vaak ook voor koeling gebruikt.
4.2.4
Infiltratie Met uitzondering van het project met de houtpelletketel wordt in alle projecten een verbeterde luchtdichting gerealiseerd. Met een qv10-waarde van 0,625. In drie van deze projecten wordt een nog verder verbeterde waarde van 0.49 of 0.4 toegepast. Op basis van de aangeleverde gegevens kan niet worden achterhaald of en op welke wijze dit gerealiseerd is.
4.2.5
Thermische capaciteit In het algemeen wordt nog steeds traditioneel gemengd zwaar gebouwd. Slechts twee projecten zijn gemengd licht gebouwd. Er zijn geen projecten die volledig houtskeletbouw zijn.
4.3
Installaties Naast de bouwkundige maatregelen is er ook een groot aantal installatietechnische maatregelen die zijn toegepast om de EPC te verlagen. Verwarming Op basis van de aangeleverde EPC-berekeningen kan onderscheid gemaakt worden tussen vier verwarmingssystemen: 1. Warmtepomp met als bron grondwater. 2. Warmtepomp met als bron bodem. 3. HR 107 ketel. 4. Externe warmtelevering. De verdeling van de systemen is weergegeven in figuur 9. 8 7 6
aantal projecten
4.3.1
warmtepomp grondwater
5 warmtepomp bodem
4 3
HR107
2
externe warmtelevering
1 0 verwarming Figuur 9: Verwarmingssystemen voor de analyseerde projecten
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
14
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Zoals in figuur 9 te zien is zijn de warmtepompen het meest gekozen systeem bij de diverse projecten. Langzaam maar zeker wordt de standaard HR-ketel een beetje verdrongen. Van de warmtepompen zijn de meeste van het gesloten type, dat wil zeggen een systeem met individuele bodemwarmtewisselaars. Bij
de
projecten
met
externe
warmtelevering
heeft
één
van
de
projecten
een
houtpelletketelproject. De andere zijn stadsverwarmingprojecten (maatregelpakket type 6 volgens de
VROM
lijst:
op
basis
van
restwarmte
uit
industrie/Afval
Verbrandings
Installatie
(AVI)/electriciteitscentrale). Temperatuurniveau Alle projecten met een warmtepomp of een HR-ketel zijn projecten met lage of zeer lage temperatuurverwarming. Van de warmtepompprojecten zijn er drie met een temperatuurniveau < 30°C, vijf projecten met een temperatuurniveau < 35°C, en één met een temperatuur tussen de 35 en 45°C. Bij een HR ketel is geen temperatuurniveau aan te geven, omdat men alleen lage temperatuur (LT) of hoge temperatuur (HT ) kon aangeven. Opwekkingsrendement Bij
de
HR-ketels
is
er
één
project
dat
een
hoger
opwekkingsrendement
met
een
kwaliteitsverklaring ingevoerd heeft. Dit is echter een redelijk standaard waarde van 0.975 voor lage temperatuurverwarming. Bij de warmtepomp projecten is er altijd een hoger opwekkingsrendement conform een kwaliteitsverklaring aangehouden. Deze varieert tussen de 1,725 en 2,475 afhankelijk van de fabrikant en de gekozen bron. Het type warmtepomp en temperatuurniveau is in dit onderzoek bepaald door het in de EPC ingevulde rendement voor verwarming terug te rekenen naar een door de fabrikant opgegeven COP*ηel (COP staat voor Coefficient of Performance, ηel is het elektrisch opwekkingsrendement) in de kwaliteitsverklaring en op basis hiervan te concluderen welk type aangehouden is. Of deze warmtepomp daadwerkelijk toegepast is, is niet gecontroleerd op basis van andere gegevens of onderzoek. Opvallend is dat in geen van de projecten een warmtepomp op retourlucht of afvallucht is toegepast. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat in veel projecten de warmtebron retourlucht of afvallucht vaak onvoldoende is om de volledige warmtevraag van de woning te dekken en er dus alsnog een aanvullend toestel nodig is. Bij de projecten met externe warmtelevering is er bij één van de projecten uitgegaan van een kwaliteitsverklaring voor het opwekkingsrendement van 1.725. Bij het andere project is uitgegaan van 1.0. Dit is een vrij lage waarde waarbij waarschijnlijk EPC winst is blijven liggen.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
15
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
4.3.2
Hulpenergie voor verwarming In vrijwel alle projecten met HR 107 ketel is uitgegaan van een kwaliteitsverklaring voor hulpenergie voor verwarming. Hiermee kan een lagere waarde voor de hulpenergie worden aangehouden. Bij slechts één van de projecten met een HR107 ketel is dit niet gedaan.
4.3.3
Tapwater Voor tapwater wordt in alle projecten hetzelfde systeem toegepast als voor verwarming. De projecten met een HR-ketel hebben vrijwel allemaal een betere opwekkingsrendement via een kwaliteitsverklaring aangehouden. Het opwekkingsrendement ligt tussen de 0.75 en 0.825. In acht van de projecten wordt aanvullend voor tapwater een zonneboiler toegepast. Dit is alleen in projecten in combinatie met een warmtepomp. voor de leidingdiameters is in de projecten slechts bij één van de projecten uitgegaan van een kleine diameter ≤ 8 mm. In twee van de projecten is zelfs een grotere diameter aangehouden (>10 mm). In de overige gevallen de defaultwaarde van ≤ 10 mm uit de NPR 5129 aangehouden. In vijf van de projecten is gerekend met de werkelijke leidinglengtes naar bad en keuken. In de overige gevallen is de forfaitaire waarde aangehouden.
4.3.4
Douche-wtw In zes van de projecten wordt warmteterugwinning op het douchewater toegepast. In vrijwel alle gevallen is hierbij uitgegaan van een thermisch rendement van 60% op basis van een kwaliteitsverklaring (η
dwtw;tap
=0.60).
In de meeste projecten is de douche wtw zowel aangesloten op de koude poort van de douchemengkraan als op de inlaat van het toestel. In één van de projecten alleen op de inlaat van het toestel (η
dwtw;tap
=0.60) en in één van de projecten alleen op de koude poort. (η
dwtw;tap
=0.55) 4.3.5
Ventilatie In alle projecten met uitzondering van het project met houtpelletketel is voor ventilatie gebruikgemaakt van een gelijkwaardigheidsberekening. Dit geldt voor alle ventilatiesystemen. Op basis van de ingevoerde gegevens kan onderscheid gemaakt worden in vier verschillende systemen voor ventilatie: 1. Natuurlijke toevoer en mechanische afvoer met zelfregelende roosters (ZR). 2. Natuurlijke toevoer en mechanische afvoer met vraagsturing (op basis van tijd- of CO2 regeling). 3. Mechanische
toevoer
en
mechanische
afvoer
(gebalanceerde
ventilatie)
met
mechanische
afvoer
(gebalanceerde
ventilatie)
met
warmteterugwinning (WTW). 4. Mechanische
toevoer
en
warmteterugwinning (WTW) met vraagsturing (op basis van tijd- of CO2 regeling).
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
16
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
9 8
Aantal projecten
7
nat toe mech af ZR roosters
6
nat toe mech af vraaggestuurd
5 4
mech toe mech af met WTW
3 2
mech toe mech af met WTW vraaggestuurd
1 0 Ventilatie Figuur 10: Ventilatiesystemen voor de analyseerde projecten
In figuur 10 is de verdeling over de projecten weergegeven. Twee veel toegepaste systemen springen eruit, dit zijn systeem 1 en systeem 3 met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer met zelfregelende roosters en gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning. Dit komt goed overeen met het beeld wat wij in de markt zien dat vraaggestuurde systemen duurder zijn, omdat extra leidingwerk en/of sensoren, waarmee op tijd of CO2 gestuurd kan worden, aangebracht moeten worden in de ruimten. De zelfregelende roosters zijn in de markt al redelijk standaard. Vrijwel iedere leverancier levert zonder grote meerprijs zelfregelende (op winddruk gestuurde) ventilatieroosters. In alle projecten met gebalanceerde ventilatie met WTW wordt een hoogrendement warmteterugwinning (ηwtw = 90%) met kwaliteitsverklaring toegepast. 4.3.6
Zonneboilers In acht van de projecten wordt aanvullend voor tapwater een zonneboiler toegepast. Deze wordt in alle gevallen gebruikt voor tapwater en niet voor verwarming. In alle projecten met een zonneboiler wordt daarbij voor verwarming en tapwater gebruikgemaakt van een warmtepomp. Dit kan dus worden gezien als een veel gebruikt concept. De oppervlakte van de zonneboiler ligt meestal rond de 4 m2. In zes van de projecten is hiervoor een gelijkwaardigheidsverklaring voor de opbrengst gebruikt. In drie van de projecten wordt PV toegepast. De oriëntatie is allemaal op zuid of zuidwest. De toegepaste oppervlakken verschillen nogal (2,8 m2, 8,4 m2 en 15,0 m2), ook omdat de woonoppervlakken aanzienlijk verschillen. De grotere oppervlakken zijn toegepast bij grotere woningen.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
17
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
4.3.7
Koeling In vijf van de projecten wordt vrije koeling met de warmtepomp toegepast. In één van deze projecten is dit als actieve koeling met een opwekkingsrendement van 1,9 conform een kwaliteitsverklaring ingevoerd. Opvallend is dat er vier projecten (drie met bron grondwater en één met bron bodem) zijn waarbij koeling niet toegepast wordt, terwijl dit gratis koeling is. In de woningen waar koeling wordt toegepast is het temperatuuroverschrijdingsrisico dan ook laag.
4.3.8
Bevochtiging In geen van de projecten wordt bevochtiging toegepast. Dit wordt in de woningbouw dan ook weinig toegepast.
4.3.9
Verlichting Voor de berekening van het energiegebruik voor verlichting hoeven en kunnen in de EPCberekening voor woningbouw geen waarden worden ingevoerd. Uitgangspunt is een opgelegd energiegebruik per m2 gebruiksoppervlakte.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
18
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
5.
Tot slot DGMR heeft in opdracht van Agentschap NL een studie uitgevoerd naar de trends met betrekking tot energiebesparende maatregelen in projecten uit 2010 met een lage EPC, de zogenaamde koploperprojecten. Het betrof een desk study, volledig gebaseerd op negentien door Agentschap NL aangeleverde EPC-berekeningen behorende bij goedgekeurde bouwaanvragen. De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergegeven. Bouwkundig De isolatiegraad van de projecten ligt ruim boven bouwbesluitniveau met Rc waarden tussen 3,0 en 6,0 m2K/W. Ook de isolatie van de transparante delen is vrij goed tussen de 1,3 en 1,7 W/m2K. Bij vrijwel alle projecten wordt uitgegaan van een verbeterde kierdichting (qv10 ≤ 0,625) Voor beglazing is in vijf van de negentien projecten een betere waarde dan standaard aangehouden (≤ 1.5 W/m2K). Onduidelijk is hoe dit gerealiseerd is. Over de vorm en oriëntatie van de verschillende projecten kunnen op basis van de aangeleverde gegevens geen uitspraken gedaan worden. Het lijkt erop dat er niet zoveel rekening mee wordt gehouden en dat de oriëntatie van de kavel eerder bepalend is voor hoe er gebouwd wordt. Installaties In de projecten worden vier ventilatieconcepten toegepast. Eigenlijk zijn dit twee concepten, zelfregelende roosters en balansventilatie met wtw, die beide uitgebreid zijn met vraagsturing. De concepten met vraagsturing worden nog niet zoveel toegepast. Het aantal projecten met natuurlijke toevoer met zelfregelende roosters en mechanische afvoer ligt ongeveer gelijk aan het aantal projecten gebalanceerde ventilatie met Hoog Rendement warmteterugwinning (HR-wtw). Zes van de negentien projecten hebben warmteterugwinning op het douchewater. Drie projecten hebben PV cellen toegepast. Meer dan de helft van de projecten heeft een zonneboiler voor tapwater. Een veel voorkomend concept is een warmtepomp in combinatie met een zonneboiler voor het tapwater. De warmtepomp wordt gebruikt voor zowel verwarming als tapwater als voor vrije koeling. Meer dan de helft van de projecten heeft een warmtepomp op bodem of grondwater. Er zijn drie warmteleveringsprojecten. Het type externe energie-infrastructuur is voor de drie projecten met externe warmtelevering op basis van restwarmte uit industrie/Afval Verbrandings Installatie (AVI)/elektriciteitscentrale (maatregelpakket type 6 volgens de VROM lijst). Eén hiervan heeft met een forfaitaire waarde gerekend voor het opwekkingsrendement. Twee hebben een gelijkwaardigheidsverklaring voor het opwekkingsrendement toegepast. In één project is een collectieve houtpelletketel toegepast met een zeer hoog opwekkingsrendement. Hierdoor hebben de woningen een hogere energievraag maar doordat de houtpellets CO2 neutraal zijn toch een lage EPC. k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
19
E.2011.0625.00.R001 Analyse goedgekeurde bouwaanvragen EPC < 0.6
Alleen in projecten met een warmtepomp is koeling toegepast. Dit is slechts in de helft van de gevallen. Overig Een lage EPC is in de projecten vooral gerealiseerd door installatietechnische maatregelen al dan niet in combinatie met aanvullende kierdichting en of beglazing. Er
wordt
in
de
berekeningen
veelvuldig
gebruik
gemaakt
van
kwaliteit-
en
gelijkwaardigheidsberekeningen. Dit is niet slecht, maar door de veelheid ervan is het soms moeilijk te controleren. Zeker voor een gemeente. Het gebruik van kwaliteit- en gelijkwaardigheidsverklaringen zou kunnen worden gezien als innovatieve technieken, maar het feit dat er hiervoor al gestandaardiseerde kwaliteit- en gelijkwaardigheidsberekeningen in omloop zijn, betekent dat dit niet zeer innovatieve technieken zijn. Het project met de houtpelletketel is als enige als afwijkend project te beschouwen. Echte innovaties zijn niet aangetroffen in deze studie. Deze studie is echter alleen gebaseerd op een afdruk van de EPC berekening zonder bijgevoegde rapportage of achtergrondinformatie. Het kan natuurlijk zijn dat er wel innovatieve technieken zijn toegepast, maar dat deze met behulp van de bestaande invoerparameters in de EPC berekening zijn ingevoerd (conservatieve benadering) of helemaal niet zijn ingevoerd. Arnhem, 7 juli 2011 DGMR Bouw B.V.
k:\doc\e\2011\062500\e2011062500r001.docx 07-07-2011
20