Inleiding Giuseppe Verdi is populair, nog altijd na ruim 170 jaar. Hij staat op nummer 1 van de lijst met operacomponisten wier werken wereldwijd het vaakst geprogrammeerd worden. Mozart, Puccini en Wagner volgen op afstand. Waar komt die populariteit vandaan? Wat is het geheim van Verdi? Verdi was een koppige visionair met een overdosis talent. Tegelijkertijd was hij een praktische en dienstbare ondernemer. Hij begreep dat je altijd 'iets voor de orgeldraaier' moest componeren, wilde je dat een opera succes had. Om dezelfde reden moesten zijn opera's een zekere vaart hebben. Hij waakte ervoor het operapubliek te vervelen. Verdi scoorde hits, maar werd ook bewonderd om zijn gave vier zangers door elkaar heen te laten zingen terwijl de individuele woorden en emoties duidelijk bleven. Hij was niet bang om tegendraads te zijn en de discussie, zo niet de strijd, aan te gaan met tekstschrijvers, zangers en censuur om iets te creëren waarin hij geloofde. Hij was niet bang voor vernieuwing, ook al ging die bij hem stap voor stap. Dit evenwicht tussen commerciële belangen en artistieke idealen heeft muziek opgeleverd die nu nog steeds overal te horen is, niet alleen in operatheaters maar ook in voetbalstadions. Verdi werd in 1813 geboren in een klein gehucht in de buurt van Padua (Italië). Als tiener nam hij actief deel aan het muziekleven in het provinciestadje Busseto waar hij naar school ging. Hij trad op als pianist en componeerde onder meer vele marsen voor de plaatselijke harmonie. Verdi's vader, een herbergier, had geen geld om hem verder te laten studeren. Dankzij een beurs en financiële steun van Antonio Barezzi, een koopman en muziekliefhebber, kon Verdi toch toelatingsexamen doen aan het conservatorium van Milaan. Hij werd afgewezen! Met zijn achttien jaar vond de toelatingscommissie hem te oud en zijn pianotechniek was niet in orde. Met extra steun van Barezzi kon Verdi privé compositie studeren. Hij leerde fuga's en canons componeren (complexe muziekstukken waar veel theoretische kennis voor nodig is) én werd door zijn leraar naar het operatheater gestuurd. Ondertussen bouwde hij een netwerk op. Terug in Busseto trouwde Verdi met Barezzi's dochter en leek zich te berusten in een provinciaal bestaan. Maar de opera in Milaan lonkte. Verdi gaf zijn baan op, vestigde zich in Milaan en een paar maanden later in 1839 ging zijn eerste opera Oberto in première. Het werd een groot succes. Privé stortte zijn leven echter in. Nadat zijn dochtertje in Busseto overleden was, stierf zijn zoontje een paar weken voor de première. Nog geen jaar later was zijn vrouw dood. Verdi was 26 jaar, had twee kinderen verloren en was weduwnaar.
Cantabile en cabaletta Toen Verdi zijn carrière begon was Italië één grote operafabriek. Iedereen ging naar het operatheater. Alleen arme mensen waren zelden in het operatheater te zien, omdat zelfs de goedkoopste kaartjes voor hen meer dan een dagloon kosten. Zij leerden de muziek kennen op andere manieren, bijvoorbeeld van de orgeldraaier op straat. De vraag naar nieuwe opera's was groot. Een componist die de top wilde bereiken moest keihard werken. Componisten als Rossini en Donizetti produceerden twee à drie opera's per jaar. Zo'n productietempo was onmogelijk geweest als componisten, tekstschrijvers en musici niet gewend waren geweest aan een vaste structuur. Een opera begon meestal met een koor. De hoofdpersonages werden geïntroduceerd door middel van een zogenaamde entree-aria die een vaste tweedelige vorm had: een langzaam gedeelte (cantabile) en een snel gedeelte (cabaletta). Dromerige fantasieën en gebeden klonken in de langzame gedeelten. In de snelle gedeelten (cabaletta's) konden emoties geuit worden als woede en wraak, of opgewonden hartstocht. Dit waren de momenten waarop zangers indruk konden maken met hoge noten en virtuositeit. Soms wordt ook wel gesproken van een vierdelige vorm: 1. Recitatief 2. Cantabile 3. Tempo di mezzo 4. Cabaletta. Het cantabile wordt ingeleid door een min of meer gesproken gedeelte (recitatief) en gevolgd door een tussenstuk (het zogenaamde tempo di mezzo). In dit tussenstuk, aangekondigd door een plotselinge tempowisseling, reageren personages op het vertelde of brengen ze nieuwe informatie. Zo wordt de emotionele overgang naar het cabaletta verklaard. Een typisch voorbeeld is de eerste aria van Leonora uit Il Trovatore. Leonora vertelt haar vriendin Inez dat ze verliefd is geworden op een mysterieuze ridder die ze op een toernooi heeft leren kennen Door de burgeroorlog verloor ze hem lange tijd uit het oog. Inez vraagt wat er vervolgens gebeurde (recitatief). Leonora vertelt in een cantabile hoe zij op een nacht een troubadour hoorde die haar naam zong. Het was de onbekende ridder. Haar vriendin maakt zich zorgen en probeert Leonora te overtuigen de onbekende te vergeten (tempo di mezzo). Maar Leonora’s verliefdheid is te groot en in het cabaletta uit zij haar hartstocht en standvastigheid. De tweedelige vorm is ook te vinden in de duetten en in de grote ensembles waarmee een akte eindigde. Het orkest diende vooral ter begeleiding van de zanger. Één grote gitaar, zo noemde de Duitse componist Richard Wagner het.
Het succes van Nabucco Na de dood van zijn vrouw en kinderen zat Verdi dicht tegen een depressie aan. Juist in deze tijd had hij zich contractueel verplicht een komische opera te schrijven. Die flopte en Verdi kreeg voor het eerst kritiek over zich heen. Een moment schijnt hij zich in het hoofd gehaald te hebben te stoppen met zijn operacarrière. Gelukkig waren genoeg mensen om hem heen om hem op andere gedachten te brengen. Zijn derde opera Nabucco (Nebucadnezar) werd een internationaal succes en wordt tot op heden regelmatig opgevoerd, mede dankzij het beroemde Slavenkoor waarin de in Babylon gevangen joden vol heimwee terugdenken aan hun thuisland. Het succes van Nabucco is te danken aan de meeslepende en toegankelijke muziek, waarbij Verdi terug viel op zijn ervaringen met de harmonie in Busseto. Daarnaast sprak het thema van onderdrukking de Italianen erg aan, omdat ze zelf bestuurd werden door buitenlanders. In deze tijd was Italië nog niet één land zoals we het nu kennen. Het bestond uit allemaal verschillende staatjes die voor een groot deel geregeerd werden door Oostenrijk (het Habsburgse rijk). De Italianen voelden zich onderdrukt. In de opzwepende koorstukken van een opera als Nabucco vonden zij hun stem. De Oostenrijkse censuur kneep een oog dicht: ze hadden dit soort emoties liever in het operatheater dan erbuiten. Na het succes van Nabucco stroomden bij Verdi de opdrachten binnen. Hij componeerde de ene opera na de andere, vele volgens de succesformule van Nabucco. Maar hem verging het plezier van componeren. Hij kreeg last van burnout-verschijnselen. Of het nu de les van deze burnout is geweest, of zijn groeiende financiële onafhankelijkheid of zijn kennismaking met de opera in het buitenland, aan het eind van de jaren 1840 was Verdi meer vastbesloten dan ooit zijn eigen weg te volgen. De zangeres van zijn Lady Macbeth kreeg te horen dat zij haar rol moest acteren, ook al betekende dit dat zij ‘lelijk’ moest zingen (Macbeth, 1847). Met Stiffelio (1850) tartte Verdi censoren en burgerij door een opera te componeren over een overspelige echtgenote. De tijd was rijp voor zijn meesterwerken.
Vernieuwingen in Rigoletto Verdi hield van complexe personages. Al in Nabucco zorgt hij ervoor dat we meeleven met de 'slechteriken' van het verhaal. Later raakte hij gefascineerd door een karakter uit een toneelstuk van Victor Hugo: een misvormde nar wiens cynisme en verbittering scherp afsteken tegen de liefde die hij voelt voor zijn dochter, het personage dat in 1851 Rigoletto zou worden. De opera is een vernieuwend werk. Zo zijn er vrijwel geen recitatieven te horen. Deze quasi-gesproken gedeelten in min of meer vrije ritmiek maken een opera immers statisch en daar hield Verdi niet van. Als Rigoletto van zijn werk aan het hof naar huis gaat, komt hij de huurmoordenaar Sparafucile tegen. Hun gesprek had heel goed in een recitatief weergegeven kunnen worden, maar Verdi past hier het principe van melodrama toe: de personages spreken (zingend) over een instrumentale melodie. De donkere tonen van de cello passen bij de duistere sfeer. Als Rigoletto merkt dat zijn dochter door hovelingen ontvoerd is om in de handen te belanden van zijn playboy baas, de hertog, gaat hij terug naar het hof. Een aria volgt, maar niet in de standaardvorm. Had Verdi hiervoor gekozen, dan had Rigoletto bijvoorbeeld eerst een smeekbede gericht tot de hogere machten (cantabile); vervolgens had hij het bericht gehoord dat zijn dochter reeds aan de hertog overgeleverd was ( cantabile naar een cabaletta in een tweedelige aria.">tempo di mezzo) en was hij boos geworden op de hovelingen (cabaletta). Verdi creëerde echter een nieuwe ariavorm, zonder onderbreking, die paste bij het karakter en bij de situatie van dat moment. Rigoletto is van begin af aan gestrest. Aan het hof is de spanning te snijden en zodra Rigoletto begrijpt dat zijn dochter bij de hertog is, wordt hij woedend. Als hij merkt dat dit geen enkele zin heeft, smeekt hij de hovelingen hem te helpen. De aria is een mooi voorbeeld voor de manier waarop Verdi de poëzie van de tekst gebruikt. Als Rigoletto wanhopig wordt, laat Verdi hem de klinker 'i' benadrukken van de woorden 'assassini' en 'aprite'. Vervolgens wordt hij nederig en benadrukt hij de zachte klinkers 'o' en 'u'.
De librettist en Il Trovatore De tekst van een opera heet een libretto. De schrijver van een libretto is een librettist. Deze kon heel beroemd zijn. Op een aanplakbiljet stond dan de naam van de librettist in grotere letters dan die van de componist. In de eerste helft van de negentiende eeuw was een librettist in Italië niet alleen tekstschrijver maar ook min of meer producent: hij moest zorgen dat de kosten voor decors en kostuums binnen het budget vielen en regisseerde de bewegingen van de zangers op het toneel. Hij had immers als beste een plaatje in zijn hoofd van het verhaal. Sommige operacomponisten schreven hun eigen teksten zoals Richard Wagner. Verdi maakte altijd gebruik van professionele librettisten. De librettist van Rigoletto, Francesco Piave (1810-1876), was een groentje in het vak. Verdi had er geen problemen mee zijn teksten flink te bekritiseren als die niet vernieuwend genoeg waren of hem anderszins niet bevielen. Zo heeft hij een enorme stempel kunnen drukken op het libretto van Rigoletto. De librettist van zijn volgende opera was echter een oudgediende die zijn sporen al lang en breed had verdiend, Salvatore Cammarano (1801-1852), die ook de tekst voor Donizetti's Lucia Di Lammermoor geschreven had. Verdi accepteerde zijn tekst voor Il Trovatore (1853), ook al volgde het libretto de traditionele vormen. Il Trovatore is dan ook minder vernieuwend dan Rigoletto. Toch leverde Verdi een spannend en dynamisch meesterwerk af door creatief om te gaan met de traditionele vormen. De eerste aria van de heldin Leonora is een ware aria di sortita of cavatina genoemd.">entree-aria. Ook de tweede aria van Leonora volgt de de standaardvorm. Het cantabile naar een cabaletta in een tweedelige aria.">tempo di mezzo wordt echter niet ervaren als een onderbreking die het cabaletta moet inleiden. Het is een stuk op zich, een duet met een stemmig koor op de achtergrond, het Miserere, dat beroemder is geworden dan het cabaletta dat erop volgt. De reden waarom Verdi een opera wilde maken van Il Trovatore, was zijn fascinatie voor het personage van de zwaar getraumatiseerde zigeunerin Azucena. Verdi schreef voor haar een bloedstollende aria waarin ze verteld hoe haar moeder veroordeeld werd voor hekserij en een gruwelijke dood stierf op de brandstapel; hoe zij haar moeder had willen wreken door het kind van de graaf te ontvoeren en in het vuur te werpen. In haar psychose verbrandde zij echter haar eigen kind.
Een verhaal van deze tijd: La Traviata Aan het eind van de jaren 1840 was Verdi rijk genoeg om huizen en land te kopen in zijn geboortestreek. De inwoners van Busseto waren blij met de terugkeer van hun verloren zoon, vooral die met jonge huwbare dochters. De teleurstelling bij hen was groot toen Verdi een dame met zich meebracht met wie hij samenwoonde. Zij heette Giuseppina Strepponi en was een bekende operazangeres op haar retour. Verdi had haar leren kennen tijdens de repetities van zijn eerste opera Oberto, waarin zij een hoofdrol zong. Inmiddels waren zij al een aantal jaren een (ongehuwd) paar. Strepponi kende de operawereld door en door. Ze kon Verdi helpen bij het onderhouden van een netwerk en het afhandelen van allerlei zakelijke kwesties. Haar verleden was echter niet onbesproken. Zo had zij in haar begincarrière meerdere onwettige kinderen gekregen en laten adopteren. De inwoners van Busseto spraken er schande van, wat Verdi irriteerde, maar het deed hem vooral verdriet dat hij zich moest verdedigen tegenover zijn geliefde schoonvader aan wie hij zoveel te danken had. Begrijpelijkerwijze was Giuseppina niet graag in Busseto, zij verbleef liever in Parijs waar het paar dikwijls kwam. Tijdens een van die reizen in 1852 zagen zij het toneelstuk La Dame Aux Camélias. Niet veel later besloot Verdi er een opera van te maken. Een gewaagde zet, want het verhaal speelde zich af in Verdi's eigen tijd en de heldin was een courtisane. Deze courtisane laat haar oude leven achter zich als zij verliefd wordt op een jongeman. Totdat zij door de vader van haar geliefde zwaar onder druk gezet wordt de relatie te verbreken: de maatschappij zal haar de dwalingen uit haar verleden nooit vergeven. Het kan bijna niet anders dan dat Verdi uit persoonlijke motieven dit verhaal koos voor een opera. De vooroordelen die hij en Giuseppina in Busseto ondervonden moeten wel een inspiratiebron zijn geweest bij het componeren van La Traviata (1853). Het onderwerp van de opera lag gevoelig. De opera kende een slechte start en Verdi kreeg veel kritiek over zich heen. Tegenwoordig is La Traviata, juist door het realistische verhaal, een van de meest opgevoerde opera's, zo niet dé meest opgevoerde opera ter wereld. Een paradepaardje voor een prima donna, die niet alleen technisch heel goed moet kunnen zingen, maar ook goed moet kunnen acteren. In het eerste deel is zij een zelfbewuste en plezierzoekende courtisane en gastvrouw; in het tweede deel een verliefde vrouw wier hart gebroken wordt; in het laatste deel is zij een verslagen mens, afgetakeld door de tuberculose en stervende. La Traviata was Verdi's derde meesterwerk op rij (na Rigoletto en Il Trovatore). De opera's die hij in de daarop volgende jaren componeerde, zijn minder bekend.
Censuur en nationalisme In de jaren 1848-49 woedde een ware revolutiegolf door Europa. Even leek het erop of de Italianen hun geliefde zelfstandigheid zouden bereiken, los van Oostenrijk. Maar alle opstanden werden neergeslagen. De censuur werd strenger dan ooit. Operateksten werden gecontroleerd op uitingen van vrijzinnig en opstandig gedrag. Een opera over een eigentijdse courtisane? Dat kon niet, vonden de censoren die eisten dat La Traviata zich afspeelde in een ver verleden, rond 1700. Aldus geschiedde, want de censuur was allesbepalend. Verdi moest wel vaker van de censoren een operaverhaal verplaatsen naar een andere tijd en plaats dan oorspronkelijk de bedoeling was. Een opera waarin het plan gevat werd om een koning te vermoorden, was uit den boze. Zo werd de Franse koning een Italiaanse hertog in Rigoletto; de Zweedse koning werd een Amerikaanse gouverneur in Un Ballo In Maschera (1859). Deze laatste opera werd gecomponeerd voor Napels maar ging uiteindelijk in première in Rome, omdat de censoren in Napels zulke diepgaande veranderingen eisten dat Verdi de opera terugtrok. Het risico van een proces wegens contractbreuk nam hij op de koop toe. Ondanks de strenge censuur bloeide het nationalisme in Italië snel weer op. Veel Italianen wilden dat hun land een onafhankelijk koninkrijk werd, aangevoerd door de koning van Sardinië, Victor Emanuel II. Verdi werd een boegbeeld voor de vrijheidslievende Italianen zonder dat hij die rol ambieerde. Zijn Slavenkoor werd een soort nationaal volkslied en overal in het land schreeuwden nationalisten opstandig: 'Viva VERDI!'. Dit was echter een afkorting die stond voor 'Viva Vittorio Emanuele Re D' Italia) (Lang leve Victor Emanuel Koning van Italië). In 1861 ging de wens van de nationalisten in vervulling. Na een geslaagde opstand werd Italië een zelfstandig koninkrijk. Verdi werd gevraagd om zitting te nemen in het nieuwe parlement als afgevaardigde van Busseto. Hij accepteerde uit respect, maar zijn hart lag niet in de politiek. Hij maakte zijn termijn af en liet het daarbij. Hij was het liefst op het platteland, bezig met het beheer van zijn landerijen. Daarnaast wilde hij een aantal van zijn oude opera's in een nieuw jasje steken: Macbeth (1847) en Simone Boccanegra (1857). Hij had het daar druk genoeg mee, vond hij zelf. Als zijn echtgenote (Giuseppina en hij waren in 1859 in het geheim getrouwd) het plattelandsleven ook zo leuk had gevonden, had hij misschien nooit meer een nieuwe opera gecomponeerd. Maar Giuseppina wilde dolgraag reizen en zo nam Verdi een opdracht aan van het tsaristische hof in Rusland. Zijn opera La Forza Del Destino ging in 1862 in St. Petersburg in première. Don Carlos (1867) componeerde hij voor Parijs, een stad waar hij en Giuseppina graag verbleven.
Aida en de invloed van de Franse opera In de eerste vijftien jaar van zijn carrière componeerde Verdi negentien opera’s. In de daarop volgende vijftien jaar waren dat er zo’n zes. Toch maakte zijn stijl in deze periode een enorme ontwikkeling door. Dit had te maken met de invloed van de Franse opera. De Fransen hadden zo hun eigen ideeën over wat een goede opera was. Een componist die een opera voor Parijs schreef (en Verdi componeerde er twee), had daar rekening mee te houden. Het Franse publiek hield van dans. In een Franse opera hoorde een balletscène te zitten, waarvoor dansmuziek gecomponeerd moest worden. Belangrijker nog: het orkest moest iets vertellen over de plaats en de tijd waarin het verhaal zich afspeelde; het moest zorgen voor couleur locale. Verdi moest een rijker palet aan orkestkleuren gaan beheersen; hij moest zich verdiepen in harmonie en instrumentatie. Verdi’s ontwikkeling in deze periode is goed te horen in Don Carlos en in de toevoegingen die hij componeerde voor Macbeth en Simon Boccanegra (zie hoofdstuk Censuur en nationalisme), maar ook in een van zijn grootste meesterwerken, Aida (1871). Voor deze opera mengde Verdi elementen uit zijn nieuw verworven Franse operastijl met de Italiaanse operastijl waarmee hij beroemd geworden was. Zo kwam het beste van Verdi samen: sfeervolle couleur locale als in de muziek te horen is, waar en wanneer het verhaal zich afspeelt">couleur locale, meeslepende koorwerken (hymnes en marsen) en een boeiend personage. Het verhaal van Aida speelt zich af in het Oude Egypte. Verdi gebruikte daarom instrumenten die we veel op Oud-Egyptische afbeeldingen zien: trompetten (voor de krijgsmuziek), harpen (voor de muziek van de priesteressen) en een fluit waarvan de lage klanken doen denken aan het hese geluid van de Arabische ney. In de vele massascènes speelt het koor een belangrijke rol. Verdi kon uit ervaring putten en componeerde meeslepende hymnes en marsen. In een indrukwekkende scène waarin Egypte zich voorbereidt op oorlog, zingen de vrouwen een gebed terwijl de mannen zich overgeven aan een krijgsmars. Het contrast vergroot de dramatische effectiviteit. Tot slot bevat de opera een personage van het soort waar Verdi dol op was: iemand met kwalijke eigenschappen voor wie we toch sympathie kunnen voelen. Amneris is Aida's rivale in de liefde. Ze is jaloers en wraakzuchtig. Als prinses van Egypte is zij oppermachtig en zij misbruikt die macht. Maar zij is ook oprecht en ongelukkig verliefd op de held Radames, waardoor we haar veel kunnen vergeven. In een van de laatste scènes van de opera smeekt zij de goden om Radames te redden die verdacht wordt van hoogverraad. Hij wordt echter door de priesters ter dood veroordeeld, waarna zij hen vervloekt.
Verdi en Boito: de laatste opera's Verdi's ontwikkeling als componist stond nooit stil. Vooral na 1850 liet hij stapje voor stapje de vaste structuren los die in de Italiaanse opera gebruikelijk waren toen zijn carrière begon. Veel critici vonden zijn ontwikkeling echter niet snel genoeg gaan. In Noord-Europa werd al lang geroepen dat de Italiaanse indeling in nummers (aria's, duetten, finales etc.) hopeloos ouderwets was. Muziek en woorden moesten samenwerken om een verhaal te vertellen zonder kunstmatige herhalingen en onderbrekingen. Het orkest moest meewerken om de sfeer weer te geven van tijd en plaats, om te vertellen wat woorden niet konden zeggen. Rond 1860 kwam ook in Italië een nieuwe generatie componisten op die vond dat het anders moest. Onder hen bevond zich de componist en dichter Arrigo Boito (1842-1918). Op twintigjarige leeftijd schreef hij voor Verdi de tekst van een hymne voor de wereldtentoonstelling in Londen. Niet lang daarna wist hij echter Verdi's woede op te wekken omdat hij zich in een van zijn gedichten minachtend uitliet over de Italiaanse operatraditie van dat moment. Verdi trok het zich persoonlijk aan. Pas in 1879 liet Verdi zijn boosheid varen. Boito had zijn jeugdige overmoed verloren en toonde grote eerbied voor de oudere componist. Hij had een operatekst geschreven gebaseerd op Shakespeare's Othello en hoopte de gepensioneerde componist over te halen de opera te componeren. Verdi, een groot bewonderaar van Shakespeare, ging overstag. Hij nam de tijd, maar in 1887 ging Otello in première. Na zestien jaar stilte konden de Verdi-operafans weer genieten van een magistraal openingskoor en een meeslepende intrige rond scherp gekarakteriseerde personages. Beroemd is het antiCredo van de schurk Iago. Na het succes van Otello was de grote vraag: kon Boito zeventiger Verdi nog een keer overhalen? Nu wist Boito dat Verdi graag nog een komedie wilde componeren, al was het alleen maar omdat Rossini gesuggereerd zou hebben dat hij er niet toe in staat was. Dus presenteerde Boito hem een operatekst rond Falstaff, een komisch personage van wederom Shakespeare. Verdi was gecharmeerd en ging aan de slag. In 1893 ging Falstaff in première. De opera ontving gemengde kritieken. Volgens sommigen was dit Verdi's beste werk. Anderen vonden dat Verdi zich door Boito had laten overhalen toekomstmuziek te componeren. De muziek was vrijwel geheel doorgecomponeerd (zonder herhalingen of onderbrekingen). Er zat geen enkel koorwerk in, geen enkele gemakkelijke meezinger. Het werk eindigde met een fuga. Wilde Verdi iets bewijzen? We weten alleen dat hij met veel plezier aan zijn laatste opera gewerkt heeft.
Geestelijke werken In 1873, vlak na het succes van Aida en lang voor zijn opera's Otello en Falstaff, stierf een man die Verdi heel erg bewonderde: de Italiaanse schrijver Alessandro Manzoni. Als eerbetoon componeerde hij een dodenmis, een Requiem die een jaar na Manzoni's dood in première ging. Het werk werd een groot succes, maar niet overal. Er was kritiek: het leek allemaal teveel op operamuziek, het was te dramatisch voor zo'n serieuze kerkelijke aangelegenheid. Wellicht was er vanuit de kerkelijke instanties ook sprake van enig wantrouwen, want Verdi stond nou niet bekend als diep gelovig. Volgens sommigen was hij atheïst. Typerend was dat hij voor zijn Requiem ook zangeressen nodig had, terwijl het in die tijd doorgaans voor vrouwen in Italië verboden was in de kerk op te treden. Verdi en Giuseppina waren in de laatste jaren van hun leven druk bezig met twee liefdadigheidsprojecten: de bouw van een klein ziekenhuis en de bouw van een rusthuis voor arme bejaarde operazangers en musici die nooit een pensioen hadden kunnen opbouwen, het zogenaamde Casa di Riposa. Na Giuseppina's dood in 1897 hield Verdi zich bezig met de promotie van zijn Quattro Pezzi Sacri, vier geestelijke werken die Verdi onafhankelijk van elkaar gecomponeerd had maar gezamenlijk liet uitgeven. Het eerste deel, Ave Maria, had zijn oorsprong in een van de compositiepuzzels waarmee hij zich in zijn late jaren vermaakte. Het derde deel was een ode aan Palestrina, die in Italië beschouwd werd als de belangrijkste componist van kerkmuziek. De overige delen zijn meer in Verdi's eigen stijl met een Te Deum als imposant slotstuk. Op 27 januari 1901 overleed Verdi aan de gevolgen van een beroerte. Op zijn nadrukkelijke verzoek werd de begrafenis sober gehouden, maar toen een maand later de lichamen van hem en zijn vrouw overgeplaatst werden naar hun laatste bestemming, het net voltooide Casa di Riposa, zong een koor van achthonderd mannen en vrouwen het Va, Pensiero. Langs de straten zongen de mensen mee.