3 oktober 2015 om 20.15 uur in het Kruispunt Concert ‘Toccante’ door Kamerkoor Moderato Cantabile o.l.v. dirigent Nana Tchikhinashvili
Kamerkoor Moderato Cantabile onder directie van Nana Tchikhinashvili geeft een concert met de passende naam ‘Toccante’, gedeeltelijk met begeleiding van een violist, een altviolist en een cellist. Het kamerkoor brengt een gevarieerd programma bestaande uit koorwerken van componisten uit verschillende landen, muzikale tradities en stijlperiodes. Zo kun je meegevoerd worden op warme en ontroerende klanken vanuit Georgië, Rusland, Estland, Amerika, Letland en Italië. M.m.v. Nino Natroshvili – viool; Ani Natroshvili – altviool; Theodoor Heyning – cello Programma o.v. 1. Hymnus 1 (Bogoroditse Dyevo) – A. Schnittke 2. Hymnus 2 (Gospodi Iisusye Khristye) – A. Schnittke 3. Hymnus 3 (Otche Nash) – A. Schnittke 4. Mamao chveno (Pater Noster) – G. Alaznispirely 5. Romelni Kherubinta (Cherubim) – G. Alaznispirely 6. Gmertho, Gmertho – N. Sulganishvili 7. Credo (uit missa Moderato Cantabile) – N. Tchikhinashvili 8. Ave Maria – N. Tchikhinashvili 9. Alleluia – E. Whitacre 10. O Salutaris Hostia – G. Rossini 11. Pater Noster – G. Verdi Pauze 1. Pater Noster – P. Vasks 2. Nunc Dimittis – A. Pärt 3. Stabat Mater – A. Pärt (koor met begeleiding van een violist, altviolist en cellist)
Dirigente Nana Tchikhinashvili is geboren en getogen in Tbilisi (Georgië). Zij zong al vanaf haar zesde jaar in diverse professionele koren. Na haar middelbare schooltijd volgde zij het muziekcollege, een verplichte opleiding in Georgië om toegelaten te worden tot het Conservatorium. Daar koos zij koordirectie als hoofdvak, met piano en zang. In 1989 werd ze toegelaten tot het Staatsconservatorium in Tbilisi. Tijdens haar studie koordirectie en zang werd Nana Tchikhinashvili als één van de jongste professionele concertzangeressen aangenomen in het Academisch Staatskoor, en werd zij aangesteld als dirigent van ditzelfde koor. Tijdens haar werkzaamheden als zangeres en dirigent ontwikkelde zij een eigen stijl van koordirectie. In 1994 studeerde zij af in beide richtingen. Sinds 1995 woont en werkt zij in Nederland. Componiste: sinds haar komst naar Nederland componeerde Nana Tchikhinashvili muziek voor diverse animatiefilms, zoals ‘In het Park' (1996), in opdracht van de RVU. Verder componeerde zij voor De Balie (1999) in Amsterdam en in opdracht van de VPRO het Dada‐ project (2003). In 2003 heeft zij de missa Moderato Cantabile speciaal voor haar kamerkoor gecomponeerd. In 2006 componeerde zij Ave Maria. Zangeres: als koorzangeres in het Conservatoriumkoor in Groningen werd Nana Tchikhinashvili als docente stemvorming gevraagd voor o.a. het Roder Jongenskoor, de Katholieke Oratoriumvereniging en de Stedelijke Muziekschool te Groningen. Zij heeft als mezzosopraan diverse concerten gegeven, onder meer met het ‘Trio Cantorum’, en het kamerorkest ‘Divertimento’. Tijdens Praagse, internationale korendagen in juni 21012 soleerde zij als sopraan bij Carmina Burana van Carl Orff, begeleid door het ‘Prague Philharmonic Orchestra’, gedirigeerd door Friedemann Riehle. Ook trad zij op als soliste bij een drietal concerten ‘Gloria’ met koor en orkest o.l.v. Bert Lammers. Vanaf 10 juni 2010 is zij verbonden als zangeres aan de ‘Stichting Klassiek Noord Nederland’ te Groningen. Docente: Nana geeft zangles en workshops zang in haar eigen zangstudio in ‘Centrum voor muziek en cultuur’ te Groningen. Dirigente: vanaf april 2007 dirigeert zij het Byzantijns Mannenkoor Friesland, en sinds 2001 het door haar opgerichte kamerkoor Moderato Cantabile. Artistieke visie: de voorkeur van de dirigente gaat uit naar een breed repertoire. Met haar bijzondere, eigen stijl van dirigeren, door koorleden ook wel als ‘zingen met je handen’ gekarakteriseerd, wil zij een klankkleur bereiken die de ziel van een muziekstuk bloot legt. Kamerkoor Moderato Cantabile In november 2001 richtte Nana Tchikhinashvili het Gronings kamerkoor Moderato Cantabile op. Zij ontleende de naam ‘Moderato Cantabile’ aan een Franse, door Peter Brook geregisseerde, film met dezelfde naam. In de muziekleer betekent Moderato Cantabile 'gemiddeld snel' en 'zingend'. Het kamerkoor heeft sinds de oprichting door dirigente Nana Tchikhinashvili een hoog niveau ontwikkeld, een breed en veelzijdig repertoire opgebouwd en bestaat momenteel uit 25 zangers met ruime zang‐ en koorervaring. Moderato Cantabile brengt regelmatig werken die elders nauwelijks ten gehore worden gebracht, zingt meestal a‐capella en soms met begeleiding. Onlangs nog ging Moderato Cantabile op een succesvolle en leerzame 6‐daagse koorreis naar Rome. Bij de keuze voor het repertoire laat de dirigente zich vooral leiden door de schoonheid van de muziek, en minder door de bekendheid van de componist. Het koor brengt regelmatig stukken die elders nauwelijks ten gehore worden gebracht. Ook wil het zich niet vastleggen op een bepaalde richting binnen de klassieke muziek. Moderato Cantabile biedt het vocaal muziekminnende publiek graag een breed aanbod. Voor meer informatie: www.moderatocantabile.nl; www.nanatchikhinashvili.nl
Sopranen Winny Bakker Kuna van Dijk Pia Koens‐Oosterhuis Nelleke de Ruiter Erma Tibben Ellen van der Vecht Christina Williamson Tenoren Jan Bardewee Bert Busz Siebren van der Meer Herman Postma Reitze Siebesma
Alten Ine Arts Gea Bakker Antonija Marjanovic Laura Maruster Floor Mulder Elsbeth Room Arlette Toornstra Bassen Simon Geleynse Hertzen Hokwerda Hans ter Veen Harry van Velsen Doeke Visser Piet de Vries
Nino Natroshvili (1992) begon in 2002 met vioolles na 5 jaar pianoles te hebben gevolgd. Vanaf haar tiende kreeg ze les bij Renske de Vries‐Entrop op de Stedelijke Muziekschool te Groningen. Op haar zestiende werd ze toegelaten tot de Jong Talenten Klas van het Prins Claus Conservatorium te Groningen en studeerde ze bij Sonja van Beek. Na haar middelbare schooltijd begon ze aan haar Bachelorstudie aan het Conservatorium van Utrecht bij Chris Duindam, bij wie ze momenteel nog studeert. Ook heeft Nino vier jaar in het Haydn Jeugd Strijkorkest (HJSO) gespeeld, waarvan het laatste jaar als aanvoerder van de tweede violen. In 2007 soleerde ze met het Jeugdsymfonieorkest van Groningen. Nino speelt veel kamermuziek en is actief in een aantal ensembles. Ook nam ze deel aan verschillende festivals in binnen‐ en buitenland en volgde ze masterclasses bij onder meer Kati Sebestyén, Emmy Verhey, Marco Terlizzi, Rita Wagner en Paul Komen. Op dit moment bespeelt ze een viool van Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Ani Natroshvili (1995) begon in 2002 met vioolles in de Stedelijke Muziekschool te Groningen bij Renske de Vries‐Entrop. Vanaf eind 2009 bespeelde ze de Altviool en kreeg ze les aan de Strijkerstudio in Groningen bij Gijs Philip van Schaik. Van 2009 to 2013 was ze altviolist bij het Haydn Jeugd Strijkorkest (HJSO) in Groningen. Zij was daar aanvoerder van de altensectie en soleerde ook één maal. Met dit orkest heeft Ani vele tournees meegemaakt door heel Europa. Zij maakte bovendien deel uit van het HJSO toen het in 2011 een prijs heeft gewonnen bij het Summa Cum Laude Festival in Wenen voor het op één na beste jeugdstrijkorkest van de wereld. Zelf nam ze deel aan verschillende festivals, o.a. aan het Haydn Muziek Festival en Prinses Christina Concours, waar zij meerdere prijzen heeft gewonnen. In Zwitserland en Hongarije volgde Ani een drietal jaren regelmatig masterclasses altviool bij Ervin Schiffer. Vanaf september 2013 is zij student aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen waar zij eerst altviool studeerde bij Ervin Schiffer. Momenteel heeft ze les bij Edith van Moergastel aan het Conservatorium van Amsterdam. Sinds kort bespeelt Ani een altviool van Alfons Pisters, die speciaal voor haar gemaakt is, met een strijkstok van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Om zich nog verder te bekwamen wil ze graag verder met de masteropleiding.
Theodoor Heyning (1999) was 5 jaar oud toen hij cello ging spelen. Hij heeft twee jaar lessen gevolgd bij Corine 't Hoen en na 4 jaar werd hij aangenomen voor de Jong Talent Klas van het Prins Claus Conservatorium in Groningen. Momenteel krijgt hij lessen van Monique Bartels aan het Conservatorium van Amsterdam. Hij heeft verschillende prijzen gewonnen, waaronder de eerste prijs van het Prinses Christina Concours Regio Noord, de Noord Nederlands Orkest prijs en de eerste prijs Britten Cello Concours. Zowel in de hoedanigheid als lid, als ook oud‐lid van het Haydn Jeugd Strijkorkest (HJSO), heeft Theodoor regelmatig gesoleerd bij concerten in Nederland, maar ook in het buitenland, zoals in Spanje, Italië, Duitsland, Sint Petersburg en Frankrijk. Hij was solist van het Britten Jeugd Strijkorkest, wat te danken is aan zijn eerste prijs van het Britten Cello Concours. Hij heeft verschillende masterclasses gevolgd. Theodoor is nu actief in kamermuziek met kleine bezettingen. Hij is lid van de Fancy Fiddlers (jeugdorkest) in Amsterdam. Onlangs is hij toegelaten tot de Jong Talent Klas van het conservatorium van Amsterdam. Theodoor bespeelt nu een cello van Koen Padding, die hij van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen heeft. Programma inhoudelijk Alfred Schnittke (1934‐1998) Alfred Schnittke werd geboren in Engels, de toenmalige hoofdstad van de Volga‐Duitse Republiek. Zijn muzikale carrière begon in 1946 in Wenen, en zette deze vanaf 1948 voort aan het Conservatorium van Moskou, waar hij later ook les zou geven. Tijdens het communisme werd het Schnittke van overheidswege zeer moeilijk gemaakt. Uitvoeringen van zijn werk werden dikwijls gedwarsboomd, en hij werd min of meer gedwongen filmmuziek te schrijven om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Later verhuisde hij naar Hamburg. Vanaf de jaren zeventig wijdde hij zich volledig aan het componeren van symfonieën, soloconcerten concerti grossi, kamermuziek, balletten, koorwerken en opera's. Alfred Schnittke behoort met Pärt tot één van de belangrijkste componisten uit de voormalige Sovjet Unie. Als reactie op het avant‐gardisme ontwikkelde hij in de vroege jaren zeventig een nieuwe stijl, die door hemzelf polystylisme werd genoemd. Deze stijl wordt gekenmerkt door het al dan niet op parodistische wijze combineren van verschillende muzikale stijlen uit verschillende muzikale periodes. Schnittke schreef Drei geistliche Gesänge (1984) in één nacht. Ze zijn relatief kort, maar zeer direct en helder met harmonieuze, melodische lijnen. Van al zijn composities benaderen deze drie gebeden Bogoroditse Dyevo (Hulde aan de Heilige Maagd), Gospodi Iisusye Khristye (Heer Jezus de Zoon van God) en Otche Nash (Onze Vader) nog het meest de ziel van de orthodoxe liturgische muziek. Zij passen bovendien binnen de stilistische voorschriften, de enige uitzondering is dat Schnittke gebruik maakt van ‘gemengd koor’. Givi Alaznispirely (1945) De Georgiër Alaznispirely is afgestudeerd aan het staatsconservatorium in Tbilisi als vocalist. Hij zong een tijd lang in een gerenommeerd kerkkoor en componeerde enkele koorwerken op religieuze teksten, waaronder de twee ingetogen werken en Mamao chveno (Onze Vader) en Romelni Kherubintha (Cherubijnen) volgens de Oosterse, Christelijke kerkliturgie naar Georgische traditie. De specifieke Georgische muzikale, polyfonische elementen komen niet vaak voor in de westerse muziek en vormen daardoor een uitdaging voor het koor. Ook het tempo is niet altijd volgens het gangbare metrum. Alaznispirely is tevens fysicus en heeft enkele wetenschappelijke artikelen over esoterische stromingen gepubliceerd. Niko Sulganishvili (1871‐1919) Sulganishvili was de grondlegger van klassieke koormuziek in Georgië. Ondanks het feit, dat hij maar
vijf koorstukken heeft geschreven, wordt hij erkend als de belangrijkste en meest invloedrijke Georgische koorcomponist. Hij heeft zelfs een opera met de titel Patara Kachi gecomponeerd en voltooid, maar deze is helaas grotendeels verloren gegaan. Een aardige anekdote over Sulganishvili is dat hij als amateurmusicus aanvankelijk niet wist hoe de muzieksleutels voor verschillende instrumenten geschreven moesten worden. Daarom maakte hij altijd kleine tekeningen van de desbetreffende instrumenten bij de notenbalk. Choral – “O God, vergeef ons en maak ons land sterk tegen vijanden” Nana Tchikhinashvili (1968) Over Nana Tchikhinashvili: zie eerder. Missa Moderato Cantabile (2003) is opgedragen aan Tchikhinashvili’s eigen koor. Zij componeerde deze krachtige, en tegelijkertijd ingetogen, zesdelige mis in vijf uur tijd op 29 juli, de verjaardag van haar dochter, met uitzondering van het Credo. Dit deel schreef zij enkele dagen later naar aanleiding van de doop van haar twee neefjes, waarbij de priester ‘Credo’ declameerde. Directe aanleiding voor het schrijven van deze mis was het simpele feit, dat er op dat ogenblik geen werk van een bepaalde inhoud en lengte voorhanden was dat vóór een bepaalde datum door haar koor gerepeteerd en uitgevoerd kon worden. Bij het componeren van Ave Maria (2006) is Nana Tchikhinashvili sterk geïnspireerd door haar moeder, toen deze een lange periode weg was uit Nederland. Dit werk is speciaal geschreven voor haar koor Moderato Cantabile. Ave Maria werd onlangs nog gezongen bij een eervol optreden in een mis in de Sint Pieter tijdens een 6‐daagse koorreis van het kamerkoor in Rome. Eric Whitacre (1970) Whitacre Is een Amerikaans componist, muziekpedagoog en veel gevraagd dirigent. Hij ontwikkelde zich van lid van een techno‐popgroep, en een mars band, naar beoefenaar van klassieke muziek. Als zanger in een koor kwam hij hiermee in aanraking. Zijn bekendheid werd gevestigd door zijn eerste koorwerken Cloudburst en Waternight. De zgn.‘Whitacre‐harmonieën’ zijn bijzonder en herkenbaar en spreken het gevoel aan. Daarnaast componeert hij voor blazers en elektronische instrumenten, maar vooral als koorcomponist werd hij wereldwijd bekend. Hij heeft zijn eigen stijl gecreëerd, een stijl die als een fusie van klassieke en moderne muziek getypeerd kan worden. Het ‘Virtual Choir’ is zijn creatie: het brengt duizenden zangers over de hele wereld bij elkaar in samenzang. 3 ‘Virtual Choirprojecten’ verschenen al op Youtube en zijn inmiddels zeer populair. Eric Whitacre over zijn Alleluia: “I began to see the deep wisdom in the liturgical service. It was the single word Alleluia, ‘praise God’, that most enchanted me.” Dit werk draait dan ook om dat ene woord ‘Alleluia’. Gioacchino Rossini (1792‐1868) De Italiaanse componist Giachcchino Rossini componeerde vele opera’s, waaronder Tancredi (1813) en Il Barbiere di Siviglia (1815). Enkele kenmerken van zijn muziekstijl: virtuoze zangpartijen, prettig in het gehoor liggende melodieën, het beroemde ‘Rossini‐crescendo’ (een steeds sterker wordende herhaling van hetzelfde motief) en een overwegend homofone stijl. Na 1829 componeerde hij alleen nog geestelijke werken, zoals Stabat Mater, en de Petite Misse Solennelle (1863) voor klein, vierstemmig koor, tevens zijn laatste compositie. O salutaris hostia vormt voor een mis, èn voor die tijd, een ongebruikelijk onderdeel van zijn geestelijke koorwerken. Rossini schreef deze compositie namelijk in opdracht van een graaf, bestemd om uitgevoerd te worden in zijn privékapel. Die opdracht gaf de componist meteen een vrijbrief zich te onttrekken aan de pauselijke beschikking geen vrouwelijke stemmen in een kerk toe te laten…
Giuseppe Verdi (1813‐1901) Giuseppe Verdi was een Italiaans componist van voornamelijk opera’s en religieuze werken. Typerend voor de compositiestijl van zijn opera’s was de verplaatsing van liefdeslyriek naar actie en karakterdrama. Hij componeerde 26 opera’s, waarvan Otello (1887) en Falstaf (1893) tot zijn grootste meesterwerken gerekend kunnen worden. Van zijn religieuze werken is zijn Messa di Requiem de meest bekende, gecomponeerd bij het overlijden van de dichter Alessandro Manzoni. Op 85‐jarige leeftijd voltooide Giuseppe Verdi zijn zwanenzang: Quattro Pezzi Sacri. De vier sacrale koorwerken zijn afzonderlijk gecomponeerd vóór en na Verdi´s laatste opera Falstaff . Verdi manifesteerde zich als een maatschappelijk geëngageerd en sociaal bewogen mens en reisde door heel Europa. Ooit componeerde hij kort achter elkaar 10 opera’s in patriottische sfeer die hem maakten tot één van de boegbeelden van het ‘Risorgimento’, de herrijzing van de Italiaanse eenheidsstaat. Verdi liet zich bij het componeren van zijn koorwerken graag inspireren door de grote Italiaanse meesters van de polyfonie, met name door Palestrina. Het Pater Noster (1880) schreef Verdi tegelijkertijd met het Ave Maria en hij bepaalde dat ze na elkaar werden uitgevoerd. Voor deze werken gebruikte Verdi de Latijnse teksten van dichter en schrijver Dante Alighieri, net als later bij Laudi alla vergine Maria, naar één van de oudste teksten uit overlevering van het Onze Vader. Peteris Vasks (1946) Vasks, de meest prominente componist van Letland, had altijd een sterke affiniteit met kerkmuziek. Hij voelde echter nooit de behoefte en de inspiratie vocale muziek te componeren omdat uitvoeringen daarvan toch nooit toegestaan zouden worden onder het communistische regime. Sinds de vroege jaren '90, de periode van geleidelijke onafhankelijkheid van Letland van Rusland, verwerkte hij aanvankelijk oude Letse volksmuziek in zijn composities. Daarna richtte hij zijn aandacht geleidelijk aan op religieuze teksten en op het componeren van vocale muziek. Om te wennen aan het schrijven van kerkmuziek heeft hij eerst de Letse tekst getoonzet, daarna de Latijnse. Vasks 'stijl van componeren verbindt hem met componisten zoals Pärt, Górecki en Tavener. Zijn koormuziek is geworteld in traditionele, westerse polyfonie. Vasks heeft Pater Noster (1991) gecomponeerd zowel ter ere van Onze Vader, als ter nagedachtenis aan zijn vader. Arvo Pärt (1935) Pärt groeide op bij Tallinn, de hoofdstad van Estland. In 1944 viel de Sovjet Unie zijn geboorteland binnen en de daaropvolgende bezetting, die meer dan 50 jaar zou duren, had een diepgaand effect op Pärt’s leven en muziek. In de jaren zestig en zeventig componeerde afwisselend vocale en instrumentale werken. Als burger van de ‘oude Sovjet Unie’ had Pärt in Estland weinig zicht op wat er in de hedendaagse westerse muziek gebeurde. Desondanks werkte hij met verschillende, nieuwe compositiemethodes in de vroege jaren zestig. Verstilling, reductie van het materiaal en de behoefte aan verinnerlijking worden in zijn muziek hoorbaar. Halverwege de jaren zeventig kwam Pärt tot een nieuwe visie op muziek en met een radicale verandering in zijn stijl van componeren. Voortaan bleef hij trouw aan de techniek die hij aanduidde als ‘tintinnabuli’, Latijn voor “kleine bellen”, waarbij de drie noten van de drieklank klinken als bellen. Zijn composities klinken spiritueel en verstild, alsof de muziek oneindig door zou kunnen gaan. Pärt: “Ik heb ontdekt dat het genoeg is wanneer één enkele noot prachtig gespeeld of gezongen wordt. Deze ene noot, of een ogenblik van stilte, troost me. Ik werk met zeer weinig elementen ‐ met één stem, twee stemmen… Ik bouw met primitieve materialen ‐ met de drieklank, met één specifieke toonzetting.”
Sinds hij in 1980 Estland verliet heeft Pärt zich geconcentreerd op de toonzetting van religieuze teksten. Zijn werk is geliefd bij koren en ensembles over de gehele wereld, zoals het Hilliard Ensemble, dat vele vocale werken van Pärt heeft uitgevoerd en waarvoor hij zelfs speciaal stukken heeft gecomponeerd. Het Nunc dimittis (2001) (letterlijk vertaald: ‘Nu laat heengaan’), ofwel de Lofzang van Simeon, is een hymne die Simeon heeft uitgesproken toen hij Jezus en zijn ouders in de tempel ontmoette. Simeon had van de Heilige Geest de belofte gekregen, dat hij niet zou sterven, voordat hij de Messias had gezien. Harmonisch klinkt deze compositie eenvoudig, maar de grens tussen dissonant en consonant, tussen spanning en ontspanning is heel diffuus. Daarbij komt nog het vaak zeer langzame tempo van deze muziek, en de soms lastige liggingen van de verschillende solo‐ en koorstemmen. Het Stabat Mater is één van de beroemdste middeleeuws‐Latijnse gedichten op de Moeder Gods in haar smart om de gekruisigde Christus. Het is genoemd naar de beginwoorden van het gedicht, Stabat mater dolorosa (letterlijk vertaald: 'de Moeder stond bedroefd'). Pärt’s Stabat Mater is een ongeveer 24 minuten durend polyfoon koorwerk geschreven naar de middeleeuwse tekst voor 4‐ stemmig koor en strijktrio. Net als bij zijn orkestwerken wordt de verscheidenheid bij Pärt’s koorwerken vooral bereikt door de bijzondere opbouw van de dynamiek en door de contrasterende sonore klanken. In langere werken zoals het Stabat Mater bestaat nog dat gevoel van eenheid door het hele stuk heen, ondanks de verschillende, opeenvolgende strofes. De verzen, die gaan over de emoties van Maria als ze aan de voet van het kruis staat, zijn zeer ontroerend. Pärt’s interpretatie is niet die van verdriet en de pijn, al zijn er wel enkele luide, declamatorische passages voor zowel de zangers als voor de strijkers. Maar het ritualistische karakter van de muziek is vooral van droefheid doortrokken door de ‘mild wiegende aard’ die aan het werk ten grondslag ligt. Zijn Stabat Mater kenmerkt zich door een hoge mate van kwetsbaarheid, tonaliteit en meditatieve rust.