E tweede concert E-serie 52e seizoen • 27 oktober 2012, 14.15-16.00 uur
Asko|Schönberg & Slagwerk Den Haag Reinbert de Leeuw dirigent Katrien Baerts sopraan (Cinque frammenti di Saffo & Vier liederen naar gedichten van Anna Achmatova) Monique Krüs sopraan (Vier capriccio’s) Leo van Doeselaar orgel Matty Niël Drie koralen voor orgel 1955 1918-1989 Tranquillo – Andante, maestoso (ben ritmico) – Molto agitato Luigi uit Liriche greche: Cinque frammenti di Saffo 1942-’45 Dallapiccola Largo · Mosso; scorrevole e molto flessibile · Lento, vaga1904-1975 mente · Allegretto molto comodo · Molto lento Anton Webern Fünf Stücke für Orchester opus 10 1911-’13 1883-1945 Sehr ruhig und zart · Lebhaft und zart bewegt · Sehr langsam und äußerst ruhig · Fließend, äußerst zart · Sehr Fließend György Kurtág Vier capriccio’s opus 9 1970/’71 rev. 1997 1926 naar gedichten van István Bálint, voor sopraan en kamerorkest Párizs I., Musée de Cluny: La Dame à la Licorne · Párizs II., Tour Saint Jacques · Nyelvlecke · Ars poetica pauze György Kurtág Vier liederen naar gedichten van Anna Achmatova opus 41 1997-2008 Poesjkin · Aleksandroe Blokoe · Platsj-Pritsjitanije · Voronezj Anton Webern Sechs Stücke für Kammerorchester opus 6 1909/’20 Etwas bewegte [Achtel] · Bewegt · Zart bewegt · Langsam, marcia funebre · Sehr langsam · Zart bewegt
E Uitzending Radio 4
Kurtág-project
en terugluisteren via internet
door asko|schönberg
Deze NTR ZaterdagMatinee wordt rechtstreeks uitgezonden op Radio 4. Via de ZaterdagMatinee-website kunt u de opname terugluisteren. www.zaterdagmatinee.nl
In navolging van het inmiddels afgesloten Ligeti-project zal dirigent Reinbert de Leeuw met Asko|Schönberg, het RadioFilharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor in de komende jaren het complete oeuvre van György Kurtag voor koor, orkest en ensemble opnemen.
NTR Podium documentaires & concerten op nederland 2 zondag 28 oktober 13.00 uur Heart and courage · Documentaire over Maurice Béjart. Deze belangrijke choreograaf zorgde voor een revolutie in de dans en veroverde de harten van een groot publiek. Het gezelschap wordt gevolgd bij de voorbereidingen voor een nieuwe show, een jaar na de dood van de meester. De dromen van alle dansers staan op het spel. Lukt het hen om de standaard van Béjart hoog te houden? maandag 29 oktober 0.05 uur · herhaling www.ntr.nl/ntrpodium
Méér Asko|Schönberg in het radio 4 concerthuis Asko|Schönberg is een graag geziene gast bij de NTR ZaterdagMatinee. Voor nog meer prachtige concerten van dit ensemble kunt u terecht in het Radio 4 Concerthuis. In het Radio 4 Concerthuis bepaalt ú wat u wilt horen, in het door u gewenste genre, wanneer u maar wilt. radio4.nl/concerthuis
2
Facebook en twitter Volg het laatste nieuws rond de NTR ZaterdagMatinee op onze eigen Facebook-pagina en klik ‘vind ik leuk!’ ... en op twitter: @ZaterdagMatinee
tweede concert E-serie 52e seizoen • 27 oktober 2012
‘Behoedzaam loop ik op kristallen’ – Kurtág cum suis
De Sechs Stücke voor orkest van Anton Webern maakten deel uit van het beroemde schandaalconcert dat Arnold Schönberg op 30 mei 1913 dirigeerde in de grote Wiener Musikvereinssaal. De zaal was uitverkocht. Het werd er tijdens de opmerkelijke composities van Webern, Zemlinsky en Schönberg steeds onrustiger, en uiteindelijk barstte de bom na de pauze: tijdens Alban Bergs Orkestliederen naar teksten van Peter Altenberg kwam het tot het beruchte, veelbesproken handgemeen tussen voor- en tegenstanders van deze nieuwe muziek. Daags daarop verscheen in het humoristische blaadje Die Muskete een tekening van een met helm en sabel getooide dirigent met het opschrift: ‘Het volgende Schönbergconcert’ en het bijschrift: “Wie mort, sist, fluit, schreeuwt, buikpijn krijgt of flauwvalt wordt gearresteerd.”
Weberns onopgesmukte kunst De pioniers van de nieuwe muziek hadden het niet makkelijk, in die gistende en garende samenleving die op de rand van een vele malen groter conflict balanceerde: de Eerste Wereldoorlog die zowel Schönberg als zijn leerlingen Berg en Webern onder de
wapenen zou roepen om het Habsburgse rijk te redden. Overigens vonden in het memorabele jaar 1913 ook elders schandaalconcerten plaats. In Petersburg veroorzaakten de jonge futuristen Kroetsjonych, Chlebnikov, Matjoesjin en Malevitsj veel ophef met hun opera De overwinning op de zon, en in Parijs presenteerde Stravinsky onder luid tumult zijn ballet Le sacre du printemps. Zijn leertijd bij Arnold Schönberg had Webern afgesloten in 1908, en hoewel de contacten met zijn leermeester nauw bleven, moest hij vanaf toen toch zijn eigen weg weten te vinden. Hij volgde Schönberg weliswaar in het verkennen van de mogelijkheden van de atonaliteit, maar wist hieraan een onmiskenbaar eigen invulling te geven. De ontwikkeling naar een nieuwe, onopgesmukte kunst, die Webern in de eerste tien jaar van de twintigste eeuw in korte tijd doormaakte, laat zich nog het best vergelijken met die van zijn tijdgenoot Piet Mondriaan. Het richtingenspel van de takken in diens vroege boomtekeningen bood de grondstof voor de latere abstracties. Evenzo pureerde Anton Webern uit de renaissance-koorwerken die hij innig liefhad en diepgaand bestudeerde, én de lesstof
3
Universal Edition
van Schönberg, een geheel eigen kosmos. Al in 1905 laat hij zich ontvallen: “sinds ik de muziek van Beethoven half en half heb leren kennen en Schönbergs werken mij zo wonderbaarlijk blijken te beroeren, rijpt in mij een grote liefde voor het strenge, stugge, serieuze en majestueuze; en zo bemin ik ook de ongenaakbare schoonheid van de alpen meer en meer.” De orkestwerken opus 6 en opus 10 dateren uit respectievelijk 1909 en 1913. Voor de tweede reeks ‘Stücke’ verlangde Webern niet meer het grote symfonie-orkest, maar een gedecimeerd ensemble, waarin naast de fijnzinnige kleuren van celesta, gitaar, mandoline en harp slechts vier solostrijkers figureren. Niettemin moest de componist dertien jaar wachten op de première; uiteindelijk vond die plaats in 1926 bij het Musikfest van de ISCM in het Zwitserse Winterthur. Voor Schönbergs ‘Verein für musikalische Privataufführungen’, maar zeker ook omdat hij voelde dat een nieuwe tijd om een nieuw soort orkest vroeg, werkte
4
Anton Webern en Matty Niël
Webern het andere stuk, zijn opus 6, in 1920 om voor een kamerorkest met enkelvoudige bezetting. Beide werken kenmerken zich door uiterste beknoptheid, maar ook door een enorme zeggingskracht. “Het zou onjuist zijn deze composities als miniatuur of aforisme af te doen,” staat te lezen in een voorwoord bij de Philharmonia-partituur uit 1956. “Ze staan ver af van elk van beide genres. Ze missen zowel het joviale gebaar van de om zijn vertederende priegeligheid geliefde kunst in zakformaat als de grootse nonchalance van het vaak slechts begonnen en nooit helemaal voltooide spel met de puzzle-stukjes van losse gedachteflarden.” Omstandig geformuleerd, maar de spijker op zijn kop.
Webern-leerling Matty Niël Wat zou er gebeurd zijn met de Nieuwe muziek als Anton Webern, 61 jaar oud, niet zo ongelukkig aan zijn eind was gekomen? Webern werd in september 1945 in Mittersil in het Salzburgerland, temidden van zijn geliefde alpen, bij
het huis van zijn dochter en schoonzoon door een Amerikaanse soldaat door het hoofd geschoten. Vermoedelijk speelde een persoonsverwisseling een rol, in ieder geval was de soldaat te ‘trigger-happy’. Feit is dat Weberns realisering van Schönbergs vinding, de zogeheten dodekafonie of twaalftoonsmuziek, na de oorlog op een ongekende belangstelling kon rekenen bij de aanstormende generatie. Maar ook bij leven wisten jonge componisten de weg naar Webern al te vinden. Dat gold voor beroemdheden als de Duitser Karl Amadeus Hartmann (dit seizoen centraal in de NTR ZaterdagMatinee), voor de Italiaan Luigi Dallapiccola, maar ook voor de Limburger Matty Niël. Weberns Passacaglia voor orkest, maar vooral de Zes stukken opus 6 prikkelden de nieuwsgierigheid van de jonge Maastrichtenaar. In september 1941 reisde Niël af naar Wenen om bij de dan armlastige Webern, die wel een paar leerlingen kon gebruiken, privé-onderricht in de de dodekafonie te nemen. De Drie koralen voor orgel stammen uit 1955, toen Niël zijn Weense indrukken al lang had verwerkt. Sterker, hij had zijn palet verrijkt met invloeden uit de Franse sfeer door later ook nog ‘bij te tanken’ bij Franse componisten als Daniel Lesur en Olivier Messiaen. Toch blijft de invloed van het Weberniaanse denken duidelijk traceerbaar in deze drie koralen, al schroomt Niël het gebruik van conventionele grote en kleine drieklanken geenszins. In de grillige melodiek in de bovenstem van het eerste koraal – Tranquillo – herken-
nen we contouren van een twaalftoonsrij. De verzadigde akkoorden waarmee het Andante maestoso als een echt koraal begint, roepen eerder de verrijkte harmoniëen van Messiaen in herinnering, maar bij nadere bestudering blijkt dat de componist ook hier het ideaal van het ‘chromatisch totaal’ nastreeft, dat wil zeggen: het gebruik van alle twaalf tonen die onze westerse toonladder sinds eeuwen kent. Het derde koraal – Molto agitato – kenmerkt zich door slingerende guirlandes, die gedurig onderbroken worden door een reeksje gesyncopeerde (tegen de tel in gespeelde) drieklanken. Wie goed luistert, herkent in de topnoten van die guirlandes de beginnoten van de twaalftoonsachtige melodie uit het eerste koraal. Zo garandeert Niël – precies zoals Schönberg het bedoeld had – eenheid in een schijnbaar continue stroom variaties. Maar Niël blijft zich ook aan oude gebruiken vastklampen: met pompeuze gebaren in drievoudig forte imponeert hij als een echte kerk organist aan het slot zijn gehoor.
Cinque frammenti di Saffo “Een mysticus, een kleine man die praat met de melodische inflecties van de Oostenrijkse tongval: vriendelijk, maar in staat tot een woede-uitval, hartelijk tot op het punt van kameraadschappelijkheid.” Zo beschreef de jonge Italiaanse componist Luigi Dallapiccola zijn oudere collega Anton Webern, die hij slechts één keer ontmoette. Dat was op 9 maart 1942, op doorreis van Hongarije naar Italië, in het huis van de
5
“Wat me het meest in de war bracht, was dat Webern de term ‘traditie’ gebruikte. Ik kende zijn Variaties opus 21, de cantate Das Augenlicht en – al was het maar van een enkele keer luisteren – zijn Konzert opus 24. Webern gebruikte juist dat woord, waarvan ik veronderstelde dat het volledig uit zijn vocabulaire geschrapt zou zijn.” Luigi Dallapiccola
Luigi Dallapiccola
muziekuitgever Alfred Schlee. Wat Dallapiccola daarbij verbijsterde, was de mate waarin Webern zichzelf zag in lijn met de grote Midden-Europese traditie van Schubert, Brahms, Wolf en Mahler. Toen de naam Kurt Weill in het keuvelende gesprek voorbij kwam, wees Webern plots met zijn vinger prikkend in de richting van de jonge Italiaan en viel uit: “Wat vind je nog terug van onze grote Midden-Europese traditie bij zo’n componist?” Later noteerde Dallapiccola: “Wat me het meest in de war bracht, was dat Webern de term ‘traditie’ gebruikte. Ik kende zijn Variaties opus 21, de cantate Das Augenlicht en – al was het maar van een enkele keer luisteren – zijn Konzert opus 24. Webern gebruikte juist dat woord, waarvan ik veronderstelde dat het volledig uit zijn
6
vocabulaire geschrapt zou zijn.” Als de eerste navolger in Italië van Schönbergs methode van ‘twaalf slechts op elkaar betrokken tonen’ staat Luigi Dallapiccola in de geschiedenisboekjes bekend. Zijn keuze voor juist dat idioomwas niet zo vreemd, want in zekere zin was Dallapiccola ook Oostenrijks. Hij werd in 1904 geboren als telg van een Italiaanse minderheid midden op het schiereiland Istrië, dat toen nog binnen het Habsburgse keizerrijk viel. Hij ging naar Florence om er muziek te studeren en hoorde er voor het eerst Wagners Tristan en Isolde. Schönbergs naam oogstte aan het Florentijnse conservatorium echter slechts afkering en walging, en juist dat prikkelde hem Schönbergs harmonieleer te bestuderen. Maar pas na die ontmoeting met
Webern krijgt de twaalftoons-ideologie meer en meer vat op hem. De eerste duidelijke sporen ervan vinden we in de Liriche greche, waarvan de Cinque frammenti di Saffo uit de jaren 1942-’43 deel uitmaken. De Italiaanse dichter Salvatore Quasimodo had zijn best gedaan het antieke Grieks van dichteres Sappho van Lesbos in een vrije, moderne Italiaanse bewerking in zijn kern te vatten. Net als voor Quasimodo betekende de omgang met deze verzen voor Dallapiccola een doorbraak uit een hermetisch gesloten cultuurkring. In de tedere, aforistische tekstfragmenten vond Dallapiccola een veraffe wereld waarin hij ongelimiteerd met de nieuwe principes van de dodekafonie kon experimenteren. In elk deel vinden we een of meer twaalftoonsreeksen, in het eerste deel wemelt het van de canons, terwijl het middendeel – geheel in Weberns stijl – als een strenge palindroom is opgezet. Toch overrompelen, ondanks al deze technische deviezen, in elk van de vijf fragmenten de natuurlijkheid en delicaatheid van de efemere klanken die Dallapiccola tevoorschijn weet te toveren.
Kurtág Capriccio’s Beknoptheid van vorm en een groot bewustzijn van de Midden-Europese muziektraditie zijn de schragen die de muziek van de Hongaar György Kurtág minstens zozeer ondersteunen als die van Anton Webern. Met veel andere Hongaarse muziekgrootheden – zoals György Ligeti en Peter Eötvös – heeft deze componist gemeen dat hij geboren
György Kurtág
werd in Transsylvanië, het betwiste Hongaarssprekende gebied dat na de ontbinding van de Donaumonarchie in 1918 aan Roemenië werd toegewezen. Als docent kamermuziek aan het Hongaarse Ferenc Liszt-conservatorium was Kurtág geacht en gezocht vanwege zijn fenomenale kennis van de hele muziekliteratuur. Een verblijf in Parijs in de jaren ’50 deed hem de ogen openen voor de moderne muziek. Het was kort na de Hongaarse opstand, en in tegenstelling tot Ligeti, die verkoos in het Westen te blijven, keerde Kurtág al na een jaartje terug naar Boedapest. Dat was in 1958. Maar het buitenlands verblijf zou zijn sporen nalaten: zijn kijk op de wereld veranderde grondig, hij had kennis gemaakt met de muziek van Webern en het theater van Samuel Beckett, en hij had compositieles bij Olivier Messiaen en Darius Milhaud genoten. In de vier gedichten van zijn veel jongere landgenoot István Bálint (19432007) die Kurtag begin jaren ’70 op muziek zette, zal de westerse sfeer en de
7
Anna Achmatova In de persoon van dichteres Anna Achmatova (1889-1966) vinden we een andere kunstenaar die de druk van Stalins sociaal-realisme moest weerstaan, vooral in de periode kort na de Tweede Wereldoorlog. Kurtágs fijnzinnige behandeling van de Russische taal – in feite de taal van de overheerser – viel al eerder op in zijn nieuw gewonnen vrijheid hem dan ook Troussova- liederen, het werk dat hem dankzij de inspanningen van Pierre zeker hebben aangetrokken. Uit de Boulez begin jaren ’80 in het Westen gedichten spreekt een zekere verholen plotsklaps bekend maakte als een erotische spanning, die we zo goed kunnen associëren met het Parijs van de originele geest met buitengewone muzikale zeggingskracht. jaren ’50. Het eerste gedicht behandelt De vier liederen uit verschillende een beroemd renaissance-tapijt dat in levensfasen van de dichteres die Kurtág het Musée de Cluny hangt: een afbeelding van Koningin Mary Stuart met een koos, kiemden in 1997 in Amsterdam, eenhoorn. Vrijelijk dwaalt de dichter af waar de componist een tijd verbleef, maar pas in 2008 kwam hij er in zijn met zijn gedachten bij het zien van dit huidige Franse woonplaats toe ze te beeld. Ook het tweede gedicht wordt voltooien en vrij te geven voor uitvoedoor een visuele impressie gevoed: de Parijse Tour Saint-Jacques refereert voor ring – iets wat deze uiterst consciën tieuze componist nooit makkelijk valt. de dichter aan mannelijke onmacht. In het derde gedicht – (Language Lesson) – In de instrumentatie valt het vele slagwerk op, maar ook het onmiskenzet Bálint zijn dichtkunst van de vrije baar Hongaarse cimbalom en – heel associatie voort om zich in het laatste bijzonder – een ‘piano met oefenpegedicht – Ars Poetica – af te vragen hoe daal’. De vier teksten van Achmatova hij toch aan al die vreemde gedachtebehandelen drie door haar bewonderde sprongen komt. Russische dichters: Alexander Poesjkin Kurtág voltooide zijn Vier capriccio’s in in het eerste, Alexander Blok in de 1970, kort voordat Bálint onder druk kwam te staan van de communistische volgende twee en Osip Mandelstam in het laatste – collega’s die, op zijn autoriteiten; hij zette zijn theater zachtst gezegd, ook niet altijd even experimenten aanvankelijk binnensgelukkig waren met het regime waar ze huis voort, maar verkoos in 1976 uit te mee te maken hadden. wijken naar het buitenland en maakte furore in New York met zijn ‘Squat Kees Arntzen Theatre’.
8
E tweede concert E-serie 52e seizoen • 27 oktober 2012
Teksten Cinque frammenti di Saffo Luigi Dallapiccola 1. Vespro, tutto riporti quanto disperse la lucente aurora: riporti la pecora, riporti la capra, riporti il figlio alla madre.
Avond, je brengt alles terug dat de schitterende dageraad heeft uiteengedreven: je brengt het lam terug, je brengt de geit terug, je brengt de zoon terug bij zijn moeder.
2. O mia, Gongila, ti prego: metti la tunica bianchissima e vieni a me davanti: Io sempre ti desidero bella nelle vesti.
O, mijn Gongyla, ik smeek je: trek je allerwitste tuniek aan en kom voor mij staan: altijd verlang ik je mooi in tenue.
Così adorna, fai tremare chi guarda; e io ne godo, perchè la tua bellezza rimprovera Afrodite.
Zo uitgedost, laat je beven wie maar naar je kijkt; en ik geniet ervan, want jouw schoonheid bespot Aphrodite.
3. ‘Muore il tenero Adone, o Citerea: e noi che faremo?’ ‘A lungo battetevi il petto, fanciulle, e laceratevi le vesti’.
“Sterft de tere Adonis, o Kythereia: en wat doen we nu?” “Sla langdurig op je borst, meisjes, en verscheur je kleren.”
9
4. Piena splendeva la luna quando presso l’altare si fermarono:
De volle maan scheen toen zij halthielden bij het altaar:
e le Cretesi con armonia sui piedi leggeri cominciarono, spensierate, a girare intorno all’ara sulla tenera erba appena nata.
En de Kretenzische vrouwen, in harmonie begonnen op hun lichte voeten, luchthartig, te draaien rond het altaar op het zachte, pasgeboren gras.
5. Io lungamente ho parlato in sogno con Afrodite.
Lang, zeer lang sprak ik in een droom met Aphrodite.
Sappho van Lesbos vertaling Salvatore Quasimodo
Négy capriccio
Vier capriccio’s
György Kurtág Parizs I., Musée de Cluny: La Dame à la Licorne Mielőtt kezével illetné egyszarvúját ne feledje, hogy a szemek függönyén folt esik, ha két lába között különben apró állatok figyelnek, essünk túl rajta!
Paris I, Musée of Cluny: The Lady with the unicorn Before touching your unicorn with your fingers do not forget the curtain of the eyes gets soiled, if between your legs, anyway small animals are watching, let’s get it over with.
Parizs II., Tour Saint-Jacques Ha én tudnék olyan befejezetlen.
Paris II.: The tower of Saint-Jacques If I could. So unfinished
Égbetört tövis, hiányos férfidísz, mert elfogyott a...
thorn broken from the sky, incomplete male display just ran out of
Ha én tudnék olyan csonka…
If I could. So un...
10
Nyelvlecke A macskát, akárhogy karmol és sikoltozik, letéped a szőnyegről és nyitott ernyőm árnyékára dobod.
Language lesson No matter how the cat scratches and screams You tear it from the rug to throw into the shadow of my open umbrella.
The cat is under the umbrella.
A macska az esernyő alatt van.
A macskát letéped, akárhogy sikoltozik az ernyő és karmol a szőnyeg, nyitott arnyékára dobod.
No matter how the umbrella screams and scratches the rug You tear the cat off to throw into its open shadow.
A macska az esernyő alatt van.
The cat is under the umbrella.
Ars poetica Rendkivűl felületesen szinte, csak a bőr tetején és az önmagától kikivánkozó ezzel, azzal
Ars poetica Very superficially, just about skin deep with things ready to pop out naturally
ami mögött hajszálvékony rugó működik, a fulánk mechanizmusával tudnám leginkább
While under there is the finest spring clockwork of a stinger, you see
torz hasonlatokkal gazdagon fekszem ezért rajtad és elcsodálkozom, hogy ennek ellenére.
I lie on you rich with weird analogies and wonder, how come, despite all this.
István Bálint
English translation by István Bálint
11
Tsjetyre stichotvorenija Anny Achmatovoj
Vier gedichten van Anna Achmatova
Sinij ladan nad travojoe steletsja.
György Kurtág I. Poesjkin Kto znajet, tsjto takoje slava! Kakoj tsenoj koepil on pravo, Vozmozjnost’ ili blagodat’ Nad vsem tak moedro i loekavo Sjoetit’, tainstvenno moltsjat’ I nogoe nozjkoj nazyvat’?
I. Poesjkin Wie weet wat faam is! Tegen welke prijs kocht hij het recht, De mogelijkheid of genade, Zo wijs en ontdeugend met alles Te schertsen, geheimzinnig te zwijgen, En een voet een voeteke te noemen?
II. Aleksandroe Blokoe Ja prisjla k poètu v gosti. Rovno polden’. Voskresen’je. Ticho v komnate prostornoj, A za oknami moroz.
II. Voor Alexander Blok Ik ging bij de dichter op bezoek. Op de noen precies. Zondag. Stil in de ruime kamer, En achter de ruiten vorst.
I malinovoje solntse Nad lochmatym sizym dymom... Kak chozjain moltsjalivyj Jasno smotrit na menja!
Een frambozige zon Boven een wattige grijze nevel... De zwijgzame gastheer – hoe helder Blikt hij naar mij!
Oe nego glaza takije, Tsjto zapomnit’ kazjdyj dolzjen; Mnje zje loetsjsje, ostorozjnoj, V nich i vovse ne gljadet’.
Hij heeft van die ogen, Die iedereen zich herinneren kan; Ik, voorzichtig, kan er maar beter Helemaal niet in kijken.
No zapomnitsja beseda, Dymnyj polden’, voskresen’je V dome serom i vysokom Oe morskich vorot Nevy.
Maar het gesprek zal ik mij herinneren, De rokerige namiddag, zondag In het grijze, hoge huis Bij de zeepoorten van de Neva.
12
I stroeitsja pen’je panichidnoje, Ne pechal’noj nyntsje, a svetloje. I privodjat roemjanyje vdovoesjki Na kladbisjtsje mal’tsjikov i devotsjek Pogljadet’ na mogily ottsovskije, A kladbisjtsje – rosjtsja solov’jinaja, Ot sijan’ja solnetsjnogo zamerlo. Prenesli my Smolenskoj zastoepnitse,
1943
1914
III. Platsj-Pritsjitanije A Smolenskaja nyntjse imeninnitsa,
Prenesli Presvjatoj Bogoroditse Na roekach vo grobe serebrjanom Nasje solntse, v moeke pogassjeje – Aleksandra, lebedja tsjistogo.
III. Platsj-pritsjitanije (Klaaglied)* Maar het is de feestdag van de Vrouwe van Smolensk nu, Diepblauwe wierook verspreidt zich over het gras. En de vloeiende begrafeniszang, Is niet treurig nu, maar straalt. En de blozende weeuwtjes leiden Jongens en meisjes over de begraafplaats, Om der vaderen graven te aanschouwen, Maar de begraafplaats – een nachtegalenbos, Verstomde door de zonneschijn. We hebben de patrones van Smolensk bij ons, We hebben de Heilige Moeder Gods bij ons In onze handen, in een zilveren kist Onze zon, in marteling uitgeblust – Alexander, reine zwaan.
1921
* Dit gedicht is een in memoriam voor de dichter Alexander Blok, die in 1921 op veertigjarige leeftijd overleed, al lang niet meer in staat te werken, zwaar teleur gesteld als hij was in de Russische Revolutie, die hij aanvankelijk redelijk enthousiast begroette. Blok werd op 10 augustus (de naamdag van de Vrouwe van Smolensk) begraven op de Smolenskbegraafplaats in St. Petersburg.
13
IV. Voronezj I gorod ves’ stoit oledenelyj. Kak pod steklom derev’ja, steny, sneg. Po chroestaljam ja prochozjoe nesmelo. Oezornych sanok tak neveren beg. A nad Petrom voronezjskim – vorony, Da topolja, i svod svetlo-zeljonyj, Razmytyj, moetnyj, v solnetsjnoj pyli, I Koelikovskoj bitvoj vejoet sklony Mogoetsjej, pobeditel’noj zemli. I topolja, kak sdvinoetyje tsjasji, Nad nami srazoe zazvenjat sil’nej, Kak boedto p’joet za likovan’je nasje Na bratsjnom pire tysjatsji gostej. A v komnate opal’nogo poèta Dezjoerjat strach i moeza v svoj tsjerjod. I notsj’ idjot, Kotoraja ne vedajet rassveta.
IV. Voronezj* En de hele stad ligt bevroren in ijs. Bomen, muren, sneeuw, als onder glas. Behoedzaam loop ik op kristallen. Hoe onzeker het glijden der broosversierde sleeën. Boven Voronezj’ Peterkerk tronen kraaien, En peppels, en de koepel, lichtgroen, Verbleekt, dofgeworden, in het zonnestof. Echo’s van de Slag van Koelikovo** waaien Van het machtige, zegerijke land. De peppels, als geheven bokalen, Klinken plots luider boven ons, Alsof gedronken wordt op ons gejuich Op een huwelijksfeest met duizend gasten. Maar in de kamer van de in ongena gevallen dichter Houden angst en Muze ombeurt de wacht. En de nacht komt, Die geen dageraad kent.
1936
* Achmatova schreef dit gedicht voor de dichter Osip Mandelsjtam, die zij in 1936 opzocht tijdens zijn verbanning naar Voronezj. ** ook Slag om het Snippenveld genaamd: veldslag (8 september 1380) tussen de Tataren (Mongolen) en Moskovieten, die volgens de Russische geschiedschrijving de verdrijving van de Mongolen, een eeuw later, zou hebben ingeluid.
14
tweede concert E-serie 52e seizoen • 27 oktober 2012
Uitvoerenden Reinbert de Leeuw
van 1994 tot 1998 was hij in die functie Vanaf de oprichting in 1974 is Reinbert verbonden aan het Tanglewood Festival de Leeuw vaste dirigent van het Schön- voor hedendaagse muziek in de Verenigde Staten. Tot voor kort was hij berg Ensemble, tegenwoordig artistiek leider van het Asko|Schönberg. DaarNationaal Jeugd Orkest. Hij naast dirigeert hij ook een ontving diverse prijzen en groot aantal andere ensemonderscheidingen voor zijn bles en symfonieorkesten baanbrekende werk. In in binnen- en buitenland, 1994 werd hem een eredoco.a. het Koninklijk Concerttoraat van de Universiteit gebouworkest en het Utrecht uitgereikt en in Rotterdams Philharmoaugustus 2004 werd hij nisch Orkest. In het seizoen aangesteld als hoogleraar 1995/96 wijdde het Conaan de Universiteit Leiden. certgebouw de Carte De Leeuw oogstte veel Blanche-serie geheel aan bewondering en succes hem. Hij dirigeerde diverse Reinbert de Leeuw met zijn grootse uitvoering producties bij De Nedervan de Gurrelieder van landse Opera en de NatioSchönberg in 2011. In 2008 is hij ondernale Reisopera, zoals The Rake’s Progress scheiden als Ridder in de orde van de van Stravinsky, Rosa, a Horse Drama, Nederlandse Leeuw. Reinbert de Leeuw Writing to Vermeer en La Commedia van ontving diverse Edisons, waaronder in Louis Andriessen, Le Grand Macabre van 2007 voor de ‘Schönberg Ensemble Ligeti en Rêves d’un Marco Polo van Edition’, een uitgave van 25 cd’s en Claude Vivier. dvd’s ter gelegenheid van het 30-jarig Reinbert de Leeuw was gedurende drie seizoenen als artistiek adviseur voor de jubileum van het Schönberg Ensemble, series moderne en hedendaagse muziek en in 2008 voor de cd ‘Im wunderschönen Monat Mai’ met Barbara Sukowa en verbonden aan het Sydney Symphony het Schönberg Ensemble. Orchestra. In 1992 was hij artistiek directeur van het Aldeburgh Festival en Co Broerse
Anna Achmatova
E
15
Katrien Baerts
wereldpremière van Zuidams Canciones del Alma in de Matinee, en daarnaast Katrien Baerts studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel, ook zijn McGonagall Lieder in het Muziekgebouw aan ’t IJ met dirigent Oliver waar ze in 2008 na toekenning van Knussen. Als kamermusicus geeft verschillende prijzen met grote onderKatrien Baerts regelmatig recitals met scheiding afstudeerde. Hierna werd ze pianist Bart Verheyen, met wie ze eerste geëngageerd door de Dutch National Opera Academy te Amsterdam, waar ze laureate werd van Forte 2011. rollen in opera’s van Mozart, Britten en Eerder in de Matinee: Zuidam Suster Bertken (2010); Zuidam Canciones del Monteverdi vertolkte. Na het behalen Alma (2012) van haar master in opera in 2010 werd zij uitgenodigd voor haar befaamde debuut in het Amsterdamse Concertge- Monique Krüs bouw in de titelrol van Robert Zuidams Sopraan Monique Krüs studeerde aan Suster Bertken met Reinbert de Leeuw het Utrechts Conservatorium en aan het (Zaterdagatinee, opgenomen door Mozarteum in Salzburg. Drie jaar was Attacca) en voor Johanna II (Rage zij verbonden aan het operahuis van d’Amours, ook van Zuidam) met het Essen. Sinds die tijd is zij te gast in Residentie Orkest naast Claron McFadoperahuizen in binnen- en buitenland. den. Op de Koningin Elisabeth WedZij zingt niet alleen het traditionele strijd voor zang in 2011, behaalde repertoire (zoals Violetta in La traviata of Baerts een plaats in de halve finale. Als Konstanze in Die Entführung aus dem concertzangeres omvat haar repertoire Serail) maar ook het hedendaagse werk. zowel de belangrijke oratoria als heden- Zo zong zij bij de Staatsoper Stuttgart daagse muziek. In de zomer van 2012 de wereldpremière van Giuseppe e Sylvia maakte zij haar debuut op het Festival van Hölsky, tijdens de Warschauer de Saintes met onder meer de Sieben Herbst in Tattooed Tongues van Martijn frühe Lieder van Berg. In afgelopen Padding, en in Amsterdam bij De concertseizoen bracht ze bovendien de Nederlandse Opera in Hierº van Guus Katrien Baerts, Monique Krüs en Leo van Doeselaar Eric Veenhuijzen
Annelies van der vegt
16
Janssen. Met het Orkest van het Oosten en Jaap van Zweden zong zij het Stabat Mater van Pergolesi in de Nederlandse vertaling van Willem Wilmink. Zij was nauw betrokken bij de oprichting van het operafestival Opera Spanga in Friesland en bij het Utrechtse Oudegracht Operaconcert, waarvan zij artistiek leider was. Ook als componist is Monique Krüs actief. Zij schreef en produceerde muziek voor televisie, onder andere voor Z@ppelin, bij documentaires en ook voor muziektheater. In 2007 vertolkte zij, op uitnodiging van Opera Spanga, de sopraanpartij in haar eerste eigen opera God’s Videotheque. Haar muziektheaterstuk voor jongeren Eine Odyssee, in 2009 voor het operahuis van Magdeburg, was een groot succes en werd het seizoen erna herhaald. Voor Orkest Zuid maakte zij de cantate Grief of Gravity, uitgevoerd o.a. in het Muziekgebouw aan ’t IJ. De gemeente Utrecht heeft Monique Krüs gevraagd voor de herdenking van de Vrede van Utrecht in 2013 een opera te schrijven op een libretto van Arthur Japin. Eerder in de Matinee: Henze Cantata della fiaba estrema (2001), Strauss Die Liebe der Danae (2002), Oboechov Le troi sième et dernier testament (2006), Ligeti Requiem (2007), Holliger Sechs Lieder auf Gedichte von Christian Morgenstern (2009), Jeths Hôtel de Pékin (2012)
Wijn, verdiepte zich in ‘historisch’ orgelspel, en bij André Isoir in Parijs in het Franse orgelrepertoire. Fortepianolessen volgde hij bij Malcolm Bilson en Jos van Immerseel. Naast talrijke orgelopnamen – met onder andere de eerste integrale opname van de orgelwerken van Wilhelm Friedemann Bach en Georg Friedrich Händel – omvat de discografie van Van Doeselaar cd’s die hij maakte met Wyneke Jordans, met wie hij al meer dan vijfentwintig jaar een pianoduo vormt. Als titulair organist van het Concertgebouw in Amsterdam treedt hij veelvuldig op met gerenommeerde orkesten, ensembles en solisten. Hij verzorgde wereldpremières van werken voor orgel en orkest van Tristan Keuris, Sofia Goebaidoelina en Wolfgang Rihm. Daarnaast is Leo van Doeselaar organist van het Van Hagerbeer-orgel (1643) in de Pieterskerk te Leiden. In 2007 werd hem in de Oude Kerk in Amsterdam de Jan Pieterszoon Sweelinckprijs uitgereikt vanwege zijn betekenis voor de orgelcultuur. Eerder in de Matinee: o.a. Janácek Glagolitische mis (2003 & 2011), werken van Crumb en Mozart (met Wyneke Jordans, 2004), Diepenbrock Missa in die festo (2012)
Asko|Schönberg
Asko|Schönberg, toonaangevend ensemble voor nieuwe muziek, voert in verschillende bezettingen muziek uit Leo van Doeselaar de twintigste en eenentwintigste eeuw Als organist, pianist en fortepianist speelt Leo van Doeselaar een repertoire uit. Niet alleen de muziek van grote, dat enkele eeuwen omvat. Hij studeerde gevestigde namen als Andriessen, orgel bij Albert de Klerk en piano bij Jan Goebaidoelina, Kagel, Kurtág, Ligeti,
17
de de volgen n concerte
18
Slagwerk Den Haag
Grandioze romantiek
Jupiter en nachtegaal
Slagwerk Den Haag (SDH; opgericht in 1977) is een gespecialiseerd slagwerkensemble dat met grote openheid en inventiviteit invulling geeft aan muziek van nu. SDH initieert daarbij zeer uiteenlopende projecten; van multidisciplinaire voorstellingen tot jeugdprogramma’s, van spraakmakende concertprogramma’s op (inter)nationale podia tot educatieve projecten in de sloppenwijken van Caïro. Het instrumentarium en de klankbronnen van SDH onderscheiden zich daarbij door een ongekende diversiteit. SDH heeft binnen en buiten Nederland een toonaangevende positie opgebouwd. Daarbij werkt(e) SDH samen met partners als het Holland Festival, Bang on a Can (New York), Muziekgebouw aan ’t IJ en het Korzo Theater in Den Haag, maar ook met partners uit andere kunstdisciplines als Orkater, Club Guy & Roni en VocaalLAB. SDH was te gast in de meeste EU-landen, de Verenigde Staten, het Midden-Oosten, Japan en Korea. Als gespecialiseerd ensemble ontwikkelt SDH voortdurend nieuw instrumentarium en repertoire. Hierbij werd met componisten als Mauricio Kagel, John Cage, Karl-Heinz Stockhausen, Guo Wenjing, Louis Andriessen, Yannis Kyriakides en Seung-Ah Oh gewerkt. Ook de jongste lichting componisten komt daarbij, middels laboratoriumprojecten in samenwerking met het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, aan bod. www.slagwerkdenhaag.nl
vrijdag 2 november, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
vrijdag 9 november, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Radio Filharmonisch Orkest James Gaffigan dirigent Nicola Benedetti viool Tsjaikovski Vojevoda, opus 78 Korngold Vioolconcert Prokofjev Zevende symfonie
Radio Kamer Filharmonie Andreas Delfs dirigent Erik Bosgraaf blokfluit Hol Eerste symfonie · Bach Concerto in D BWV 1053 · Van Eyck Comagain; Het Engelse Nachtegaeltje uit ‘Der Fluyten Lust-Hof’ · Mozart Symfonie nr. 41 ‘Jupiter’
Nicola Benedetti
Erik Bosgraaf
Asko Schönberg Jeannette Landré fluit/piccolo Ingrid Geerlings fluit/piccolo Evert Weidner hobo Hans Colbers klarinet/esklarinet Pierre Woudenberg klarinet Liesbeth de Jong klarinet/basklarinet Remko Edelaar fagot Serguei Dovgaliouk hoorn Hans van der Zanden hoorn Frank Braafhart trompet Bianca Egberts trompet Toon van Ulsen trombone Koen Kaptijn trombone
Marco Borggreve
Rihm en Stockhausen, maar ook van jongere componisten als Van der Aa, Padding, Widmann en Zuidam, en van de jongste generatie, van wier muziek de inkt nog nat is. Ook de grondleggers van de twintigste-eeuwse muziek komen ruimschoots aan bod: van Weill tot Schönberg en van Stravinsky tot Messiaen. Dit alles vindt plaats in de Donderdagavondserie-PROMS in Muziekgebouw aan ’t IJ, in gastoptredens in de NTR ZaterdagMatinee, het Holland Festival, De Nederlandse Opera en in co-producties met het Nederlands Kamerkoor, de Veenfabriek en Muziektheater Transparant. Het ensemble treedt op in concertzalen in binnen- en buitenland en speelt regelmatig tijdens festivals in Keulen, Krakau en Parijs. De afgelopen seizoenen waren er optredens in Melbourne, Londen (Barbican Centre), Parijs (Cité de la Musique), Los Angeles (Walt Disney Concert Hall) en New York (Carnegie Hall). Ook het jongere publiek wordt niet vergeten: educatieve projecten voor zevenjarigen, compositieprojecten voor middelbare scholieren en samenwerking met de compositieafdelingen van conservatoria. Naast dirigent Reinbert de Leeuw en vaste gastdirigent Etienne Siebens werkt Asko|Schönberg geregeld met Oliver Knussen, Stefan Asbury, Emilio Pomárico en Peter Eötvös. Dit alles met een gedreven groep veelzijdige musici en vele solisten uit binnen- en buitenland. Asko|Schönberg is ensemble in residence bij Muziekgebouw aan ’t IJ. www.askoschoenberg.nl
Slagwerk Den Haag Pauline Post piano/celesta Alessandro Soccorsi piano/harmonium Ernestine Stoop harp Ger de Zeeuw slagwerk Jan Rokyta cimbalon Martine Sikkenk mandoline Paul van Utrecht gitaar Joe Puglia viool Wim de Jong viool Bernadette Verhagen altviool Hans Woudenberg cello Pieter Smithuijsen contrabas
Pepe Garcia Rodriguez slagwerk Juan Martinez slagwerk Niels Meliefste slagwerk Fedor Teunisse slagwerk Frank Wienk slagwerk
19
de de volgen n e rt e conc zaterdag 3 november, 14.15-ca.16.25 uur Concertgebouw Amsterdam serie A
zaterdag 10 november, 14.15 uur Concertgebouw Amsterdam serie E
Sibelius en de Denen
Nieuwe devotie
Radio Kamer Filharmonie Michael Schønwandt dirigent
Polyphony Stephen Layton dirigent
Martin Fröst klarinet
Pärt Bogoroditse Djevo Britten Ad maiorem Dei gloriam Ešenvalds Psalm 67 (wereldpremière) Pärt Magnificat Lukaszewski Psalm 67 (wereldpremière) Britten Hymn to St Cecilia
Horneman Delen uit de toneelmuziek voor Gurre Sørensen Serenidad (Klarinetconcert) (opdrachtwerk Filharmonisch Orkest van Tampere, KölnMusik en NTR ZaterdagMatinee - wereldpremière) Gade Efterklange af Ossian Sibelius Derde symfonie
Michael Schønwandt, de opvolger van Jaap van Zweden bij de Radio Kamer Filharmonie, presenteert de muzikale rijkdom van zijn Deense vaderland. Uitgangspunt is de wereldpremière van het klarinetconcert Serenidad van Bent Sørensen. Sørensen (1958) schreef het werk voor de briljante Zweedse klarinettist Martin Fröst. De muziek van Sørensen “doet denken aan iets dat ik nog nooit gehoord heb,” schreef een criticus. Zijn werk is uitgesproken Scandinavisch in kleur en gebaar. Op de fundamenten van de Deense romantiek – Horneman, Gade – schept hij echter een heel eigen klankwereld. Ook de muziek van de Fin Sibelius – waarin mythologie en natuurbeleving samenkomen – vormt voor Sørensen een springplank.
20
Terwijl in West-Europa het geloof terrein verloor, bood het mensen in het voormalige Oostblok juist een houvast om hun dagelijkse ontberingen te verdragen. Hoe harder de communisten de Russisch-orthodoxe of katholieke kerk onderdrukten, hoe sterker een christelijke levenshouding een uiting werd van verzet tegen de autoriteiten. Muziek van Pärt (de ‘aartsvader van de nieuwe spirituele muziek), van een Pool, een Let en, opvallend genoeg: Benjamin Britten.
Arvo Pärt