Canal du Midi - Pasen 2007 Uit empathie met onze onfortuinlijke collega wiskunde, of eerder zijn onfortuinlijke wederhelft, starten we dit verslag met een vraagstuk. Wagen 1 vertrekt in Turnhout, om halfzeven en rijdt over Luxemburg. Hij rijdt onder controle van Suzanne aan constante snelheid tot 24:00 en overnacht in Chaumont. Wagen 2 vertrekt in Mortsel, zelfde tijd, rijdt (zonder Suzanne) over Mons; rijdt tot 21:30 en overnacht in Reims. Beide teams genieten van een goede nachtrust in de systeemdozen van F1 en Etap. „s Anderendaags vertrekken ze beide bij het ochtendgloren naar dezelfde bestemming: Port Cassafières, ETA 16:00. En dan nu de vraag: op welk exact tijdstip bereiken beide wagens de bestemming en hoeveel bedraagt het tijdverschil tussen beiden? De volledige berekening, de formules en de bewijsvoering zullen we hier niet in detail weergeven, maar wagen 2 bereikt het eindpunt om 15:32 en het tijdsverschil bedraagt minder dan een half uur. Op eenvoudig verzoek kan de volledige routebeschrijving en de bewijsvoering bekomen worden. Zo vinden we Port Cassafières, een haven in the middle of nowhere. Er liggen wel vele tientallen caravans op het water, allemaal dwars op de kade. Bij het aanmelden bij de receptie treffen we een vriendelijke dame die ons dadelijk met een technieker het water op wil sturen. We leggen uit dat we eerst nog willen wachten op Mr. Stoops, die van wagen nummer 1. Of we dan reeds aan boord willen gaan? Avec plaisir. Salsa nr. 19 ligt op ons te wachten. Een gloednieuwe 14,5 m lange river cruise woonboot. De eerste maal van mijn leven dat ik met een nieuw schip zal varen. Verwonderlijk hoeveel zakken en proviand je uit een Berlingo kan laden. Verwonderlijk ook hoeveel ruimte je in een 14m-boot kan creëren: 4 dubbele kajuiten, een ruime keuken, pardon kombuis, een grote kajuit en een riant terras, pardon zonnedek. Waneer wagen 2 arriveert, breekt ook een streepje zon door. Terwijl de dames alles reeds ordenen en schikken worden de beide kapiteins aan de receptie geïnformeerd over het af te leggen parcours. Ze krijgen dan ook de „captains bag‟, een aktentas, met alle rechten, voorrechten en geheimen zoals die uitsluitend voorbehouden zijn voor echte kapiteins (alleen het protocol voor het afvuren van torpedo‟s ontbreekt). Wel moeten nog enkele beslissingen genomen worden (lees bijbetaald worden) voor verzekering, fietsen en parking. Terwijl verder blijkt dat je ook geen idee hebt hoeveel vracht je uit een Espace kan laden, rijdt deze kapitein nog even naar Portiragnes om vuilniszakjes en lucifers te kopen en voor de zekerheid ook nog (met de wagen) te tanken (in Foz blokkeren ze reeds 17 dagen de haven en de raffinaderijen). Terug aan boord en na een eerste aperitiefje hijsen we de HA-vlag die onze Karin (niet die van Johan) op legale wijze bekomen heeft. Toeval of niet, maar op dat ogenblik krijgen we een sms-je van het departementshoofd, die ons een goede vaart en dito paasperiode wenst.
CdM 2007 FC
- 1 van 13 -
Gezien we een gloednieuw schip krijgen stellen we een aantal mankementen vast: geen stromend water uit de waterkraan, wel spuit het ergens overboord, de radio werkt niet, geen 220V … Gelukkig loopt er een klein legertje „monteurs‟ rond die verondersteld worden alles te kunnen fixen. Belangrijk moment wanneer de grote manitou der monteurs ons een demonstratietocht /snelcursus vaarbewijs gaat geven. We varen in en uit de haven, leren het verschil tussen vooruit en achteruit en op het knopje van de boegschroef duwen. Voilà, nu zijn we volleerd en volkomen „préparé‟ om de Franse binnenwateren te bevaren. Aan dit tempo had ik ook nog graag een certificaat voor de grote vaart bekomen, maar gezien de tijdsdruk waaronder de man staat lijkt dit vandaag niet meer te kunnen. Toch is dit certificaat weer een goede reden om apero nr. 2 te nuttigen, gevolgd door een bezoek aan het lokale restaurant. Buiten het feit dat de eindafrekening één vismaaltijd „Parillade‟ te veel bevatte hebben we lekker gegeten. Ze hebben hier natuurlijk niet gerekend op de tegenwoordigheid van geest van een team van de sociale inspectie (Gert + Karin). Dadelijk wordt onze rekening gecrediteerd met 15 € en mille excuses en diepe buigingen. Vooraleer de eerste nacht aan boord door te brengen wordt het spreekwoordelijke oorlam nog genomen en dan maar pitten.
Zaterdag 31 maart Het goede voornemen om tegen 8:00 te vertrekken wordt bijna waar gemaakt. Een stevige portie spek en eieren zorgt ervoor dat alle muizenissen van de vorige avond vergeten zijn. We gieten de Salsa 19 ook nog even vol met vele honderden liters water. Of we eerst nog boodschappen zullen doen in het naburige dorp, dan wel ineens vertrekken, is ineens niet meer relevant wanneer de trossen worden los gegooid, we schrijven 10:10 local time. Na enige twijfel of we nu stuurboord, dan wel bakboord moeten uitgaan, zijn we echt vertrokken (bb). Kapitein 1 oefent de gevoeligheid van het roermechanisme en zwalpt dus gedurende enkele km van oever tot oever. Overgeven van het roer aan kapitein 2 (alsook zijn zoon) brengt hierin weinig verandering. Na een half uurtje bereiken we een eerste obstakel (wie dacht dat dit kanaal rechttoe rechtaan naar de andere kant leidt heeft het mis), de écluse de Portiragnes. Aanleggen lukt wel; de sluismeester vinden is moeilijker. Noch het lossen van enkele zware Kempische kreten, noch aankloppen, noch gsm-en helpt. Alleen geduld zal ons verder helpen, want na zo‟n 20 minuten verschijnt de éclusier alsof hij nooit is weggeweest. Blijkbaar is dit de eerste dag van het seizoen en hebben we deze brave man uit zijn winterslaap gehaald. Bij het invaren van de sluizen kan hier niet veel mislopen: eens je binnen bent lig je bijna vast. Het aanmeren vergt nog wel enige oefening van onze matrozen, maar het eerste manoeuvre verloopt vrij vlot. Leuk is wel dat in de sluis steeds de afstand tot de volgende sluis aangeven wordt.: 1314 m tot l‟ écluse de d‟ Arèges. Het volgende dorpje is Villeneuve. Vlak over de sluis is een boulangerie-épicerie. Zeven broden en zeven kilo proviand zwaarder verlaten we dit etablissement om dan naar de markt te gaan en vervolgens nog eens naar de supermarkt „La Cocinelle‟. Je kunt nooit te
CdM 2007 FC
- 2 van 13 -
veel proviand aan boord hebben. Een merkwaardige Place de la Republique: modern stadhuis en merkwaardig huis met trompe l‟oeil. We komen zo‟n 30 kilo zwaarder (en 100 € lichter) terug aan boord. Onze onderdekse crew slaagt erin dit pakket in alle hoekjes en kantjes van onze Salsa een plaatsje te geven. Een eenvoudige broodmaaltijd en de rest van Anne-Mie‟s sandwichen stillen de honger. Tegen 14:00 passeren we l‟écluse d‟ Ariges. Hier worden we bediend door een sluismeester met paraplu, maar om te zeggen dat we door de weergoden niet echt verwend worden. Geen belemmering voor Luk om wat te gaan joggen. Langs de typische platanenbezetting van dit kanaal passeren we enkele kleine en lage bruggetjes en arriveren tegen 15:00 in Beziers. Een vriendelijke vrouwelijke sluismeester wijst ons op de hoge vertikale stangen in de sluis, waarrond we onze meereinden kunnen slaan. Ze weet waarover ze praat, want het verval in deze suis bedraagt meer dan 4 m. Terwijl voor ons nog eerst een grote dikke moet versassen nemen we een afgepeigerde Luk terug aan boord. Na het versassen komen we in de Port Neuf van Beziers: een groot binnendok waar vroeger veel haventraffic moet geweest zijn. Nu zijn het plaizanciers en binnenschepen die met toeristen varen. We meren af aan de kade en sturen de verkennersploeg (Gert en Karin) naar boven (sluis met meer dan 6 m verval). Het is niet duidelijk wanneer we erdoor mogen. Een jonge en charmante éclusière weet te vertellen dat er 2 bateaux prioritaires komen en dat we moeten wachten tot deze (één voor één) heen en weer gevaren zijn. Bij nader inzien menen wij dat er na het zakken van bateau 1 toch plaats moet zijn voor een plaisancier om mee te stijgen. Na onderhandeling blijkt dat hierover kan gereflecteerd worden en dat we dit zullen zien wanneer het licht op groen gezet wordt. Hiermee moeten we het doen. Gelukkig passeert na een kwartier een jonge man met pet (officiele?) die ons vertelt dat we na het eerstvolgende prioritaire schip gerust kunnen versassen, waarvoor onze welgemeende dank. Zes meter verval in een smalle sluis is wel indrukwekkend. Uit de sluis varen we bb over een pont canal over de Orb: ook speciaal zo‟n 20 m boven een (grote) rivier varen! Goed het midden van het kanaal houden had de sluismeesteres gezegd, want er is weing water; klopt, want de oevers staan voor een deel droog. Na de platanen verschijnen nu cypressen langs de oever; doet wel mediterraan aan, jammer dat het weer dit niet echt is. Om 16:20 staan we plots voor een rood licht: dit is de trap van Foncerannes. Tijd voor iedereen om dit kunstwerk even te verkennen: 7 sluizen vlak achter elkaar. Vóór ons is het grote zilveren binnenschip aan het worstelen om zich in het eerste sluisje te wringen. Ofwel geraakt het niet over de drempel, ofwel kan het niet onder het bruggetje. De verenigde equipe van sluismeesters moeten hier dan ook al hun trucs bovenhalen om deze mastodont naar boven te krijgen. Voor ons betekent dit wel wachten tot de zilveren boot helemaal boven is. Zo kunnen we wel het vernuft van dit merkwaardige bouwwerk van 1681 bewonderen. Wanneer het dan uiteindelijk toch onze beurt is ontbindt de sluismeester al zijn duivels. Eens in de eerste sluis spuit een waterval, van de grootteorde van die van Coo, ons binnen de kortste keren naar het niveau van de tweede sluis. Waarschijnlijk vestigen we hier een nieuw record: op iets meer dan een half uur maken we de volledige trap van 7 sluizen af. Telkens laten ze de hoger gelegen sluis aan maximale capaciteit leegspuiten. Niet dat ze ons een plaats in het Guiness book willen bezorgen; wel willen ze zo snel mogelijk naar huis, het is immers al na vijven. Het logboek vermeldt hier „kei cool‟ en „wreed rap‟. We trekken dan ook heel wat aandacht
CdM 2007 FC
- 3 van 13 -
van ramp- en andere toeristen. De eersten moet we wel teleurstellen want we rammen geen enkele sluisdeur en varen de boot niet te pletter. Dit natuurlijk mede dankzij de goede zorgen van onze walploeg die steeds aan de volgende sluis klaarstaat om de touwen aan te nemen. Het geeft wel een warm gevoel om op zo‟n korte tijd meer dan 21 m hoger uit de sluis te varen. De blik naar beneden is dan ook spectaculair, en hoewel iedereen moeite doet om dit fotografisch vast te leggen zal dit slechts een tweedimensionale benadering van deze trap blijken te zijn. Nog even alle hens aan dek roepen en doorvaren. Toch ook even ons respect uitdrukken voor de ingenieurs die dit systeem bijna 400 jaar geleden ontwierpen. Ook respect voor de ingenieurs die er voor gezorgd hebben dat onze Nanni-diesel terug op volle toeren kan draaien. Langs een kanaal met veel bochten tuffen we nog een klein uurtje (en 2 aperitiefjes) door. Liever dan in het lokale haventje aan te meren, binden we tegen 18:15, op zijn Frans, onze Salsa in Colombiers vast aan 2 bomen langs de kanaalkant. Uit de indrukwekkende hoeveelheid proviand bereidt de kombuiscrew een royale portie kip met appelmoes met een lokaal wijntje: lekker. Niets zullen we tekort komen: er volgt nog een koffietje, borreltje, avondwandelingetje en een Belgisch pintje (Leffe vor Luk). In gespreide slagorde legt de bemanning zich te slapen. Om 11:50 zit alleen Gert nog in de kajuit ijverig haar oefeningen Spaans te maken. Bouna noche!
Zondag 1 april Het heeft zowat de ganse nacht geregend. Deze morgenstond heeft dus weinig goud in de mond. Een kop Nescafé en een stevig ontbijt monteren ons wel wat op, spijts een lichte achteruitgang van de service van de keukenploeg: we krijgen geen bordjes meer. Daar staat dan weer tegenover dat de efficiency van de ploeg zo mogelijk nog vooruitgaat, want binnen de kortste keren is alles opgeruimd, afgewassen en kan kapitein Luk vandaag het commando over de Salsa 19 voeren. Dadelijk merken we een volledig andere aanpak. Daar waar kapitein Frank boven van op de brug, in weer en wind, opereerde, neemt deze kapitein het roer, achter glas in een lekker verwarmde kajuit. Vandaar stuurt hij zijn bemanning buiten de regen in om de trossen te lossen. Na een korte inzwalpperiode ligt het schip koersvast en al dadelijk volgt een eerste rechtdoor stuurtest: de tunnel van Malpas, 160 m uitgehouwen in de rotsen en maar net iets breder dan onze Salsa. Moet indertijd wel een helse karwei geweest zijn om hier met hamer en beitel zulk gat te kappen. Gezien het weer (het fieselt) besluiten we het verplichte bezoek aan het Oppidum d‟ Enserune af te gelasten. We zullen ook niet weten wat we gemist hebben [schrijver dezes bezocht dit bouwwerk/museum een jaar later en weet het ondertussen: een aanrader!]. We passeren het dorpje Poilhès en onze kapitein heeft de zaak behoorlijk onder controle want hij passeert zonder verpinken de talrijke bruggetjes met slechts enkele cm aan weerszijden. Onze Karin is zich blijkbaar aan het toeleggen aan het fotograferen van deze pittoreske bouwseltjes (tot hiertoe is nog geen enkel bruggetje aan haar fotowoede ontsnapt).
CdM 2007 FC
- 4 van 13 -
De kuisploeg maakt zich ondertussen ook verdienstelijk met van een bruin schip (wegens allerlei boomproducten) terug een wit schip te maken. Het is ondertussen gestopt met regenen en we kunnen terug het brugdek bemannen. Van hieruit hebben we beter zicht en merken we duidelijk dat we nu in de Minervois wijnstreek zijn: mooi golvend landschap, wijngaarden. Zo nu en dan krijgen we tegenliggers, ook ligt er regelmatig troep in het water, maar die weet onze kapitein handig te ontwijken. Wanneer iets na Capestan een groot binnenschip achter de bocht uitkomt is het wel even schrikken, maar met een beetje wringen kunnen we beide passeren. Zoals reeds gezegd zorgen de platanenrijen langs weerszijden van het kanaal voor een bijzondere charme (45 000 stuks, exact geteld). Nadeel is dan weer dat zo jaarlijks dikke pakken bladeren neerdwarrelen, ronddrijven, zinken en zo het kanaal jaar na jaar ondieper maken. Het is ondertussen ook duidelijk dat we in april zitten: het ene moment maakt de zon ons blij door even te komen piepen en 5 minuten later krijgen we een flinke drash over ons heen. Probleem voor onze Karin, want dan kan ze het karakteristieke bruggetje waar we onderdoor varen niet fotograferen. Even verder moeten we ons boven op het brugdek ineens platgooien want onze kapitein vaart los door een overhangende boom en laat de takken langs alle kanten vliegen. Il est temps pour la cassecroute: aanleggen aan lagerwal, aan dikke boomstronken en een lekker groentesoepje met brood doen deugd. Het sms-je dat de familie Cools van hun zoon krijgt dat deze een huis gekocht heeft wordt aanvankelijk op gejuich onthaald, maar gezien de datum is enige scepsis hier misschien toch wel nodig. Een tweede sms-je bewaarheidt dit vermoeden: ‟t was toch een goede he!!? Wanneer we terug vertrekken is de wind flink beginnen blazen. Een dikke jas is geen luxe. Plotsklaps zijn de platanen op en doorkruisen we een lang recht stuk met alleen naaldbomen. Op basis van een bord langs de kant kunnen we een snelheidstest doen. We varen juist 10 minuten tot het volgende bord: net binnen de toegestane limiet van 8 km/u. Even verder komen we aan de splitsing met het canal de jonction naar Narbonne. Onder uiterste concentratie kiest onze kapitein gelukkig de goede kant zodat we om 15:10 Le Somail passeren, waar de épisserie sur bateau ons lokt. Vooraleer we aanleggen moeten we nog wel even de stuurboordbadkamer leegpompen, want onze Joran is er in geslaagd om de stuurboord badkamer tot aan het deurrandje onder water te zetten. „Een klein douchke‟ blijkt wel een relatief begrip te zijn. In de winkelboot zorgt een commercieel aangelegde épicière voor een kleine proeverij van lokale honing. Anne-mie laat zich verleiden door de honing met citroensmaak, enkele potjes met specerijen en een grote rieten mand gaan dus mee aan boord. Iets voorbij Ventenac en Minervois zien we 2 hondjes leuk spelen tot de kleinste (een soort brac) in het water valt en er niet uit geraakt. Ons geroep en gebarentaal moeten het bazinnetje aansporen om de drenkeling op het droge te krijgen. Willen we ons einddoel bereiken (Argens en Minervois) dan moeten we vóór 18:00 nog de sluis in Argens passeren. Schipper Luk steekt daarom nog een tandje bij, maar dan
CdM 2007 FC
- 5 van 13 -
kennen we de Franse stiptheid nog niet. Wanneer we om 18:00 voor de sluis liggen vernemen van deze nauwgezette eclusière: „hélas, trop tard‟. Ondertussen arriveren ook nog 2 Fritzen die er niet in slagen om voor ons aan lagerwal af te meren. Met een beetje Belgische raad en daad krijgen we de beide boten ook afgemeerd. Start voor onze keukenploeg, om binnen het half uur een spaghetti op tafel te toveren, met een saus waar mama Miracoli van verbleekt. Bij het afsluiten van het logboek blijkt dat kapitein Luk het dagrecord heeft gebroken: 47 km afgelegd!! Een beperkte delegatie van de Salsa doet nog een avondwandelingetje tot het eerstvolgende dorpje.
Maandag 2 april Kan een mens nog niet eens rustig ontbijten of ze komen de kapitein roepen om dadelijk de sluis in te varen. Onze 2 Fritzen en een grote péniche van een Canadees liggen er reeds in en de sluismeesteres wil ons er nog bij. Met een beetje wringen kunnen we er nog net bij. Eens de deuren toe druist het water met een ferme straal binnen zodat we snel op niveau zijn. Van onze walcrew (Gert + Karin) vernemen we dat de Canadees meer dan een week heeft rondgevaren en nu naar zijn vertrekhaven terugkeert. Gezien het seizoen nog niet begonnen was en derhalve de sluizen nog niet bediend werden, had mijnheer een persoonlijke éclusier aan boord, die dan elke sluis bediende. Na een half uurtje varen liggen we reeds voor de volgende sluis: l‟écluse de Pechlaurier is een dubbele sluis waar we vlot binnenvaren, samen met een andere huurboot en een soort drijvend knalgeel fritkraam. Ook hier weer bruut geweld van de sassenier. In het fritkraam (dat vooraan ligt) zijn ze zeker proper gewassen. Een getrainde en parate walcrew is ook wel een geriefke. We geraken nu wel echt op elkaar afgestemd om de manoeuvres te doen (eerst achter, dan vóór, en van sluis 1 de meertouwen begeleiden naar sluis 2). Het is misschien beter om dit verslag de titel „écluses du Midi‟ te geven, want 2726 m ligt de volgende weeral: l‟écluse d‟Ognon. Deze sluis zal ons later op de dag zelfs nog inspiratie geven. Het weer is nog niet schitterend. Bewolkt, veel wind, maar wat we belangrijk vinden: het regent niet en de temperatuur is iets gestegen. Aan Ognon moeten we even wachten want er moet een heuse spits door de sluis geperst worden. Dit is echt wel het grootste type schip dat door deze sluizen kan. Eens in de sluis moeten we nog even wachten op onze Fritz en dan gehtst wieder loos: met bruut geweld spuit het kanaal onze sluis weer vol. Direct na Ognon volgt de sluis van Homps. We leggen aan vlak voor het dorpje (niet wetende dat er achter de hoek een speciale kade voor plaisanciers is). Tijd voor boodschappen! We passeren nu een juweel van een bootje: de „Puce‟. Half zinkend, half rottend, aan elkaar gebonden met wat zeildoek. Het fotootje dat we hier van maken zullen we
CdM 2007 FC
- 6 van 13 -
doorsturen naar Hiram, als zijnde ons huurbootje, zodat hij zeker geen spijt moet hebben dat hij er niet bij is. In het dorpje volgen we de pijl „supermarché‟. Zo zien we het ganse dorp, want de supermarché ligt aan de andere kant van het dorp en maakt deel uit van het tankstation. De terugweg is letterlijk eens zo zwaar. Terug aan boord besluit onze Luk om nog een paar kilometertjes te gaan joggen. Anne-mie schiet in gang om een stevig ajuinsoepje (cfr. de gepasseerde sluis) te fabriceren, terwijl Gert op de fiets springt om de vergeten bouillonblokjes te gaan kopen. Met een stukje Frans brood erin en gemalen Emmenthal smaakt dit soepje uitstekend. Nu maar hopen dat de vertering ons geen parten zal spelen. Joran is na een aanvankelijk minder actieve periode ontwaakt en is ondertussen begonnen aan … het schrijven van een boek. Waartoe de wateren van het zuiden al niet toe kunnen leiden!? Tussendoor heeft hij nog wel wat inspiratie en informatie nodig om zijn personages te stofferen. Die verschaffen we hem graag. Later zullen we dan ook kunnen zeggen dat we nog mee geholpen hebben bij het eerste werk van deze beroemde schrijver. Om 14:30 houden we het voor bekeken in Homps en worden de Nanni-pks weer losgelaten. Binnen dit bestek alle versassingen beschrijven zou van het goede iets te veel zijn. We beperken ons voor de rest van de dag tot een eenvoudige opsomming: Jouarres, Puichéric, Aiguille …De sluismeesters doen hun best om voor het sterkst het water in hun sluizen te laten spuiten. Hun enthousiasme en creativiteit verschillen wel. Zo loopt de laatste met oordoppen rond. Eerst denken we dat ie het gedruis van het water niet meer aan kan horen, later blijkt dat hij eigenlijk hout aan het zagen is. Er zijn ook wel wat jonge mensen bij de éclusiers. Eentje heeft zelfs een heuse openlucht kunstgallerij voor het sashuis tentoongesteld. Opvallend is de grootte en het aantal mannelijke organen die hier de aandacht van de voorbij varende schepen trekken. Eens iets anders dan de Lorelei. Kroon op het werk is voor mij echter het mobieltje boven op de sluis: een mannetje dat tijdens het versassen als een bezetene de sluisdeuren opendraait. We leren ook dat we in de sluizen op onze taal moeten letten. Zo liggen we in een sluis naast een beroepsvaartuig met toeristen. Moment om onze HA-vlag nog eens te ontvouwen denkt Karin. „Ha van Antwerpen‟ laat de schipper zich in perfect Nederlands ontvallen. Meneer de schipper is nl. ook Belg, maar woont reeds vele jaren in Frankrijk en verdient hier zijn boterham door met toeristen dit kanaal op en af te varen. Gelukkig hadden we eerder deze nogal nors ogende man nog geen kleedje gepast. Wat we ook leren is dat het aannemen van meertouwen ver beneden de waardigheid van een sluismeester ligt: „ça n‟est pas notre tache‟. Zo wordt de walcrew vanaf nu omgevormd tot jumpers: voor elke sluis moet ze aan wal springen om dan klaar te staan en de meertouwen te vangen. Een beetje de functie van de Brabo-jongens in de Antwerpse haven. Oh ja, je zou misschien denken dat we onze jogger vergeten zijn, maar die hebben we iets voorbij Homps in vliegende vaart aan boord laten springen.
CdM 2007 FC
- 7 van 13 -
Waarschijnlijk halen we ons streefdoel, Marseillette, niet, maar veel wordt goedgemaakt wanneer een streepje zon over het kanaal neerdaalt. Een aha Erlebnis, euforie, extase en licht orgasme, zijn slechts diminutieven voor wat er zich dan in de mens afspeelt. Op het brugdek gaan mensen onderuit en genieten van deze kortstondige momenten van gelukzaligheid. Blijft dat we de sluis van Fonfille niet meer zullen halen. Het zal dus morgen aan kapitein Luk zijn om deze drietrapssluis te beklimmen. Wel hijsen we nog de HA-vlag die in deze lichte mistral flink wappert en verschillende malen in eentjes en nullen vereeuwigd wordt. Na een weerom uitstekend avondmaal berekent Anne-mie dat we tot op heden 65,79 m gestegen zijn (van de totaal te stijgen 169,6 m), dit deden we door reeds 26 sluizen te beklimmen (van de 66 te nemen sluizen - apart - verdeeld over 40 kunstwerken). De familie Stoops beëindigt de dag na het spelen van partijtje „mens erger je niet‟, dat doen we dan uiteraard ook niet!
Dinsdag 3 april Indien de kok en de kapitein de belangrijkste mensen aan boord zijn, dan verdient onze keukenploeg toch wel een pluim. Ze zorgt als eerste voor een verwarmde kajuit, warme verse koffie en een gedekte tafel! De chocoladebroodjes smaken vanochtend weer uitstekend. Daar waar de sluis in de stand „naar boven varen‟ staat, worden tot onze verwondering toch eerst de boten van boven naar beneden versast. Waarschijnlijk zullen we de logica van de sassenier wel nooit begrijpen. Tegen 9:20 kan kapitein Luk zijn eerste sluis invaren. Hij doet dit alsof hij al jaren dit kanaal op en afvaart. Het lijkt er ook op dat zich een vaste wal-crew aan het vormen is: het duo Gert-Karin. We weten niet of dit iets te maken heeft met een hoog kletsgehalte, maar eens aangemeerd zijn we dadelijk op de hoogte van alle lokale nieuwtjes. Leuke hond van de sassenier. Bij de tweede sluis krijgt (ex)kapitein Frank, vandaag gedegradeerd tot matroos 2de klas, al dadelijk onder zijn voeten (maar niet van de kapitein?), wanneer hij het achterste meertouw iets te veel laat vieren. Deze verschuilt zich dadelijk achter de (niet)bevelen van kapitein Luk, die dit spanningsveld dadelijk professioneel neutraliseert. Indien het weer zo langzaam blijft verbeteren, dan krijgen we tegen het einde van de week nog prachtweer. Een iets hogere temperatuur en een waterzonnetje brengen ons al dadelijk in een opperbeste stemming (Karin bijna in extase). Even dreigt de tocht vertraging op te lopen wanneer Gert komt vertellen dat de elektriciteit bij de sluis van Marseillette is uitgevallen. Dit euvel blijkt echter snel verholpen en na de sluis wordt Gert in paracommandostijl met haar fiets aan stuurboord gedropt. Benedendeks is onze Joran ondertussen ook verschenen en dadelijk wordt hij terug door de literaire microbe gegrepen en werkt verder aan de plot van zijn toekomstig meesterwerk. Met een licht zonnetje laveren we tussen de platanen: het wordt nu wel echt genieten. Vóór de drietrapssluis van Trèbes komt Gert ons inlichten hoe e.e.a geregeld moet worden. Het enige probleem is dat haar „selle royale‟ paraplu geslagen is. Ligt dit aan de
CdM 2007 FC
- 8 van 13 -
constructie van de selle, of de poep royale? We weten het niet. De éclusier van dienst blijkt een „remplaçant‟ te zijn en kan ons niet vertellen waar we in Trèbes moeten zijn om wijn te proeven/kopen. Wat hij wel weet is dat het hier in de zomer zowat een zottekot is en dat men gemiddeld 2 uur wachttijd aan de sluizen telt et des gens assez nerveux! Verder leren we dat alle elektrieken kastjes van de éclusiers binnenkort vervangen zullen worden door een centrale mobiele télécommande. Ook vertelt hij dat in Carcaçonne zelf, de sluizen van een latere datum zijn, aangezien deze stad bij de start van het kanaal (17de eeuw) niet wilde meebetalen. Slechts in 1800 kwamen ze met centen over de brug en werd het kanaal omgelegd en ging door Carcaçonne. Trèbes ligt direct achter het hoekje en we meren af net voor het dorpje, want in het dorp zelf ligt het volgens onze eerste verkenner reeds vol. Eén probleempje bij het aanleggen: ons voorste meertouw en onze Anne-Mie haar hand zitten onder de stront. Verder doen we alles zoals het hoort: piketten in de grond, zodat we het jaagpad niet belemmeren. Voor we het dorp intrekken nog een groepsfotootje onder de HA-vlag. Trèbes blijkt een iets groter dorp te zijn, maar de supermarkt ligt ver buiten het dorp en de boulanger is gesloten tot 16 u. Gelukkig is de caviste aan de haven nog open en kunnen we nog een klein proeverijtje doen: Minervois, lekker! Tot onze grote verwondering wint de verantwoordelijkheidszin van onze kapitein het op zijn drankzucht en onthoudt hij zich van dit gelag. Na wat heen en weer proeven kopen we 6 flessen Minervois en 2 Blanquette de Limoux. Niet volledig in harmonie met deze proeverij, maar ook wel lekker is de zelfgemaakte uiensoep, gevolgd door aardbeien. Bij het vertrek in Trèbes vissen we een verloren fender op. Elke sluisdoorgang beschrijven zou van dit verslag een oervervelend stuk maken, derhalve nu alleen een opsomming van de sluizen: Villedubert (1), l‟ Evêque (1), Fresquel (3), St. Jean en nog eentje in Carcaçonne zelf. De laatste twee werken reeds volledig téléguidé. De sluismeester stuurt dan het volledige versassen met een afstandsbediening rond zijn nek. Wat ons direct opvalt bij het binnenvaren van Carcaçonne is de drukte die auto‟s, motorfietsen en mensen maken. Hoe snel een mens toch aan rust en kalmte van de natuur en het water went! Op zijn Frans meren we af, d.w.z. met de achtersteven tegen de steiger. Een vriendelijk havenmeestertje, alleen zijn er geen losse kraantjes meer, en die heb je nodig om water te kunnen tanken. De elektriciteit aansluiten lukt pas na vijfmaal een stopcontact te proberen. Mais on ne se plaint pas. Na een douche générale, spoelen we de binnenkant met Blanquette de Limoux, met aarbeien, boven op ons zonnedek. Wandelingetje door Carcaçonne en een etentje in resto La Divine Comédie, waar 2 leden van de bemanning de vermaarde cassoulet proberen. We beleven nog veel plezier aan het uitsplitsen van de rekening (en ze te laten kloppen).
CdM 2007 FC
- 9 van 13 -
Woensdag 4 april We vermoedden niet ooit wakker te liggen van de HA-vlag, maar wie aan bb sliep heeft ze gedurende de ganse nacht in alle hevigheid tegen de wand horen klapperen. Hiermee is tevens gezegd dat het betere weer ook weer voor demain zal zijn: het is grijs, koud en het blaast wanneer we opstaan. Na het ontbijt gaan de dames nog even het noodzakelijke proviand bijkopen. Zwaar beladen (maar niet alleen met proviand) en ruim twee uur later stappen ze giechelend aan boord. Resultaat: 1) we vertrekken pas tegen de middag 2) alle goede punten die ze tot nog toe verdienden, zijn ze kwijtgespeeld 3) de lokale middenstand kende een goede dag (doch dit is slechts later gebleken, toen nieuwe broeken, hemdjes, topjes, mantelpakjes, ensembles etc. uit de bagage boven kwamen). Gelukkig hebben we ondertussen met een 3”-kraan water kunnen bijvullen. Het logboek vermeldt: trossen los 11:15, Gert boekhouding, Joran auteur in spé, Frank kapitein, Luk GPS-en, Anne-Mie uitpakken en Karin afwassen en dekzwabberen. Of het compensatie is weet ik niet, maar de kapitein wordt nu wel goed gesoigneerd: koffietje, wit wijntje, … alles keurig op tijd. Het verlaten van Carcaçonne levert niet zo‟n fraai beeld op. Een beetje industrie, bouwondernemingen, grijs en koud. Al snel zitten we echter terug in de natuur: erg afwisselend, haarspeldbochten, versmallingen en stukken zonder platanen. Doet soms een beetje aan het antitank-kanaal denken. Links en recht moeten we ook overhangende takken ontwijken. Het is bitter koud. Zullen we nog voor het middagreces door de eerstvolgende sluizen geraken? In het grote boek lezen we: 11:50 sluis nr. 39 La Douce; 12:10 nr. 38 Herminès; 12:20 sluis nr. 37 Lalande (2traps). Bijna in 1 ruk door 3 sluizen! Ik verdenk de walcrew van linke trukken met de éclusier. We vernemen ook dat veel van het jonge volk dat we onderweg als éclusier aantreffen jobstudenten zijn. De keukenploeg zorgt weer voor een lekkere lunch. Wanneer we aan de aardbeikes zijn gaat sluis nr. 36 Villesèque open. Alle hens aan dek dan en de rest van de aarbeikes verorberen we verder tussen 2 sluisdeuren. Daarna blijkt hoe eenzaam het leven van een kapitein kan zijn (wanneer het buiten koud is; cfr. logboek „bibberig, ijskoud aan dek‟). Iedereen ligt lekker warm te luieren in de kajuit. Wanneer bij de volgende sluis alleen maar een voordekker verschijnt en geen achterdekker, moet de kapitein optreden: dit betekent vanavond op het appel komen. En het betert er niet op. Tijdens het versassen schrikt Karin er niet voor terug enkele sierplanten (pluimen) uit de persoonlijke tuin van de sassenier te roven. De brave man komt dan ook persoonlijk zeggen dat lieden die er zulke praktijken op nahouden, in dit land „voleurs‟ genoemd worden. Het is al bijna als in de grote vaart, waar eigen, betrouwbare en eerlijke bemanning schaars geworden is. Alsof dit niet genoeg is gaat de jumpersploeg bij de volgende sluis nog eens aan de rol. Biologische souvenirs noemen ze dat: bossen bloemen, nootachtigen en boomvruchten worden binnengesleurd. Positief is dan weer dat de techniek van het jumpen en in- en uitvaren van de sluis op punt begint te staan.
CdM 2007 FC
- 10 van 13 -
Karin heeft op een onbewaakt ogenblik onze HA-vlag terug opgehangen, wat dan bij passanten de kreet ontlokt “oek van Aantwaarpe”. Misschien draagt dit project toch nog bij om de naambekendheid van de HA te verhogen? Onderdeks wordt reeds druk gepraktiseerd hoe de wagens van Port Cassafières kunnen teruggehaald worden. Oplossing: donderdag 16u. worden beide kapiteins van boord gezet, de trein op naar Beziers, tegen achten terug en indien op tijd nog een avondmaal. Het hoeft geen betoog dat dit plan uit het brein van onze dames ontsproten is, temeer daar origineel gepland was dat de 2 kapiteinsen de wagen zouden gaan halen … Volgens plan doorlopen we dus: 14:35 sluis nr. 35 Beteille; 15:20 sluis nr. 34 Bram; 15:50 sluis nr. 33 Sauzens; 16:15 sluis nr. 32 Villepinte. Genoeg voor vandaag. Vlak na de brug vinden we aan bb een steigertje: voor ons alleen, uit de wind en in het zonnetje. Signaal voor de dames om de plastic stoelen aan de wal en in de zon te zetten en gezamenlijk aan het lezen te slagen, en gelijk hebben ze! Het is hier echt landelijk, rustiek, mooi langs het kanaal: genieten dus. Voor Luk het sein om in zijn joggingschoenen te schieten en zijn 36‟ naar Villepinte en terug te lopen. Bij zijn terugtocht vertrekt de rest van de ploeg (zonder Joran) te voet naar dit dorpje. Als goede toeristen stappen we langs de kerk, kruisweg, bakker zonder brood, épicier en hotel resto waar een Ricarreke genuttigd kan worden. Gert krijgt heimee naar de bibliotheek in Turnhout en koopt een postkaartje voor de sukkelaren aldaar. Bij onze terugkomst zien we vader en zoon een partijtje pétanque spelen op het terreintje, vlak bij de steiger: 12-13 in het voordeel van zoonlief. De spaghetti met zalm, champignons en kappertjes smaakt weer uitstekend. Gelukkig hebben we ook nog voldoende losse flessen rode wijn, want Luk perst de laatste druppels uit ons vaatje rode wijn. Vooraleer de laatste pieren spaghetti op te zuigen spurten de fotografen van dienst plots naar het bruggetje om de (enige) zonsondergang op de ccd vast te leggen. Op zich niet spectaculair, maar voor ons is dit toch een uniek schouwspel. Lectuur, sterrenkijken, gezelschapsspelen en een oorlam besluiten deze dag.
Donderdag 5 april Voor dag en dauw is kapitein Luk om brood geweest in Villepinte. Er is iets met ons Frans, want „demain soleil‟ betekent volgens ons mooi weer. Hier niet: bitter koud en regen!? Dit weerhoudt Luk niet om de diesel te starten. Om 8:55 zijn we weg en om 9:15 varen we sluis 31 in, Freboul, chez Cécile, een elegant sluismeesteresje waarmee onze jumpers dadelijk een gezellige babbel hebben. Ze weten ook te vertellen dat haar tante in de volgende sluis op ons wacht. Of we ondertussen berucht zijn weet ik niet, maar men spreekt ons wel aan als „La Salsa‟. Onze tante is een gezellige ronde en goedlachse Franse die direct samen met onze jumpers op de foto gaat. Ze zal ook de volgende sluis bedienen. Daar gekomen blijkt het echter panne generale électrique te zijn. Onze tante Nadine springt in haar autootje en wij wachten.
CdM 2007 FC
- 11 van 13 -
Ondertussen is ook le Petit Prince wakker geworden en werkt zijn eerste bordje choco céreales naar binnen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om een wandelingetje te doen en spijts de kou toch te profiteren van de rust en het gefluit van de vogeltjes. Tegen 11:15 komt onze Nadine zeggen dat het een panne „dans toute la region‟ is en verontschuldigt zich hiervoor. Zo‟n lange panne heeft ze nog nooit meegemaakt. Terwijl ze verder over koetjes en kalfjes praat krijgt ze „bonne nouvelle‟: er is terug jus. Hoewel er een andere boot eerst lag, laat ze ons toch lekker eerst door de sluis. Vermoed dat de jumpersploeg danig op het gemoed van Nadine ingewerkt heeft. Ook de volgende sluizen kan onze kapitein aan sneltempo in- en uitvaren. Bovendien lijkt het wel of we vandaag alleen op dit kanaal varen, we hebben nog geen enkele tegenligger gezien. Half één blijft natuurlijk half één: temps pour le déjeuner, vlak voor de drietrapssluis van Vivier. Lekker soepje, glaasje wijn, verwarmd kajuitje: het leven aan boord valt heus wel mee. Wanneer ook de sluismeester gedéjeuneerd heeft kunnen we verder varen. Drie trappen, daarna 2 trappen in Gay. Het logboek vermeldt hier „zeer woelig en kaaibotsen‟. Waarschijnlijk een soort afscheidscadeau van de éclusier, want hierna leggen we ons laatste stukje kanaal af tot St Roch. Hier moeten we nog een bergje van 4 trappen nemen en komen zo in het bassin van Castelnaudary: port d‟ arrivé. We zien de basis van Crown Blue Line aan bb en kapitein Luk manoeuvreert onze Salsa vlot in een open gaatje; engine down: 15:10. Gezien verkenner Gert reeds vooraf met de fiets langs het station gereden is, kennen we het vertrekuur van de trein: 16:01. We kunnen dus rustig en tijdig naar het station stappen. Na geduldig aanschuiven aan het loket zegt de loketdame doodgemoedelijk dat de trein naar Beziers geannuleerd is, dat er een bus direct gaat vertrekken, maar die kunnen we niet meer halen. Wanneer we het kaartje tonen dat Gert van de chef gekregen heeft, waarop duidelijk 16:01 geschreven staat: dommage il s‟est trompé. En daar staan we dan. Terug naar de blauwe kroonlijn waar we weer 20‟ moeten aanschuiven, 10‟ trachten uit te leggen dat onze wagen in port C staat en of ze willen bellen en vragen om de parking open te houden. Wat voor ons een eenvoudige vraag lijkt is dat blijkbaar niet: nous ici – auto parking Cassafières – parking fermé à 17h. – nous chercher voiture par train – train plus tard que 17h.- demander à port C laisser parking ouvert. Ah bon je comprends maintenant zegt onze geit van dienst aan de balie, en 1 minuut later is het zaakje geregeld (hopen we). Tegen 17 u. stappen we voor de 2de maal naar het station. Slechts 3 personen staan voor ons, maar ze doen telkens een uitleg van een half uur met onze lokale loketdame. Ze trekken zich absoluut niets aan van de aangroeiende rij wachtenden. Gelukkig kunnen we nog net een treinticket kopen en ons naar spoor 3 haasten. In tegenstelling tot de trein van 16.01 moeten we nu niet overstappen in Carcaçonne, maar in Narbonne en zullen er zelfs een half uur minder lang over doen. Wanneer we in Narbonne afstappen en vragen of de trein naar Beziers op hetzelfde spoor komt antwoordt een passerende SNCF-man “je crois bien”, en daar moeten we het dan maar mee doen.
CdM 2007 FC
- 12 van 13 -
Na een klein wandelingetje in Narbonne staan we terug op het perron te wachten. Bij het binnenlopen van onze trein wordt een heel epistel afgerateld waarvan amper de helft verstaanbaar is door de slechte akoestiek en de slechte articulatie: Franse slag! Een kwartier later staan we in het station van Beziers, nemen een taxi naar Port Cassafières, met een chauffeur die de ganse tijd aan het gsm-en is. En dan even spannend: is de boodschap van onze geit in Castelnaudary tot hier doorgedrongen? Ja hoor, de parking is nog open! Stonden hier bij ons vertrek slechts 2 (Belgische) wagens, dan staat de ganse parking nu praktisch vol. Voor alle zekerheid zetten we eerst de wagens langs de vertrekkade en gaan dan nog een pizzaatje eten in het restaurant. Luk vraagt zich af of het autorijden nog zal lukken na een ganse week varen. Het rijden zelf blijkt geen probleem; de navigatie is een ander paar mauwen. Daar waar ik rechtsaf sla, doet Luk (of is het Suzanne?) het omgekeerde. Wanneer ik de autostrade naar Narbonne neem, rijdt Luk rechtdoor. Toch rijden we samen de autostrade af, door de péage in Castelnaudary en arriveren we samen bij de Salsa. Hier zijn de voorbereidselen voor het vertrek reeds begonnen en heeft Gert een overlevingsschotel voor morgen bereid. We drinken nog de laatste fles Blanquette de Limoux, spelen nog een spelletje chapeau en duiken voor de laatste nacht in onze bunk. Adieu Canal, écluses, éclusiers, Salsa … c‟ était bien.
P.S. Het Canal du Midi werd gebouwd onder impuls van Baron Riquet, van 1666 tot 1680, met 12 000 mensen, kostprijs 15 miljoen pond.
CdM 2007 FC
- 13 van 13 -