Bylanx der wall van der Nye toern tot des Priors hues Een archeologisch onderzoek en bouwhistorische inventarisatie naar de middeleeuwse verdedigingswerken aan de Walstraat-Houtmarkt.
Rapportage Archeologie Deventer, mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1 RMW/VHMZ
Michael Klomp & Michiel Bartels, m.m.v. Dirk Schütten
AAO verslag Walstraat-Houtmarkt, fase 1
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Projectinformatie Inleiding De verdedingswerken van Deventer Historische inleiding op de ontwikkeling van de stadsmuren De locatie van het onderzoek Het archeologisch onderzoek De bouwhistorische inventarisatie Walstraat 119-137 en Houtmarkt 6-7 Samenvatting en conclusie, locaties stadsmuur en waltorens Aanbevelingen en kansen voor behoud Lijst van gebruikte literatuur
3 3 3 4 6 7 9 12 13 14
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Overzichtstekening van de perceellering, de locatie van de werkputten en het tracé van de binnenste en buitenste stadsmuur (in stippellijn). Locatie van de werkputten met daarin (rood) de buitenste stadsmuur. Doorsnede van de stadsmuur in werkput 1 Doorsnede van de stadsmuur in werkput 2 Rondeeltoren (waltoren) aan de Bokkingshang Kelder Walstraat 133, doorsnede Kelder Walstraat 133, plattegrond Kaart actuele kadastrale- en huisnummers
Afbeelding omslag: Kaart Jacob van Deventer uit 1560
1. 2
Projectinformatie:
ABC
mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1
Opdrachtgever:
Projectgroep Grachtengordel
Uitvoerder, archeologisch:
Michael Klomp
Uitvoerder technisch:
Michael van der Wees
Inhoudelijke supervisie:
Michiel Bartels
Duur archeologisch veldwerk:
5 dagen
Duur bouwhistorische inventarisatie:
3 dagen
Duur uitwerking :
8 dagen
2.
Inleiding
In het kader van een ontwikkelingsplan voor de Houtmarkt en het terrein van de Boreelkazerne is door Archeologie Deventer in april 2002 een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) uitgevoerd. De projectontwikkelaar is voornemens om tussen Walstraat 121 en 123 een doorgang te creëren van de Walstraat naar de Houtmarkt. Dit zou betekenen dat er een aantal gebouwen, waaronder Walstraat 123 met bijgebouwen, gesloopt moet worden. Gezien de vermoedelijke aanwezigheid van de resten van twee stadsmuren en mogelijk een aantal torens, was het raadzaam om van tevoren te inventariseren of deze ondergrondse monumenten aanwezig waren. Omdat de locatie zelf nog niet ter beschikking stond maar in het kader van de nadere 1
planvorming een antwoord op de vraag wel noodzakelijk was, is een proefonderzoek opgezet . Dit proefonderzoek viel in twee delen uiteen: allereerst een bouwhistorisch onderzoek in alle panden die grenzen aan het bouwplan van de Houtmarkt, zowel in de kelder als aan het opgaand muurwerk op de begane grond en de verdieping. Ten tweede een archeologisch onderzoek aan de Houtmarkt voor het bepalen van de exacte locatie en het mogelijke verder tracé van de buitenste stadsmuur. Archeologisch gezien ligt hier de gelegenheid om een uitgebreid archeologisch onderzoek te verrichten naar de verdedigingswerken van Deventer in dit deel van de stad en vast te stellen of deze aanwezig zijn en zo ja of deze ook een monumentale waarde vertegenwoordigen.
3.
De verdedingswerken van Deventer
De stad Deventer bezat in de Late Middeleeuwen een dubbele stadsmuur. De dubbele ommuring is op de plattegrond van de cartograaf Jacob van Deventer uit 1560 nog goed zichtbaar. Alhoewel in het stratenpatroon van de binnenstad de stadmuren duidelijk zijn te herkennen, is van de twee stadsmuren in het huidige staartbeeld maar weinig overgebleven. De overblijfselen zijn een halfronde toren Achter de Muren Vispoort die deel uit maakte van de 2
binnenmuur . Voorts is een deel van de buitenmuur Achter de Muren Vispoort te zien. Een
mei 2002
ABC
3
AAO verslag Walstraat-Houtmarkt, fase 1
ander deel ligt verborgen in twee pakhuizen Achter de Muren Vispoort 11 en 12. Aan de Waterstaat staat een halfronde toren behorende tot Waterstraat 26, deze maakte deel uit van de binnenmuur. Langs de Bokkingshang zijn twee delen van de buitenmuur nog aanwezig. Het westelijke deel is voorzien van een gedrongen ronde toren. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat er in de bodem meer restanten van de dubbele stadsmuur aanwezig zijn. Waarnemingen tijdens rioolwerkzaamheden in 1976 leverde tegenover het Grote Kerkhof sporen op van een deel van de buitenste stadsmuur en één van 3
de twee rondelen ter verdediging van de Duympoort . Tijdens archeologisch onderzoek in het 4
pand Grote Kerkhof 21 is het restant van de binnenste stadsmuur aangetroffen . Ook in het na 1984 gerestaureerde pand de Gekroonde Allemansgading was de aanwezigheid van de binnenste stadsmuur zichtbaar. In de zijgevel waren allerlei merkwaardige scheuren en sprongen te zien. Het pand was, met uitzondering van de gevel aan de IJsselzijde, verzakt. In 1988 werden bij de sloop van de voormalige Hardonkgarage aan de Gibsonstraat de fundamenten ontdekt van de Noordenbergtoren. Deze toren is vervolgens door amateurarcheologen verder vrijgelegd en ingetekend. Daarnaast is in 1999 door Archeologie Deventer een archeologisch onderzoek gedaan naar 5
een toren in de binnenste stadsmuur onder de panden Bokkingshang 20-24 (bijlage 5). Tenslotte zijn aan de Noordenbergstraat ter hoogte van de Graaf van Burenstraat tijdens rioolwerkzaamheden in 1999 ook resten van de buitenste stadsmuur waargenomen.
4.
Historische inleiding op de ontwikkeling van de stadsmuren
de
Vanaf het einde van de 13
eeuw is Deventer begonnen met de bouw van een stenen
6
stadsmuur . Het ging oorspronkelijk om een enkele stadsmuur langs de IJssel en de Haven (Zandpoort-Bokkingshang) en een dubbele muur aan de landzijde. De plaatsen waar de enkele muur aansloot op de dubbele muur werden gemarkeerd door zware vierkante torens. Eén van deze torens is de Stakelretoren. In de stadsrekening van 1348 wordt melding gemaakt van het 7
leggen van de fundering van de Stakelretoren . de
In het begin van de 14
eeuw is door de stedelijke overheid besloten om ook langs de IJssel en
de Haven een tweede muur aan te brengen. De bouw van deze muur, waaraan rond 1360 de laatste hand werd gelegd, ging gepaard met de sloop van de oudere binnenste stadsmuur langs 8
ditzelfde traject . Op de fundering van de binnenste stadsmuur werden rond 1300 huizen gebouwd. Veel huizen zullen nog van hout zijn geweest, maar na de grote stadsbrand in 1334 werd steeds meer baksteen toegepast. Rond 1350 zijn op bovenstaand traject een aantal waltorens tegen de bestaande gevels van huizen gebouwd. Een goed voorbeeld is de toren Achter de Muren Vispoort. Ook elders in de stad werden nieuwe torens aan de binnenmuur toegevoegd. In de stadsrekeningen wordt in 4
ABC
mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1
1344 gesproken van de ‘nova turris’ of ‘Nye toern’, die ter hoogte van de huidige Damstraat heeft gestaan. Deze toren was verhuurd aan Oetbert Assinck en is in 1873 afgebroken. In de 9
Rentelijst uit 1400 wordt melding gemaakt van een toren met erf ervoor . Koch spreekt al van 10
een huis op deze plek in 1336 . Dit betekent dat de binnenste stadsmuur in dit deel van de Walstraat al in dat jaar voltooid moet zijn geweest. Uit de stadsrekening blijkt verder dat rond 1360 al sprake is van een dubbele stadsmuur rond de stad. In 1358 werd zelfs melding gemaakt van terreinen ‘inter muros’. Hier wordt de ruimte tussen de stadsmuren bedoeld. Deze ruimte was aan de IJssel- en Havenzijde in gebruik als openbare weg. Aan de landzijde werd de ruimte gebruikt als opslagplaats van bouwmaterialen van de stad. Aan deze zijde bevonden zich achter de Molenstraat en Walstraat ook de ‘stadsdoelen’, waar de stedelijke krijgslieden konden oefenen. Op de kaart van Jacob van Deventer (1560) zijn tussen de Brink- en Heestpoort zeven waltorens te zien. Hiervan zijn er vier exact te lokaliseren. Van de overige drie ligt er één achter de Bergkerk en één achter de woning van de prior. De laatste toren moet volgens de tekening in de bocht van de straat liggen onder de percelen 2525-2526. Of dit ook werkelijk het geval is blijft de vraag. Bloemink noemt als argumenten voor deze stelling de trapeziumvorm van het 11
terrein en de plaats van de trap naar de weergang .
De muren tussen Brinkpoort en Heestpoort, Jacob van Deventer , 1560.
mei 2002
ABC
5
AAO verslag Walstraat-Houtmarkt, fase 1
Rond 1450 zien we de opkomst van kleiner, wendbaarder en sneller vurend geschut dat meer de
kracht, een groter bereik en grotere precisie had dan de zwaardere kanonnen uit de late 14
en
de
vroege 15 eeuw. Het nieuwe geschut met namen als ‘Breckmuer’ kon de muren van ieder gemiddeld Nederlands kasteel in puin schieten. Belangrijk was echter vooral de grote mobiliteit van de artillerie. Grote legers waren niet langer nodig. Als antwoord hierop werden in de vestingbouwkunde nieuwe ontwikkelingen doorgevoerd. Er ontstonden dikkere muren en grotere torens. Daarnaast werden in enkele gevallen de flanken verkort. Bij het zoeken naar manieren om het gevaar van de nieuwe artillerie te weren werd ook in De Nederlanden teruggegrepen naar de ronde vorm van torens en kastelen. Een goed voorbeeld hiervan is de de
Swormertoren bij Deventer, die tegen het einde van de 14
eeuw als militaire wachttoren in de
12
Sallandse Landweer bij Deventer werd gebouwd . De nieuwe torens aan de stadsmuur waren veel lager dan de oudere muurtorens. De opgraving aan de Bokkingshang in 1999 heeft een toren van dit type opgeleverd. Het ging om een halfronde rondeeltoren met een diameter van 9.20 m. De toren moet gezien de constructie 13
en de baksteenformaten tegelijkertijd met dit deel van de buitenste stadsmuur zijn aangelegd . Een andere toren uit deze periode is de in 1487 gebouwde Noordenbergtoren. Deze toren was door middel van twee evenwijdig lopende muren (vleugelmuren) over de gracht verbonden met de stad en stond dus buiten de dubbele ommuring. Als voorbeeld van deze toren heeft de Bourgonjetoren van het kasteel Duurstede bij Wijk bij Duurstede gediend. Beide torens zijn vergelijkbaar met kasteeltorens in Noord-Frankrijk en het zuiden van België uit deze periode. In Nederland zijn de torens een zeldzaam verschijnsel. Ook in de bestaande stadsmuren werden veranderingen doorgevoerd. In 1501 wordt in de stadsrekening nog gesproken van het hakken of aanbrengen van ‘bussegaten’.
5.
De locatie van het onderzoek
De onderzoekslocatie ligt in de bocht van de Walstraat, tussen de Walstraat en de Houtmarkt. Het deel aan de Walstraat is bebouwd en beslaat de percelen 2520-2522 en 2524-2528 (zie bijlage 8). Aan de achterzijde van de huizen op de percelen 2521-2522 en 2524, aan de Houtmarkt, is een bescheiden aanvullend archeologisch onderzoek (AAO) uitgevoerd. Dit onderzoek had als hoofddoel, het opsporen en vastleggen van de buitenste stadsmuur en de gracht. Op de kadastrale percelen 2520-2522 en 2524-2528 is een bouwhistorische inventarisatie uitgevoerd. Deze inventarisatie was in eerste instantie gericht op de kelders. Het doel was om aanwijzing te vinden voor de aanwezigheid van de binnenste of de buitenste stadsmuur en een mogelijke toren. Deze toren zal aanwezig moeten zijn onder de percelen 2525-2526.
6
ABC
mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1
6.
Het archeologisch onderzoek
Gedurende het onderzoek is op 17 m achter de achterzijde van de huizen aan de Walstraat een restant de buitenste stadsmuur ontdekt (bijlage 2). Deze restanten liggen op 26 m uit de gevellijn van de Walstraat (bijlage 3). De bovenzijde van de muur was op een niveau van 5.60+NAP zichtbaar en had een breedte van 88 cm. De originele breedte moet groter zijn geweest, aangezien de muur deels was bekapt voor de aanleg van kelders. De muur stond onder een hoek van zestig graden en had als baksteenformaten 24/23 x 11 x 5 en een 10 lagenmaat van 52 cm. De was tot op 2.77 +NAP nog zichtbaar, de onderzijde is echter vanwege het grondwater niet bereikt. Op dit niveau was in de gracht een houten schot te zien, mogelijk is dit schot het restant van een perceelscheiding of steiger. Hier blijkt uit dat de muur met zijn voet in het water van de gracht heeft gestaan. De de
muur heeft dus tevens als kademuur gefungeerd. In de 16
eeuw is de muur daarom voorzien
van een nieuwe bekledingsmuur of klamp en versterkt met steunberen. Wanneer de helling van de voet van de muur wordt doorgezet, heeft de onderzijde van de muur vermoedelijk een breedte van 8 meter (bijlage 3 en 4). De gevonden muur moet rond 1360 al zijn voltooid. De muur is in de periode na 1360 vele malen veranderd. De ontwikkeling van het geschut rond 1450 zal geleid hebben tot het gedeeltelijk afbreken en verzwaren van de muur. In deze periode werden ook een aantal 14
halfronde rondeeltorens toegevoegd .
Uit de gracht is getracht zoveel mogelijk materiaal te verzamelen. Onder het materiaal bevond zich een grote hoeveelheid aardewerk. Een korte analyse van het aardewerk maakt
mei 2002
ABC
7
AAO verslag Walstraat-Houtmarkt, fase 1
aannemelijk dat een deel van de gracht voor 1760 gedempt moet zijn. Onder het materiaal ontbreekt namelijk de groep Engelse industriële keramiek dat zo typerend is voor de periode na 1760 terwijl soorten als Ochtuper-waar en typerende soorten steengoed en Delfts aardewerk volop voorkomen. Op het kadastrale minuutplan uit 1832 is duidelijk de gracht ingetekend. Deze gracht was zoals we nu weten niet meer over de volle breedte open maar al gedeeltelijk gedempt. Het dempen van stadsgrachten geschiedde vaak vanuit overheidswege. De grachten waren een bron voor ziekten als de cholera en tyfus.
Olieverfschilderij van Springer, midden-19de eeuw, Collectie Museum De Waag.
Na 1850 zijn op de gedempte gracht aan de latere Houtmarkt een aantal huizen gebouwd. Deze huizen waren van kelders voorzien en met de achtermuur op de stadsmuur gefundeerd. Tijdens de opgraving was duidelijk zichtbaar dat voor de aanleg van de kelders gedeelten uit de oude stadsmuur waren gehakt. Tegen het afgebroken deel werd dan een nieuwe klamp gemetseld . Ook de vloer was aangelegd op de stadsmuur.
Alhoewel de informatie uit het archivalisch bronnenmateriaal duidelijk aangeven dat aan de oeverzone talloze ambachtelijke activiteiten zijn uitgevoerd, zijn gedurende het archeologisch onderzoek hier geen concrete aanwijzingen voor verkregen. Niettemin lijkt het vrijwel zeker dat in de panden buiten de buitenste stadmuur en op de oeverzone activiteiten als leerlooien, bleken, timmerwerk, kleermaken, transport en overslag hebben plaatsgevonden (zie bijlage: belastingcohieren en rotlijsten). 8
ABC
mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1
7.
De bouwhistorische inventarisatie Walstraat 119-137 en Houtmarkt 6-7
Van Walstraat 119, perceelsnummer 9855, zijn de bouwtekeningen voor zover aanwezig in het Deventer archief bestudeerd. Het pand viel niet te betreden. Op deze bouwtekeningen is geen kelder te zien, op dit moment heeft het pand eveneens geen kelders, de huidige bewoners, familie Hoogstraten hebben dit mondeling bevestigd. Toch lijkt het waarschijnlijk dat dit pand in het middeleeuwse verleden wel was onderkelderd. In het pand Walstraat 121, kadastraal perceel 11376 (C.J. van der Wees), is een 15
bouwhistorische inventarisatie uitgevoerd . In de kelder van het huis is een grote zware muur van 1.14 m dik aanwezig. Deze muur was ook op de eerste verdieping nog waar te nemen. Hier was nog duidelijk een restant van een schietgat zichtbaar. De breedte van de muur en de aanwezigheid van het schietgat laten er geen twijfel over bestaan dat we hier te maken hebben met de binnenste stadsmuur (X: 208.032,63 / Y:474.183,31). Deze binnenste stadsmuur moet volgens de historische gegevens al vóór 1360 voltooid zijn. Het baksteenformaat bedroeg 29 x 14.5 x 7, de daarmee corresponderende 10 lagenmaat bevestigd deze datering. Het is later in de muur uitgehakt. Aan de hand van het steenformaat 27x12x6 en een geschatte 10 16
lagenmaat van 71 cm, is een datering rond 1500 niet uit te sluiten . Bovengenoemde datering sluit aan bij de vermelding in de stadsrekening uit 1501. In de kelder waren in de stadsmuur nog sporen aanwezig die goed te koppelen zijn aan de gegevens uit de Stedelijke Rentelijst uit 1400. De Rentelijst uit 1400 is een overzicht van de verschillende stedelijke inkomsten. Naast de inkomsten van de verschillende tollen en de verpachting van de brood- en visbanken etc. bevatte de lijst ook inkomsten in de vorm van tijnzen (belastingen of heffingen) uit onroerend goed. Uit de lijst van tijnzen blijkt dat er sprake is van het gebruik van de bogen in de stadsmuur waarvoor men belasting moest betalen. Uit deze gegevens valt echter niet af te leiden of er betaald werd voor het gebruik van de stadsmuur als muur voor het eigen huis of voor het gebruik van de grond tegen de stadsmuur. Volgens Bloemink kan, wanneer er in de Rentelijst gesproken wordt van een afwisseling van bogen en posten waar alleen namen worden genoemd, in werkelijkheid sprake zijn van een afwisseling van bogen en huizen. Hij komt hierbij tot de theorie dat alleen een stenen huis werd aangeduid als ‘huis’ en een houten huis niet. Als extra aanwijzingen hiervoor ziet hij het voorkomen van de namen van de tijnsplichtige burgers in de Rentelijst in de subsidielijsten van 17
de bakstenen en dakpannen van de stad . In de Rentelijst uit 1400 wordt het op het perceel 2527 gesproken van een huis waarvoor ½ lb. 18
moest worden betaald . Uit de overige inkomsten weten we dat er voor één complete boog 1 lb. kostte. Als bijzonderheid wordt verder in 1420-1425 vermeld dat dit huis gelegen is ‘naast een trapopgang naar de weergang’.
mei 2002
ABC
9
AAO verslag Walstraat-Houtmarkt, fase 1
De belastingaanslag van ½ lb. voor dit perceel komt precies overeen met de bouwhistorische gegevens uit de kelder van Walstraat 121. In de kelder is namelijk te zien dat de stadsmuur bestaat uit zogenaamde poeren, waarop spaarbogen hebben gezeten. De ruimte tussen de boog is later dichtgezet. Dit is te zien aan de mooie afgewerkte zijde van de poer, maar ook aan de slordig gemetselde tussenmuur. Daarnaast valt aan het vochtigheidsgehalte van de poer af te leiden dat deze zeker tot ver in het grondwater gefundeerd moet zijn, in tegenstelling tot de latere dichtzetting. De breedte van het huis komt exact overeen met de helft van één boog, namelijk 2,90 m. De complete breedte van een boog kan daarmee op 5.80 m worden gesteld. de
In Walstraat 123, perceelsnummer 10413, is in de late 19 bakkerij ‘De Hoop’ gevestigd. Op basis van de bouwtekeningen uit 1932 valt vast te stellen dat de vloer van het voorste gedeelte van de woning is gefundeerd op zand en geen kelders bevat. In het achterste gedeelte van het huis een betonnen kelder is gebouwd. Hierin was de bakoven geplaatst. Deze kelder ligt op 17 m van de straatzijde en is 6 m diep en 4 m breed. Het is niet mogelijk gebleken om tijdens het de
onderzoek het pand te betreden. Vermoedelijk heeft het pand in de pre-19 -eeuwse situatie de
wel een aantal kelders gekend, deze zijn vermoedelijk in de 19 eeuw, tijdens de vestiging van de bakkerij dichtgeworpen. Walstraat 125-127 (perceelnummer 10383) is een rijksmonument. Op dit moment is het pand onbewoond. Tijdens de waarneming op 3 mei 2002. In de kelder zijn twee soorten gewelven te zien. De achterzijde van de kelder bestaat uit een 4,80 m breed tongewelf. Dit tongewelf steekt vanaf de Walstraat tot 6,80 m de kelder in. Tussen 6,80 m en 9,70 m vanuit de gevel is een ander soort boog te zien. Dit is geen boog die de kelder en de bovenliggende vloer draagt, maar een hoge vrij korte boog met een overspanning van 2,90 m, en een hoogte vanaf de huidige betonnen keldervloer van 1,85 m. Naar alle waarschijnlijkheid is dit een doorgebroken spaarboog van de binnenste stadsmuur. Deze spaarboog is op enig moment in de kelder verwerkt en later doorgebroken om de kelder een achteruitgang via een trap aan de Houtmarktzijde te geven. De breedte van de binnenste stadsmuur is hier 2,90 m.
10
ABC
mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1
De kelder van Walstraat 125-127 met aan het eind de korte doorgebroken spaarboog van de binnenste stadsmuur.
ste
Walstraat 129-131, perceelsnummer 10838, behoorde in de 20
eeuw toe aan de fa. Sterk die
hier o.a. petroleum, benzine en huisbrandolie verkocht. Het pand heeft op dit moment geen kelders. Naar alle waarschijnlijkheid is in een vroegere (middeleeuwse) fase het pand wel onderkelderd geweest. Dit ontrekt zich op dit moment volledig aan het oog. Op het perceel Walstraat 133, perceelnummer 9467 (Schildersbedrijf Steenbruggen) ligt in het midden van het perceel op een afstand van 9 m van de gevel van de Walstraat een 1,10 m brede en 3,10 m lange kelder haaks op de perceelrichting van het huis. De achtermuur (muur C) (zie bijlage 6 ) is de binnenzijde van de binnenste muur van de oudste stadsmuur. Tegen de muur zit een baksteen klamp met een steenformaat is 25*11*6. De zuidwestelijke zijmuur vertoont interessante bouwsporen. Deze gezamenlijke muur met het perceel 135/137 loopt enigszins gebogen en heeft op het niveau van de tweede verdieping een de
aaltal balkgaten. Het muurwerk doet sterk 15 -eeuws aan (steenformaat 28*13,5*6(?)). Opmerkelijk is dat aan de achterzijde van het perceel de muur stopt in een koude voeg, waar achter een verlenging uit een jongere fase in een kleiner steenformaat is gemetseld. De overgang van oud naar jong metselwerk is vermoedelijk de scheidlijn tussen de buitenzijde van de binnenste stadsmuur en een later aanbouw. De muur bevat eveneens veel muurankers en
mei 2002
ABC
11
AAO verslag Walstraat-Houtmarkt, fase 1
horizontaal ingemetselde eiken balken. Mogelijk was op deze locatie een doorgang of steeg naar het gebied tussen de muren. Het pand Walstraat 133 is dan een dichtzetting van deze de
steeg uit de late middeleeuwen of de 17
eeuw (bijlage 6 en 7).
Walstraat 135/137, eigenaar dhr. Van der Belt, perceelnummer 9468 (Uitzendbureau Invité) heeft geen kelders. Deze zijn tijdens een verbouwing enkele jaren gelden dichtgeworpen. Waarschijnlijk stammen de voormalige kelders uit de middeleeuwen.
In het schoolgebouw Houtmarkt 6 en Houtmarkt 6a (perceel 8724) is op 14 mei een korte de
waarneming uitgevoerd. Op basis van de bouwtekeningen van de 19 -eeuwse stadsarchitect Bernardus Looman, viel vast te stellen dat het gebouw een kelder bezat. Tijdens de waarneming is in het ketelhok van de kelder een betonnen vloer en gemetseld opgaand de
muurwerk van orde baksteen van een laat 19 -eeuws formaat te zien. Indicaties die direct duiden op de aanwezigheid van één of twee stadsmuren, zijn niet gevonden.
Houtmarkt 7 (perceel 8722) is conform de bouwtekeningen niet onderkelderd. Hier is geen waarneming gedaan. 8. Samenvatting en conclusie
De vermoedelijke locatie van de stadsmuur
De bouwhistorische inventarisatie en het aanvullend archeologisch onderzoek hebben aangetoond dat in dit gedeelte van de stad nog vrij veel restanten van de verdedingswerken aanwezig zijn. Naast restanten in de bodem gaat het hier ook om delen die verborgen zijn in en onder de huidige bebouwing. Het tracé van de buitenste stadsmuur is door het onderzoek voor een deel met grote zekerheid vast te stellen. Deze ligt onder de voorgevels van Houtmarkt 6, 6a en 7 op ongeveer 26 m achter de gevel van de Walstraat. De muur ligt op RD coördinaten X: 208.054,38 / Y: 474.156,07. Deze muur loopt noordoostwaarts door en ondersnijdt de locatie van de voorgenomen doorbraak. De binnenste stadsmuur ligt onder de achtergevel van Houtmarkt 6, 6a en 7. Deze loopt loopt gemiddeld 7 m uit de gevel van de Walstraat en heeft een vermoedelijke dikte van 2,90 m. Vlak naast de te maken doorbraak naar de Houtmarkt is in het pand Walstraat 125-127 een flink stuk van deze binnenste stadmuur nog in tact aanwezig. Dit geeft aan dat met zeer grote waarschijnlijkheid onder de te maken doorbraak de binnenste stadsmuur zal worden aangetroffen.
12
ABC
mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1
De vermoedelijke locatie van de torens
De eerste toren van de buitenste stadsmuur is met vrij grote zekerheid te lokaliseren. Deze ligt waarschijnlijk pal westelijk van de proefopgraving, en deels onder de Houtmarkt 7 (perceel 8722). De tweede toren van de buitenste stadsmuur ligt mogelijk op de locatie van Walstraat 123 en het huidige onbebouwde stuk tussen Walstraat 121 en 123 ter hoogte van de achterzijde van de panden, uitstekend in de oeverzone.
De binnenste stadsmuur heeft op dit tracé ook torens gekend. Op basis van de huidige stand van kennis is vast te stellen dat een grote hoektoren zeven meter uit de gevel van Walstraat 121 en 123 en het onbebouwde stuk daartussen ligt. Het kan hier gaan om een aanzienlijke toren, die groter van formaat was dan de ‘gewone’ waltorens. Gezien de gemiddelde afstand tussen de torens, lijkt het aannemelijk dat mogelijk onder de Houtmarktscholen nog een waltoren van de binnenste stadsmuur ligt. Het is niet aan te geven of deze onder Houtmarkt 7 of juist onder Houtmarkt 6-6a ligt. Uit het muurdeel van de buitenste stadsmuur dat tijdens de AAO is aangetroffen valt duidelijk af te leiden dat de muur in verschillende perioden is verbeterd en verzwaard. Zo is de muur in de de
16 eeuw voorzien van steunberen en een net afgewerkte bekledingsmuur. Daarnaast is het aannemelijk dat de muur rond 1450 verzwaard moet zijn. Dit fenomeen is ook aan de Bokkingshang te ontdekken en heeft alles te maken met de ontwikkeling van het geschut. Daarnaast kan onderzoek naar de muurresten ook uitsluitsel geven over de bouwdatum van de beide stadsmuren en de verschillende torens. Dit is in veel gevallen nog niet duidelijk en zuiver hypothetisch. 9.
Aanbevelingen en kansen voor behoud
Door het archeologisch en bouwhistorisch onderzoek is vast komen te staan waar de binnenste en de buitenste stadsmuur liggen. Gezien het bouwplan conflicteert de ligging van de stadsmuur en de torens met de aanleg van de voorgenomen bouwwerken. Een deel van de funderingspalen zal door de 8 m brede muur geslagen/geboord moeten worden. Dit is gezien de monumentale status en de zeldzaamheid van dergelijk muurwerk in Nederland vanuit Monumentenzorg geen optie. Behoud van de middeleeuwse stadsmuren in Deventer is het uitgangspunt van het monumentenbeleid. Samen met de ontwerper en bouwer zal zodoende naar een constructieve oplossing moeten worden gezocht om de stadsmuren op de plaats zelf te behouden en niet te beschadigen. Mocht binnen het bouwplan dit niet te realiseren zijn dan is definitieve documentatie essentieel. Daarnaast kan gezien de grote soliditeit en omvang van de stadsmuren het weghalen ervan tot grote problemen leiden, bijvoorbeeld in de stabiliteit van de bodem. Vermoedelijk zal de grond
mei 2002
ABC
13
AAO verslag Walstraat-Houtmarkt, fase 1
van het Bergkwartier aan de Walstraat zich opnieuw gaan zetten, hetgeen verzakkingen tot gevolg kan hebben. De behoudsoptie is echter vanuit Monumentenzorg wenselijk en sterk aan te bevelen. Over het noordoostelijke verloop van de stadsmuren en de locatie van torens zijn nog geen exacte gegevens voor handen Een tweetal vervolgonderzoeken in de vorm van proefopgravingen kunnen hier uitkomst bieden. Indien mogelijk zou het gezien het historisch karakter van de locatie aan te raden zijn om delen van muren of torens zichtbaar in te passen in het ontwerp.
Dankwoord
Archeologie Deventer wil de bewoners en eigenaren van de Walstraat bedanken voor hun vriendelijke medewerking. Daarnaast danken wij Wijnand Bloemink voor zijn advies en Dirk Schütten voor zijn archiefonderzoek. 1
Bartels, 2001. Ter Kuile, 1964, 7. 3 Lubberding, 1976. 4 Bloemink, 1996, 203. 5 Bartels, 1999. 6 Spitzers, 1990, 64 en noot 98, Bloemink 1999,1. 7 Ter Kuile, 1964, 6. 8 Vanaf 1360 wordt er subsidie gegeven op bakstenen. In dat jaar zaten al tien miljoen bakstenen op hun plaats in de stadsmuur en andere gebouwen van de stad, De Meyer en van den Elzen, 1982, 37 9 Bloemink, 2001. 10 Koch, z.j. 2
12
Janssen, 1996, 106. De toren was in verband met de stadsmuur gemetseld en bestond uit baksteenformaten die variëren van 27x13/13.5x6 tot 25x13x6 met een 10 lagenmaat van 72 cm. 14 Zie bijvoorbeeld de twee rondeeltorens aan de Bokkingshang. 15 Het pand is eigendom van C.J. van der Wees. 16 8 lagen = 58 cm 17 Bloemink, 1996, 205. 18 lb. is de afkorting voor ‘librum’ of ‘libra’ en wordt in het Nederlands als ‘pond’ weergegeven. 18 Bloemink, 2001, 2. 13
10
Lijst van gebruikte literatuur
Bartels, M. H., 2001: Algemene Archeologische Inventarisatie Walstraat-Houtmarkt ( = AAI 11). Bloemink, W. J, 1996: Van muurboog tot stadshuis, verstedelijking langs de Deventer stadsmuur rond 1400, in: Monumenten en bouwhistorie, Jaarboek Monumentenzorg 1996, Zwolle/Zeist, 203-210. de
Bloemink, W., 1999: Het bouwen in Deventer in de 14
14
eeuw, intern artikel 3-10-1999.
ABC
mei 2002
Aanvullend Archeologisch en Bouwhistorisch Onderzoek, Walstraat-Houtmarkt fase 1
Janssen, H.L., 1996: Tussen woning en versterking, Het kasteel in de middeleeuwen, in: H.L.Janssen, J.M.M. Kylstra-Wielinga & B. Olde Meierink (red.) 1000 jaar kastelen in Nederland, Functie en vorm door de eeuwen heen. Utrecht, 15-106. Klomp, M.J., 2001: Archeologisch Onderzoek Walstraat 92-94, ( = Rapportage Archeologie Deventer 6). Koch, A.C.F., 1988: Het Bergkwartier te Deventer. Huizenboek van een middeleeuwse stadswijk tot 1600, Zutphen. Kuile, ter, E. H., 1964:De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Zuid Salland. Den Haag. De Meyer, G.M. & E.F.W. van den Elzen, 1982: De verstening van Deventer. Huizen en de mensen in de 14 eeuw, Historische studies XLIII, Bijdragen van het instituut voor middeleeuwse geschiedenis. Groningen. Spitzers, T.A., 1990: ‘Port-of-trade’ of vroege stad?, De nederzettingsgeschiedenis van Deventer in de vroege middeleeuwen archeologisch en historisch bekeken. Doctoraalscriptie Middeleeuwse archeologie, Amsterdam. Vermeulen, B., 2002: De Deventer Landweer en het middeleeuwse Tolhuis aan de Snipperlingsdijk te Deventer (= Rapportages Archeologie Deventer 10) In druk.
mei 2002
ABC
15