gen van de essentiële criteria waaraan het financieel plan moet voldoen dat de oprichters van een S-BVBA dienen op te stellen. Belangrijk daarbij is de verplichting van de oprichter van de S-BVBA om zich bij het opstellen van het financieel plan te laten bijstaan door een daartoe door de Koning erkende instelling of organisatie of door een erkende boekhouder, een externe accountant of een bedrijfsrevisor.
1. Inleiding In uitvoering van het federale kmo-plan werd door de regering in oktober 2009 een wetsontwerp ingediend tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen (hierna W.Venn.) door invoering van de BVBA Starter of afgekort «S-BVBA». Deze rechtsvorm moet de beginnende ondernemer de mogelijkheid bieden om een rechtspersoon op te richten zonder onmiddellijk een belangrijk kapitaalbedrag te moeten ophoesten.
De S-BVBA is geschoeid op de leest van de éénpersoonsBVBA. De bepalingen van het W.Venn. i.v.m. de BVBA zijn dan ook op van toepassing op de S-BVBA, tenzij anders bepaald.(5) Een aantal artikelen van het W.Venn. worden niet van toepassing verklaard zolang de BVBA het statuut van Starter heeft waardoor een beschermingsstatuut wordt gecreëerd.
Anders dan in België was het immers in de ons omringende landen mogelijk een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid op te richten met een verwaarloosbaar kapitaal. Volgens het wetsontwerp is er «in België geen vennootschapsvorm die wat geplaatst en gestort kapitaal bij oprichting beantwoordt aan de eisen van een Starter».(1) Sommige ondernemers richtten daarom dergelijke buitenlandse vennootschap op om dan via een bijkantoor in België hun activiteiten te ontplooien. De Engelse Limited is daarbij erg in trek. Het wetsontwerp stelt letterlijk dergelijke praktijk te willen tegengaan.
2. Oprichting Een S-BVBA kan enkel worden opgericht door één of meerdere natuurlijke personen. Rechtspersonen kunnen nooit oprichter noch later aandeelhouder zijn zolang de BVBA het statuut Starter heeft.(6)
Het wetsontwerp werd op 19 november 2009 goedgekeurd door de Kamer(2) en verscheen op 26 januari 2010 in het Belgisch Staatsblad (hierna de «wet»).(3) De Koning dient echter nog de datum van inwerkingtreding van de wet te bepalen.(4) Dit zal gepaard gaan met het vastleg-
I N H O U D •• BVBA Starter •• Teruggaaf van buitenlandse btw in 2010
(1) Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en tot vaststelling van de modaliteiten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Starter, Parl. St. Kamer 2009-2010 (hierna «wetsontwerp»), nr. 2211/001, 3. (2) Wetsontwerp, nr. 2211/004. (3) Wet van 12 januari 2010 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en tot vaststelling van de modaliteiten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid «Starter» (B.S. 26 januari 2010). (4) Artikel 16 van de wet. PA C I O L I
NR.
292
BIBF-IPCF
1 5
(5) Artikel 3 van de wet. (6) Artikelen 3 en 11 van de wet.
1
1
–
14
m aar t
2010
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
BVBA Starter
Per persoon kan men slechts één S-BVBA oprichten. De wet voorziet dat de oprichter hoofdelijk borg staat voor de verbintenissen van elke andere S-BVBA die hij nadien zou oprichten. De hoofdelijke borgstelling houdt op zodra de tweede vennootschap ontbonden wordt of haar karakter van S-BVBA verliest.(7)
minimumkapitaal van de S-BVBA.(14) Het financieel plan dient bij oprichting zoals voor andere vennootschappen aan de notaris overhandigd te worden en wordt er bewaard in het kader van de oprichtersaansprakelijkheid. Gelet op die oprichtersaansprakelijkheid dient het maatschappelijk kapitaal toereikend te zijn om de activiteiten van de vennootschap uit te oefenen. Niet elke S-BVBA zal daarom zomaar voor een maatschappelijk kapitaal van 1 euro kunnen kiezen. Het bedrag van het maatschappelijk kapitaal dient dan ook verantwoord te worden via het financieel plan.(15) De voorbereidende werken van de wet stellen verder dat de oprichter erover dient te waken dat de in het plan opgenomen informatie nauwkeurig is en niets verbergt.(16)
De S-BVBA is voorbehouden voor jonge startende ondernemers. De oprichters mogen daarom nog geen aandeelhouder zijn in een andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of hun deelneming mag niet meer dan 5 % bedragen van de stemrechten in die vennootschap(pen). Een oprichter die deze regel overtreedt, wordt eveneens gesanctioneerd met hoofdelijke aansprakelijkheid.(8) Aan de ondernemer wordt bij oprichting van de S-BVBA de vrije keuze gelaten het bedrag van het geplaatst kapitaal te bepalen tussen de 1 en 18 549 euro.(9) Een BVBA die wordt opgericht met een geplaatst kapitaal van 18 550 euro (zijnde het minimumkapitaal voor een gewone BVBA) kan niet genieten van het beschermingsstatuut van de S-BVBA.
3. Bestaan van de S-BVBA Ten laatste vijf jaar na de oprichting of van zodra de BVBA vijf voltijdse werknemers in dienst wil nemen, dient het maatschappelijke kapitaal verhoogd te worden tot 18 550 euro (zijnde het minimumkapitaal van een gewone BVBA), waardoor de BVBA haar statuut van Starter verliest.(17) Vanaf dat ogenblik worden de volstortingsverplichtingen van een gewone BVBA opgenomen in artikel 223 W.Venn. van toepassing.(18) Ook de bepalingen omtrent eenhoofdigheid voorzien in artikel 213 W.Venn. worden van toepassing zodra de BVBA haar statuut van Starter verliest of ten laatste vijf jaar na de oprichting.(19)
De volstortingsplicht bij de oprichting bedraagt 1 euro.(10) Voor een gewone BVBA is dit 6 200 euro en 12 400 euro indien het gaat om een éénpersoons-BVBA. Voor de oprichting is geen bankattest vereist van storting van de gelden op een geblokkeerde rekening.(11) Ook dient een financieel plan opgesteld te worden. Anders dan bij de bestaande vennootschapsvormen moet dit plan voldoen aan criteria die bij koninklijk besluit zullen bepaald worden.(12) Er werd de voorzitter van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen gevraagd een ontwerp van KB ter zake op te stellen.(13) Voor het opstellen van het plan moeten de oprichters zich laten bijstaan door iemand van de «cijferberoepen»; een erkend boekhouder, externe accountant, bedrijfsrevisor of door een instelling of organisatie via KB daartoe erkend.
Om derden niet te misleiden omtrent de hoedanigheid van de vennootschap dient de S-BVBA steeds de vermelding «Starter» te gebruiken, bijvoorbeeld op haar briefhoofden, website, enz.(20) Zolang de BVBA het statuut van Starter heeft mag, op straffe van nietigheid, geen overdracht van de aandelen gebeuren aan een rechtspersoon. Rechtspersonen kunnen enkel worden toegelaten tot het kapitaal van de vennootschap via kapitaalverhoging waardoor het kapitaal
Deze bijkomende vereisten opgelegd aan het financieel plan worden in de Memorie van Toelichting verantwoord wegens het feit dat het om starters gaat die minder of geen ervaring hebben met ondernemen waardoor het falingsrisico hoger is, alsook door het beduidend lager
(7) (8) (9) (10) (11) (12) (13) 1
–
(14) (15) (16) (17) (18)
Wetsontwerp, nr. 2211/001, 11. Wetsontwerp, nr. 2211/001, 9. Wetsontwerp, nr. 2211/001, 12. Artikel 6 van de wet. De hoofdelijke aansprakelijkheid opgenomen in artikel 229, 2° W.Venn. van de oprichters jegens belanghebbenden tot volstorting van het kapitaal is onverminderd van toepassing. Zolang de S-BVBA het statuut van Starter heeft en bijvoorbeeld een kapitaal van 1 euro, zijn de oprichters onder dit artikel slechts gehouden tot volstorting van die 1 euro. (19) Artikel 5 van de wet. (20) Artikel 3 van de wet.
Artikel 4 van de wet. Artikelen 3 en 4 van de wet. Artikel 6 van de wet. Artikel 8 van de wet. Artikel 9 van de wet. Artikel 7 van de wet. Wetsontwerp, nr. 2211/002, 4.
14
m aar t
2010
2
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
292
gebracht wordt op minimum 18 550 euro, waardoor de vennootschap haar statuut van Starter verliest.(21)
Ook voor de S-BVBA bestaat er oprichtersaansprakelijkheid in geval van faillissement van de vennootschap binnen de drie jaar na oprichting als de middelen ter beschikking van de vennootschap kennelijk ontoereikend waren voor de normale uitoefening van de voorgenomen activiteit voor een periode van twee jaar.(29) Voor de SBVBA waar het maatschappelijk kapitaal 1 euro kan bedragen, dient de aansprakelijkheid daarom niet enkel beoordeeld te worden aan de hand van het maatschappelijk kapitaal, maar ook aan de hand van het eigen vermogen en de «ondergeschikte middelen».(30) In die zin wijken de bewoordingen van de oprichtersaansprakelijkheid af van deze voor andere vennootschappen.
Zaakvoerders van een S-BVBA zijn noodzakelijk natuurlijke personen. Een S-BVBA kan geen rechtspersoon als zaakvoerder hebben.(22) Jaarlijks dient er een winstreservering te gebeuren van minimum 25 % van de nettowinst tot opbouw van een reserve en dit totdat de reserve en het maatschappelijk kapitaal samen 18 550 euro bedragen. Het reservefonds kan omgezet worden in kapitaal overeenkomstig de regels voor kapitaalverhoging.(23) Zolang de BVBA het statuut van Starter heeft, is een kapitaalvermindering onmogelijk, onder meer om te vermijden dat het reservefonds via een incorporatie van de reserves, gevolgd door een kapitaalvermindering toch uit het vermogen van de vennootschap zou worden gehaald.(24)
Met «ondergeschikte middelen» wordt verwezen naar achtergestelde financiering (bv. een achtergestelde lening). Indien de aandeelhouder een gewone lening i.p.v. kapitaal verstrekt, komt hij bij faillissement in samenloop met de schuldeisers. Daarom kunnen gewone leningen niet in rekening worden genomen voor de evaluatie of de middelen ter beschikking van de vennootschap toereikend waren. Interessant is ook nog de opmerking in de Memorie van Toelichting waarbij wordt verduidelijkt dat het geenszins de bedoeling is om met deze afwijkende bewoordingen afbreuk te doen aan de interpretatie die in de rechtspraak en rechtsleer aan de oprichtersaansprakelijkheid en meer bepaald de toereikendheid van middelen ter beschikking van de vennootschap, wordt gegeven voor gewone BVBA’s, NV’s en CVBA’s. Er wordt gesteld dat «teneinde niet buiten de scope te gaan van de S-BVBA» enkel de formulering van de oprichtersaansprakelijkheid voor de S-BVBA nader bepaald wordt.(31)
De alarmbelprocedure voor verlies van maatschappelijk kapitaal(25) alsook de mogelijkheid voor elke belanghebbende om ontbinding te vragen als het netto-actief gedaald is onder de 6 200 euro(26), is niet van toepassing op de S-BVBA totdat deze het statuut van Starter verliest, ten laatste vijf jaar na de oprichting. De omvorming van een S-BVBA naar een gewone BVBA gebeurt volgens de regels van een statutenwijziging, meer bepaald via een kapitaalverhoging en vereist dus steeds de tussenkomst van een notaris.(27)
4. Aansprakelijkheid oprichters
Vanaf drie jaar na de oprichting van de S-BVBA zijn de oprichters hoofdelijke aansprakelijkheid jegens derden voor het verschil tussen het geplaatst kapitaal en 18 550 euro.(32) De termijn van drie jaar gaat in op het ogenblik dat de oprichtersaansprakelijkheid afloopt. Door het invoeren van de hoofdelijke aansprakelijkheid wil men de schuldeisers dezelfde waarborg bieden als was het kapitaal al opgetrokken tot 18 550 euro, zonder de oprichters te verplichten het maatschappelijk kapitaal te verhogen. Hierdoor kunnen de oprichters nog twee jaar extra, tot vijf jaar na oprichting, het kapitaal laag houden (bv. 1 euro) zonder dat dit afbreuk doet aan de rechten van de schuldeisers.(33)
Zoals reeds hoger onder nr. 2 vermeld, voorziet de wet in een hoofdelijke borgstelling van de oprichter voor de verbintenissen van elke tweede S-BVBA die men zou oprichten alsook in een hoofdelijke aansprakelijkheid indien de oprichter aandelen houdt in een andere vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waardoor hij meer dan 5 % van de stemrechten in die andere vennootschap heeft. Dergelijke hoofdelijke gehoudenheid van de oprichter is ook van toepassing indien men aandeelhouder wordt van een S-BVBA via overdracht van aandelen onder levenden of via erfenis.(28)
(21) (22) (23) (24) (25) (26) (27) (28)
Artikel 11 van de wet. Artikel 12 van de wet. Artikel 13 van de wet; wetsontwerp, nr. 2211/001, 15. Artikel 6 van de wet; wetsontwerp, nr. 2211/001, 10. Artikel 14 van de wet. Artikel 15 van de wet. Artikel 6 van de wet; wetsontwerp, nr. 2211/001, 6. Artikel 11 van de wet.
PA C I O L I
NR.
292
BIBF-IPCF
(29) (30) (31) (32) (33)
3
Artikel 229, 5° W.Venn. Artikel 10 van de wet. Wetsontwerp nr. 2211/001, 13. Artikel 6 van de wet. Wetsontwerp nr. 2211/001, 9-10. 1
–
14
m aar t
2010
5. Opmerkingen
5.4. Tussenkomst van de «cijferberoepen»
5.1. Vergelijking met buitenlandse vennootschappen
De tussenkomst van de cijferberoepen voor het opstellen van het financieel plan doet de vraag rijzen naar aansprakelijkheid die zij hierbij kunnen oplopen. In de Memorie van Toelichting wordt op dit punt gesteld dat het gemeen recht betreffende de aansprakelijkheid van toepassing is. Ook wordt de vergelijking gemaakt tussen het nazicht van een financieel plan en het nazicht van een prospectus, dat ook prognoses bevat. De Memorie van Toelichting stelt: «De opdracht bij een financieel plan bestaat erin na te gaan of de oprichter van een StarterBVBA dezelfde boekhoudingsmethodes heeft gebruikt bij het bepalen van de prognoses.»(38) Het is onduidelijk waar het woord «dezelfde» naar verwijst. De boekhoudingsmethodes die gewoonlijk toegepast worden door de vennootschap kunnen onmogelijk bedoeld worden, daar de vennootschap nog niet is opgericht.
Eerst en vooral dient opgemerkt dat de oprichters van een S-BVBA niet ontkomen aan oprichtersaansprakelijkheid noch aan bepaalde gevallen van persoonlijke aansprakelijkheid. Voor sommige vennootschapsvormen in de ons omringende landen (bv. de Engelse Limited) bestaat geen dergelijke aansprakelijkheid, noch de plicht tot het opstellen van een financieel plan. 5.2. Dividenden uitkeren aan voordelig belasting tarief In een advies op eigen initiatief opgesteld, merkte de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kmo op dat het moeilijk zal zijn voor een S-BVBA om dividenden tegen het voordelig belastingtarief (24,98 % i.p.v. 33,99 %) uit te keren.(34) Om te kunnen genieten van het verlaagde tarief mag de uitkering slechts 13 % van het aan het begin van het belastbaar tijdperk bestaand fiscaal kapitaal (bv. 1 euro) bedragen.(35) Gereserveerde winsten worden daarbij niet beschouwd als fiscaal kapitaal.
5.5. Relatie tot verklaring van niet-beslagbaarheid van de hoofdverblijfplaats Gelet op het mogelijks uiterst beperkt kapitaal van de S-BVBA zullen banken meer dan ooit persoonlijke zekerheden vragen alvorens financiering te verstrekken aan een S-BVBA. Ook in het licht van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de oprichter(s) van de S-BVBA (zie hoger onder 4.), loont het de moeite die even af te toetsen aan de mogelijkheid voor een zelfstandige (bv. zaakvoerderoprichter van een S-BVBA) om een verklaring van nietbeslagbaarheid van zijn hoofdverblijfplaats af te leggen bij de notaris.
5.3. Notariskosten De wetgever heeft niet ingegrepen op de notariskosten van de notariële aktes voor een S-BVBA. We denken hier aan de oprichtingsakte, de latere aktes van kapitaalverhoging en omvorming naar een gewone BVBA. Bijvoorbeeld bij de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), o.a. aangaande de niet-vatbaarheid voor beslag van de hoofdverblijfplaats van de zelfstandige, voorzag de wetgever wel in specifieke regels voor de erelonen van de notaris.(36) Aldus zullen voor notariële aktes voor een S-BVBA de normale tarieven van erelonen van notarissen van toepassing zijn. Concreet betekent dit dat het ereloon van de notaris voor de oprichtingsakte van een S-BVBA zal bestaan uit 0,5 % van het kapitaal, met een minimum honorarium van 37 euro.(37) Bovenop de notariskosten komen natuurlijk nog de registratierechten en de kosten van publicatie van een uittreksel uit de notariële akte in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.
In geval van een borgstelling die de zaakvoerder aan de bank zou geven waarbij hij een lening van de bank aan de S-BVBA waarborgt, zal een verklaring van niet beslagbaarheid zijn woning beschermen indien ingeschreven op het hypotheekkantoor voor het ondertekenen van de borgstelling. Recent verduidelijkte de wetgever dat zaakvoerders als zelfstandigen in de zin van de wet van 25 april 2007 dienen geïnterpreteerd te worden en aldus ook van de bescherming van niet-beslagbaarheid van de hoofdverblijfplaats kunnen genieten.(39) Vraag is verder of dergelijke verklaring een schuldeiser of de bank evenzeer zal verhinderen beslag te leggen op de hoofdverblijfplaats van een oprichter wegens hoofdelijke aansprakelijkheid die ontstaat vanaf het derde jaar
(34) www.hrzkmo.fgov.be/Portals/hrzkmo/nl/Advies%20per%20datum/2009/ 635%20-%20N%20Starters%20BVBA.pdf. (35) Artikel 215 WIB 1992. (36) Artikel 82 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), betreffende de bescherming van de hoofdverblijfplaats van de zelfstandige (B.S. 8 mei 2007). (37) Artikel 17, 74 2° koninklijk besluit van 16 december 1950 houdende het tarief van de honoraria der notarissen (B.S. 25 december 1950), zoals gewijzigd, laatst door het koninklijk besluit van 20 juli 2000 (B.S. 30 augustus 2000). 1
–
14
m aar t
2010
(38) Wetsontwerp, nr. 2211/001, 11-12. (39) Artikel 118 van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen; Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1786/001, 64.
4
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
292
na de oprichting van de S-BVBA voor het verschil tussen 18 550 euro en het bedrag van het maatschappelijk kapitaal. Voorwaarde voor de niet-beslagbaarheid is dat de schuldvordering waarvoor men wordt aangesproken is ontstaan naar aanleiding van de zelfstandige beroepsbezigheid.(40) Hoewel discussie omtrent het karakter van de vordering niet uit te sluiten valt, lijkt dergelijke hoofdelijke aansprakelijkheid niet te voldoen aan deze voorwaarde, waardoor een beslag op de hoofdverblijfplaats mogelijk blijft.
neming via een vennootschap te gaan uitoefenen, maar dan met een lager startkapitaal. Hoewel het in theorie mogelijk is om een S-BVBA op te richten met 1 euro kapitaal, bestaat (via de oprichtersaansprakelijkheid) nog steeds de verplichting om de vennootschap voldoende te kapitaliseren voor haar activiteiten. Een maatschappelijk kapitaal van 1 euro zal zelden realistisch zijn om de voorgenomen activiteiten uit te oefenen. Een belangrijke rol lijkt hier dan weggelegd voor de cijferberoepen die de oprichters zullen bijstaan bij het opstellen van het financieel plan. Anders dan de cijferberoepen is niemand betrokken bij het bepalen van het maatschappelijk kapitaal. Een eerstvolgende controle van het realisme waarmee het financieel plan werd opgesteld en het maatschappelijk kapitaal werd bepaald, komt er slechts in het kader van de oprichtersaansprakelijkheid bij faillissement.
Besluit is dan dat indien een ondernemer zijn hoofdverblijfplaats te allen tijde wil afschermen van zijn schuldeisers hij dit kan doen door zijn beroep uit te oefenen als natuurlijke persoon mits een verklaring van nietbeslagbaarheid van zijn hoofdverblijfplaats. Indien hij echter ervoor kiest zijn activiteiten via een S-BVBA uit te oefenen, kan niet worden uitgesloten dat schuldeisers van de S-BVBA via de bovenvermelde hoofdelijke aansprakelijkheid wel nog beslag kunnen leggen op zijn hoofdverblijfplaats.
Verder is het afwachten hoe banken en andere schuldeisers zullen reageren en welke (persoonlijke) zekerheden zij mogelijks zullen eisen wanneer zij geconfronteerd worden met een S-BVBA.
6. Conclusie Er bestaat ongetwijfeld een categorie van ondernemers die voor het opstarten van hun zaak minder kapitaal nodig hebben dan de 18 550 euro die vereist wordt voor een gewone BVBA. Onder hen zijn er zeker ondernemers die bij gebrek aan voldoende financiële middelen nalaten een vennootschap op te richten. Voor die ondernemers kan de S-BVBA een uitweg bieden om toch hun onder-
Tot slot is het uitkijken naar een koninklijk besluit dat enerzijds de datum van inwerkingtreding van de wet zal bepalen en anderzijds de criteria zal vastleggen waaraan het financieel plan van een S-BVBA moet voldoen. Koen Cusse en Paul Soens Advocaten bij VWEW Advocaten
Teruggaaf van buitenlandse btw in 2010 Dat recht blijft evenwel beperkt tot het bedrag dat een lokale belastingplichtige had kunnen aftrekken. Met andere woorden, de beperkingen op het recht van aftrek die deze lidstaat voor zijn eigen belastingplichtigen toepast, gelden ook voor de Belgische belastingplichtige die het verzoek tot teruggaaf indient. Omgekeerd geldt dat de belastingplichtigen die niet geïdentificeerd zijn in België en beroepsuitgaven in ons land aangaan, de teruggaaf van de toegepaste Belgische btw kunnen vorderen met dezelfde beperkingen en hetzelfde recht op aftrek van een in België gevestigde belastingplichtige.
1. Situering van het probleem Wanneer een belastingplichtige uitgaven doet in het kader van een activiteit die hem recht geeft op aftrek van voorbelasting, dan kan hij de teruggaaf van de buitenlandse btw die hem werd aangerekend, opeisen. Wanneer deze belastingplichtige in België geïdentificeerd is en dergelijke uitgaven in een andere lidstaat verricht, dan heeft hij het recht om de teruggaaf van de daarop betrekking hebbende btw te vragen.
(40) Artikel 77 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV); Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (IV), Parl. St. Kamer 2006-2007, nr. 2873/001, 60. PA C I O L I
NR.
292
BIBF-IPCF
5
1
–
14
m aar t
2010
Dat recht op aftrek via teruggaaf bestaat al vele jaren. Het vloeit voort uit de normale werking van het btwstelsel. Sinds 1 januari 2010 werden een aantal regels voor de teruggaaf van buitenlandse btw geharmoniseerd tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap ingevolge de Richtlijn 2008/9/EG van 12 februari 2008 tot vaststelling van de voorschriften tot teruggaaf voorzien door de Richtlijn 2006/112/EG. In België zijn artikel 76, § 2 WBTW en het KB nr. 56 de voornaamste wetsbepalingen.
• de vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld zijn krachtens artikelen 144, 146, 148, 149, 151, 153, 159 of 160 van de Richtlijn 2006/112/EG; • de goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvoor de afnemer krachtens artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van Richtlijn 2006/112/ EG btw verschuldigd is; – het identificatienummer in de Belgische btw; – zijn bankgegevens, inclusief het IBAN- en BIC-nummer.
2. In België gevestigde belastingplichtige
Daarnaast worden in het teruggaafverzoek voor iedere factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld: – de naam en het volledige adres van de leverancier en/ of dienstverrichter; – behalve in het geval van invoer, het identificatienummer van de leverancier en/of dienstverrichter toegekend door de lidstaat van teruggaaf; – behalve in het geval van invoer, het landencodenummer van de lidstaat van teruggaaf; – de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument; – de maatstaf van heffing en het btw-bedrag, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf; – het bedrag van de aftrekbare btw, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf. In het geval van een gemengde of gedeeltelijke belastingplicht worden de grenzen van het recht op aftrek die van toepassing zijn in België eveneens toegepast op deze buitenlandse belastingen; – de aard van de goederen en/of diensten, aangegeven door middel van specifieke codes die verschillen naargelang de lidstaat.
2.1. Begrippen De belastingplichtigen die een recht op aftrek van voorbelasting bezitten en de leden van een btw-eenheid die aan dezelfde aftrekbaarheidsvoorwaarden voldoen, kunnen de teruggaaf van de btw op de goederen en diensten die hun in een andere lidstaat zijn verstrekt, verkrijgen. Hetzelfde geldt voor de invoer in een andere lidstaat dan België. 2.2. Specifiek verzoek 2.2.1. Indiening langs elektronische weg Om de teruggaaf van de btw in een andere lidstaat te verkrijgen, dient de in België gevestigde belastingplichtige langs elektronische weg een verzoek in via de portaalsite van de Belgische administratie die bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde. De in België gevestigde belastingplichtige moet dus zijn teruggaafverzoek met betrekking tot de buitenlandse btw effectief tot de Belgische fiscale overheid richten.
De lidstaat van teruggaaf mag aangeven in welke taal of talen de aanvrager de informatie in zijn teruggaafverzoek of de eventuele aanvullende gegevens dient te verstrekken.
2.2.2. Inhoud Het teruggaafverzoek moet de volgende inlichtingen bevatten: – de naam en het volledige adres van de aanvrager; – een elektronisch contactadres; – een omschrijving van de economische activiteiten waarvoor de goederen en/of diensten worden afgenomen; – het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft; – een verklaring van de belastingplichtige dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen goederenleveringen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen: 1
–
14
m aar t
2010
2.2.3. Indieningstermijn Het teruggaafverzoek wordt ten laatste ingediend op 30 september van het kalenderjaar dat volgt op het teruggaaftijdvak. Het teruggaafverzoek wordt enkel geacht te zijn ingediend wanneer de aanvrager alle voornoemde inlichtingen heeft verstrekt. Hij ontvangt dan langs elektronische weg een ontvangstbewijs van de Belgische belastingadministratie.
6
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
292
De lidstaat van teruggaaf mag de aanvrager verzoeken om langs elektronische weg zijn teruggaafverzoek aan te vullen met een kopie van de factuur of invoerdocument wanneer de maatstaf van heffing minstens 1 000 euro of zijn tegenwaarde in de nationale munteenheid bedraagt. Wanneer het om een brandstoffactuur gaat, dan wordt deze drempel herleid tot 250 euro of haar tegenwaarde in de nationale munteenheid.
2.2.4. Behandeling door de Belgische administratie Na een eerste gunstig onderzoek stuurt de Belgische belastingadministratie het verzoek door naar de betrokken lidstaat. De Belgische administratie verwerpt het verzoek en licht de aanvrager daarover langs elektronische weg in wanneer uit het onderzoek van het dossier blijkt dat hij in België geen recht op aftrek heeft omdat hij: – niet onderworpen is in ons land; – slechts goederenleveringen of diensten verricht die zonder recht op aftrek in België vrijgesteld zijn (dat zal bijvoorbeeld het geval zijn voor een advocaat wiens prestaties volledig vrijgesteld zijn in ons land. Het feit dat de uitoefening van dezelfde activiteit in de lidstaat van teruggaaf door een aldaar gevestigde advocaat recht zou geven op de teruggaaf van voorbelasting in die Staat, creëert geen recht op teruggaaf van de buitenlandse btw ten voordele van de in België gevestigde advocaat); – onder de Belgische vrijstellingsregeling valt (artikel 56, § 2 WBTW); – onderworpen is aan het bijzondere stelsel van de landbouwproducenten in ons land (artikel 57, WBTW).
Binnen een termijn van vier maanden vanaf de datum waarop de lidstaat van teruggaaf dat verzoek heeft ontvangen, stelt hij de aanvrager in kennis van zijn beschikking tot aanvaarding of verwerping van het teruggaafverzoek. Wanneer hij meent dat hij niet alle inlichtingen bezit om zich over het volledige of een deel van het teruggaafverzoek te kunnen uitspreken, mag hij aanvullende gegevens opvragen bij de lidstaat waar de aanvrager gevestigd is.
2.2.5. Periodiciteit
Deze gegevens kunnen ook het origineel of de kopie van de betrokken factuur of invoerdocument omvatten indien de lidstaat van teruggaaf redenen heeft om de geldigheid of juistheid van een bepaalde vordering te betwijfelen. De hiervoor beoogde drempels zijn dan niet van toepassing.
Het teruggaaftijdvak bedraagt ten hoogste één kalenderjaar en ten minste drie kalendermaanden. Teruggaafverzoeken kunnen evenwel betrekking hebben op een tijdvak van minder dan drie maanden wanneer dat tijdvak het saldo van een kalenderjaar betreft.
Wanneer de lidstaat van teruggaaf aanvullende informatie opvraagt, deelt hij zijn beschikking om het teruggaafverzoek te aanvaarden of te verwerpen binnen een termijn van twee maanden na de ontvangstdatum van deze informatie mee aan de aanvrager.
Indien het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak betreft van minder dan één kalenderjaar, doch van ten minste drie maanden, dan moet het btw-bedrag waarop het betrekking heeft ten minste 400 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid zijn.
De termijn om te beschikken over de volledige of gedeeltelijke teruggaaf volgend op de ontvangstdatum van het verzoek in de lidstaat van teruggaaf bedraagt echter steeds minimum zes maanden. Wanneer de lidstaat van teruggaaf verdere aanvullende inlichtingen opvraagt, deelt hij zijn beschikking over het volledige of een deel van het teruggaafverzoek binnen een termijn van acht maanden na de ontvangst van het teruggaafverzoek in deze lidstaat mee aan de aanvrager.
Indien het teruggaafverzoek betrekking heeft op een teruggaaftijdvak van een kalenderjaar of het resterende gedeelte van een kalenderjaar, dan moet het btw-bedrag ten minste 50 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid belopen.
Wordt het teruggaafverzoek aanvaard, dan moet de lidstaat van teruggaaf het betrokken bedrag ten laatste binnen een termijn van tien werkdagen terugstorten.
2.2.6. Behandeling door de lidstaat van teruggaaf De lidstaat van teruggaaf onderzoekt het verzoek dat hij van de Belgische belastingautoriteiten heeft ontvangen. Hij stelt de aanvrager in kennis van de datum waarop hij zijn verzoek heeft ontvangen. Desgevallend neemt hij contact op met hem om de aanvullende inlichtingen te verkrijgen die hij nodig acht. PA C I O L I
NR.
292
BIBF-IPCF
Indien de teruggaaf laattijdig gebeurt, moet de lidstaat van teruggaaf rente uitkeren aan de aanvrager berekend op het terug te betalen bedrag.
7
1
–
14
m aar t
2010
Deze rente is niet verschuldigd wanneer de aanvrager de vereiste aanvullende informatie niet aan de lidstaat van teruggaaf verstrekt.
lidstaat waar hij gevestigd is via de portaalsite die deze lidstaat ter beschikking stelt. 3.2.2. Inhoud
De rentevoet is gelijk aan het tarief dat wordt toegepast op de teruggaaf van btw aan de belastingplichtigen die gevestigd zijn in de lidstaat van teruggaaf en die door het nationale recht van deze lidstaat vastgelegd zijn.
Zijn verzoek heeft dezelfde inhoud als het verzoek dat hiervoor werd besproken wanneer de belastingplichtige in België gevestigd is.
Indien er volgens het nationale recht geen rente hoeft te worden betaald voor de teruggaven aan de aldaar gevestigde belastingplichtigen, is de toe te passen rente, de rente of heffing van soortgelijke aard die door de lidstaat van teruggaaf wordt toegepast op de laattijdige betalingen van btw.
3.2.3. Indieningstermijn Hiervoor verwijzen wij u eveneens naar het verzoek dat wordt ingediend door een belastingplichtige die in ons land gevestigd is. 3.2.4. Behandeling door de lidstaat van de belastingplichtige
3. Niet in België gevestigde belastingplichtige 3.1. Begrippen
Na een eerste gunstig onderzoek maakt de lidstaat waar de belastingplichtige gevestigd is het teruggaafverzoek over aan de Belgische belastingautoriteiten.
Wanneer de lidstaat van teruggaaf België is, kan de belastingplichtige die niet in ons land gevestigd is en hier niet over een Belgisch identificatienummer beschikt, de teruggaaf van de btw bekomen op de goederen en diensten die hem in België werden verstrekt.
3.2.5. Periodiciteit Vermits het om een Europese richtlijn gaat, verloopt het verzoek op dezelfde wijze als dat van een in België gevestigde belastingplichtige. Gelieve dit hoofdstuk te raadplegen.
Hetzelfde geldt voor de Belgische btw die hij heeft betaald bij een invoer die in ons land plaatsvindt. Uiteraard moet deze belastingplichtige in zijn eigen lidstaat recht hebben op aftrek van de voorbelasting.
3.2.6. Behandeling door de Belgische administratie De Belgische belastingadministratie onderzoekt het teruggaafverzoek. Eventueel vraagt zij nuttige aanvullende gegevens op vooraleer zij overgaat tot de effectieve betaling. Ook hier gelden dezelfde overwegingen betreffende het ontvangstbewijs, de termijnen, de nalatigheidsinteresten, enz. die gelden voor een in België gevestigde belastingplichtige.
Wanneer hij een gemengde of gedeeltelijke belastingplichtige is, gelden de aftrekbeperkingen die met dit statuut verband houden ook voor de Belgische belastingen. 3.2. Specifiek verzoek 3.2.1. Indiening langs elektronische weg Om een teruggaaf van de Belgische btw te bekomen, moet de belastingplichtige een verzoek richten tot de
Yvon COLSON Externe medewerker BIBF
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. G e r e ali s e e rd
1
–
14
m aar t
in
s a m e nw e rking
2010
met
kl u w e r
–
8
www . kl u w e r . b e
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
292